Korianderplein winkelcentrum De Mheen
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Onherroepelijk op 09-11-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Korianderplein winkelcentrum De Mheen van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1088-onh1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.6 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.7 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.8 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.11 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.15 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.16 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.19 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.20 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.21 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.22 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.23 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.25 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.26 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.27 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.28 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.29 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.30 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.31 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.32 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.33 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.34 verkoopvloeroppervlakte
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.35 windturbine
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
1.36 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.37 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.38 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.39 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. horeca in categorieën 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 350 m²;
- c. zakelijke dienstverlening;
- d. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen | bouwvlak | nvt | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | nvt | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (3.3b) overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m | |
Overkapping ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' | aanduidingsvlak | nvt | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) ' aangegeven waarde |
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 3.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. van het in lid 3.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- c. van het in lid 3.1 en lid 3.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 3.4 ontheffing van de gebruiksregels is verleend.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. hondenuitlaatplaatsen;
- d. evenementen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. vijvers en watergangen;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen: 4 m (4.3) overig: 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 4.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. evenementen;
- c. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
- d. watergangen;
- e. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. tuin;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondedring van overkappingen | nvt | antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (5.3) overig: 2,50 m | ||
Overkapping ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" | aanduidingsvlak | nvt | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven waarde |
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 5.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
- d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
of: - e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is ondergronds bouwen in het gehele plangebied, zowel binnen als buiten het bouwvlak, toegestaan voor het tot stand brengen van ruimten die een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
- f. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
- g. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwenbetreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
- h. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
- c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
9.2 Voorwaarden voor afwijking
Ontheffingen als bedoeld in dit artikel kunnen alleen worden verleend:
- a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
9.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 9.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de afwijking kan worden voorkomen.
9.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 9.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 11 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 10 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht Bouwwerken
11.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
11.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 12 Overgangsrecht Gebruik
12.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
12.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Korianderplein winkelcentrum De Mheen.
Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn
d.d. 30 juni 2011 nr. 73-2011
Mij bekend,
de griffier,
namens hem:
het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken
van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,
J.M. van der Zwan
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De Vereniging van Eigenaren van het winkelcentrum De Mheen heeft verzocht om medewerking voor de uitbreiding van het winkelcentrum.
Deze medewerking bestaat uit de herziening van het bestemmingsplan voor de uitbreiding van de supermarkt en een aantal winkels.
De gemeente heeft toegezegd hieraan onder voorwaarden medewerking te verlenen mits de plannen op basis van een door een deskundige vervaardigd inrichtingsplan voor de openbare ruimte op een kwalitatief hoogwaardige wijze kunnen worden ingepast.
Door de gemeente zijn daarbij de volgende voorwaarden gesteld:
- in de parkeerbehoefte die voortvloeit uit de toename van het bruto vloer oppervlakte aan winkels, moet worden voorzien;
- het winkelcentrum dient als geheel een groene omlijsting te hebben;
- het grasveld voor het flat moet gehandhaafd blijven;
- de kosten voor de herinrichting komen voor rekening van de initiatiefnemers.
De gemeente gaat voor de uitbreiding van het winkelcentrum ca 770 m² grond verkopen. Deze grond wordt door middel van dit bestemmingsplan bestemd tot gemengd en voorziet in ondermeer een winkelfunctie.
1.2 Ligging En Begrenzing
Winkelcentrum De Mheen ligt in de woonbuurt De Mheen aan het Korianderplein en wordt omgeven door de Kalmoesstraat, Korianderstraat, Kruizemuntstraat en de Mheenlaan.
Luchtfoto
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Sluisoord De Mheen, 5e herziening is vastgesteld op 6 juli 1989 en op 5 oktober 1989 goedgekeurd. Op 6 december 1989 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.
De bestemming van de grond is erf behorende bij winkels. Op gronden met deze bestemming mag niet worden gebouwd.
