KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Kantoor
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Leiding - Hoogspanning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Bijzondere Boom
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Artikel 14 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 16 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 17 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Planonderdelen
2.1 Deventerstraat
2.2 Vestalaan
2.3 Groenoordlaan
2.4 Paviljoen - Molenstraat
2.5 Westwand Hof 1 - Welgelegenweg
3 Beleidskader
3.1 Nota Ruimte
3.2 Streekplan Gelderland 2005
3.3 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019
3.4 Structuurplan Stedelijk Gebied Apeldoorn
3.5 Woonvisie/woonatlas
3.6 Verkeersbeleid
3.7 Welstand
3.8 Kantorenbeleid
4 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
5 Ruimtelijke En Functionele Opzet
6 Planologische Aspecten
6.1 Bodem
6.2 Waterhuishouding
6.3 Geluid
6.4 Luchtkwaliteit
6.5 Natuurwaarden
6.6 Archeologie En Cultuurhistorie
6.7 Milieuzonering
6.8 Verkeer En Parkeren
6.9 Kabels En Leidingen
7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
7.2 Bestemmingen
7.3 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9 Economische Uitvoerbaarheid
Onbekend 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Onbekend 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Onbekend 1 Akoestisch Onderzoek Kanaaloevers
Onbekend 2 Akoestisch Onderzoek Oostelijke Verbindingsweg
Onbekend 3 Onderzoek Luchtkwaliteit
Onbekend 4 Procedureschema

Stadsdeel Noord-Oost herstelplan

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Onherroepelijk op 17-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.2 plan

Het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost herstelplan van de gemeente Apeldoorn.

1.3 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1126-onh1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.4 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:

  • ter plaatse van de aanduiding 'erf';
  • binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.8 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.9 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.10 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.14 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.15 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.16 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.20 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

1.21 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.24 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.27 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.29 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gestapelde woning

Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.

1.31 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.32 hoofdverblijf

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.33 kamerverhuurbedrijf

Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.34 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.35 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.36 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.37 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.38 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.39 permanente bewoning

Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijfbeschikt.

1.40 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.41 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.42 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.43 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.44 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.45 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.46 windturbine

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.

1.47 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.48 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.49 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.50 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.51 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.52 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren uitsluitend op de verdieping;
  2. b. bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 van de Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
  3. c. toonzalen, uitgezonderd meubeltoonzalen, alsmede sport-, recreatieve en maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd geluidsgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder;
  4. d. horeca uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de in lid a, b en c genoemde functies;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 8 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen bebouwingsvlak de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde - ondergrondse ruimten mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd
- ondergrondse ruimten zijn toegestaan tot maximaal 1,2 m boven maaiveld
- ondergrondse ruimten zijn toegestaan in maximaal 2 bouwlagen
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (3.3a)
overkappingen: 3 m
overig: 2 m

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 3.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
  2. b. van het in lid 3.1 en lid 3.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 3.4 is afgeweken van de gebruiksregels.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Kantoor

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren en/of al dan niet zakelijke dienstverlening;
  2. b. congres- en vergaderruimten;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. tuin en/of erf;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding "wonen" is tevens een woning toegestaan;
  6. f. detailhandel, uitsluitend op de begane grondlaag ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  7. g. beroepsuitoefening aan huis;
  8. h. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 8 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning bouwvlak de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (4.3a)
- bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publiekgserichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 4.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen bij de woning minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis;
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

het bevoegd gezag kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  1. a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 13 opgenomen procedureregels van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2 bepaalde:

  1. a. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  2. b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

het bevoegd gezag zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:

  1. a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  2. b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  3. c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
  4. d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.

Artikel 6 Leiding - Hoogspanning

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding.

6.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 6.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsleiding worden gebouwd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  5. e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  6. f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  7. g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

8.2 Afdekking van gebouwen

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  7. g. het verstoren van archeologische waarden door het uitvoeren van grondwerkzaamheden, dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen. Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden. Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

9.2 Strafbepaling

Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.

Artikel 10 Bijzondere Boom

10.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.

10.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 10.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  6. f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.

11.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

11.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 11.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

11.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 11.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 15 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  3. c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.

12.2 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 13 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij het bevoegd gezag in te dienen.

Artikel 14 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht Bouwwerken

15.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

15.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

15.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 16 Overgangsrecht Gebruik

16.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost herstelplan.

Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn

d.d. 21 juni 2012 nr. 64-2012

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken

van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,

J.M. van der Zwan

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 9 juli 2009 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost vastgesteld. Vervolgens heeft op 27 november 2009 Gedeputeerde Staten van Gelderland het plan goedgekeurd. Met ingang van 10 maart 2011 is dit plan onherroepelijk. Het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost is één van de actualisatieplannen voor het stedelijk gebied, dat in het kader van de inhaalslag actualisering bestemmingsplannen stedelijk gebied is opgesteld.

In het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost zijn enkele omissies aangetroffen. Onderliggend plan is opgesteld om deze omissies te herstellen. Tevens is, als onderdeel van het plan Kanaaloevers, de afgelopen tijd de ontwikkeling van "Het paviljoen - Molenstraat" en de afronding van "het wooncluster tussen de Molenstraat en de Welgelegenweg" concreet ter hand genomen. Dit heeft geleid tot verder uitgewerkte ontwerpen waardoor kleinschalige aanpassingen van de situering van bouwvlakken, functies en maatvoeringen noodzakelijk zijn.

1.2 Ligging En Begrenzing

Met dit herstelplan worden enkele aanpassingen in het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost doorgevoerd. Het gaat hierbij om de volgende percelen:

  1. 1. Deventerstraat 84, kad. nr. M 3861, hierna te noemen "Deventerstraat"
  2. 2. Vestalaan 28, kad. nr. M 8105, hierna te noemen "Vestalaan"
  3. 3. Groenoordlaan 10, kad. nr. Z 2395, hierna te noemen "Groenoordlaan"
  4. 4. Paviljoen, Burgemeester Quarles van Uffordlaan, kad. nr. onder andere: 01AA2916, M4707/4706, hierna te noemen "Paviljoen"
  5. 5. De westelijke wand van Molenstraat hof 1, kad. nr. onder andere M9276 tot en met M9281, hierna te noemen "Westwand hof 1".

In figuur 1 en 2 zijn de locaties gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1126-onh1_0001.jpg"

figuur 1: locatie plangebied Deventerstraat(1) en Groenoordlaan (2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1126-onh1_0002.jpg"

Figuur 2: locatie plangebied Paviljoen(1), Westwand hof 1(2) en Vestalaan(3)

1.3 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

In hoofdstuk 2 wordt per locatie ingegaan op de aanleiding tot herstel. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader weergegeven en wordt in hoofdstuk 4 de bestaande situatie beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de ruimtelijk functionele opzet van de ontwikkelingen, voor zover daar in beperkte mate sprake van is. Hoofdstuk zes toetst de planologische voorwaarden. Hoofdstuk 7 geeft een toelichting op de regels. De laatste twee hoodstukken gaan in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

2 Planonderdelen

2.1 Deventerstraat

De eigenaar van het perceel Deventerstraat 84 heeft bij de gemeente aangegeven dat de bestemming van zijn pand niet correct is opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost. Het pand aan de Deventerstraat 84 is reeds jaren in gebruik als kantoor op de begane grond en wonen op de verdieping. Conform het oude bestemmingsplan Welgelegen Midden was de bestemming van het perceel "Woondoeleinden" met de aanduidingen "Winkel toegestaan" en "Kantoor toegestaan".

