KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde
Artikel 9 Overige Zone - Natte Natuur
Artikel 10 Overige Zone - Openheid
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Artikel 14 Algemene Procedureregels
Artikel 15 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 17 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 18 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Provinciaal Beleid
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.3 Waterbeleid
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
3.3 Verkeer En Vervoer
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
4.1 Bebouwing
4.2 Verkeersontsluiting En Parkeren
4.3 Landschappelijke Inpassing
5 Planologische Aspecten
5.1 Milieuaspecten
5.2 Waterhuishouding
5.3 Natuurwaarden
5.4 Duurzame Verstedelijking
5.5 Archeologie
5.6 Cultuurhistorie
5.7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Karakter Bestemmingsplan
6.3 Bestemmingen
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
7 Inspraak En Overleg
7.1 Inspraak
7.2 Totstandkoming Plan
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Nevenactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 3 Voorgeschreven Inrichting
Bijlage 4 Te Slopen Gebouwen
Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna Garderenseweg 122 Uddel
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Procedureschema

Garderenseweg 120 en 122 Uddel

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 14-02-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Garderenseweg 120 en 122 Uddel met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1366-vas1 van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een hoofdgebouw toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.

1.8 agrarisch bedrijf

Een bedrijf, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.9 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.10 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.11 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bedrijfsmatige exploitatie

Het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij voor recreatieverblijven geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.15 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.16 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.17 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.18 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.25 dependance

Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.

1.26 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.28 extensief agrarisch gebruik

Een vorm van grondgebonden landbouw en/of veeteelt, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

1.29 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.30 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 glastuinbouwbedrijf

Een bedrijf en/of bedrijfsonderdeel dat is gericht op de teelt of veredeling van gewassen, geheel of nagenoeg geheel met behulp van een glasopstand met een oppervlakte van ten minste 2.500 m2, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.32 groepsaccommodatie

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.

1.33 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.34 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.35 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.36 kas

Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.37 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.38 kwekerij

Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.39 lawaaisporten

De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.

1.40 nevenactiviteit

Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.41 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.42 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.43 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.44 peil

Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.

1.45 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.

1.46 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.47 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.48 recreatief medegebruik

Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.49 recreatieverblijf

Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.50 recreatiewoning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.51 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.52 stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, die gedurende het hele jaar gebruikt worden voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

1.53 teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnelkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen.

1.54 trekkershut

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.55 tunnelkas

Elke constructie, geen gebouw zijnde, van hout, metaal of anderszins die met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.

1.56 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.57 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.58 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.59 waarde

De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.60 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.61 woonadres

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.62 wooneenheid

Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.63 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.64 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.65 zorgwonen

Het wonen in een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

2.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. extensief agrarisch gebruik;
  2. b. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen;
  3. c. groenvoorzieningen ten behoeve van tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
  4. d. natuurbeheer;
  5. e. in- en uitritten;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 6 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximum oppervlakte / inhoud Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen
- antenne-installaties 15 m
- erf- en terreinafscheidingen
1 m
- overig 2 m

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 13 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. zorgwonen en wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  3. c. beroepsuitoefening aan huis;
  4. d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. e. tuin en/of erf;
  6. f. nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik (minder dan 20 NGE), recreatieverblijf en/of recreatief rustpunt;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  9. i. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 6 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximum oppervlakte /inhoud Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Hoofdgebouwen 700 m3 4 m - per bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' is één hoofdgebouw toegestaan
- per hoofdgebouw is één woning toegestaan
- voor het bepalen van de inhoud worden aanbouwen, uitbouwen, inpandige garages en bergingen meegeteld
- de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 150 m2 bedragen
Bijgebouwen en overkappingen 100 m² per hoofdgebouw (4.4.1a) 3 m 5 m - situering in achtererfgebied4.4.1b)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden alle op het perceel aanwezige gebouwen, niet zijnde het hoofdgebouw, meegeteld
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen toegestaan voor nevenactiviteiten waarvoor ingevolge sublid 4.6.2 is afgeweken van de gebruiksregels
- de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 150 m2 bedragen
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
- erf- en terreinafscheidingen 2 m - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (4.4.1c)
- antenne-installaties 15 m
- zwembaden 75 m² per hoofdgebouw
0,50 m
- paardenbakken:
- omheiningen

2 m
- per hoofdgebouw mag 1 paardenbak worden aangelegd, ten minste 5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter
- overig 2 m - uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 4.6.1 onder a zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een tennisbaan toegestaan tot een hoogte van ten hoogste 5 m

