KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels Bij Ontheffing En Nadere Eisen
Artikel 12 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 14 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 15 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Nota Ruimte
2.2 Streekplan Gelderland 2005
2.3 Structuurplan Stedelijk Gebied
2.4 Woonvisie Apeldoorn 2010
2.5 Programma Complete Wijken
2.6 Verkeersbeleid
2.7 Waterbeleid
2.8 Duurzaamheidsbeleid
2.9 I-cultuur
2.10 Welstandsbeleid
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
4.1 Bebouwing
4.2 Infrastructuur
4.3 Parkeren En Verkeersontsluiting
4.4 Duurzaam Bouwen
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.2 Waterhuishouding
5.3 Natuurwaarden
5.4 Cultuurhistorie
5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 De Regels
6.3 De Verbeelding
7 Inspraak En Overleg
7.1 Inspraak
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 1 Uittreksel Geldend Bestemmingsplan
Bijlage 2 Milieu Advies
Bijlage 3 Procedureschema

Terwoldseweg 7 en omgeving

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Onherroepelijk op 03-06-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Terwoldseweg 7 en omgeving van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1056-onh1 met de bijbehorende regels en bijlage.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:

  • ter plaatse van de aanduiding 'erf';
  • binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewasen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.8 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.9 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.10 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.14 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.15 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.16 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.25 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.27 erkend archeoloog

Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.

1.28 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.29 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.30 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 gestapelde woning

Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.

1.32 hoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.

1.33 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.34 hoofdverblijf

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten.
  2. b. Het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.35 intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet, het houden van melkrundvee, schapen of paarden en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.36 kamerverhuurbedrijf

Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.37 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een bouwvergunning vereist is als bedoeld in de Woningwet; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.38 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.39 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.40 kwekerij

Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.41 middelhoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.

1.42 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.43 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.44 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.45 permanente bewoning

Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijfbeschikt.

1.46 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.47 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.48 recreatiewoning

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden.

1.49 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.50 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.51 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.52 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen.

1.53 verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.)

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.54 windturbine

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.

1.55 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.56 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.57 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.58 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan een afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven, met uitzondering van:
    1. 1. intensieve veehouderijbedrijven;
    2. 2. kwekerij- en tuinbouwbedrijven;
    3. 3. wormen-, maden- en viskwekerijen en fokkerijen en mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, voor zover dit in de openlucht plaatsvindt;
    4. 4. pelsdierhouderijen, voor zover dit in de openlucht plaats vindt
  2. b. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, natuurbeheer;
  3. c. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 79 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. een langzaamverkeerroute ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeerroute';
  4. d. hondenuitlaatplaatsen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. vijvers en watergangen;

met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 7 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de genoemde ontheffingen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het planbeoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 11 opgenomen procedureregels van toepassing.

4.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 4.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.

Op het verlenen van ontheffingen zijn de in artikel 11 opgenomen procedureregels van toepassing.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', een vrijstaande woning;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', zorgwoningen en woningen;
  3. c. beroepsuitoefening aan huis;
  4. d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen;
  7. g. tuinen en/of erven.

met de daarbij behorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  1. a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 11 opgenomen procedureregels van toepassing.

5.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 5.2 bepaalde:

  1. a. voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van een woning met niet meer dan 3,50 meter tot een maximum van 1/3 van het grondoppervlak van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten;
  2. b. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  3. c. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.

Op het verlenen van ontheffingen zijn de in artikel 11 opgenomen procedureregels van toepassing.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
    of:
  5. e. IIn afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  6. f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  7. g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemmingen '' en '' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens burgemeester en wethouders op te stellen Programma van Eisen.
Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kunnen burgermeester en wethouders op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

Artikel 9 Algemene Ontheffingsregels

9.1 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van het plan:

  1. a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  6. f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.

9.2 Voorwaarden voor ontheffing

Ontheffingen als bedoeld in dit artikel kunnen alleen worden verleend:

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

9.3 Verwijzing procedureregels ontheffing

Op het verlenen van ontheffingen als bedoeld in lid 9.1 zijn de in artikel 11 opgenomen procedureregels van toepassing.

9.4 Aangrenzende percelen

Een in lid 9.1 bedoelde ontheffing kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de ontheffing kan worden voorkomen.

9.5 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 9.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 13 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  3. c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.

10.2 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het planbeoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 11 Algemene Procedureregels Bij Ontheffing En Nadere Eisen

Een beslissing omtrent het verlenen van een ontheffing dan wel het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het verlenen van ontheffing dan wel het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen ontheffing respectievelijk nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 12 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht Bouwwerken

13.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

Op het verlenen van ontheffing als bedoeld in dit lid zijn de in artikel 11 opgenomen procedureregels van toepassing.

13.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 14 Overgangsrecht Gebruik

14.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Terwoldseweg 7 en omgeving.

Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn

d.d. 8 april 2010 nr. 46-2010

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken

van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,

J.M. van der Zwan

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de noordzijde van Apeldoorn wordt de nieuwe stedelijke uitbreidingswijk Zuidbroek ontwikkeld. Zuidbroek wordt een wijk voor wonen en werken met een herkenbaar groen Apeldoorns karakter. Er worden hier 3.500 tot 3.700 woningen gebouwd. Daarnaast wordt het bedrijvenpark Apeldoorn-Noord uitgebreid met circa 65 hectare. Ook wordt een groot park aangelegd, met een oppervlakte van circa 30 hectare. Dit park is een belangrijk onderdeel van de stedelijke groenstructuur van Apeldoorn.

Een onderdeel van de woonwijk Zuidbroek is de ontwikkeling van zorgappartementen aan de Terwoldseweg. Op het naastliggende perceel Terwoldseweg 7 - geen onderdeel van Zuidbroek - wordt de bestaande agrarische bedrijfswoning omgezet naar een woning.

Het zorgcomplex omvat in totaal 110 wooneenheden waar gehandicapten met zorgdrempel wonen onder begeleiding van Zorggroep Apeldoorn en J.P. v.d. Bent Stichting.

De wooneenheden voor de J.P. v.d. Bentstichting zijn voor personen die zelfstandig kunnen wonen met een lichte handicap en/of een beperking. De verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw is afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig.

De wooneenheden voor de Zorggroep Apeldoorn zijn ten behoeve van dementerende ouderen en senioren met een zorgdrempel.

Op het perceel Terwoldseweg 7 is een kwekerij waarvan de bedrijfsvoering is gestopt en waarvan de kassen zijn gesloopt. De woning is om die reden geen bedrijfswoning meer en fungeert nu als particuliere woning. De wens is de woning als zodanig te bestemmen. Het achterliggende perceel zal een agrarische bestemming behouden. De bestaande mogelijkheid tot het houden van een kwekerij op dit deel van de kavel is niet meer wenselijk.

In het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland met betrekking tot het bestemmingsplan Zuidbroek (d.d. 21 november 2006), is goedkeuring onthouden aan de aanduiding "individueel gebouw nummer 7'' (ter plaatse van de toekomstige zorgwoningen). Reden hiervoor is dat met deze aanduiding bouwmogelijkheden werden gegeven. Deze bouwmogelijkheid ligt echter gedeeltelijk op minder dan 50 meter van de kwekerij met glas. Daardoor kan binnen de genoemde 50 meter van de kwekerij geen goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden. Met het wegbestemmen van een deel van de kwekerij is de reden tot onthouding van goedkeuring niet meer aan de orde.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het zorgcomplex maakt deel uit van de groene rand rond deelgebied De Wellen in Zuidbroek. Het plangebied ligt aan de Terwoldseweg. De zorgappartementen worden aan de oostzijde begrensd door het uitwerkingsgebied Wonen en aan de noordzijde door het volkstuinencomplex. In figuur 1 is de kavel met de zorgwoningen met een rood kader aangegeven.

