Zuiderpark en omgeving
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 12-03-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Zuiderpark en omgeving van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1135-vas2 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:
- ter plaatse van de aanduiding 'erf';
- binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
1.8 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.12 begeleid wonen
Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.13 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.14 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.15 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.18 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.19 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.20 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.23 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.24 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.25 erkend archeoloog
Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.
1.26 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.27 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 hoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.
1.29 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.30 hoofdverblijf
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.31 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.32 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.33 middelhoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.
1.34 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.35 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.36 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.37 permanente bewoning
Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.
1.38 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.39 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.40 twee-onder-een-kapwoningen
Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.41 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.42 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.43 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.44 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.45 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.46 zorgwoning
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- b. voorzieningen op het gebied van cultuur, ontspanning en sport in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten vormen van cultuur, ontspanning ensport;
- c. bij de onder a en b genoemde voorzieningen behorende en daaraan ondergeschikte horeca in de vorm van het verstrekken van ter plaatse te nuttigen etenswaren en dranken;
- d. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
- e. zorgwoningen;
- f. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
- g. beroepsuitoefening aan huis;
- h. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- l. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en boven- en ondergrondse fietsenstallings- en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 15 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (3.3) overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. vijvers, watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. fiets- en voetpaden;
- d. hondenuitlaatplaatsen;
- e. een ontsluitingsweg, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
- f. evenementen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. speel- en sportvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 15 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen: 4 m (4.4) terreinafscheidingen ten behoeve van speel- en sportvoorzieningen: 4 m overig: 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 19 opgenomen procedureregels van toepassing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. evenementen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. speelplaatsen;
- f. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 15 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (5.3b) overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 5.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- b. van het in lid 5.1 en lid 5.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 5.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van bedrijfswoningen voor beroepsuitoefening aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Maatschappelijk - Begraafplaats
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder begrepen grafkelders, met dien verstande dat een bedrijfswoning niet is toegestaan.
6.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 15 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 3 m |
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
- c. watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. tuin;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 15 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (7.3) overig: 2,50 m |
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 7.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
- c. water- en oeverrecreatie;
- d. weg- en waterbouwkundige voorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, overbeschoeiingen, onderhoudspaden en aanlegplaatsen.
8.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 15 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2,50 m | van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
- b. praktijkruimten voor de uitoefening van een (para)medisch beroep, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
- c. beroepsuitoefening aan huis;
- d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. tuin en/of erf;
- g. voorzieningen voor de waterhuishouding;
met de daarbij behorende bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:
- a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 19 opgenomen procedureregels van toepassing.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2 bepaalde:
- a. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:
- a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
- d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.
Artikel 10 Leiding - Hoogspanning
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding.
10.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 10.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsleiding worden gebouwd.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 10.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de omvang van het bestemmingsvlak met de bestemming Leiding - Hoogspanning te verkleinen nadat het tracé van de ondergrondse hoogspanningsleiding is komen vast te staan dan wel is gerealiseerd.
Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel is vervallen door uitspraak AbRS 201308219/1/R2 d.d. 12 maart 2014, zie UitspraakAfdeling bestuursrechtspraak Raad van State, vaststellingsbesluit en zienswijzennota.
Artikel 12 Waarde - Archeologie Hoog
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.
12.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 13 Waarde - Archeologie Middelhoog
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.
13.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Bouwregels
15.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
- d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, en
- 2. ondergronds bouwen in het bestemmingsvlak met de bestemming Gemengd ook buiten het bouwvlak is toegestaan;
- 3. ondergronds bouwen in het bestemmingsvlak met de bestemming Maatschappelijk -Begraafplaats ten behoeve van grafkelders ook buiten het bouwvlak is toegestaan.
- e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
- f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
- g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
15.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
16.1 Gebruik in strijd met de bestemming
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- f. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemmingen 'Waarde- Archeologie hoog' en 'Waarde - Archeologie middelhoog' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
16.2 Strafbepaling
Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
17.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
- c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
17.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:
- a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
- c. bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 17.1 onder b voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter boven NAP: voor zover de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.
17.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 17.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
17.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 17.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 21 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
18.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.
18.2 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 19 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 20 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht Bouwwerken
21.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
21.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
21.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 22 Overgangsrecht Gebruik
22.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
22.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
22.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
22.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Zuiderpark en omgeving.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. 11 juli 2013 nr. 84-2013
Mij bekend,
De griffier,
Namens hem:
John de Meij
manager Team Omgevingsrecht & Advies
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het Zuiderpark met de bebouwingsrand aan weerszijden van het park. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad iedere 10 jaar opnieuw een bestemmingsplan voor een gebied vast. De bestemmingsplannen die nu nog voor dit deel van Apeldoorn gelden zijn (veel) ouder dan 10 jaar. Bovendien zijn deze bestemmingsplannen niet alleen in tijd maar ook in juridische regeling verouderd. Actualisering is daarom wenselijk.
Eind 2001 heeft de gemeenteraad het Plan op Hoofdlijnen voor het project Zuiderpark vastgesteld. Dit plan kwam voort uit het in 1997 vastgestelde Masterplan herstructurering Apeldoorn Zuid, waarin het Zuiderpark was aangewezen als uitwerkingsgebied. In het Plan op Hoofdlijnen is in hoofdlijnen beschreven op welke punten het park moet worden opgeknapt.
In het kader van deze herstructurering is bezien of en in hoeverre langs de randen van dit park op beperkte schaal bebouwing zou kunnen worden toegevoegd. Hiervoor is een stedenbouwkundig plan ontwikkeld dat voorzag in de bouw van een voorzieningencluster met daarboven woningen en ten zuiden van het voorzieningencluster nog eens circa 140 overwegend grondgebonden woningen. Na sloop van het gebouw van de Sebastiaanschool aan de Oude Beekbergerweg zou ook op deze locatie een (beperkt) aantal woningen kunnen komen.
Inmiddels is voorzieningencluster dok Zuid gebouwd op basis van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO. Dok Zuid is volop in gebruik. De oude gebouwen van de Visser Mavo en de basisscholen Pestalozzi en Het Kompas, twee van de basisscholen die in dok Zuid zijn ondergebracht, zijn gesloopt.
In juni/juli 2008 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan als bestemmingsplan op grond van de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening ter inzage gelegen. Sindsdien is door een aantal partijen een proces gestart om geld bijeen te brengen om de hoogspanningslijnen Kattenberg-Apeldoorn en Apeldoorn-Woudhuis voor het traject dat door Zuid loopt, ondergronds te brengen. Ook is een onderzoek gestart naar het beste tracé voor de ondergrondse hoogspanningslijnen.
In december 2012 heeft de gemeenteraad het Woningbouwprogramma 2010-2029 vastgesteld. Vanwege de verminderde vraag naar woningen is over heel Apeldoorn een deel van de geprojecteerde woningen geschrapt. Daarbij zijn ook de nog niet gerealiseerde woningen ten zuiden van dok Zuid en de woningen op de vroegere locatie van de Sebastiaanschool geschrapt. Doordat er geen grond meer verkocht wordt voor woningbouw in het park en door de stevige gemeentebrede bezuinigingsopgave is besloten in eerste instantie financieel prioriteit te geven aan het ondergronds brengen van het eerste deel van de hoogspanningslijnen die door Zuid lopen. Ook de grootschalige herstructurering van het park komt te vervallen.
Het bestemmingsplanproces heeft lange tijd stilgelegen en door het schrappen van de woningen en het besluit om een deel van de hoogspanningslijnen ondergronds te brengen zijn ook wijzigingen in het bestemmingsplan noodzakelijk. Op 1 juli 2008 is de Wet op de Ruimtelijke Ordening vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (verder: Wro). Om deze redenen heeft de gemeente besloten het bestemmingsplan opnieuw als ontwerp ter inzage te leggen, nu als bestemmingsplan op grond van de Wro.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het Zuiderpark ligt in de wijk Apeldoorn Zuid. Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt aan de noordzijde begrensd door de Ruys de Beerenbrouckstraat, aan de oostzijde door de 1e Wormenseweg, de Waalstraat en de Vaartse Rijn, aan de zuidzijde door de Rijnstraat en aan de westzijde door de Oude Beekbergerweg en de Albardastraat. De Marchantstraat maakt geen onderdeel uit van het plangebied.
ligging plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied gelden nu nog het Uitbreidingsplan in onderdelen wijk Wormen B (vastgesteld op 8 november 1962 en goedgekeurd op 13 mei 1963) en Diverse herzieningen van bestemmingsplan Zuid I (vastgesteld op 13 januari 1983 en goedgekeurd op 22 juni 1983). Met het onderhavige bestemmingsplan worden deze plannen, inclusief de daarop van toepassing zijnde herzieningen en uitwerkings- c.q. wijzigingsplannen, vervangen. Het plangebied wordt geheel omringd (en ter plaatse van de Marchantstraat doorsneden) door het bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden, dat op 8 maart 2012 is vastgesteld.
1.4 Doel Van Het Bestemmingsplan
Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied en het planologisch-juridisch mogelijk maken van het ondergronds brengen van (een deel van) de hoogspanningslijnen die door het Zuiderpark lopen. Het bestemmingsplan heeft overwegend een beheerskarakter, waarbij de bestaande situatie uitgangspunt is. Het ondergronds brengen van (een deel van) de hoogspanningslijnen is de enige ontwikkeling die in dit bestemmingsplan opgenomen is.
1.5 Algemene Uitgangspunten En Opzet Bestemmingsplan
De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeenteraad om voor het gehele grondgebied een bestemmingsplan vast te stellen, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan vergezeld te gaan van een toelichting.
De Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening stellen eisen aan de vormgeving en inhoud van bestemmingsplannen. Deze eisen bepalen in grote mate de planopzet. Bestemmingsplan Zuiderpark en omgeving is opgezet met inachtneming van deze eisen. Het wijst de bestemmingen aan voor de in het plangebied begrepen gronden en geeft, met het oog op die bestemmingen, regels omtrent bebouwing en gebruik van de gronden en van de zich daar bevindende bouwwerken.
Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft:
- een samenvatting van het relevante beleid en de regelgeving (hoofdstuk 2);
- een beschrijving van de bestaande en toekomstige situatie van het plangebied als geheel (historie, bestaande situatie, hoogspanning, hoofdstuk 3);
- een beschrijving van de planologische en uitvoerbaarheidsaspecten milieu, waterhuishouding, natuurwaarden, cultuurhistorie en archeologie, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid (hoofdstuk 4);
- een onderbouwing van de juridische planopzet met een beschrijving van de bestemmingen en aanduidingen (hoofdstuk 5).
1.6 Gevolgen Uitspraak Abrs 12 Maart 2014
Op 12 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak (kenmerk 201308219/1/R2) gedaan over het beroep dat was ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van dit bestemmingsplan. Daarbij heeft de Afdeling het vaststellingsbesluit vernietigd voor zover het betreft de plandelen met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Ook heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Door deze uitspraak is de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding vervallen. Voor de uitspraak zie Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, vaststellingsbesluit enzienswijzennota.
