Paleis Het Loo en Paleispark
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 06-07-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Paleis Het Loo en Paleispark met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1170-vas1 van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 aaneengebouwde woning
Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.8 achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.9 agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.
1.10 AHN2-maaiveld
De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.
1.11 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.12 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.13 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.15 begeleid wonen
Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.16 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.17 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.18 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.21 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.22 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.25 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.26 dB(A)
Geluidsniveau in decibellen, gemeten met een genormeerd (A)filter dat corrigeert voor het menselijk gehoor.
1.27 dependance
Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk één geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.
1.28 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.29 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.30 erkend archeoloog
Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.
1.31 equivalent geluidsniveau Leq (één minuut)
Het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse, gedurende één minuut optredende geluid vastgesteld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, 1999.
1.32 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.33 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.34 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 groepsaccommodatie
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.
1.36 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.37 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.38 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.39 kas
Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.
1.40 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.41 kwekerij
Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.
1.42 langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAR,LT)
Het gemiddelde van de afwisselende A-gewogen equivalente geluidsniveaus van het ter plaatse optredende geluid, vastgesteld in een bepaalde periode en overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999, zo nodig gecorrigeerd voor gevelreflectie en/of de aanwezigheid van impulsachtig geluid, zuivere tonen, of muziekgeluid.
1.43 lawaaisporten
De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.
1.44 nevenactiviteit
Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.
1.45 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, warmte-koude opslag, telefooncellen en zendmasten.
1.46 openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.47 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.48 peil
Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.
1.49 permanente bewoning
Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente, en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.
1.50 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.51 recreatief medegebruik
Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.
1.52 recreatiewoning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
1.53 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.54 stacaravan
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
1.55 teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnelkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen.
1.56 trekkershut
Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.
1.57 tunnelkas
Elke constructie, geen gebouw zijnde, van hout, metaal of anderszins die met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.
1.58 tuinbouwbedrijf
Het bedrijfsmatig op commerciële basis telen van groenten, fruit, (sier-)bloemen, planten, bomen, bollen of zaden in de volle grond; onder tuinbouwbedrijf wordt in ieder geval niet verstaan een hoveniersbedrijf of tuincentrum.
1.59 twee-onder-een-kapwoningen
Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.60 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.61 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.
1.62 verkoopvloeroppervlakte
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.63 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.64 waarde
De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.
1.65 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.66 woonadres
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.67 wooneenheid
Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.68 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.69 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.
2.7 de bodemingreep
De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
2.8 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.1 van de Toelichting.]
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een tuinbouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw', met als ondergeschikte nevenactiviteitdetailhandel in:
- 1. (de eindproducten van) ter plaatse geteelde of geproduceerde vervaardigde agrarische producten;
- 2. voor de streek kenmerkende en als zodanig herkenbare agrarische producten;
- b. een kwekerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
- a. recreatievoorzieningen in de vorm van volkstuinen, niet zijnde verblijfsrecreatie, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
- b. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. beroepsuitoefening aan huis;
- d. behoud en bescherming van objecten met cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
- e. ontsluitingswegen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 11 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte /inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bedrijfsgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw' | bestaand, tenzij binnen een bouwvlak anders aangegeven met de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' | - ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' : de aangegeven waarde - waar geen aanduiding 'maximum goothogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand | - ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' : de aangegeven waarde - waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand | - de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bedrijfsgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij' | bestaand | - ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' : de aangegeven waarde - waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m) maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand | - ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' : de aangegeven waarde - waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand | - de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Tuinhuisjes ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' | ten hoogste 10 % van de oppervlakte van een volkstuin (kavel), met een maximum van 15 m2 per volkstuin. | 2,5 m | 4 m | |
Objecten met cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie' | bestaand | bestaand | bestaand | |
Bedrijfswoning | 700 m3 | 4 m | - uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' toegestaan - ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden de deel, inpandige garages en bergingen meegeteld - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 11 lid 11.3 bepaalde | |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 100 m2 | 3 m | 5 m | - uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan - situering in achtererfgebied (3.4.1a) - de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen : | - bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen | |||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied of, indien geen voorerfgebied aanwezig is, buiten bouwvlakken bedraagt ten hoogste 1,50 m (3.4.1b) - de bouwhoogte van een terreinafscheiding tussen de vlakken met de bestemming 'Agrarisch' en het vlak met de bestemming 'Verkeer -Verblijfsgebied' bedraagt ten hoogste 4 m | ||
- antenne-installaties | 15 m | |||
- overig | 6 m | de bouwhoogte van bouwwerken voor teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 1,5 m |
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 22 opgenomen procedureregels van toepassing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.2 van de Toelichting.]
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. museum met de bijbehorende en daaraan ondergeschikte voorzieningen (zoals horeca in de vorm van ter plaatse te nuttigen etenswaren en dranken, detailhandel, kantoren, educatie, zalenverhuur en culturele bijeenkomsten);
- b. zelfstandige horeca in de vorm van restaurant en café, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- c. culturele en aan het museum gerelateerde evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
- d. parkeervoorzieningen ten behoeve van personeel, leveranciers en dergelijke, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- e. parkeervoorzieningen ten behoeve van bezoekers en een ontsluitingsweg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontvangstgebied';
- f. behoud en bescherming van objecten met cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
- g. siertuinen en waterpartijen;
- h. de bestaande wegen, lanen en paden;
- i. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
- j. nutsvoorzieningen;
- k. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- l. een lange-afstandwandelroute, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - lange-afstandwandelroute';
- m. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 5 Gemengd
[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.3 van de Toelichting.]
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
- b. kantoren, met dien verstande dat ten hoogste 400 m2 van de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de kantoorfunctie gebruikt mag worden;
- c. beroepsuitoefening aan huis;
- d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- g. tuin en/of erf;
- h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 11 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (5.3.1) |
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Natuur
[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.4 van de Toelichting.]
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos en natuurgebied, waaronder natte natuur als vennen, beken en sprengen;
- b. bosbouw en houtproductie;
- c. natuurbeheer;
- d. een hertenkamp, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hertenkamp';
- e. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden en wandelen;
- f. de bestaande wegen;
- g. behoud en bescherming van objecten met cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
- h. behoud en bescherming van de bestaande padenstructuur;
- i. voet- en ruiterpaden;
- j. de bescherming van ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. bescherming van het (grond)watersysteem;
- m. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 11 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte/ inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen: | ||||
- stalruimte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hertenkamp' | bestaand | bestaand | bestaand | |
-objecten met cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie' | bestaand | bestaand | bestaand | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | ||||
- kunstobjecten | 10 m | |||
- overig | 2 m | - het oprichten van terreinafscheidingen is niet toegestaan (6.3.1), uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hertenkamp' |
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.5 van de Toelichting.]
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. behoud en bescherming van objecten met cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
- c. nutsvoorzieningen;
- d. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 11 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2,50 m | - de bouwhoogte van een terreinafscheiding tussen de vlakken met de bestemming 'Agrarisch' en het vlak met de bestemming 'Verkeer -Verblijfsgebied' bedraagt ten hoogste 4 m |
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 8 Water
[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.6 van de Toelichting.]
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterstaatsdoeleinden in de vorm van een watergang of waterplas met de daarbij behorende oevers;
- b. waterberging en waterhuishouding;
- c. beeldende kunstobjecten;
- d. behoud en bescherming van objecten met cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
- e. nutsvoorzieningen;
- f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, oeverbeschoeiingen en onderhoudspaden.
8.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 11 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd - zie tevens de algemene Keur van het Waterschap | ||
Objecten met cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie' | bestaand | bestaand | bestaand |
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 22 opgenomen procedureregels van toepassing.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 9 Wonen
[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.7 van de Toelichting.]
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
- b. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- c. een beveiligingspost, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - beveiligingsdienst';
- d. beroepsuitoefening aan huis;
- e. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- f. een dependance en kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance';
- g. behoud en bescherming van objecten met cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
- h. nutsvoorzieningen;
- i. tuin en/of erf;
- j. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- k. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 22 opgenomen procedureregels van toepassing.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Algemene regels
11.2 Afdekking van gebouwen
11.3 Woningsplitsing
Een woning respectievelijk een bedrijfswoning mag gesplitst worden in ten hoogste 2 zelfstandige wooneenheden, mits:
- a. de wooneenheden tezamen de ten hoogste toegestane inhoud of oppervlakte van één (bedrijfs-)woning niet overschrijden;
- b. de oppervlakte aan bijgebouwen tezamen de ten hoogste toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen behorend bij één (bedrijfs-)woning niet overschrijden; er dient in ieder geval 20 m² aan bijgebouwen per wooneenheid aanwezig te zijn;
- c. het karakter van het gebouw als één (bedrijfs-)woning en de samenhangende bouwmassa van het gebouw behouden blijft;
- d. de cultuurhistorische dan wel karakteristieke waarde niet onevenredig wordt aangetast;
- e. de splitsing geen belemmering vormt voor omliggende (niet-)agrarische bedrijven.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond
12.2 Strijdig gebruik bebouwde grond
Artikel 13 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied
[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.1 van de Toelichting.]
13.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit.
13.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bescherming van de grondwaterkwaliteit worden opgericht.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 13.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), mits geen onevenredig negatief effect optreedt op de kwaliteit van het grondwater en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.
13.4 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone -grondwaterbeschermingsgebied' voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 14 Overige Zone - Archeologische Waarden
[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.4 van de Toelichting.]
14.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan het zeer aannemelijk is dat er bij bodemingrepen archeologische waarden worden aangetroffen.
14.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
14.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 15 Overige Zone - Beken En Sprengen
[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.2 van de Toelichting.]
15.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het beheer, herstel en onderhoud van landschappelijk, ecologisch en cultuurhistorisch waardevolle beken en sprengen.
15.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de beken en sprengen worden gebouwd.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 15.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:
- a. uit overleg met de beheerder van de beek of spreng blijkt, dat daartegen uit hoofde van dat beheer geen bezwaar bestaat;
- b. de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden van de beek of spreng niet worden aangetast.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 16 Overige Zone - Cultuurhistorisch Gebied
[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.3 van de Toelichting.]
16.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. de (voormalige) laanstructuren;
- b. de bestaande historische padenstructuur;
- c. de sprengen;
- d. de elementen verbonden aan het historische landgoed en het koninklijk elan;
- e. het park in landschapsstijl.
16.2 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -cultuurhistorisch gebied' op een wijze die leidt tot een significante aantasting van de bestaande wezenlijke cultuurhistorische kenmerken of cultuurhistorische waarden van het gebied.
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 17 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde
[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.4 van de Toelichting.]
17.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.
17.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
17.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 18 Overige Zone - Lage Archeologische Verwachtingswaarde
[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.4 van de Toelichting.]
18.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting laag is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.
18.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- lage archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 19 Overige Zone - Vastgestelde Archeologische Waarden
[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.4 van de Toelichting.]
19.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan is vastgesteld dat er zich een of meer behoudenswaardige archeologische vindplaatsen bevinden.
19.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
19.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- vastgestelde archeologische waarden' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
20.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- c. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horiontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- d. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat van de inhoudsmaat voor (bedrijfs)woningen niet kan worden afgeweken;
- e. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.
20.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:
- a. voor zover de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit die met het plan is beoogd niet onevenredig wordt aangetast;
- b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
- c. voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, niet onevenredig worden aangetast.
20.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 20.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.
20.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 20.1 onder d bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 25 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
21.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat de maat voor de inhoud van een (bedrijfs)woning niet gewijzigd kan worden.
21.2 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:
- a. de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit die met het plan is beoogd niet onevenredig wordt aangetast;
- b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
- c. voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet onevenredig worden aangetast;
- d. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
- e. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- f. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.
21.3 Wijzigingsregel cultuurhistorische objecten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'cultuurhistorie' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien het desbetreffende cultuurhistorische object op grond van Monumentenverordening is aangewezen als beschermd monument.
Artikel 22 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 23 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Artikel 24 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
24.1 Vergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 24.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.
Bestemming/aanduiding | werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor de vergunningplicht geldt | Specifieke beoordelingscriteria |
Bestemming Agrarisch | het binnen een afstand van 50 m vanuit woningen en recreatievoorzieningen aanbrengen van boomgaarden en het uitoefenen van intensieve teelten, behoudens vervanging van boomgaarden | - er worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt dan wel er worden zodanige voorzieningen getroffen dat zich geen chemische bestrijdingsmiddelen buiten de boomgaard c.q. het betreffende perceel kunnen verspreiden |
Bestemming Natuur | het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden | - de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden - de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden - de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden - de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Veluwe, de aanwezige beschermde soorten, en de wezenlijke waarden en kenmerken van het Gelders Nauur Netwerk worden niet aangetast |
Bestemming Natuur | het vellen of rooien van bomen, hakhout, houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de Wet natuurbescherming niet van toepassing is | - het kappen is noodzakelijk voor het beheer van de gronden; - de cultuurhistorische waarden blijven behouden - de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Veluwe, de aanwezige beschermde soorten, en de wezenlijke waarden en kenmerken van het Gelders Nauur Netwerk worden niet aangetast |
Bestemming Natuur | het verharden van bestaande onverharde wegen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen | - de recreatieve betekenis en het landelijke karakter blijven behouden - de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte beheer en gebruik - de infiltratie in de bodem blijft behouden - de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Veluwe, de aanwezige beschermde soorten, en de wezenlijke waarden en kenmerken van het Gelders Nauur Netwerk worden niet aangetast |
Bestemming Natuur | het aanbrengen van ondergrondse leidingen | - aanwezige kwetsbare vegetaties blijven behouden - de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Veluwe, de aanwezige beschermde soorten, en de wezenlijke waarden en kenmerken van het Gelders Nauur Netwerk worden niet aangetast - de ondergrondse leidingen zijn noodzakelijk voor het terreinbeheer dan wel het openbaar nut |
bestemming Natuur | - het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor van een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0 cm onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 10.000 m² | - de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld |
Bestemming Water, Natuur aanduiding milieuzone -grondwaterbeschermingsgebied | het dempen, graven, vergraven, verleggen, afdammen of herprofileren van waterlopen, watergangen en/of waterpartijen | - de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit wordt niet onevenredig aangetast; - bij de waterbeheerder is advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de omgevingsvergunning te verbinden voorwaarden; |
aanduiding 'overige zone- hoge archeologischeverwachtingswaarde' | - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting; - graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m² ; - aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m² | - de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld |
aanduiding overige zone- lage archeologischeverwachtingswaarde | - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting; - graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m² ; - aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m² | - de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld |
aanduiding overige zone- archeologischewaarden | - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting; - graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m²; - aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m² | - de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld |
aanduiding overige zone- vastgesteldearcheologische waarden | - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting; - graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m²; - aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m² | - de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld |
aanduiding overige zone- beken en sprengen | - werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren die de waterhuishouding beïnvloeden door bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het dempen van beken en/of sprengen en het slaan van putten; - het aanleggen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren; - het aanleggen en verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; - het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; - het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur | - de beek of spreng wordt niet onevenredig aangetast door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen - de mogelijkheden voor het herstel van de beek of spreng worden niet onevenredig verkleind |
aanduiding 'overige zone- cultuurhistorisch gebied' | het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden | - de cultuurhistorische waarden blijven behouden |
aanduiding 'overige zone- cultuurhistorisch gebied' | het aanleggen van recreatieve wegen, paden en parkeervoorzieningen | - de cultuurhistorische waarden blijven behouden |
aanduiding 'overige zone- cultuurhistorischgebied' | - het verharden van bestaande onverharde wegen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen - het verwijderen van (delen van) de historische paden- en lanenstructuur | - de cultuurhistorische waarden blijven behouden |
aanduiding 'overige zone- cultuurhistorischgebied' | het aanbrengen van ondergrondse leidingen | - de cultuurhistorische waarden blijven behouden |
aanduiding 'culltuurhistorie'' | geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing | - de kosten van het instandhouden van de bebouwing zijn, gezien de aanwezige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van de bebouwing, aantoonbaar onevenredig in verhouding tot het cultuurhistorische belang van handhaving van de bebouwing; de aanvrager dient dit aan te tonen door een deskundigenrapport in te dienen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie afdoende bekend is dat de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw dermate slecht is respectievelijk zijn dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist. |
24.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 24.1 opgenomen verbod geldt niet:
- a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, waaronder werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een normale agrarische bedrijfsexploitatie zoals spitwerkzaamheden, met dien verstande dat kwekerijen en boomgaarden niet onder normale agrarische bedrijvigheid worden begrepen;
- b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van uitvoering van de herinrichting van het als 'specifieke vorm van verkeer - ontvangstgebied' aangeduide gebied, mits uitgevoerd overeenkomstig het Beeldkwaliteitsplan Ontvangstgebied Paleis Het Loo, welke als bijlage onderdeel vormt van deze regels, met dien verstande dat de uitzondering niet geldt voor zover het de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' betreft;
- c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van uitvoering van het ondergronds bouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwen', met dien verstande dat de uitzondering niet geldt voor zover het de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' betreft;
- d. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van het bos- en natuurbeheer, waaronder mede begrepen houtproductie in de vorm van uitdunning van bos;
- e. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
- f. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarde en functies niet te verwachten is;
- g. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens de Waterwet;
- h. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een door gedeputeerde staten goedgekeurd natuurontwikkelingsplan;
- i. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de
aanduiding 'cultuurhistorie' voor zover:- 1. deze plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
- 2. daarvoor eerder een vergunning is afgegeven;
- 3. de sloopwerkzaamheden in redelijkheid kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de in lid 24.1 bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is;
- j. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
- k. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' .