De voormalig agrarische bedrijfswoning aan de Terwoldseweg 7 ligt ten westen van de kavel met de zorgwoningen. De woning wordt aan de west- en noordzijde begrensd door de inmiddels opgeheven kwekerij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1056-onh1_0001.jpg"

figuur 1: Globale begrenzing plangebied

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Zuidbroek (maart 2005). Dit bestemmingsplan wordt in hoofdzaak beschouwd als een ontwikkelingsgericht plan. Voor een groot deel van het plan (te ontwikkelen woongebieden) zijn globale, nader uit te werken bestemmingen toegekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1056-onh1_0002.jpg"

figuur 2: Uitsnede bestemmingsplankaart Zuidbroek

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan kent echter gedetailleerde bestemmingen. De kavel Terwoldseweg 7 heeft de bestemming 'Agrarisch gebied' met de aanduiding 'bedrijfswoning'.

De locatie van de zorgwoningen heeft de bestemming 'Groenvoorzieningen' en de aanduiding 'individueel gebouw 7 als bedoeld in artikel 3.12 en 3.13'. Dit laatste betekent dat ter plaatse van deze aanduiding de gronden zijn bestemd voor woongebouwen.

Het gebied tussen Terwoldseweg 7 en de zorgwoningen heeft de bestemming 'Groenvoorzieningen' en de aanduiding 'langzaamverkeersroute'.

Een uittreksel van de vigerende bestemmingsplan van het bestemmingsplan Zuidbroek is opgenomen in Bijlage 1 Uittreksel geldend bestemmingsplan.

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
A. Toelichting.
B. Regels.
C. Analoge en digitale verbeelding (plankaart).

Deel B en C vormen het juridische gedeelte van het bestemmingsplan en deel A de toelichting als bedoeld in artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

In hoofdstuk 1 van deze toelichting wordt een inleiding gegeven op het bestemmingsplan met onder andere de ligging van het plangebied, de vigerende bestemmingsplannen die vervangen worden door dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van relevant beleid en hoofdstuk 3 beschrijft de bestaande situatie in het plangebied en de omgeving. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het (stedenbouwkundig) plan voor de ontwikkeling van de zorgwoningen en woning aan de Terwoldseweg 7, waarna in hoofdstuk 5 in gegaan wordt op de (milieu)aspecten maar ook de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op het juridische plangedeelte, zoals dat in de regels en op de verbeelding is vastgelegd. Ten slotte geeft hoofdstuk 7 invulling aan de maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

2 Beleidskader

2.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte, onderdeel van de planologische kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid, bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's, opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het rijk. Daarbij dient in eerste instantie de ruimtelijke kwaliteit van het bestaande stedelijke gebied te worden verbeterd. Binnen de steden zal aandacht worden besteed aan meer centrumstedelijk wonen en minder aan eenzijdige woonmilieus. Er wordt daarnaast met name gewezen op het herstel van de balans tussen 'rood en groen/blauw' oftewel bebouwing en recreatieve ruimte in en om de stad. Voor stedelingen moeten voldoende dagrecreatieve mogelijkheden in de directe omgeving zijn, in stadsparken en op het water. Onder het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet' legt het Rijk de regierol voor het beleid inzake wonen in de nota vooral bij het lokale niveau neer. Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om de eigen bevolkingsgroei op te vangen en aan de woonwensen van de eigen bevolking tegemoet te komen. De provincies geven slechts op regionaal niveau de kaders aan. Een belangrijke doelstelling die vanuit het Rijk wordt genoemd is het streven dat 40% van de uitbreiding van de woningvoorraad (2005-2015) binnen het bestaande stadsgebied opgelost zal worden.

2.2 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.

Generiek beleid

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:

  • handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
  • behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
  • optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.

In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
  • door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
  • intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.

Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten -samenwerkend in regio's- voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.

De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.

Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen.

Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek

Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.

Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden.

De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied: 45% van de nieuw te bouwen woningen wordt gerealiseerd door herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied.

2.3 Structuurplan Stedelijk Gebied

In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.

Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.

Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.

In het structuurplan is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd. Daarbij ligt het accent op het toevoegen van (centrum)stedelijke en landelijke woonmilieus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1056-onh1_0003.jpg"

figuur 3 Structuurplankaart

In het structuurplan is per stadsdeel gekeken naar de mogelijkheden tot verdunning en/of verdichting. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan is de legendaeenheid 'Wonen landschap' van toepassing.

2.4 Woonvisie Apeldoorn 2010

In vervolg op het structuurplan is de Woonvisie Apeldoorn 2010 uitgebracht. Hierin wordt het beleid ten aanzien van het wonen en van de woonomgeving geformuleerd, waarmee de nota als interne leidraad fungeert voor de ontwikkelingen in de stad waarbij het wonen centraal staat.

In de Woonvisie is onder Wonen & Zorg aangegeven dat op dit terrein meer intersectorale samenwerking gewenst is. De gemeente vervuld daarbij een stimulerende, faciliterende en regisserende rol. Zo is er een loketgroep zorginitiatieven opgericht dat fungeert als het aanspreekpunt voor initiatiefnemers van zorgprojecten. Ook stimuleert de gemeente Apeldoorn de invoering van woon-zorgzones. Een woon-zorgzone is een project in een wijk of dorp met alle voorzieningen met mogelijkheden voor zelfontplooiing, zelfbeschikking, veiligheid, mobiliteit voor iedereen waar 24-uurs zorg aan alle zorgvragers wordt geleverd. Ook in het nieuwe uitleggebied Zuidbroek wordt een woon-zorgzone ontwikkeld. Vanuit haar regierol wijst de gemeente een locatie aan voor het ontwikkelen van een woon-zorgzone.

2.4.1 Woningbouwprogramma

Het initiatief van Woudhuis Vastgoed betreft de ontwikkeling van een woon-zorg voorziening ten behoeve van Zorggroep Apeldoorn en J.P. v.d. Bent Stichting. Het programma voor de Zorggroep omvat de ontwikkeling van 8 groepswoningen voor elk 6 bewoners en circa 48 individuele appartementen en een ontspanningsruimte. Het programma voor de J.P. v.d. Bent Stichting gaat uit van 15 individuele appartementen. Het totale project gaat dus uit van 110 wooneenheden, die voornamelijk in het (sociale) huursegment gerealiseerd zullen worden. Vanuit de projectgroep Zuidbroek is een kavel aangewezen in het deelgebied de Wellen voor de ontwikkeling van dit zogeheten plan 'Boerenerf'.

'Boerenerf' biedt ruimte voor een combinatie van psychogeriatrische ouderen, senioren en bewoners met een lichte handicap.

Dit initiatief voorziet in de behoefte van wonen en zorg voor verschillende doelgroepen variërend van intramuraal tot zelfstandig wonende ouderen en gehandicapten met lichte begeleiding. Dit concept past binnen de doelstelling zoals deze in het kader van de vermaatschappelijking van zorg in de woonvisie is opgenomen.

2.5 Programma Complete Wijken

Apeldoorn streeft naar complete wijken. Het programma Complete Wijken, dat in maart 2005 door de gemeenteraad is vastgesteld, is de tegenhanger van –of beter complementair aan- de ambities van de stad om zijn regionale positie waar te maken en stedelijke projecten als Orpheus, Omnisport en de stationsomgeving te realiseren. De basisgedachte is dat de stedelijke ambities hand in hand moeten gaan met een kwalitatief goede leefomgeving in de wijken en dorpen. Het is een programma waarin de menselijke maat centraal staat, en nabijheid: van winkels, speelplaatsen, huisartsen, etc.