In het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost heeft het perceel de bestemming "Kantoor". Wonen en winkels zijn niet meer toegestaan.

Aangezien al jaren het pand ook voor woondoeleinden en detailhandel wordt gebruikt wordt dit aangepast in onderhavig bestemmingsplan. Binnen de bestemming kantoor wordt wonen ook toegestaan en detailhandel op de begane grond.

2.2 Vestalaan

In 2007 is er een bouwvergunning verleend voor de bouw van een woning aan de Vestalaan 28. Per abuis is deze bouwvergunning niet overgenomen in het bestemmingsplan. Het bebouwingsvlak en de voorschriften zijn niet opgenomen in het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost. Binnen dit bestemmingsplan wordt alsnog het bebouwingsvlak en de bijbehorende regels opgenomen.

2.3 Groenoordlaan

In het bestemmingsplan Welgelegen Noord heeft het perceel Groenoordlaan 10 de bestemming woondoeleinden en is er een bebouwingsvlak weergegeven. Per abuis is dit bebouwingsvlak niet overgenomen in het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost. Binnen dit bestemmingsplan wordt alsnog het bebouwingsvlak op de plankaart opgenomen.

2.4 Paviljoen - Molenstraat

In het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost heeft de locatie Paviljoen de bestemming Gemengd 2 en is er een bebouwingsvlak weergegeven met maximale bouwhoogte. Bij de verdere planontwikkeling is gebleken dat het opgenomen bouwvlak en de maximale bouwhoogte reeds in het oude bestemmingsplan Kanaaloevers Welgelegenpark van september 1999 niet correct was weergegeven. De ambitie in het Masterplan Kanaaloevers en de daarop gebaseerde toelichting in het bestemmingsplan spraken reeds over een bebouwing met 2 of 3 lagen. Ten tijde van het herzien van dit bestemmingsplan door middel van bestemmingsplan Noord-Oost was deze maatvoering al niet meer toereikend. Desondanks is destijds toch deze te krappe bouwhoogte van 8 meter opgenomen. Wellicht had dit te maken met de focus die bij deze bestemmingsplanherziening lag op het respecteren van de bestaande rechten. Pas bij de concretisering van de invulling van deze locatie kwam deze omissie aan het licht. Binnen dit bestemmingsplan wordt alsnog de bouwhoogte aangepast om 3 lagen mogelijk te maken Tevens wordt het bouwvlak aangepast aan het verder uitgewerkte ontwerp.

2.5 Westwand Hof 1 - Welgelegenweg

Tussen de nieuwe woongebouwen die de grote openbare ruimte begeleiden langs het kanaal en de te handhaven kleinschalige verkaveling in het gebied Welgelegen wordt een overgangsgebied gerealiseerd met een wisselend karakter. In dit deelgebied wordt gezocht naar een clustervorm. Bij de uitwerking van dit cluster is gebleken dat de aaneengesloten woningen die de westelijke wand van dit cluster gaan vormen aan de noordzijde het bouwvlak net overschrijden. Tevens wordt de afronding van dit cluster gevormd door een vrijstaande woning waar eerder werd gedacht aan openbaar groen. Met deze invulling ontstaat een verhelderende knip tussen het openbare gebied (het hofje) en de privé gronden. Tot slot worden de gronden die in de ontwerpen zijn meegenomen als privé-gronden (achtertuin) behorende bij de woningen aan de Burg. Jhr. Quarles van Uffordlaan ook expliciet zo bestemd. Om deze nuanceringen planologisch mogelijk te maken moet het bestemmingsplan worden herzien.

3 Beleidskader

Voor het herstellen van deze drie ommissies en tweetal nuanceringen kan worden volstaan met een bondige toets aan het vigerende beleid om tot een goede ruimtelijke onderbouwing te komen. Het gaat hoofdzakelijk om het gebruiken van gronden overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Enige nuancering hierin is dat de nieuwe vrijstaande woning qua gebruik afwijkt van het vigerende bestemmingsplan. Verder gaat het om nuanceringen ten aanzien van de vormgeving waarvoor een bestemmingsplanherziening noodzakelijk is.

3.1 Nota Ruimte

Onder het motto "Decentraal wat kan, en centraal wat moet" legt het Rijk de regierol voor het beleid voor een groot deel bij de lokale overheid neer. De juridisch planologische wijzigingen waarvoor een bestemmingsplanherziening noodzakelijk is vormt dan ook geen strijdigheid met het rijksbeleid.

3.2 Streekplan Gelderland 2005

Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan uitvoering ingegaan op het regiospecifieke beleid. Wij beperken ons hier tot laatstgenoemde. Hierbij wordt sterk gerefereerd aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek. Hier wordt nadrukkelijk gekozen voor herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied. Het gaat in dit geval voornamelijk om reeds bestaande juridisch planologische mogelijkheden. Voorzover dat net iets verder gaat, zoals in het geval van de nieuw geprojecteerde vrijstaande woning, past deze ontwikkeling prima binnen dit provinciale/regionale beleid.

In december 2010 is de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reed vastgesteld ruimtelijk beleid. De verordening sluit aan bij de principes zoals deze ook in het streekplan zijn geformuleerd. Daarmee past onderhavige bestemmingsplan dan ook prima binnen de kaders van de verordening.

3.3 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019

In januari 2010 hebben GS het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (verder: KWP3) vastgesteld. Het voorgaande KWP2 (2005-2014) was in formele zin een uitwerking ex artikel 4a, lid 10, Wet op de Ruimtelijke Ordening van het Streekplan Gelderland 2005. Sinds 1 juli 2008 is de WRO vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van het overgangsrecht is het Streekplan Gelderland 2005 gelijkgesteld met de in de Wro bedoelde verplichte provinciale structuurvisie. Op deze zelfde grond maakt het KWP3 – als opvolging van het KWP2 - deel uit van deze structuurvisie.

Het KWP3 heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan woningen. Het beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.

De woningbehoefte in Gelderland blijkt voor de periode 2010 tot en met 2019 lager uit te komen dan in de periode 2005 tot en met 2014. Voor het KWP3 staat als doelstelling om in 2020 een woningtekort van 0 % te hebben. Het afsprakenkader KWP3 wordt door de provincie overeengekomen met zowel de gemeenten als de woningcorporaties in de regio Stedendriehoek. Uit het referentiekader blijkt dat er in de Stedendriehoek vooral een grote behoefte is aan goedkope huurwoningen en middeldure koopwoningen. Tevens is er een grote vraag naar nultredenwoningen.