Op 9 juli 2009 is het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost vastgesteld en op 27 november 2009 goedgekeurd. Dit bestemmingsplan is daarna in werking getreden maar door een ingesteld beroepschrift nog niet onherroepelijk. Krachtens dit bestemmingsplan is de beoogde uitbreiding eveneens niet mogelijk.
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied en vervolgens wordt de ruimtelijk-functionele structuur van het winkelcentrum beschreven. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van de realisering van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 wordt de juridische regeling en de verschillende bestemmingen toegelicht.
2 Beleidskader
2.1 Structuurplan Stedelijk Gebied
In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.
Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.
Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.
In het structuurplan is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd. Daarbij ligt het accent op het toevoegen van (centrum)stedelijke en landelijke woonmilieus.
structuurplankaart
2.2 Programma Complete Wijken
Apeldoorn streeft naar complete wijken. Het programma Complete Wijken, dat in maart 2005 door de gemeenteraad is vastgesteld, is de tegenhanger van –of beter complementair aan- de ambities van de stad om zijn regionale positie waar te maken en stedelijke projecten als Orpheus, Omnisport en de stationsomgeving te realiseren. De basisgedachte is dat de stedelijke ambities hand in hand moeten gaan met een kwalitatief goede leefomgeving in de wijken en dorpen. Het is een programma waarin de menselijke maat centraal staat, en nabijheid: van winkels, speelplaatsen, huisartsen, etc.
In de moderne vormgeving van de Complete Wijk neemt slim combineren een belangrijke plaats in. Het 'stenen stapelen' en het sociale wijkproces gaan hand in hand. Vaak gaat het om het bundelen van woonvormen, functies en voorzieningen teneinde voldoende draagvlak te verkrijgen. Ook wordt de fysieke vernieuwing en clustering van voorzieningen benut als katalysator voor de vernieuwing van het aanbod van zorg en dienstverlening door de instellingen. Gericht op uiteenlopende doelgroepen.
De bouwstenen van het programma Complete Wijken zijn: gevarieerd wonen, vermaatschappelijking van de zorg - woonzorgcirkels, netwerk van voorzieningen, ontmoeten en ontspannen en integraal wijkbeheer.
De uitbreiding van het winkelcentrum past binnen dit beleid.
2.3 Detailhandelsvisie
In 2003 is de Detailhandelsvisie 'Een boodschap voor iedereen' vastgesteld. Het belangrijkste doel van de detailhandelsvisie is te komen tot een sterke en evenwichtige detailhandelsstructuur, zowel vanuit het oogpunt van de consument (het verzorgingsniveau) als vanuit de optiek van het bedrijfsleven (het economische functioneren). De visie beoogt daarmee het bepalende beleid te zijn voor de uitwerking van (deel)plannen op wijk- en buurtniveau en voor het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen. Verder is de visie het toetsingskader voor, onder meer door de markt, ingediende plannen.
In de nota is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Essentie is dat binnen de mogelijkheden die de gemeentelijke overheid daarvoor heeft, wordt gekozen voor het handhaven en versterken van een fijnmazige structuur van de detailhandel op buurtniveau in plaats van deze op te heffen ofwel opschaling. Dit betekent het behoud van winkelcentra op buurtniveau.
In het detailhandelsbeleid is vastgelegd dat de maximale omvang van een full-service supermarkt 1200 tot 1500 m² winkelvloeroppervlakte (hierna te noemen wvo) mag bedragen.
In 2007 is een supermarktnotitie door de gemeente vastgesteld. Hierin is vastgelegd dat van de detailhandelsvisie kan worden afgeweken. Voorwaarde voor deze afwijking is dat de initiatiefnemer met een distributieplanologisch onderzoek kan aantonen dat de voorgenomen ontwikkeling aanvaardbaar is.
In deze situatie bestaat de afwijking in een overschrijding van de winkelvloeroppervlakte met ca 200 m².
