KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Waarde - Archeologie Middelhoog
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 14 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 15 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
3 Beschrijving Bestaande Situtie Plangebied
3.1 Historie
3.2 Landschap, Cultuurhistorie En Archeologie
3.3 Bedrijvigheid
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
4.1 Stedenbouwkundige En Landschappelijke Uitgangspunten
4.2 Bebouwing En Inrichting
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.2 Waterhuishouding
5.3 Cultuurhistorie
5.4 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
5.5 Natuurwaarden
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 De Regels
6.3 De Geometrie
7 Inspraak En Overleg
7.1 Inspraak
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Onbekend 1 Bedrijvenlijst Kruisweg 28 Beekbergen
Onbekend 2 Inrichtingsplan
Onbekend 1 Milieuonderzoek
Onbekend 2 Natuurtoets
Onbekend 3 Ontheffing Ruimtelijke Verordening
Onbekend 4 Procedureschema

Kruisweg 28 Beekbergen

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Onherroepelijk op 17-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.4 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.5 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.6 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.7 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.9 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de bedrijfswoning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.10 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het planaanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1068-vas1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.13 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de bedrijfswoning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.15 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.18 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van een bedrijf, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.21 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 Detailhandel in ambulante goederen

Detailhandel in niet volumineuze markt - en faillissementgoederen die tijdelijk ter plaatse worden verhandeld, niet zijnde textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotsmiddelen en huishoudelijke artikelen.

1.23 erkend archeoloog

Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.

1.24 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.25 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 hoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarde en/of vondsten hoog is.

1.27 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.28 hoofdverblijf

  1. a. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.29 inrichtingsplan

het inrichtings- en beplantingsplan Kruisweg 28 te 7361 EB Beekbergen, opgesteld door ESDEO Bouwadvies (inrichting) te Apeldoorn en Kleigaaf (beplanting) te Epe, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.

1.30 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.31 kas

Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.32 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.33 middelhoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarde en/of vondsten middelhoog is.

1.34 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.35 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.36 peil

Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.

1.37 plan

Het bestemmingsplan Kruisweg 28 Beekbergen van de gemeente Apeldoorn.

1.38 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.39 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel horeca of seksinrichting.

1.40 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.

1.41 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.42 verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.)

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.43 waarde

De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.44 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven, met uitzondering van:
    1. 1. intensieve veehouderijbedrijven;
    2. 2. kwekerij- en tuinbouwbedrijven;
    3. 3. wormen-, maden- en viskwekerijen en fokkerijen en mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, voor zover dit in de openlucht plaatsvindt;
    4. 4. pelsdierhouderijen, voor zover dit in de openlucht plaats vindt
  2. b. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, natuur- en landschapsbeheer;
  3. c. waterberging ter plaatse van de aanduiding "waterberging";
  4. d. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 8 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

3.3 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'waterberging" op een wijze die leidt tot het belemmeren van de tijdelijke berging van water. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1. bedrijfsactiviteiten van ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen en;

2. het volgende bedrijf, ter plaatse van de aanduiding:

aanduiding Bedrijf SBI-code Straatnaam Huisnummer
specifieke vorm van bedrijf- rubberhandel

- Bewerking en handel in rubbermatten;
- bestaande detailhandel in ambulante goederen, alsmede in agrarische werkkleding- en schoeisel tot max 1.200 m² .
- houtbewerking-
handel (waaronder een kleine ambachtelijke zagerij) max 50 m²
4676/
2513

47






16101
Kruisweg, Beekbergen 28

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels en de algemene aanduidingsregels van artikel 8 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte/ inhoud Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
- Gebouwen en overkappingen



3.000 m², waarvan max:
- 1.200 m² t.b.v. detailhandel in ambulante goederen
- houtbewerk-ing/zagerij


-hooimijt/ge- bouw: bestaand.
-6 m











- hooimijt/gebouw: bestaand
8,5 m











- hooimijt/gebouw: bestaand
- als voorwaarde voor het realiseren van nieuwe bebouwing geldt dat de bebouwing landschappelijk (binnen de bestemming Groen) dient te worden ingepast en in stand dient te worden gehouden overeenkomstig het inrichtingsplan dat als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen
- voor het bepalen van de oppervlakte worden de bedrijfswoning metbijgebouwen niet meegeteld
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- de bestaande hooimijt/gebouw is tevens buiten het bouwvlak toegestaan;
- Bedrijfswoning 700 m3 4 m - is tevens toegestaan buiten het bouwvlak;
- voor het bepalen van de inhoud wordt een inpandige garage en/of berging meegeteld;
- er is één bedrijfswoning toegestaan;
- de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m en tot de openbare weg ten minste 5 m;
- voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 8 lid 8.3 bepaalde;
- Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning 75 m2 3 m 5 m - zijn tevens toegestaan buiten het bouwvlak;
- bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (4.4.1a)
- Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen
- tuinmeubilair:3m
- voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken: 10 m
- overig 2 m
- erf- en terreinafscheidingen 2 m - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (4.4.1b)
- antenne-installaties
15 m
- overig
6 m

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

4.4 Afwijking van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijking van de gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor afschermend groen met de daarbij behorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 8 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde terrrein- en erfafscheidingen: 2,50 m

5.3 Inrichting

De gronden dienen, als voorwaarde voor nieuwbouw van bedrijfsgebouwen binnen gronden met de bestemming bedrijf (artikel 4), landschappelijk te worden ingericht en in stand te worden gehouden overeenkomstig het inrichtingsplan dat als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie Middelhoog

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.

6.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient bij een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarde in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarde is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarde van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Algemene regels

8.2 Afdekking van gebouwen

8.3 Woningsplitsing

De bedrijfswoning mag gesplitst worden in ten hoogste 2 zelfstandige (bedrijfs-)wooneenheden, mits:

  1. a. de wooneenheden tezamen de ten hoogste toegestane inhoud of oppervlakte van één (bedrijfs-)woning niet overschrijden;
  2. b. de oppervlakte aan bijgebouwen tezamen de ten hoogste toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen behorend bij één (bedrijfs-)woning niet overschrijden; er dient in ieder geval 20 meter² aan bijgebouwen per wooneenheid aanwezig te zijn;
  3. c. het karakter van het gebouw als één (bedrijfs-)woning en de samenhangende bouwmassa van het gebouw behouden blijft;
  4. d. de cultuurhistorische dan wel karakteristieke waarde niet onevenredig wordt aangetast;
  5. e. de splitsing geen belemmering vormt voor omliggende bedrijven.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij anders in de regels is bepaald;
  2. b. het gebruik van gronden voor het opgeslagen hebben van gerede of onklare machines en vaar- en/of voertuigen, waaronder tevens begrepen containers, tenzij dit gebruik plaatsvindt in het kader van de bedrijfsvoering van het bedrijf;
  3. c. het gebruik van gronden voor het beoefenen van lawaaisporten;
  4. d. het gebruik van gronden voor volkstuinen;
  5. e. het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatie;