Het referentiekader geeft voor het Gelderse deel van de Stedendriehoek een bruto aantal toe te voegen woningen in de periode 2010 t/m 2019 van circa 10.000 woningen, op basis van een geschatte onttrekking van circa 1.800 woningen in dezelfde periode. Netto gaat het om een uitbreiding van de woningvoorraad van circa 8.500 woningen.

Met een woningbouwprogramma van bijna 21.000 nieuwbouwwoningen voor de hele regio voor de periode tot en met 2019 is er sprake van een overprogrammering aan nieuwbouw. De overprogrammering heeft niet zozeer betrekking op de eerstvolgende jaren, maar loopt op naarmate verder weg in de tijd gekeken wordt. De regio herkent zich in de cijfers in het referentiekader en in de berekende overmaat aan plancapaciteit. Voor de jaren tot 2015 is er sprake van een gezonde overmaat. In de Nederlandse ontwikkelpraktijk gaat men er op basis van ervaringscijfers vanuit dat 30 % overcapaciteit gezond is in verband met flexibiliteit en planuitval. De provincie draagt dit standpunt ook uit. Op langere termijn, de jaren 2015- 2030, is de overmaat groter.

Vooralsnog moet ook gezorgd worden voor voldoende productie aan nieuwe woningen. Er is nog steeds sprake van een woningtekort.

Voor het Gelderse deel van de regio Stedendriehoek betreft het afsprakenkader met name de volgende onderwerpen:

  1. a. aantal nieuw te bouwen woningen
    Afsprakenkader tussen provincie, gemeenten en corporaties is dat in de periode 2010 t/m 2019 in de regio Stedendriehoek 8.500 woningen netto aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Het betreft hier de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen en de woningcorporaties die in deze gemeenten actief zijn.
  2. b. verhouding huur-koop
    Het referentiekader geeft aan dat er behoefte is aan uitbreiding van de voorraad huurwoningen met 12 % van 8.500, ofwel bijna 1.000 huurwoningen. Dit impliceert dat voor zover huurwoningen worden verkocht of gesloopt deze tevens worden vervangen. Lettend op de plannen voor sloop en verkoop zal dan van de circa 10.000 (bruto) nieuw te bouwen woningen ongeveer 44 % een huurwoning moeten zijn, ofwel ruim 4.400 woningen.
  3. c. betaalbare segmenten
    Gemeenten en woningcorporaties zullen er naar streven om een groter aandeel betaalbare woningen in de nieuwbouw te realiseren dan op 1 januari 2009 in de planning was opgenomen: ambitie-indicatie voor de regio, conform het bruto referentiekader, circa 42 % van de bruto opgave aan nieuw te bouwen woningen.
  4. d. aandeel nultreden
    Gemeenten en woningcorporaties geven in de regionale woningbouwprogrammering aan de hand van de definitie van 'nultredenwoning' aan welk aandeel in de voorgenomen nieuwbouw en de voorgenomen aanpassing van bestaande woningen daadwerkelijk aan de definitie van ouderenwoning/ nultredenwoning voldoet.
  5. e. woningbouw korte termijn
    De gemeenten en de in de regio werkzame woningcorporaties spannen zich gezamenlijk in met de provincie om een lijst van uit te voeren projecten op te stellen, die als basis zal dienen voor de minimaal te realiseren woningbouw voor de jaren 2010, 2011 en 2012. Deze lijst zal als bijlage aan het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 worden toegevoegd.

Het KWP3 geeft alleen een referentie- en afsprakenkader aan op regionaal niveau. Als vervolg op het KWP3 is begin 2010 een traject gestart om het woonprogramma kwantitatief en kwalitatief binnenregionaal te verdelen over de gemeenten. Dit traject, dat moet leiden tot een regionaal woninbouwprogramma met het KWP3 als richtpunt, is nog niet afgerond.

De woningbehoefte per regio wordt als indicatieve taakstelling door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). De verordening sluit uit dat er bovenop de afspraken in het KWP in een regio woningen worden gerealiseerd die niet in het KWP passen. Het bouwen van meer woningen dan waar in een regio behoefte aan is kan tot onbedoelde migratiestromen leiden en uiteindelijk zelfs tot leegstand in die regio of elders. Iedere vijf jaar wordt een nieuw Kwalitatief Woonprogramma vastgesteld en tussentijds wordt bezien of bijstelling wenselijk is aan de hand van eventuele nieuwe gegevens. Voorts wordt flexibiliteit bevorderd door de mogelijkheid die gemeenten hebben om meer plancapaciteit voor woningbouw in ontwikkeling te hebben dan dat er woningen zouden moeten worden opgeleverd. Een overmaat aan plancapaciteit van 20-30% van de KWP afspraak wordt door de provincie Gelderland aangemoedigd.

Op dit moment kan het plan nog niet getoetst worden aan het KWP aangezien de regionale afspraken over de verdeling van de woningen nog niet afgerond zijn. Het aantal geprojecteerde woningen is zeer gering (1 woning) en sluit aan bij het provinciale beleidskader zodat er vanuit wordt gegaan dat dit in het kader van het KWP geen knelpunt vormt.

3.4 Structuurplan Stedelijk Gebied Apeldoorn

De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Apeldoorn 2020 is in februari 2002 door de gemeenteraad vastgesteld. In deze visie is de opgave voor kanaalzone/ welgelegen opgenomen en dus ook de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan terug komen. De verder uitwerking hiervan zijn ook terug te vinden in het vigerende bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost, dit bestemmingsplan vormt hiermee ook een stuk aanvullend beleid.

3.5 Woonvisie/woonatlas

In aansluiting op de Ontwikkelingsvisie Apeldoorn 2020 is de Woonvisie Apeldoorn 2010 uitgebracht. Een van de belangrijkste hulpmiddelen bij de gewenste uitwerking is de Woonatlas, waarin de huidige en de gwenste situatie van de ontwikkeling van de woningvoorraad per stadsdeel / wijk wordt aangegeven. Voor Noord-Oost is de nadruk gelegd op onder andere stadswoningen in de middel-dure kooopsector. De toevoeging van de vrijstaande woning sluit hierbij aan.

Het woonwagenbeleid is opgenomen in het reguliere woonbeleid. Het onderhavige bestemmigsplan past een in 2007 verleende bouwvergunning voor een woning in in een perceel waar voorheen een aanduiding voor woonwagens was opgenomen. Dit leidt echter niet tot een significante wijziging in het gemeentelijk aanbod aan standplaatsen voor woonwagens, waardoor wordt aangesloten bij het hiervoor geldende beleid.