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 14 opgenomen procedureregels van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 13 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Algemene regels

6.2 Afdekking van gebouwen

6.3 Woningsplitsing

Een woning mag gesplitst worden in ten hoogste 2 zelfstandige wooneenheden, mits:

  1. a. de wooneenheden tezamen de ten hoogste toegestane inhoud of oppervlakte van één woning niet overschrijden;
  2. b. de oppervlakte aan bijgebouwen tezamen de ten hoogste toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen behorend bij één woning niet overschrijden; er dient in ieder geval 20 m² aan bijgebouwen per wooneenheid aanwezig te zijn;
  3. c. het karakter van het gebouw als één woning en de samenhangende bouwmassa van het gebouw behouden blijft;
  4. d. de cultuurhistorische dan wel karakteristieke waarde niet onevenredig wordt aangetast;
  5. e. de splitsing geen belemmering vormt voor omliggende (niet-)agrarische bedrijven.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond

7.2 Strijdig gebruik bebouwde grond

Artikel 8 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde

8.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  1. a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    2. 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 13 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 9 Overige Zone - Natte Natuur

9.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natte natuur' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van de natte natuur.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natte natuur' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de natte natuur worden opgericht.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden en dit niet leidt tot verlaging van de grondwaterstand, verslechtering van de waterkwaliteit en/of aantasting van de morfologie van beken en waterlopen.

9.4 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -natte natuur':

  1. a. voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet;
  2. b. op een wijze die leidt tot verlaging van de grondwaterstand, verslechtering van de waterkwaliteit en/of aantasting van de morfologie van beken en waterlopen.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 13 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 10 Overige Zone - Openheid

10.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - openheid' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het in stand houden van de openheid van het landschap.

10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 13 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voor zover -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  3. c. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  4. d. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat van de inhoudsmaat voor (bedrijfs)woningen niet kan worden afgeweken;
  5. e. ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.

11.2 Afwijkingsbevoegdheid zonnepanelen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van het binnen dan wel direct aansluitend aan bestemmingsvlakken met de bestemming Wonen bouwen van op de grond staande zonnepanelen inclusief bijbehorende voorzieningen.

11.3 Voorwaarden voor afwijken

  1. a. Afwijken als bedoeld in lid 11.1 is alleen mogelijk:
    1. 1. voor zover de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
  2. b. Afwijken als bedoeld in lid 11.2 is alleen mogelijk onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de oppervlakte aan zonnepanelen bedraagt niet meer dan 25 m2 en de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 meter;
    2. 2. de afstand tussen de zonnepanelen en de dichtstbijgelegen grens van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 20 m;
    3. 3. er wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap; en
    4. 4. de belangen van de omliggende functies worden niet onevenredig geschaad.

11.4 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 11.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.

11.5 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 11.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 16 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;

12.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van dependance

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan vlakken met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance' toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. a. de oppervlakte van een dependance bedraagt niet meer dan 65 m²;
  2. b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 100 m2, met dien verstande dat wanneer de bestaande totale oppervalkte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 100 m2:
    1. 1. het gebruik van bestaande bijgebouwen als dependance, inclusief de verbouwing ten behoeve van dat gebruik, is toegestaan;
    2. 2. het oprichten van nieuwe bebouwing ten behoeve van het gebruik als dependance is toegestaan wanneer gelijktijdig voor elke m2 die wordt toegevoegd 2 m2 aan bestaande bijgebouwen, overkappingen en/of dependances wordt afgebroken, waarbij een totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances van 100 m2 altijd is toegestaan;
  3. c. een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
  4. d. bij een dependance zijn geen omgevingsvergunningplichtige dakkapellen, erkers en balkons toegestaan.

12.3 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:

  1. a. de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
  3. c. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
  4. d. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  5. e. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  6. f. er, indien de wijziging nieuwvestiging van een geluidgevoelig object betreft, geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder of maximaal toelaatbare geluidsbelasting krachtens het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart wordt overschreden;
  7. g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.

Artikel 13 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

13.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 13.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.