- l. ingeval op grond van de Erfgoedwet respectievelijk de Monumentenwet een vergunning is vereist dan wel overige regels van de Erfgoedwet respectievelijk de Monumentenwet van toepassing zijn.
24.3 Algemene beoordelingscriteria
Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 24 lid 24.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 24.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht Bouwwerken
25.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
25.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
25.3 Afwijken bij bijgebouwen
Indien lid 25.1 van toepassing is op bijgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1.25, kan het bevoegd gezag eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 25.1 bepaalde ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bijgebouwen. Afwijken is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voor elke m2 waarvoor bij omgevingsvergunning wordt afgeweken 2 m2 aan bestaande bijgebouwen wordt afgebroken, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.
25.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 26 Overgangsrecht Gebruik
26.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
26.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
26.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
26.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Paleis Het Loo en Paleispark.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. 6 juli 2017 nr. 70-2017
Mij bekend,
de griffier,
namens hem:
John de Meij
manager Team Omgevingsrecht & Advies
1 Een Nieuw Bestemmingsplan Voor Paleis En Paleispark
1.1 Aanleiding
Een goede ruimtelijke ordening is één van de pijlers bij het instandhouden van een leefbare samenleving in Apeldoorn. Het borgen van die goede ruimtelijke ordening is een taak van de gemeente. Het bestemmingsplan is het instrument om op gebiedsniveau deze taak op een goede wijze uit te voeren.
In het bestemmingsplan wordt een integrale visie over de goede ruimtelijke ordening vormgegeven en vastgelegd. Met het bestemmingsplan als basis geeft de gemeente vervolgens uitvoering aan die ruimtelijke ordening, onder meer door vergunningverlening en handhaving.
In het bestemmingsplan komen alle ruimtelijk relevante zaken samen en worden deze ten opzichte van elkaar afgewogen. Niet alleen wordt in een bestemmingsplan een integrale visie op de goede ruimtelijke ordening van een gebied vormgegeven, de visie wordt ook in juridische zin vastgelegd. Vastlegging gebeurt door aan gronden bestemmingen toe te kennen en aan die bestemmingen regels te koppelen over het gebruik van de grond en de daarop aanwezige en te bouwen bouwwerken.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op Paleis Het Loo en een deel van het Paleispark. Er zijn twee aanleidingen om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. De eerste aanleiding is dat het nu nog voor dit gebied geldende bestemmingsplan Buitengebied Wenum Wiesel verouderd is. Dat bestemmingsplan is vastgesteld in 2001 en is, met uitzondering van het onderhavige gebied, al vervangen door een nieuw bestemmingsplan. Ook voor het deel waarin Paleis Het Loo en het Paleispark liggen is nu een actuele regeling nodig.
De tweede aanleiding om voor het onderhavige gebied een nieuw bestemmingsplan vast te stellen ligt in ontwikkelingen die voor Paleis Het Loo en directe omgeving zijn beoogd. In Paleis Het Loo is Nationaal Museum Paleis Het Loo gevestigd. De directie van het museum heeft, in de vorm van een masterplan, een visie voor het museum ontwikkeld. Een visie voor de wijze waarop het museum weer kan voldoen aan de wensen en eisen van de huidige tijd en zo de bezoekers beter te kunnen accommoderen. Ook richt de visie zich op het aantrekken van meer bezoekers en het daarmee generen van meer (eigen) inkomsten. De museumdirectie heeft de gemeente gevraagd het realiseren van de toekomstvisie mogelijk te maken. De toekomstvisie behelst een aantal onderdelen die het geldende bestemmingsplan niet mogelijk maakt, te weten:
- het uitbreiden van Paleis en museum met een ondergrondse entree en tentoonstellingsruimte en enkele ondergeschikte toevoegingen;
- het uitbreiden van het jaarlijks aantal evenementen en/of evenementendagen;
- het uitbreiden van het bestaande parkeerterrein en het opnieuw inrichten van het ontvangstgebied, inclusief het toevoegen van een gebouwde voorziening als markering van de toegang vanaf de Amersfoortseweg tot (het parkeerterrein van) Paleis Het Loo;
- het uitbreiden van de gebruiksmogelijkheden van Villa Booy (Zwolseweg 3) van wonen naar kantoor en wonen.
In ieder geval de ondergrondse uitbreiding wordt in samenhang met de (binnen het geldende bestemmingsplan passende) renovatie van het Paleis nodig geacht om het museum te kunnen laten voldoen aan de eisen van de huidige tijd en de huidige bezoekersaantallen in stand te houden.
Om deze redenen is het nodig een nieuw bestemmingsplan voor het gebied vast te stellen. Daarvoor is het onderhavige bestemmingsplan bedoeld.
Paleis Het Loo, achterzijde
Nationaal Museum Paleis Het Loo is voornemens om, naast een bestemmingsplanprocedure, een aanvraag te doen tot een afzonderlijke, zelfstandige procedure gericht op het met een omgevingsvergunning afwijken van het nog geldende bestemmingsplan voor de ondergrondse uitbreiding van het paleis. Belangrijke reden voor het verzoek is de noodzaak de realisatie van de ondergrondse uitbreiding gelijktijdig met de voorgenomen renovatie/asbestverwijdering van het paleis te laten plaatsvinden. De renovatie welke, zo is het voornemen, begin 2018 start vergt twee tot drie jaar. In die periode is het paleisgebouw gesloten. Uit efficiëntie- en kostenoverwegingen wordt het essentieel geacht dat beide activiteiten gelijktijdig plaatsvinden. Het wordt maatschappelijk niet verantwoord geacht om het paleisgebouw langer dan die periode te sluiten. Aangegeven is dat ook bij het huidige bezoekersaantal het noodzakelijk is het ondergrondse gebouw te realiseren, waardoor het zelfstandig, los van de overige onderdelen uit de visie, uitgevoerd kan worden. |
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Ligging plangebied
Het plangebied ligt ten noordwesten van het stedelijk gebied van Apeldoorn. Het wordt begrensd door Amersfoortseweg, Zwolseweg, Loseweg, Tuinmanslaan, Wieselseweg en aan de westzijde door (de weg genaamd) Koninklijk Park.
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt nu nog bestemmingsplan Buitengebied Wenum Wiesel, dat op 21 mei 2001 is vastgesteld, inclusief herziening 1 van dit bestemmingsplan. Voor het grootste deel van dat plan is inmiddels een nieuw bestemmingsplan vastgesteld, te weten bestemmingsplan Wenum Wiesel en buitengebied. Vanwege het specifieke karakter van Paleis Het Loo en het Paleispark, met de bijzondere cultuurhistorische waarde van het gebied, de natuurwaarden, de monumenten en de samenhang daartussen, en de ontwikkelingen die voor het Paleis zijn voorzien is besloten dit gebied niet op te nemen in bestemmingsplan Wenum Wiesel en buitengebied, maar er een afzonderlijk bestemmingsplan voor op te stellen.
Opgemerkt moet worden dat slechts een deel van het totale Paleispark in dit plangebied ligt, de rest van het Paleispark ligt in het plangebied van bestemmingsplan Veluwe.
1.4 Werkwijze En Opzet Van Het Bestemmingsplan
De werkwijze bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt bepaald door de ruimtelijke dynamiek van een gebied en door de aanwezigheid van relevant beleid en regelgeving.
Het Paleispark is, vanuit de ruimtelijke ordening bezien, een laag-dynamisch gebied, waarin de nadruk ligt op bescherming en behoud van de aanwezige waarden. Er is divers beleid vastgesteld en er is diverse sectorale wetgeving van toepassing die voor een groot deel de ruimtelijke ordening van het plangebied bepalen. Het plandeel waarin Paleis Het Loo met voorterrein en paleistuin liggen is een dynamischer gebied: dit bestemmingsplan maakt er diverse ontwikkelingen mogelijk. Naast het mogelijk maken van die ontwikkelingen ligt ook hier nadruk op bescherming en behoud van de aanwezige waarden.
Op basis van deze situatie is de werkwijze bepaald. Gestart is met het inventariseren van de feitelijk bestaande situatie, het recht zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan en het geldend beleid en wetgeving. Verder zijn onder andere een MER, Passende Beoordeling en diverse onderzoeken opgesteld. Aan de hand van deze informatie zijn bestemmingen toegekend met de daarbij horende regels voor bebouwing en gebruik van de gronden in het plangebied.
2 Beleidskader Algemeen
In dit hoofdstuk is het algemene beleidskader beschreven. Het beleidskader over specifieke planologische aspecten is beschreven in hoofdstuk 6 Planologische aspecten, beleidskader enuitvoerbaarheid.
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan.
Het Rijk formuleert voor de middellange termijn (2028) drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden:
- 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Deze hoofddoelen wil het Rijk realiseren door inzet op 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Onder het derde hoofddoel, het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn, vallen de twee nationale belangen die voor dit plangebied het meest relevant zijn.
Nationaal belang 10:ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
Nationaal belang 11: ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) heeft het Rijk de nationale belangen vastgelegd en geeft het instructieregels voor de bescherming van die belangen. Voor dit bestemmingsplan zijn relevant de instructieregels gericht tot de provinciebesturen die aangeven hoe zij in de provinciale verordening regels ter bescherming van het Natuurnetwerk Nederland moeten opnemen.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Sindsdien is de Omgevingsvisie een aantal keren geactualiseerd en herzien.
De hoofddoelen van het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland zijn duurzame economische structuurversterking en het borgen en verder ontwikkelen van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving. De provincie richt zich daarbij onder andere op het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's, het versterken van ruimtelijke randvoorwaarden voor de sterke (top)sectoren, een gezonde vrijetijdseconomie, aandacht voor cultuurbeleving en het recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek.
Het grootste deel van het provinciaal beleid dat voor dit plangebied van belang is, wordt per planologisch aspect besproken in hoofdstuk 6 Planologische aspecten, beleidskader enuitvoerbaarheid. Meer algemeen zijn de onderwerpen Vrijetijdseconomie en Rust, ruimte en stilte, die in deze paragraaf aan de orde komen.
Vrijetijdseconomie
Voor zover voor het plangebied relevant ziet de provincie de volgende opgaven voor een gezonde vrijetijdseconomie:
- voorzien in een kwalitatieve en kwantitatieve behoefte voor vrijetijdsbesteding in Gelderland en een verhoging van de kwaliteit van het toeristisch product,
- cultuurhistorie vermarkten voor vrijetijdseconomie.
De provincie formuleert in dit kader als ambitie te streven naar een impuls aan de werkgelegenheid binnen de vrijetijdseconomie door meer toeristische bezoekers en daarmee bestedingen aan te trekken. Daartoe moet de kwaliteit van het toeristisch product omhoog.
De provincie ziet regiospecifieke cultuurhistorische identiteiten als een belangrijke basis voor de vrijetijdseconomie. De provincie zal initiatieven die deze identiteiten versterken, ondersteunen.
Wandel, fiets, struin- en ruiterroutes zijn belangrijk voor de vrijetijdseconomie. De langeafstandswandelroutes (LAW's) en langeafstandsfietsroutes (LF's) door Gelderland zijn onderdeel van het landelijke routenetwerk, dat met financiële steun van Rijk en provincie is aangelegd. Zij hebben een grote belevingswaarde. Deze routes worden van zo'n belang geacht voor het toerisme in Gelderland dat zij planologische bescherming nodig hebben in bestemmingsplannen.
LAW 4, het Maarten van Rossumpad, doorkruist het plangebied:
Rust, ruimte en stilte
De provincie streeft naar het optimaal gebruik van de positieve effecten van stilte, van lage geluidsniveaus en van het behoud van de diversiteit aan geluiden, dit zowel in natuurgebieden als in gebieden in of bij de stedelijke omgeving. Dit streven hangt samen met de doelen voor natuur, wonen, recreatie en vrijetijdseconomie.
Een laag geluidsniveau, of de diversiteit van geluid in een gebied, is een belangrijk belevingskenmerk dat het karakter en de waarde van een gebied bepaalt en versterkt. Een laag geluidsniveau heeft positieve gezondheidseffecten op mensen die in deze gebieden verblijven. De provincie heeft een wettelijke taak om maatregelen te nemen voor stilte. Zij vult dit in door stilte als kernkwaliteit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone te benoemen.
De provincie wil het Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone beschermen tegen aantasting van de kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten bestaan uit de natuurwaarden en de potentiële waarden en de omgevingscondities. Stilte is één van die omgevingscondities die de belevingswaarde van de natuur voor de mens bepaalt. Per saldo moet elke ontwikkeling in het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone een verbetering van de kernkwaliteiten opleveren.
2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
Op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. De provinciale verordening
Provinciale staten van Gelderland hebben van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vast te stellen. Sindsdien is de Omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. In deze Omgevingsverordening zijn de provinciale verordening (op grond van artikel 4.1 Wro), milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd. Voor zover het de provinciale verordening betreft bevat de omgevingsverordening alleen regels die tot de gemeentebesturen zijn gericht en geen rechtstreeks werkende, burgers bindende regels.
De provincie zet de verordening als juridisch instrument voor het afdwingen van de doorwerking van het provinciaal beleid alleen in voor die onderdelen van het beleid waarvoor algemene regels noodzakelijk zijn om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De regels van de Omgevingsverordening Gelderland die voor dit plangebied van toepassing zijn, worden per planologisch aspect besproken in hoofdstuk 6 Planologische aspecten,beleidskader en uitvoerbaarheid.
2.3 Regionaal Beleid
De Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de regio Stedendriehoek maakt samen met de al eerder vastgestelde visie voor het bundelingsgebied (grofweg het gebied binnen de lijn Apeldoorn, Deventer en Zutphen) het ruimtelijk beleid voor de regio 'compleet'. Samen vormen ze de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied tot 2030, en vormen daarmee een richtinggevend kader voor beleid en uitvoering.
Deze visie over De Voorlanden richt zich op het versterken en uitbouwen van de kwaliteiten van natuur en landschap, de gevarieerde en hoogwaardige woon- en werkomgeving, de sterke landbouw en het toeristisch profiel van het landelijk gebied van de regio Stedendriehoek. Duurzaam waterbeheer als basis voor ruimtelijke ontwikkeling vormt één van de strategische keuzes voor de regio.
De grote variatie aan hoogwaardige landschappen vormt de schatkamer van de Stedendriehoek. Met een versterkte inzet van bestaande beleidsmiddelen voor water, natuur en landschap kan dat worden gewaarborgd. De verschillende kwaliteiten van de landschappen in De Voorlanden leveren ook aantrekkelijke milieus voor wonen en (nieuwe) bedrijvigheid en zijn aangrijpingspunt voor versterking van het toeristische profiel.
Toerisme en recreatie vormt één van de pijlers onder de economie van De Voorlanden. Ingezet wordt op het verbeteren van de toeristische bereikbaarheid door combinatie van aantrekkelijke routes met toeristische uitvalsbases in enkele kernen en langs de snelwegen. Ook wordt de ontwikkeling van cultuurtoerisme beoogd. De kanalen en sprengen, de stoomspoorlijn en de vele landgoederen en cultuurlandschappen bieden daarvoor kansen. Initiatieven die passen bij de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van De Voorlanden worden gefaciliteerd. Hoogwaardig, samenhangend en kleinschalig zijn daarbij de trefwoorden.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie Apeldoorn biedt ruimte
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om niet op de onzekerheid over de toekomst te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente veel handelingsvrijheid aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd waaraan Apeldoorn samen met andere partijen wil bouwen:
- 1. Comfortabele gezinsstad
- 2. Toeristisch toplandschap
- 3. Veelzijdige economie
- 4. Lokale duurzaamheid
Paleis Het Loo maakt deel uit van het fundament en wordt benoemd als een van de op kwaliteit te houden recreatieve attracties, onderdeel van het Toeristisch Toplandschap. Toerisme vormt in Apeldoorn al sinds jaar en dag een sterke economische basis. Op en rond de Veluwe liggen drie van de best bezochte Veluwse toeristische attracties, waaronder Paleis Het Loo. Apeldoorn wil het toeristische aanbod op de Veluwe bij de tijd houden en de kwaliteit ervan verhogen. Daarom zet Apeldoorn in op het vernieuwen en verbreden van het aanbod aan toeristisch recreatieve voorzieningen.
2.4.2 Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn
De economische koers en ambities van Apeldoorn zijn vastgelegd in de Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn (SEBA) 2000-2020. Deze beleidsvisie is in 2001 door de gemeenteraad vastgesteld en vormt het kader waaraan concrete projecten en nieuwe initiatieven worden getoetst. Apeldoorn kiest ervoor zich te ontwikkelen als een stad met een brede economische basis en een evenwichtig opgebouwde werkgelegenheid. Dit betekent dat Apeldoorn wil beschikken over voldoende en gevarieerde locaties voor bedrijven, kantoren, detailhandel, toerisme/recreatie en leisurevoorzieningen. Ook wil Apeldoorn er voor zorgen dat kernsectoren als maakindustrie, zorg, IT en vrijetijdseconomie zich goed kunnen blijven ontwikkelen.
2.4.3 Welkom in Apeldoorn op de Veluwe, Programma vrijetijdseconomie
In de notitie Welkom in Apeldoorn op de Veluwe, die in juni 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld, is het programma voor het onderdeel vrijetijdseconomie van de structuurvisie-ambitie Toeristisch toplandschap uitgewerkt. De doelen van het programma zijn:
- 1. De vrijetijdssector draagt bij aan de doelstelling 100.000 arbeidsplaatsen in Apeldoorn.
- 2. Meer bezoekers in de binnenstad en dorpen.