Markttechnisch is er voldoende ruimte voor de voorgenomen uitbreiding. Uitbreiding is mogelijk, zonder nadelige gevolgen voor het te versterken winkelcentrum Anklaar en winkelcentrum Het Fort. De versterking van de C1000 tot een eigentijdse supermarkt van voldoende schaalgrootte betekent een bestendiging van de trekkracht van het winkelcentrum de Mheen voor de eigen inwoners. Met de schaalvergroting worden knelpunten in de bedrijfsvoering van de supermarkt opgelost. Daarnaast blijft de diversiteit aan supermarkten in het stadsdeel behouden. Het is goed denkbaar dat ook aanvullende winkels gemoderniseerd worden, wat kan leiden tot een beperkte toevoeging van het wvo. Hoofdzaak is dat de inwoners uit het primaire verzorgingsgebied voor wat betreft de dagelijkse aankopen ook in de toekomst op de Mheen georiënteerd zullen zijn.
2.4 Verkeersbeleid
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in het gemeentelijk verkeersbeleidsplan Wat ons Beweegt (juli 1997). Als vervolg op dit plan is in 1999 een Verkeerskaart opgesteld die in 2009 is geactualiseerd. Hierin zijn de hoofdlijnen van het gemeentelijk mobiliteitsbeleid opgenomen. Doel ervan is de beperking van de groei van de automobiliteit ten gunste van de leefomgeving en de bereikbaarheid. Dit wordt bereikt door het autoverkeer op een beperkt aantal hoofdwegen te bundelen. De functie van de hoofdwegen is het bereikbaar houden van de bedrijventerreinen en de binnenstad en het bundelen van het autoverkeer zodat de tussenliggende verblijfsgebieden autoluw kunnen worden. Onder dit net van hoofdwegen liggen de woonstraten, waar leefbaarheid het belangrijkst is. In deze verblijfsgebieden is de maximum snelheid 30 kilometer per uur.
In de Parkeernota 1999, geactualiseerd in 2009, zijn parkeernormen voor woningen, bedrijven en diverse voorzieningen opgenomen.
Voor de uitbreiding van de supermarkt en de winkels bedraagt de parkeernormering 4 parkeerplaatsen per 100 m² uit te breiden bedrijfsvloeroppervlakte
Om het gebruik van de fiets te stimuleren is in de Verkeerskaart gekozen voor een radiaal net van doorstroomassen tussen woonwijken en de binnenstad. Onder de doorstroomassen ligt een net van primaire fietsroutes, die de woonwijken onderling en met de bedrijven verbinden. Op de doorstroomassen kunnen fietsers ongestoord, veilig en comfortabel doorfietsen. Doorstroomassen verbinden de woonwijken met de binnenstad, er is dus sprake van een radiale structuur. De doorstroomas zal fietsers aantrekken, bundelt als het ware de fietsstromen.
Dit bestemmingsplan vormt geen belemmering voor het uitvoeren van eventuele actiepunten uit de (geactualiseerde) Verkeerskaart en de deelnota’s die als uitwerking van de verkeerskaart zijn opgesteld.
2.5 Waterbeleid
In 2005 is 'Werken aan water', het Apeldoorns waterplan 2005 - 2015, vastgesteld. Het waterplan beschrijft de visie van de Apeldoornse waterpartners Vitens, Waterschap Veluwe en gemeente op water in de stad en de dorpen. Het plan stelt de kaders voor het onderhoud en voor toekomstige plannen met water. Tevens dient het plan als basis voor communicatie en als toetsingskader voor de watertoets.
De hoofdlijnen van het waterplan zijn:
- afkoppelen en bergen
Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzone naast iedere beek. Ten oosten van het kanaal wordt het regenwater in de vijvers geborgen. - herstel van beken en sprengen
Het beken- en sprengensysteem in het stedelijk gebied van de stad en de dorpen wordt hersteld. De naast de beek liggende waterbergingen krijgen ook een recreatieve functie voor wandelaars en fietsers. De cultuurhistorische waarde van de beken wordt hersteld en de hoge natuurwaarde wordt beschermd. Het sprengenwater wordt verzameld in de Grift en kan ten noorden van Apeldoorn geïnfiltreerd worden op de Veluwe voor drinkwaterbereiding. - saneren en beheersen van verontreinigd diep grondwater
Het verontreinigde diepe grondwater wordt gesaneerd en beheerst. Dit water, samen met grondwater dat vrijkomt bij het bestrijden van wateroverlast, wordt zo veel mogelijk uitgenut. De prioriteitsvolgorde daarbij is: eerst aanwenden voor duurzame energie, vervolgens als voeding naar de beken, daarna naar het kanaal, en tot slot is het bestemd voor infiltratie voor de drinkwaterbereiding. Hiertoe wordt een grondwaterbank in het leven geroepen.