3.6 Verkeersbeleid

De ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden hebben slechts een zeer beperkte relevantie ten aanzien van het aspect verkeer aangezien deze ontwikkelingen al grotendeels planologisch mogelijk zijn gemaakt en daarbij reeds zijn getoetst aan het verkeersbeleid. De defintieve ontwerpen bevatten ontsluitingen zoals ook destijds bij de eerdere plannen is voorzien en hiermee wordt dan ook aangesloten bij het vigerende beleid. Ten aanzien van het parkeren moet worden aangesloten bij de Parkeernota uit 1994 die in 2004 is geactualiseerd. Hierin zijn parkeernormen opgenomen en daar wordt met de definitieve ontwerpen ook bij aangesloten.

3.7 Welstand

In juli 2004 heeft de gemeenteraad de kadernota "Over welstand geschreven" vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Voor de ontwikkelingen die behoren tot het masterplan Kanaaloevers is gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld. De nadere uitwerkingen voor de locaties Paviljoen en Westwand hof 1 sluiten aan bij het vigerende gebiedsspecifieke welstandsbeleid.

3.8 Kantorenbeleid

Op dit moment wordt het gemeentelijke beleid ten aanzien van kantoren herzien. De toename van het aantal m2 ten opzichte van de vigerende juridisch planologische situatie is echter zeer beperkt waardoor er geen significant effect zal zijn op de kantorenmarkt.

4 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving

De locaties Paviljoen en Westwand hof 1 behoren tot het ontwikkelgebied Kanaaloevers. Op basis van het ruimtelijke plan Kanaaloevers heeft er in de afgelopen jaren in de nabije omgeving veel nieuwbouw plaats gevonden. Het kanaal vervult in deze plannen een centrale rol met langzaamverkeerroutes en het kanaalpark De nieuwe bebouwing gaat, langs het kanaal, gepaard met een schaalsprong. De bebouwing langs het kanaal is hoger dan de naastgelegen bestaande veelal vrijstaande woningen.


Ten oosten van het ontwikkelingsgebied Kanaaloevers wordt het gebied gekenmerkt door een mix van kleine vrijstaande woningen, grotere platte bedrijfspanden in het lint of achter op de kavel en een klein woonwagencomplex (locatie Vestalaan). Er is vaak sprake van een bedrijf aan huis. Met de tijd zijn deze bedrijven uitgegroeid van schuren in de achtertuin tot grote gebouwen in de zee van kleine huisjes. Juist langs de Molenstraat komt veel bedrijfsbebouwing voor. Door deze mix van woningen en bedrijven, diepe tuinen, een wisselende voorgevelrooilijn en een relatief lage bebouwingshoogte ontstaat er een informele sfeer die kenmerkend is voor de zone langs het kanaal.

De hiervoor genoemde locaties maken samen met de locatie aan de Deventerstraat deel uit van de wijk Welgelegen. Deze naam is een verwijzing naar het vroegere landgoed dat op een gegeven moment moest wijken voor industrie. Deze herontwikkeling van het gebied verlipe niet naar behoren en heeft geresulteerd in verkoop van kavels aan particulieren. Het resultaat was een mix aan functies met diverse schaalniveau's. Door verdere uitbreidingen is het geibed ingesloten komen te liggen en heeft het een meer centrale ligging gekregen. In de jaren negentig is besloten het gebied op te waarderen als aantrekkelijk stedelijk woongebied.

Tot slot de locatie aan de Groenoordweg. Deze bevindt zich in de wijk Zevenhuizen. Dit is een voormalig buurtschap dat door de stadsuitbreidingen omsloten is geraakt maar nog steeds herkenbaar is als oud dorpsgebied. Het buurtschap is te herkennen aan de gehandhaafde linten. De wijk geeft een goede indruk van de kleinschaligheid van de verkaveling en de individuele bebouwingskarakteristiek van de particuliere bouw in de vroeg 20e eeuw. het samenhangend beeld is onder andere ten westen van de Trekweg verstoord door ingrepen in de jaren 70 met een afwijkende verkaveling en infrastructuur tot gevolg. Voorts wordt de ruimtelijke structuur nog gekenmerkt door de afwezigheid van openbaar groen.

5 Ruimtelijke En Functionele Opzet

Een toelichting op de ruimtelijke functionele opzet is met name van belang daar waar het bestemmingsplan ook daadwerkelijk nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. In dit hoofdstuk wordt dan ook alleen ingegaan op de verdere uitwerking van de locaties Paviljoen en Westwand hof 1.

Paviljoen

Inleiding

In het Masterplan Kanaaloevers 1993 is op het kruispunt van de Molenstraat en de Quarles van Uffordlaan een gebouw in de vorm van een paviljoen geprojecteerd. Dit paviljoen heeft een bijzondere stedebouwkundige betekenis. Het ligt op het punt waar de verkeersweg Kanaal Noord wordt afgebogen van het kanaal, om ruimte te maken voor een recreatieve parkstrook langs de oostelijke kanaaloever. Het paviljoen krijgt daardoor de betekenis van een landmark, dat de nieuwe identiteit van het kanaal, als recreatieve stedelijke zone, markeert. Zie figuur 3.


In het Bestemmingsplan Kanaaloevers Welgelegenpark van september 1999 is als globale bestemming voor het Paviljoen benoemd: diverse commerciele of publieksfuncties.


Vanaf 2010 is de planontwikkeling van Het Paviljoen concreet ter hand genomen. Daarbij is gebleken dat zich de meest kansrijke ontwikkeling voordoet als gekozen wordt voor een gecombineerd programma van publieke en commerciele aard. De locatie van de omgeving van de Welgelegenbrug blijkt zich in het afgelopen decennium in toenemende mate te hebben ontwikkeld tot een recreatief attractiepunt. Dat komt door de toenemende belangstelling voor watersport op het kanaal en door de aantrekkingskracht van horecaonderneming De Brugwachter. Zowel de ligging aan het kanaal alsook de ligging aan de hoofdfietsroute in de Molenstraat zijn daarbij van belang als locatiekwaliteit.


Dat heeft als gevolg dat de begane grand van het paviljoen zich goed blijkt te lenen voor een publiek recreatief programma dat gerelateerd is aan het kanaal. Daarbij kan gedacht worden aan een sportvoorziening, zoals bijvoorbeeld een roeiclub, mogelijk gecombineerd met een daaraan gerelateerde ondergeschikte horecavoorziening. De verdiepingen van het paviljoen kunnen vervolgens benut warden voor een commercieel programma, zoals een kantoor. Bij de uitwerking van dit hybride programma is gebleken dat hiervoor een wijziging van het bestemmingsplan benodigd is. Deze wijziging betreft:

  • Het iets wijzigen en vergroten van de footprint van Het Paviljoen;
  • Het verruimen van de maximale bouwhoogte, zodat de oorspronkelijk als mogelijkheid benoemde bouwhoogte van drie bouwlagen ook daadwerkelijk gerealiseerd kan worden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1126-onh1_0003.jpg"

Figuur 3: Het Paviljoen als Landmark

Stedelijke ligging

Het plangebied Het Paviljoen maakt deel uit van het grotere plangebied Welgelegen Park, dat weer een van de deelgebieden is van het binnenstedelijke herstructureringsproject Kanaaloevers.