- 3. Hogere bestedingen gelijk aan het landelijke gemiddelde
Om deze doelen te realiseren zet Apeldoorn in op de volgende vier opgaven:
- 1. Toplocatie outdoor
De ambitie is de Veluwe als meest aantrekkelijke outdoor-regio van Nederland waar bewoners en bezoekers actief kunnen ontspannen. Om deze ambitie waar te kunnen maken is onder andere een excellent routenetwerk een vereiste. - 2. Excellent verblijven
Apeldoorn wil een verblijfsrecreatie met een onderscheidend, aantrekkelijk en duurzaam aanbod voor zowel kort als lang verblijf.
Apeldoorn ondersteunt de doelstelling van Apeldoorn Congresstad om het aantal zakelijke congressen te laten stijgen.
Apeldoorn zet in op vitale Apeldoornse top-dagattracties (Apenheul, Koningin Julianatoren, Paleis Het Loo).
Bereikbaarheid per openbaar vervoer van de Veluwe en Apeldoorn is een belangrijke opgave. - 3. Oranje Beleven
De kernwaarde koninklijk wil Apeldoorn benutten als het toeristisch Trademark van Apeldoorn. Paleis Het Loo is hierin de beeldbepalende partner met internationale allure. Daarnaast is het nodig dat de kernwaarde koninklijk veel meer zichtbaar en beleefbaar wordt. - 4. Meer funshoppers
Funshoppen is in Nederland na wandelen de populairste vrijetijdsactiviteit. Het is dan ook een belangrijke opgave om meer toeristen vanuit de Veluwe naar de binnenstad te trekken.
Bij het realiseren van deze opgaven wordt aangehaakt op de nationale strategie Vinden, Verrassen, Verbinden zoals die is verwoord in de Visie op de Nederlandse gastvrijheidseconomie 2025. Daardoor kan de ontwikkeling van de Apeldoornse vrijetijdseconomie goed ingebed worden in de nationale ontwikkeling.
Uitgangspunt is dat het aan de ondernemer zelf is om kansen te benutten, ondernemerschap en durf te tonen. Op basis van de nationale strategie wordt van de overheid een stimulerende en ondersteunende rol verwacht. Een overheid die de randvoorwaarden creëert waarbinnen ondernemers kunnen ondernemen maar ook de maatschappelijke belangen zijn geborgd. De gemeente Apeldoorn wil deze rol oppakken door in te zetten op:
- Samenwerking
- Innovatie
- Marketing & Gastheerschap
- Kwaliteiten beschermen
- Lobby
2.4.4 Uitvoeringsagenda Kantorenmarkt Apeldoorn
De Uitvoeringsagenda Kantorenmarkt Apeldoorn, die de gemeenteraad in februari 2016 heeft vastgesteld, geeft vijf actielijnen voor de gemeentelijke inzet voor verbetering van de kantorenmarkt en de leegstandsproblematiek. Doel van deze actielijnen is om meer evenwicht op de kantorenmarkt te bewerkstelligen.
Actielijn 1: kantoorbestemmingen die binnen de planperiode van 10 jaar niet gerealiseerd zijn, worden bij de volgende integrale herziening van het bestemmingsplan wegbestemd, tenzij in overleg met belanghebbende uitvoerings- of faseringsafspraken zijn gemaakt.
Actielijn 2: de gemeente verleent geen medewerking aan verzoeken voor nieuwe kantoorruimte met een oppervlakte groter dan 400 m2.
Actielijn 3: kantorenprogramma waarbij de gemeente (mede)ontwikkelaar is wordt (geheel of gedeeltelijk) geschrapt dan wel gefaseerd.
Actielijn 4: bij transformatie van bestaande kantoorgebouwen in naar andere gebruiksfuncties wordt de gemeentelijke procesgang versneld en gefaciliteerd.
Actielijn 5: de gemeente verkent samen met andere overheden en marktpartijen of er nieuwe financieringsinstrumenten zijn voor sloop en herontwikkeling van leegstaande kantoorpanden.
2.4.5 De Groene Mal
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
De Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
In het plangebied worden de groene en blauwe structuren beschermd, zoals de beken, sprengen, waterpartijen en het totale Paleispark. Het voorterrein is expliciet op de kaart benoemd als een van de open groene ruimten.
2.4.6 Nota I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Deze -en de uitwerking daarvan voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt- worden beschreven in de paragrafen 6.4 en 6.12.
2.4.7 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.
Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In juni 2017 is neuw welstandsbeleid vastgesteld: de Welstandsnota 2017-2020. De welstandsnota beschrijft wat de kwaliteit is van Apeldoorn als geheel, en de wijken en dorpen in het bijzonder. Het nieuwe welstandsbeleid is eigentijds, met minder regels en met meer inspiratie. Per wijk is aangegeven welke regels en doelstellingen er gelden om de ruimtelijke kwaliteit te behouden.
2.4.8 Structurele verkeerskeuze Apeldoorn West en Ontwikkelstrategie Westrand Apeldoorn 2017 - 2030
Aan de westzijde grenst Apeldoorn direct aan de Veluwe. In deze stadsrand bevinden zich, naast allerlei andere functies, ook de grootste recreatieve publiekstrekkers. Geconstateerd is dat er een spanningsveld wordt ervaren tussen de natuurwaarden van de Veluwe, de verkeersbelasting en met name de recreatieve voorzieningen. Dit speelt ook bij de drie grote publiekstrekkers Apenheul, Koningin Julianatoren en Paleis Het Loo. Mede om dit spanningsveld op te lossen is de gemeente gestart met twee samenhangende trajecten: de Structurele verkeerskeuze Apeldoorn West en de Ontwikkelstrategie Westrand Apeldoorn 2017 – 2030.
De structurele verkeerskeuze voor Apeldoorn West moet leiden tot een oplossing voor het parkeren en de verkeerscirculatie van de bezoekers van de publiekstrekkers in Apeldoorn West. Er zijn vijf varianten uitgewerkt en afgewogen en vervolgens met de stakeholders besproken. Het college heeft in oktober 2016 een voorkeur uitgesproken voor structureel gebruik van twee oefenterreinen van AGOVV als voorkeursoptie. De varianten zien op een parkeer- en verkeerscirculatie-oplossing voor Apenheul en Koningin Julianatoren. Geconstateerd is dat Paleis Het Loo zich in een andere situatie bevindt dan de twee attractieparken. Paleis Het Loo is het hele jaar open en trekt publiek dat minder van de traditionele schoolvakanties afhankelijk is; er is dus meer spreiding van de bezoekers over het jaar. Samen met de verbouwing en uitbreiding waarop dit bestemmingsplan ziet wordt ook de eigen parkeervoorziening uitgebreid. Aannemelijk is dan ook dat de voorgenomen ontwikkeling binnen de beoogde oplossing past. Besluitvorming door de raad heeft plaatsgehad in april 2017.
Gestart is met het opstellen van de Ontwikkelstrategie Westrand Apeldoorn 2017 – 2030. Centraal staat het streven naar 'excellente Veluwe-ervaringen'. Het is geen blauwdruk. De keuze is te investeren in het vastleggen van een aantal principes. Beoogd wordt van een zestal principes uit te gaan die gehanteerd kunnen worden bij het zoeken naar oplossingen en bij de uitdagingen en kansen die zich voor zullen gaan doen. Principes om te komen tot excellente plannen voor vernieuwing. Besluitvorming wordt medio 2017 verwacht.
De beoogde ontwikkelingen voor Paleis Het Loo sluiten aan bij de zes principes. Paleis Het Loo is onlosmakelijk verbonden aan deze plek. Het paleis en het park geven de koninklijke allure aan de westrand. Het betreft een excellente ontwikkeling die uitstekend aansluit bij de doelstellingen van de westrand. Paleis en tuinen zijn ongeevenaard in Nederland, de voorgestane ontwikkeling is daar een aanvulling op en wordt uitgevoerd met respect voor het cultuurhistorisch karakter van het gebied. Meer mensen krijgen de gelegenheid de koninklijke allure van de westrand te ervaren.
In het bijzonder wordt het parkeren en de vormgeving daarvan in relatie gebracht met de principes van de westrand. De nieuwe inrichting van het ontvangstgebied en de keuze voor een ontwerp als één kwalitatief geheel draagt bij aan de kernkwaliteiten van dit gebied. De Veluwebeleving wordt tot aan het Entreegebouw doorgezet en zal op een kwalitatief goede wijze worden begeleid door beplanting en inrichting. De plus zit hem in de doelstelling om het koninklijke "buiten"-gevoel vanaf de entree tastbaar en voelbaar te laten zijn. De gescheiden in en uitrit helpt daarbij om de Amersfoortseweg minder te belasten. Verder zal de hoofdentree aan de Amersfoortseweg krachtiger verbeeld gaan worden (nu nauwelijks zichtbaar). Tot slot voorziet de ontwikkeling in een substantiële uitbreiding van parkeerplaatsen ter plaatse, waarmee het parkeren wordt opgelost binnen de locatie zelf.
3 Het Plangebied: Historie En Analyse Bestaande Situatie
In dit hoofdstuk wordt eerst de historie van het plangebied beschreven. Daarna wordt per deelgebied een ruimtelijke en een functionele analyse gegeven van de bestaande situatie.
3.1 Historie Plangebied
Rond 1400 was Loo een buurtschap van enkele boerderijen, gunstig gelegen op de overgang tussen de hoge, droge stuwwal naar de natte, vruchtbare landbouwgronden in het IJsseldal en in de nabijheid van een natuurlijke beek. Loo betekent zoiets als 'bewoonbare plek in het bos'. Het lag een half uur gaans van het kerkdorp Apeldoorn. In 1439 kocht Udo Talholt twee boerenerven van de hertog van Gelre, waaronder Het Loo. Talholt liet er een versterkte hoeve bouwen. In 1502 begon de toenmalige eigenaar Johan Bentinck met de uitbouw van die hoeve tot kasteel, het nog steeds bestaande kasteel Het Oude Loo. In 1684 ontstond de band met het Huis Oranje-Nassau doordat Stadhouder Willem III het landgoed met kasteel kocht.
Stadhouder Willem III is van grote invloed geweest op de ruimtelijke structuur en het huidige functioneren van Het Loo als cultuurhistorisch waardevolle locatie. In 1685 gaf hij de opdracht om naast het oude kasteeltje een groot, nieuw jachtpaleis te bouwen waarin hij zijn gevolg kon huisvesten, het latere Paleis Het Loo. Achter het jachtpaleis liet Stadhouder Willem III een besloten tuin aanleggen, met zichtlijnen naar de omringende Veluwe. Deze tuin kon wedijveren met Versailles. Het bos- en heidegebied gebruikte Stadhouder Willem III als jachtterrein.
Formele aanleg, Daniel Marot 1702
In de volgende perioden is een groot deel van het formeel opgezette landgoed omgevormd tot een landschapspark. In 1795 ontvluchtte stadhouder Willem V het land en werd de Bataafse Republiek uitgeroepen. De Bataafse Republiek confisqueerde de meeste Oranjebezittingen, waaronder Paleis Het Loo met de tuinen, en maakte deze tot staatsbezit. Tijdens de Bataafse Republiek raakten paleis, tuinen en park ernstig in verval met vernieling tot gevolg. Lodewijk Napoleon, die van 1806 tot 1810 vorst van het Koninkrijk Holland was, liet Paleis Het Loo opknappen en gebruikte het als zomerresidentie en jachtverblijf. Hij liet de tuinen herinrichten tot een romantisch landschapspark in de Engelse stijl. Zo ontstond een Paleispark met kronkelende wandelpaden en grasvelden omlijst door sfeervolle boomgroepen.
Landschappelijke aanleg, ontwerp Alexandre Dufour, kaart 1812
Na de Franse bezetting werd Willem I in 1813 koning van Nederland. Hij kreeg Paleis Het Loo in gebruik. Het bleef staatsbezit, maar het gebruiksrecht ging naar de Koninklijke Familie. Willem I heeft zich ingezet voor de afronding van het Engelse landschapspark. Vanaf 1813 tot 1890 maakten de koningen Willem I, II en III gebruik van Paleis Het Loo. Het Paleispark werd uitgebreid tot een gebied van meer dan 600 hectare. De koningen en hun gevolg jaagden op de uitgestrekte heidevelden en door de aanplant van dennen ontstond een bos dat voor efficiënte houtproductie zorgde. Dit bos is de voorloper van de Koninklijke Houtvesterij.
Koningin Wilhelmina en haar man, prins Hendrik, breidden het landgoed uit en kochten hiervoor tussen 1900 en 1915 diverse 'marken' bos en heide tussen Uddel en Gortel (buiten het plangebied) aan met een totale omvang van 6700 hectare die om het oorspronkelijke grondgebied lagen. Het westelijke en noordelijke deel van het Paleispark bestond na aankoop in de 19e eeuw uit heidevelden. Wilhelmina en Prins Hendrik lieten de heidevelden inzaaien met grove dennen. Nu zijn dit gevarieerde bosgebieden met hier en daar kleine heidevelden.
Het Paleispark is sinds 1814 Staatsdomein. Het beheer wordt uitgevoerd door het bureau van Kroondomein Het Loo, geleid door de Opperhoutvester. Het onderhavige plangebied bestaat uit het oostelijke deel van het Paleispark en het Paleis met tuinen en voorterrein.
In de periode van de koninginnen Juliana en Beatrix is de Paleistuin achter Het Loo weer in zijn formele vorm terug gebracht. Daarnaast is een aantal follies toegevoegd en is een deel van het formele lanenstelsel hersteld. Het bos wordt op een meer natuurvolgende wijze beheerd waarbij het accent van houtproductie is verschoven naar een evenwicht van natuur, houtproductie en landschapsschoon.
Van 1977 tot 1984 zijn Paleis en Paleistuin uitvoerig gerestaureerd en teruggebracht in de oorspronkelijke staat die zij ten tijde van stadhouder Willem III hadden. Sinds 1984 is Paleis Het Loo 'Nationaal Museum voor de geschiedenis van het Huis Oranje-Nassau'. Het Paleispark is sindsdien voor het publiek opengesteld. Ook Jachtslot Het Oude Loo is in oude luister hersteld en wordt door de Staat aan de Kroondrager verhuurd, die het als jachtslot en buitenverblijf gebruikt. Het Jachtslot is niet voor het publiek opengesteld.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse Bestaande Situatie Plangebied
3.2.1 Plangebied: deelgebieden en structuren
Het Loo ligt op de flank van het Veluwemassief. Het gebied kent een asymmetrische opbouw, grenzend aan het bebouwd gebied van Apeldoorn. Het landgoed is samengesteld uit bosgebieden, landschappelijke aangelegde parkgebieden met grote vijverpartijen, een open voorterrein met lanen en een gereconstrueerde 17e eeuwse Paleistuin. De oorspronkelijke ruimtelijke structuur die de verschillende gebiedsdelen met elkaar verbindt wordt gevormd door een formeel lanenstelsel. Deze structuur is niet geheel intact. De oorspronkelijke hoofdas werd gevormd door de toegangslaan. Haaks op de toegangslaan staat de Koningslaan die voor het Paleis langs loopt van Loseweg richting Veluwe. De centrale toegangslaan vindt zijn vervolg ten noorden van de Paleistuin; vroeger liep deze laan door tot aan de Houtentorenweg in Wiesel. Dit was een van de kaarsrechte jacht- of koningswegen die koning-stadhouder Willem III had laten aanleggen om zijn jachthuizen snel te kunnen bereiken. Een deel van deze laan, tot de hoogte van de veldvijvers, is nog als laan intact. Verder noordelijk zijn nog restanten van de laan zichtbaar. In de parkgebieden zijn nog elementen van de oorspronkelijke formele aanleg herkenbaar en aanwezig. De situering tegen de rand van het Veluwemassief is benut voor het aanleggen van een kunstmatig watersysteem. Hiervoor zijn in het gebied verschillende sprengen uitgegraven.
Op basis van de ontstaansgeschiedenis en huidige functies onderscheiden we verschillende deelgebieden in de historische tuin en parkaanleg, met ieder een eigen waardering. De cultuurhistorische waarde wordt bepaald door zowel de historische gebouwen (zoals het Paleis, dienstwoningen, gebruiksgebouwen, stallen, het badhuis, de theetent en een grote ijskelder), de historische bouwwerken en objecten (zoals de tuinmuren, fonteinen en beelden) als de landschappelijke structuren (zoals de waterstructuur, zichtlijnen, lanen, bosschages) en de tuinelementen.
Vrijwel alle historische gebouwen, bouwwerken en objecten in het gebied zijn bijzonder vanwege de karakteristieke unieke vorm, het ensemble van gebouwen, de historie en het tijdsbeeld dat ze vertegenwoordigen. Hierdoor hebben het gebied en de gebouwen, bouwwerken, objecten, landschappelijke structuren en tuinelementen in hun samenhang een grote waarde.
De kaart 'Deelgebieden historische tuin- en parkaanleg' geeft inzicht in de verschillende deelgebieden in het plangebied. Per deelgebied zijn hierna de aanwezige waarden beschreven. Alle expliciet genoemde historische gebouwen, structuren en elementen zijn cultuurhistorisch waardevol.
Kaart Deelgebieden historische tuin- en parkaanleg
De kaart 'Landschappelijke structuren' geeft inzicht in de landschappelijke structuren. Deze landschappelijke structuren bestaan uit:
- de waterstructuur: de aanwezige beken, sprengen en vijvers;
- de inrichtingsstructuren: bestaande en voormalige structuren uit de formele respectievelijk de landschappelijke aanleg;
- de lanen;
- de bosschages.