In het waterplan zijn de hoofdlijnen per deelgebied uitgewerkt in uitgangspunten voor de waterparagraaf.
2.6 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.
Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Voor het gebied is tegelijk met het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld. Dit welstandsbeleid is gericht op de ontwikkelingen die in het gebied gaan plaatsvinden en heeft als uitgangspunt het faciliteren, stimuleren en prikkelen van kwaliteit door het scheppen van goede voorwaarden.
Voor het winkelcentrum De Mheen geldt een normaal welstandsniveau met als thema moderne architectuur en stedenbouw.
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Ruimtelijke En Functionele Structuur
De wijk is in de jaren '70 projectmatig en vrij uniform gebouwd. Het bebouwingspatroon wordt voor het grootste deel bepaald door eengezinswoningen in twee bouwlagen met kap, gelegen aan verkeersvrije (groene) woonpaden. Evenals in Sluisoord bevindt zich ook in deze buurt een aantal drive-inwoningen en wel langs de Deventerstraat. Het zuidelijk deel van de buurt is minder helder opgezet en bestaat uit kleinschalige projecten in een half open blokverkaveling. Opvallend zijn verder nog de vrijstaande villa's aan de Kruizemuntstraat en rond diezelfde straat woningen met een verspringende verkaveling, een vrij nieuw wooncomplex aan de Kruizemuntstraat.
Het winkelcentrum De Mheen is gelegen in Zevenhuizen in de oksel van de Mheenlaan en de Kruizemuntstraat, twee wijkontsluitingswegen. Het L-vormige complex is gepositioneerd ten opzichte van deze wegen. De oksel van de L-vorm ligt in de richting van de Mheenlaan. Het winkelcentrum wordt geflankeerd door twee torenflats.
Tussen de Mheenlaan en het winkelcomplex ligt een driehoekig voorplein, het Korianderplein. De zijde van het complex aan dit voorplein is de formele 'voorkant', in die zin dat het winkelcentrum zich aan deze zijde naar buiten toe presenteert. Een van de drie toegangen tot de interne winkelstraat ligt aan dit plein. De andere zijden van het complex zijn duidelijk ondergeschikt aan deze voorkant, alhoewel zich ook hier twee entrees bevinden. De openbare ruimte rondom het winkelcentrum wordt hoofdzakelijk benut en behoeve van parkeerplaatsen, opstelplaatsen voor winkelwagens en fietsenstallingen. De restruimtes tussen het parkeerterrein en de omliggende wegen wordt opgevuld met laag struikgewas en bomen.
Het winkelcentrum is introvert van opzet, d.w.z. dat de winkelpuien aan een interne T-vormige, overdekte winkelstraat zijn gelegen. Slechts op enkele plaatsen zijn er ook etalages gericht naar buiten toe. De winkelstraat heeft drie toegangen vanaf de parkeerterreinen. De buitenzijde van het complex aan de Korianderstraat bestaat hoofdzakelijk uit gesloten gevels met toegangen voor expeditieruimten, opslag en dergelijke. Dit geeft het winkelcentrum aan die zijde een aanblik die voor verbetering vatbaar is. Daar komt bij dat het winkelcentrum door de jaren heen verschillende keren is uitgebreid en aangepast. De hierdoor ontstane patchwork van aanbouwen, kleuren, materialen en vormgevingsstijlen komt de uitstraling van het complex niet ten goede.