Bestemming/aanduiding werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor de vergunningplicht geldt Specifieke beoordelingscriteria
Bestemming Agrarisch het aanleggen van recreatieve wegen, paden en parkeervoorzieningen - aangetoond wordt dat de werkzaamheid niet leidt tot een significante toename van de stikstofdepositie in een Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied
Bestemming Agrarisch
het binnen een afstand van 50 m vanuit woningen en recreatievoorzieningen aanbrengen van boomgaarden en het uitoefenen van intensieve teelten, behoudens vervanging van boomgaarden - er worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt dan wel er worden zodanige voorzieningen getroffen dat zich geen chemische bestrijdingsmiddelen buiten de boomgaard c.q. het betreffende perceel kunnen verspreiden
aanduiding 'overige zone -hoge archeologischeverwachtingswaarde' - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m² ;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m²
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld
aanduiding 'overige zone -openheid' het planten van bomen, voorzover het geen kwekerij betreft, en het ophogen van gronden met meer dan 1 m, waaronder begrepen het aanleggen van aarden wallen - er wordt aangesloten bij bestaande massa`s (bebouwing en belanting)
- er wordt geen bos aangeplant
- de openheid van het landschap wordt niet onevenredig aangetast
aanduiding 'overige zone -natte natuur'
het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden door bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het verbreden en verdiepen, verbeteren en dempen van watergangen en greppels, en het slaan van putten
- de hoge grondwaterstanden alsmede het optreden van kwel blijven behouden
- de differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden
- de werkzaamheden hebben geen onevenredig, negatief effect op de natte landnatuur

13.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 13.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, waaronder werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een normale agrarische bedrijfsexploitatie zoals spitwerkzaamheden, met dien verstande dat kwekerijen en boomgaarden niet onder normale agrarische bedrijvigheid worden begrepen,
  2. b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  3. c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarde en functies niet te verwachten is;
  4. d. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden binnen een afstand van 10 m uit bestaande gebouwen;
  5. e. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens artikel 6.4 van de Waterwet;
  6. f. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals het onttrekken van oppervlaktewater voor zover deze worden uitgevoerd door of vanwege het waterschap;
  7. g. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een door gedeputeerde staten goedgekeurd natuurontwikkelingsplan;

13.3 Algemene beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 13 lid 13.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 13.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 14 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 15 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht Bouwwerken

16.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

16.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.

16.3 Afwijken bij bijgebouwen

Indien lid 16.1 van toepassing is op bijgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1.24, kan het bevoegd gezag eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 16.1 bepaalde ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bijgebouwen. Afwijken is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voor elke m2 waarvoor bij omgevingsvergunning wordt afgeweken 2 m2 aan bestaande bijgebouwen wordt afgebroken, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.

16.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 17 Overgangsrecht Gebruik

17.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Garderenseweg 120 en 122 Uddel.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d. 14 februari 2019 nr. 15-2019

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

Pieter Guis

Teammanager Omgevingsrecht en Advies

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de percelen Garderenseweg 120 en 122 bij Uddel staan twee woningen. Hier was in het recente verleden zorginstelling Philadelphia gevestigd. Mensen met een verstandelijke beperking werden hier begeleid met wonen en werken en er werd dagbesteding aangeboden. De zorginstelling is inmiddels verhuisd naar een andere locatie, waardoor de gedateerde bebouwing en de vervallen omliggende gronden en opstallen leeg staan. De percelen zijn aangekocht door een lokale ontwikkelaar, die het voornemen heeft de zorgwoning op nummer 120 te renoveren en de woning op nummer 122 te slopen en ten noorden van nummer 120 terug te bouwen. Ook wordt het omliggende erf opnieuw ingericht. Dit bestemmingsplan biedt het juridisch kader, waarmee deze ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging En Begrenzing

De planlocatie ligt op de hoek van de Garderenseweg en de weg Blekemeer, ongeveer 1 kilometer ten zuidwesten van de dorpskern Uddel nabij het Blekemeer. Het perceel wordt hoofdzakelijk begrensd door agrarisch gebied, verspreid liggende solitaire woonpercelen en natuur rondom het Blekemeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1366-vas1_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1366-vas1_0002.png"

Afbeelding 1.1 Ligging en luchtfoto plangebied, rood omkaderd

Het plangebeid omvat de kadastrale percelen Gemeente Apeldoorn, Sectie A, Nummers 6728, 7795 en 7796. Aangezien de woningen in de toekomstige situatie anders ten opzichte van elkaar worden gepositioneerd, wordt ook de erfindeling gewijzigd. De kadastrale indeling zal hiermee ook worden gewijzigd.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt nu nog bestemmingsplan Agrarische Enclave. Dit bestemmingsplan is op 25 juni 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De percelen hebben in de huidige situatie de bestemming Wonen, met aangrenzend een stuk grond met de bestemming Agrarisch. Het gehele plangebied heeft de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog en de gebiedsaanduiding natte landnatuur. Het perceel Garderenseweg 120 heeft tevens de aanduiding zorgwoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1366-vas1_0003.png"

