KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Waarde - Archeologie Middelhoog
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Artikel 13 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 16 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Streekplan Gelderland 2005
2.2 Dorpsvisie Beekbergen En Lieren
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
3.3 Natuurwaarden
3.4 Verkeer En Vervoer
3.5 Archeologie
3.6 Cultuurhistorie
3.7 Kabels En Leidingen
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
4.1 Functie
4.2 Bebouwing
4.3 Erfinrichting
4.4 Verkeersontsluiting En Parkeren
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.2 Waterhuishouding
5.3 Natuurwaarden
5.4 Cultuurhistorie
5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Karakter Bestemmingsplan
6.3 Bestemmingen
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
6.5 Plankaart
7 Inspraak En Overleg
7.1 Inspraak
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
7.3 Totstandkoming Plan
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Procedureschema

Oude Apeldoornseweg 15 Beekbergen

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Onherroepelijk op 06-01-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplanOude Apeldoornseweg 15 Beekbergen van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1107-onh1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.6 agrarisch bedrijf

Een bedrijf, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij en pensionstal, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.7 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.8 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.12 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.13 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het planaanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.19 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.22 containerveld

Afgedekte gronden ten behoeve van de bovengrondse teelt van planten in containers

1.23 dependance

Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk één geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.

1.24 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.26 erkend archeoloog

Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.

1.27 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.28 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.29 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gebruiksgerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone.

1.31 grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel.

1.32 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 hoofdverblijf

  1. a. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.34 intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet, het houden van melkrundvee, schapen of paarden en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.35 kamerverhuurbedrijf

Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.36 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.37 kas

Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.38 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.39 kwekerij

Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.40 lawaaisporten

De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.

1.41 manege

Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het op eigen terrein binnen of buiten een gebouwgelegenheid geven tot het beoefenen van de paardensport en als ondergeschikte activiteit al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en verkopen van paarden.

1.42 middelhoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarde en/of vondsten middelhoog is.

1.43 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.44 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.45 peil

Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.

1.46 permanente bewoning

Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente, en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.

1.47 productiegerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij waar handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

1.48 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.49 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.50 recreatief medegebruik

Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.51 recreatieverblijf

Een gebouw dat bestemd is voor recreatief woonverblijf, niet zijnde permanente bewoning en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.52 recreatiewoning

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

1.53 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.

1.54 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.55 teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnel- en boogkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen.

1.56 tunnelkas

Een kas dan wel platglasconstructie van geringe hoogte, bestaande uit lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.57 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.58 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of recreatieverblijven.

1.59 waarde

De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuur-historie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.60 windturbine

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.

1.61 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.62 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.63 wooneenheid

Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.64 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.65 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.66 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.67 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.68 zorgboerderij

Een voorziening in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren door personen die niet zelfstandig kunnen werken en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven, met dien verstande dat een gebruik als intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  2. b. zorgboerderijen;
  3. c. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen;
  4. d. natuurbeheer;
  5. e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken, niet zijnde gebouwen, en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 7 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema

Bebouwing Maximale oppervlakte /inhoud Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen
- erf- en terreinafscheidingen 2 m - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak of voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1,50 m

3.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 8 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 13 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis;
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. d. tuin en/of erf;
  5. e. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 7 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte /inhoud Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen 330 m² 4 m 8 m - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen niet meegeteld;
- het is toegestaan maximaal 75 m² van de gebouwen en overkappingen te gebruiken als bijgebouw bij de bedrijfswoning
Bedrijfswoningen 700 m3 4 m - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages, bergingen en inpandige ruimtes voor maatschappelijke voorzieningen meegeteld;
- per voorziening is één bedrijfswoning toegestaan
- voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 7 lid 7.3 bepaalde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen


- erf- en terrein-afscheidingen 2 m - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (4.4.1a)
- antenne-installaties 15 m
- paardenbakken 2 m - indien de paardenbak geen onderdeel vormt van de maatschappelijke voorziening als bedoeld in lid 4.1 onder a geldt dat er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoningis toegestaan
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter
- overig
6 m

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 11 opgenomen procedureregels van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 8 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de oppervlakte van de bedrijfswoning en 100% van de oppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel ;
  2. b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  3. c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  4. d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  5. e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  6. f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  7. g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie Middelhoog

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarde in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarde is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarde van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Algemene regels

7.2 Afdekking van gebouwen

7.3 Woningsplitsing

Een woning respectievelijk een bedrijfswoning mag gesplitst worden in ten hoogste 2 zelfstandige (bedrijfs-)wooneenheden, mits:

  1. a. de wooneenheden tezamen de ten hoogste toegestane inhoud of oppervlakte van één (bedrijfs-)woning niet overschrijden;
  2. b. de oppervlakte aan bijgebouwen tezamen de ten hoogste toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen behorend bij één (bedrijfs-)woning niet overschrijden; er dient in ieder geval 20 m² aan bijgebouwen per wooneenheid aanwezig te zijn;
  3. c. het karakter van het gebouw als één (bedrijfs-)woning en de samenhangende bouwmassa van het gebouw behouden blijft;
  4. d. de cultuurhistorische dan wel karakteristieke waarde niet onevenredig wordt aangetast;
  5. e. de splitsing geen belemmering vormt voor omliggende (niet-)agrarische bedrijven.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond

8.2 Strijdig gebruik bebouwde grond

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwenof bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover deze de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat van de inhoudsmaat voor (bedrijfs)woningen niet kan worden afgeweken;
  6. f. ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.