In de moderne vormgeving van de Complete Wijk neemt slim combineren een belangrijke plaats in. Het 'stenen stapelen' en het sociale wijkproces gaan hand in hand. Vaak gaat het om het bundelen van woonvormen, functies en voorzieningen teneinde voldoende draagvlak te verkrijgen. Ook wordt de fysieke vernieuwing en clustering van voorzieningen benut als katalysator voor de vernieuwing van het aanbod van zorg en dienstverlening door de instellingen, gericht op uiteenlopende doelgroepen.

De bouwstenen van het programma Complete Wijken zijn: gevarieerd wonen, vermaatschappelijking van de zorg - woonzorgcirkels, netwerk van voorzieningen, ontmoeten en ontspannen en integraal wijkbeheer.

Apeldoorn Zuid is een van de wijken waarvoor het programma Complete Wijken wordt ingezet.

2.6 Verkeersbeleid

Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de gemeentelijke Verkeersvisie 2010-2020. Hierin zijn de hoofdlijnen van het gemeentelijk mobiliteitsbeleid opgenomen. Doel ervan is de beperking van de groei van de automobiliteit ten gunste van de leefomgeving en de bereikbaarheid. Dit wordt bereikt door het autoverkeer op een beperkt aantal hoofdwegen te bundelen. De functie van de hoofdwegen is het bereikbaar houden van de bedrijventerreinen en de binnenstad en het bundelen van het autoverkeer zodat de tussenliggende verblijfsgebieden autoluw kunnen worden. Onder dit net van hoofdwegen liggen de woonstraten, waar leefbaarheid het belangrijkst is. In deze verblijfsgebieden is de maximum snelheid 30 kilometer per uur.

De Terwoldseweg behoort tot het onderliggende wegennet in het buitengebied (60 - 80 km/h) en zal qua categorisering wijzigen na voltooiing van de wijk Zuidbroek, waarmee de maximumsnelheid naar 50 km/h wordt gebracht.

2.7 Waterbeleid

Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Deze richtlijn heeft tot doel oppervlaktewater en grondwater kwalitatief en kwantitatief te beschermen en verbeteren. De richtlijn volgt de stroomgebiedsbenadering.

De hoofddoelen van de Kaderrichtlijn zijn:

  • het bereiken van een goede chemische en ecologische kwaliteit van grond- en oppervlaktewater;
  • het realiseren van een forse vermindering van lozingen en emissies naar het oppervlaktewater van stoffen die het milieu schaden;
  • het bewerkstelligen van een aanzienlijke vermindering van huidige en toekomstige verontreiniging van grondwater.

De lidstaten van de Europese Unie hebben de wettelijke plicht om de kaderrichtlijn in hun wetgeving vast te leggen en te laten doorwerken in hun plannen. De doelen chemisch en ecologisch moeten in 2015 voor alle waterlichamen gehaald zijn. In 2009 moeten de te bereiken resultaten vastgelegd zijn in een Stroomgebiedbeheersplan.

Naar aanleiding van de extreem hoge waterstanden op de grote rivieren in 1993 en 1995 en de wateroverlast door extreme neerslag in 1998, is in 1999 de Commissie Waterbeheer 21eEeuw ingesteld.

Het advies van deze commissie is overgenomen in het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water', dat drie belangrijke onderdelen heeft:

  1. 1. Waterbeleid moet worden gebaseerd op de stroomgebiedsbenadering.
  2. 2. De watertoets en de waterparagraaf zijn verplichte onderdelen van ruimtelijke planprocedureregels en ruimtelijke plannen.
  3. 3. De trits vasthouden-bergen-afvoeren is leidraad bij de keuze van maatregels, waarbij:
    1. a. gebiedseigen (neerslag)water zo lang mogelijk vast wordt gehouden;
    2. b. neerslagwater zo veel mogelijk in het eigen gebied wordt geborgen;
    3. c. alleen overtollig water (zo traag mogelijk) afgevoerd wordt.

Ter uitvoering van het kabinetsstandpunt is medio 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend door het rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Uitvoering van het akkoord moet er toe leiden dat het watersysteem in 2015 op orde is.

Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in het Derde Waterhuishoudingsplan

Gelderland 2005 - 2009 (2004). Uitgangspunt van dit plan is om in 2030 is het waterbeheer volledig op orde te hebben. Het Waterhuishoudingsplan dient om te voorzien in water dat geschikt is voor de verschillende functies. Het beleid gericht op specifieke functies zorgt ervoor dat de bijzondere vereisten van het watersysteem ter plaatse afgestemd worden op die functie. Een van de onderscheiden functies is het stedelijk gebied. Deze functie heeft betrekking op alle bebouwde kommen in Gelderland, waar de inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem gericht moeten zijn op:

  • het voorkomen of beperken van wateroverlast;
  • de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
  • het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor het herstel van verdroogde natuur;
  • het weren van (diepe) drainage en het voorkomen van instroming van oppervlaktewater op de riolering;
  • het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten;
  • het beperken van de invloed van bronbemaling.

Voor wateroverlast door neerslag in gebieden met de functie stedelijk gebied geldt een norm van eens in de 100 jaar. Nieuw stedelijk gebied kan alleen ontwikkeld worden als grondwateroverlast wordt voorkomen zonder daarmee waterhuishoudkundige problemen in het stroomgebied te veroorzaken. Watertekort in stedelijke gebieden wordt zoveel mogelijk ondervangen door maatregels die erop gericht zijn gebiedseigen water vast te houden. De waterketen in stedelijk gebied is zodanig ingericht dat deze geen negatieve invloed heeft op het grond- en oppervlaktewater. Stedelijke ontwikkeling, herinrichting en herstructurering dient waterneutraal te zijn en wordt benut om het watersysteem waar nodig op orde te brengen en te verduurzamen.

Een van de sleutelprojecten die de provincie in het Waterhuishoudingsplan heeft geformuleerd is het realiseren van beekherstel in en rond de stad Apeldoorn.

In 2005 is 'Werken aan water', het Apeldoorns waterplan 2005 - 2015, vastgesteld. Het waterplan beschrijft de visie van de Apeldoornse waterpartners Vitens, Waterschap Veluwe en gemeente op water in de stad en de dorpen. Het plan stelt de kaders voor het onderhoud en voor toekomstige plannen met water. Tevens dient het plan als basis voor communicatie en als toetsingskader voor de watertoets.

De hoofdlijnen van het waterplan zijn:

  • afkoppelen en bergen
    Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzone naast iedere beek. Ten oosten van het kanaal wordt het regenwater in de vijvers geborgen;
  • herstel van beken en sprengen
    Het beken- en sprengensysteem in het stedelijk gebied van de stad en de dorpen wordt hersteld. De naast de beek liggende waterbergingen krijgen ook een recreatieve functie voor wandelaars en fietsers. De cultuurhistorische waarde van de beken wordt hersteld en de hoge natuurwaarde wordt beschermd. Het sprengenwater wordt verzameld in de Grift en kan ten noorden van Apeldoorn geïnfiltreerd worden op de Veluwe voor drinkwaterbereiding;
  • saneren en beheersen van verontreinigd diep grondwater
    Het verontreinigde diepe grondwater wordt gesaneerd en beheerst. Dit water, samen met grondwater dat vrijkomt bij het bestrijden van wateroverlast, wordt zo veel mogelijk uitgenut. De prioriteitsvolgorde daarbij is: eerst aanwenden voor duurzame energie, vervolgens als voeding naar de beken, daarna naar het kanaal, en tot slot is het bestemd voor infiltratie voor de drinkwaterbereiding. Hiertoe wordt een grondwaterbank in het leven geroepen.