9.2 Strijdig gebruik bebouwde grond

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken, of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:
    1. 1. dit gebruik plaatsvindt in het kader van de bedrijfsvoering van het bedrijf of;
    2. 2. dit gebruik uitsluitend betrekking heeft op producten van het bedrijf;
    3. 3. het betreft inpandige opslag van goederen van of voor het bedrijf, zonder dat er sprake is van be- of verwerking daarvan (statische opslag);
  2. b. het gebruik van bouwwerken voor detailhandel in textiel, schoeisel, lederwaren, voedings- en genotsmiddelen en huishoudelijke artikelen, in het bijzonder de rechtstreekse verkoop aan particuliere afnemers, met uitzondering van het bepaalde in artikel 4 lid 1 (bestaande detailhandel in agrarische werkkleding en schoeisel);
  3. c. het gebruik van bouwwerken voor het beoefenen van lawaaisporten;
  4. d. het gebruik van bouwwerken voor wonen, met uitzondering van de ingevolge de bestemmingsregeling toegestane bedrijfswoning;
  5. e. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  6. f. het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder, met uitzondering van bestaand gebruik als geluidgevoelig object;
  7. g. het gebruik van bouwwerken voor publiekgerichte dienstverlening.

9.3 Strafbepaling

Overtreding van het in het eerste en tweede lid bepaalde is een strafbaar feit.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunnuing afwijken van de regels van het plan:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse container- ruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover - indien het gebouwen betreft - de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en - indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft - de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover deze de bouwhoogte daarvan niet meer dan 45 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  6. f. ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.

10.2 Voorwaarden voor het afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

10.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld lid 10.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de ontheffing kan worden voorkomen.

10.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 10.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 14 Overgangsrecht bouwwerkenvan deze regels.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  3. c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 45 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.

11.2 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:

  1. a. het in het plan beoogde stedenbouwkundig en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
  3. c. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
  4. d. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  5. e. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  6. f. er, indien de wijziging nieuwvestiging van een geluidgevoelig object betreft, geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder of maximaal toelaatbare geluidsbelasting krachtens het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart wordt overschreden;
  7. g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt;
  8. h. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 11.1 onder c voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van meer dan 80 meter boven NAP mag alleen plaatsvinden indien de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.

Artikel 12 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht Bouwwerken

13.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

13.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 14 Overgangsrecht Gebruik

14.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het planvoor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplanKruisweg 28 Beekbergen.

Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn

d.d. 21 juni 2012 nr. 46-2012

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken

van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,

J.M. van der Zwan

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op dit moment vinden op het op Kruisweg 28 de volgende agrarische en niet agrarische activiteiten plaats:

- paardenfokkerij (met ondergeschikt het africhten, houden van paarden, pensionstalling en op kleine schaal hebben van manegeactiviteiten);

- houthandel en be/verwerking. Zagerij, productie van hekwerken, poorten, meubels etc.

- opslag, bewerking en handel in rubber matten voor onder meer agrarisch gebruik

(afdekken kuilvoer of grond, voor tijdelijke verharding zoals rijplaten, als stalbekleding etc.)

- handel in motoren voor de aandrijving van machines

- handel en aanpassingen van machines, kachels, bio verbrandingsinstalllaties, schoorstenen etc.

- handel in ambulante goederen / faillissementspartijen, waaronder werkkleding, klompen en gereedschappen. .

De agrarische activiteiten (paarenfokkerij) vinden plaats onder de bedrijfsnaam "Stal Jacodi" en de niet-agrarische bedrijfsactiviteiten onder de naam "Handelsonderneming Gemjo BV".

Het is de bedoeling om:

  1. 1. het terrein/bedrijf feiteljk te herinrichten in een agrarisch deel een niet agrarisch deel. Planologisch is deze splitsing al jaren geleden planologisch geregeld in het bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid. De rubberopslag en bewerking vindt op dit moment plaats op de gronden met een agrarische bestemming. Het is de bedoeling dit te verplaatsen naar het noordelijk deel van het perceel met de bestemming Bedrijf. De grond die dan vrij komt binnen het agrarisch deel van het perceel geeft dan ruimte om daar een extra stalruimte en een afmenhal op te richten, hetgeen mogelijk is op basis van het vigerende bestemmingsplan.
  2. 2. een bedrijfshal op te richten met een maximale oppervlakte van 3000 m² t.b.v. onder meer de te verplaatsen opslag en bewerking van rubber alsmede de aanleg van een water- retentiebassin /blusvijver met een brandbluscapaciteit van 827 m3. Om dit te kunnen realiseren is een herziening van het huidige bestemmingsplan noodzakelijk.


Uitbreiding en optimalisatie bedrijfslocatie

Op de bestaande locatie heeft de familie Jochems planologisch gezien voldoende mogelijkheden om haar activiteiten uit te oefenen. Ten behoeve van de bewerking van- en handel in rubbermatten is een bouwvergunning verleend voor een bedrijfsloods met een oppervlakte van 1.200 m². Deze handel in rubbematten heeft een voorraad die in afwachting van bewerking en verkoop tot nu toe voornamelijk in de open lucht ligt opgeslagen tot een oppervlakte van soms ca. 5.000 m². Daarnaast worden andersoortige goederen bewerkt en opgslagen in de oude bestaande gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1068-onh1_0001.png"

Hierdoor is en zowel uit oogpunt van landschap als milieuhygiëne sprake van een zeer ongewenste situatie en spelen er het nodige op gebied van handhaving. Het doel van dit bestemmingsplan is om een einde te maken aan deze voor alle partijen ongewenste situatie en een effeciënte bedrijfsvoering mogelijk te maken voor het bedrijf van de familie Jochems.

Een efficiënte bedrijfsvoering vraagt echter om een overdekt handels-, opslag- en verwerkingsruimten met een totale oppervlakte van 3.000 m², waarmee tevens de landschappelijk zeer ongewenste buitenopslag van 5.000 m² kan worden beëindigd en het grooste deel van de buiten opslag en verwerkingsactiviteiten naar binnen kan worden overgebracht.

De vigerende bestemming "niet-agrarische bedrijven" biedt hiervoor onvoldoende bouwcapaciteit - ten hoogste 1.200 m² (+ evt. 10 % met toepassing algemene ontheffingsbevoegdheid).

Het andere, agrarische deel van het perceel mag in principe tot maximaal 2.500 m² bebouwd worden. Dit lijkt voldoende voor de paardenfokkerij.

In dit bestemmingsplangaat het echter niet om de agrarische bestemming, maar om uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden van het niet agrarische bedrijfsgedeelte (Gemjo Handelsonderneming BV).

Teneinde bij te dragen aan de instandhouding en bevordering van de nog beperkt aanwezige natuurwaarden in dit stadsrandgebied - een voormalig, ontgonnen beekdal, gekenmerkt door coulissenvormige beplantingsstructuren langs kaarsrechte wegen - zal de nieuwbouw op dit perceel, zowel onder het agrarische als onder het niet-agrarische regime, moeten worden begeleid door afscherming met opgaande, streekeigen beplanting in een strook van voldoende breedte.