De uitspraak is in het bestemmingsplan verwerkt door in de regels de tekst van het artikel van de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' door te halen, enige toelichtende teksten over deze uitspraak aan de Toelichting toe te voegen en de twee vlakken met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' van de plankaart te verwijderen.
2 Beleidskader
2.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.
In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040:
Concurrentiekracht: in 2040 behoort Nederland tot de top 10 van meest concurrerende economieën van de wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk-economische structuur.
Bereikbaarheid: in 2040 beschikken gebruikers over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Leefbaarheid en veiligheid: in 2040 sluiten de woon- en werklocaties in steden en dorpen aan op de (kwalitatieve) vraag en locaties voor transformatie en herstructurering worden zoveel mogelijk benut. In 2040 biedt Nederland zijn burgers een veilige en gezonde leefomgeving, met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Nederland is blijvend beschermd tegen extreme weersomstandigheden, mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging en er is voldoende zoetwater in droge perioden; Nederland is een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit en Nederland heeft nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Nederland kent in 2040 een robuust internationaal energienetwerk en de transitie naar duurzame energiebronnen is ver gevorderd.
2.2 Streekplan Gelderland 2005
Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.
Generiek beleid
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:
- handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
- behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
- optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
- een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
- het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
- door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
- intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.
Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten -samenwerkend in regio's- voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.
Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen.
Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek
Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.
Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden.
De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied: 45% van de nieuw te bouwen woningen wordt gerealiseerd door herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied.
2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.
Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is. "In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de concept-AMvB Ruimte."
Het Zuiderpark valt in het bestaand bebouwd gebied zoals is aangegeven op de bij de verordening behorende kaart Verstedelijking. In de regels van de Ruimtelijke Verordening Gelderland is niets bepaald over het in bestaand stedelijk gebied handhaven van een aanwezig park en het ondergronds brengen van hoogspanningslijnen.
2.4 Structuurvisie Apeldoorn Biedt Ruimte
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leferen aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het funcament en wil er zelf in blijven investeren.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is:
- 1. Comfortabele gezinsstad
- 2. Toeristisch toplandschap
- 3. Veelzijdige economie
- 4. Locale duurzaamheid
Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente hiervoor veel handelingsvrijheid, bijvoorbeeld door flexibel te bestemmen.
Niet alles gaat vanzelf. In sommige delen van Apeldoorn spelen ingewikkelde vernieuwingsopgaven. Opgaven die belangrijk zijn voor Apeldoorn als geheel, waarbij vaak hard gewerkt moet worden om iets van de grond te krijgen. In de structuurvisie worden die opgaven 'dynamo's' genoemd, elementen die eerst in beweging moeten komen voordat ze energie gaan opleveren. Het centrumgebied van Apeldoorn, de centrale delen van de Kanaalzone en kleinschalige herstructurering van wijken, buurten en dorpen zijn voorbeelden. De gemeente neemt in de dynamo's de regierol op zich. In de dynamo's ligt ook programmatisch de hoogste prioriteit. De verdere invulling ervan bepaalt de gemeente samen met initiatiefnemers.
Doorwerking op het plangebied
Voor het plangebied is met name de ambitie 'Comfortabele gezinsstad' van toepassing. Als één van de onderwerpen waarop wordt ingezet noemt de structuurvisie het verwijderen van bovengrondse hoogspanning in woonmilieus.
2.5 Woningbouwprogramma 2010-2029
In november 2012 heeft de gemeenteraad het Woningbouwprogramma 2010-2029 vastgesteld. Geconstateerd wordt dat de woningmarkt in rap tempo is veranderd, dat er minder vraag naar woningen zal zijn dan was voorzien en dat aanbod en vraag niet meer in evenwicht zijn. Daarom zijn alle woningbouwplannen bekeken en zijn keuzes gemaakt: welke projecten worden uitgevoerd, welke projecten vervallen, welke projecten worden later uitgevoerd en welke projecten krijgen een andere opzet. Wanneer zich nieuwe kansen aandienen moet eerst kwantitatieve en kwalitatieve ruimte in het woningbouwprogramma worden gecreëerd. Daardoor wordt de programmering steeds op basis van actuele marktontwikkelingen en op basis van wijzigende verwachtingen over de toekomst bijgestuurd: het adaptief programmeren. Kwantitatief vertrekpunt is uitbreiding van de woningvoorraad in de periode 2010-2019 met netto 3.900 woningen en in de periode 2020-2029 met netto 2.000 woningen.
Doorwerking op het plangebied
Het onder de grond brengen van de hoogspanningskabels zou het mogelijk maken 134 woningen toe te voegen aan de oostrand van het Zuiderpark, ten zuiden van dok Zuid. In het Woningbouwprogramma constateert de raad dat er niet voldoende geld is om de hoogspanningskabels over het hele traject door Zuid ondergronds te brengen. Dit, in combinatie met de verslechterde marktomstandigheden en het feit dat er op andere locaties in de stad initiatieven zijn die beter uitvoerbaar zijn, heeft geleid tot het besluit deze woningen uit de woningbouwprogrammering te schrappen.
2.6 Herstructureringsbeleid Voor Zuid
Midden jaren 90 van de vorige eeuw is geconstateerd dat herstructurering van Zuid noodzakelijk was. In 1997 hebben de gemeente Apeldoorn en de woningcorporatie De Goede Woning daarover afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in het Masterplan herstructurering Apeldoorn-Zuid. In het Masterplan is een aantal uitwerkingsgebieden aangewezen, waaronder Zuiderpark, Ravenweg, Eendenweg/Ibisplein, Reigersweg/Adelaarslaan. Een groot deel van de uitwerkingsgebieden van het Masterplan is inmiddels opgeleverd.
Om de integrale en wijkgerichte aanpak van het Masterplan voort te zetten, hebben gemeente, woningcorporaties De Goede Woning, Ons Huis en De Woonmensen, stichting Wisselwerk, wijkraad Zuid en huurdersvereniging De Sleutel de kadernotitie 'Zuid Vooruit' opgesteld. Daarin wordt geconstateerd dat het algemene beeld van Zuid sterk verbeterd is, maar dat er nog steeds sociale problemen zijn. Ook op fysiek terrein liggen er opgaven: een deel van de woningvoorraad is woontechnisch sterk verouderd en de openbare ruimte kan op vele plekken een kwaliteitsimpuls gebruiken. Het uitgangspunt van deze kadernotitie is hetzelfde als die van het Masterplan, namelijk om de "kwaliteit van Apeldoorn-Zuid te verbeteren en de toekomstwaarde ervan te vergroten, oftewel er voor te zorgen dat Apeldoorn Zuid ook in de toekomst een wijk is waar mensen graag willen wonen en winkelen, waar ondernemers een gezond bedrijf kunnen voeren en waar particuliere eigenaren, woningcorporaties en anderen in willen investeren".
De doelstellingen van de kadernotitie vormden de uitgangspunten voor de concrete projecten in Zuid tot 2015. Eind 2012 is het programma van de kadernotitie afgesloten.
2.7 De Groene Mal
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
afbeelding 3 kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
In De Groene Mal zijn voor het Zuiderpark het herstel van de Kayersbeek en de herinrichting van het park zelf als belangrijke uitvoeringsonderdelen van de Groene Mal benoemd.
2.8 Verkeersbeleid
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 – 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers.
De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.
Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km per uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt.
De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. Bij het station en in de binnenstad worden speciale veilige voorzieningen voor voetgangers aangeboden. Op andere plaatsen wordt een basisniveau aan voorzieningen aangeboden. De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol. De bussen sluiten aan op de treinen van de Nederlandse Spoorwegen. De taxibus wordt ingezet als aanvulling op de behoeften van de gebruiker.
Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring; de radialen en de centrumring; de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen, met name om de parkeergarages snel te kunnen bereiken en verlaten. Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. Gemengde functies hebben hier een plek: verkeer, spelende kinderen, fietser en voetgangers. In het buitengebied wordt het verkeer ook gebundeld op een aantal hoofdwegen waar een maximum snelheid geldt van 80 km per uur. De verblijfsgebieden in het buitengebied worden autoluw ingericht met een maximumsnelheid van 60 km per uur.
De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.
De Marchantstraat, die tussen beide delen van het plangebied in ligt, is onderdeel van de Ring. De overige wegen in en rondom het plangebied zijn straten in een overwegend woongebied. Deze wegen maken deel uit van het verblijfsgebied en er geldt een maximum snelheid van 30 km per uur.
2.9 Waterbeleid
2.9.1 Nationaal beleid
2.9.2 Provinciaal beleid
2.9.3 Gemeentelijk beleid
2.10 I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:
- Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
- Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
2.11 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.
Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Voor Apeldoorn Zuid heeft de gemeenteraad in december 2005 gebiedsgericht welstandsbeleid vastgesteld. Dit welstandsbeleid geldt ook voor het Zuiderpark.
3 Bestaande En Toekomstige Situatie Plangebied
Dit hoofdstuk beschrijft de ruimtelijke opzet van het plangebied. Paragraaf 3.1 bevat een beschrijving van de historie van het Zuiderpark met omgeving; in paragraaf 3.2 wordt de bestaande situatie van het gebied geschetst. In paragraaf 3.3 tenslotte worden de ontwikkelingen in het plangebied besproken, te weten het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen.
3.1 Historie
Het Zuiderpark maakt deel uit van het uitbreidingsplan Wormen B uit 1962. Het plan voorzag in een verdere afronding van de wijk Zuid met de aanleg van het huidige Rivierenkwartier en een park, het Zuiderpark genaamd, op de plaats waar een traject van hoogspanningskabels vrij moest worden gehouden van bebouwing. Etageblokken in open strokenverkaveling markeerden de hoofdstructuur van dit plan. Zo ontstonden hoge bebouwingsranden om het noordelijke gedeelte van het Zuiderpark. Net als in de overige buurten in Zuid concentreerden de winkels zich in één buurtcentrum, namelijk winkelcentrum Maasstraat. De overige voorzieningen als bijzondere woonvormen en maatschappelijke voorzieningen (scholen, kerk, wijkpost) werden vrijwel allemaal in de rand van het park gesitueerd. Het park werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw aangelegd.
Midden jaren 90 van de vorige eeuw is geconstateerd dat herstructurering van Zuid noodzakelijk was. In 1997 hebben gemeente en woningcorporatie De Goede Woning het Masterplan herstructurering Apeldoorn-Zuid opgesteld. In het Masterplan is een aantal uitwerkingsgebieden aangewezen, waaronder het Zuiderpark. Het Masterplan vormde de onderlegger van de stadsvernieuwingsactiviteiten in het gebied en richtte zich op de fysieke, sociale en economische versterking van Zuid. Het plan had tot doel het preventief werken aan een duurzame, leefbare en generatiebestendige wijk.