Het Paviljoen ligt in stedebouwkundig opzicht op een strategische positie (zie figuur 4): op het kruispunt van nieuwe Oostelijke Verbindingsweg, de Burgemeester Jonkheer Quarles van Uffordlaan, met de historische lintweg de Molenstraat. De Burgemeester Jonkheer Quarles van Uffordlaan is aangelegd als het sluitstuk van de binnenring van Apeldoorn. De laan is ontworpen als een parkway, met twee vrij liggende rijbanen in het groen en ventwegen. De Molenstraat was vanouds een secundaire verbinding tussen de stationsomgeving en het gebied De Tol, het punt van samenkomst van de oude rijbanen naar Deventer en Zutphen.


De ligging van het paviljoen tussen kanaal en verkeersweg is het gevolg van tracering die in het Masterplan Kanaaloevers 1993 is gekozen voor de Burgemeester Jonkheer Quarles van Uffordlaan, als voorzetting van de verkeersweg kanaal-Noord. Deze verkeersweg is in het verleden strak langs de oever van het kanaal is getraceerd, zodat er geen ruimte overbleef voor recreatieve verblijfsruime. Om langs oostoever van het kanaal ruimte te kunnen scheppen voor een groene recreatieve zone is in het Masterplan Kanaaloevers de keuze gemaakt om de verkeersweg vlak voor het kruispunt met de Molenstraat af te buigen, om deze vervolgens met een ruime boog parallel aan de bocht in het kanaal voort te zetten richting Deventerstraat.


Het paviljoen ligt daardoor precies op de plaats waar de parkway naar het oosten begint te buigen, om zich langzaam los te maken van het kanaal. Bij weggebruikers die in noordwaartse richting rijden wordt daardoor de beleving van dat afbuigmoment versterkt. Het paviljoen drukt als het ware de weg zachtjes naar het oosten. De beleving van de weggebruiker die naar het zuiden rijdt is min of meer omgekeerd. Deze ervaart bij het passeren van het paviljoen een moment van verassing als hij bemerkt dat het kanaal ineens zeer nabij ligt.


Aan weerszijde van de Molenstraat ontstaat er een samenspel tussen Restaurant De Brugwachter en het paviljoen: twee onderling verschillende objectmatige gebouwen, die samen het begin van de groene recreatieve zone markeren.


Omdat de Molenstraat het kanaal in een scherpe hoek aansnijdt is de situatie aan beide zijden van de Molenstraat verschillend. Restaurant De Brugwachter, aan de noordzijde, staat ruim in het groen. Het terrein waarop Het Paviljoen wordt gerealiseerd heeft daar in tegen een veel compactere opzet. De asymmetrie van deze ruimtelijke compositie is versterkt door tevens een verschil in bouwhoogte aan te brengen. De Brugwachter heeft een bouwhoogte van een bouwlaag met kap, het paviljoen heeft een hogere bouwhoogte. Daardoor ontstaat als effect dat de recreatieve parkstrook aan de zuidzijde ruimtelijk wordt afgesloten en afgeschermd van de verkeersdrukte op de weg Kanaal Noord en het kruispunt met de Wapenrustlaan.


afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1126-onh1_0004.jpg"

Figuur 4: Ligging van het Paviljoen

Gewijzigde stedenbouwkundige randvoorwaarden

Er zal sterker worden ingezet op realisatie van een kanaalgerelateerd publiek programma op de begane grond van het paviljoen. Aan deze voorwaarde kan worden voldaan als de footprint van het paviljoen wordt vergroot met circa 30 %.


Bij de planontwikkeling van deelgebied Weklgelegen Park heeft zich in het afgelopen decennia een zekere schaalvergroting voorgedaan ten opzichte van het Masterplan 1993. daarin was bepaald dat alle wanden langs de parkway de Burgemeester Jonkheer Quarles van Uffordlaan een bouwhoogte zouden krijgen van vier tot vijf bouwlagen. Bij de realisatie van de eerste delen van deze begeleidende bebouwingswand is gebleken dat een bouwhoogte van vijf lagen niet in alle opzichten voldoet om het beoogde effect van geborgenheid en beslotenheid te bereiken. Deze geborgenheid is met name in het grote boogwormige deel van de wand van groot belang, omdat dit stuk van de wand moet zorgen voor een omsluiting van de parkstrook langs het kanaal. Daarom is er voor gekozen om de bouwhoogte van twee segmenten van de boog te verhogen naar zes bouwlagen.


Deze keuze voor een schaalvergroting in de boogvormige wand heeft consequenties voor de bouwhoogte van het paviljoen. Om het effect te kunnen bereiken van een markant landmark is nu een iets grotere bouwhoogte dan de maat van zo'n 9 meter uit het vigerende bestemmingsplan (8 meter met 10% vrijstellingsbevoegdheid), gerechtvaardigd.


Door de keuze voor een kanaalgerelateerd publiek programma op de begane grond dient het paviljoen zich sterker te richten op het kanaal. De haalbaarheid van dit gewenste programma vraagt om een wijziging van de vorm en omvang van de footprint. De oorspronkelijk geschetste eenvoudige symmetrische grondvorm laat immers geen ruimte voor een verblijfsgebied, zoals een terras aan de zijde van het kanaal. Daarom wordt nu gekozen voor een footprint in de vorm van een boemerang, waarbij de bouwmassa aan de oostzijde van het bouwterrein wordt gesitueerd, zodat er aan het kanaal een verblijfsruimte ontstaat. Door deze nieuwe modellering van de footprint is het tevens mogelijk om de monumentale boom op het bouwterrein te behouden.


De bomenrij van Amerikaanse Eik langs kanaal wordt ter hoogte van Het Paviljoen onderbroken. Van af dat punt wordt de doorgaande beplantingslijn overgenomen door de rij bomen in de middenberm van de parkway.


De bouwhoogte wordt vergroot van 2 a 3 bouwlagen met een hoogte van 8 meter, met 10 % vrijstelling, naar 3 bouwlagen met een hoogte van 11.50 meter (drie lagen van 3,50 meter plus daklijst en marge). Dit wordt op de plankaart afgerond naar 12 m.

De combinatie van het vergroten van de bouwhoogte met het vergroten van de footprint van de begane grond met circa 30 % zou kunnen leiden tot een te forse vergroting van de bouwmassa. Daarom is in de nieuwe opzet gekozen voor een geleed bouwvolume. De bouwmassa wordt gedifferentieerd door deze trapsgewijs naar boven toe te verkleinen. In de oorspronkelijke opzet was het een doosvormig volume, zonder differentiatie in bouwhoogte. In de nieuwe opzet heeft de tweede bouwlaag een footprint van 85 % van die van de begane grond, en de derde bouwlaag heeft een nog kleinere footprint, van 75 % van die van de begane grond. In plaats van een massief volume ontstaat nu een sterker objectmatig volume. Ook de geleding van het volume zorgt voor een minder massieve uitstraling. Dat wordt nog versterkt door het bouwvolume te concentreren op de oostelijke zijde van het bouwterrein. Dat levert een volume op dat zowel vanuit de noordzijde als vanuit de zuidzijde in visueel opzicht als een slank bouwvolume zal worden ervaren.