1.2 Ligging En Begrenzing

fig. 1 het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1068-onh1_0002.jpg"

Het plangebied ligt aan de noordzijde van de kern Beekbergen, op ca. 200 meter afstand van de Rijksweg A-1 (vrijwel in het centrum van figuur 1). Aan de oostkant wordt het plangebied begrensd door de Oude Apeldoornseweg en de westkant door de Kruisweg.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1068-onh1_0003.png"

fig.2 uitsnede vigerend bestemmingplan

Het geldende bestemmingsplan is bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid', vastgesteld 5 oktober 2001, in werking 22 mei 2007.

Het perceel Kruisweg 28 (met raster) omvat op de bestemmingsplankaart de volgende bestemmingen:

(lichtgroen) - "Agrarisch gebied met landschappelijk waarde" met nadere aanduiding op de vastgestelde plankaart "klein agrarisch bedrijf".

Bedoeld voor agrarisch gebruik (geen kassen), watergangen, behoud en ontwikkeling landschapselementen en landschappelijke waarden, verkeersdoeleinden, recreatief medegebruik, terrein- en erfafscheidingen van maximaal 2 meter hoogte en - voor de voorgevelrooilijn - 1 meter hoogte, bedrijfsgebouwen en 1 bedrijfswoning met bijgebouwen, bebouwd oppervlak maximaal 2.500 meter² (inclusief de bedrijfswoning op nr. 28 - in rood kader op de kaart), goothoogte 6 meter, bouwhoogte 8,5 meter, afstand tussen gebouwen op een perceel onderling maximaal 10 meter, en andere bouwwerken voor het agrarische bedrijf, zoals mest- en sleufsilo's.*

(paars en groen) - "Niet-agrarische bedrijven" met code "Gdh" (1) op de vastgestelde plankaart en omzoomd door "Bos- of parkstrook" (2).

(1) Bedoeld voor uitsluitend een bedrijf in "Bewerking, groothandel, detailhandel rubbermatten, detailhandel in ambulante goederen" en 1 bedrijfswoning. Maximaal te bebouwen oppervlakte in deze specifieke bestemming, exclusief de bedrijfswoning 1.200 meter², goothoogte maximaal 6 meter, bouwhoogte maximaal 8,5 meter.

(2) Bedoeld voor bos, struikgewas, hakhout of afschermende groenbeplanting, teneinde een visuele afscheiding te creëren tussen naastliggende bestemmingen en ter behoeve van de aldaar voorkomende landschappelijke waarden.

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

In het volgende hoofdstuk 2 wordt het beleid beschreven dat relevant is voor deze ontwikkeling. De bestaande situatie wordt vervolgens in hoofdstuk 3 beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de nieuwe situatie weergegeven. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid beschreven, waarbij aandacht wordt gegeven aan de financiële haalbaarheid, de milieutechnische randvoorwaarden en de planologische randvoorwaarden.

In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de regels. In het laatste hoofdstuk 7 worden de zienswijzen besproken en de resulaten van het het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Algemeen

De Nota Ruimte, onderdeel van de planologische kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid, bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's, opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het rijk. Met betrekking tot de groene ruimte en het water staan de gezamenlijke overheden voor een aantal ruimtelijke opgaven die voortvloeien uit de vier hoofddoelstellingen van het nationale ruimtelijke beleid: de versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en de borging van de veiligheid.

De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit, en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. De vitaliteit van het platteland wordt versterkt door ruimte te geven aan hergebruik van bebouwing en nieuwbouw in het buitengebied, vergroting en aanpassing van de toeristisch-recreatieve mogelijkheden en door een duurzame en vitale landbouw.

Landbouwkundige ontwikkelingen, verstedelijking en de aanleg van infrastructuur hebben Nederland de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Deze ontwikkelingen hebben op verschillende plaatsen geleid tot 'verrommeling' en nivellering van het landschap. Het kabinet wil daarom dat de ruimtevraag zorgvuldig, en zoveel mogelijk overeenkomstig de bestaande patronen, wordt geaccommodeerd, zodat de ruimtelijke kwaliteit wordt ontwikkeld en verbeterd. Provincies hebben voor deze kwaliteitsslag een grote verantwoordelijkheid.

Het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staan onder druk. Om deze te vergroten, wil het kabinet de mogelijkheden voor zowel hergebruik, als (vervangende) nieuwbouw in het buitengebied verruimen, gekoppeld aan ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en realisatie van bijvoorbeeld nieuwe natuurgebieden of extra capaciteit voor waterberging.

Als uitwerking van de Nota Ruimte en de Nota Belvedère zijn door het Rijk een aantal nationale landschappen aangewezen. De Veluwe is daarvoor ook aangewezen. De verdere uitwerking vindt plaats via de provincie Gelderland. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening zal deze uitwerking naar verwachting de status van structuurvisie krijgen.

2.1.2 Conclusies ten aanzien van de voorliggende ontwikkeling

Zoals in het bovenstaande is gesteld, wil het kabinet het economisch draagvlak en de vitaliteit van het landelijk gebied te vergroten. Accommoderen van reeds in gang gezette, levensvatbare initiatieven en het voorkomen van verrommeling dragen daaraan bij. De voorliggende ontwikkeling voorziet hierin en is daarmee in lijn met het rijksbeleid.

2.2 Provinciaal Beleid

Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.

Volgens de beleidskaart 'Ruimtelijke structuur' van het streekplan ligt de locatie binnen het zgn. Rood Raamwerk, waarin als sturingsfilosofie geldt 'ontwikkelingsplanologie en benutten van kansen' en is er tevens sprake van Multifunctioneel Platteland waarin de sturingsfilosofie 'toelatingsplanologie' opgeld doet. Voor uitbreiding van niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied geldt een maximum van + 20 % tot ten hoogste 375 meter². Ook in op 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgetelde Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) is deze regeling opgenomen. Om te kunnen af wijken van deze in de RVG opgenomen norm te kunnen afwijken is ontheffing nodig van de RVG. De gemeente Apedoorn heeft hiertoe een verzoek ingediend bij het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland. Het verzoek heeft met ingang van 20 oktober 2011 voor twee weken ter visie gelegen met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen tegen de voorgenomen ontheffing. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Het besluit om ontheffing te verlenen is genomen op .. november 2011 en is als bijlage bij de toelichting op dit bestemmingsplan opgenomen.

Formeel past dit initiatief niet binnen het beleidskader. Het plangebied ligt evenwel in een gebied waarin niet direct sprake is van provinciale belangen (ecologisch hoofdstructuur EHS, gebieden met verbrede plattelandsontwikkeling, reconstructiegebieden) en waar de gemeente op haar beurt een grote mate van sturingsmogelijkheden heeft als het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen. Voorwaarde is dan wel dat er een goede ruimtelijke onderbouwing wordt gegeven aan de gewenste ontwikkeling.