Het Zuiderpark was één van de uitwerkingsgebieden van het Masterplan Zuid. Hiervoor is het project Zuid en Park opgestart, een project met zowel ruimtelijke als sociale doelen. Om die doelen te kunnen verwezenlijken is in 2001, in een intensief traject met bewoners uit de wijk, een Plan op Hoofdlijnen opgesteld. Het plan omvatte herinrichting van het park en nieuwe bebouwing aan de oostrand van het parkgedeelte tussen Marchantstraat en Rijnstraat. Deze ontwikkelingen zijn opgenomen in het voorontwerp van het voorliggende bestemmingsplan dat in 2006 ter inzage heeft gelegen. Het voorontwerp voorzag in een voorzieningencluster, bestaande uit een Vleugelschool, een wijkcentrum en een gezondheidscentrum met daarboven woningen en ten zuiden van de voorzieningencluster het eens circa 140 overwegend grondgebonden woningen. Na sloop van de Sebastiaanschool aan de westzijde van het park zou ook op die locatie een (beperkt) aantal woningen kunnen komen.
Inmiddels is voorzieningencluster dok Zuid gebouwd op basis van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO. Dok Zuid is volop in gebruik. De oude gebouwen van de Visser Mavo en de basisscholen Pestalozzi en Het Kompas, twee van de basisscholen die in dok Zuid zijn ondergebracht, zijn gesloopt.
dok Zuid vanaf Marchantstraat
In 2007 heeft het gemeentebestuur de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Sindsdien is door een aantal partijen een proces gestart om geld bijeen te brengen om de hoogspanningslijnen Kattenberg-Apeldoorn en Apeldoorn-Woudhuis voor het traject dat door Zuid loopt, ondergronds te brengen. Ook is onderzocht wat het beste tracé is voor de ondergrondse hoogspanningslijnen.
In november 2012 heeft de gemeenteraad het Woningbouwprogramma 2010-2029 vastgesteld. Vanwege de verminderde vraag naar woningen is over heel Apeldoorn een deel van de geprojecteerde woningen geschrapt. Daarbij zijn ook de nog niet gerealiseerde woningen ten zuiden van dok Zuid en de woningen op de vroegere locatie van de Sebastiaanschool geschrapt. Ook is besloten slechts een deel van de bovengrondse hoogspanningslijnen die door Zuid lopen, ondergronds te brengen.
3.2 Bestaande Situatie
Het Zuiderpark ligt centraal in het stadsdeel Zuid en heeft een langgerekte, noord-zuid gerichte vorm. Het park heeft een open karakter bestaande uit uitgestrekte gazons en solitaire bomen.
Zuiderpark luchtfoto met grens bestemmingsplan
3.2.1 Noordelijk deel
Het noordelijk deel van het park wordt omringd door Albardastraat, Ruys de Beerenbrouckstraat, 1e Wormenseweg en Marchantstraat. Het park is open naar de omliggende straten en wordt aan drie zijden omsloten door hoge randbebouwing. Hierdoor bestaat een harde begrenzing tussen bebouwing, verkeer en groen. Aan de noordrand van het park ligt een grote vijver.
luchtfoto noordelijk deel Zuiderpark
3.2.2 Zuidelijk deel
Het zuidelijke deel wordt begrensd door Marchantstraat, 1e Wormenseweg, Waalstraat, Vaartse Rijn, Rijnstraat en Oude Beekbergerweg en wordt doorsneden door de Maasstraat. Aan de oost-, zuid- en westkant is het park omgeven door woonbebouwing. Aan de oostzijde zijn dat de laagbouw-woningclusters in molenwiekverkaveling van het Rivierenkwartier, aan de zuidzijde de hoefijzervormige bebouwing van de Schiestraat en aan de westzijde rijen laagbouwwoningen van de Componistenbuurt die deels parallel aan en deels haaks op het park staan.
luchtfoto zuidelijk deel Zuiderpark
Aan de randen van dit deel van het park zijn openbare voorzieningen aanwezig waardoor het aan de oost- en westzijde een zachtere, rafelige begrenzing kent. Deze overgang versterkt de relatie tussen woonbuurt en park en situeert de openbare functies in een veilige groene omgeving. Het betreft de volgende openbare voorzieningen.
Voorzieningen oostzijde
Aan de noordoostzijde ligt het voorzieningencluster dok Zuid. Het voorzieningencluster heeft een unieke ligging: aan de noordzijde ligt het aan de Ring, aan de oostzijde bevindt zich bestaande woonbebouwing en in het zuiden en westen grenst het cluster aan het park. Daarom presenteert het zich aan alle zijden. De langwerpige gebouwen zijn in dezelfde richting gelegd als het park. Dat is afwijkend van de verkavelingsrichting van de woonbebouwing in het Rivierenkwartier, die een hoekverdraaiing heeft. Door deze ligging is een ruim, driehoekig voorterrein ontstaan tussen de 1e Wormenseweg en het voorzieningencluster. Het voorzieningencluster heeft een basishoogte van drie lagen, een hoogte die aansluit op de bestaande bebouwing maar toch ook stevig is richting het park, met twee hoogte-accenten. Het eerste is een accent van zeven lagen hoog aan de kant van de Marchantstraat. Dit accent verankert het voorzieningencluster aan de Ring. Het tweede accent ligt halverwege de bebouwing en is vijf lagen hoog. Op deze manier is een gevarieerd gevelbeeld ontstaan. Tussen de gebouwen zijn verschillende passages aangebracht die voor voetgangers een rechtstreekse verbinding vormen tussen de wijk en het park. Aan de zuidzijde van het voorzieningencluster ligt het schoolplein.
In het voorzieningencluster bevindt zich een scala aan voorzieningen voor alle bewoners van Zuid, voorzieningen in de vorm van huisartsen, fysiotherapeuten, apotheek, maatschappelijk werk, thuiszorg, zorgsteunpunt, wijkcentrum met bijbehorend grand café, bibliotheek, basisscholen, kinderopvang, peuterspeelzaal, jeugdgezondheidszorg en kantoorruimte. De clustering van voorzieningen op één plaats maakt het voor de bewoners van Zuid makkelijk om activiteiten te combineren, bijvoorbeeld het naar school brengen van de kinderen met een bezoek aan de bibliotheek. Boven de voorzieningen is woonruimte gesitueerd, in de vorm van woonzorgeenheden voor mensen die permanente verpleging en verzorging nodig hebben, appartementen waar mensen begeleid wonen (met een beperkte mate van verzorging) en zelfstandige/reguliere appartementen. In totaal zijn dit circa 100 wooneenheden.
Naast het voorzieningencluster ligt, eveneens aan de 1e Wormenseweg, de Tabernakelkerk. Deze kerk is gebouwd in 1964/1965 naar een ontwerp van architect J.H. van der Zee en is sinds 1987 in gebruik als kerkgebouw van de Nederlands Gereformeerde Kerk Apeldoorn.
Voorzieningen westzijde
Net ten zuiden van de Maasstraat bevindt zich buurthuis Maasstraat, waarin activiteiten voor jong en oud worden georganiseerd. Noordelijk van de Maasstraat ligt de rooms-katholieke begraafplaats met aan de noordzijde daarvan het voormalige gemeentelijke wijkpost-gebouw. De plannen voor herontwikkeling van de locatie van de voormalige wijkpost zijn nog niet concreet genoeg om in dit bestemmingsplan mee te nemen, daarvoor zal een afzonderlijke planologsiche procedure gevoerd worden. Ten zuiden van de Marchantstraat staat het gebouw waarin tot de verhuizing naar dok Zuid de Sebastiaanschool was gevestigd. Het plan om op termijn het schoolgebouw te slopen en op deze locatie grondgebonden woningen te bouwen is met het besluit van de gemeenteraad om de in het Zuiderpark geplande woningbouw uit het gemeentelijke woningbouwprogramma te schrappen, verlaten. Voorlopig blijft het schoolgebouw staan en wordt het voor wisselende maatschappelijke functies gebruikt.
3.2.3 Openbare ruimte, verkeer en parkeren
De belangrijkste openbare ruimte in het plangebied vormt uiteraard het Zuiderpark. Het voorzieningencluster heeft dezelfde noord-zuid-ligging als het park. De tegenoverliggende woonbebouwing van het Rivierenkwartier heeft een forse hoekverdraaiing ten opzichte van het park. Daardoor is een ruim, wigvormig terrein aan de 1e Wormenseweg ontstaan, dat vooral als parkeerterrein wordt gebruikt. De bebouwing van het voorzieningencluster is in de richting van de verkaveling van het Rivierenkwartier schuin afgesneden. Daardoor is het zicht vanaf de Tabernakelkerk op het park behouden gebleven. In het park zijn diverse speel- en sportvoorzieningen: in het noordelijke deel van het park het skatepark en in het zuidelijke deel een fietscrossterrein, een voetbalkooi en een uitdagend speellandschap.
Het plangebied is aan alle zijden omsloten door doorgaande wegen, waarvan de belangrijkste de 1e Wormenseweg en de Oude Beekbergerweg zijn, en wordt doorsneden door de Marchantstraat, onderdeel van de Ring, en de Maasstraat. Voor gemotoriseerd verkeer en fiets is het plangebied daardoor goed bereikbaar. Ook met het openbaar vervoer is het plangebied goed te bereiken.
Voor dok Zuid is voorzien in ruime parkeergelegenheid. Voor een deel ligt die parkeerruimte in een ondergrondse parkeergarage, de rest van de parkeerplaatsen bevindt zich op het voorplein. Voor de andere functies in het plangebied wordt op het maaiveld geparkeerd, zowel op eigen terrein als in de openbare ruimte.
3.3 Hoogspanningslijnen
In navolging op het voornemen van het gemeentebestuur uit 2007 om op termijn alle bovengrondse hoogspanningslijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen is besloten prioriteit te geven aan het ondergronds brengen van de twee 150 kV hoogspanningslijnen die vanuit het onderstation aan de Talingweg door de wijk Zuid lopen. Belangrijk argument hiervoor is de steeds verder verslechterende woon- en leefsituatie in het Vogelkwartier, de stedenbouwkundig en cultuurhistorisch waardevolle volksbuurt ten noorden van het plangebied. De sociale en fysieke aanpak voor dit deel van de wijk Zuid heeft zijn oorsprong in het Masterplan Zuid. Deze aanpak heeft in de afgelopen jaren gestalte gekregen, onder andere door de grootschalige renovatie van zo'n 200 sociale-huurwoningen. Sluitstuk van deze aanpak is de sloop en nieuwbouw van circa 126 kleine woningen ten westen van het reeds gerenoveerde deel van het Vogelkwartier. Deze woningen liggen direct ten zuiden van het onderstation en beide hoogspanningslijnen lopen direct over de woningen heen. Om ook dit deel van de wijk weer een duurzaam en levensloopbestendig karakter te geven is het noodzakelijk de hoogspanninglijnen hier weg te halen en ondergronds te brengen onder de naastgelegen wegen. Deze ontwikkeling ligt buiten het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan. Het deel van het ondergrondse tracé tussen het onderstation aan de Talingweg tot aan de Ruys de Beerenbrouckstraat kan op basis van het bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden gerealiseerd worden.