Situatietekening met detaillisten
3.2 Groenstructuur
In de openbare ruimte speelt het Mheenpark uiteraard een belangrijke structurerende rol. Deze van oorsprong groene long met daaraan voorzieningen en hoogbouw is in de loop der jaren getransformeerd naar een groen recreatiegebied op stadsdeelniveau met grote waterpartijen. Buiten dit park wordt het openbaar groen in de buurt gekenmerkt door groenstroken langs verkeersvrije woonpaden en grasbermen met bomen langs de doorgaande wegen.
Op onderstaande figuur is de bomenstructuur aangegeven.
BOMEN: 3 hoofdsoorten
• Mheenlaan: esdoorns
• Kruizemuntstraat: iepen
• Korianderstraat: platanen
3.3 Verkeer En Vervoer
De hoofdontsluiting van de buurt wordt gevormd door de Laan van Zevenhuizen in het noorden en de Deventerstraat in het zuiden.
Voor het winkelcentrum is de ontsluiting belangrijk via de Korianderstraat, Kruizemuntstraat en de Mheenlaan
De Kruizemuntstraat sluit in noordelijke richting aan op de Mheenlaan.
De vormgeving van deze kruising stamt uit de 70er jaren: Gescheiden rijbanen,
aparte fietsstroken en dergelijke. Destijds kwam dit overeen met het
geldende 50 km/uur regime binnen de komgrens.
Huidige situatie Kruizemuntstraat
ROUTING: vanuit alle kanten
• 4 entrees parkeerterrein; westzijde belangrijkst
• parkeren rondom winkelcentrum, circuit mogelijk
• 3 entrees winkelcentrum; westzijde belangrijkst
• stalling fietsen en winkelwagentjes gekoppeld aan entrees
winkelcentrum
3.4 Archeologie
Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart 2006 ligt het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde (Dekzandwelving op helling- en daluitspoelingswaaierafzettingen). In de directe omgeving bevinden zich geen archeologische vindplaatsen of vondstmeldingen. De bodem is hier niet voorzien van een beschermend esdek. Eventuele archeologische waarden kunnen dus binnen de eerste 50 cm onder het huidige maaiveld verwacht worden. De directe omgeving is intensief bebouwd met een winkelcentrum, voorzien van een systeemvloer met kruipruimte. Voor de aanleg van dit winkelcentrum zal een bouwkuip van minimaal 75 cm diepte zijn gegraven. Hoewel de milieuboringen niet een volledig verstoor bodemprofiel laten zien, is in boring 1,5 en 7 de bodem licht puinhoudend tot einde boring (50 cm –mv). De kans dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden aangetroffen kunnen worden is klein.
De archeologische verwachtingswaarde van het plangebied moet worden bijgesteld naar laag. In het kader van de geplande werkzaamheden is geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Mocht t.z.t. tijdens grondwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische waarden (sporen en/of vondsten) worden aangetroffen, dan dient, conform Monumentenwet 1988, de gemeente hiervan op de hoogte te worden gesteld. Vervolgens kan er een archeologische waarneming worden gedaan. Dit zal in de regel de werkzaamheden niet in de weg staan.
3.5 Kabels En Leidingen
Ter plaatse van de uitbreidingen ligt een elektriciteitskabel die zal moeten worden verlegd evenals de gemeentelijke riolering. Het trafohuisje wordt verplaatst naar de aangrenzende groenstrook. Voor het trafohuisje hoeft het bestemmingsplan niet aangepast te worden omdat dit gebouwtje valt onder de vergunningvrije bouwwerken.
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied weer.
4.1 Bebouwing
Op onderstaande schets is de uitbreiding van het winkelcentrum aangegeven. Op basis van deze schets is de plankaart gemaakt.
In totaal is de uitbreidingsruimte ca 770 m ²
Belangrijke uitgangspunten om de kwaliteit van het winkelcentrum te behouden zijn:
- Buitenopslag uit het zicht (pallets, kratten, afval e.d.).