Westwand hof 1

Aan de noordzijde van de Molenstraat is ter hoogte van de kruising met de Spoorbrugweg een nieuwe woonhof voorzien met grondgebonden woningen. Deze hof is opgenomen in het bestemmingsplan Kanaaloevers Molenstraat.


De hof is een door bebouwing omsloten driehoekige groene ruimte. Eén bebouwingszijde grenst aan de hoogbouw van de Quarles van Uffordlaan, de tweede en de derde zijde geeft aansluiting op de laagbouw van de Floralaan en de Molenstraat.


In de oorspronkelijke plannen liep de hof aan de noordwestzijde richting Welgelegenweg over in een groene semi openbare ruimte. Bij nadere uitwerking is gebleken dat deze opzet leidt tot een onduidelijke situatie voor wat betreft de grens tussen openbaar en privaat gebied. Bovendien was er ruimtelijk sprake van een storende onderbreking van de begrenzing van de hof.


Er is een oplossing gevonden door ter plekke van de opening in de hof ruimte te maken voor de bouw van een vrijstaande woning; een woning die in zijn opbouw en uitstraling aansluiting zoekt bij de woningen direct achter de hoogbouw. De hof wordt daarmee meer gesloten en de onduidelijke situatie openbaar - privé wordt opgelost. De openbare ruimte wordt duidelijk begrenst door de bebouwing aan de hof. De resterende ruimte wordt als collectieve privaatruimte toegewezen aan de aangrenzende bebouwing. Daar waar er geen sprake is van een collectieve tuin worden de gronden die in de ontwerpen zijn meegenomen als privé-gronden (achtertuin) behorende bij de woningen aan de Burg. Jhr. Quarles van Uffordlaan ook expliciet zo bestemd.

Tevens is bij een nadere detaillering van de westelijke wand van de hof een minimale cosmetsiche aanpassing doorgevoerd. Hierbij is de oorspronkelijke kromming van het hoofdgebouw losgelaten en is gekozen voor een rechte wand. Deze wand sluit op deze manier beter aan bij de vormgeving van de hof zowel qua omliggende bebouwingslijnen, maar ook bij de omliggende openbare ruimten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1126-onh1_0005.jpg"
Figuur 5: indicatieve verkaveling (westwand) hof 1

6 Planologische Aspecten

Een toelichting op de planologische aspecten is met name van belang daar waar het bestemmingsplan ook daadwerkelijk nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. In dit hoofdstuk wordt dan ook alleen ingegaan op de verdere uitwerking van de locaties Paviljoen en Westwand hof 1.

6.1 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.


Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.


Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.

Voor de ontwikkeling van het paviljoen en de realisatie van de nieuwe woning in het cluster zal een bodemonderzoek worden gedaan in het kader van de bouwvergunning. In het kader van het ontwikkelingsgerichte bestemmingsplan Kanaaloevers - Welgelegenpark is reeds onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit die voldoen aan de NVN5740 opzet voor niet verdachte locaties. Op de verdachte locaties is op basis van een historisch onderzoek de onderzoeksstrategie aangepast en is een uitgebreider onderzoek gedaan. Medio 1997 is door het ministerie van VROM , de provincie Gelderland en de gemeente een gezamenlijk traject ingezet om de verontreinigingen in beeld te brengen. Het plangebied (Paviljoen en Westwand hof 1) maakt hier deel vanuit. Op 14 juni 1999 is het Convenant Kanaaloevers getekend waarin afspraken met provincie en het toenmalige ministerie van VROM zijn gemaakt over de bodemsaneringen in samenhang met de bouwactiviteiten. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

6.2 Waterhuishouding

6.2.1 Algemeen

De locaties Paviljoen en Westwand hof 1 liggen in bestaand stedelijk gebied. De toename ten aanzien van het verharde oppervlak ten opzichte van de huidige juridisch planologische maatregelen is niet significant. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.

6.2.2 Grondwater

Het gebied ligt niet in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend.

6.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

In het plangebied zijn geen oppervlaktewateren aanwezig, met uitzondering van het Apeldoorns Kanaal.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen (nadelige) gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem en de kwaliteit van het oppervlaktewater in het plangebied en in de omgeving daarvan. In en rond het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.

6.2.4 Afvoer van hemel- en afvalwater

Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.

6.2.5 Watertoets

De watertoets is ingesteld om het aspect water in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is wettelijk verplicht en heeft als doel om gezamenlijk met de waterbeheerders de waterhuishoudkundige doelstellingen in een zo vroeg mogelijk stadium in ruimtelijke ontwikkelingen op te nemen. De gemaakte afspraken worden in de waterparagraaf van het bestemmingsplan opgenomen.

Het voorontwerp van bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost herstelplan wordt in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan het Waterschap Veluwe. De reactie van het waterschap wordt, indien noodzakelijk, verwerkt in deze waterparagraaf.

6.3 Geluid

6.3.1 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. In eerste instantie gaat het hier om de Molenstraat, de Burgemeester Jhr. Quarles van Uffordlaan en de welgelegenweg. In het kader van het bestemmingsplan Kanaaloevers- Welgelegenpark is reeds akoestisch onderzoek gedaan naar de nieuwe ontwikkelingen (o.a. Akoestisch onderzoek bestemmingsplan "Kanaaloevers-vlek B en C 1996 en Verkeersvisie binnenstad, eindsituatie 2010, milieuhygienische beoordeling, 1juli 1999). Voor de locaties Westwand hof 1 en het Paviljoen is destijds al gekeken naar de akoestische situatie. Daar waar nodig zijn reeds hogere grenswaarden verleend (Besluit vaststelling hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 10 dec. 2008, kenmerk: 24389). Het paviljoen bevat bovendien geen geluidsgevoelige functies zoals omschreven in de Wet geluidhinder.

6.4 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate bijdragen

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.

Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.

Toepasbaarheidsbeginsel

Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").

Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan beoogt het herstellen van een drietal foutjes uit het vigerende bestemmingsplan, cosmetische aanpassingen ten aan zien van het paviljoen en Hof 1 en tot slot een toevoeging van een vrijstaande woning aan Hof 1. De ontwikkeling bevat geen wezenlijke toevoeging van het aantal verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige planologische situatie. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging en is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Ten overvloede wordt opgemerkt dat in het kader van het bestemmingsplan Kanaaloevers - Welgelegenpark reeds onderzoek is gedaan naar de luchtkwaliteit (Luchtkwaliteitsonderzoek Kanaaloevers - Welgelegenpark, 9 februari 1998). Uit dat onderzoek van Goudappel Coffeng bleek dat de grenswaarden op geen enkele locatie werden overschreden.

6.5 Natuurwaarden

6.5.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.

De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen zijn op grond van de Flora- en faunawet verboden. Hiervoor zijn van belang de artikelen 8 t/m 12 Ffw waarin onder andere de vernieling en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten en verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.