Afbeelding 1.2 Uitsnede plankaart bestemmingsplan Agrarische Enclave, op luchtfoto geprojecteerd

In het plangebied zijn momenteel twee woningen toegestaan met een maximum inhoud van 700 kubieke meter en 75 vierkante meter bijgebouw/overkapping per woning; de gemeentelijke standaard in het buitengebied destijds. Daarnaast is ook zorgwonen bij Garderenseweg 120 toegestaan. Deze uitgangspunten blijven ongewijzigd, behalve dat de toegestane oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt verruimd naar 100 vierkante meter, conform de huidige standaard voor het buitengebied.

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit zeven hoofdstukken. Dit eerste hoofdstuk bevat de aanleiding van het plan. In hoofdstuk 2 vindt een beleidsinventarisatie plaats, waarin de relevante kaders van provincie en gemeente uiteen worden gezet. Hoofdstuk 3 bevat een functionele analyse van het plangebied in de huidige situatie, gevolgd door hoofdstuk 4 dat de toekomstige situatie beschrijft. Hoofdstuk 5 bevat een uitwerking van de uitvoerbaarheid van het plan, kijkend naar milieuaspecten (o.a. bodem, geluid, lucht), waterhuishouding, natuur, archeologie en de financiële onderbouwing. In hoofdstuk 6 wordt uitgelegd hoe de ruimtelijke uitgangspunten zijn vertaald naar de bestemmingen en regels. Tot slot is er in hoofdstuk 7 ruimte voor het communicatieve aspect; de wijze waarop belanghebbenden en geïnteresseerden zijn betrokken bij de planvorming en op welke wijze hun eventuele inbreng is verwerkt.

2 Beleidskader

2.1 Provinciaal Beleid

2.1.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.

Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Daarbij richt de provincie zich met haar partners vooral op:

  • kansen bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven;
  • het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's;
  • het creëren van een goede bereikbaarheid van de stedelijke gebieden en de economische kerngebieden met fiets, openbaar vervoer en auto maar ook digitaal;
  • het versterken van ruimtelijke randvoorwaarden voor de sterke (top)sectoren en het verbeteren van de kennisinfrastructuur;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor cultuurbeleving;
  • een adequaat beheer (kwaliteit en kwantiteit) van bestaande en eventueel nieuwe woongebieden, bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel in Gelderland.

Het tweede doel is het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.

Art. 4.2.4.1.1 Nationale Landschappen

De Nationale Landschappen zijn de symbolen bij uitstek van het Gelderse cultuurlandschap. Ze geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en krijgen daarom speciale aandacht.

De provincie wil samen met haar partners ook door ruimtelijke ontwikkelingen de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten. De provincie beschermt de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap en geeft richting aan ontwikkelingen met kwaliteit.

De provincie gaat de economische betekenis van de Nationale Landschappen vergroten door het ondersteunen van promotie en marketing. Ook zal de provincie partners ondersteunen bij het opstellen en uitvoeren van business cases. De provincie geeft invulling aan haar rol door te normeren (hoeder van de kwaliteit), te inspireren (kennismakelaar) en te verbinden (aanjager en financier).

Het Nationaal Landschap de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) en de Romeinse Limes (onderdeel van de Nationale Landschappen Rivierengebied en Gelderse Poort) zijn cultuurhistorische fenomenen van wereldbelang die gedeeld worden met andere provincies en waaraan de provincie samen werkt met de buurprovincies. De provincie ondersteunt gemeenten financieel bij het realiseren van landschapsdoelen. Voor het ontwikkelen met kwaliteit gaat de provincie samen met gemeenten de Gebiedenatlas ontwikkelen om inzicht te krijgen en te geven in de kernkwaliteiten, de stuwende krachten, bedreigingen en de gewenste ontwikkelingsrichting. Voor behoud van de kernkwaliteiten zet de provincie de Omgevingsverordening in als juridisch vangnet, zodat zij in gesprek kan komen indien het provinciaal belang in het geding raakt. Voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Romeinse Limes geldt een toegesneden regime in de Omgevingsverordening. De provincie ondersteunt het promoten en vermarkten van Nationale Landschappen. De provincie ondersteunt partners met het opstellen en uitvoeren van business cases.