- Eén visie voor reclame-uitingen. Nu zijn lichtbakken, bewegwijzeringen en reclames her en der neergehangen aan de buitengevels. In het nieuwe ontwerp zou een eenduidige, integrale oplossing m.b.t. reclame-uitingen c.q. lichtreclames op/aan de gevel moeten worden gegeven.
4.2 Infrastructuur
Inmiddels heeft als uitwerking van Duurzaam Veilig binnen Apeldoorn het
verblijfsgebied met als richtsnelheid 30 km/uur de intrede gedaan. Kenmerk
van de wegen hierbinnen is mengen van verkeer. Het gebied waarin het
kruispunt ligt is ook verblijfsgebied. De vormgeving van het kruispunt sluit
hier niet meer op aan.
Het budget dat een aantal jaren beschikbaar was om de vormgeving van
verblijfsgebieden aan te passen is verbruikt aan wat een sobere inrichting
wordt genoemd. Daarbij kan gedacht worden aan drempels en plateaus.
Het 'meeliften' met andere projecten is een goed alternatief om de situatie
conform duurzaam veilig te krijgen.
In dit specifieke geval is de zuidelijke rijbaan breed genoeg om als verblijfsweg
te dienen, deze kan relatief eenvoudig worden benut. De noordelijke rijbaan
kan worden versmald tot een fiets/voetpad. Uiteraard dient de kruising te
blijven voldoen aan de CROW normen (bijvoorbeeld draaicirkels bevoorrading
De Mheen). Maar amoveren van de noordelijke rijbaan plus verleggen van het
fiets/voetpad tegen de zuidelijke rijbaan aan levert een beeld op dat bij een
kruising in een 30 km/uur zone past en uit oogpunt van verkeersbeleid gewenst is.
4.3 Verkeersontsluiting En Parkeren
Van het winkelcentrum is een inrichingschets gemaakt. Deze schets voorziet in de aanleg van 36 parkeerplaatsen. Dit aantal is voldoende voor de uitbreding van de winkels.
De ontsluiting aan de oostkant van het winkelcentrum (Korianderstraat) komt te vervallen.
Geconcludeerd kan worden dat door de aanpassing van de Kruizemuntstraat er fysiek ruimte ontstaat voor de aanleg van de parkeerplaatsen en het vergroten van het openbare groen.
In het plan is er voor gekozen om de uitbreiding van de parkeerplaatsen te omlijsten met een groengordel. Dit gaat ten koste van het asfalt op de Kruizemuntstraat dat in normale proporties wordt teruggebracht.
Hierdoor is er sprake van een kwalitatief betere en veilige situatie.
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
5.1.2 Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.
Onderzoeksresultaten bodem
In de rapportage d.d. 18 september 2009 opgesteld door MWH en opgenomen in bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt dat de locatie in milieuhygiënisch opzicht geschikt wordt geacht voor de beoogde bestemming en dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Aanbevolen wordt om tijdens de grondwerkzaamheden alert te zijn op een eventuele onvoorziene verontreiniging van de bodem.
5.1.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Er is onderzoek gedaan naar de feitelijke invloed van de concrete gevestigde en te vestigen milieubelastende functies alsmede naar de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden. Uit het onderzoek blijkt dat er geen bezwaren bestaan tegen de uitbreiding van het winkelcentrum.
5.1.4 Verkeersslawaai
In het algemeen wordt bij wegaanpassingen en in het kader van een goede ruimtelijke ordening een akoestisch onderzoek ingesteld naar de optredende geluidsverschillen tussen de situatie voorafgaand aan de realisatie en de situatie na realisatie. Er kan pas sprake zijn van een reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) en een significant negatief geluidseffect als de geluidsbelasting in de toekomst hoger is dan de voorkeursgrenswaarde Lden van 48 dB incl. aftrek ex art. 110g Wgh. Indien dit het geval is, moet er bovendien een geluidstoename ten opzichte van de huidige situatie zijn van 1,5 dB of meer. Tot 1,5 dB zijn geluidstoenames over het algemeen niet hoorbaar.