Kaart Landschappelijke structuren
3.2.2 Paleis, Paleistuin, voorterrein, stallencomplex, Entreegebouw en parkeerterrein
3.2.3 Het Paleispark
3.2.4 Kwekerijen, arboretum en pinetum
4 Het Plangebied: Toekomstige Situatie
Dit hoofdstuk gaat in op de toekomstige situatie van het plangebied. Beschreven wordt welke ontwikkelingen met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden. Ten behoeve van die beschrijving is het plangebied onderverdeeld in twee deelgebieden:
- Deelgebied Paleis Het Loo
- Overige deelgebieden
![]() |
![]() |
Kaart deelgebieden |
4.1 Deelgebied Paleis Het Loo
Dit deelgebied komt overeen met het gebied Paleis, Paleistuin, voorterrein, stallencomplex, Entreegebouw en parkeerterrein waarvan de ruimtelijke en functionele analyse van de huidige situatie in subparagraaf 3.2.2 is beschreven.
In subparagraaf 4.1.1 worden de bebouwing en het gebruik van dit deelgebied in de huidige situatie beschreven. Subparagraaf 4.1.2 geeft aan wat de aanleidingen zijn voor de voorgenomen ontwikkelingen, die vervolgens in subparagraaf 4.1.3 worden beschreven.
4.1.1 Huidige situatie: bebouwing en gebruik
Zoals eerder beschreven is Nationaal Museum Paleis Het Loo in deelgebied Paleis Het Loo gevestigd. Het museum is huurder en gebruiker van alle onderdelen van dit deelgebied.
Bezoekers bereiken het museum via de toegangsweg vanaf de Amersfoortseweg. De afslag naar Paleis Het Loo is op de bewegwijzering aangegeven en het begin van de toegangsweg zelf is door middel van borden gemarkeerd. De toegangsweg leidt naar het parkeerterrein, waar ruimte is voor het (betaald) parkeren van auto's en bussen; voor hen zijn er 526 gemarkeerde parkeerplaatsen. Ook kunnen hier fietsen gestald worden. Aangrenzend aan het parkeerterrein staat het Entreegebouw met daarin de kassa en enige bezoekersfaciliteiten. Onder het Entreegebouw bevindt zich een museumdepot. Vanaf het Entreegebouw zijn alle overige museumonderdelen te voet en via een pendelvoorziening voor minder validen bereikbaar. Naast het Entreegebouw ligt overigens ook een van de toegangen tot het Paleispark. Bezoekers van het Paleispark kunnen ook -tegen betaling- gebruik maken van het parkeerterrein in dit deelgebied; bij de verder westelijk gelegen toegang tot het Paleispark, aan het Koninklijk Park, is een gratis parkeerterrein.
Het eerste museumonderdeel is het Stallencomplex, gelegen aan het Stallenplein. In de stallen en de koetshuizen worden de koninklijke koetsen en rijtuigen tentoongesteld. In een deel van de stallen worden nog steeds enkele paarden gestald. Tegenover de stallen, in de Prins Hendrik Garage, is een horecagelegenheid. In de piekdrukte van de winterperiode wordt op het Stallenplein een (kunst)ijsbaan aangelegd, die onder andere zorgt voor enige spreiding van de bezoekers. Vanaf het Stallencomplex gaat de route via één van de bomenlanen over het voorterrein naar het Paleis.
De gebouwen van het Paleis zijn gesitueerd rondom het voorplein, genaamd de Basse-cour. Een monumentaal hek scheidt de Basse-cour van het voorterrein. Aan de overzijde van de Basse-cour is -enigszins verstopt- de entree tot het Paleis. Het entreegebied voor bezoekers is in het souterrain en wordt bereikt via smalle en steile trappen. De verschillende tentoonstellingen en bezoekersfaciliteiten bevinden zich in afzonderlijke bouwdelen van het Paleis, die ieder op zich vanaf de Basse-cour zijn ontsloten en niet onderling verbonden zijn. Vanuit het Paleis is de formele Paleistuin te bereiken. De oostelijke vleugel van het Paleis is de kantoorvleugel. Hier bevindt zich nu de kantoorruimte van het museum en ook van Kroondomein Het Loo.
De strook aan de oostzijde, tussen het Paleis en de Loseweg, wordt gebruikt als fietsenstalling en parkeerterrein voor personeel. Ook bevinden zich hier enige gebouwen en gebouwtjes voor technische voorzieningen en opslag. Dit deel van het terrein is niet voor het publiek toegankelijk.
Het voorterrein is een gebied met grote grasvelden en oude bomenlanen waar het aantrekkelijk wandelen is, met steeds zicht op het Paleis. Zoals in paragraaf 2.2.1 al is beschreven loopt langeafstandswandelroute het Maarten van Rossumpad (LAW4) over het voorterrein en voor het Paleis langs. Enkele keren per jaar organiseert Paleis Het Loo evenementen op het voorterrein om extra bezoekers te trekken. Uitgangspunt is dat die evenementen een zelfde uitstraling en beleving oproepen als het museum. Op piekdagen wordt het voorterrein ook gebruikt als (overloop)parkeerruimte omdat dan het bezoekersparkeerterrein onvoldoende parkeerplaatsen heeft.
Op het voorterrein, aan de Zwolseweg, bevinden zich twee villa's. Zwolseweg 1 is villa Het Kleine Loo, in gebruik als directeurswoning. Op het perceel Zwolseweg 3 bevindt zich de 'villa voor de secretaris', thans Villa Booy genaamd.
Qua aantal bezoekers aan Paleis Het Loo (bezoekers die komen voor tentoonstellingen, Paleistuin en/of evenementen) was kroningsjaar 2013 een topjaar met circa 420.000 bezoekers, in 2015 waren er zo'n 356.000 bezoekers; in andere jaren lag dat aantal wat lager. Bezoekers komen uit de regio, uit de rest van Nederland en er is ook een substantieel aantal internationale bezoekers.
![]() |
![]() |
Kaart onderdelen deelgebied, bestaande situatie |
4.1.2 Aanleiding voor de voorgenomen ontwikkelingen: knelpunten en prestatie-eis
In deelgebied Paleis Het Loo worden de volgende knelpunten ervaren:
- De routering, ruimtelijke indeling en bezoekersfaciliteiten zijn niet meer van deze tijd: de entree vanaf de Basse-cour tot het Paleis en de toegang vanuit het Paleis tot de Paleistuin zijn niet goed vindbaar; het entreegebied is slecht bereikbaar door de smalle en steile trappen; doordat de afzonderlijke bouwdelen van het Paleis ieder op zich vanaf de Basse-cour zijn ontsloten moeten bezoekers buitenom om de andere tentoonstellingen en bezoekersfaciliteiten te kunnen bezoeken, die afzonderlijke bouwdelen maken het museum ook onoverzichtelijk; de bezoekersfaciliteiten in het entreegebied zijn donker en krap.
- Het Paleis is aan een grondige renovatie toe. De technische installaties zijn verouderd en moeten worden vervangen of gereviseerd. Alvorens dat te kunnen doen moet het asbest, dat bij de renovatie in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw op ruime schaal is toegepast, verwijderd zijn.
- Het gebruik van een deel van de oostelijke vleugel van het Paleis als kantoorruimte door derden gaat ten koste van ruimte die voor tentoonstellingen en dergelijke gebruikt zou kunnen worden; ook de ruimtelijke indeling van deze vleugel laat te wensen over.
- Villa Booy staat al geruime tijd leeg.
- Het begin van de toegangsweg vanaf de Amersfoortseweg tot (het parkeerterrein van) Paleis Het Loo is onvoldoende duidelijk gemarkeerd.
Naast de geconstateerde knelpunten is van belang dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in 2012 aan Nationaal Museum Paleis Het Loo een, aan de rijkssubsidie verbonden, prestatie-eis heeft opgelegd ten aanzien van verhoging van het aantal bezoekers.
4.1.3 Voorgenomen ontwikkelingen als oplossing voor de knelpunten
Naar aanleiding van de geconstateerde knelpunten heeft de museumdirectie een toekomstvisie in de vorm van een Masterplan ontwikkeld. Het doel van het Masterplan is om te komen tot een dynamisch en publieksgericht museum met een breed aanbod aan activiteiten, hetgeen uiteindelijk ook moet leiden tot een zodanige toename van het bezoekersaantal dat aan de prestatie-eis wordt voldaan. Het Masterplan voorziet in een fors aantal maatregelen, waaronder een grootschalige renovatie van het Paleis, het op een vernieuwende manier inrichten van het bestaande museum en het uitbreiden van Paleis en museum. Een aantal onderdelen van het Masterplan heeft ruimtelijke effecten die in het bestemmingsplan geregeld moeten worden. Die onderdelen zijn:
- het uitbreiden van Paleis en museum met een ondergrondse entree en tentoonstellingsruimte en enkele ondergeschikte toevoegingen;
- het uitbreiden van het jaarlijks aantal evenementen en/of evenementendagen;
- het uitbreiden van het bestaande parkeerterrein en het opnieuw inrichten van het ontvangstgebied, inclusief het toevoegen van een gebouwde voorziening als markering van de toegang vanaf de Amersfoortseweg tot (het parkeerterrein van) Paleis Het Loo;
- het uitbreiden van de gebruiksmogelijkheden van Villa Booy (Zwolseweg 3) van wonen naar kantoor en wonen.
Deze onderdelen worden hierna beschreven.
4.2 Overige Deelgebieden
Voor de overige deelgebieden zijn geen ontwikkelingen voorzien.
5 Passende Beoordeling En Milieueffectrapport
5.1 Wettelijk Kader En Beleid
5.1.1 Europese regelgeving
De twee Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992) vormen samen de belangrijkste natuurbeschermingswetgeving op Europees niveau. De Vogelrichtlijn heeft tot doel in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De EU-lidstaten zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Habitatrichtlijn waarborgt de biologische diversiteit door het in stand houden van natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en van natuurlijke habitats. Beide richtlijnen verplichten de lidstaten tot het aanwijzen van te beschermen gebieden, zogeheten speciale beschermingszones. Het netwerk van speciale beschermingszones die op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn aangewezen wordt over het algemeen als Natura 2000 aangeduid. Een Natura 2000-gebied kan uit een Vogelrichtlijngebied, een Habitatrichtlijngebied of een combinatie van beide bestaan. Bij een gecombineerd Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied kan elk onderdeel zijn eigen begrenzing hebben, afhankelijk van de aanwezige natuurwaarden.
5.1.2 Rijksbeleid en wetgeving
5.2 Aanleiding Opstellen Passende Beoordeling En Milieueffectrapport
Zoals in de vorige paragraaf is beschreven liggen delen van het plangebied in Natura 2000-gebied. De ontwikkelingen met ruimtelijke uitstraling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn:
- het uitbreiden van Paleis Het Loo met een ondergrondse entree en tentoonstellingsruimte en enkele ondergeschikte toevoegingen;
- het uitbreiden van het jaarlijks aantal evenementen en/of evenementendagen;
- het uitbreiden van het bestaande parkeerterrein en het opnieuw inrichten van het ontvangstgebied, inclusief het toevoegen van een gebouwde voorziening als markering van de toegang vanaf de Amersfoortseweg tot (het parkeerterrein van) Paleis Het Loo;
- het uitbreiden van de gebruiksmogelijkheden van Villa Booy (Zwolseweg 3) van wonen naar kantoor en wonen;
- als gevolg van het uitbreiden van het Paleis en toename van het aantal evenementen komen er meer bezoekers naar het gebied komen, hetgeen gepaard zal gaan met meer verkeersbewegingen.
De uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden van Villa Booy is in het MER niet onderzocht. Het aantal verkeersbewegingen dat een kantoor met een oppervlakte van 400 m2 genereert is vergelijkbaar met dat van een woning. Bovendien ligt Villa Booy direct aan de Zwolseweg, een grote doorgaande weg. Daardoor zijn de milieugevolgen zeer beperkt.
Alle genoemde ontwikkelingen vinden plaats buiten Natura 2000-gebied maar liggen daar wel dicht bij; Natura 2000-gebied kent externe werking. Zoals in paragraaf 5.1.2 is beschreven kan een bestemmingsplan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied uitsluitend worden vastgesteld indien uit een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Gezien de kleine afstand tussen de voorgenomen ontwikkelingen en Natura 2000-gebied Veluwe is met een verkennend onderzoek bekeken of de ontwikkelingen significante gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebied. Gebleken is dat de toename van verkeersbewegingen, veroorzaakt door de toename van het aantal bezoekers aan museum en evenementen, leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. Significante effecten op Natura 2000-gebied zijn daardoor niet uit te sluiten en daarom is het noodzakelijk om een passende beoordeling op te stellen (artikelen 2.7 en 2.8 Wnb). Op grond van artikel 2.7a Wet milieubeheer is het in dat geval ook verplicht om een milieueffectrapportage op te stellen. De Passende beoordeling is beschreven in paragraaf 5.3, het Milieueffectrapport in paragraaf 5.4.
5.3 Passende Beoordeling
Vanwege de mogelijke effecten die de ontwikkelingen op het aangrenzende Natura 2000-gebied Veluwe en eventueel andere Natura 2000-gebieden tot gevolg kunnen hebben, is een verdere toetsing in het kader van de Wnb uitgevoerd. De resultaten van deze toetsing zijn opgenomen in (hoofdstuk 4 van) het MER (zie hiervoor paragraaf 5.4 en bijlage 1). In deze toetsing zijn alle mogelijke effecten bestudeerd, zowel ten aanzien van soortbescherming als gebiedsbescherming. Gebleken is dat het voornemen alleen mogelijke effecten van verzuring en vermesting in het Natura 2000-gebied Veluwe kan veroorzaken als gevolg van een toename van de stikstofdepositie. Andersoortige effecten en effecten op andere gebieden zijn uitgesloten.
Centrale vraag in de passende beoordeling is of en in hoeverre de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied door het plan worden aangetast. Daartoe worden de mogelijk significante gevolgen van het plan of project voor het gebied nader onderzocht, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. In een passende beoordeling kan rekening gehouden worden met mitigerende maatregelen: maatregelen die schadelijke effecten op de natuurwaarden zodanig beperken dat van significant negatieve gevolgen geen sprake meer is.
Door Tauw bv is een Passende beoordeling opgesteld. De Passende beoordeling, gedateerd 16 maart 2017 is opgenomen in bijlage 2 van de planregels.
Aangezien uit het verkennend onderzoek is gebleken dat alleen door toename van de stikstofdepositie effecten van de voorgenomen ontwikkelingen op Natura 2000-gebied Veluwe mogelijk zijn, is in de Passende beoordeling alleen voor dat aspect onderzocht of de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied door die ontwikkelingen worden aangetast. In het kader van een Passende beoordeling moet daarbij de feitelijk aanwezige legale situatie ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan worden vergeleken met de beoogde situatie (dus na uitvoering van het bestemmingsplan).
Zoals hiervoor al gezegd wordt de toename van de stikstofdepositie veroorzaakt door de toename van het aantal verkeersbewegingen naar en van het gebied. Uitgangspunt voor de berekeningen is de toename van het aantal bezoekers van 356.000 in 2015 tot 586.000 in 2021 en het daarmee samenhangende aantal verkeersbewegingen dat is berekend in het Verkeerskundig onderzoek uitbreiding Paleis Het Loo van Goudappel Coffeng. Deze rapportage is opgenomen in bijlage 3 van de Bijlagen bij de toelichting, een beschrijving van het verkeersaspect en de rapportage staat in paragraaf 6.1.3 van deze toelichting. De berekeningen van de stikstofdepositie zijn uitgevoerd met het rekeninstrument AERIUS.
Uit de Passende beoordeling blijkt dat voor groeiplaatsen van de habitattypen Stuifzandheiden met Struikhei (H2310), Droge heide (H4030), Beuken-eikenbossen met hulst (H9120) en Oude eikenbossen (H9190) sprake is van een toename van de stikstofdepositie van 0,05 mol/ha/jaar of meer. Andere habitattypen ondervinden geen significant negatief effect.
Het habitattype Stuifzandheiden met struikhei vormt leefgebied voor de volgende vogelsoorten: grauwe klauwier, nachtzwaluw, wespendief, draaihals, boomleeuwerik, duinpieper, roodborsttapuit en tapuit. Het habitattype Droge heide vormt leefgebied voor de volgende vogelsoorten: grauwe klauwier, nachtzwaluw, wespendief, draaihals, boomleeuwerik, duinpieper en tapuit. Het habitattype Beuken-eikenbossen met hulst wordt gebruikt door draaihals en zwarte specht. Het habitattype Oude eikenbossen wordt gebruikt door nachtzwaluw en zwarte specht. Andere vogelsoorten met een instandhoudingsdoelstelling kunnen ook in het studiegebied van de Passende beoordeling voorkomen, maar maken geen gebruik van de genoemde habitattypen.
Effecten van stikstofdepositie werken indirect via de bodem en de vegetatie in op de kwaliteit van leefgebieden en op de overlevingskans en het broedsucces van de genoemde vogelsoorten. Vogelsoorten hebben vooral te lijden van de verminderde beschikbaarheid van prooidieren door wijziging van het microklimaat. Vermesting leidt tot een verhoging van de biomassaproductie, oftewel grotere planten en een dichtere vegetatie. In voedselarme systemen leidt dat tot afname van de dichtheid aan insecten op zonnige, warme en droge standplaatsen. De vogels van dergelijke standplaatsen zijn vaak juist op deze insecten gespecialiseerd. Afname van de dichtheid aan insecten betekent dat minder voedsel beschikbaar is en de overlevingskans van de jongen afneemt.
Een toename van stikstofdepositie kan teniet gedaan worden door mitigerende maatregelen. Deze maatregelen geven de zekerheid dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Veluwe niet worden aangetast. De mitigerende maatregelen mogen niet dezelfde zijn als maatregelen die al in het kader van het reguliere beheer of in het kader van het Programma Aanpak Stikstof (verder: PAS) worden getroffen.