In het waterplan zijn de hoofdlijnen per deelgebied uitgewerkt in uitgangspunten voor de waterparagraaf. Voor dit bestemmingsplan is het deelgebied Zevenhuizen/Zuidbroek van toepassing. Voor Zevenhuizen/Zuidbroek zijn de uitgangspunten, voor zover hier relevant:

De zorgwoningen en de woning Terwoldseweg 7 liggen aan de rand van bestand stedelijk gebied. Met de ontwikkeling van Zuidbroek bevindt het zicht in stedelijk gebied. Het plangebied is circa 3 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.

De waterparagraaf heeft een plaats gekregen in hoofdstuk 5 (Uitvoerbaarheid) van deze toelichting.

2.8 Duurzaamheidsbeleid

De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling binnen de Gemeente Apeldoorn zijn vastgelegd in de nota's 'Apeldoorn ontwikkelt Duurzaam, Aanpasbaar en Flexibel' (DAF-nota) en 'Apeldoorn Duurzaam, zo doen we dat hier', in de Woonvisie 2010, in het MOP 2005-2009 en in diverse collegebesluiten, waaronder die over het BANS-klimaatprogramma. De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Apeldoorn zijn hoog. Een belangrijk uitgangspunt bij deze duurzame ontwikkeling vormt het besluit van de gemeenteraad om als stad energieneutraal te zijn in 2020.

Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt onder andere gestreefd naar een optimale energieinfrastructuur, waarbij duurzame bronnen als wind- en zonne-energie en bodemwarmte zoveel mogelijk worden benut. Daarnaast worden nieuwe energiebesparende technieken ingezet. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap, ondermeer door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied, is eveneens van belang.

Naast deze beleidsdoelstellingen die een kwaliteitverhoging op korte en lange termijn dienen te bevorderen, worden in de DAF-nota ook instrumenten aangegeven waarmee kan worden gewerkt. Ook wordt beschreven hoe het beleid intern en extern kan worden gerealiseerd.

De uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer zijn vastgelegd in de in 2005 vastgestelde nota 'Werken aan water; Apeldoorns waterplan 2005-2015'. Dit waterplan zal ook als basis dienen voor de voor veel ruimtelijke projecten wettelijk verplichte watertoets.

In het Bouwbesluit zijn eisen geformuleerd met betrekking tot energie en binnenmilieu, zoals de energieprestatienormering. Andere wettelijke instrumenten zijn de Wet milieubeheer en de Bouwverordening. Maatregels die een duidelijke relatie hebben met ruimtelijke ordening, zoals dichtheden, zongerichte oriëntatie van kavels en de hoeveelheden groen, open water en verhard oppervlak, kunnen worden opgenomen in bestemmingsplannen. De ambities van de gemeente Apeldoorn reiken echter verder dan het wettelijke vangnet.

Op grond van doelstellingen uit het Gelders Milieubeleidsplan en het Gelderse Grote Steden Ontwikkelingsbeleid heeft de provincie met gemeenten, waaronder Apeldoorn, afspraken gemaakt over duurzaamheid.

Voor de realisatie van de gemeentelijke ambities en voor het nakomen van de afspraken met de provincie is aanvullend instrumentarium ontwikkeld. Van zowel gemeentelijke als externe partijen wordt verwacht dat zij volop medewerking verlenen aan het realiseren van deze ambities. In veel gevallen zijn door innovatieve oplossingen win-win situaties mogelijk.

2.9 I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.

Archeologische beleidskaart

De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:

  • Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
  • Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
  • Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.

Cultuurhistorische beleidskaart

Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:

  • Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.

In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen. Het plangebied van dit bestemmingsplan kent een lage attentiewaarde.

2.10 Welstandsbeleid

Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.

Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.

In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.

Voor het bestemmingsplan Zuidbroek is een bijzonder Welstandskader "De Wellen" vastgelegd, dat onderdeel van dat plan en ook als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving

Het plangebied maakt onderdeel uit van de uitbreidingswijk Zuidbroek. Het gebied Zuidbroek kenmerkt zicht als overgangsgebied van stuwwal naar vallei. Het plangebied ligt op de rand van de bestaande stad Apeldoorn. Vanwege de nabijheid van de stad wordt het karakter van het gebied mede bepaald door stadsrandfuncties, zoals enkele kwekerijen en een volkstuinencomplex.

Ten noorden van het plangebied liggen agrarische gronden en een volkstuinencomplex. De indeling van het agrarisch gebied wordt gekenmerkt door de kleinschaligheid en grilligheid van het kavelpatroon. Zuidelijker wordt het gebied bepaald door de lommerrijke karakteristiek van De Wellen. De naam van dit gebied is ontleend aan de voorheen geldende naam van het hier gevestigde centrum voor de geestelijke gezondheidszorg 'Stichting De Wellen', thans 'Psychiatrisch Centrum Spatie'.

In de omgeving lopen enkele oude wegen. Het plangebied grenst aan een van deze wegen: de Terwoldseweg. Op enige afstand van het plangebied ligt in het oosten de A50. Ter hoogte van de A50 komen de Nijbroekseweg en de Terwoldseweg samen bij het viaduct 'Anklaar' over de snelweg richting het buitengebied.

In het plangebied zijn geen kabels en (hoofd)transportleidingen aanwezig die een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van het plangebied.

4 Ruimtelijke En Functionele Opzet

Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied.

4.1 Bebouwing

De bestaande agrarische bedrijfswoning zal worden bestemd als woning. Daarmee is er geen relatie meer met het agrarisch bedrijf (kwekerij). De woning blijft fysiek onveranderd.

Voor het zorgcomplex met de zorg- en seniorenwoningen wordt uitgegaan van villa's op grote, groene kavels. In totaal zijn er vier gebouwen (vijf onderdelen) aanwezig op de kavel. Rond de gebouwen komt een groene lijst, in de vorm van tuinen. Het groen loopt tussen de gebouwen door. Er zal een onderscheid komen tussen een formele 'nette' voortuin aan de Terwoldseweg en een informeel erf aan de achterzijde.

Doordat de kavel grenst aan het volkstuinencomplex zal de sfeer die van een buitenplaats benaderen. De kavel met de zorgwoningen vormt het 'hoofdgebouw', terwijl het volkstuinencomplex de 'achtertuin' is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1056-onh1_0004.jpg"

figuur 4: Bebouwing zorgcomplex (indicatief)

De gebouwen liggen verspreid over de kavel. Het hoofdgebouw zal het meest in het oog springen en richt zich naar de Terwoldseweg. De andere gebouwen bevinden zich achter het hoofdgebouw of ernaast en zijn op het hoofdgebouw en/of omgeving georiënteerd. De gebouwen zullen verschillen in volume, footprint en kapvorm. De hoogte varieert van 1 tot maximaal 3 bouwlagen, met een kap. De gebouwen lopen in westelijke richting op in hoogte.

Gebouw A (linksvoor op de kavel) is ten behoeve van 36 seniorenwoningen. Gebouw B (achter gebouw A) is een schuur en zal worden gebruikt als berging. In gebouw C (rechts midden op de kavel) komen 15 appartementen voor begeleid wonen. In gebouw E (helemaal achter op de kavel) komen 8 groepswoningen voor elk 6 bewoners voor begeleid wonen (dementerende ouderen), in totaal 48 bewoners. Gebouw D (rechts voor op de kavel) is bedoeld voor appartementen, een specifieke gebruiker is vooralsnog niet bekend.