De provincie heeft met het toepassen van Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik een zorgvuldige afweging van ontwikkelingen in het buitengebied voor ogen. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het (re)vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede keuze van locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen voor nieuwe bebouwing.

Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt bij een perceel gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing en bij het tweede perceel wordt de woning enkele meters verderop herbouwd, waarbij de totale oppervlakte aan verharding niet wordt vergroot. De ladder voor duurzame verstedelijking hoeft niet verder te worden doorlopen. Volstaan wordt met de gebruikelijke ruimtelijke onderbouwing.

Artikel 4.2.6.2 Beschermingszones natte landnatuur

De natte landnatuur levert een belangrijke bijdrage aan de ecologische diversiteit van Gelderland. Om de natte landnatuur duurzaam in stand te houden willen de provincie en haar partners de waterhuishoudkundige omstandigheden op orde brengen en houden.

Het is de ambitie van de provincie om de waterhuishoudkundige omstandigheden rond de natte landnatuur op orde te houden. Negatieve effecten op de grondwaterstand en -stroming door waterhuishoudkundige en ruimtelijke ingrepen moeten worden voorkomen. Sturing op grondwaterkwaliteit gebeurt op Europees en landelijk niveau via het Actieprogramma Nitraatrichtlijn, toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen en het activiteitenbesluit. Stimuleringsprojecten gericht op verbetering van grondwaterkwaliteit worden door de provincie wel ondersteund.

Ter bescherming van de natte landnatuur zijn beschermingszones aangewezen. Deze hebben een maximale grootte van 200 meter. De bescherming van de natte landnatuur door beschermingszones natte landnatuur richt zich op activiteiten van bedrijven en particulieren. De beschermingszones van de natuurgebieden die nog niet zijn hersteld, zijn maximaal 800 m. Binnen de eerste 200 meter zone zullen de waterschappen een strikt beleid gaan voeren. In het resterende deel van de beschermingszones is beregening wel mogelijk, drainage alleen onder voorwaarden.

Na uitvoering van de herstelmaatregelen en de besluitvorming hierover vervallen deze aanvullende voorwaarden voor drainage buiten de 200 m zone. Voor de Natura 2000-gebieden worden de beschermingszones uit de beheerplannen gehanteerd.

Voor de beschermingszones nemen de waterschappen drainage en beregeningsbeleid op in hun beheerplannen en keuren. Voor ruimtelijke veranderingen in deze zones heeft de provincie regels in de Omgevingsverordening opgenomen.

De toetsing van dit aspect komt verder aan de orde in paragraaf 2.1.2 OmgevingsverordeningGelderland en paragraaf Waterhuishouding.

2.1.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 hebben provinciale staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Sedertdien is de verordening een aantal malen herzien. De relevante bepalingen worden hieronder toegelicht.

artikel 2.7.4.2 Nationaal landschap

Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap en buiten de GO, het GNN en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt ten opzichte van het ten tijde van de inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken. Deze kernkwaliteiten zijn vastgelegd in bijlage 6 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen van de verordening.

Toetsing

Het plangebied behoort tot Nationaal Landschap Veluwe, deelgebied Agrarische Enclave. De kenmerken hiervan zijn:

  • Afwisseling van grootschalig bos en kleinschalige open landbouwgronden (mozaïek)
  • Waardevolle open essen
  • Esdorpen met eigen bedrijvigheid (dorpsensemble)
  • Intensieve veehouderijbedrijven
  • Tamelijk natuurlijk beekdal met bijzondere laaglandbeek

Geen van de genoemde kernkwaliteiten is in het plangebied aanwezig. Daarmee is uitgesloten dat de voorgenomen ontwikkeling de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap aantast.

artikel 2.7.7.1 Beschermingszone natte landnatuur

In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van een hydrologische beschermingszone worden geen functies toegestaan die significant nadelige effecten kunnen hebben op de instandhouding van de natte landnatuur, tenzij:

  • er geen reële alternatieven zijn;
  • sprake is van een reden van groot openbaar belang;
  • de nadelige effecten worden gemitigeerd of gecompenseerd.