Per habitattype waarbij sprake is van een toename van de stikstofdepositie van 0,05 mol/ha/jaar is in de Passende beoordeling onderzocht welke mitigerende maatregelen geschikt zijn, rekening houdend met de maatregelen die al in het kader van het reguliere beheer en als PAS-maatregel worden uitgevoerd. Dit heeft geleid tot de conlusie dat de volgende mitigerende maatregelen dienen te worden getroffen:
- Stuifzandheiden met Struikhei (H2310)
Instandhoudingsdoelstelling van dit habitattype: behoud verspreiding en oppervlakte; verbetering kwaliteit.
De totale toename van de stikstofbelasting vanwege de ontwikkelingen van Paleis Het Loo voor dit habitattype bedraagt 0,14 mol/jaar. Deze toename doet zich voor over een oppervlakte van 2,3 hectare. Een geschikte mitigerende maatregel voor heide is het afvoeren van plagsel of maaisel. Deze maatregel is aanvullend op de PAS-maatregel plaggen of maaien en wordt niet in het kader van het reguliere beheer uitgevoerd. Om de toename van 0,14 mol/jaar over een oppervlakte van 2,3 hectare teniet te doen dient binnen dit gebied 0,2 kg droge stof en dus 0,8 kg vers materiaal per jaar te worden afgevoerd. Door de afvoer van de aanvullende stikstofdepositie worden effecten voorkomen. Hierdoor blijven de natuurlijke kenmerken van het habitattype en het gebied als geheel in stand en vindt geen aantasting plaats van de instandhoudingsdoelstellingen van het habitattype en de hieraan gebonden vogel- en habitatrichtlijnsoorten. - Droge heide (H4030)
Instandhoudingsdoelstelling van dit habitattype: behoud verspreiding, uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.
De totale toename van de stikstofbelasting vanwege de ontwikkelingen van Paleis Het Loo voor dit habitattype bedraagt 0,10 mol/jaar. Deze toename doet zich voor over een oppervlakte van 8,3 hectare. Een geschikte mitigerende maatregel voor heide is het afvoeren van plagsel of maaisel. Deze maatregel is aanvullend op de PAS-maatregel plaggen of maaien en wordt niet in het kader van het reguliere beheer uitgevoerd. Om de toename van 0,10 mol/jaar over een oppervlakte van 8,3 hectare teniet te doen dient binnen dit gebied 0,14 kg droge stof en dus 0,56 kg vers materiaal per jaar te worden afgevoerd. Door de afvoer van de aanvullende stikstofdepositie worden effecten voorkomen. Hierdoor blijven de natuurlijke kenmerken van het habitattype en het gebied als geheel in stand en vindt geen aantasting plaats van de instandhoudingsdoelstellingen van het habitattype en de hieraan gebonden vogel- en habitatrichtlijnsoorten. - Beuken-eikenbossen met hulst (H9120)
Instandhoudingsdoelstelling van dit habitattype: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.
De totale toename van de stikstofbelasting vanwege de ontwikkelingen van Paleis Het Loo voor dit habitattype bedraagt 465,05 mol/jaar. Deze toename doet zich voor over een oppervlakte van 390,8 hectare. Een geschikte mitigerende maatregel voor bos is het afvoeren van het bovenste gedeelte van de op de bosbodem aanwezige strooisellaag. Om de toename van 465,05 mol/jaar over een oppervlakte van 390,8 hectare teniet te doen dient binnen dit gebied jaarlijks 590,6 kg strooisel te worden verzameld en uit het terrein te worden afgevoerd. Door de afvoer van de aanvullende stikstofdepositie worden effecten voorkomen. Hierdoor blijven de natuurlijke kenmerken van het habitattype en het gebied als geheel in stand en vindt geen aantasting plaats van de instandhoudingsdoelstellingen van het habitattype en de hieraan gebonden vogel- en habitatrichtlijnsoorten. - Oude eikenbossen (H9190)
Instandhoudingsdoelstelling van dit habitattype: behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit.
De totale toename van de stikstofbelasting vanwege de ontwikkelingen van Paleis Het Loovoor dit habitattype bedraagt 39,38 mol/jaar. Deze toename doet zich voor over een oppervlakte van 52,5 hectare. Een geschikte mitigerende maatregel voor bos is het afvoeren van het bovenste gedeelte van de op de bosbodem aanwezige strooisellaag. Om de toename van 39,38 mol/jaar over een oppervlakte van 52,5 hectare teniet te doen dient binnen dit gebied jaarlijks 50,01 kg strooisel te worden verzameld en uit het terrein te worden afgevoerd. Door de afvoer van de aanvullende stikstofdepositie worden effecten voorkomen. Hierdoor blijven de natuurlijke kenmerken van het habitattype en het gebied als geheel in stand en vindt geen aantasting plaats van de instandhoudingsdoelstellingen van het habitattype en de hieraan gebonden vogel- en habitatrichtlijnsoorten.
Deze mitigerende maatregelen mitigeren de effecten van de stikstoftoename op de genoemde habitattypen en tevens de effecten op de hiervoor genoemde vogelsoorten.
De mitigerende maatregelen dienen geborgd te worden door middel van een overeenkomst met de beheerder (Kroondomein Het Loo) en een voorwaardelijke verplichting in de bestemmingsplanregels. De beheerder dient borg te staan voor jaarlijkse uitvoering van de maatregelen en dient hierover verantwoording af te (kunnen) leggen. Bij de uitvoering van maatregelen is het noodzakelijk af te stemmen met de PAS-herstelmaatregelen om in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen een zo optimaal mogelijk resultaat te verkrijgen. De maatregelen en effectiviteit ervan dienen te worden gemonitord.
Met de genoemde mitigerende maatregelen wordt de toename van de stikstofdepositie volledig gemitigeerd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat uit de passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, waarin rekening is gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, de zekerheid is verkregen dat het bestemmingsplan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.
5.4 Milieueffectrapport
Zoals in paragraaf 5.1.2.2 is beschreven bevat artikel 7.2a van de Wet milieubeheer de verplichting dat, wanneer ingevolge de Wnb voor een (bestemmings)plan een passende beoordeling moet worden gemaakt, ook een milieueffectrapport wordt opgesteld. Door Tauw bv is een milieueffectrapport (verder: MER) opgesteld. Het MER, gedateerd 24 mei 2017, is opgenomen in bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting.
De Wet milieubeheer bepaalt dat in of bij het bestemmingsplan moet worden vermeld op welke wijze rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen voor het milieu van de activiteit en wat is overwogen omtrent de in het milieueffectrapport beschreven alternatieven, de terzake van het MER ingediende zienswijzen en het door de commissie MER uitgebrachte advies. Deze zaken worden in de navolgende subparagrafen besproken.
Voorafgaand aan het opstellen van het MER is de zogenoemde Notitie Reikwijdte en Detailniveau opgesteld. Deze notitie heeft van 25 augustus tot en met 21 september 2016 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode van terinzagelegging was het voor iedereen mogelijk om een zienswijze in te dienen. Ook heeft de gemeente een brief naar andere overheden en maatschappelijke organisaties gestuurd, maar ook anderen konden een zienswijze indienen over de inhoud van het op te stellen MER. De binnengekomen reacties zijn verwerkt in het MER. De zienswijzennota is als bijlage toegevoegd.
5.4.1 Resultaten MER
In dit MER zijn de milieueffecten beoordeeld van de volgende ontwikkelingen:
- Toename aantal bezoekers als gevolg van de renovatie en uitbreiding van het Paleis en toename aantal evenementen
Uitgegaan is van een toename van het aantal bezoekers per jaar van 356.000 in 2015 tot 586.000 in 2021 en een toename van het aantal evenementendagen per jaar van 25 in 2015 tot 47 in 2021. - Aanleg van de ondergrondse uitbreiding onder de Basse-cour
- Uitbreiding van het parkeerterrein nabij de hoofdingang aan de Amersfoortseweg
Uitgegaan is van een toename van het aantal parkeerplaatsen van 526 in 2015 tot 853 in 2021.
Beschreven zijn in het MER de bestaande situatie van het plangebied, de voorgenomen activiteit (oftewel de hiervoor genoemde ontwikkelingen), de redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven daarvoor en de milieuegevolgen van die alternatieven, de bestaande milieusituatie en de waarschijnlijke ontwikkeling daarvan zonder de voorgenomen activiteit, de milieugevolgen van de voorgenomen activiteit en de mogelijkheden om die gevolgen te mitigeren dan wel compenseren.
Deze ontwikkelingen, en ook de in paragraaf 5.4.2 beschreven alternatieven, zijn onderzocht op de aspecten natuur (invloed op Natura 2000-gebied, Gelders Natuurnetwerk, Groene Ontwikkelingszone en beschermde soorten), verkeer, geluid, luchtkwaliteit, bodem, water, archeologie, landschap, cultuurhistorie en duurzaamheid.
5.4.2 Onderzochte alternatieven
De ontwikkelingen die in paragraaf 5.4.1 zijn genoemd en in paragraaf 4.1.3.1 tot en met 4.1.3.3 uitvoerig zijn beschreven vormen de voorgenomen activiteit. In het MER zijn voor drie onderdelen van de voorgenomen activiteit redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven onderzocht:
- A. Voorzien in de toegenomen parkeerbehoefte:
- 1. alternatieve modellen voor inrichting bezoekersparkeerterrein
- 2. alternatieve locatie voor opvangen toegenomen parkeerbehoefte
- B. Opwekking duurzame energie: alternatieve methoden
- C. Toename aantal evenementen: scenario's voor geluid
De effecten van deze alternatieven zijn bepaald door middel van een gevoeligheidsanalyse aan de aspecten Natuur (invloed op Natura 2000-gebied, Gelders Natuurnetwerk, Groene Ontwikkelingszone en beschermde soorten), verkeer, geluid, luchtkwaliteit, bodem, water, archeologie, landschap, cultuurhistorie en duurzaamheid.
Voor de voorgenomen activiteit is Paleis Het Loo (het gebouw zelf, de formele Paleistuin en hun historie), in zijn omgeving, cruciaal. In 2014 zijn met een uitvoerige modellenstudie de mogelijkheden voor uitbreiding van het Paleis afgewogen, waarbij cultuurhistorische aspecten uiteraard een belangrijke rol hebben gespeeld. Deze studie heeft geleid tot de keuze voor de ondergrondse uitbreiding van het Paleis onder de Basse-cour, die onderdeel is van de voorgenomen activiteit. Het onderzoeken van een locatiealternatief in de vorm van verplaatsing van het museum dan wel uitbreiding van het museum op een andere locatie dan wel in een andere vorm op de huidige locatie is daardoor geen redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatief.
A. Voorzien in de toegenomen parkeerbehoefte
Alternatieven A1: De voorgenomen activiteit gaat uit van het voorzien in de toegenomen parkeerbehoefte door uitbreiding van het bestaande bezoekersparkeerterrein met inrichtingsmodel Vier boskamers. In het MER zijn drie alternatieve inrichtingsmodellen onderzocht: Twee parkeerzalen in het bos, Bladerdak met kern en Bladerdak met rand. In het MER is onderzocht welke effecten de verschillende inrichtingsmodellen hebben op ecologie en landschap.
![]() | ![]() |
Inrichtingsmodel voorgenomen activiteit: Vier boskamers | Inrichtingsmodel alternatief Twee parkeerzalen in het bos |
![]() | ![]() |
Inrichtingsmodel alternatief Bladerdak met kern | Inrichtingsmodel alternatief Bladerdak met rand |
Geconcludeerd is dat het inrichtingsmodel Vier boskamers (het inrichtingsmodel van de voorgenomen activiteit) het beste scoort:
- levert meeste bijdrage aan de kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen voor de Groene Ontwikkelingszone die door de provincie Gelderland in de Omgevingsverordening is aangewezen;
- sluit het beste aan bij de huidige structuur;
- doet het meeste recht aan het leefgebied van de das;
- toont de beste samenhang met de ruimtelijke kwaliteit van Paleis Het Loo en omgeving,
- heeft de meest geleidelijke overgang heeft van het aaneengesloten bos van de Veluwe naar het open terrein en achterliggende stedelijke gebied; daardoor wordt met dit model de afname van aanwezige natuurwaarden het meest verzacht.
De modellen Twee parkeerzalen in het bos en Bladerdak met kern scoren wat betreft afname van aanwezige natuurwaarden gelijk aan het model van de voorgenomen activiteit. Model Bladerdak met rand laat de minst gezoneerde overgang zien omdat deze één aaneengesloten parkeerterrein heeft en scoort daardoor negatief. Op de overige beoordelingscriteria (Natuur - invloed op Natura 2000-gebied, verkeer, geluid, luchtkwaliteit, bodem, water, archeologie, landschap, cultuurhistorie en duurzaamheid) scoren de drie alternatieve inrichtingsmodellen gelijk aan het inrichtingsmodel van de voorgenomen activiteit.
Alternatief A2: De voorgenomen activiteit gaat uit van het voorzien in de toegenomen parkeerbehoefte door uitbreiding van het bestaande bezoekersparkeerterrein. Als alternatief hiervoor is onderzocht wat de gevolgen zijn van het voorzien in de toegenomen parkeerbehoefte door de bezoekers op de drukke dagen deels elders te laten parkeren; de bezoekers worden dan met pendelbussen tussen die parkeerplaats elders en Paleis Het Loo vervoerd en het bestaande bezoekersparkeerterrein wordt niet uitgebreid. Dit is onder andere onderzocht naar aanleiding van zienswijzen op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau.
Uit het MER blijkt dat bij dit alternatief het aantal dagen dat bezoekers naar Het Loo rijden en er onverwacht niet kunnen parkeren, substantieel zal zijn. Daarmee neemt de kans toe dat bezoekers in de aangrenzende woonwijken een parkeerplaats gaan zoeken, hetgeen onwenselijk is. Ook blijkt dat dit alternatief leidt tot een beperkte vermindering van het aantal verkeersbewegingen per dag, die ook nog verspreid zijn over een aantal verschillende aan- en afrijroutes, dat de effecten op gemiddelde weekdagen verwaarloosbaar of niet merkbaar zijn.
Geconcludeerd wordt dat dit alternatief op het criterium verkeer (parkeercapaciteit, verkeersbewegingen) negatiever scoort dan het de uitbreiding van het bestaande parkeerterrein van de voorgenomen activiteit. Op de overige beoordelingscriteria (Natuur, geluid, luchtkwaliteit, bodem, water, archeologie, landschap, cultuurhistorie en duurzaamheid) scoort dit alternatief gelijk aan de oplossing van de voorgenomen activiteit, namelijk neutraal.
B: De voorgenomen activiteit gaat uit van duurzame energieopwekking door een bodemenergiesysteem (Warmte-Koude-Opslag (verder: WKO)). Als alternatieven daarvoor zijn duurzame energieopwekking door middel van aansluiting op het warmtenet respectievelijk zonne-energie onderzocht.
In het MER wordt geconstateerd dat met WKO kan worden voldaan aan 98% van de koudebehoefte en 8,5% van de warmtebehoefte van Paleis Het Loo. Ook technisch is WKO haalbaar.
Het eerste onderzochte alternatief is aansluiting op het warmtenet, dat van energie wordt voorzien door de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Stadhoudersmolenweg. Daarmee kan volledig aan de warmtebehoefte van Paleis Het Loo worden voldaan, voor koeling moet in de zomerperiode een aanvullende techniek worden gebruikt.
Als tweede is het alternatief zonne-energie onderzocht. Geconstateerd wordt dat zonnepanelen op de daken van het Paleis en bijbehorende gebouwen dan wel op het terrein niet aanvaardbaar zijn vanuit cultuurhistorisch perspectief. In onderzoek is nog de mogelijkheid om op het parkeerterrein overkappingen met zonnepanelen aan te brengen waaraan laadpunten voor elektrische auto's gekoppeld kunnen worden.
Geconcludeerd wordt dat WKO, onderdeel van de voorgenomen activiteit, licht positief scoort op het criterium duurzaamheid. Met WKO kan nagenoeg volledig in de koudebehoefte en voor een klein deel in de warmtebehoefte van Paleis Het Loo worden voorzien; de koudevraag is beduidend kleiner dan de warmtevraag.
Om Paleis Het Loo op het warmtenet aan te kunnen sluiten moet een leiding van 2,3 kilometer worden aangelegd. Dat vergt een voorinvestering van circa € 2 miljoen. Als deze leiding er eenmaal ligt is het voor andere bedrijven en ook particulieren makkelijker om er ook op aan te sluiten. Dit alternatief draagt dus bij aan Apeldoorn Energieneutraal. Dit alternatief scoort positiever op het criterium duurzaamheid dan WKO, maar negatiever op de criteria bodem en geluid.
Het alternatief zonne-energie draagt bij aan de energiebesparings- en CO2-reductiedoelstellingen die in 2050 behaald moeten zijn als gevolg van het klimaatakkoord van Parijs. Het heeft geen onderscheidende effecten ten opzichte van WKO (de voorgenomen activiteit) vanwege de beperkte schaal waarop het toegepast kan worden. Het scoort daarom licht positief, net als WKO.
C: Toename aantal evenementen: scenario's voor geluid
Voor het thema Geluid zijn voor wat betreft de evenementen verschillende scenario's beschouwd, waarin in verschillende mate en op verschillende plaatsen in het plangebied sprake is van al dan niet versterkt geluid (bijvoorbeeld muziek).