De wens is een zogenaamd boerenerf te creëren. Voor het beeldkwaliteit van de gebouwen en het terrein worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • landelijk 'but with a modern twist';
  • bijzondere binnenkomer voor de wijk;
  • opvallend maar niet schreeuwerig;
  • duurzame uitstraling;
  • hoog welstandniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1056-onh1_0005.jpg"

figuur 5: Impressies 'boerenerf'

4.2 Infrastructuur

De ontsluiting van de woning Terwoldseweg 7 en het zorgcomplex gebeurt vanaf de Terwoldseweg. De Terwoldseweg maakt geen onderdeel uit van het plangebied.

De twee bouwkavels worden doorkruist door een groene zone met daarin een langzaamverkeerroute. De langzaamverkeerroute is een belangrijke route voor fietsers en wandelaars richting de wijk Zuidbroek

4.3 Parkeren En Verkeersontsluiting

4.3.1 Parkeren

In de Parkeernota 1999, geactualiseerd in 2004, zijn parkeernormen voor woningen, bedrijven en diverse voorzieningen opgenomen. Voor het plangebied komt dat op het volgende neer en zijn daarbij de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Gebouw A:

  • parkeren in garage betreft een individuele parkeervoorzieningen;
  • de gemeenschappelijke ruimte is uitsluitend bestemd voor bewoners en niet voor externen.

Gebouw C:

  • uitgangspunt is een meerpersoons huishouden

Het parkeren voor bezoeker en personeel vindt plaats op een parkeerplaats aan de 'achterzijde' van de kavel. Deze parkeergelegenheid wordt ontsloten via de oostzijde. Het parkeren voor de appartementen vindt plaats onder gebouw A. Deze parkeerplek ligt half verdiept en wordt ontsloten via de 'formele' voorkant van de kavel.

Programma/woningtype aantal woningen parkeernorm gemeente te realiseren
Gebouw A:
Seniorenwoningen
36 1,2 pp/woning 44 pp
Gebouw B:
Schuur
Gebouw C:
Appartementen, begeleid wonen
14 0,5 pp/app 7 pp
Gebouw D:
Nog geen gebruiker bekend
Gebouw E:
Appartementen, begeleid wonen
48 0,5 pp/app 24 pp
Totaal 98 75 pp

4.3.2 Ontsluiting

De ontsluiting van de voormalige bedrijfswoning vindt plaats via de Terwoldseweg. Hiermee verandert niets ten opzichte van de huidige situatie. Parkeren geschiedt op het eigen erf.

De ontsluiting voor het autoverkeer vindt plaats vanaf de Terwoldseweg en vanaf de weg die de volkstuinen ontsluit (de weg langs de noordzijde van het plangebied).

Het langzame verkeer kan aanhaken op de langzaamverkeerroute die het plangebied doorkruist en die haaks op de Terwoldseweg loopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1056-onh1_0006.jpg"

figuur 6: Ontsluiting zorgcomplex en langzaamverkeerroute

4.4 Duurzaam Bouwen

Duurzaam bouwen is geen aspect bij de bestaande woning aan de Terwoldseweg 7. sche woningen. Duurzaam bouwen is wel een belangrijk uitgangspunt bij de realisatie van de zorgwoningen. In de overeenkomst met de ontwikkelaar zijn hiervoor aanvullende eisen ten opzichte van het Bouwbesluit voor opgenomen.

5 Uitvoerbaarheid

5.1 Milieuaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Het milieuadvies (d.d. 3 juni 2009) dat als basis heeft gediend voor dit hoofdstuk is bijgevoegd in bijlage 2 van de toelichting.

5.1.1 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Op basis van het historische bodembestand, het bedrijven/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem van de gemeente Apeldoorn is de locatie Voormalige Terwoldseweg 15 perceel AF 1547 onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging.

Voor de locatie Voormalige Terwoldseweg 15 perceel AF 1547 is in maart 2004 een verkennend bodem- en asbestonderzoek (Oranjewoud, kenmerk 142300) uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met zink. De ondergrond is niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met chroom en nikkel. Er is analytisch geen asbest aangetoond.

Er zijn geen bezwaren voor de bestemmingswijziging.

Voor het afgeven van een bouwvergunning mag een bodemonderzoek niet ouder zijn dan vijf jaar, na vijf jaar zal er een vooronderzoek op standaardniveau conform NEN 5725 uitgevoerd moeten worden met aandacht voor asbest. Tevens zal er een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd moeten worden. Als blijkt dat de locatie verdacht is op het voorkomen van asbest in de bodem, is het uitvoeren van een verkennend asbestonderzoek conform NEN 5707 noodzakelijk.

5.1.2 Milieuzonering

Bij de ontwikkeling van gebieden wordt met behulp van de systematiek uit de VNG uitgave

“Bedrijven en milieuzonering” (uitgave 2009), bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke milieuaspecten (zoals geluid, gevaar, e.d.) rekening gehouden dient te worden. In de VNG uitgave zijn voor de diverse SBI-codes deze zogenoemde milieuzones bepaald ten opzichte van gevoelige functies zoals woningen, uitgaande van het referentie-omgevingstype “rustige woonwijk”. Tevens is aangegeven voor welke milieuaspecten gecorrigeerd kan worden in geval van een ander omgevingstype.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering”, kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van de aangevraagde ontwikkeling.

Voor de inventarisatie van bestemmingen in de omgeving van de planlocatie is onder andere veldonderzoek verricht op 11 mei 2009. Het veldonderzoek bestaat uit een gevelinventarisatie en het ter plaatse vaststellen van het omgevingstype.

De planlocatie ligt in het type 'rustige woonwijk/rustig landelijk gebied'. De omgeving kan aangemerkt worden als landelijk gebied, met wat woningen en her en der agrarische bedrijvigheid. In het verlengde van de planlocatie is een gebied met volkstuintjes gelegen. Voor de betreffende planlocatie kan daarom geen correctie ten opzichte van het referentie-omgevingstype 'rustige woonwijk' uitgevoerd worden.

Het verzoek betreft hier een milieugevoelige functie. Er is hier dus alleen sprake van inwaartse milieuzonering.

Milieuzonering bedrijven – inwaartse zonering

Binnen het onderzoeksgebied (50 à 100 meter rond het plangebied) is een aantal bedrijven en instellingen gelegen.

In het onderzoeksgebied zijn de volgende objecten relevant:

Naam Adres Soort bedrijf Aan te houden afstand Afstand tot planlocatie Belemmering Factsheets
H.A. Albers Terwoldseweg 2 tuinbouw: kassen met gasverwarming 50 meter voor het huidige gebruik 30 tot planlocatie en 50 m tot rooilijn Nee F1
J. IJsseldijk Terwoldseweg 5 tuinbouw: kassen met gasverwarming 50 meter voor het huidige gebruik 68 Nee F2
J.P.A Vriend Terwoldseweg 7 tuinbouwbedrijf met kassen beëindigd 0 meter voor planologisch gebruik Aangrenzend Niet meer F3
Musch & Zn. Terwoldseweg 51 Hoveniersbedrijf b.o. > 500 m2 50 meter voor het huidige gebruik 100 Nee F4
GGNet Deventerstraat 459 Verpleeghuis 30 meter voor huidige en planologisch gebruik 35 Nee F5
- Percelen 1385, 1383, 3657 Planologische bestemming 'Agrarisch gebied' 30 meter voor planologisch gebruik 25 Ja -

Terwoldseweg 2, kwekerij IJsseldijk:

Op 30 meter van de planlocatie bevindt zich op het perceel Terwoldseweg 2 te Apeldoorn een kwekerij voor bloemen en planten. Hiervoor geldt een milieuzone van 30 meter voor de planologisch toegestane activiteit.