2.3 Regionaal Beleid

De beleidskaart van de Regionale structuurvisie Stedendriehoek benoemt de omgeving van het plangebied als 'Landelijk gebied, verbrede ontwikkeling'. De uitbreiding van de bedrijfshal is hier niet mee in strijd.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Het plangebied is gelegen in een zone die voor een deel bestaat uit gronden met agrarische bestemming, maar waarbinnen zich ook een aantal woonbestemmingen bevinden en enkele niet-agrarische bedrijfsbestemmingen.

De dorpsvisie Beekbergen en Lieren

Het gebied aan de noordkant van het dorp Beekbergen, waarbinnen de planlocatie zich bevindt, wordt in de Dorpsvisie 'Beekbergen en Kieren' (vastgesteld april 2010) beschreven als een open gebied als scheiding tussen Beekbergen en de stadsrand. Het is een kleinschalig gebied met verschillende functies en geeft een rommelige indruk.

Op kaart 7.1. van de dorpsvisie valt de planlocatie binnen de zone die wordt aangemerkt als "Zone landschappelijke versterking". In de dorpsvisie wordt ten aanzien van deze zone gesteld dat ".... Door beperkte nieuwbouw mogelijk te maken worden de kwaliteiten van het gebied noordelijk van Beekbergen verbeterd. Dat wordt bereikt door het toevoegen van kleine landschapselementen, houtwallen en het aanleggen van fiets- en wandelpaden

Voor het gehele gebied wordt zal nog een beeldkwaliteitsplan worden opgesteld, dat een toetsingskader vormt voor nieuwe ontwikkelingen.

Bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid

Het gebied is op de vigerende bestemmingsplankaart dan ook wel aangewezen als 'stadsrandzone', gekenmerkt door een grote mate van verschillende activiteiten en bebouwing. Het gebied wordt begrensd door de A-1 en de Oude Beek.

De invloed van de stad is vrij groot en het gebied staat sterk onder druk. Het gebied behoort tot het landschapstype broekontginningen: om een duidelijke ordening aan het gebied te geven dient de kenmerkende, coulissenvormige beplantingsstructuur langs de voornamelijk rechte wegen te worden versterkt. Bij uitbreiding van de bebouwing dient hiermee rekening te worden gehouden.

De voorgestane ontwikkeling past in de beleidsdoelstelling om in het stadsrandgebied wat meer ruimte te geven aan nieuwe economische dragers.

3 Beschrijving Bestaande Situtie Plangebied

3.1 Historie

De familie Jochems is sedert 1950 (als boerenbedrijf) eigenaar van een aantal percelen grond ten zuiden van de Rijksweg A-1, in het buitengebied van de gemeente Apeldoorn.

Op 1 mei 1976 zijn de gebrouders Jochems naast het agrarische bedrijf begonnen met niet agrarisch bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van het ouderwets venten langs boeren met agrarische benodigdheden, waaronder werkkleding, klompen en gereedschappen en later rubber.

3.2 Landschap, Cultuurhistorie En Archeologie

Archeologische achtergrond

Op de archeologische beleidskaart ligt het plangebied aan de Kruisweg 28 in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Volgens de bodemkaart bestaat de ondergrond van het plangebied uit een Laarpodzol (ondersoort van de gooreerdgronden), dat gevormd wordt door leemarm en zwak lemig zand. De geomorfologische kaart heeft het over relatief hooggelegen daluitspoelingswaaierafzettingen en -glooiingen met gooreerdgronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1068-onh1_0004.png"

fig. 4 uitsnede uit de archeologische beleidskaart (oranje = hoog, geel = gemiddeld en groen = lage verwachtingswaarde), in blauw het plangebied aan de Kruisweg 28

3.3 Bedrijvigheid

Aan de initiatiefnemers is een bouwvergunning verleend voor een loods ten behoeve van haar - qua omvang - belangrijkste activiteit: handel in en versnijden van industrieel rubber (afkomstig uit de mijnbouw) voor agrarisch gebruik (afdekken kuilvoer of grond en voor tijdelijke verharding zoals rijplaten etc.).

Daarnaast handelt het bedrijf in elektromotoren voor aandrijving van machines, in zaagmachines, hekwerken, poorten, diverse goederen uit faillissementspartijen en kachels. Ook is er een gespecialiseerde, ambachtelijke houtzagerij aanwezig, 'De Zwaluw'.

Op het terrein met de agrarische bedrijfsbestemming bevindt zich een paardenfokkerij Stal Jacodi. In dat verband hebben initiatiefnemers op 9 april 2008 een bouwaanvraag ingediend voor stalruimte (700 meter², agrarische hal voor boxen, opslag voer en stro, stalling rijtuigen en kleinmaterieel). Het agrarisch deel maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan

Zoals aangegeven in hoofdstuk 1.1. is het is de bedoeling het terrein herinterichten in een zichtbaar agrarisch deel en niet agrarisch bedrijfsdeel.

4 Ruimtelijke En Functionele Opzet

Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied weer

4.1 Stedenbouwkundige En Landschappelijke Uitgangspunten

Voor het plangebied zijn door ESDEO-bouwadvies uit Apeldoorn enkele ontwerpen gemaakt voor de nieuwe inrichting van het perceel Kruisweg 28, waarbij de twee verschillende, op het plangebied rustende planologische bestemmingen gerespecteerd worden.

Landschappelijk is het onderdak brengen van de rubberopslag van groot belang, om hiermee een einde te maken aan de huidige opslag

4.2 Bebouwing En Inrichting

Aan de Kruisweg 28 zijn enkele bodemingrepen gepland. In twee fasen worden 5 bouwwerken opgetrokken, een deel van één van de gebouwen is reeds vergund en is nu een bouwput voor gegraven, een 6e bouwwerk (een toekomstige afmenhal) maakt geen deel uit van de nu ingediende bouwaanvraag. Daarnaast wordt naar de eisen van de brandweer een vijver aangelegd op het laagste (Zuidoostelijke) deel van het terrein..Deze vijver dient tevens als retentie en regenwateropvang. Zie ook par. 5.2.3. De bouwwerken liggen deels binnen en deels buiten het bouwblok. Voor de bouwwerken buiten het bouwblok en voor de vijver dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. De lokatie ligt nu in een gebied wat in het bestemmingsplan is aangemerkt als agrarisch gebied met landschappelijke waarde. Deze waarde zit vooral in de openheid in oostelijke richting. Om deze waarde zoveel mogelijk te respecteren dienen de gebouwen haaks op de weg te worden gepositioneerd.