Toetsing

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen nadelige effecten op de instandhouding van de natte landnatuur. Het verplaatsen van een bouwvlak en verminderen van de aanwezige bebouwing heeft een neutraal tot mogelijk positief effect. De planologische mogelijkheden, inclusief afwijkingsmogelijkheden, voor bebouwing hebben geen direct nadelig effect. Werken en werkzaamheden in de grond die mogelijk van invloed zijn op de natte landnatuur, zijn gekoppeld aan een vergunningplicht, waarbij de waarden zijn gewaardborgd.

2.2 Gemeentelijk Beleid

2.2.1 Nota I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Deze worden beschreven in de paragrafen 5.5 respectievelijk 5.6.

2.2.2 Beperking realisatieduur woningbouw private partijen

In juni 2014 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' vastgesteld. In het gemeentelijke woningbouwprogramma is nog maar beperkt ruimte voor nieuwe woningbouwinitiatieven, terwijl een deel van de beschikbare ruimte in het woningbouwprogramma is ingevuld met plannen waarvoor al meer dan een paar jaar een vastgesteld bestemmingsplan aanwezig is maar die niet tot uitvoering komen. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen en om alleen nog ruimte te bieden aan initiatieven die ook echt worden uitgevoerd, geldt op grond van de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' nu een realisatietermijn voor nieuwe woningbouwinitiatieven die in principe drie jaar bedraagt. Die termijn gaat lopen vanaf het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Ter uitvoering van de beleidsnotitie wordt in ieder bestemmingsplan dat de bouw van nieuwe woningen mogelijk maakt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen door de bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen te verwijderen als na de termijn de betreffende woningen niet zijn gerealiseerd en ook nog niet in aanbouw zijn.

In dit bestemmingsplan is ervoor gekozen de wijzigingsbevoegdheid niet op te nemen, aangezien het plan geen toevoeging van nieuwe woningen mogelijk maakt. Het betreft enkel de verplaatsing van een planologisch recht en gaat niet ten koste van het woningbouwcontingent.

2.2.3 Woonagenda Apeldoorn 2014-2018

De gemeenteraad heeft op 13 februari 2014 de 'Woonagenda Apeldoorn 2014-2018, buitenstad in uitvoering' vastgesteld. De Woonagenda betreft de herijking van het gemeentelijke woonbeleid en geeft een visie op de toekomst van het wonen in de gemeente Apeldoorn.

De gemeentelijke structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' geeft de richting. De Woonagenda beschrijft de ontwikkelingen op het gebied van de volkshuisvesting, onder meer de afnemende bevolkingsgroei, de grotere betekenis van de bestaande woningvoorraad, de vergrijzing en de onzekere slagingskansen voor de meest kwetsbare groepen huishoudens van Apeldoorn. Op basis van deze ontwikkelingen en de ambities uit de structuurvisie is een agenda samengesteld voor de komende jaren, ten aanzien van drie hoofdopgaven:

  1. 1. het bewaken van de volkshuisvestelijke basisopgave
    Het gaat hier om voldoende, betaalbare en adequate huisvestingsmogelijkheden voor huishoudens die afhankelijk van de sociale huurmarkt; daarnaast zijn ook huishoudens met een laag middeninkomen doelgroep van beleid.
  2. 2. het beheer van de bestaande woningvoorraad om de toekomstbestendigheid ervan de bevorderen
  3. 3. sturing op de nieuwbouw via programmering en afstemming met derde partijen

Het plangebied is gelegen nabij de dorpskern Uddel. Voor deze dorpskern benoemt de woonagenda als belangrijkste opgave dat het raadzaam is om geen kleine intitatieven voor woningbouw op te starten, vanwege de hoeveelheid woningen die de laatste tijd zijn gerealiseerd. Dorpsraad Uddels Belang vraag uitdrukkelijk nieuwbouw in en rondom het dorp te faseren. Koester de weilandjes en het groen en voorkom verdere verdichting, en kies bij een nieuwe ontwikkeling voor inbreiding en herontwikkeling.

De voorgenomen ontwikkeling past in deze uitgangspunten van de Woonagenda. De twee woningen worden niet toegevoegd, maar behoren tot de bestaande voorraad. Deze twee percelen worden gerevitaliseerd, wat passend is binnen deze ambitie.