In 2009 is geld bijeengebracht voor het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen door Zuid. Vervolgens is gestart met het technisch uitwerken van deze opgave. In 2012 is geconstateerd dat het beschikbare bedrag onvoldoende was voor het ondergronds brengen van het totale tracé van het onderstation aan de Talingweg tot aan de Zwaansprengweg, ten zuiden van het Rivierenkwartier. Hoewel er veel moeite is gedaan om meer geld bij elkaar te krijgen heeft het gemeentebestuur helaas moeten concluderen dat er geen zicht was op een substantiële aanvulling van deze middelen door hogere overheden en andere betrokken partijen. Samen met het besluit uit november 2012 waarbij de 140 grondgebonden woningen ten zuiden van dok Zuid uit het woningbouwprogramma zijn geschrapt (woningen die alleen gebouwd zouden kunnen worden nadat de hoogspanningslijnen op die plek ondergronds waren gebracht) is de oorspronkelijke ambitie van een volledig ondergronds tracé bijgesteld tot een financieel haalbaar verkort tracé. Dit verkorte tracé voorziet in het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen vanaf het onderstation tot in ieder geval voor beide lijnen een punt ten zuiden van dok Zuid. De uitdrukkelijke wens blijft echter bestaan om het totale tracé ondergronds te brengen. Daarom maakt dit bestemmingsplan beide mogelijk. Op 16 april 2013 heeft de minister van Economische Zaken een voorstel naar de Tweede Kamer gestuurd voor een verkabelingsprogramma en uitkoopregeling. Het verkabelingsprogramma voorziet in een rijksbijdrage van 75% van de kosten van het ondergronds brengen van hoogspanningslijnen. Bedoeling is dat het verkabelingsprogramma in 2017 start en in 15 jaar afgerond is. Door dit voorstel ontstaat zicht op een substantiële bijdrage van het Rijk waardoor het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen ook in het zuidelijke deel op termijn tot de mogelijkheden zal behoren.
Vanaf de Ruys de Beerenbrouckstraat tot ten minste net ten zuiden van dok Zuid komt het ondergrondse tracé tussen de huidige bovengrondse hoogspanningslijnen te liggen. Bij het verkorte tracé komen beide lijnen tussen dok Zuid en de Rijnstraat bovengronds om vanaf daar, via een te bouwen bouwkundige constructie of rechtstreeks in een bestaande mast, omhooggebracht te worden tot de kabels de hoogte van de bestaande masten hebben bereikt. De exacte ligging van het ondergrondse tracé in het park en de ligging van de stijgpunten zijn nog niet exact bekend. Daarom voorziet dit bestemmingsplan in een zone voor het ondergrondse tracé die breder is dan uiteindelijk noodzakelijk zal zijn. Daarnaast is de zone doorgetrokken tot aan de zuidelijke plangrens bij de Rijnstraat. Dit maakt het mogelijk om, hetzij direct bij aanleg hetzij in de toekomst wanneer dat wel financieel haalbaar is, een zo lang mogelijk traject ondergronds te brengen of zelfs stijgpunten ten zuiden van het Rivierenkwartier te realiseren. Het bestemmingsplan maakt het ook mogelijk stijgpunten ten zuiden van dok Zuid aan te leggen, de hoogspanningskabels op te leiden tot de juiste bovengrondse hoogte en vanaf daar de bestaande bovengrondse hoogspanningslijnen te handhaven.
NB Op 12 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak (kenmerk 201308219/1/R2) gedaan over het beroep dat was ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van dit bestemmingsplan. Daarbij heeft de Afdeling het vaststellingsbesluit vernietigd voor zover het betreft de plandelen met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Het oprichten van stijgpunten is daardoor niet meer mogelijk. Voor de uitspraak zie Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State,vaststellingsbesluit en zienswijzennota.
4 Planologische Aspecten En Uitvoerbaarheid
4.1 Milieuaspecten
4.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.
Bestemmingsplan Zuiderpark en omgeving is overwegend een beheerplan. De enige nieuwe ontwikkeling die er in is opgenomen is het (geheel of gedeeltelijk) ondergronds brengen van van de bovengrondse hoogspanningslijnen die door het park lopen. In de planologische procedure die voor de oprichting van dok Zuid is gevoerd, is onderzoek uitgevoerd naar de diverse milieuaspecten en is dit onderzoek beschreven. Met uitzondering van het ondergronds brengen van de hoogspanningleidingen is het voor dit bestemmingsplan niet nodig onderzoek uit te voeren en wordt volstaan met een beschrijving van de milieuaspecten.
4.1.2 Bodem
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, met uitzondering van het (geheel of gedeeltelijk) ondergronds brengen van de bovengrondse hoogspanningslijnen. De legaal aanwezige functies zijn positief bestemd. Daarom is het niet nodig onderzoek te doen naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater.
Met betrekking tot het voorgenomen grondverzet dat noodzakelijk is voor het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen moet worden voldaan aan de bepalingen uit de Wet Bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit, inclusief de uit deze wet- en regelgeving voortvloeiende bodemonderzoeken.
4.1.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, met uitzondering van het (geheel of gedeeltelijk) ondergronds brengen van de bovengrondse hoogspanningslijnen. Het overgrote deel van het plangebied is te kwalificeren als rustige woonwijk. Hier dienen in principe de richtafstanden uit de hiervoor besproken VNG-uitgave te worden aangehouden. In dit bestemmingsplan is dat gedaan door voor die gebieden de aanwezige milieubelastende functies de bestemming Gemengd en Maatschappelijk te geven en daarbinnen die milieucategorie toe te laten die op grond van de afstand tot omringende milieugevoelige functies toelaatbaar is.
4.1.4 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van diverse wegen. Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige functies toe. Bovendien maakt het niet de aanleg van nieuwe wegen, spoorwegen of bedrijventerreinen mogelijk. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
4.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
- b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
- c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
- d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Onderzoeksresultaten
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt, met uitzondering van het geheel of gedeeltelijk ondergronds brengen van de bovengrondse hoogspanningslijnen, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het ondergronds brengen van hoogspanningslijnen heeft geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. Resultaat is dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 onder b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
- Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
- Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Nota milieu-veiligheid Apeldoorn
In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied.
Onderzoeksresultaten externe veiligheid
In het plangebied en in de nabijheid ervan bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Verder bevindt het plangebied zich niet binnen een risicocontour van een weg waarover transport van gevaarlijk stoffen plaatsvindt en zijn er geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen binnen het plangebied of in de nabijheid daarvan aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering.
4.1.7 Elektromagnetische velden
De staatssecretaris van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Wijzigingen aan bestaande lijnen of bestemmingsplannen waardoor het aantal gevoelige bestemmingen in de specifieke zone niet toeneemt, zijn niet bezwaarlijk. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.
Onderzoeksresultaten
Door het plangebied lopen twee bovengrondse hoogspanningslijnen. Aan de westkant loopt de 150 kV hoogspanningslijn van Kattenberg naar Apeldoorn. De lijn aan de oostkant is de 150 kV hoogspanningslijn van Apeldoorn naar Woudhuis. Beide lijnen worden ten minste tot een punt ten zuiden van dok Zuid ondergronds gebracht en mogelijk nog verder zuidelijk.
De bestaande situatie is door Kema in 2007 in beeld gebracht om een goed beeld te krijgen van de 0,4 µT magneetveldzones Dit rapport, uit september 2007, is opgenomen in bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting. In dit rapport zijn voor iedere hoogspanningslijn steeds twee zones in kaart gebracht: de 0,4 µT magneetveldzone op basis van de jaargemiddelde stroomsterkte (de feitelijke contour) en de 0,4 µT magneetveldzone op basis van 50% van de maximale stroomsterkte (de theoretische contour). De magneetveldzones ter plaatse van het plangebied zijn als volgt berekend:
westelijke lijn (Kattenberg-Apeldoorn) gemiddelde afstand ter weerszijden van het hart van de lijn | oostelijke lijn (Apeldoorn-Woudhuis) gemiddelde afstand ter weerszijden van het hart van de lijn | |
feitelijke 0,4 µT magneetveldzone | 22 meter | 28 meter |
theoretische 0,4 µT magneetveldzone | 38 meter | 74 meter |
Hoewel daarvoor geen wettelijke plicht bestaat en er ook geen richtlijnen bestaan voor het aanhouden van afstanden tussen gevoelige objecten en ondergrondse hoogspanningslijnen, is het gemeentelijk uitgangspunt dat daar waar de hoogspanningslijnen ondergronds worden gebracht, ter plaatse van gevoelige objecten en bestemmingen de 0,4 µT magneetveldzone van de ondergrondse lijn wordt gerespecteerd.
In de bestaande situatie waarin de hoogspanningslijnen bovengronds lopen ligt dok Zuid (met daarin gevoelige objecten woningen, kinderopvang en basisscholen) buiten de feitelijke, maar deels binnen de theoretische 0,4 µT magneetveldzone. Dit gebouw is evenwel al met een vrijstelling op grond van artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gebouwd en kan daardoor als bestaande situatie worden aangemerkt. Met het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen wordt de magneetveldzone nu teruggebracht en valt dok Zuid buiten de zone. Voor de (overige) bestaande woningen in en rondom het plangebied en de vroegere locatie van de Sebastiaanschool geldt eveneens dat dit weliswaar gevoelige objecten zijn maar dat zij bij handhaving van de bovengrondse hoogspanningslijnen als bestaande situaties worden aangemerkt. Ook hier geldt dat daar waar de hoogspanningslijnen ondergronds worden gebracht, het tracé op een zodanige afstand tot deze bestaande gevoelige objecten en bestemmingen wordt gelegd dat de 0,4 µT magneetveldzone van de ondergrondse lijn wordt gerespecteerd en deze objecten buiten de zone vallen. Het vlak met de bestemming Leiding - Hoogspanning, de bestemming die ondergrondse hoogspanningslijnen expliciet tot doel heeft, is zo gesitueerd dat de gevoelige objecten en bestemmingen buiten de 0,4 µT magneetveldzone liggen.