Met behulp van een akoestisch onderzoek zijn de volgende scenario's onderzocht:
- Een evenement op het voorterrein van Paleis Het Loo waarbij er geen sprake is van muziek maar alleen geluid ten gevolge van de bezoekers van het evenement.
- Een evenement op het voorterrein van Paleis Het Loo waarbij muziek ondergeschikt is. Dit betekent dat er wel muziek is maar het maakt deel uit van een veel breder ingezet evenement.
- Een evenement op het voorterrein van Paleis Het Loo waarbij muziek de hoofdact is, zoals optredens van koren en/of orkesten.
- Een evenement in de Paleistuin waarbij er geen sprake is van muziek maar alleen geluid ten gevolge van de bezoekers van het evenement.
- Een evenement in de Paleistuin waarbij muziek ondergeschikt is. Dit betekent dat er wel muziek is maar het maakt deel uit van een veel breder ingezet evenement.
- Een evenement in de Paleistuin waarbij muziek de hoofdact is, zoals optredens van koren en/of orkesten.
Uit het akoestisch onderzoek en het MER blijkt dat de locatie van het evenement grotendeels bepalend is voor de geluidsbelasting op de gevels van woningen in de omgeving. Bij de scenario's waar muziek de hoofdact is, moeten organisatorische of geluidreducerende maatregelen moeten worden getroffen om te kunnen voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. Voorbeelden van mitigerende maatregelen die de geluidbelasting kunnen beperken zijn het gebruik van speciale speakersystemen die een aangepaste geluiduitstraling hebben met beperkte openingshoeken en een hogere geluidreductie naar de zij- en achterkanten en het vrijhouden van muziek van de oostzijde van het voorterrein.
Geconcludeerd wordt dat de geluidsbelasting na de renovatie en uitbreiding van Paleis Het Loo door het jaar heen vergelijkbaar zal zijn met de huidige situatie. Doordat er vaker evenementen georganiseerd zullen worden, kan er vaker dan in de huidige situatie sprake zijn van geluidsbelasting bij omwonenden. Dit effect van de voorgenomen acitviteit op de geluidsbelasting wordt als licht negatief beoordeeld. Er zijn mitigerende maatregelen mogelijk om de geluidsoverlast te beperken. Ook zijn er maatregelen mogelijk om tijdelijke negatieve effecten tijdens de uitvoeringsfase te beperken.
6 Planologische Aspecten, Beleidskader En Uitvoerbaarheid
Dit hoofdstuk geeft, mede aan de hand van de beleidskaders, een verdere onderbouwing van de ruimtelijke aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid per planologisch aspect.
6.1 Verkeer En Parkeren
6.1.1 Beleidskader
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2016 – 2030 (vastgesteld juli 2016). De Verkeersvisie is een uitwerking van de ambities van de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' voor het onderdeel Mobiliteit.
Comfortabele gezinsstad: iedereen kan zich veiligverplaatsen en er is sprake van een bereikbare, leefbare en aantrekkelijke (binnen)stad. De fietsis het primairevervoermiddel; ook het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol in de verplaatsingen.
Toeristisch toplandschap: de attracties, bezienswaardigheden en evenementen zijn ook bij piekdruktegoed bereikbaar. Na een bezoek aan bijvoorbeeld de attractieparken aan de rand van de Veluweweet men de weg naar de binnenstadte vinden.
Veelzijdige economie: winkels, kantoren en bedrijven zijn goed bereikbaar. Apeldoorn wordt goed ontsloten door de A1 en de A50 en een aantal provinciale wegen. De doorstromingop de hoofdwegen en met name op de Ringis essentieel. De binnenstad moet met alle vervoermiddelen goed toegankelijk blijven. Bij de bedrijventerreinenen werkgebieden kunnen zowel openbaar vervoer als de (e-)fiets naast de auto een steeds belangrijker rol spelen.
Lokale duurzaamheid: er moet een omslag worden gemaakt van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van elektriciteiten waterstof. Hierin spelen vooral marktpartijen en beslissingen op landelijk en Europees niveau een rol. De (e-)fietskan eveneens aan de doelstellingen van energieneutraliteit en uitstootvrij en daarmee aan een gezonde en schoneleefomgeving bijdragen. Op lokaal niveau zet Apeldoorn zich in voor een snelle overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van duurzame energie.
De ambities zijn vertaald in de volgende kernopgaven:
Kernopgave 1: Apeldoorn fietsstad: meer ruimte voor de fiets. Om deze opgave te realiseren wordt het gebruik van de fiets, ook in het voor- en natransport, gestimuleerd; worden de fietsroutes sneller en directer gemaakt en wordt het fietsgebruik veiliger gemaakt.
Kernopgave 2: Transitie van aanbodgericht naar vraaggericht en efficiënt openbaar vervoer. Om deze opgave te realiseren wordt een nieuw OV-netwerk ontwikkeld, wordt duurzaam en innovatief openbaar vervoer geïntroduceerd, worden de OV-knooppunten versterkt en worden nieuwe kansen die ontstaan door recreatie- en evenementenstromen benut.
Kernopgave 3: Beter en veilig gebruik van de infrastructuur. Om deze opgave te realiseren wordt de doorstroming op de hoofdwegen verbeterd, wordt bijgedragen aan de doorstroming op regionale en landelijke hoofdwegen, wordt (dynamische) informatie over parkeergelegenheden en over de drukte op wegen verstrekt, worden de parkeernormen geactualiseerd en wordt het parkeren gebruikersvriendelijker gemaakt.
In de Verkeersvisie worden deze (kern)opgaven vervolgens uitgewerkt in concrete voorgenomen maatregelen.
De geldende parkeernormen zijn vastgelegd in de Parkeernota (oktober 2004). In deze nota wordt voor een aantal met name genoemde functies, zoals wonen, werkgelegenheid en winkels, een (minimum)parkeernorm gesteld. Voor alle functies die niet in de nota genoemd zijn, wordt de parkeernorm per individueel geval bepaald. Zoals in de Verkeersvisie is aangegeven zullen deze parkeernormen geactualiseerd worden.
6.1.2 Huidige verkeers- en parkeersituatie
Het plangebied wordt omsloten door Wieselseweg, Zwolseweg, Tuinmanslaan, Loseweg, Amersfoortseweg en aan de westzijde door (de weg genaamd) Koninklijk Park. Het gebied is voor gemotoriseerd verkeer ontsloten vanaf Loseweg en Amersfoortseweg. Parkeerplaatsen zijn er aan de kant van de Amersfoortseweg op het bezoekersparkeerterrein bij de entree van het museum (betaalde parkeerplaatsen voor bezoekers van Paleis Het Loo en Paleispark), naast het Paleis aan de Losewegzijde (parkeerplaatsen voor personeel, leveranciers et cetera) en net ten westen van het plangebied aan het Koninklijk Park (parkeerplaatsen voor bezoekers van het Paleispark). De (in beperkte mate aanwezige) overige functies in het plangebied hebben parkeergelegenheid op eigen terrein; dit zijn overwegend particuliere woonpercelen.
Amersfoortseweg, Zwolseweg en Loolaan zijn belangrijke aanvoerroutes voor gemotoriseerd verkeer. Voor gemotoriseerde bezoekers van Paleis en Paleispark is het gebied ontsloten vanaf de Amersfoortseweg. Zij kunnen met de auto slechts de parkeerplaatsen bereiken. Vanaf daar is het plangebied alleen te voet te bezoeken. Voor het bezoeken van het Paleispark en het Paleis met de Paleistuin is een entreebewijs noodzakelijk.
Het plangebied is goed bereikbaar met het openbaar vervoer.
6.1.3 Onderzoeksresultaten
Ten behoeve van de geplande ontwikkelingen heeft Goudappel Coffeng onderzoek uitgevoerd naar de aspecten parkeren, verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid. De rapportage van dit onderzoek, genaamd Verkeerskundig onderzoek uitbreiding Paleis Het Loo, gedateerd 27 januari 2017, is opgenomen in bijlage 3 van de Bijlagen bij de toelichting.
6.2 Natuur
6.2.1 Wettelijk kader en beleid
6.2.2 Onderzoeksresultaten
Zoals in de vorige paragraaf is beschreven liggen delen van het plangebied in Natura 2000-gebied en/of in gebieden die door de provincie Gelderland zijn aangewezen als GNN respectievelijk GO:
![]() | ![]() | ![]() |
Natura 2000-gebied | Gelders Natuurnetwerk | Groene Ontwikkelingszone |
De ontwikkelingen met ruimtelijke uitstraling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn:
- het uitbreiden van Paleis Het Loo met een ondergrondse entree en tentoonstellingsruimte en enkele ondergeschikte toevoegingen;
- het uitbreiden van het jaarlijks aantal evenementen en/of evenementendagen;
- het uitbreiden van het bestaande parkeerterrein en het opnieuw inrichten van het ontvangstgebied, inclusief het toevoegen van een gebouwde voorziening als markering van de toegang vanaf de Amersfoortseweg tot (het parkeerterrein van) Paleis Het Loo;
- als gevolg van het uitbreiden van het Paleis en toename van het aantal evenementen komen er meer bezoekers naar het gebied, hetgeen gepaard zal gaan met meer verkeersbewegingen.
Gezien de ligging van het plangebied moet onderzocht worden of de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt gevolgen hebben voor Natura 2000-gebied, voor het GNN en/of voor de GO. Op die onderzoeksresultaten wordt in de volgende subparagrafen ingegaan.
6.3 Nationaal Landschap Veluwe
6.3.1 Wettelijk kader en beleid
6.3.2 Onderzoeksresultaten
In het deel van het plangebied dat binnen Nationaal Landschap en buiten GO, GNN en Nieuwe Hollandse Waterlinie ligt, bevinden zich Paleis Het Loo, de formele Paleistuin, de kwekerijen en enige particuliere percelen. De (enige) ontwikkeling is dit gebied is de ondergrondse uitbreiding van Paleis Het Loo. In dit bestemmingsplan krijgt het Paleis een bestemming met gebruiksmogelijkheden die vergelijkbaar zijn met die van het bestemmingsplan dat gold ten tijde van de inwerkingtreding van de omgevingsverordening. De bouwmogelijkheden nemen wel toe ten opzichte van het eerdere bestemmingsplan. Daarom moet getoetst worden of deze extra bouwmogelijkheden de kernkwaliteiten van het gebied niet aantasten.
Zoals in de vorige subparagraaf beschreven zijn deze kernkwaliteiten de sprengen en beken en het rijke cultuurhistorische erfgoed.
Paleis Het Loo is (net als de formele Paleistuin) rijksmonument. De renovatie van het bestaande Paleis zal uiterst zorgvuldig en met respect voor de cultuurhistorische waarde van het gebouw gebeuren. De uitbreiding van het Paleis vindt ondergronds plaats, onder de Basse-cour. Vanuit cultuurhistorisch perspectief is dit de juiste plaats, de uitbreiding kan hier fors zijn zonder opvallend te zijn. In het bestemmingsplan zijn waarborgen opgenomen om er voor te zorgen dat de cultuurhistorische waarden niet aangetast worden. De renovatie en de uitbreiding van het Paleis moeten leiden tot een museum dat zo aantrekkelijk is dat dit leidt tot een toename in het bezoekersaantal. Daarmee zal ook de toeristisch-recreatieve betekenis verder toenemen.
Op de plaats waar de uitbreiding van het Paleis wordt gesitueerd, bevinden zich geen sprengen of beken. Voor het behoud van de sprengen en de beken in de wijdere omgeving is uiteraard wel van belang hoe de ondergrondse uitbreiding zich verhoudt tot de waterhuishouding. Daarvoor wordt verwezen naar paragraaf 6.5, waarin de gevolgen van de uitbreiding voor de waterhuishouding zijn beoordeeld.
6.4 Cultuurhistorie
6.4.1 Wettelijk kader en beleid
6.4.2 Onderzoeksresultaten
Het hele plangebied heeft een hoge cultuurhistorische waarde door het rijke verleden, de historische binding van het gebied met de Oranje-vorsten en de vele bijzondere en waardevolle objecten en structuren in het gebied. In hoofdstuk 3 zijn het gebied en zijn deelgebieden reeds beschreven, en daarom wordt dat hier niet herhaald. De cultuurhistorische waarde is gelegen in zowel de historische gebouwen (zoals het Paleis, dienstwoningen, gebruiksgebouwen, stallen, het badhuis, de theetent en een grote ijskelder), de historische bouwwerken en objecten (zoals de tuinmuren, fonteinen en beelden) als de landschappelijke structuren (zoals de waterstructuur, zichtlijnen, lanen, bosschages) en de tuinelementen.
Vrijwel alle historische gebouwen, bouwwerken en objecten in het gebied zijn bijzonder vanwege de karakteristieke unieke vorm, het ensemble van gebouwen, de historie en het tijdsbeeld dat ze vertegenwoordigen. Hierdoor hebben het gebied en de gebouwen, bouwwerken, objecten, landschappelijke structuren en tuinelementen in hun samenhang een hoge waarde.
Het complex van de historische buitenplaats Paleis Het Loo is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang:
- als nationaal en internationaal belangwekkende uiting van Koninklijke hofcultuur van het laatste kwart van de 17e tot het laatste kwart van de 20e eeuw;
- vanwege de gaafheid en rijkdom van het paleis;
- vanwege de grote variatie aan bewaard gebleven bouwwerken en bedrijfsgebouwen uit verschillende periode, behorende tot genoemde hofcultuur;
- vanwege de bewaard gebleven 17e-eeuwse tuinsieraden;
- vanwege de uitgestrektheid en gaafheid van het park in landschapsstijl, met onderdelen in formele en neo-formele tuinstijl;
- vanwege de ingenieuze waterhuishouding in het park;
- vanwege de grote invloed die van dit complex op de cultuur van historische buitenplaatsen in Nederland en buitenland heeft gehad.
In 2006 is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (destijds RDMZ) gestart met de voorbereiding om Het Loo aan te wijzen als van rijkswege beschermde Historische Buitenplaats. Daarmee zou feitelijk het hele gebied, dat nagenoeg gelijk is aan het plangebied van dit bestemmingsplan, Rijksmonument worden. In januari 2013 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap besloten die procedure niet te starten. De minister was van mening dat de cultuurhistorische waarden van Het Loo voldoende geborgd zijn met de afspraken die met de gemeente en het Kroondomein zijn gemaakt. Bij de voorbereiding van de aanwijzing tot Historische Buitenplaats is een redengevende beschrijving van het gebied gemaakt. Daarvan is in de toelichting op het onderhavige bestemmingsplan gebruik gemaakt.
6.5 Waterhuishouding
6.5.1 Wettelijk kader en beleid
6.5.2 Onderzoeksresultaten
6.5.3 Watertoets
De initiatiefneemster heeft ten behoeve van de geplande ontwikkelingen het (digitale) watertoetsproces doorlopen (zie bijlage 12 Waterschap advies). De beoordeling van het plan is in dit digitale proces als volgt door het waterschap verwoord: “In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.”
6.6 Luchtkwaliteit
6.6.1 Wettelijk kader en beleid
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
- b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
- c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
- d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
6.6.2 Onderzoeksresultaten
Er is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit (Tauw, 7 februari 2017, bijlage 9 ). Voor zowel NO2, PM10 als PM2.5 worden geen grenswaarden overschreden. De verwachting is daarom dat de gewenste ontwikkeling inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit op basis van artikel 5.16 lid 1c (niet in betekende mate) en 1a (geen overschrijding van de grenswaarden) Wm.
6.7 Bodem
6.7.1 Wettelijk kader en beleid
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
6.7.2 Onderzoeksresultaten
Deelgebied Paleis Het Loo
In het plangebied komt één ontwikkeling voor waarvoor de bodemgesteldheid in het kader van het bestemmingsplan onderzocht moet worden, te weten de ondergrondse toevoeging aan Paleis Het Loo onder de Basse-cour ten behoeve van uitbreiding van het museum.
In opdracht van de initiatiefnemer heeft Econsultancy verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 en verkennend onderzoek naar asbest in de bodem conform NEN 5707 uitgevoerd. De rapportage van dat onderzoek, gedateerd 10 december 2015, is opgenomen in Bijlage 8 van de Bijlagen bij de toelichting. Uit de rapportage blijkt dat de bovengrond licht is verontreinigd met lood. De ondergrond is licht verontreinigd met lood en kwik. Gelet op de aard en de mate van deze verontreiniging bestaat er geen reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen voor de beoogde nieuwbouw op de onderzochte locatie. Verder blijkt uit de rapportage dat het grondwater is niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. In de bodem en de bovengrond is geen asbest aangetoond.
Op basis van de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat de bodem ter plaatse van de Basse-cour geschikt is voor de beoogde uitbreiding van het museum.
Voor de overige voorgenomen ontwikkelingen in deelgebied Paleis Het Loo (de ondergeschikte (bouw)toevoegingen in de oostelijke rvleugel en onder het achterbordes van Paleis Het Loo en het uitbreiden van het bestaande parkeerterrein en het opnieuw inrichten van het ontvangstgebied) is het voor het bestemmingsplan niet noodzakelijk om de bodem te onderzoeken. De bodem is niet verdacht van bodemverontreiniging door activiteiten uit het verleden en er zijn geen aanwijzingen waardoor de grond niet geschikt is of geschikt te maken is. Er zullen derhalve geen gevolgen zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Ten behoeve van de omgevingsvergunning is het uitvoeren van (verkennend) bodemonderzoek alleen noodzakelijk voor die onderdelen waar structureel mensen verblijven. Dit zal ter zijner tijd beoordeeld worden.
Rest van het plangebied
In de rest van het plangebied maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daarom is het niet nodig onderzoek te doen naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater.