9.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

9.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 9.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.

9.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 9.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 14 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat de maat voor de inhoud van een (bedrijfs)woning niet gewijzigd kan worden;
  3. c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.

10.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van dependance

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan vlakken met de bestemming Maatschappelijk de aanduiding dependance toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. a. de oppervlakte van een dependance bedraagt niet meer dan 65 m²;
  2. b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 75 m2;
  3. c. een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen.

10.3 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:

  1. a. het in het plan beoogde stedenbouwkundig en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
  3. c. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
  4. d. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  5. e. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  6. f. er, indien de wijziging nieuwvestiging van een geluidgevoelig object betreft, geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder wordt overschreden;
  7. g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 12 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Artikel 13 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

13.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 13.3opgenomen algemene beoordelingscriteria.

Bestemming/aanduiding werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden Specifieke beoordelingscriteria
bestemming Agrarisch
het binnen een afstand van 50 m vanuit woningen en recreatievoorzieningen aanbrengen van boomgaarden en het uitoefenen van intensieve teelten, behoudens vervanging van boomgaarden - er worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt dan wel er worden zodanige voorzieningen getroffen dat zich geen chemische bestrijdingsmiddelen buiten de boomgaard c.q. het betreffende perceel kunnen verspreiden
bestemming Agrarisch het realiseren van containervelden - de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit wordt niet onevenredig aangetast
- de containervelden worden uitsluitend binnen een bouwvlak en/of direct aansluitend aan een bouwvlak gerealiseerd

13.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 13.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, waaronder werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een normale agrarische bedrijfsexploitatie zoals spitwerkzaamheden, met dien verstande dat kwekerijen en boomgaarden niet onder normale agrarische bedrijvigheid worden begrepen, en werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van het bos- en natuurbeheer, waaronder mede begrepen houtproductie in de vorm van uitdunning van bos;
  2. b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  3. c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarde en functies niet te verwachten is;
  4. d. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden binnen een afstand van 10 m uit bestaande gebouwen;
  5. e. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens artikel 14 van de Grondwaterwet;
  6. f. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals het onttrekken van oppervlaktewater, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens artikel 24 van de Wet op de Waterhuishouding of voor zover deze worden uitgevoerd door of vanwege het waterschap;
  7. g. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een door gedeputeerde staten goedgekeurd natuurontwikkelingsplan;
  8. h. voor het verharden van (fiets)paden binnen het tracé van de onverharde weg.

13.3 Algemene beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 13 lid 13.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 13.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken

14.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.

14.3 Afwijken bij bijgebouwen

Indien lid 14.1 van toepassing is op bijgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1.21, kunnen burgemeester en wethouders eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 14.1bepaalde ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bijgebouwen. Afwijken is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voor elke m2 waarvoor bij omgevingsvergunning wordt afgeweken 2 m2 aan bestaande bijgebouwen wordt afgebroken, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.

14.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik

15.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplanOude Apeldoornseweg 15 Beekbergen.

Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn

d.d. 10 november 2011 nr. 113-2011

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken

van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,

J.M. van der Zwan

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Oude Apeldoornseweg 15 in Beekbergen is een woning aanwezig met daarbij een aantal bijgebouwen. Het perceel wordt gebruikt voor het aanbieden van dagbesteding en verblijf aan autistische personen, in de volksmond: voor een zorgboerderij. Het gaat voornamelijk om jongvolwassenen en kinderen. De capaciteit bedraagt 10 plaatsen voor nachtopvang en 15 plaatsen voor de dagopvang. De zorgboerderij heet De Poedelick. De eigenaresse van de zorgboerderij, mevrouw T. Jochems-Lagemaat, heeft de gemeente verzocht de zorgactiviteiten als zodanig te bestemmen en gelijktijdig te voorzien in een uitbreiding van die activiteiten.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het perceel is gelegen in het buitengebied tussen Apeldoorn en Beekbergen en ligt aan een lokale weg tussen beide plaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1107-onh1_0001.jpg"

Figuur 1: Ligging binnen omgeving

Het plangebied wordt alleen gevormd door het genoemde perceel. Kadastraal is dat bekend als gemeente Beekbergen, sectie M, nummers 2868, 2869 en 2870.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid. Dat plan is vastgesteld op 26 april 2001 en is grotendeels goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 4 december 2001. Later is het plan op onderdelen herzien met het 1e herziening van het bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid. Dat plan is vastgesteld op 23 oktober 2006 en goedgekeurd op 22 mei 2007.