Op het perceel Maasstraat 4 bevindt zich Buurthuis Maasstraat. In de bestaande situatie met bovengrondse hoogspanningslijnen ligt het buurthuis binnen de feitelijke en de theoretische magneetveldzones van de westelijke lijn. Bij realisering van het verkorte tracé komt de westelijke ondergrondse hoogspanningslijn direct ten zuiden van dok Zuid bovengronds en wordt vanaf daar opgeleid naar de mast direct oostelijk van het buurthuis. Dit betreft een wijziging aan een bestaande lijn waardoor het aantal gevoelige bestemmingen in de specifieke zone niet toeneemt, is daarmee niet bezwaarlijk en wordt als bestaande situatie beschouwd, aldus het advies van de staatssecretaris van VROM uit 2005, herhaald in de brief van de minister van VROM van 4 november 2008 waarin het advies van 3 oktober 2005 is verduidelijkt. Wanneer het toch lukt een langer tracé te realiseren, de uitdrukkelijke wens van alle betrokken partijen, komt ook Buurthuis Maasstraat buiten de magneetveldzones van de dan ondergrondse hoogspanningslijnen te liggen.
NB Op 12 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak (kenmerk 201308219/1/R2) gedaan over het beroep dat was ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van dit bestemmingsplan. Daarbij heeft de Afdeling het vaststellingsbesluit vernietigd voor zover het betreft de plandelen met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Voor de uitspraak zie Uitspraak Afdelingbestuursrechtspraak Raad van State, vaststellingsbesluit en zienswijzennota.
4.1.8 Milieueffectrapportage
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
- 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
- 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Onderzoeksresultaten
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Het bestemmingsplan maakt een activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., te weten D 24.1en D 24.2 : de aanleg, wijziging of uitbreiding van een boven- respectievelijk ondergrondse hoogspanningsleiding in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een leiding van 150 kV of meer en een lengte van meer dan 5 kilometer in een gevoelig gebied. De drempelwaarde wordt echter niet overschreden doordat het te wijzigen deel een lengte van minder dan 5 km heeft. Daarom is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.
Conclusie
Zoals beschreven in de voorafgaande paragraaf zullen er in de nieuwe situatie, ter plaatse van het tracé waar de lijnen ondergronds worden gebracht, geen bestaande of nieuwe gevoelige bestemmingen binnen de 0,4 µT magneetveldzone meer liggen. Andere milieugevolgen zijn niet aan de orde bij het ondergronds brengen van deze lijnen. Hiermee kan worden uitgesloten dat de voorgenomen activiteit c.q. het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen belangrijke nadelige en/of onomkeerbare gevolgen kan hebben voor het milieu. Ten opzicht van de huidige situatie zal het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen een verbetering voor het milieu en daarmee de woon- en leefomgeving bewerkstelligen.
4.2 Waterhuishouding
4.2.1 Algemeen
Het Zuiderpark ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied bevindt zich binnen de keurzone van de daar ondergronds liggende A-watergang Kayersdijk maar niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven. Globaal loopt het maaiveld in het plangebied van west naar oost af. Het maaiveld varieert van circa 16 meter tot 16,9 meter boven NAP.
4.2.2 Grondwater
Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorns Kanaal en daarmee in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied tussen 13,9 en 15 meter boven NAP ligt. De grondwaterstroming is globaal in oost-noordoostelijke richting. De bodemopbouw in het park bestaat uit grof zand. Grof zand is in het algemeen goed doorlatend en geschikt voor infiltratie. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Uit de peilbuisgegevens kan afgeleid worden dat in de huidige situatie de ontwateringsdiepte in het plangebied meer dan 0,7 m onder maaiveld bedraagt. Bij handhaving van de bestaande maaiveldhoogten zijn geen aanvullende ontwateringsmaatregelen nodig om grondwateroverlast te voorkomen. Het grondwater zal niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal ontwikkeld worden.
4.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Voornemen is om in het plangebied de Kayersbeek weer boven de grond te brengen, als onderdeel van het herstel van het beken- en sprengensysteem, een van de projecten van de Groene Mal en het Waterplan. Verder is er in het plangebied en in de directe omgeving daarvan geen oppervlaktewater aanwezig. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en ook geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
4.2.4 Afvoer van hemelwater
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en hemelwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Sinds de introductie van het vernieuwde waterbeleid hanteert de gemeente Apeldoorn bij nieuwbouwplannen en herstructureringsprojecten het principe dat er geen hemelwaterafvoer op de bestaande gemengde riolering mag worden aangesloten. Voor dok Zuid zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Al het hemelwater afkomstig van daken en terreinverhardingen (zoals parkeerplaatsen en pleinen) en straten wordt geïnfiltreerd in de bodem of geborgen op het terrein. Dit kan bijvoorbeeld door toepassing van infiltatiegreppels of wadi's, ondergrondse infiltatievoorzieningen, waterdoorlatende verhardingen of vijvers.
- Voor hemelwater afkomstig van afvoerende verharde oppervlakken dient een hemelwatervoorziening ter grootte van 36 mm per afvoerende m2 verharding aangelegd te worden.
Rondom dok Zuid ligt waterpasserende verharding met daaronder een bergende en infiltrerende laag. Ook de zone rondom de in de toekomst aan te leggen Kayersbeek kan als bergingszone gebruikt worden. Hiervoor is meer dan voldoende ruimte aanwezig.
4.2.5 Watertoets
Het plan is -in 2006- in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan het Waterschap Veluwe. Het waterschap heeft laten weten in te stemmen met het plan.
Het gewijzigde ontwerp-bestemmingsplan is in 2013 toegezonden aan Waterschap Vallei en Veluwe.
Reactie Waterschap
Het waterschap merkt op dat in paragraaf 4.2.1 staat dat het plan niet ligt in enige keurzone. Dat klopt niet: de A-watergang Kayersdijk loopt in het noorden door het plangebied en hiermee raakt het plangebied dus ook de keurzones ervan. Het waterschap verzoekt de A-watergang op te nemen op de plankaart en als water te bestemmen. Op A-wateren is de keur van toepassing.
Beoordeling
De A-watergang Kayersdijk loopt inderdaad in het noorden door het plangebied. Deze watergang loopt daar echter ondergronds en door de vijver. Het ondergrondse deel heeft -voor het bestemmingsplan- geen ruimtelijke relevantie. Er is dan ook geen aanleiding om een regeling in het bestemmingsplan op te nemen door deze watergang specifiek te bestemmen. De keur van het waterschap biedt voldoende bescherming voor de (ondergrondse) watergang. Watergangen behoren ook tot de functies die in de bestemming Groen zijn toegelaten. Mocht de watergang in de toekomst bovengronds worden gebracht dan laat dit bestemmingsplan dat toe. Wel is naar aanleiding van de reactie van het waterschap aan de vijver de bestemming Water gegeven, in plaats van de bestemming Groen die de vijver in het ontwerp-bestemmingsplan had.
4.3 Natuurwaarden
4.3.1 Algemeen
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.
De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen zijn op grond van de Flora- en faunawet verboden. Hiervoor zijn van belang de artikelen 8 t/m 12 Ffw waarin onder andere de vernieling en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten en verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.
Op grond van artikel 75 Ffw kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB (het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet) gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid.
- Algemene soorten
Voor de algemene soorten die zijn genoemd in tabel 1 bij de AMvB geldt de lichtste vorm van bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de artikelen 8 t/m 12 Ffw. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. - Overige soorten
De overige soorten, genoemd in tabel 2 bij de AMvB, genieten een zwaardere bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'. - Soorten genoemd in bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB ex artikel 75
Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB ex artikel 75 Ffw geldt de zwaarste bescherming. Het hangt van de precieze aard van de werkzaamheden en van de betrokken soort(en) af of een vrijstelling met gedragscode geldt, of dat een ontheffing noodzakelijk is. Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn wordt geen ontheffing verleend bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de soorten van bijlage 1 geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen verstorende werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd nadat daarvoor een ontheffing is verkregen. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:- 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
- 2. er is geen alternatief; en
- 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.
Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor verstoring van vogels en vogelnesten door ruimtelijke ontwikkelingen kan geen ontheffing worden verleend. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid en openbare veiligheid. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.
Gebiedsbescherming
Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Bescherming van bos is aan de orde als bestemmingen van bestaand bos worden gewijzigd.
Bos- en natuurcompensatie
Bos en natuur worden ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. Voor gronden binnen de bebouwde kom die volgens de criteria van de Boswet herplantplichtig zijn (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) geldt eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn.
4.3.2 Onderzoeksresultaten
Uitgevoerde onderzoeken
In 2005 is onderzoek in de vorm van een quickscan gedaan naar de natuurwaarden in het Zuiderpark in het licht van renovatie van het Zuiderpark. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting. In het najaar van 2005 is door bureau Mertens aanvullend onderzoek gedaan naar het voorkomen van vleermuizen, zie voor de rapportage van dat onderzoek bijlage 3 van de Bijlagen bij de toelichting. De onderzoekresultaten zijn niet actueel; wel is op 26 maart 2013 een analyse uitgevoerd op grond van de gegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Op grond van die gegevens, die zijn opgenomen in bijlage 4, en in het licht van het beheergerichte karakter van het bestemmingsplan is geconcludeerd dat er voldoende zicht bestaat op de in het plangebied voorkomende natuurwaarden en de mogelijke effecten daarop.
Beschrijving gebied en aangetroffen beschermde soorten
Het Zuiderpark is een open park met gazons, (vogel)bosjes, speelweiden, vrijstaande bomen van circa 40 jaar oud (veelal exoten) en op enkele plekken langs de bebouwing oudere beukenhagen. In het noorden van het park ligt een overstortvijver met harde oevers; net ten zuiden van het plangebied ligt een grondwaterafhankelijke vijver met grote jaarlijkse fluctuatie met daarin uitgezette (roof)vis.
In de vijver in het noordelijk deel van het park zijn bruine kikker en gewone pad aangetroffen. Dit zijn algemene soorten. In een bosje met sleedoorns is de sleedoornpage gesignaleerd. De sleedoornpage is een Rode-Lijstsoort. De soort komt vooral voor aan de randen van de Veluwe. Het veelvuldig voorkomen in het Zuiderpark is bijzonder.
Uit het onderzoek van Mertens bleek het Zuiderpark een belangrijk foerageergebied voor vleermuizen te zijn, met name voor de dwergvleermuis en de laatvlieger en in beperkte mate de watervleermuis. De dwergvleermuis en de laatvlieger zijn gebouwbewonende soorten die in de omgeving verblijfplaatsen zullen hebben. Verblijfplaatsen binnen het plangebied en de daarin voorkomende gebouwen zijn tijdens het onderzoek niet vastgesteld.
Van de beschikbare gegevens over Rode-Lijst- en/of zwaarder beschermde soorten uit de NDFF van maart 2013 hebben verreweg de meeste gegevens betrekking op de sleedoornpage (344 van de 447); de oudste waarnemingen dateren van 1999. De overige gegevens betreffen overwegend vrij algemene zangvogels. Deze gegevens geven geen aanleiding tot nieuwe inzichten of de noodzaak van het uitvoeren van aanvullende onderzoeken.
4.3.3 Beoordeling onderzoeksresultaten
Het bestemmingsplan heeft een beheergericht karakter hetgeen wil zeggen dat het de bestaande bestemmingen vastlegt en actualiseert en dat het plan geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt. Uitzondering daarop is het mogelijk maken van het (geheel of gedeeltelijk) ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen.