6.8 Milieuzonering En Geluid
6.8.1 Wettelijk kader en beleid
6.8.2 Onderzoeksresultaten
6.9 Externe Veiligheid
6.9.1 Wettelijk kader en beleid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe worden in het beleid voor externe veiligheid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en per transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.
Nota Milieuveiligheid Apeldoorn
Uitgangspunt van de Nota Milieuveiligheid, die in december 2011 is vastgesteld, is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. De voorwaarde hierbij is dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de Nota bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
6.9.2 Onderzoeksresultaten
Bevi
In het plangebied en in de omgeving daarvan bevinden zich geen bestaande of geprojecteerde bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In het plangebied en in de omgeving daarvan bevinden zich geen bestaande of geprojecteerde buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Het plangebied grenst aan een provinciale weg, namelijk de N344 (Zwolseweg/Amersfoortseweg). Provinciale wegen zijn aangewezen als doorgaande routes voor gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N344 is echter zo beperkt dat er geen significante risico's op het gebied van externe veiligheid zijn rond deze weg, zo blijkt uit de Nota milieu-veiligheid Apeldoorn.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de voorgenomen uitbreiding en de toename van het aantal evenementendagen bij Paleis Het Loo en ook niet voor de rest van het plangebied. Het is daarom ook niet nodig in het bestemmingsplan nadere eisen ten aanzien van dit aspect te stellen.
6.10 Elektromagnetische Straling
6.10.1 Wettelijk kader en beleid
Op basis van het voorzorgsprincipe wordt geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT). De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar.
6.10.2 Onderzoeksresultaten
In het plangebied en in de omgeving daarvan bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen. In het plangebied zijn 2 zendmasten aanwezig. De zendmasten hebben ieder een veiligheidszones van circa 1 meter en vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.
![]() |
![]() |
Kaart zendmasten, uitsnede uit het Antenneregister van het Antennebureau van de Rijksoverheid (www.antennebureau.nl) |
6.11 Duurzame Verstedelijking
6.11.1 Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan alleen een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken:
- 1. als die stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- 2. als in die actuele regionale behoefte wordt voorzien binnen het bestaande stedelijk gebied van de regio door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
en, in het geval de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaande stedelijk gebied van de regio kan plaatsvinden:
- 3. als in die behoefte wordt voorzien op een locatie die met gebruik van verschillende manieren van vervoer passend ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.
De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):
- Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
- Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
6.11.2 Onderzoeksresultaten
In het kader van duurzame verstedelijking is de ondergrondse uitbreiding van Paleis Het Loo onder de Basse-cour met een vloeroppervlakte van 4.500 m2 en een diepte van 8 meter de enige ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt die mogelijk gekwalificeerd zou kunnen worden als nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Trede 1: Voorzien in actuele regionale behoefte
Nationaal Museum Paleis Het Loo is een van de bekende Nederlandse musea en draagt bij aan het aantrekkelijke vestigingsklimaat en het toeristisch toplandschap van Apeldoorn en de regio. Daarnaast is het ook van nationaal en zelfs internationaal belang. Van de bezoekers komt gemiddeld 12% uit de regio, 77% uit de rest van Nederland en 11% uit het buitenland. Het aantal bezoekers aan musea in Nederland is sinds 2011 met bijna 31% gestegen, een groei van 9,3% per jaar. Dat blijkt uit het rapport Museumcijfers 2014. Ook voor Paleis Het Loo geldt dat de bezoekersaantallen blijven stijgen. Het aantal in 2015 was 356.000. Door de stijgende bezoekersaantallen bleek ook duidelijk dat de publieksvoorzieningen onvoldoende zijn.
De geplande uitbreiding zorgt er voor dat museum Paleis weer bij de tijd is en op de toekomst is voorbereid. In de uitbreiding komen een volledig nieuw entreegebied met alle benodigde eigentijdse bezoekersfaciliteiten en nieuwe tentoonstellingsruimte van in totaal 1.000 m2.
Aan het museum worden nieuwe tentoonstellingsvormen toegevoegd, zoals een Kindermuseum. Daarbij staat het publiek centraal en wordt de rijke collectie voor grote groepen mensen toegankelijk gemaakt. Verwacht wordt dat dit, samen met uitbreiding van het aantal dagen waarop evenementen worden gehouden, zal leiden op termijn tot toename van het aantal bezoekers: in de eerste jaren na heropening tot zo'n 586.000 bezoekers, waarna dat aantal zal stabiliseren op circa 500.000 bezoekers per jaar. Hieruit kan geconcludeerd worden dat met deze uitbreiding voorzien wordt in een actuele regionale behoefte.
Trede 2: Benutting van beschikbare gronden binnen bestaand stedelijk gebied
Paleis Het Loo ligt in bestaand stedelijk gebied. De uitbreiding van het Paleis komt onder de Basse-cour, het voorplein van Paleis Het Loo (het blauwe deel van navolgende afbeelding), die aan drie zijden is omsloten door het Paleis zelf. Voor de uitbreiding worden beschikbare gronden in bestaand stedelijk gebied benut. De uitbreiding is overigens onlosmakelijk verbonden met de unieke voorziening, Paleis Het Loo.
Deze ontwikkeling voorziet derhalve in een actuele regionale behoefte. In die behoefte wordt voorzien in bestaand stedelijk gebied waarbij gebruik wordt gemaakt van beschikbare gronden op eigen terrein. Geconcludeerd kan worden dat hier voldaan wordt aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
6.12 Archeologie
6.12.1 Beleid
6.12.2 Archeologische historie plangebied
Het Paleispark is ontstaan door een combinatie van menselijke en natuurlijke invloeden. Tot in de prehistorie was vooral de natuur de overwegende factor. Het plangebied ligt aan de voet van de stuwwal die in het Saalien (ongeveer 150.000 jaar geleden) is ontstaan. Deze stuwwal is het gevolg van landijs dat, als een gletsjer, vanuit Scandinavië tot halverwege ons land wist door te dringen. Het gewicht van de gletsjer (soms wel enkele honderden meters dik) perste de grond onder het ijs weg en stuwde dat elders weer omhoog, waardoor stuwwallen konden ontstaan. Bij het terugtrekken van de gletsjers in het Weichselien (120.000 tot 11.000 v. Chr.) kwam er een overvloed aan smeltwater vrij. Dit smeltwater sleet diepe dalen uit in de flanken van de stuwwallen. Zo is in het westelijk deel van het park (buiten het plangebied) nog een oud smeltwaterdal zichtbaar, het Wilhelminadal. Bij het uitspoelen van de stuwwal vonden elders weer stuwwalafzettingen plaats. Het plangebied zelf bestaat grotendeels uit daluitspoelingswaaierafzettingen, soms relatief hooggelegen, soms wat lager in het landschap. Aan de zuidkant van het plangebied is nog een uitloper van de stuwwal zelf aanwezig
In de bodem is vervolgens een podzolgrond ontwikkeld. In het plangebied komen veld-, haar- en holt-podzolbodems voor. Welk type bodem er ontwikkeld is, is afhankelijk van het gebruik van het land of de ligging in het landschap. Zo ontwikkelen holtpodzolbodems zich voornamelijk in een bosgebied, veldpodzolbodems in heidegebieden en haarpodzolbodems op de wat hoger gelegen gebieden. De mogelijkheden voor akkerbouw op deze gronden zijn niet groot omdat onder andere de voedzame bovenlaag erg dun is.
Op de stuwwal en aan de langgerekte, hoger gelegen uitlopers van de stuwwal of daluitspoelingswaaierafzettingen komen kampementen van jagers-verzamelaars (vanaf 10.000 jaar v. Chr.) voor. In het plangebied is tot op heden geen vindplaats van jagers-verzamelaars aangetroffen; het is niet uitgesloten dat zo'n vindplaats wel aanwezig is. In de late steentijd (vanaf 4900 v. Chr.) komen de eerste boeren op de Veluwe. Ook vindplaatsen van deze bewoners zijn (nog) niet in het plangebied aangetroffen. Vanaf 2900 Chr. tot het jaar 0 vinden we van deze boeren de nederzettingen, akkers en de begravingen terug. Vooral het laatste, de bekende grafheuvels, zijn nog steeds goed zichtbaar in het landschap. Ook in het plangebied liggen enkele grafheuvels. Van wanneer deze grafheuvels precies dateren binnen de 3000 jaar dat ze opgebouwd zijn, is zonder onderzoek niet goed te zeggen. Ook het grafritueel was zeer divers. Er zijn grafheuvels waarin slechts één dode is begraven, maar ook grafheuvels met enkele tientallen doden. Tussen 2007 en 2009 is een aantal grafheuvels bij de Echoput en aan de Wieselseweg onderzocht. De resultaten bij de Echoput geven niet alleen informatie over de grafheuvels zelf, maar laten ook zien dat in de IJzertijd (300 v. Chr.) het landschap bewust door de mens beïnvloed werd, waarbij begrazing door schapen voor een open heidelandschap zorgde. Vlak bij deze grafheuvels zijn ook enkele celtic fields (prehistorische akkercomplexen) gevonden. Vanaf deze tijd wordt duidelijk dat ook de mens invloed op het landschap gaat uitoefenen.
Onbekend is of het plangebied in de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen bewoond werd. Wel weten we dat vanaf de 7e eeuw aan de oostelijke flank van de stuwwal grootschalige ijzerwinning heeft plaatsgevonden. Vlakbij het plangebied zijn hier de sporen, in de vorm van rijen ijzerwinkuilen en een ijzerslakkenhoop, nog steeds zichtbaar.
De meeste invloed op het landschap heeft de mens uitgeoefend vanaf de Late Middeleeuwen, als de van oorsprong relatief onvruchtbare grond door bemesting vruchtbaarder wordt gemaakt. Door een eeuwenlange toepassing van bemesting met potstalmest (een mengsel van mest en heideplaggen), zijn hoge zwarte enkeerdgronden ontstaan. Wanneer de Loosche Enk precies is ontstaan is niet bekend. Waarschijnlijk gebeurde dat in verschillende fasen vanaf de 10de tot in de 18de eeuw.
Op en langs de enk lagen sinds de middeleeuwen boerderijen, die het buurtschap Het Loo vormden. De locatie raakte ook in trek bij de adel. De voornaamste aantrekkingskracht ging uit van de aanwezigheid van water en de mogelijkheid tot jacht in de bossen bij Hoog Soeren en op de woeste gronden. Het Loo wordt voor het eerst schriftelijk genoemd in een akte uit 1439 over de bezittingen van Udo Talholt, raad van de Hertog van Gelre. In 1685 wordt door Willem III het besluit genomen om het huidige Paleis Het Loo te laten bouwen. De rest van deze geschiedenis, die ook vanuit archeologisch perspectief zeer waardevol is, is beschreven in paragraaf 3.1. Met de bouw van het paleis en de aanleg van tuinen en park zal een gedeelte van de destijds aanwezige archeologische waarden zijn verstoord, maar daarmee zijn ook weer nieuwe waarden toegevoegd.
In het plangebied zijn vijf archeologische waarnemingen gedaan en komt één beschermd archeologisch monument voor. Drie waarnemingen hebben te maken met archeologisch onderzoek dat in het verleden bij Paleis Het Loo is uitgevoerd. Het betreffen twee waarnemingen bij kasteel Het Oude Loo (W29725 en W42206) en één waarneming in de Paleistuin van Paleis Het Loo (W404016). De andere twee waarnemingen betreffen grafheuvels. De noordelijke grafheuvel is een rijksbeschermde grafheuvel (W42505 / M159). De andere grafheuvel (W42514) heeft geen rijksbescherming. Deze heuvel is vooralsnog niet gewaardeerd. De archeologische waarneming spreekt hierbij zelfs over de mogelijkheid dat het niet om één grafheuvel, maar om drie grafheuvels zou kunnen gaan. De genoemde bekende archeologische waarden worden beschermd door middel van een regeling in het bestemmingsplan. De noordelijke, rijksbeschermde, grafheuvel is daarnaast ook beschermd via de Erfgoedwet.
![]() | |
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() | ![]() ![]() ![]() |
Uitsnede uit archeologische kenniskaart, in de tekst genoemde waarnemingen en monumenten gemarkeerd |
6.12.3 Waardering plangebied op archeologische beleidskaart
In het plangebied komen gebieden voor die op de archeologische beleidskaart 2015 zijn aangemerkt als terrein met monumentale archeologische waarden, terrein met vastgestelde archeologische waarden, terrein met archeologische waarden, zone met (middel)hoge archeologische verwachting, zone met lage archeologische verwachting en zone met geen archeologische verwachting. De volgende afbeelding toont een uitsnede van de archeologische beleidskaart ter plaatse van het plangebied.
![]() |
![]() ![]() ![]() |
Uitsnede Archeologische beleidskaart 2015 |
6.12.4 Onderzoeksresultaten
6.13 Kostenverhaal En Financieel-economische Uitvoerbaarheid
6.13.1 Wettelijk kader en beleid
Kostenverhaal
Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In afwijking daarvan kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de exploitatieplanplichtige bouwwerken aangewezen.
Financieel-economische uitvoerbaarheid
In artikel 3.1.6 Bro is bepaald dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting waarin de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan moeten zijn neergelegd. Op grond van die bepaling moet onderzoek gedaan worden naar de maatschappelijke en de financieel-economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De eis van economische en financiële uitvoerbaarheid houdt in dat het realistisch moet zijn om te verwachten dat tijdens de planperiode van 10 jaar de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, ook daadwerkelijk (kunnen) worden uitgevoerd. Het gaat daarbij zowel om de investeringsfase (de kosten van het bouwen van het bouwplan en het aanleggen van voorzieningen) als om de exploitatiefase (het reguliere gebruik) daarna.
6.13.2 Onderzoeksresultaten
7 De Regels: Algemene En Artikelsgewijze Toelichting
7.1 Inleiding
In hoofdstuk 3 is het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 6 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 7.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 7.3 beschrijft de gekozen bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 7.5 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
7.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Paleis Het Loo en Paleispark is een beheerplan, waarin de bestaande situatie en het geldende recht uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen. Daarnaast maakt dit plan de gewenste ontwikkeling van museum Paleis Het Loo mogelijk.
Er is gekozen voor een vrij gedetailleerde bestemmingssystematiek. De ligging van de gebouwen en de maatvoering ervan is strak vastgelegd op de plankaart danwel in de planregels. De verschillende functies zijn daarbij op perceelsniveau voorzien van een passende bestemming met zo nodig een aanduiding voor specifieke gebouwen en gebruiksvormen. Er is, waar mogelijk, gestreefd naar een uniforme manier van bestemmen, zodat vergelijkbare planologische mogelijkheden gelden voor vergelijkbare situaties.
Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
7.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
7.3.1 Agrarisch
De bestemming 'Agrarisch' is gegeven aan de fruitkwekerij en de bloemkwekerij aan de oostzijde van het plangebied. De regels voor deze bestemming staan in artikel 3 Agrarisch.
Doorgaans worden met deze bestemming diverse vormen van agrarische bedrijvigheid toegelaten. In dit geval zijn heel specifieke bedrijfsvormen aanwezig die verweven zijn met de historie van het gebied. Ook vanwege de ligging nabij woningen en het Natura 2000-gebied is het niet wenselijk andere agrarische bedrijfsvormen toe te laten. Daarom hebben beide bedrijven een eigen aanduiding gekregen en zijn ter plaatse geen andere agarische bedrijfsvormen, zoals veehouderij, toegestaan. De fruitkwekerij is aangeduid als 'tuinbouw' en de bloemkwekerij als 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij'. Bij de fruitkwekerij is ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde en streekeigen producten toegestaan. Bij de bloemkwekerij is -conform het geldende recht- geen bedrijfswoning toegestaan.
Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht. Het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen is aangeduid. Goot- en bouwhoogte, die uit het geldende bestemmingsplan zijn overgenomen, staan op de plankaart. Tussen de fruitkwekerij en de Tuinmanslaan staat een muur met cultuurhistorische waarde die hoger is dan doorgaans voor terreinafscheidingen wordt opgenomen. Deze hoogte is specifiek in de bouwregels benoemd.
7.3.2 Cultuur en ontspanning
Paleis Het Loo, de Paleistuin, het voorterrein en het gebied bij de paardenstallen hebben de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gekregen. De regels voor deze bestemming staan in artikel 4 Cultuur en ontspanning.
Binnen deze bestemming zijn diverse functies toegelaten: museum (met bijbehorende en aan het museum ondergeschikte functies als horeca, detailhandel en dergelijke), siertuinen, lanen, paden en waterpartijen. Het presenteren van de reguliere museumcollectie en de enige malen per jaar gehouden speciale tentoonstellingen vallen onder de toegelaten functie museum en niet onder de hierna te bespreken evenementen. Met aanduidingen zijn de volgende functies toegelaten en op een specifieke locatie bepaald:
- zelfstandige horeca voor het restaurant bij het stallencomplex;
- begraafplaats, voor de koninklijke begraafplaats;
- parkeerterrein, voor de openbare parkeerplaats bij het Entreegebouw en voor de personeelsparkeerplaats bij de Loseweg.
Voor de evenementen is een specifieke regeling opgenomen. Voor een groot deel van het bestemmingsvlak is de aanduiding 'evenemententerrein' opgenomen. Ter plaatse mogen op 47 dagen per jaar evenementen plaatsvinden. Dit onder voorwaarden, gericht op het voorkomen van hinder voor de omgeving en verstoring van broedende vogels.