Onderzoeksresultaten
De verkeerstoename ten gevolge van dit plan bedraagt maximaal 8% (wegverkeersgegevens staan in de bijlage). Dit leidt tot een toename in geluidbelasting van maximaal 0,3 dB (10xLOG1,08). Er is geen sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder en de geluidstoename is niet hoorbaar.
5.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De belangrijkste stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Apeldoorn al jaren voldaan. Dit blijkt uit de jaarlijkse monitoringsrapporten over luchtkwaliteit.
Bij ontwikkelingen in het kader van, onder andere, de Wet op de ruimtelijke ordening moet worden aangetoond dat die ontwikkeling "niet in betekenende mate bijdraagt" aan de luchtverontreiniging. Voor activiteiten die slechts een beperkt effect hebben op de luchtkwaliteit is geen onderzoek nodig. In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen", zijn deze activiteiten vastgelegd. Het betreft:
- woningbouwprojecten met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwprojecten met maximaal 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 300.000 m2 en twee ontsluitingswegen.
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, is er voor het onderdeel luchtkwaliteit geen bezwaar vanuit de Wet milieubeheer. Is de bijdrage wel in betekenende mate, maar wordt er geen grenswaarde overschreden, is er evenmin een bezwaar.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
De verkeerstoename ten gevolge van dit plan bedraagt maximaal 200 motorvoertuigen (8%). Volgens een berekening met de NIBM-tool van Infomil zal de luchtkwaliteit niet in betekende mate verslechteren ten gevolge van de uitbreiding en de herinrichting van de planlocatie (zie ook bijlage).
5.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
In de nabijheid van het Korianderplein bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de uitbreiding van de winkels.
Buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Transport gevaarlijke stoffen
In Apeldoorn zijn geen speciale routes voor gevaarlijke stoffen aangewezen. In verband met de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over spoorlijnen en wegen, is door Royal Haskoning onderzoek uitgevoerd naar het zogenoemde plaatsgebonden risico en het groepsrisico langs transportroutes in Apeldoorn. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport Veilig langs transportassen d.d. 14 januari 2003. Daaruit blijkt dat het aspect externe veiligheid voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen zowel over de spoorlijn als over de wegen nabij het plangebied geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkelingen.
5.2 Waterhuishouding
5.2.1 Algemeen
Het winkelcentrum ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 4.8 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en is niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.
5.2.2 Grondwater
Het gebied ligt ten oosten van het Apeldoorns kanaal en daarmee niet in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. De grondwaterstanden liggen indicatief tussen de 1 en 2 meter onder het maaiveld. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. De grondwaterstanden vormen verder geen beperking voor de uitbreidingsplannen.
5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater of waterafhankelijke natuur aanwezig. Binnen de nieuwe ontwikkelingen zal ook geen nieuw oppervlaktewater worden gecreëerd
5.2.4 Afvoer van hemelwater
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en hemelwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij het bepalen van de manier waarop het hemelwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor Hemelwater. Deze beslisboom geeft de volgende voorkeursvolgorde voor het afvoeren van hemelwater:
- 1. gebruik van hemelwater (in grijswatercircuit of door vegetatiedak);
- 2. infiltratie in de bodem;
- 3. afvoer naar oppervlaktewater;
- 4. afvoer via rioolstelsel.
De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.
Het verhard oppervlak neemt door de plannen niet toe. Bij de herinrichting zullen de mogelijkheden om hemelwater af te koppelen worden onderzocht.
5.2.5 Afvoer van afvalwater
Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
5.2.6 Watertoets
Het plan omvat minder dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding etc. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
5.3 Natuurwaarden
5.3.1 Algemeen
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele ontheffingen van het verbod.
Gebiedsbescherming
Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.
5.3.2 Onderzoeksresultaten
Negatieve effecten voor flora en fauna zijn niet aan de orde.