De bedrijfsbebouwing wordt relatief fors. Om te voorkomen dat deze forse gebouwen de landschappelijke waarde gaan domineren dient het bedrijfsperceel landschappelijk ingepast te worden d.m.v. de aanplant van een houtwal of houtsingel met inheems plantmateriaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1068-onh1_0005.png"

fig. 3 schets met uitgevoerde en geplande ingrepen aan de Kruisweg 28 (14 juli 2009)

Daar waar tijdelijk en beperkt buitenopslag noodzakelijk is zal deze opslag zoveel mogelijk door genoemde aanplant aan het gezichtsveld onttrokken worden. In verband met o.a. de bedrijfsveiligheid (inbraak, diefstal, brandstichting) zal op termijn worden voorzien in een deugdelijke afscheiding. Ook zullen er ter beveiliging camera's, nachtbewaking door honden en andere hulpmiddelen kunnen worden toegepast.

5 Uitvoerbaarheid

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Hierbij dient te worden vermeld dat het gaat om vigerende bestemmingen en niet om nieuwe bestemmingen. Het betreft hier voornamelijk uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden t.b.v. een bedrijfshal voor het niet agrarische bedrijfsgedeelte met de bestemming "Bedrijf". Het agrarisch gedeelte van de inrichting met de bestemming Agrarisch gebied met landschappelijke waarde, nader aangeduid als klein agrarisch bedrijf maakt weliswaar geen deel uit van deze herziening, maar is wel relevant in het kader van de milieuzonering.

5.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Onderzoeksresultaten bodem

Op basis van het historisch bodembestand, het bedrijven/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem is de locatie Kruisweg 28 onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. In december1996 is een nulsituatie onderzoek uitgevoerd op het huidige adres uitgevoerd (Boluwa, kenmerk 97278). De bovengrond is licht verontreinigd met minerale olie, EOX en PAK. De ondergrond is niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met zink. De bodemkwaliteit is voldoende gewaarborgd voor de gewenste bestemmingsplanwijziging.


Bij de bouw van nieuwe bouwwerken is bodemonderzoek noodzakelijk, als er structureel mensen in verblijven langer dan twee uur per dag en meerdere dagen in de week.
Voor het afgeven van een bouwvergunning zal er een vooronderzoek op standaardniveau conform NEN 5725 uitgevoerd moeten worden met aandacht voor asbest. Tevens zal er een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd moeten worden. Als blijkt dat de locatie verdacht is op het voorkomen van asbest in de bodem, is het uitvoeren van een verkennend asbestonderzoek conform NEN 5707 noodzakelijk.

5.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

De onderstaande tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.

De indices voor verkeer en visuele hinder

Niet alle milieuaspecten zijn uit te drukken in richtafstanden. Met name de milieuaspec-ten verkeersaantrekkende werking en visuele hinder worden kwalitatief beoordeeld en weergegeven met een index. De index loopt uiteen van 1 tot en met 3, met de volgende betekenis:

  • potentieel geen of geringe emissie of hinder;
  • index 2: potentieel aanzienlijke emissie of hinder;
  • index 3: potentieel zeer ernstige emissie of hinder.


Verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autoverkeer van en naar de in-richting. De index voor visuele hinder is een indicator voor de visuele inpassing van bedrijven.

Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

Er is onderzoek gedaan naar de feitelijke invloed van de concrete gevestigde en te vestigen milieubelastende functies alsmede naar de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden. Het verzoek richt zich op aanpassing van de vigerende bestemming "Niet-agrarische bedrijven (maatbestemming: Bewerking, Groothandel, detailhandel rubbermatten, Detailhandel in ambulante goederen)". Deze in het noordelijk gedeeelte van het perceel gelegen bestemming wordt in dit bestemmingsplan omgezet in de bestemming Bedrijf. Deze bestemming vormt samen met de in het zuidelijk deel van het perceel gelegen agrarische bestemming op basis van de Wet milieubeheer één inrichting.

Op deze locatie bevindt zich thans derhalve een inrichting met de volgende (gewenste) activiteiten:

Binnen de nieuwe bestemming "Bedrijf" (noordelijk deel van het perceel).

  • rubberopslag en -bewerking
  • houtopslag en -bewerking
  • groothandel en detailhandel
  • en overige activeiten (zie hoofdstuk 3.3.)

De bedoeling is om met name de rubberopslag van buiten (ligt nu binnen de zuidelijke helft van het perceel met de agrarische bestemming) de naar binnen te brengen.

Binnen de te handehaven bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde met nadere aanduiding klein agrarisch bedrijf" (zuidelijk deel van het perceel).

  • het fokken en ondergeschikt het houden en stallen van paarden.

Een uitvoerige beschrijving van de activiteiten is opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting.

Onderzoeksmethodiek

Bij de ontwikkeling van gebieden wordt met behulp van de systematiek uit de VNG uitgave

'Bedrijven en milieuzonering' (uitgave 2009) bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke milieuaspecten (zoals geluid, gevaar e.d.) rekening gehouden dient te worden. In de VNG uitgave zijn voor de diverse SBI-codes 2008 deze zogenoemde milieuzones bepaald ten opzichte van gevoelige functies zoals woningen, uitgaande van het referentie-omgevingstype 'rustige woonwijk'. Tevens is aangegeven voor welke milieuaspecten gecorrigeerd kan worden in geval van een ander omgevingstype.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van de aangevraagde ontwikkeling.

Voor de inventarisatie van bestemmingen in de omgeving van de planlocatie is geen veldonderzoek verricht, aangezien er op dit moment nauwelijks activiteiten plaatsvinden op de locatie.

De planlocatie ligt in een gemengd gebied. De locatie ligt in de buurt van de snelweg A-1. Op basis van de gegevens van Rijkswaterstaat, heeft de planlocatie deels een gemiddelde geluidbelasting vanwege verkeer tussen de 55 en 59 dB en deels van 60 - 64 dB. Verder ligt in de directe omgeving een autosloopbedrijf. Hierdoor kan er worden gemotiveerd dat er hier sprake is van een gemengd gebied.

Voor de betreffende planlocatie kan derhalve een correctie ten opzichte van het referentie-omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' uitgevoerd worden voor het aspect geluid. De correcties zijn aangegeven in de factsheet (zie bijlage 1 bij de toelichting).

Inwaartse zonering:

Het plan heeft betrekking op het uitbreiden van een werkplaats/bedrijfshal binnen de bestemming "bedrijf". Een werkplaats/bedrijfshal is een geurgevoelig object op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv).

Aangezien in naast gelegen het agrarisch bedrijfsgedeelte ook paarden worden gefokt en gehouden is hier sprake van een veehouderij. Deze werkplaats/bedrijfshal dient dan ook te worden aangemerkt als een geurgevoelig object bij een veehouderij. Aangezien er binnen 50 meter van de planlocatie geen veehouderijen zijn gelegen, zijn er hierdoor geen belemmeringen voor wat betreft inwaartse zonering.

Er is hiervoor bij dit advies uitgegaan dat de gehele locatie één inrichting ingevolge de Wet milieubeheer is. Afsplitsing van de afzonderlijke bedrijfsonderdelen is niet mogelijk zonder dat dit consequenties heeft voor de toepassing van de milieuwetgeving.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.