Het mogen uitsluitend culturele en aan het museum gerelateerde evenementen zijn. Evenementen als popconcerten en dancefestivals zijn niet toegestaan. Op 17 van de 47 dagen zijn geluidsevenementen toegestaan, die met geluidnormen begrensd worden. Totaal worden maximaal 23 evenementen per kalenderjaar toegestaan. Van dat aantal mogen er maximaal 8 geluidsevenementen zijn. De evenementenbezoekers maken deel uit van het totaal aantal toegestane bezoekers van 586.000.
De meeste gebouwen in het vlak met deze bestemming zijn Rijksmonument. De bescherming van de Rijksmonumenten vindt voornamelijk via de Erfgoedwet plaats. In het bestemmingsplan is voor die gebouwen een beschermingsregeling opgenomen door het bouwvlak strak om het bestaande gebouw te leggen en als maximum voor goot- en bouwhoogte op te nemen: 'bestaand'. Het zijn immers gebouwen met zoveel afwisseling in hoogten dat het op de plankaart zetten van maatvoering ondoenlijk is. Hiermee wordt aantasting van de monumenten door uitbreidingen tegengegaan.
Met diverse regels, waaronder voorwaardelijke verplichtingen, wordt geborgd dat ook na realisatie van de gewenste ontwikkeling er geen onevenredige hinder optreedt voor de omgeving. Zo zijn er regels opgenomen omtrent het aantal bezoekers en het aantal parkeerplaatsen. Ook zijn regels opgenomen gericht op het uitvoeren van de benodigde boscompensatie, mitigerende maatregelen en het voorkomen van lichthinder.
7.3.3 Gemengd
Ter plaatse van Villa Booy is de bestemming Gemengd toegekend,. Toegestaan gebruik is wonen en kantoor. Dit laatste is beperkt tot maximaal 400 m2. Het bouwvlak en de bouwhoogtes zijn afgestemd op de bestaande situatie.
De regels voor deze bestemming staan in artikel 5 Gemengd.
7.3.4 Natuur
Het Paleispark is bestemd tot 'Natuur'. De regels voor deze bestemming staan in artikel 6Natuur.
De bestemmingsregeling richt zich primair op het gebruik als bos- en natuurgebied, zonder daarbinnen een nader onderscheid te maken. Verder toegestaan is een gebruik voor bosbouw en houtproductie, natuurbeheer en recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden en wandelen. Voor de hertenkamp is een functie-aanduiding genomen, waarmee dat gebruik beperkt wordt tot het gebied met de betreffende aanduiding.
Buiten de bouwvlakken zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Daaronder vallen ook de kunstobjecten. Deze zijn tot een hoogte van 10 meter toegelaten. Oprichten van terreinafscheidingen is alleen mogelijk ter plaatse van de hertenkamp. In de rest van het gebied met deze bestemming kunnen terreinafscheidingen alleen worden geplaatst na toepassing van de afwijkingsbepaling. Aan de afwijking is de voorwaarde gekoppeld dat plaatsing niet onaanvaardbaar mag zijn uit een oogpunt van beheer en ontwikkeling van het natuurgebied ("ontrastering", realiseren van één groot aaneengesloten natuurgebied).
7.3.5 Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming is gegeven aan de Tuinmanslaan. Ook hier is, net als in de bestemming 'Agrarisch', de afwijkende hoogte van de cultuurhistorisch waardevolle muur tussen de fruitkwekerij en de Tuinmanslaan specifiek in de bouwregels benoemd.
De regels voor deze bestemming staan in artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied.
7.3.6 Water
Het water in het plangebied vervult een belangrijke waterhuishoudkundige functie, maar is ook van visuele betekenis. De vijvers en het water rondom Het Oude Loo hebben de bestemming Water gekregen.
De regels voor deze bestemming staan in artikel 8 Water.
7.3.7 Wonen
De woningen in het plangebied hebben de bestemming 'Wonen'. De regels voor deze bestemming staan in artikel 9 Wonen.
Nagenoeg alle woningen hebben grote cultuurhistorische waarde; een deel is Rijksmonument en een ander deel wordt mogelijk aangewezen als gemeentelijk monument. De bescherming van de cultuurhistorische waarden vindt voornamelijk via Erfgoedwet en Monumentenverordening plaats. In het bestemmingsplan is voor die woningen een beschermingsregeling opgenomen door de bestaande goot- en bouwhoogten vast te leggen en door het bouwvlak strak om de bestaande woning te leggen. De woningen in het westen van het plangebied zijn relatief klein. Daar is het bouwvlak strak om voor- en zijgevels gelegd maar is aan de achterzijde enige uitbreidingsruimte geboden. De goot- en bouwhoogten zijn in meters op de plankaart aangegeven, met uitzondering van Het Oude Loo, waarvoor in de bouwregels is aangegeven dat de bestaande goot- en bouwhoogten het toegestane maximum zijn. Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand, twee-onder-een-kap en aaneengebouwd. De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is 100 m².
In het plangebied komt een aantal gebouwen voor die worden gebruikt ten behoeve van de beveiliging van leden van het Koninklijk Huis. Deze gebouwen zijn, binnen de bestemming 'Wonen', aangeduid als 'specifieke vorm van maatschappelijk - beveiliging'. De aanduiding 'relatie' geeft aan bij welk bestemmingsvlak 'Wonen' het beveiligingsgebouw hoort. In de bouwregels is bepaald dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - beveiliging' geen woning is toegestaan. Met de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - dependance' respectievelijk 'kantoor' zijn de aanwezige dependance en kantoren geregeld.
7.3.8 Aan de bestemmingen gerelateerde onderwerpen
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van (bedrijfs)woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijstvan toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Cultuurhistorische objecten
Verspreid over het plangebied staan diverse cultuurhistorische bouwwerken die waardevol zijn maar geen echte gebruiksfunctie hebben, zoals het botenhuis en de theetent bij de veldvijvers, en de paraplufolly en het Bijlandt Rust-prieel aan de westkant van het plangebied, maar ook bijvoorbeeld de gedenknaald HBS tussen Paleistuin en veldvijvers. Omdat ze geen echte gebruiksfunctie hebben, zijn ze ondergebracht in de de bestemming waarin ze liggen. Met de bestemmingsomschrijving, de aanduiding 'cultuurhistorie' op de plankaart en een sloopvergunningplicht worden deze objecten beschermd.
Parkeren
Voor de bestemmingen Agrarisch, Gemengd en Wonen is een regel opgenomen omtrent de parkeernorm. De parkeernormen komen voort uit de gemeentelijke Parkeernota.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
7.4 Gebiedsaanduidingen
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn de regels voor gebiedsaanduidingen opgenomen. Dit zijn regels voor gebiedsaanduidingen die in meerdere bestemmingen voorkomen.
7.4.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Voor het deel van het plangebied dat in de grondwaterbeschermingszone ligt zijn de bestemmingen uit het voorheen geldende bestemmingsplan overgenomen. Het risico voor het grondwater blijft daardoor hetzelfde als onder het oude recht. Ter bescherming is daarnaast de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen.
De regels voor deze gebiedsaanduiding staan in artikel 13 milieuzone -grondwaterbeschermingsgebied.
7.4.2 overige zone - beken en sprengen
De aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' is gegeven aan de in het plangebied voorkomende sprengen. De gronden zijn, naast de daar voorkomende andere bestemmingen, mede bestemd voor het beheer, herstel en onderhoud van de landschappelijk, ecologisch en cultuurhistorisch waardevolle beken en sprengen. De aanduiding beoogt ook de oevers van de sprengen te beschermen. Daarom is het aanduidingsvlak beduidend breder dan de spreng zelf. Op de gronden met deze aanduiding mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van het beheer van de beken of sprengen worden gebouwd, zo de onderliggende bestemming al bebouwing toelaat. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels. Afwijken is alleen mogelijk wanneer uit overleg met de beheerder van de beek of spreng is gebleken dat daartegen geen bezwaar bestaat. Als voorwaarde is daarnaast opgenomen dat de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden van de beek of spreng niet mogen worden aangetast. Ook deze bestemming kent een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
De regels voor deze gebiedsaanduiding staan in artikel 15 overige zone - beken en sprengen.
7.4.3 overige zone - cultuurhistorisch gebied
Het hele plangebied heeft een hoge cultuurhistorische waarde. Die is in het bestemmingsplan tot uitdrukking gebracht met de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' die voor het hele plangebied geldt. De aanduiding bepaalt dat gronden met deze aanduiding tevens bestemd zijn voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden. Dit zijn:
- a. de (voormalige) laanstructuren;
- b. de sprengen;
- c. de elementen verbonden aan het historische landgoed en het koninklijk elan;
- d. het park in landschapsstijl.
De regels voor deze gebiedsaanduiding staan in artikel 16 overige zone - cultuurhistorischgebied.
7.4.4 Archeologie
De Archeologische beleidskaart 2015 kent zes categorieën gebieden met een verschillende archeologische verwachting. Voor twee van die categorieën bevat het bestemmingsplan geen regeling. De bescherming van terreinen met monumentale archeologische waarden, oftewel de archeologische monumenten, is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Van de zones met geen archeologische verwachting staat vast dat er geen archeologische waarden (meer) zijn. Voor de overige vier categorieën wordt in bestemmingsplannen een beschermende regeling opgenomen.
Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Terrein met vastgestelde archeologische waarden hebben de aanduiding 'overige zone – vastgestelde archeologische waarden' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als Terrein met archeologische waarden hebben de aanduiding 'overige zone – archeologische waarden' gekregen. Voor beiden geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (vastgestelde archeologische waarden) respectievelijk 100 m2 (specifieke archeologische waarden) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Zone met (middel)hoge archeologische verwachting hebben de aanduiding 'overige zone – hoge archeologische verwachtingswaarde' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als Zone met lage archeologische verwachting hebben de aanduiding 'overige zone – lage archeologische verwachtingswaarde' gekregen. Hiervoor geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 500 m2 (hoge archeologische verwachtingswaarde) respectievelijk 2.500 m2 (lage archeologische verwachtingswaarde) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend.
Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt voor alle vier de categorieën dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Daarbij gelden dezelfde oppervlakten en diepte als hiervoor genoemd. De vergunning kan alleen worden verleend als uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) in voldoende mate is vastgesteld, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren.
Als uit het archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk of door het uitvoeren van de werkzaamheden zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Deze voorschriften kunnen bestaan uit het treffen van technische maatregelen of uit het uitvoeren van nader onderzoek; van beide dient verslag aan het bevoegd gezag uitgebracht te worden.
Archeologisch onderzoek kent vele vormen en maten. Voor het archeologische onderzoeksrapport dat bij een vergunningaanvraag moet worden ingediend wordt meestal in eerste instantie een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, eventueel aangevuld met een verkennend booronderzoek. Veelal is na deze fase bekend of vrijgave van het terrein mogelijk is of dat nader (of aanvullend) onderzoek noodzakelijk is. Het nader of aanvullend onderzoek, dat bij wijze van voorschrift aan de omgevingsvergunning verplicht kan worden gesteld, kan bijvoorbeeld bestaan uit een gedetailleerder booronderzoek of het graven van proefsleuven om een vindplaats op te sporen of uit te sluiten. Uiteindelijk kunnen deze vormen van onderzoek erin resulteren dat een behoudenswaardige archeologische vindplaats is aangetroffen. Afhankelijk van de ontwikkeling zal de vindplaats in dat geval ex situ (door een opgraving) of in situ (door inpassing in het plan) behouden moeten worden.
Bepalend voor het al dan niet bestaan van een onderzoeksverplichting zijn steeds de oppervlakte en de diepte van de bodemingreep. Bij de oppervlakte van de bodemingreep gaat het om de daadwerkelijk verstoorde oppervlakte. Als een gebouw op stroken gefundeerd wordt en er geen extra graafwerk plaatsvindt, dan geldt als bodemingreep alleen de oppervlakte van de strokenfundering. Wordt daarentegen ook de grond tussen de stroken dieper dan 35 cm vergraven, dan geldt als bodemingreep de volledige oppervlakte van het gebouw. Wanneer een gebouw wordt onderkelderd, wordt in de regel een flink grotere bouwput gegraven dan de oppervlakte van het gebouw. Daarom geldt als bodemingreep bij een onderkeldering de oppervlakte van de bouwput. Om dit zeker te stellen is in artikel 2 Wijze van meten bepaald hoe de oppervlakte van een bodemingreep moet worden gemeten.
In de regels is bepaald dat de diepte van de bodemingreep wordt bepaald vanaf de vastgestelde maaiveldhoogte van het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2). De AHN2 is een digitale hoogtekaart van Nederland, met voor heel Nederland gedetailleerde en precieze hoogtegegevens die de ligging van het maaiveld met grote nauwkeurigheid weergeeft. Door het hanteren van deze vastgestelde hoogteligging wordt bereikt dat niet alleen bij een eenmalige bodemingreep dieper dan 35 cm onder AHN2-maaiveld er een plicht tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek is, maar dat dat ook het geval is als er in de loop der jaren bij achtereenvolgende activiteiten meer dan 35 cm onder deze vastgestelde maaiveldhoogte gegraven wordt. In de begripsbepalingen is een definitie van het begrip AHN2-maaiveld opgenomen.
De ervaring leert dat archeologische waarden in natuurgebieden relatief dicht aan het oppervlak kunnen liggen. Daarom is bepaald dat in gebieden met de bestemming Natuur een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden moet worden aangevraagd en archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij verstoringen van de bodem groter dan 10.000 m2 en een verstoringsdiepte van 0 cm onder het AHN2-maaiveld.
De regels voor de aanduiding overige zone - archeologische waarden staan in artikel 14.
De regels voor de aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde staan in artikel 17.
De regels voor de aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde staan in artikel 18.
De regels voor de aanduiding overige zone - vastgestelde archeologische waarden staan in artikel 19.
7.5 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 11 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 11.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 11.2 bevat de afdekbepaling. Hierin is bepaald dat gebouwen altijd van een kap moeten worden voorzien, uiteraard mits ze hoger worden gebouwd dan de ter plaatse aangegeven maximale goothoogte.
In artikel 12 staan de algemene gebruiksregels. In de leden 12.1 en 12.2 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming.
In artikel 22 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 23 geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen.
In artikel 24 is het vergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden opgenomen. Aangegeven is welke werken en werkzaamheden binnen welke bestemmingen en aanduidingen omgevingsvergunningplichtig zijn en welke toetsingscriteria worden gehanteerd. Uitgezonderd van de vergunningplicht zijn onder andere werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Gedurende de verschillende fases tot aan het bestemmingsplan zijn diverse partijen en instanties, waaronder de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, betrokken bij het traject, onder andere door middel van gesprekken, presentaties en bijeenkomsten. Nationaal Museum Paleis Het Loo heeft zelf een actieve rol gepakt bij het betrekken van omwonenden, natuurorganisaties en dorps- en wijkraden tijdens de voorbereidingen.
Paleis Het loo heeft met betrokken partijen een overeenkomst gesloten omtrent de mitigerende maatregelen en de boscompensatie.
Vanwege het provinciale belang is het concept van het ontwerp-bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg aangeboden aan de provincie Gelderland. In de vooroverlegreactie gaat de provincie in op het Gelderse natuurbeleid (Gelders NatuurNetwerk), Nationaal Landschap, Natura 2000 en het grondwaterbeschermingsgebied. Geconstateerd wordt dat vorengenoemd beleid goed is verwerkt in het plan. Aandachtspunt is de planologische verankering van de beoogde boscompensatie in de gemeente Epe. Verder wordt geconstateerd dat in het plan voldoende rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen ervan voor het Natura 2000-gebied. In het plan is aangegeven welke mitigerende maatregelen nodig zijn en dat deze planologisch geborgd worden door middel van een voorwaardelijke verplichting in de bestemmingsplanregels.
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Passende Beoordeling
Bijlage 2 Passende Beoordeling
Bijlage 3 Notitie Inrichting En Beheer Compensatiegebied Gortel
Bijlage 3 Notitie Inrichting en beheer compensatiegebied Gortel
Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE | |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 | |
1814A | Grafische afwerking | 1 | |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 | |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 | |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 | |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 | |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 | |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 | |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 | |
791 | Reisorganisaties | 1 | |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 | |
64, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 | |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 | |
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 | |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 | |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 | |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 | |
9602 | Kapper op afspraak | 1 | |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Bijlage 1 Milieueffectrapport
Bijlage 2 Zienswijzennota Nrd
Bijlage 3 Verkeerskundig Onderzoek
Bijlage 3 Verkeerskundig onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Quick Scan Waterhuishouding
Bijlage 5 Quick scan waterhuishouding
Bijlage 6 Grondwatereffectberekening
Bijlage 6 Grondwatereffectberekening
Bijlage 7 Memo Kleischotten
Bijlage 8 Bodemonderzoek
Bijlage 9 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 9 Onderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 10 Archeologisch Onderzoek Basse-cour
Bijlage 10 Archeologisch onderzoek Basse-cour
Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek Ondergeschikte Toevoegingen Paleis
Bijlage 11 Archeologisch onderzoek ondergeschikte toevoegingen Paleis
Bijlage 12 Waterschap Advies
Bijlage 13 Notitie Commissie Mer Advies
Bijlage 13 Notitie Commissie mer advies
Bijlage 14 Literatuuropgave
Geraadpleegde literatuur
- Bleumink, Hans en Jan Neefjes, 2010. Kroondomein Het Loo. Stichting Matrijs
- Rijksdienst voor het Cultuureel Erfgoed, 19 september 2006. Voorstel tot aanwijzing van het complex Historische Buitenplaats: Paleis Het Loo. RCE, Amersfoort
Bijlage 15 Procedureschema
Ontwerpplan ter inzage | 30-03-2017 - 10-05-2017 |
Vaststelling door gemeenteraad | 06-07-2017 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 27-07-2017 - 06-09-2017 |