Voor het huidige gebruik gelden vanuit de Hinderwetvergunning geen vaste afstanden. Indien het bedrijf onder het Besluit glastuinbouw blijkt te vallen, moet er tenminste een afstand van 50 meter aangehouden worden tot woningen, vanaf het onderdeel van het bedrijf dat het dichtst bij de planlocatie is gelegen (niet zijnde een waterbassin, een watersilo, een warmwateropslagtank en het open erf). De afstand van het bedrijf tot aan de rooilijn op de planlocatie is circa 51 meter. Het huidige gebruik van het bedrijf vormt op basis van het Besluit Glastuinbouw geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling, mits er niet gebouwd wordt buiten de nu geplande rooilijn.

Voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen voor open grondteelt moet een afstand aangehouden worden van 30 tot 50 meter. De planlocatie is op circa 30 meter van de open grondteelt van de inrichting gelegen. De rooilijn van de planlocatie is op circa 50 meter van de open grondteelt gelegen. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen van bovengenoemde inrichting vormt dus geen belemmering voor het omzetten van de vigerende bestemming 'groenvoorzieningen' naar de bestemming 'woondoeleinden' van het perceel ten oosten van Terwoldseweg 7 te Apeldoorn, mits de woningen buiten de 50-meter zone worden gerealiseerd (geprojecteerde rooilijn). In het onderhavige bestemmingsplan is hier rekening mee gehouden.

Terwoldseweg 7, kwekerij Vriend:

Aangrenzend aan de planlocatie bevond zich op het perceel Terwoldseweg 7 te Apeldoorn een kwekerij. Deze kwekerij is in 2008 gestopt, en dit jaar worden de kassen verwijderd. Op dit perceel ligt nog wel de planologische bestemming 'Agrarisch gebied'. Deze bestemming staat onder andere de volgende activiteit toe: kwekerijen met daarbij behorende bouwwerken. Voor deze bestemming geldt een milieuzone van 30 meter. De geplande woningen liggen in de milieuzone van dit perceel, en daarmee vormt dit perceel op grond van de vigerende bestemming een belemmering voor het omzetten van de vigerende bestemming 'groenvoorzieningen' met de nadere aanduiding 'individueel gebouw (woningen)' naar de bestemming 'woondoeleinden' van het perceel ten oosten van Terwoldseweg 7 te Apeldoorn.

In dit bestemmingsplan wordt daarom de agrarische bestemming ten behoeve van een kwekerij omgezet in een woonbestemming en een agrarische bestemming zonder kwekerij c.q. tuinbouwactiviteiten. Door deze aanpassing is er voldoende milieuafstand tussen de agrarische bestemming en de bestemming woondoeleinden.

Deventerstraat 459, GGNet:

De planlocatie is op circa 35 meter gelegen van de grens van de geprojecteerde rooilijn van de inrichting voor geestelijke gezondheidszorg, Psychiatrisch Centrum Spatie op het perceel Deventerstraat 459. Voor de inrichting geldt een milieuzone van 30 m voor het huidige gebruik.

Bovengenoemde inrichting vormt dus voor het huidige en het planologische gebruik geen belemmering voor het omzetten van de vigerende bestemming 'groenvoorzieningen' met de nadere aanduiding 'individueel gebouw (woningen)' naar de bestemming 'woondoeleinden' (zorgwoningen) van het perceel ten oosten van Terwoldseweg 7 te Apeldoorn.

De gronden waarbinnen de inrichting is gelegen hebben de bestemming Maatschappelijke doeleinden. Op grond van deze bestemming zijn meer maatschappelijke voorzieningen toegestaan dan alleen gezondheidszorg. Zo zijn ook voorzieningen ten behoeve van onderwijs, opvoeding, religie, verenigingsleven etc. toegestaan.

Bij de planherziening voor dit gebied (uiterlijk voor 2013) zullen deze voorzieningen worden gekoppeld aan een lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen die een maximale milieuzone zullen hebben van 30 m.

Percelen 1385, 1383, 3657:

Op circa 25 meter van de planlocatie liggen de percelen kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie AF, nummers 1385, 1383 en 3657. Deze percelen hebben de bestemming 'Agrarisch gebied'. Deze bestemming staat onder andere de volgende activiteit toe: kwekerijen met daarbij behorende bouwwerken. Hiervoor geldt een milieuzone van 30 meter.

De percelen zijn niet in gebruik voor bedrijfsmatige activiteiten. Voor het huidige gebruik is dus geen milieuzone aanwezig. Het is niet bekend of er plannen zijn voor deze percelen.

De geplande woningen liggen op dit moment nog in de planologische milieuzone van deze percelen, en daarmee vormen op basis van de vigerende regeling deze percelen in principe een belemmering voor het omzetten van de vigerende bestemming 'groenvoorzieningen met de nadere aanduiding "individueel gebouw (woningen)' naar de bestemming 'wonen' van het perceel ten oosten van Terwoldseweg 7 te Apeldoorn. Met deze herziening wordt de bestemming Agrarisch gebied ten behoeve van een kwekerij omgezet in een woonbestemming (voormalige bedrijfswoning) en een bestemming Agrarisch, waarbinnen geen kwekerij c.q. tuinbouwbedrijf meer is toegestaan. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de getelde milieuafstanden en is de belemmering weggenomen.

5.1.3 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied ligt alleen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen.

Wegverkeerslawaai

In het algemeen zal men bij het projecteren van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen nabij wegen een akoestisch onderzoek in moeten stellen naar de te verwachten geluidsbelasting op de gevel van deze nieuwe bestemmingen. De meeste wegen hebben van rechtswege een zone. 30 km/u wegen hebben echter geen zone. De Terwoldseweg en de nieuwe ontsluitingsweg ten oosten van het perceel zijn 30 km/u wegen. De geluidsbelasting ten gevolge van deze wegen is echter ten behoeven van een goede ruimtelijke ordening bepaald en ter referentie getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.

Vanwege de eventueel te realiseren woningen is er sprake van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh). De geluidsbelasting ten gevolge van de omliggende wegen wordt getoetst aan de grenswaarden zoals die in de Wgh zijn gesteld. Voor woningen geldt voor wegverkeer een voorkeursgrenswaarde Lden van 48 dB incl.aftrek ex art. 110g Wgh. De maximaal toelaatbare geluidsbelasting Lden voor woningen bedraagt 63 dB incl. aftrek.

Voor de berekeningen van de geluidsbelastingen is gebruik gemaakt van verkeersgegevens van de gemeente Apeldoorn, afdeling Mobiliteit. Aangezien de locatie van de nieuwbouw nog niet bekend is, zijn de berekeningen voor de Terwoldseweg uitgevoerd op de rooilijn van Terwoldseweg nummer 7 (20 meter uit de as van de weg). De berekeningen voor de nieuwe ontsluitingsweg ten oosten van het perceel zijn uitgevoerd op 10 meter uit de as van de weg. De rekenresultaten zijn samengevat in onderstaande tabel .

Maximale geluidsbelasting Lden in 2020 in dB, incl. aftrek ex art. 110g Wgh

Ten gevolge van Geluidsbelasting Lden (in dB)
Terwoldseweg 48
Nieuwe ontsluitingsweg 49

Uit de wegverkeersberekeningen met methode I volgens het Reken- en Meetvoorschrift geluidshinder 2006 volgt dat ten gevolge van de omliggende wegen de voorkeursgrenswaarde minimaal wordt overschreden. De exacte geluidsbelastingen hangen af van de uiteindelijke ligging van de woningen ten opzichte van de weg. De geluidsbelastingen zullen echter rond de voorkeursgrenswaarde blijven, waardoor er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn grenswaarden opgenomen in de Wet milieubeheer. Door de wetwijziging van 15 november 2007 is geen luchtonderzoek meer nodig voor plannen of activiteiten die slechts een beperkt effect hebben op de luchtkwaliteit. In de Ministeriële Regeling “Niet in betekenende mate bijdragen” zijn deze situaties vastgelegd.