De woning in het plangebied en de bijhorende gebouwen en tuin hebben de bestemming Woondoeleinden. Daarmee is die grond bestemd voor het wonen. Binnen die bestemming is één woning toegestaan met een maximale inhoud van 600 m³ en met maximaal 50 m² aan bijgebouwen. Het resterende gedeelte van perceel heeft de bestemming Agrarisch gebied met landschappelijke waarde. Daarmee is die grond in hoofdzaak bestemd voor agrarische bedrijvigheid.

Binnen beide bestemmingen is het niet mogelijk een zorgboerderij op te richten. Om dat wel mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1107-onh1_0002.jpg"Figuur 2: Uitsnede plankaart (overlay met GBKN en kadastrale kaart)

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

De toelichting begint met een beschrijving van het relevante beleidskader. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de ruimtelijke en functionele situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de nieuwe situatie waarin dit plan voorziet. In hoofdstuk 5 wordt aangetoond dat het plan uitvoerbaar is. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de juridische planopzet nader toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.

2 Beleidskader

2.1 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.

Met het ruimtelijk beleid beoogt de provincie bij te dragen aan de versterking van de ecologische, economische en sociaal-culturele positie van Gelderland als één van de Europese regio's. Hierbij hanteert de provincie – in wisselwerking met de beleidsinstrumenten van de andere omgevingsplannen – de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen,
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland,
  • bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei,
  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken,
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren,
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende wateraan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit,
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen,
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie,
  • bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

In het Streekplan ligt het plangebied dat is gezoneerd als onderdeel van het waardevol landschap Beekbergen en Loenen.

De kernkwaliteiten van dat landschap zijn beschreven in een aparte streekplanuitwerking. Concreet gaat het om de volgende kwaliteiten:

  • Gave open oude bouwlanden, met bebouwing langs de randen;
  • Kleinschalig met afwisseling in landbouwgebruik en beplanting;
  • Gradiënt van besloten boslandschap naar open landschap;
  • Sprengenbeken die van de stuwwal stromen.

Bij nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen dienen deze kwaliteiten in stand te worden en, zo mogelijk, versterkt te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1107-onh1_0003.jpg"

Figuur 3: Uitsnede streekplankaart

Met dat het perceel in waardevol landschap ligt, ligt het ook buiten bebouwd gebied en in het buitengebied. Het plan houdt in wezen ook de introductie in van een werkfunctie. In het buitengebied is dat volgens het provinciale beleid in principe alleen mogelijk in het kader van de functieverandering van een voormalige agrarische bedrijfslocatie. Hoewel het perceel inmiddels een woonbestemming heeft, betreft het perceel een voormalige agrarische bedrijfslocatie. Op het perceel zijn voormalige agrarische opstallen aanwezig.

De spelregels voor functieverandering zijn vastgelegd in de Streekplanuitwerking voor de regio Stedendriehoek: 'Waar stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies. Specifiek voor het perceel gelden in hoofdzaak de volgende voorwaarden:

  • Hergebruik van vrijkomende bebouwing voor werkfuncties is toegestaan tot 500 m² vloeroppervlakte per locatie. In de vorm van maatwerk kan die oppervlaktemaat worden verruimd tot 750 m², mits dat voorzien is van een goede onderbouwing.
  • Bebouwing die niet wordt hergebruikt, dient te worden gesloopt.
  • Alleen bedrijvigheid in de (milieu)categorieën 1 t/m 3 kan worden toegestaan, uiteraard voorzover de omgeving in het betreffende geval zich daar niet verzet.
  • Functieverandering naar gebiedsgebonden werkfuncties staat voorop.
  • Bij combinaties van wonen en werken wordt de woning bestemd als bedrijfswoning.

Daarnaast gelden diverse, algemene voorwaarden.

2.2 Dorpsvisie Beekbergen En Lieren

Voor Beekbergen en Lieren is een integrale visie op de gewenste ontwikkelingen tot 2020 van beide dorpen opgesteld: de dorpsvisie Beekbergen en Lieren. Daarin wordt ingezet op de sterke kanten die beide dorpen nu al hebben:

  • De bijzondere ligging op de overgang van het hoger gelegen Veluwemassief naar de lagere IJsselvallei en de sprengen aan de westzijde van Beekbergen met de Oude Beek met watermolens aan de noordkant van beide dorpen en de prachtige natuur: de uitgestrekte bossen van de Veluwe, de enken en de lager gelegen weilanden.
  • Beekbergen als een gemêleerd, actief en dynamisch dorp waar het goed en rustig wonen is, en dat voor toeristen en recreanten een aantrekkelijke en bekende plek is en waarin de Dorpstraat met de kerk en de Kerkallee met de hoge bomen en het nieuwe multifunctioneel centrum het hart van het dorp is. Beekbergen ook als dorp waar veel zorgbehoevenden een woonplek hebben gevonden.
  • Lieren als een gemoedelijk enkdorp, omringd door glooiende enken en lager gelegen grasland in de richting van het Beekdal met zijn silo en de spoorlijn van Dieren naar Apeldoorn met het VSM-station en museum en het kanaal als toeristische attracties.