Gebiedsbescherming
Gebiedsbescherming is bij het onderhavige plan niet van toepassing: het betreft een binnenstedelijk gebied op ruime afstand van Natura 2000-gebied en de aard en omvang van de ruimtelijke ingreep is zodanig dat geen sprake zal zijn van externe effecten. Het plangebied ligt evenmin in of nabij de Ecologische Hoofdstructuur.
Soortenbescherming
Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de actuele interpretatie daarvan kan worden vastgesteld dat het plan geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt die op voorhand een negatieve invloed hebben op voorkomende natuurwaarden of die strijdigheid opleveren met de beschermingsstatus van soorten. Te concluderen is:
- Het functioneren van het Zuiderpark als foerageergebied van vleermuizen is in het genoemde onderzoek aangegeven en zal in de huidige en toekomstige situatie niet wezenlijk zijn of worden veranderd.
- Naar verwachting komen verblijfplaatsen van vleermuizen in de omgeving van het Zuiderpark voor; omdat sloop daarvan in het onderhavige plan niet aan de orde is, zullen geen effecten optreden.
- Het Zuiderpark is ook in het onderhavige bestemmingsplan als park/groen bestemd; het aanwezig zijn van sleedoorns wordt door deze bestemming niet ongedaan gemaakt. Een uitbreiding van sleedoornbeplanting is en wordt voorgestaan. Daarmee wordt ook de aanwezigheid van de Rode-Lijst-soort sleedoornpage niet in de weg gestaan.
De werkzaamheden die nodig zijn voor het ondergronds brengen van de hoogspanningsleidingen hebben een tijdelijk effect. Bij de uitvoering ervan zal op detailniveau bezien moeten worden of er mitigerende maatregelen aan de orde zijn ten behoeve van vleermuizen en/of sleedoornpages. Het structureel voortbestaan van de foerageermogelijkheden van vleermuizen of aanwezigheid van sleedoornpages wordt door het bestemmingsplan niet belemmerd.
4.4 Cultuurhistorie
4.4.1 Cultuurhistorische waarden
In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
4.4.2 Archeologische waarden
Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart 2006 is voor het hele grondgebied van de gemeente Apeldoorn aangegeven wat de verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten is: hoog, middelhoog of laag. In de gebieden met een hoge verwachtingswaarde is bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld archeologisch bureauonderzoek verplicht. In de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde is bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld archeologisch bureauonderzoek verplicht. Afhankelijk van de resultaten van het bureauonderzoek kan een veldonderzoek verplicht worden gesteld. In gebieden met een lage verwachtingswaarde geldt dat bij bodemingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Uitsnede archeologische beleidskaart, plangebied met blauwe lijn gemarkeerd (groen: lage, geel: middelhoge en rood: hoge archeologische verwachtingswaarde
Apeldoorn ontleent haar karakter aan de vorming van de stuwwal in de voorlaatste ijstijd (het Saalien). De stuwwal is het resultaat van een eeuwenlange stuwing van de bodem door het landijs. Dit landijs kon een dikte bereiken van meer dan 200 meter en dit verklaart dan ook de kracht die ontwikkeld moet zijn om deze stuwwal op te kunnen werpen. De stuwwal zelf kent een maximale hoogte van meer dan 90 meter. In de laatste ijstijd (het Weichselien) heeft het landijs Nederland niet bereikt. In deze periode heeft het klimaat een fluctuerend verloop, waarbij koude en iets warmere perioden elkaar afwisselen. Vooral tijdens koude perioden waar vegetatie nagenoeg ontbreekt en de bodem bijna permanent bevroren is, heeft veel erosie van de stuwwal plaatsgevonden. Door erosie langs de hellingen van de stuwwal waarbij veel sediment is meegenomen vanaf de stuwwal ontstaan aan de monding van erosiedalen uitgestrekte daluitspoelingswaaiers. Het plangebied Zuiderpark en omgeving ligt aan de voet van de stuwwal op een relatief hooggelegen daluitspoelingswaaierafzetting of - glooiing met gooreerdgronden. Deze gronden ontstaan in relatief natte bodems.
Op de kaart van Leene uit 1748 blijkt dat binnen het plangebied de Nagelpoel heeft gelegen. Deze poel maakt deel uit van een beek. Dit geeft aan dat het een nat gebied is geweest en voor bewoning niet geschikt is geweest. Beekdalen, inclusief beekdalvormige laagtes zoals de Nagelpoel, zijn door de mens in het verleden op een andere wijze gebruikt dan de hoger gelegen droge gronden. De overblijfselen in natte gebieden manifesteren zich vaak als puntlocatie of als lijnelement of vlaklocatie. In het geval van de Nagelpoel kunnen resten van houten of stenen constructies die verband houden met infrastructuur (zoals voorden of bruggen), rituele deposities (stenen of metalen voorwerpen of aardewerk) of restanten van visvangst (visfuiken, netten, pijlen, etc) worden aangetroffen. Tevens is het mogelijk dat langs de Nagelpoel restanten van lijnelementen als wegen of dammen zijn aan te treffen.
Voor het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen zijn in het park grootschalige graafwerkzaamheden nodig. Deze graafwerkzaamheden zullen plaatsvinden in gebied met respectievelijk een hoge, een middelhoge en een lage verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten. In alle drie de gebieden is, op grond van het gemeentelijk archeologiebeleid en de oppervlakte van de werkzaamheden, het uitvoeren van archeologisch onderzoek verplicht. Voor het gebied met de lage archeologische verwachtingswaarde geldt dat, op basis van de op voorhand bekende gegevens die hiervoor zijn beschreven, door de natte omstandigheden in het verleden de kans op het aantreffen van archeologische bewoningsresten laag is. Wel is het mogelijk om specifieke archeologische resten aan te treffen die te maken hebben met een natte zone in het landschap. In verband met het voorgenomen ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen in het Zuiderpark dient daarom archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Voor deze ontwikkeling zal in zijn geheel een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd moeten worden, aangevuld met een verkennend booronderzoek. Op deze wijze kan de archeologische verwachting op basis van het landschap verfijnd en getoetst worden en kan gekeken worden in hoeverre het archeologisch relevante niveau in de bodem ter plekke nog intact is. De conclusie van dit onderzoek kan zijn dat delen van het plangebied verder archeologisch onderzocht moeten worden. Uit het archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek zal ook blijken in welke vorm een eventueel vervolgonderzoek uitgevoerd dient te worden. Mogelijk kan dit plaatsvinden in de vorm van een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden.
De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen Waarde - Archeologie hoog en Waarde- Archeologie middelhoog stellen het uitvoeren van archeologisch onderzoek voor de gebieden met de hoge en de middelhoge verwachtingswaarde verplicht. Gezien de oppervlakte van de graafwerkzaamheden die groter is dan 1.000 m2, is ook in het gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde het uitvoeren van archeologisch onderzoek verplicht. Dit biedt een voldoende waarborg dat de archeologische situatie in het park in beeld wordt gebracht.
4.5 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
4.5.1 Vooroverleg
In 2006 is het concept van het voorontwerp van dit bestemmingsplan toegezonden aan Wijkraad Apeldoorn Zuid. De reactie van de wijkraad had betrekking op de hoogte van de destijds geprojecteerde woningen ten zuiden van dok Zuid en de parkeernorm voor deze woningen. Deze woningen zijn uit het woningbouwprogramma en daarom ook uit dit bestemmingsplan geschrapt. De opmerkingen van de wijkraad uit 2006 en de gemeentelijke beantwoording daarvan zijn daarmee niet meer actueel en daarom weggelaten.
In de afgelopen jaren is er regelmatig gesproken met het bestuur van de Wijkraad Zuid over de hoogspanningslijnen in Zuid. Daarbij is ook gediscussieerd over de (on)mogelijkheden om met het verkregen budget het volledige tracé door het Zuiderpark en over het Rivierenkwartier te realiseren. In het najaar van 2012 is de wijkraad in het proces rondom de in de Zomernota voorgestelde bezuinigingen geconsulteerd. In 2013 heeft de wijkraad verklaard het op korte termijn uitvoeren van het verkorte tracé voor het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen en de daarop volgende sloop-nieuwbouw in het Vogelkwartier te ondersteunen.
4.5.2 Bespreking voorontwerp tijdens politieke markt
Het voorontwerp is door de gemeenteraad besproken tijdens de politieke markt van 14 september 2006. Het plan riep overwegend positieve reacties op en er was vooral veel bijval voor de wijze waarop de omwonenden bij het plan zijn betrokken. De opmerkingen gingen overwegend over de functies die in dok Zuid zouden komen en over de woningen ten zuiden van dok Zuid en op de voormalige locatie van de Sebastiaanschool die inmiddels uit het woningbouwprogramma en daarom ook uit dit bestemmingsplan zijn geschrapt. De opmerkingen uit 2006 en de beantwoording daarvan zijn daarmee niet meer actueel en daarom weggelaten.
4.5.3 Inspraak en zienswijzen WRO-bestemmingsplan
Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft het voorontwerp van dit bestemmingsplan met ingang van 29 mei 2006 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Er zijn 4 reacties ontvangen. Deze reacties zijn bij de terinzagelegging van het WRO-ontwerp-bestemmingsplan in 2008 beantwoord. Voor een (groot) deel gaan ze over de toen geplande woningbouwclusters ten zuiden van dok Zuid (hoogte bebouwing, parkeerplaatsen, inrichting openbare ruimte) die bij het Wro-ontwerp-bestemmingsplan uit het plan zijn geschrapt en is de beantwoording achterhaald. Een ander deel gaat over de verkeers- en parkeerstuatie bij dok Zuid. DokZuid is inmiddels gebouwd en ook al een aantal jaren in gebruik. Klachten over verkeer en parkeren op deze plek zijn bij de gemeente niet bekend. Ook daar is de beantwoording niet meer actueel.
Bij de terinzagelegging van het WRO-ontwerp-bestemmingsplan in 2008 zijn -in de vorm van zienswijzen- vergelijkbare reacties ingediend. Daarvoor geldt hetzelfde als voor de hiervoor besproken inspraakreacties. Een aantal zienswijzenindieners heeft toen opmerkgemerkt dat onvoldoende afstand is aangehouden tussen de nieuwe woningen en de hoogspanningslijnen, hetgeen in strijd is met de VROM-richtlijn terzake uit 2005. Door het schrappen van de grondgebonden woningen ten zuiden van dok Zuid en het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen in ieder geval tot een punt zuidelijk van dok Zuid is aan deze zienswijzen volledig tegemoet gekomen.
Tot slot resteert één inspraakreactie, die in 2008 nagenoeg gelijkluidend als zienswijze is ingediend, die niet door de wijzigingen in het bestemmingsplan is vervallen en waaraan niet door de wijzigingen in het bestemmingsplan tegemoet is gekomen. De inspraakreactie uit 2006 is hierna samengevat en opnieuw beantwoord, nu naar de huidige stand van zaken.