Voor de overige milieucompartimenten zijn er geen aspecten waar er sprake is van inwaartse zonering.

Uitwaartse zonering:

Voor de nieuwe bestemming van de planlocatie geldt een milieuzone van 50 meter (zie factsheet). De woningen Kruisweg 24 en Amerikaweg 12 bevinden zich derhalve gedeeltelijk binnen de geldende milieuzone. Er is hier uitgegaan van de feitelijke woningen en niet aan het bestemmingsvlak voor het wonen, aangezien het niet reëel is dat de woningen worden verplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1068-onh1_0006.png"

fig. 5 50-meter milieuzones in de omgeving van de Kruisweg 28 te Beekbergen, rondom de feitelijk aanwezige woningen Kruisweg 24, Amerikaweg 10 en 12 en het bedrijfsgebouw aan de Arnhemseweg 449

5.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg, de A-1, op ca. 160 tot 200 meter afstand. Daarom worden alleen de effecten van deze verkeersweg beschouwd. Er zijn geen wijzigingen of toevoegingen van geluidgevoelige bestemmingen aan de orde. Vigenerd is er binnen de niet agrarische bedrijfsbestemming al een bedrijfswoning toegestaan. Om die reden ontbreken belemmeringen op grond van de Wet Geluidhinder.

5.1.5 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden eerst uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.m.) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.000 woningen en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 33.333 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 66.667 m2 en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer een voorgenomen ontwikkeling niet onder de categorieën van gevallen valt, kan het bestuursorgaan op andere wijze aannemelijk maken dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen waarvoor grenswaarden gelden.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Het plan betreft niet de bouw van woningen/kantoren en heeft naar verwachting geen of slechts een beperkt effect op de aanwezige luchtkwaliteit. Geen belemmering derhalve.

5.1.6 Externe veiligheid - Geen Bevi-bedrijven in omgeving

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en geeft het een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.

Onderzoeksresultaten Besluit externe veiligheid inrichtingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen waarop het Bevi van toepassing is. Het Bevi vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Buisleidingen

Voor zover bekend liggen er in de directe omgeving van de planlocatie geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.


Transport gevaarlijke stoffen

Op circa 160 meter van de planlocatie is de Rijksweg A-1 (autosnelweg) gelegen.

Een PR 10-6-contour op basis van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor zover bekend niet aanwezig.

Het groepsrisico binnen 200 meter vanaf deze weg dient eerst te worden bepaald en mogelijk te worden verantwoord, wanneer de beoogde ontwikkeling leidt tot een toename van het aantal personen dat permanent, althans gedurende een groot deel van de dag aanwezig is binnen deze contour in woningen, bedrijven of kantoren.
Er is nieuw beleid op komst, namelijk het zogeheten Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en het daaruit voortvloeiende basisnet. Het basisnet heeft alleen betrekking op de rijksinfrastructuur. In het basisnet worden, naast het reeds bestaande PR en GR, veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden (PAG) geïntroduceerd.

De Rijksweg A-1 (autosnelweg) heeft op basis van het toekomstige beleid (Basisnet Btev) ter hoogte van de planlocatie geen veiligheidszone (bebouwingsvrije zone) maar wel een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. De planlocatie is ruim buiten de veiligheidszone en het plasbrandaandachtsgebied gelegen.

Langs de A-1 liggen alleen zeer verspreid woningen en of locaties waar personen verblijven. Verder neemt als gevolg van dit plan het aantal personen niet toe. Derhalve zullen er geen belemmeringen zijn voor wat betreft het groepsrisico.

Elektromagnetische straling

In de directe nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen hoogspanningsleidingen of mast(en) ten behoeve van het GSM/UMTS netwerken.

Conclusies

De bodemkwaliteit is geschikt voor het beoogde gebruik. Bij nieuwbouw van bouwwerken moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd.

In verband met het feit dat er geen (wijziging of toevoeging van) geluidgevoelige bestemmingen aan de orde zijn bij deze planwijziging, zijn er geen belemmeringen op grond van de Wet Geluidhinder. Ook ten aanzien van luchtkwaliteit worden geen belemmeringen verwacht.

In verband met milieuzoneringen is de minimaal aan te houden afstand tot aan het perceel waar de planwijziging (met het gewenste gebruik) voor is aangevraagd 50 meter. Er is hier uitgegaan van de afstand tot de feitelijke woningen en niet tot aan het bestemmingsvlak voor het wonen, aangezien het niet reëel is dat de woningen worden verplaatst.

Wanneer de bestemming Bedrijf, die ook een bestaande bouwtitel voor één bedrijfswoning omvat, leidt tot een aanvraag om een vergunning voor een bedrijfswoning zullen de hiervoor genoemde milieuaspecten opnieuw beschouwd moeten worden en kan er aanleiding zijn om de beoogde plaats van die woning binnen de nieuwe bestemming in overleg met de initiatiefnemer dan nader te bepalen.

De vigerende agrarische bestemming aan de zuidkant van het perceel waarbinnen de paardenfokkerij is gelegen, maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan.

5.2 Waterhuishouding

5.2.1 Algemeen

Het perceel aan de Kruisweg 28 ligt in landelijk gebied en is ca. 2.68 ha groot. Voor ca. 6500 m² wordt de bestemmingsregeling aangepast. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven. Het plan valt niet onder de "postzegelplannen" zoals Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd.

5.2.2 Grondwater

Het gebied ligt in de door Provincie Gelderland aangegeven grondwater-fluctuatiezone. Als gevolg van klimaatveranderingen kunnen de grondwaterstanden mogelijk met ca. 10-20 cm stijgen. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied indicatief tussen 0.8 en 1.8 meter onder maaiveld ligt. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. De grondwaterstanden vormen geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingswijziging. Het plangebied kan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.

5.2.3 oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Binnen het plangebied is in de huidige situatie geen oppervlaktewater of waterafhankelijke natuur aanwezig. Onderdeel van de plannen zijn de aanleg van een blusvijver. De vijver krijgt een wateroppervlak van ca. 600 m² met een brandbluscapaciteit van ca. 827 m3. De diepte t.o.v. maaiveld bedraagt maximaal 3 meter (1.8 meter waterdiepte). De vijver kan tevens worden gebruikt voor de opvang van afvloeiend hemelwater. Voor het graven van de vijver is door de provincie een ontgrondingenvergunning afgegeven.

De vijver mag het gebied niet structureel ontwateren, er mag geen afvoer worden gemaakt op het omliggende slotensysteem.

5.2.4 Afvoer van hemelwater

Voor afvoer van hemelwater van de nieuwe bebouwing worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Al het hemelwater afkomstig van daken en terreinverhardingen wordt geïnfiltreerd in de bodem of geborgen op het terrein, bijvoorbeeld door toepassing van infiltatiegreppels of wadi's, ondergrondse infiltatievoorzieningen, waterdoorlatende verhardingen of vijvers.
  • Voor hemelwater afkomstig van afvoerende verharde oppervlakken dient een hemelwatervoorziening ter grootte van minimaal 36 mm per afvoerende m2 verharding aangelegd te worden.