In de dorpsvisie wordt het plangebied aangemerkt als onderdeel van een zone van landschappelijke versterking. Hier wordt ingezet op het verbeteren van de landschappelijke kwaliteiten door beperkte nieuwbouw mogelijk te maken. Dat moet leiden tot het toevoegen van kleine landschapselementen, houtwallen en het aanleggen van fiets- en wandelpaden. Bij functieverandering is het regionaal beleid voor vrijkomende (agrarische) bebouwing leidend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1107-onh1_0004.jpg"

Figuur 4: kaart dorpsvisie

3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving

3.1 Historie

Het plangebied en de directe omgeving zijn een ontginning van heide die vanaf het enkencomplex van Beekbergen is gestart rond het midden van de 19de eeuw. Op de topografische kaart van omstreeks 1900 is dat nog terug te zien. In het zuiden zijn de enken zichtbaar met de Oude Beek en de huidige Tullekensmolenweg als grens. Ten noorden daarvan liggen de jonge heideontginningen met rechtlijnige wegen en percelen gras- en akkerland, merendeels in de vorm van langgerekte stroken in min of meer rechthoekige verkaveling. Op de kaart is eveneens te zien dat er al bebouwing in het plangebied aanwezig was (nauwelijks te zien door de grens van de oorspronkelijke kaartbladen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1107-onh1_0005.jpg"

Figuur 5: Topografische kaart van omstreeks 1900

3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Het plangebied ligt in de buffer tussen Apeldoorn en Beekbergen, met de A1 als harde grens van Apeldoorn en de Tullekensmolenweg als de noordelijke grens van het dorp Beekbergen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch, voornamelijk weilanden. Op de bebouwde percelen hebben woonfuncties de overhand. Het landschap is te typeren als een heideontginningslandschap: met een rechtlijne wegenstructuur, een rechthoekige verkaveling en een open karakter door de beperkte aanwezigheid van perceelsrandbeplantingen. De erven kennen doorgaans eenzelfde, eenvoudige opzet: aan de weg staat de woning, met daarachter de bijbehorende (bedrijfs)bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1107-onh1_0006.jpg"

Figuur 6: Luchtfoto omgeving

De Oude Apeldoornseweg is een oude, doorgaande weg tussen Apeldoorn en Beekbergen. In de huidige situatie loopt die lijn door tot diep in de stad, in de vorm van de Oude Beekbergerweg. In de huidige situatie is de doorgaande functie door andere wegen overgenomen. Even ten zuiden van het plangebied kruist de Oude Apeldoornseweg de weg De Els. Weer ten zuiden van die weg loopt de Oude Beek, die moet gaan fungeren als ecologische verbindingszone. Even ten oosten van het plangebied, loopt parallel aan de Oude Apeldoornseweg, een hoogspanningsleiding.

Binnen het plangebied is een eenvoudige inrichting waarneembaar. In de zuidoostelijke hoek van het perceel staat de woning. Het betreft een vrij eenvoudig bouwvolume: één bouwlaag met een zadelkap die qua lengterichting parallel loopt met de weg. Direct achter de woning staat een voormalige, agrarische stal, dat qua korrelgrootte vergelijkbaar is met de woning. Die stal bestaat uit één bouwlaag en heeft vrij flauwe kappen. Rondom de voormalige stal zijn een aantal ondergeschikte gebouwtjes te vinden. Ook is daar het voornaamste deel van de tuin aanwezig. Het erf wordt nu gebruikt voor een zorgboerderij. Verspreid op het erf staan enkele, solitaire bomen.

Direct ten noorden van de woning is de inrit aanwezig, met daarlangs enkele parkeerplaatsen. Ten noorden daarvan is een boomgaard aangeplant, met een lengterichting die parallel loopt aan de weg. Bezien vanaf de weg, is achter de boomgaard een moestuin aanwezig en weer daarachter is een paardenbak. Die paardenbak wordt aan de westzijde ruimtelijk begeleidt door een smalle groensingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1107-onh1_0007.jpg"

Figuur 7: Luchtfoto

3.3 Natuurwaarden

Het plangebied is gelegen in een omgeving met een overwegend agrarisch gebruik, waarbinnen relatief weinig grote landschapselementen aanwezig zijn. Het plangebied zelf kent voor een groot deel ook een agrarisch gebruik of het betreft een gecultiveerd perceel. De aanwezige gebouwen zijn ongeschikt om te dienen als verblijfplaats voor beschermde dieren. In het plangebied zijn alleen algemeen voorkomende flora en fauna aanwezig.

3.4 Verkeer En Vervoer

Het plangebied wordt geheel ontsloten via de Oude Apeldoornseweg. Dat is een doorgaande verbinding met Apeldoorn en, via de Tullekensmolenweg, met Beekbergen. Via de weg De Els is de afslag Apeldoorn-Zuid van de A1 eenvoudig bereikbaar. Op loopafstand van het plangebied zijn, langs de Arnhemseweg, twee bushaltes aanwezig voor het streekvervoer.