Op grond van artikel 75 Ffw kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB (het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet) gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid.

  • Algemene soorten
    Voor de algemene soorten die zijn genoemd in tabel 1 bij de AMvB geldt de lichtste vorm van bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de artikelen 8 t/m 12 Ffw. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht.
  • Overige soorten
    De overige soorten, genoemd in tabel 2 bij de AMvB, genieten een zwaardere bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
  • Soorten genoemd in bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB ex artikel 75
    Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB ex artikel 75 Ffw geldt de zwaarste bescherming. Het hangt het van de precieze aard van de werkzaamheden en van de betrokken soort(en) af of een vrijstelling met gedragscode geldt, of dat een ontheffing noodzakelijk is. Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn wordt geen ontheffing verleend bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de soorten van bijlage 1 geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen verstorende werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd nadat daarvoor een ontheffing is verkregen. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
    1. 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang; en
    2. 2. er is geen alternatief; en
    3. 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.

Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor verstoring van vogels en vogelnesten door ruimtelijke ontwikkelingen kan geen ontheffing worden verleend. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid en openbare veiligheid. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.

Gezien de locaties en het karakter van nieuwe juridisch planologische mogelijkheden is een ecologisch onderzoek niet noodzakelijk. Wel is het zaak om zorgvuldig om te gaan met de bijzondere boom in het plangebied. Deze krijgt dan ook een beschermende specifieke aanduiding. Het verdere streven is om de overige aanwezige bomen langs het kanaal zo veel als mogelijk in te passen in het ontwerp.

Gebiedsbescherming

Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Bescherming van bos is aan de orde als bestemmingen van bestaand bos worden gewijzigd. Gezien de binnenstedelijke ligging van de locaties, de afstand ten opzichte van de te beschermen gebieden en het karakter van de geplande ontwikkelingen is gebiedsbescherming hier niet aan de orde.

6.6 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart 2006 liggen de twee plangebieden waar ontwikkelingen plaats gaan vinden (Westwand Hof 1 en het Paviljoen) in een zone met een lage archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten. Dit betekent dat bij bodemingrepen groter dan 1000 m2 en dieper dan 50 cm een archeologisch onderzoek verplicht is. Een archeologisch onderzoek kent vele vormen. In veel gevallen kan volstaan worden met een bureauonderzoek, eventueel aangevuld met een verkennend booronderzoek. Ook kan het zijn dat gedetailleerder booronderzoek, een zogenaamd karterend booronderzoek, nodig is, of dat er zelfs proefsleuven moeten worden gegraven. Uiteindelijk kunnen deze vormen van onderzoek erin resulteren dat een behoudenswaardige archeologische vindplaats is aangetroffen. Afhankelijk van de ontwikkeling zal deze vindplaats vervolgens ex situ (door een opgraving) of in situ (door inpassing in het plan) behouden moeten worden.

De ontwikkeling van het paviljoen bevat echter een omvang die kleiner is dan de minimale maat om onderzoek te doen bij een lage verwachtingswaarde. Voor de Westwand Hof 1 wordt deze minimale maat wel overschreden als uit wordt gegaan van een geheel nieuwe ontwikkeling. Echter juridisch -planologisch gezien bestaat er voor deze gronden al een bouwmogelijkheid en betreft het een zeer kleine afwijking van deze mogelijkheid (kleiner dan 1000 m2). Desondanks zijn in de algemene regels het verplichte archeologische onderzoek met de daarbij behorende voorwaarden opgenomen. Op deze wijze zijn eventuele archeologische waarden voldoende beschermd.

Cultuurhistorie

Gezien het karakter van dit bestemmingsplan en de locatie is dit aspect hier niet van toepassing.

6.7 Milieuzonering

Paviljoen

Aangezien het hier gaat om een bestaande juridisch planologische mogelijkheid zal de ontwikkeling van het paviljoen niet voor een nieuwe situatie zorgen voor wat betreft milieuzonering.

Westwand hof 1

Voor deze locatie geldt grotendeels dezelfde redenatie als voor het Paviljoen, met die nuancering dat er nu wel een nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt, maar deze komt in een omgeving terecht waar sprake is van wonen en dus geen functies met een zonering. De meest dichtbij gelegen bedrijfsbestemming is opgenomen in een nieuw bestemmingsplan Kanaaloevers-Molenstraat waarbij dit bedrijf de bestemming krijgt waarbinnen categorie 1 bedrijven zijn toegelaten. Dat vormt dus ook geen knelpunt.

6.8 Verkeer En Parkeren

Dit aspect is van belang voor enerzijds de nieuw geprojecteerde woning binnen de locatie Westwand hof 1 en anderzijds voor de gemengde functies in locatie Paviljoen. Voor de nieuwe vrijstaande woning zal het parkeren op eigen terrein moeten plaatsvinden. De ontsluiting van deze kavel loopt via het hofje en sluit aan op de Molenstraat.

Voor het paviljoen is er sprake van een combinatie van parkeren op eigen terrein van zo'n 10 parkeerplaatsen. Zie voor de situering van het parkeren zoals deze is uitgewerkt hoofdstuk 5 (en met name afbeelding 4). Het parkeren ten behoeve van de kantoorfunctie op de verdieping kan goed worden opgevangen op het eigen terrein. Echter met de toevoeging van de maatschappelijke invulling op de begane grond ligt dit complex. De parkeervoorzieningen voor deze invulling zijn onvoldoende gezien het bruto vloeroppervlak dat mogelijk wordt gemaakt en de mogelijk gemaakte functies. Door echter gebruik te maken van dubbelgebruik (gebruik van elkaars parkeervoorzieningen op verschillende tijdstippen) wordt dit opgelost. Enerzijds gaat het dan om dubbelgebruik van de parkeerplaatsen op eigen terrein door de kantoorfunctie en de maatschappelijke functie. Anderzijds is ook een overeenkomst gesloten met de eigenaar van de locatie aan de overzijde van de het paviljoen ("De Brugwachter") om ook daar dubbel gebruik mogelijk te maken. Gedurende de werkweek kan extra gebruik worden gemaakt van het parkeerterrein van de Brugwachter en in het weekeinde andersom. Op basis van dit dubbelgebruik (op eigen terrein en aan de overzijde) kan de parkeerbehoefte goed worden opgevangen.

6.9 Kabels En Leidingen

Er is slechts 1 locatie waarbij er sprake is van ruimtelijk relevante kabels/leidingen. Het betreft de locatie Molenweg. Hier is sprake van een ondergronds gelegen hoogspanningsleiding van 50 Kv. Er zijn klic-meldingen gedaan en er is overleg geweest met de leidingbeheerder om de exacte locatie te kunnen vaststellen en om afspraken te maken over de aan te houden afstanden. Om de resultaten hiervan zichtbaar te maken en vast te leggen is op deze locatie de westelijke bestemmingsgrens zo gelegd zodat de leiding binnen het plangebied is gelegen. Tevens is de afgesproken afstand om werkzaamheden te kunnen uitvoeren aan de leiding opgenomen door middel van dubbelbestemming. Naast de afstand voor het beheer zijn verder geen extra (beschermings)zones noodzakelijk. Verder worden er geen wettelijke afstandseisen gesteld voor ondergrondse hoogspanningsleidingen van deze omvang.