5.2.5 Afvoer van afvalwater

De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke vuilwaterriool (drukriolering) in de Kruisweg. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat door de voorgenomen plannen en de daarbij behorende activiteiten niet meer afvalwater wordt geloosd dan in de huidige situatie het geval is.

5.2.6 Watertoets

Het voorontwerp van dit plan is in het kader van de watertoets besproken met Waterschap Veluwe. Opmerkingen van Waterschap Veluwe zijn in bovenstaande waterparagraaf verwoord.

5.3 Cultuurhistorie

5.3.1 Cultuurhistorische waarden

Vanwege de natuurlijke vruchtbaarheid, de goede waterhuishouding en het te bewerken uitgangsmateriaal hebben deze gronden theoretisch een hoge verwachting op vindplaatsen van landbouwers uit het Neolithicum t/m de Late Middeleeuwen. Archeologische vondsten die binnen deze landschappelijke eenheid voorkomen, zijn voornamelijk gevonden binnen de historische context van het stedelijk gebied van Apeldoorn. Ten oosten van de stuwwal zijn slechts 17 vindplaatsen bekend. Het is echter heel wel mogelijk dat hier wel degelijk vindplaatsen aanwezig zijn, maar dat deze nog niet eerder zijn opgemerkt. Vandaar dat in theorie wordt uitgegaan van een middelhoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij een hoge verwachting voor vindplaatsen van landbouwers geldt. De initiatiefnemers hebben laten weten dat het terrein echter niet voldoet aan de hierboven beschreven bodemkundige en geomorfologische omschrijving. Zo wordt als reden voor de aanleg van de vijver gegeven dat het terrein een slechte waterhuishouding bezit. Als dit inderdaad het geval is, dan kan de archeologische verwachtingswaarde naar laag worden bijgesteld.

5.3.2 Archeologische waarden

Vanwege de middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het feit dat het bestemmingsplan ten dele zal moeten worden herzien, is een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Er zijn aanwijzingen dat door de nattere bodemgesteldheid van het terrein de archeologische verwachtingswaarde naar laag kan worden bijgesteld.

Conclusie Archeologische Monumentenzorg

Op grond hiervan dient het volgende archeologisch onderzoek plaats te vinden:

Door middel van enkele verkennende boringen en het opnemen van een archeologisch profiel ter hoogte van de reeds gegraven bouwput, wordt de archeologische verwachtingswaarde van het terrein getoetst. Als blijkt dat de bodemgesteldheid geen gunstige omstandigheden met zich meebrengen om als landbouwers zich te vestigen, dan kan de archeologische verwachtingswaarde naar laag worden bijgesteld en dient geen verder archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Indien blijkt dat de middelhoge verwachtingswaarde kan blijven bestaan, dan dient voor het deel van het plangebied waarvoor het bestemmingsplan wordt herzien, ontheffing voor wordt verleend of waar een nieuw bestemmingsplan voor wordt opgesteld, het archeologisch onderzoek vervolgd te worden.

Op basis van de huidige kennis zou dit vervolgonderzoek er uit moeten zien als een proefsleuvenonderzoek. Voor dit vervolgonderzoek dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld en te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag, in dit geval de gemeente Apeldoorn. De gemeente Apeldoorn kan dit PvE ook, tegen kostprijs, voor de initiatiefnemers opstellen. Op basis van het PvE kunnen de initiatiefnemers offertes aanvragen om dit onderzoek verder uit te zetten.

5.4 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

Het plangebied is een particuliere ontwikkeling op een terrein dat toebehoort aan de initiatiefnemers. Om de gescheiden indeling van het terrein - paardenfokkerij en ambachtelijke houtbewerking enerzijds en rubberhandel/andere handelsactiviteiten anderzijds - mogelijk te maken omvat het plan ook de sloop van een aantal vervallen dan wel niet meer in gebruik zijnde, andere bouwsels. Terzake van de bouw van een grote bedrijfsloods (totaal 3.000 meter²) is door accountantskantoor Groothedde een onderzoek gedaan naar de financiële uitvoerbaarheid van dit plan. Het resultaat van dit onderzoek, dat is neergelegd in een accountantsrapport, toont aan dat het plan financieel uitvoerbaar is.

Hiermee is de financiële haalbaarheid van het plan voldoende verzekerd.

Voor het overige betreft het een ontwikkeling waarbij door de gemeente geen gronden en/of (financiële) middelen worden ingebracht. Ten aanzien van de door de gemeente te maken kosten is op 27 april 2009 een anterieure overeenkomst gesloten. Derhalve wordt voor het voorliggende project geen exploitatieplan opgesteld.

5.5 Natuurwaarden

5.5.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele afwijkingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:

  • algemene soorten
    Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod.
  • overige soorten
    Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
  • soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AmvB
    Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AmvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
    1. 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
    2. 2. er is geen alternatief; en
    3. 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.

Vogels vormen een aparte groep: activiteiten die verstorend zijn gedurende de broedperiode van voorkomende broedvogels zijn niet toegestaan; een ontheffingsmogelijkheid ontbreekt dan ook. Daarnaast is voor aantasting van vaste verblijfplaatsen van vogels (nesten die jaarlijks terugkerend worden bezocht) buiten de broedperiode een ontheffingsprocedure van belang.

Gebiedsbescherming

Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.

5.5.2 Onderzoeksresultaten

Ten behoeve van de ontwikkeling is een basis Natuurtoets uitgevoerd. De locatie is gelegen buiten Natura 2000 en de EHS. Het oprichten van de bedrijfsbebouwing binnen het bestemmingsvlak heeft geen (mogelijk) significante gevolgen voor binnen de gemeente Apeldoorn gelegen gebieden die vallen onder Natura 2000 - c.q. EHS.

Verder blijkt uit het rapport "Basisnatuurtoets Bestemmingsplan Kruisweg 28, Beekbergen"van 4 oktober 2010 dat er op dit moment op grond van de Flora en Faunawet geen beschermde soorten voorkomen, waarvoor ontheffing nodig is. Nader onderzoek is niet nodig. Wel dient bij eventuele werkzaamheden rekening te worden gehouden met het broeden van bepaalde vogelsoorten. (Natuurkalender als handboek aanhouden). Aanbevolen wordt om het terrein landschappelijk in richten op o.a. struweelvogels en nestkasten te plaatsen. Het adres Kruisweg 28 is op 30 september 2010 in het kader van het veldonderzoek ter plaatse bezocht.

6 Juridische Planopzet

In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In de inleiding wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. In paragraaf 6.2 wordt een toelichting gegeven op de regels, waarbij de hoofdstukindeling van de regels wordt gevolgd. In paragraaf 6.3 tenslotte wordt de plankaart beschreven.