3.5 Archeologie

De bodem in het plangebied bestaat uit laarpodzolgronden. Geomorfologisch gaat het om daluitspoelingswaaierafzettingen en -glooiingen. In en in de omgeving van het plangebied zijn geen archeologische vondsten bekend. Het plangebied heeft een middelhoge, archeologische verwachtingswaarde.

3.6 Cultuurhistorie

Het plangebied ligt in een gebied met jonge heideontginningen uit de tweede helft van de 19de eeuw. Deze kenmerken zich door rechtlijnige wegen en percelen gras- en akkerland, merendeels in de vorm van langgerekte stroken in min of meer rechthoekige verkaveling, met verspreide agrarische bebouwing. Deze karakteristiek is in het gebied tot op heden behouden, ondanks voortgaande verdichting qua bebouwing. De Oude Apeldoornseweg en de andere wegen in de directe omgeving zijn merendeels oude wegen en heidepaden die bij de ontginning zijn rechtgetrokken.'

3.7 Kabels En Leidingen

Het plangebied wordt niet doorkruist door kabels en/of leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden bij nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen.

4 Ruimtelijke En Functionele Opzet

Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied weer.

4.1 Functie

De zorgboerderij is het plangebied, De Poedelick B.V., is een zorgonderneming die vanuit een christelijke identiteit zorg aanbiedt in de vorm van verblijf, ondersteunende en activerende begeleiding. De doelgroep bestaat voornamelijk uit kinderen en jongvolwassenen met autisme of aanverwante beperking. Daarbij wordt het buitenleven zoveel mogelijk benut om een zinvolle betekenis te geven aan het dagelijks leven. De doelstellingen zijn:

  • het verlenen van zorg in de vorm van begeleiding;
  • het bieden van logeer- en verblijfsmogelijkheden;
  • zinvolle dagbesteding door het werken in het groen, het verzorgen en omgaan met dieren en educatieve, creatieve en spelactiviteiten;
  • het verzorgen van vakantieweken.

De Poedelick werkt samen met stichting Agathos Thuiszorg en NOHE-Overstap, een organisatie voor arbeidsintegratie. Via die samenwerking kunnen cliënten van beide organisaties een plek krijgen op de zorgboerderij. Voor de zorgboerderij is, in verband met de doelgroep, een prikkelarme omgeving nodig met veel rust en ruimte. Een dergelijke plek is alleen te vinden in het buitengebied. Ook heeft de zorgboerderij een locatie nodig die goed bereikbaar is, vanuit het heel Midden-Nederland, per auto en per openbaar vervoer. De locatie aan de Oude Apeldoornseweg 15 voldoet aan deze voorwaarden.

Het zorgaanbod bestaat uit verblijf met overnachting (korte termijn, middellange termijn of voor onbepaalde tijd), dagbesteding, naschoolse opvang en vakanties (in groepsverband). Momenteel biedt de Poedelick plaats aan vijf personen voor langdurig verblijf en aan vijf personen voor een kort verblijf (logeren). Daarnaast is er voor vijftien personen de mogelijkheid voor dagbesteding. De dagbestedingen omvat activiteiten als allerhande onderhoud van het erf, verzorgen van dieren, houtbewerking en koken. Het totale cliëntenbestand bedraagt ongeveer 55 cliënten.

Het voornemen is de huidige capaciteit uit te breiden: één plaats extra voor langdurig verblijf en 10 plaatsen extra voor logeren. Ook bestaat de behoefte om het bestaande aantal van zes parkeerplaatsen uit te breiden. De capaciteit voor de dagopvang zal gelijk blijven.

4.2 Bebouwing

De bebouwing op het perceel heeft een woonbestemming, maar is van origine agrarisch. Daarom is hier, op grond van provinciaal beleid, een functieverandering mogelijk naar een werkfunctie in de vorm van een zorgboerderij. Dat houdt gelijktijdig in dat er geen uitbreiding van de oude bedrijfsbebouwing mogelijk is, maar dat alleen het bestaande oppervlak, 330 m², hergebruikt mag worden. Hieronder worden de wijzingen beschreven. De letters achter het betreffende gebouw, corresponderen met de letters op het onderstaande erfinrichtingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1107-onh1_0008.png"

Figuur 8: Erfinrichtingsplan

In de aanwezige woning (a) is een gastendeel gemaakt, waarbinnen ruimte is voor één plek voor langdurig verblijf en vijf plekken voor kort verblijf. In het gemeentelijke beleid is standaard, maximale inhoudsmaat voor woningen in het buitengebied in principe verhoogt van 600 m³ naar 700 m³. De aanwezige woning meet circa 620 m³. De resterende uitbreidingsruimte zal worden aangewend voor een uitbreiding van het gastendeel op de verdieping. Dan ontstaat ruimte voor in totaal 7 logeerplekken. De woning zal voor het overige in gebruik blijven bij de eigenaar/directeur van de onderneming. Die fungeert dus als bedrijfswoning. Het voornemen bestaat om de woonfunctie van de bedrijfswoning op termijn te verkleinen zodat ruimte ontstaat voor 8 extra zorgplekken.