Inspraakreactie van Stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering, postbus 3020, 2700 LA Zoetermeer
De inspraakreactie is ingediend namens [...], verder te noemen insprekers.
Inhoud van de brief
- a. Insprekers wonen op het perceel Oude Beekbergerweg 282 tegenover het park waar door de gemeente (illegaal) een speellandschap is aangelegd.
- b. Binnen de bestemmingen "Verblijfsgebied" en "Groenvoorzieningen" is een (binnenplanse) vrijstellingsmogelijkheid opgenomen voor het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een hoogte van maar liefst 6 meter. Deze vrijstelling kent geen inspraakmogelijkheid. Insprekers vinden dat het verlenen van een dergelijke vrijstelling leidt tot een grote inbreuk op de privacy op hun terras dat aan de kant van de Oude Beekbergerweg ligt.
- c. In het geldende bestemmingsplan heeft de grond tegenover de woning van insprekers de bestemming "plantsoen/openbaar groen". Op de plankaart is tegenover de woningen richting de Mendelssohnlaan expliciet de bestemming SP (speelterrein) opgenomen. Het voorontwerp maakt in vergelijking tot het nu nog geldende plan allerlei activiteiten mogelijk die onevenredig nadelig zijn voor de leef- en woonomgeving van insprekers.
- d. Het nieuwe plan maakt privacyaantasting, geluids- en verkeersoverlast mogelijk. Insprekers verzoeken de gronden tegenover hun woning zodanig te bestemmen dat er alleen groen mag worden aangebracht. Dit zou kunnen door middel van een aanduiding op de plankaart.
Beantwoording
- a. De gemeente heeft inderdaad destijds aan deze zijde van het park een speellandschap aangelegd. Daarbij heeft zij zonder in het bezit te zijn van een bouwvergunning een speeltoren geplaatst. Dit is, na ontvangst van een bezwaarschrift van insprekers, gecorrigeerd door de speeltoren te verlagen tot 3 meter. Op grond van (destijds) de Woningwet c.a. was voor speeltoestellen tot een hoogte van 3 meter geen bouwvergunning vereist.
- b. Het nieuwe bestemmingsplan laat bij recht op grond met de bestemmingen 'Verkeer – Verblijfsgebied' en 'Groen' speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 4 meter toe. Burgemeester en wethouders kunnen daarvan bij omgevingsvergunning afwijken voor het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits dat (onder andere) voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert. Alvorens zo'n vrijstelling wordt verleend, moet de gemeente dus altijd afwegen of omringende bewoners van zo'n hoger speeltoestel geen onevenredige overlast zullen hebben. Tegen een omgevingsvergunning waarbij is afgeweken van de bouwhoogte hebben belanghebbenden nog de mogelijkheden van bezwaar, beroep en hoger beroep als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Een en ander biedt insprekers derhalve voldoende waarborgen voor rechtsbescherming.
- c. Het klopt dat de grond tegenover het perceel van insprekers op grond van het uitbreidingsplan in onderdelen de bestemming "openbaar groen of plantsoen" heeft en dat dat plan ook speelterreinen aanwijst. Het uitbreidingsplan maakt het evenwel niet onmogelijk om op (andere) grond met de bestemming "openbaar groen of plantsoen" speeltoestellen te plaatsen. Het gemeentebestuur is van mening dat dit een goede locatie is voor een speellandschap: hier is ruimte en bovendien is er vanuit de woningen aan de Oude Beekbergerweg zicht op het speellandschap, wat de veiligheid bevordert. De mening dat dit onevenredig nadelig is voor de leef- en woonomgeving van cliënten deelt het gemeentebestuur niet.
- d. De bestemming 'Groen' die overal op gronden met deze bestemming speel- en klimtoestellen toelaat, is inmiddels in heel Apeldoorn gebruikelijk. Om te beoordelen of sprake is van privacy-aantasting door hoge speeltoestellen is de onder a genoemde afwijkingsbevoegdheid met toetsingscriteria opgenomen. Overigens bedraagt de afstand tussen het perceel van insprekers en het park, oftewel de bestemming 'Groen', zo'n 15 meter en is de afstand van de dichtstbijzijnde gevel van de woning van insprekers tot het park ruim 18 meter; de afstand tot het speellandschap is nog groter. Het gemeentebestuur is van mening dat die afstand groot genoeg is om geen onevenredige privacy-inbreuk op te leveren. Ook zonder deze bestemming en zonder het speellandschap is geluid van spelende kinderen mogelijk. Een bestemmingsplan kan spelen op een bepaald stuk grond niet onmogelijk maken, zo het gemeentebestuur dat al wenselijk zou vinden. Het gemeentebestuur ziet niet in dat het nieuwe plan zorgt voor verkeersoverlast. De kinderen die in het park gaan spelen zullen vooral lopend of per fiets komen en niet met de auto.
4.5.4 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening toegezonden aan Waterschap Veluwe. Deze reactie is opgenomen in paragraaf 4.2 Waterhuishouding.
4.6 Economische Uitvoerbaarheid
Het project Zuid en Park betrof de realisatie van een voorzieningencluster, bestaande uit een Vleugelschool, een wijkcentrum en een gezondheidscentrum met daarboven 100 wooneenheden, circa 140 grondgebonden woningen ten zuiden van het voorzieningencluster en zo'n 12 woningen op de voormalige locatie van de Sebastiaanschool, alles met bijbehorend openbaar gebied. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken, zijn drie schoolgebouwen en een bestaand wijkcentrum gesloopt. Het voorzieningencluster met bovengelegen wooneenheden is inmiddels gerealiseerd. In 2012 heeft de gemeente besloten geen woningen meer te bouwen in het Zuiderpark en het resterende budget van het project te reserveren voor het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen. Daardoor is er geen budget meer beschikbaar voor de grootschalige herinrichting van het bestaande park. De exploitatie van het project Zuid en Park is inmiddels gesloten.
De grond onder de gesloopte schoolgebouwen is gemeentelijk eigendom. Nu hier geen woningen meer gebouwd zullen worden, krijgt de grond de bestemming Groen en wordt onderdeel van het park. De locaties waar de scholen gestaan hebben zijn de afgelopen jaren slechts minimaal onderhouden en zullen nu in overleg met de gemeentelijke beheerders en de direct omwonenden opgeschoond en ingericht worden. Hierbij zal gekeken worden in hoeverre er, met beperkt budget, gehoor gegeven kan worden aan eigen initiatief van de direct omwonenden.
Er resteert een gemeentelijk budget van € 3.8 miljoen voor het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen. Dit bedrag is voor dat doel gereserveerd. Daarnaast hebben de woningbouwcorporatie en de provincie Gelderland hun toegezegde bijdragen van € 2.5 miljoen (corporatie) respectievelijk € 1.5 miljoen (provincie) eind 2012 en begin 2013 opnieuw bestuurlijk bestendigd. Hiermee is er € 7.8 miljoen beschikbaar voor het ondergronds brengen van de twee 150 kV hoogspanningslijnen. Op basis van gemeentelijke ramingen voor het deel van de werkzaamheden dat de gemeente zal uitvoeren én de ramingen van netbeheerder Tennet is vastgesteld dat dat bedrag in ieder geval voldoende is voor het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen vanaf het onderstation aan de Talingweg tot voor iedere lijn een punt ten zuiden van dok Zuid. Daarmee is sprake van een uitvoerbaar initiatief. Een deel van de werkzaamheden wordt uitgevoerd in het plangebied van dit bestemmingsplan, het andere deel in het plangebied van het omliggende bestemmingplan Stadsdeel Zuid-Midden. De kosten voor het deel van de werkzaamheden die in het plangebied van dit bestemmingsplan worden uitgevoerd bedragen circa € 3.5 miljoen.
In de volgende fase waarin de verdere technische uitwerking gemaakt zal worden, zullen de precieze locaties waar beide lijnen bovengronds komen, de zogenaamde opstijgpunten, bepaald worden. Onderzocht zal worden of het, door enerzijds kostenbesparend te werk te gaan en anderzijds extra middelen te genereren, mogelijk is om de opstijgpunten ten zuiden van de Rijnstraat, dus buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, te leggen. Dat is immers de uitdrukkelijke wens van alle partijen. Dit bestemmingsplan maakt zowel het verkorte tracé (tot voorbij dok Zuid) als het lange tracé (tot zuidelijk van de Rijnstraat) mogelijk.
Op 16 april 2013 heeft de minister van Economische Zaken een voorstel naar de Tweede Kamer gestuurd voor een verkabelingsprogramma en uitkoopregeling. Het verkabelingsprogramma voorziet in een rijksbijdrage van 75% van de kosten van het ondergronds brengen van hoogspanningslijnen. Bedoeling is dat het verkabelingsprogramma in 2017 start en in 15 jaar afgerond is. Wanneer deze bijdrageregeling wordt ingevoerd ontstaat zicht op een substantiële bijdrage van het Rijk waardoor het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen ook in het zuidelijke deel op termijn tot de mogelijkheden zal behoren. Ondertussen worden mogelijkheden onderzocht en besproken om op basis van dit voorstel voorfinanciering te verkrijgen.
Het is niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen omdat er geen verhaalbare kosten van grondexploitatie als bedoeld in artikel 6.13 Wro zijn en er geen sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro.
5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
In hoofdstuk 3 zijn de bestaande en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 5.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 5.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 5.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
5.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Zuiderpark en omgeving is een beheerplan, waarin de bestaande situatie en het geldende recht uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling. De enige nieuwe ontwikkeling die is opgenomen is het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen.
5.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Gemengd
Voorzieningencluster dok Zuid, inclusief het schoolspeelplein, heeft de bestemming Gemengd gekregen. Deze bestemming laat een groot scala aan maatschappelijke voorzieningen en voorzieningen op het gebied van cultuur, ontspanning en sport toe; voor de toegelaten voorzieningen wordt verwezen naar de Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen en de Lijst van toegelaten vormen van cultuur, ontspanning en sport die als bijlagen bij de regels zijn opgenomen. In het plan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toelaten van niet in de lijsten genoemde functies en van wel in de lijst opgenomen functies van een hogere categorie; criteria voor het toepassen van die afwijkingsbevoegdheden is dat het moet gaan om functies die naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de wel op de lijsten voorkomende functies. Bij de toegelaten voorzieningen behorende en daaraan ondergeschikte horeca in de vorm het verstrekken van ter plaatse te nuttigen etenswaren en dranken is ook toegelaten. Verdere belangrijke toegelaten functies zijn woningen, zorgwoningen, kantoren en zakelijke dienstverlening. Op de plankaart is voor dok Zuid één bouwvlak opgenomen, waarin de verschillende aanwezige bouwhoogten zijn aangegeven.