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Kruisweg 28 Beekbergen beoogt de ontwikkelingen rond de verschillende vormen van bedrijvigheid in het plangebied mogelijk te maken. Voor de regels is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008. De geografische verbeelding (voorheen: plankaart) is opgesteld volgens IMRO 2008. Verder is het bestemmingsplan aangepast aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

6.2 De Regels

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels. Het betreft de begripsregels, waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd (artikel 1), en de wijze van meten en berekenen (artikel 2).

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin worden voor de bestemming regels gegeven voor gebruik en bebouwing van de grond. Deze bestemmingsregeling wordt hierna besproken.

Agrarisch

Ten behoeve van de uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden van het bedrijf Gemjo B.V. moet worden voorzien in een waterberging in de aangrenzende agrarische bestemming. Hiervoor is door de provincie al een ontgrondingenvergunning verleend. De waterberging is als functie-aanduiding "waterberging" binnen de bestemming Agrarisch opgenomen.

Bedrijf

De bestemming "Bedrijf" (B) is opgenomen op het noordelijke gedeelte van het perceel Kruisweg 28 en omvat exact de vigerende bestemming "Niet-agrarische bedrijven", met de aanduiding "Gdh", welke behoort bij het geldende bestemmingsplan '1e herziening bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid'.

Voor het voorliggende plan is gekozen voor één niet-agrarische bestemming, die zowel het bedrijfsmatige karakter van de aanwezige bedrijvigheid beperkt als de landschappelijke en natuurkundige waarden van het gebied recht doet. Met name dit laatste heeft ertoe geleid dat er buiten het bouwvlak zeer beperkte opslag mogelijk is is tot een maximum van 250 m² (=5 % van het bestemmingsvlak) en een hoogte van maximaal 4 meter.

Qua bebouwingsmogelijkheden is de standaard van de gemeente Apeldoorn gehanteerd, zij het met een specifiek voor deze bestemming opgenomen regeling. Zo is het ter plaatse mogelijk één of meer bedrijfsgebouwen te realiseren, tot een totale oppervlakte van 3.000 meter², overigens binnen de hoogtevoorschriften die ook al gelden in het vigerende bestemmingsplan (goothoogte 6 meter, bouw- of nokhoogte 8,5 meter).

Binnen de 3.000 m² bedrijfsbebouwing (exclusief de bedrijfswoning) is handel en bewerking van rubber mogelijk alsmede handel in ambulante goederen tot 1.200 m². Om te bepalen wat onder detailhandel in ambulante handel wordt verstaan is een begripsbepaling opgenomen.

Tevens blijft - evenals in het geldende bestemmingsplan - de mogelijkheid bestaan om buiten de genoemde 3.000 meter² één bedrijfswoning op te richten (inhoud hoofdgebouw maximaal 700 meter³, goothoogte 4 meter, afstand tot andere bebouwing maximaal 10 meter.

De nieuwbouw van de hal en de beperkt toegestane buitenopslag dient landschappelijk te worden ingepast aan de hand van een inrichtings- en beplantingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak Maasdriel (van 1 juni 2011, 201008528/R2) uitgesproken dat een dergelijk verplichting in de regels van het bestemmingsplan dient te worden vastgelegd. Daarom is de landschappelijke inpassing aan de hand van het inrichting(- en beplanting)splan als voorwaarde opgenomen in de bouw- en gebruiksregels. Het inrichtingsplan is als bijlage 2 bij de regels opgenomen.

Groen

Ten behoeve van de landschappelijke afscherming c.q. inpassing van het bedrijf is een bestemming Groen langs de noord- en oostrand van het bedrijf opgenomen. Binnen deze strook mogen geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.

6.2.3 Algemene regels en overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 9 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 9.1 van dit artikel staat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden. Lid 9.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf die bouwhoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten goothoogte.

In artikel 11 staan de algemene gebruiksregels. Naast het verbod om grond en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming bevat dit artikel ook regelingen voor beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van de bedrijfswoning. Bij recht is het gebruik van (een deel van) die woning en bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroepsmatige gebruik blijft overheersen. Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken is ook het gebruik voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk. Ook hier gelden beperkingen om het woonkarakter te behouden. Alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen in de in bijlage 1 bij de regels (Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis) zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" als categorie 1-bedrijven zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden. In artikel 14 staan de procedureregels die bij ontheffing en wijziging in acht genomen moeten worden. Artikel 15 tenslotte geeft een regeling voor verwijzingen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten zeer bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

6.3 De Geometrie

Het plangebied is getekend op één gekleurde plankaart, schaal 1:1500. De plankaart is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2008.

7 Inspraak En Overleg

7.1 Inspraak

Omdat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt slechts een beperkte invloed op de omgeving heeft, wordt het plan op basis van de Inspraakverordening niet vrijgegeven voor de inspraak. Wel is er de wettelijke mogelijkheid om bij de ter visielegging van het ontwerp zienswijzen naar voren te brengen en worden omwonenden ingelicht door middel van een bewonersbrief.

7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

De gewenste planontwikkeling is in medio 2008 besproken met de Provincie Gelderland, nadat de locatie ter plaatse is bezocht. De provincie adviseert om door te gaan met het opstellen van een bestemmingsplan met daarin de onderbouwing waarom in dit geval wordt afgeweken van de beperking van de uitreidingsmogelijkeid van maximaal 20 % tot ten hoogste 375 m² (richtinggevende uitspraak) op basis van het steekplan Gelderland c.q. de Ruimtelijke Verordening Gelderland wordt afgeweken. Bij besluit van .. november 2011 hebben gedeputeerde staten van Gelderland ontheffing verleend van de Ruimtelijke Verordening Gelderland ten behoeve de gewenste uitbreidingsmogelijkheid op Kruisweg 28.

De reactie van het Waterschap en de beantwoording zijn opgenomen in paragraaf 5.2Waterhuishouding.

Onbekend 1 Bedrijvenlijst Kruisweg 28 Beekbergen

Bijlage regels 1 Bedrijvenlijst Kruisweg 28 Beekbergen

Onbekend 2 Inrichtingsplan

Bijlage regels 2 Inrichtingsplan

Onbekend 1 Milieuonderzoek

Bijlage toelichting 1 Milieuonderzoek

Onbekend 2 Natuurtoets

Bijlage toelichting 2 Natuurtoets

Onbekend 3 Ontheffing Ruimtelijke Verordening

Bijlage toelichting 3 Ontheffing Ruimtelijke Verordening

Onbekend 4 Procedureschema

Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding
-
Voorbereidingsbesluit geldig t/m
-
Voorontwerp ter inzage
-
Ontwerpplan ter inzage
07-04-2011 - 18-05-2011
Vaststelling door gemeenteraad
21-06-2012
Vastgesteld plan ter inzage
05-07-2012 - 15-08-2012
Aanwijzing GS/Minister
-
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak
-
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak -
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak -
Datum inwerkingtreding b.p.
17-08-2012
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak
-
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan
17-08-2012
Opmerkingen
-