De grootste schuur (b en c) op het perceel, direct achter de woning, meet ongeveer 230 m² en doet op de begane grond vooral dienst als recreatie- en werkruimte. Ook is daar een keuken aanwezig. Op de verdieping zijn in hoofdzaak aanwezig: een woonkamer voor tien personen en vier zit-slaapkamers voor langdurig verblijf. De bedoeling is de ruimte op de begane grond aan te passen, zodat ruimte ontstaat voor twee woonplekken en een nieuwe receptie/kantoor. Daarnaast is er behoefte aan extra opslagmogelijkheden en aan een werkplaats. Daarvoor zal de schuur met 75 m² worden uitgebreid. Dat zal echter geheel ondergronds gebeuren (zwarte arcering op erfinrichtingsplan), zodat dat geen invloed heeft op het bebouwd oppervlak in de zin van het bestemmingsplan.

Door de interne verbouwing van de grote schuur, vervalt de aanwezige ruimte voor paardenstalling. Deze dieren worden gehouden voor de dagbesteding. Om de huisvesting van paarden te vervangen zal een bestaand, kleine loods (d) op het perceel worden aangepast tot een paardenstal. De hoeveelheid paarden zal daarbij naar beneden gaan van vier paarden naar twee paarden. Het betreft een gebouw van 20 m².

Verder is een opslagplaats (e) aanwezig van bijna 80 m². Die wordt gebruikt voor de opslag van hooi, hout, overige materialen en landbouwmachines voor het beheer van de gronden van de zorgboerderij. Voor dit gebouw zijn geen wijzigingen voorzien.

4.3 Erfinrichting

De erfinrichting is voor een groot deel al voorbereid op de zorgboerderij, met ondermeer een sportveld en een moestuin aan de achterzijde van het erf. In verband met de beoogde uitbreiding zijn alleen aan de noordzijde van het erf aanpassingen nodig. Dat vooral om meer parkeerplaatsen te kunnen realiseren. Gewenst is een aantal van 16 parkeerplaatsen.

Daarvoor worden de bestaande parkeerplaatsen opgeheven. De aanwezige boomgaard wordt in ruimtelijk opzicht aangegrepen om tot een nieuwe parkeeroplossing te komen die goed in het landschap past. Die boomgaard wordt namelijk verdubbeld. Zo ontstaat genoeg ruimte om daar de nieuwe parkeerplaatsen aan te leggen, tussen de fruitbomen. Voor de ontsluiting van de nieuwe plaatsen wordt aan de zuidkant de bestaande inrit gebruikt. Aan de noordkant wordt een nieuwe aansluiting op de openbare weg gemaakt. Zo ontstaat een logische en veilige route om het perceel op en af te rijden per auto, met een minimum aan verharding.

4.4 Verkeersontsluiting En Parkeren

De ontsluiting van het plangebied blijft via de Oude Apeldoornseweg verlopen. Met de nieuwe, geplande parkeerplaatsen wordt ruimschoots in de aanwezige parkeerbehoefte voorzien.

5 Uitvoerbaarheid

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

5.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.

Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheersplan.

Onderzoeksresultaten bodem

Op basis van het historische bodembestand, het bedrijven/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem is de locatie Oude Apeldoornsweg 15 onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Er zijn geen belemmeringen voor de gewenste bestemmingsplanwijziging.

5.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

De planlocatie ligt in een landelijk gebied met verspreid liggende woningen en wat bedrijvigheid. Er kan derhalve geen correctie ten opzichte van het referentie-omgevingstype “rustige woonwijk” uitgevoerd worden. Het verzoek betreft zowel een milieugevoelige als een milieubelastende functie. Er is hier dus sprake van inwaartse en uitwaartse zonering.

Inwaartse zonering

Binnen het onderzoeksgebied (50 à 100 meter rond het plangebied) zijn geen bedrijven en instellingen gelegen.

Uitwaartse zonering

De gewenste activiteit op de planlocatie is het realiseren van een zorgboerderij. De activiteiten op de beoogde zorgboerderij betreffen met name wonen, onderhoud van het erf met daarnaast het houden van enkele dieren, waaronder paarden. Bovengenoemde activiteiten komen qua hinder deels overeen met een kinderboerderij. De aan te houden afstand voor een kinderboerderij is 30 meter. Dat komt overeen met een maatschappelijke functie in milieucategorie 2. Voor de nieuwe bestemming van de planlocatie geldt dus een milieuzone van 30 meter. Binnen deze zone zijn geen milieugevoelige objecten aanwezig.

5.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Derhalve wordt alleen wegverkeerslawaai beschouwd.

Wegverkeerslawaai

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van <keuze: 63/53> dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.

Onderzoeksresultaten

In de rapportage d.d. 2 september 2010, opgesteld door Sain Milieuadvies en opgenomen in bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de A1, Oude Apeldoornseweg en De Els op de te verbouwen schuur berekend (in verband met de verblijfsfunctie).