5.4 Cultuurhistorie
5.4.1 Cultuurhistorische waarden
In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
5.4.2 Archeologische waarden
In het merendeel van de te bebouwen grond bevindt zich gemeentelijke riolering en een hoofdspanningskabel. Omdat de grond daardoor is geroerd is het aannemelijk dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn. Archeologisch onderzoek is daarom niet nodig evenals het opnemen van een dubbelbestemming ter bescherming van de archeologische waarden.
5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Met de Vereniging van Eigenaren van het winkelcentrum is een anterieure overeenkomst gesloten. Tevens wordt er één ruil- en realisatieovereenkomst gesloten met de diverse eigenaren voor de verkoop van de gronden en de kosten die de gemeente moet maken voor de openbare voorzieningen. Alle te maken kosten worden via de grondprijs verhaald. Een exploitatieplan behoeft daarom niet t e worden opgesteld.
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
6.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Korianderplein winkelcentrum De Mheen is een ontwikkelingsplan, dat voorziet in een uitbreiding van het winkelcentrum, de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen en een aanpassing van de Kruizemuntstraat.
6.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Gemengd
Op gronden met de bestemming 'Gemengd' zijn toegestaan winkels, horeca in categorie 1 van de Lijst van toegelaten horecatypen toegelaten alsmede zakelijke dienstverlening. Er is in de voorschriften een grens gesteld van maximaal 150 m² bruto vloeroppervlakte aan horeca.
Groen
Het structurele openbare groen in het plangebied is onder de bestemming Groen gebracht. Hier zijn groenvoorzieningen, paden, hondenuitlaatplaatsen, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden ontheffing verlenen voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's en op de plankaart staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden.
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 7.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied is toegestaan. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. Hierin is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming en daarmee onder het gebruiksverbod van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening vallen.
In artikel Algemene regels en overgangs- en slotregels staan de procedureregels die bij ontheffing en nadere eisen in acht genomen moeten worden. Artikel 10 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
7 Inspraak En Overleg
7.1 Vooroverleg
Het uitbreidingsplan voor het winkelcentrum en de aanpassing van de Kruizemuntstraat en het parkeerterrein is op 22 april 2010 bespreken met de wijkraad.
De wijkraad stemt in met de planopzet.
7.2 Inspraak
Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft het voorontwerp van dit bestemmingsplan met ingang van 17 juni 2010 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Er zijn drie reacties ontvangen. Deze reacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota inspraak en overleg dat als bijlage 7 bij de toelichting is gevoegd.
7.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
In de Nota inspraak en overleg is hierop ingegaan. Kortheidshalve wordt verwezen naar bijlage 7 van de toelichting.
7.4 Totstandkoming Plan
Naar aanleiding van de gevoerde inspraakprocedure worden insprekers betrokken bij de herinrichting van de openbare ruimte.
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie | ||||||
553 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||
554.1 | Café's, bars | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
Bijlage 1 Uittreksel Geldend Bestemmingsplan
Bijlage 1 Uittreksel geldend bestemmingsplan
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Inrichtingschets
Bijlage 4 Supermarktrapport
Bijlage 5 Second Opinion Supermarkt
Bijlage 5 Second opinion supermarkt
Bijlage 6 Luchtkwaliteit
Bijlage 7 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 7 Nota inspraak en overleg
Bijlage 8 Procedureschema
Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding | |
Voorbereidingsbesluit geldig t/m | |
Voorontwerp ter inzage | 17-06-2010 - 14-07-2010 |
Ontwerpplan ter inzage | 02-12-2010 - 12-01-2011 |
Vaststelling door gemeenteraad | 30-06-2011 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 14-07-2011 - 24-08-2011 |
Aanwijzing GS/Minister van VROM | - |
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak | ja |
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak | ja |
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak | verzoek voorlopige voorziening afgewezen |
Datum inwerkingtreding b.p. | 09-11-2011 |
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak | geen uitspraak gedaan omdat reclamante beroepschrift heeft ingetrokken |
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan | 09-11-2011 |
Opmerkingen | - |