Groen
Het Zuiderpark zelf heeft de bestemming Groen gekregen. Hier zijn groenvoorzieningen, watergangen en andere waterhuishoudkundige voorzieningen, paden, hondenuitlaatplaatsen, evenementen en nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Deze bestemming maakt het mogelijk de Kayersbeek weer bovengronds te brengen, een voornemen vanuit Waterplan en de Groene Mal. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter.
Maatschappelijk
Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn de in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen ondergebracht: de Tabernakelkerk, Buurthuis Maasstraat en de voormalige locatie van de Sebastiaanschool aan de Oude Beekbergerweg. Om de nodige flexibiliteit te kunnen bieden laat deze bestemming een vrije uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen toe. Welke voorzieningen dat zijn staat in de Lijst vantoegelaten maatschappelijke voorzieningen die in de bijlagen bij de regels is opgenomen. Daar waar de betreffende aanduiding is opgenomen is een bedrijfswoning toegestaan.
Het gaat hier om maatschappelijke voorzieningen die thuishoren in een woongebied en noodzakelijk zijn voor het functioneren van het woongebied, zoals scholen en (para)medische praktijken. Daarom worden overal waar de bestemming Maatschappelijk voorkomt, maatschappelijke voorzieningen in (milieu)categorieën 1 en 2 aanvaardbaar geacht, ook op kortere afstand van woningen dan de richtafstand van 30 meter die in principe voor milieucategorie 2 wordt gehanteerd.
Maatschappelijk - Begraafplaats
De R.K.-begraafplaats aan de Oude Beekbergerweg is bestemd tot Maatschappelijk -Begraafplaats. Omdat de ruimtelijke uitstraling van een begraafplaats een heel andere is dan die van andere maatschappelijke voorzieningen, is hier niet gekozen voor het toelaten van vrije uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen, maar is een specifieke bestemming voor de begraafplaats gehanteerd. Voor het onlangs gerealiseerde gebouw is een bouwvlak opgenomen, waarvoor de maatvoering op het bestaande gebouw is afgestemd. Het begraven in grafkelders is mogelijk gemaakt door dat in de bestemmingsomschrijving expliciet op te nemen en doordat een specifieke bepaling over deze vorm van ondergronds bouwen in de Algemene bouwregels (in hoofdstuk 3 van de regels) is opgenomen.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft het voorterrein van dok Zuid en de wegen, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in het plangebied.
Water
De vijver in het noordelijke deel van het park heeft de bestemming Water gekregen. Hier zijn onder andere water, vijvers en water- en oeverrecreatie toegelaten.
Wonen
De woningen in het plangebied, met uitzondering van de woningen in dok Zuid, hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven. Bij de twee-onder-een-kapwoningen heeft dit bouwvlak de vorm van een bouwstrook waarin meerdere woningen zijn opgenomen; voor de vrijstaande woningen is per woning een bouwvlak gelegd.
Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand en twee-onder-een-kap. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen zijn zowel twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen toegestaan. Bij de woningen zijn standaarddieptes voor de bouwvlakken gehanteerd: 12 meter voor twee-onder-een-kapwoningen en 15 meter voor vrijstaande woningen. De nog beschikbare uitbreidingsruimte hangt daarmee af van de diepte van de bestaande woning.
Het perceelsgedeelte voor de voorgevel (en bij hoekpercelen naast de zijgevel en het verlengde daarvan) is voorzien van de aanduiding 'tuin'; het perceelsgedeelte achter de achtergevel (en bij woningen die niet op een hoek liggen het gedeelte naast de zijgevel) de aanduiding 'erf'. Deze aanduidingen zijn van belang voor de situering van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen. In de regels is namelijk bepaald dat deze bouwwerken niet alleen binnen het bouwvlak maar ook ter plaatse van de aanduiding erf mogen worden gebouwd. Daarbij is nog specifiek bepaald dat deze erfbebouwing ten minste 3 meter achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) moet worden gesitueerd.
De twee woningen aan de Marchantstraat hebben allebei praktijkruimte voor (para)medische beroepen. Op die percelen is door middel van de aanduiding 'praktijkruimte' aangegeven dat die praktijkruimten zijn toegelaten.
De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2 dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.
Leiding - Hoogspanning en Leiding - Hoogspanningsverbinding
In het plangebied wordt (een deel van) de hoogspanningslijnen ondergronds gebracht.
Het toekomstige ondergrondse tracé heeft de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning gekregen. Omdat de ligging van het ondergrondse tracé nog niet exact bekend is, is een zone voor het ondergrondse tracé opgenomen die breder is dan uiteindelijk noodzakelijk zal zijn. De zone met de bestemming Leiding - Hoogspanning is doorgetrokken tot aan de zuidelijke plangrens bij de Rijnstraat. Het bestemmingsplan maakt het ook mogelijk stijgpunten ten zuiden van dok Zuid aan te leggen, de hoogspanningskabels op te leiden tot de juiste bovengrondse hoogte en vanaf daar de bestaande bovengrondse hoogspanningslijnen te handhaven. Aan de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd waarmee het deel van de zone dat na realisatie van het ondergrondse tracé niet meer nodig is, kan worden verwijderd. Daarmee wordt dan ook een kleiner deel van het park belast met het verbod op het zonder vergunning uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.
Voor het bovengrondse deel is de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding opgenomen. In het gebied ten zuiden van dok Zuid komen beide dubbelbestemmingen voor. Dit geeft de gewenste flexibiliteit en maakt het mogelijk om, hetzij direct bij aanleg hetzij in de toekomst wanneer dat pas in een later stadium financieel haalbaar is, een zo lang mogelijk traject in het park ondergronds te brengen of zelfs stijgpunten ten zuiden van het Rivierenkwartier te realiseren, dan wel het verkorte tracé aan te leggen. Ook aan deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd. Met deze wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders, na de realisatie van het ondergrondse tracé, de bestemming voor het dan niet meer aanwezige deel van de bovengrondse lijnen verwijderen.
In de volgende afbeeldingen is de ligging van de dubbelbestemmingen Leiding - Hoogspanning (ondergronds tracé) en Leiding - Hoogspanningsverbinding (bovengronds tracé) aangegeven. De rode lijnen in de afbeelding geven de grenzen van de bestemmingsvlakken weer.
![]() | ![]() |
Voor beide dubbelbestemmingen geldt dat er alleen bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding mogen worden gebouwd. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels. Afwijken is alleen mogelijk wanneer vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden geldt, in verband met de veiligheid en het onderhoud van de onder- respectievelijk bovengrondse hoogspanningslijnen, een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
NB Op 12 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak (kenmerk 201308219/1/R2) gedaan over het beroep dat was ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van dit bestemmingsplan. Daarbij heeft de Afdeling het vaststellingsbesluit vernietigd voor zover het betreft de plandelen met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. De tekst en de afbeelding over het bovengrondse hoogspanningstracé zijn daardoor niet meer van toepassing. Voor de uitspraak zie UitspraakAfdeling bestuursrechtspraak Raad van State, vaststellingsbesluit en zienswijzennota.
Waarde - Archeologie hoog en Waarde - Archeologie middelhoog
Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. Voor beide bestemmingen geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (hoog) respectievelijk 100 m2 (middelhoog) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt in beide bestemmingen dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van (bedrijfs)woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bedrijfswoningen
Op grond van het geldende bestemmingsplan is bij de Tabernakelkerk een bedrijfswoning toegestaan. Deze regeling is in het onderhavige bestemmingsplan overgenomen. De bedrijfswoning is met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Daar waar in een bestemming geen bedrijfswoning is toegestaan, is dat in de bestemmingsomschrijving expliciet bepaald.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
5.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 15 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 15.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Daaraan is toegevoegd dat in het gebied met de bestemming Gemengd ondergronds bouwen ook buiten het bouwvlak is toegestaan (in verband met de ondergrondse parkeergarage waarvan delen buiten het bouwvlak liggen) en dat op de gronden met de bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats ondergronds bouwen ten behoeve van grafkelders is toegestaan.
Het laatste onderdeel van lid 15.1 geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 15.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
In artikel 16 staan de algemene gebruiksregels. In lid 16.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. Onderdeel g hiervan verdient bespreking. De archeologische beleidskaart geeft voor het gehele grondgebied van Apeldoorn aan hoe hoog de trefkans op archeologische resten per gebied is. Gebieden met een hoge trefkans hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden waar die trefkans middelhoog is hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. De overige gebieden, waar de trefkans op archeologische resten laag is, hebben geen dubbelbestemming gekregen. Daarvoor geldt onderdeel g van de Algemene gebruiksregels. Daarin is bepaald dat het verstoren van archeologische waarden in die gebieden door het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden over een oppervlakte van ten minste 1.000 m2 en dieper dan 0,50 meter onder maaiveld in strijd is met de bestemming, tenzij uit archeologisch onderzoek is gebleken dat die waarden niet onevenredig worden verstoord. Indien de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bij voorbeeld eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren. In lid 16.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.
In artikel 19 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Artikel 20 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
4773 | Apotheken | 0 | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 |
84 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8691 8692 | Consultatiebureaus | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9101 | Bibliotheken | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9603 | Uitvaartcentra | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
852, 8531 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8532, 854, 855 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
8610 | Ziekenhuizen | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
871 | Verpleeghuizen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8891 | Kinderopvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9491 | Kerkgebouwen e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
94991 | Buurt- en clubhuizen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Vormen Van Cultuur, Ontspanning En Sport
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
9101 9102 | Musea en ateliers | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
8552 85521 | Muziek-, dans- en balletscholen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9604 | Badhuizen en saunabaden | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9313 | Fitnesscentra | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
931F | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 |
1814A | Grafische afwerking | 1 |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
5222 | Overige ddienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 |
791 | Reisorganisaties | 1 |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
64, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 |
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 |
9602 | Kapper op afspraak | 1 |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Bijlage 1 Onderzoeksrapportage Magnetische Veldsterkte Rondom Hoogspanningslijnen Apeldoorn
Bijlage 1 Onderzoeksrapportage magnetische veldsterkte rondom hoogspanningslijnen Apeldoorn
Bijlage 2 Quickscan Ecologisch Onderzoek
Bijlage 2 Quickscan ecologisch onderzoek
Bijlage 3 Rapportage Onderzoek Voorkomen Van Vleermuizen
Bijlage 3 Rapportage onderzoek voorkomen van vleermuizen
Bijlage 4 Uittreksel Ndff Zuiderpark Sleedoornpage
Bijlage 4 Uittreksel NDFF Zuiderpark sleedoornpage
Bijlage 5 Procedureschema
Voorontwerp ter inzage | 29-05-2006 - 26-06-2006 |
Ontwerpplan ter inzage | 11-04-2013 - 22-05-2013 |
Vaststelling door gemeenteraad | 11-07-2013 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 25-07-2013 - 04-09-2013 |
Uitspraak beroep | 12-03-2014 |