De geluidsbelasting ten gevolge van de Rijksweg A1 overschrijdt de voorkeursgrenswaarde. Wel wordt voldaan aan de maximale grenswaarde van 53 dB, met toepassing van aftrek ex art. 110g Wgh. Bronmaatregelen zijn reeds getroffen (in de vorm zoab). Overdrachtsmaatregelen zijn gezien de grote afstand en verhoogde ligging van de rijksweg niet haalbaar. Geluidsreductie tot de voorkeursgrenswaarde zou alleen kunnen middels een hoog scherm langs de noordgrens van het plangebied of een lang scherm langs de A1. Omdat het hier maar om enkele woonverblijven gaat, zijn de kosten van de maatregelen niet in verhouding tot de planomvang. De Wet geluidhinder biedt voor dit soort situaties de mogelijkheid hogere waarden (vanwege de Rijksweg A1) vast te stellen. De woonverblijven kunnen gezien worden als nieuwe woningen die komen in plaats van bestaande bebouwing (namelijk de voormalige veldschuur). Voor de schuur zal dan ook een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Voor geluidsbelasting vanaf de overige wegen wordt wel voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

5.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate bijdragen

In de Regeling "niet in betekenende mate bijdragen" zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.

Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.

Toepasbaarheidsbeginsel

Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").

Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

In dit plan is sprake van de bouw van minder dan 500 woningen (daaraan gelijk te stellen eenheden). Nader onderzoek van de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

5.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden in principe nog de 'Circulaire zonering langs hogedrukaardgasleidingen' en de notitie van het RIVM 'Risicoafstanden voor buisleidingen van brandbare K1, K2 en K3 vloeistoffen'. Er wordt gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel de AMvB Buisleidingen. De minister van VROM heeft geadviseerd om ten aanzien van hogedrukaardgasleidingen al uit te gaan van het nieuwe toetsingskader van deze AMvB, in plaats van de 'Circulaire zonering langs hogedrukaardgasleidingen'.

Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn

In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtingsgrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

Onderzoeksresultaten

Bevi

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen water-, spoor- en verkeerswegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

5.1.7 Elektromagnetische velden

De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).

De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties.

Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.

Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.

Onderzoeksresultaten

Op 31 meter van de planlocatie is een hoogspanningslijn (Kattenberg/Apeldoorn) aanwezig. De aan te houden indicatieve zone van de hoogspanningslijn bedraagt 80 meter aan weerszijden van de lijn. De planlocatie is in deze zone gelegen. De berekende specifieke zone bedraagt 38,5 meter aan weerszijden van de lijn. De planlocatie is voor een klein deel in deze zone gelegen. Een hoogspanningslijn is alleen relevant indien op de planlocatie kinderen jonger dan 15 jaar aanwezig kunnen zijn, hetgeen in de beoogde opzet van de zorgboerderij het geval kan zijn. Binnen de zone van 38,5 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn biedt dit bestemmingsplan geen ruimte om daar gebouwen op te richten. De hoogspanningslijn vormt daarmee geen belemmering voor dit plan.

5.2 Waterhuishouding

5.2.1 Algemeen

Het plangebied ligt buiten bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 1,7 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.

5.2.2 Grondwater

Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorn Kanaal en daarmee in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied tussen 40 en 200 centimer onder maaiveld ligt. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Grondwater zal in dit plangebied geen overlast veroorzaken en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.

5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

In en in de directe omgeving van het plangebied komt geen oppervlaktewater voor. Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.

5.2.4 Afvoer van hemelwater

In het plangebied en de omgeving wordt hemelwater geïnfiltreerd. Via de sloten wordt een teveel aan water afgevoerd richting de Oude Beek.

Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuweontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.

In dit plangebied wordt het hemelwater reeds geïnfiltreerd in de bodem en dat zal zo blijven.

5.2.5 Afvoer van afvalwater

De gebouwen met een verblijfsfunctie dienen te worden voorzien van afvoeren voor vuilwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.

5.2.6 Watertoets

Het plan omvat minder dan 10 woningen en minder dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het Waterschap Veluwe.

5.3 Natuurwaarden

5.3.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele afwijkingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:

  • algemene soorten
    Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod.
  • overige soorten
    Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
  • soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AmvB
    Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AmvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
    1. 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
    2. 2. er is geen alternatief; en
    3. 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.

Vogels vormen een aparte groep: activiteiten die verstorend zijn gedurende de broedperiode van voorkomende broedvogels zijn niet toegestaan; een ontheffingsmogelijkheid ontbreekt dan ook. Daarnaast is voor aantasting van vaste verblijfplaatsen van vogels (nesten die jaarlijks terugkerend worden bezocht) buiten de broedperiode een ontheffingsprocedure van belang.

Gebiedsbescherming

Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.

Bos- en natuurcompensatie

Flora wordt ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. Voor gronden binnen de bebouwde kom die volgens de criteria van de Boswet herplantplichtig zijn (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) geldt eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn.

5.3.2 Onderzoeksresultaten

In paragraaf 3.3 is reeds geconcludeerd dat in het plangebied geen beschermde natuurwaarden aanwezig zijn. Ook leidt het plan niet tot het verdwijnen van houtopstanden of andere natuur.