Het betreft:

  • woningbouwprojecten met minder dan 500 woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwprojecten met minder dan 1000 woningen en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 33.333 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 66.667 m2 en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Verder is een bepaalde combinatie van wonen en kantoren mogelijk zonder nader onderzoek en is de onderzoeksplicht voor bepaalde inrichtingen vervallen.

In dit plan is sprake van de bouw van minder dan 500 woningen, derhalve is nader onderzoek naar de luchtkwaliteit niet noodzakelijk.

5.1.5 Externe veiligheid

Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)

In de directe omgeving van het plangebied zijn voor zover bekend geen bedrijven gelegen waarop het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van toepassing is.

Buisleidingen

Voor zover bekend liggen er in de directe omgeving van de planlocatie geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Transport gevaarlijke stoffen

In de directe omgeving van de planlocatie is geen weg gelegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een reguliere spoorlijn is niet in de directe omgeving van de planlocatie gelegen.

Hoogspanningslijnen

In de directe omgeving van de planlocatie zijn geen hoogspanningslijnen gelegen.

Zendmasten

De planlocatie is voor zover bekend niet gelegen binnen de veiligheidscontour van een zendmast.

5.1.6 Conclusie milieuaspecten

Vanuit milieuoogpunt zijn er, uitgaande van deze bestemmingsplanherziening, geen belemmeringen om op het perceel ten oosten van de Terwoldseweg 7 te Apeldoorn, ook bekend als Zuidbroek – de Wellen, zorgwoningen te realiseren.

5.2 Waterhuishouding

5.2.1 Grondwater

De gemeente Apeldoorn beschikt over een grondwatermeetnet, waarin de grondwaterstanden 2-wekelijks worden opgenomen. Bij de planvorming rondom Zuidbroek zijn uit de meetreeksen isohypsenkaarten vervaardigd. Hieruit kan worden afgeleid dat ter plaatse van het plangebied een gemiddeld hoogste grondwatertand (GHG) voorkomt van ca. NAP +6,80 m. De gemiddeld laagste grondwatertand (GLG) grondwaterstand bedraagt ca NAP +6,00 m.

Het ontwerppeil van de gebouwen dient zodanig te worden gekozen dat de risico's op grondwateroverlast geminimaliseerd worden. Apeldoorn stelt als randvoorwaarden dat de ontwateringsdiepte van de wegen/terrein minimaal 0,7 m ten opzichte van GHG bedraagt. De ontwateringseis voor woningen (vloerpeil) bedraagt 0,9 m ten opzichte van GHG. Het toekomstig maaiveld komt hiermee rond de NAP +7,50 m te liggen.

Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Door bovengenoemde ontwateringseisen te handhaven zal grondwater in dit plangebied geen overlast veroorzaken en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.

5.2.2 Regenwater

Het plangebied ligt in de toekomstige wijk De Wellen in Zuidbroek. Bij de ontwikkeling van De Wellen zal een gescheiden rioolstelsel worden aangelegd. Omdat de zorgwoningen eerder worden ontwikkeld, zal het gebied vooralsnog aan moeten sluiten op de bestaande afvalwater- en oppervlaktewaterstructuren.

Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.

Bij het bepalen van de manier waarop het hemelwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor Hemelwater. Deze beslisboom geeft de volgende voorkeursvolgorde voor het afvoeren van hemelwater:

  1. 1. gebruik van hemelwater (in grijswatercircuit of door vegetatiedak);
  2. 2. infiltratie in de bodem;
  3. 3. afvoer naar oppervlaktewater;
  4. 4. afvoer via rioolstelsel.

Vanuit het waterschap wordt als randvoorwaarden gesteld dat voor nieuwe ontwikkelingen 36 mm waterberging per m2 verhard oppervlak dient te worden gerealiseerd.

De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.

In dit plangebied wordt het hemelwater in principe geborgen en geïnfiltreerd middels wadi's. Wanneer noodzakelijk (voor het creëren van voldoende waterberging) worden aanvullend ook andere (technische) voorzieningen aangelegd, zoals waterdoorlatende verharding of IT-riolen. De bodem van de wadi's hebben een zuiverende werking, waardoor wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt. Overtollig hemelwater wordt via drains onder de wadi's afgevoerd naar een bestaande watergang aan de noordoostzijde van het plangebied. De gemeente heeft een Plan van Eisen voor wadi's waarop het ontwerp wordt getoetst.

5.2.3 Oppervlaktewater

Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. De ontwikkeling grenst aan een bestaande watergang. Dit oppervlaktewater heeft een ont- en afwaterende functie. Bij de ontwikkeling van De Wellen zal deze watergang gehandhaafd blijven (mogelijk in de vorm van een wadi) en tevens gaan dienen als waterberging voor regenwater van de nieuwe woonwijk. Het ontwerp waterpeil is nog niet vastgesteld. Blijft het een watergang, dan zal het streefpeil rond de GLG liggen. Dit om teveel uitzakken van het waterpeil te voorkomen. Voor een goede waterkwaliteit dient de watergang minimaal 1 m diep te zijn. Wanneer wordt uitgegaan van een streefpeil van NAP +6,10 m, dan wordt de waterbodem NAP +5,10 m.

Er zal hemelwater geloosd worden op het oppervlaktewater bij buien groter dan 36 mm. Hierbij wordt de lozingseis van het waterschap, waarbij maximaal 1,5 l/s/ha mag worden afgevoerd, gehanteerd, niet worden overschreden. Door het toepassen van niet-uitlogende bouwmaterialen en de zuiverende werking van de wadi's heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

5.2.4 Afvalwater

Het afvalwater dient aangesloten te worden op het bestaande drukriool in de Terwoldseweg of op het bestaande vrijvervalriool van de wijk Zevenhuizen. Het regenwater mag niet worden aangesloten op het drukriool. In de weg ligt ook een persleiding van de Ecofactory. Hier mag niet op worden aangesloten.

5.2.5 Watertoets

Het plan valt binnen de watertoetsprocedure voor heel Zuidbroek. Om deze reden is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1.van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten. Omdat het plan 3 ha groot is en voor de verdere ontwikkeling van deelgebied De Wellen uitloopt, is wel via de mail contact geweest met het waterschap.

5.3 Natuurwaarden

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Habitat- en Vogelrichtlijn, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.

Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Voor vogelsoorten bestaat geen ontheffingsmogelijkheid.

Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.

Flora wordt ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Compensatie is niet aan de orde in betreffend plangebied.

5.3.1 Flora- en faunaonderzoek

In het voorjaar van 2008 is een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd voor het gebied Zuidbroek 'Actualisatie Flora- en faunaonderzoek Zuidbroek. Het betrof een actualisatie van een in 2003 uitgevoerd flora- en faunaonderzoek. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen Zuidbroek.

In het hele gebied komen op vele plekken volwassen bomen, lanen en boomgroepen voor. Met name de Beukenlaan bij De Wellen heeft een hoge waarde, maar ook op andere locaties zijn waardevolle c.q. bijzondere bomen aanwezig. Verder komen in het gebied hoogteverschillen tot drie meter voor. Alhoewel de hoogteverschillen zelf niet direct duidelijk waarneembaar zijn, is het effect van de droog-nat gradiënten duidelijk herkenbaar.