7 Juridische Planopzet

7.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 zijn de verschillende planonderelen en de benodigde wijzigingen besproken. Dit hoofdstuk beschrijft de juridische regeling die deze wijzigingen vastlegt. Paragraaf 7.2beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 7.3 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

7.2 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.

Gemengd

Het paviljoen is voorzien van een bestemming 'Gemengd'. Daar is een mix aan functies toegestaan. Zo kan in de plint een meer publieke functie worden gevestigd en op de verdieping een invulling met een meer commerciele aard. In de regels zijn onder meer, kantoor, sport, ondergeschikte horeca en een maatschappelijke functie opgenomen.

Deze bestemming bevat ook nog een aanduiding om de "waardevolle boom" die net buiten het perceel ligt te beschermen en ook nog een dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanning" ter bescherming van de aanwezige ondergrondse hoogspanningsleiding.


Kantoor

Op de gronden met de bestemming ‘Kantoor’ zijn kantoren, (zakelijke) dienstverlening, congres- en vergaderruimten, nutsvoorzieningen, tuinen en erven toegestaan, inclusief bouwwerken en parkeervoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding "woning" is tevens een woning toegestaan met bijbehorende bijgebouwenregeling. Met de aanduiding "detailhandel" wordt detailhandel, zij het uitsluitend op de begane grond, toegestaan.


Wonen

De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven. In de meeste gevallen heeft dit bouwvlak de vorm van een bouwvlak waarin 1 woning is opgenomen, er is 1 locatie met een bouwstrook voor meerdere woningen.

Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand en aaneengebouwd (waar tevens vrijstaand is toegestaan).

Bij de woningen zijn dieptes voor de bouwvlakken gehanteerd die aansluiten bij de huidige (planologische) situatie dan wel bij de ontwerpen zoals die bekend zijn. Voorwaarde bij het toekennen van de diepte van het bouwvlak is dat de tuinen diep genoeg zijn.

Bij vrijstaande en aaneengebouwde woningen heeft het perceelsgedeelte voor de voorgevel (en bij hoekpercelen naast de zijgevel) de aanduiding 'tuin'; het perceelsgedeelte achter de achtergevel (en bij vrijstaande woningen die niet op een hoek liggen het gedeelte naast de zijgevel) de aanduiding 'erf'. Deze aanduidingen zijn van belang voor de situering van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen. In de regels is namelijk bepaald dat deze bouwwerken niet alleen binnen het bouwvlak maar ook ter plaatse van de aanduiding erf mogen worden gebouwd. Daarbij is nog specifiek bepaald dat deze erfbebouwing ten minste 3 meter achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) moet worden gesitueerd.

De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.


Beroeps- en niet-publieksgerichte bedrijfsuitoefening aan huis

Deze functies worden zowel in de kantoorbestemming alsook in de woonbestemming mogelijk gemaakt.

Bij recht is het gebruik van (een deel van) woning en bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.


Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Dit in aanvulling op de maatvoeringseisen zoals die in de verbeelding zijn opgenomen.

7.3 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 8 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 8.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

Lid 8.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf die bouwhoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.

In artikel 9 staan de algemene gebruiksregels. Hierin is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. Onderdeel g hiervan verdient bespreking. De archeologische beleidskaart geeft voor het gehele grondgebied van Apeldoorn aan hoe hoog de trefkans op archeologische resten per gebied is. De gebieden, waar de trefkans op archeologische resten laag is, krijgen geen dubbelbestemming en dat is in onderhavige plan aan de orde. Daarvoor geldt onderdeel g van de Algemene gebruiksregels. Daarin is bepaald dat het verstoren van archeologische waarden in die gebieden door het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden over een oppervlakte van ten minste 1.000 m2 en dieper dan 0,5 meter onder maaiveld in strijd is met de bestemming, tenzij uit archeologisch onderzoek is gebleken dat die waarden niet onevenredig worden verstoord. Indien de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bij voorbeeld eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren. In lid 2 is het gebruik in strijd met de bestemming strafbaar gesteld.

Artikel 14 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De impact van dit bestemmingsplan is zeer beperkt. Het gaat hier om een binnenstedelijk plan waarin een drietal kleine omissies in de juridische regeling van het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost worden hersteld. Daarnaast bevat het plan een enkele cosmetische aanpassing aan het Paviljoen en Hof 1(inclusief 1nieuwe woning). Daarom is het voeren van overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten. Wel is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan omwonenden van de twee ontwikkelingslocaties en zijn de overleginstanties en de wijkraad geinformeerd. Ook is het ontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de eigenaren van de percelen waar de drie kleine omissies zijn doorgevoerd.

9 Economische Uitvoerbaarheid

Het gaat hier om een tweetal ontwikkelingen waar de gemeente Apeldoorn zelf over de gronden beschikt en voornemens is om deze gronden te gaan ontwikkelen. Deze exploitaties waren reeds opgenomen in de sluitende grondexploitatie voor Kanaaloevers/ Welgelegenpark. De veranderingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt hebben uitsluitend een positieve uitwerking op de exploitatie doordat er sprake is van een toename van de uitgeefbare grond en het gaat om toevoegingen aan de te ontwikkelen oppervlaktes. Dit betekent dus enige extra opbrengsten. Er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

Onbekend 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen

Bijlage regels 1 Lijst van toegelaten bedrijfstypen

Onbekend 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING CATEGORIE
221 Uitgeverijen (kantoren) 1
2223 Grafische afwerking 1
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
361 Meubelstoffeerderijen 1
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
633 Reisorganisaties 1
642 Telecommunicatiebedrijven 1
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
70 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 1
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9302 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9302 Kapper op afspraak 1
9305 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Onbekend 1 Akoestisch Onderzoek Kanaaloevers

Bijlage toelichting 1 Akoestisch onderzoek Kanaaloevers

Onbekend 2 Akoestisch Onderzoek Oostelijke Verbindingsweg

Bijlage toelichting 2 Akoestisch onderzoek Oostelijke Verbindingsweg

Onbekend 3 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage toelichting 3 Onderzoek Luchtkwaliteit

Onbekend 4 Procedureschema

Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding
-
Voorbereidingsbesluit geldig t/m
-
Voorontwerp ter inzage
-
Ontwerpplan ter inzage
08-03-2012 - 18-04-2012
Vaststelling door gemeenteraad
21-06-2012
Terinzagelegging vastgesteld plan
05-07-2012 - 15-08-2012
Aanwijzing GS/Minister
-
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak
-
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak -
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak -
Datum inwerkingtreding b.p.
17-08-2012
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak
-
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan
17-08-2012
Opmerkingen
-