5.4 Cultuurhistorie

5.4.1 Cultuurhistorische waarden

'Het plangebied heeft op de Cultuurhistorische Beleidskaart van de gemeente Apeldoorn een lage attentiewaarde gekregen. Voor dergelijke gebieden wordt aanbevolen om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en/ of te versterken. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Deze is uitgevoerd en verwerkt in dit bestemmingsplan. Tevens is in 2010 een Cultuurhistorische Analyse gemaakt van het ruimere bestemmingsplangebied Buitengebied Beekbergen & Loenen. Ook deze is in beschouwing genomen voor dit bestemmingsplan. De karakteristiek, zoals beschreven in paragraaf 3.6, wordt niet aangetast door uitvoering van dit plan.

5.4.2 Archeologische waarden

Het plan voorziet voor het overgrote deel in functiewijzingen van grond en gebouwen zonder dat daar bodemingrepen (dieper dan 30 cm) voor nodig zijn. Daarvoor is geen archeologisch onderzoek nodig. De geplande, nieuwe ondergrondse berging houdt wel een bodemingreep in. Die ingreep is echter kleiner dan 100 m². In een gebied met een middelhoge archeologische verwachting is dan geen onderzoek nodig.

5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

Met de initiatiefnemer is op 8 mei 2010 een anterieure overeenkomst over grondexploitatie gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Hierin is gesloten dat de initiatiefnemer de kosten die gemeente maakt ter uitvoering van haar initiatief voor zijn rekening komt. Alle met deze planherziening samenhangende kosten komen dus ten laste van de initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen. Er behoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

6.2 Karakter Bestemmingsplan

Bestemmingsplan Oude Apeldoornseweg 15 Beekbergen is een ontwikkelingsplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen. Concreet wordt de geldende bestemming Woondoeleinden omgezet in de bestemming Maatschappelijk, evenals een deel van de bestemming Agrarisch gebied met landschappelijke waarde. De overige gronden behouden een agrarische bestemming.

6.3 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.

Agrarisch

Het weideperceel wat rondom de het erf ligt, krijgt de bestemming Agrarisch. Daarmee wordt de geldende bestemming overgenomen en wordt in het huidige gebruik voorzien. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.


Maatschappelijk

Met de bestemming Maatschappelijk wordt de geldende woonbestemming voor de woning in het plangebied omgezet in een bestemming die voorziet in de beoogde zorgfunctie. Het aanwezige erf inclusief de paardenbak en het nieuwe parkeerterrein heeft de omvang van het bestemmingsvlak bepaald. Binnen dat bestemmingsplan is een bouwvlak getekend. Dat is zo gebeurd dat de aanwezige gebouwen daar binnen vallen. In de regels is het maximale oppervlakte voor de gebouwen vastgelegd. Dat is gebeurd op basis van het bestaande oppervlak, conform het beleid voor de functieverandering van voormalige agrarische bedrijfslocaties. Voor het overige zijn de bouwmogelijkheden opgenomen in een bebouwingsschema.


Waarde - Archeologie middelhoog

Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. Voor die bestemming geldt dat bij het indienen van een bouwaanvraag voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 100 m2 tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kunnen burgemeester en wethouders bepaalde voorwaarden aan de bouwvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt in beide bestemmingen een aanlegvergunningvereiste.

Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Bij recht is het gebruik van (een deel van) woning en bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.

6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 7.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele pangebied is toegestaan. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

Lid 7.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat gebouwen moeten worden afgedekt met een kap.

In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. Hierin is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming.

Artikel 12 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

6.5 Plankaart

Het plangebied is getekend op één gekleurde plankaart, schaal 1:1000, tekeningnummer bp1107. De plankaart is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2008.

7 Inspraak En Overleg

7.1 Inspraak

Omdat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk slechts een beperkte invloed op de omgeving heeft, heeft de gemeente geen gelegenheid geboden om een inspraakreactie op het bestemmingsplan in te dienen.

7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de provincie Gelderland. P.M.

7.3 Totstandkoming Plan

P.M.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING
CATEGORIE
221 Uitgeverijen (kantoren) 1
2223 Grafische afwerking 1
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
361 Meubelstoffeerderijen 1
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
633 Reisorganisaties 1
642 Telecommunicatiebedrijven 1
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
70 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. 1
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9302 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9302 Kapper op afspraak 1
9305 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen

SBI Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand Categorie
8512 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 0 0 10 0 10 1
853.1 Verpleeghuizen, opvang van zorgbehoevenden 10 0 30 0 30 2
853.2 Jeugd-, kinder- en naschoolse opvang 0 0 30 0 30 2

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Procedureschema

Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding
-
Voorbereidingsbesluit geldig t/m
-
Voorontwerp ter inzage
-
Ontwerpplan ter inzage
03-03-2011 - 13-04-2011
Vaststelling door gemeenteraad
10-11-2011
Ter inzage legging vastgesteld plan
24-11-2011 - 04-01-2012
Aanwijzing GS/Minister van VROM
-
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak
-
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak
-
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak
-
Datum inwerkingtreding b.p.
06-01-2012
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak
-
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan
06-01-2012
Opmerkingen
-