De Wellen is een woonpark met zorgvoorzieningen. Het geheel heeft door de sterke groenstructuur een hoge ruimtelijke kwaliteit. Ook in het beeld vanaf de Deventerstraat vormt De Wellen een waardevol element. Met de name de Beukenlaan en de oude villa met vijver bij de Deventerstraat zijn waardevolle elementen binnen het ensemble van park en gebouwen.

5.3.2 Ecologie/Flora- en Faunawet

In het kader van de Flora- en Faunawet hebben inventarisaties plaats gevonden, vooral gericht op groepen flora, zoogdieren, amfibieën en broedvogels. Op dit moment ligt er een aantal ecologische waarden die voor een deel blijven en voor een deel verloren zullen gaan in verband met bouwactiviteiten. Op basis hiervan is een ontheffing nodig in het kader van de Flora- en Faunawet (2002) met betrekking tot een aantal beschermde soorten. Daarbij horen verschillende compenserende maatregelen die beschreven zijn in het rapport Flora- en Faunaonderzoek (Bureau Mertens, 2004).

Door de aanleg en inrichting van veel natuurlijk groen is het voor bijna alle soorten mogelijk de huidige waarden te compenseren. Door aanleg van boomrijke kavels ontstaan voldoende uitwisselingsmogelijkheden. De nieuwe laanstructuren zorgen voor verbindingen met bestaande biotopen. Het water in Zuidbroek biedt bovendien nieuwe mogelijkheden voor natuurontwikkeling.

5.4 Cultuurhistorie

5.4.1 Cultuurhistorische waarden

Nabij het plangebied, op de locatie van Spatie, aan de zuidzijde van de Terwoldseweg, bevinden zich tien (potentiële) gemeentelijke monumenten, gesitueerd in een parkachtige aanleg.

De monumenten zijn een boerderij, loods, werkplaats, voormalige landhuis, tuinhuisje, voormalige bakkerij, kapel, trafohuisje, gebouw Sprengen en gebouw De Voorde.

De landschappelijke parkaanleg, ooit ontworpen voor het voormalige landgoed, is onderdeel van de bescherming. Op het centrale deel van het terrein bevond zich vanaf 1928 tot 1968 een kerkhofje. De romantische tuinaanleg en enkele zwerfkeien met inscriptie herinneren aan dit voormalige kerkhofje.

5.4.2 Archeologische waarden

Voor het bestemmingsplan Zuidbroek is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het plangebied van onderhavig plan ligt in Zuidbroek.

De dekzandruggen (of opgestoven zandkoppen) in Zuidbroek zijn uit de periode van na de voorlaatste ijstijd. De belangrijkste archeologische zones zijn op deze zandkoppen te verwachten. De dekzandruggen leenden zich bij uitstek voor een (tijdelijke) bewoning in de prehistorie. Naast de jagers en verzamelaars maakten mogelijk tevens de eerste landbouwers gebruik van deze hoger gelegen ruggen.

In de afgelopen jaren zijn op verschillende dekzandruggen in de naaste omgeving (onder ander Osseveld-Oost) vondsten gedaan uit het Meso- en Neolithicum. Deze vondsten bestaan uit vuurstenen werktuigen en afval van vuursteen bewerking. Vondsten uit deze periode zijn zeker ook in Zuidbroek te verwachten.

Het archeologisch onderzoek in Zuidbroek is begonnen met een bezoek aan de grondgebruikers en een veldkatering (het belopen van akkers en weilanden met als doel vondsten te doen). Bij deze veldkatering zijn enige artefacten (werktuigen) van vuursteen aangetroffen. Daarnaast werden ook verschillende fragmenten van vuursteenbewerking gevonden.

Inmiddels is bijna het gehele plangebied van Zuidbroek archeologisch onderzoek door het uitvoeren van een inventarisernd veldonderzoek. Dit onderzoek heeft aangetoond dat in het plangebied geen oude bewoningshorizont te verwachten is. Deze is door geregeld ploegen en mogelijk diepploegen op de onderzochte locaties verdwenen. Derhalve is de kans op het aantreffen van verdere archeologische sporen uiterst klein.

Desalniettemin is een archeologische begeleiding van de bouwwerkzaamheden gewenst. Deze begeleiding zal bestaan uit een geregeld bezoek van een archeoloog aan de bouwlocatie.

5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

Er is een anterieure overeenkomst afgesloten tussen de gemeente Apeldoorn en de ontwikkelaar/grondeigenaar van de zorgwoningen.

De situatie rond de bestaande woning aan de Terwoldseweg blijft onveranderd. Hiervoor is dan ook geen overeenkomst gesloten.

Gelet op de anterieure overeenkomsten met de ontwikkelaar in het plangebied, is er geen aanleiding om een exploitatieplan vast te stellen.

6 Juridische Planopzet

In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In de inleiding wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. In paragraaf 6.2. wordt een toelichting gegeven op de regels, waarbij de hoofdstukindeling van de regels wordt gevolgd. In paragraaf 6.3. tenslotte wordt de verbeelding beschreven.

6.1 Inleiding

Voor de regels van het bestemmingsplan Terwoldseweg 7 en omgeving is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.

6.2 De Regels

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels. Het betreft de begripsregels, waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd, en de wijze van meten en berekenen.

Artikel 13 tenslotte geeft een regeling voor verwijzingen naar andere wettelijke regelingen en plannen

6.2.2 Regels omtrent gebruik en bebouwing van de grond

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin worden per bestemming regels gegeven voor gebruik en bebouwing van de grond. Deze bestemmingsregelingen worden hierna besproken.

6.2.3 Algemene regels en overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 1van dit artikel staat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied is toegestaan, zowel binnen als buiten de bebouwingsvlakken, mits het gaat om ondergronds bouwen voor een functie die aan de bestemming gerelateerd is. In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. Naast het verbod om grond en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming bevat dit artikel ook regelingen voor beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van woningen. Bij recht is het gebruik van (een deel van) woning en bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroepsmatige gebruik blijft overheersen. Door middel van een ontheffing is ook het gebruik voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk. Ook hier gelden beperkingen om het woonkarakter te behouden. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden. In artikel 11 staan de procedureregels die bij ontheffing en wijziging in acht genomen moeten worden. Artikel 12 tenslotte geeft een regeling voor verwijzingen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten zeer bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

Hoofdstuk 4 bevat tot slot de strafbepaling, het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

6.3 De Verbeelding

Het plangebied is getekend op één gekleurde kaart, schaal 1:1000 (tek.nr. 9V3808.A0/2371-004) De geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1056-vas1 De verbeelding is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2008.

7 Inspraak En Overleg

7.1 Inspraak

Omdat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk slechts een beperkte invloed op de omgeving heeft, staat erop dit voorontwerp bestemmingsplan geen inspraak op basis van de inspraakverordening open.

7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Gelet op de strekking en omvang van het plan is het voorontwerp van dit bestemmingsplan is geen overleg gepleegd ex artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening met provincie en Inspectie voor de ruimtelijke ordening.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

Bijlage 1 Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis

Bijlage 1 Uittreksel Geldend Bestemmingsplan

Bijlage 1 Uittreksel geldend bestemmingsplan

Bijlage 2 Milieu Advies

Bijlage 2 Milieu advies

Bijlage 3 Procedureschema

Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding -
Voorbereidingsbesluit geldig t/m -
Voorontwerp ter inzage d.d. -
Ontwerpplan ter inzage d.d. 24 december 2009
Vaststelling door gemeenteraad d.d. 8 april 2010
Ter inzage legging vastgesteld plan d.d. 22 april 2010
Aanwijzing GS/Minister van VROM -
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak d.d. -
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak -
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak -
Datum inwerkingtreding b.p. 3 juni 2010
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak -
Datum onherroepelijkheid b.p. 3 juni 2010
Opmerkingen -