2.2.4 Woningbouwprogramma 2010-2029

In november 2012 heeft de gemeenteraad het Woningbouwprogramma 2010-2029 vastgesteld. Geconstateerd wordt dat er gezien actuele inzichten in de bevolkingsontwikkeling op termijn minder vraag naar woningen zal zijn dan eerder was voorzien. Daarom zijn alle woningbouwplannen bekeken en zijn keuzes gemaakt: welke projecten worden uitgevoerd, welke projecten vervallen, welke projecten worden later uitgevoerd en welke projecten krijgen een andere opzet. Wanneer zich nieuwe kansen aandienen moet eerst kwantitatieve en kwalitatieve ruimte in het woningbouwprogramma worden gecreëerd. Daardoor wordt de programmering steeds op basis van actuele marktontwikkelingen en op basis van wijzigende verwachtingen over de toekomst bijgestuurd: het adaptief programmeren. Kwantitatief vertrekpunt is uitbreiding van de woningvoorraad in de periode 2010-2019 met netto 3.900 woningen en in de periode 2020-2029 met netto 2.000 woningen.

Dit raadskader voor de woningbouwprogrammering past daarmee binnen het regionale kader Kwantitatief Woningbouwprogramma 3 (KWP3).

In maart 2015 heeft de gemeenteraad dit kader voor de woningbouwprogrammering heroverwogen. Op basis van actuele behoeftegegevens heeft de raad besloten het kwantitatieve uitgangspunt voor de periode tot 2019 te handhaven en kwalitatief het accent te leggen op de lagere prijssegmenten: goedkoop en middelduur.

Dit bestemmingsplan voegt geen woning toe aan de woningvoorraad. Het geldende bestemmingsplan staat reeds twee woningen toe; die woningen zijn ook feitelijk aanwezig. Per saldo blijft het aantal woningen gelijk en vormt het Woningbouwprogramma 2010-2029 geen belemmering.

2.2.5 Welstandsbeleid

Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.

Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.

De nota gaat uit van één welstandsniveau voor álle gebieden van de hele gemeente Apeldoorn en werkt vanuit een piramide:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1366-vas1_0004.png"

  • Vergunningvrije bouwwerken: geen welstandstoetsing
    Onder deze categorie valt het grootste deel van de bouwwerken.
  • Veelvoorkomende bouwwerken:eenduidige criteria die voor de hele gemeente gelijk zijn.
    Het grootste deel van de vergunningplichtige bouwwerken, zoals erkers en dakkapellen, valt onder deze categorie. In deze categorie is ook het reclamebeleid ondergebracht.
  • Specifieke bouwwerken: welstandstoetsing op basis van gebiedsgerichte doelstellingen
    Onder deze categorie vallen de grotere bouwplannen. De gebiedsgerichte doelstellingen zijn per dorp, wijk, gebied of gebiedstype geformuleerd. Het werken met doelstellingen die de kernkwaliteiten van het gebied beschrijven in plaats van te werken met stringente criteria waaraan het bouwwerk moet voldoen, maakt verschillende ontwerpoplossingen mogelijk en biedt daarmee ruimte voor de initiatiefnemer.

2.3 Waterbeleid

2.3.1 Provinciaal beleid

Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland. Daarin is onder andere vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.

Uitgangspunt bestemmingsplan

Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is onderdeel van ruimtelijke plannen. Verandering van (gebruik van) een gebied mag geen negatief effect op het (grond)water of de waterafhankelijke natuur hebben.

2.3.2 Waterschapsbeleid

In 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn zes ambities geformuleerd:

  1. 1. Beschermen tegen overstromingen
  2. 2. Zorgen voor de juiste hoeveelheid water
  3. 3. Zorgen voor de goede oppervlaktewaterkwaliteit
  4. 4. Schoon en vuil water worden zoveel mogelijk gescheiden
  5. 5. Afwalwaterketen en watersysteem samen met de partners als één geheel beheren

De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.

Uitgangspunt bestemmingsplan

Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.

2.3.3 Gemeentelijk beleid

3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving

3.1 Historie

De gescheidenis van de woningen aan de Garderenseweg 120 en 122 hangt met elkaar samen. Nummer 122 werd in 1921 aanvankelijk gebouwd als een van de eerste woningen aan dit deel van de Garderenseweg, op een ruim perceel. Onderstaande situatietekening toont dit aan. De Garderenseweg was destijds nog niet verhard, maar was een grindpad tussen Uddel en Elspeet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1366-vas1_0005.png"

Afbeelding 3.1 Situatietekening 1921 - nieuwbouw Garderenseweg 122 rood omkaderd

De woning werd aanvankelijk gebouwd als noodwoning, gemaakt van hout, "bestemd voor een gezin en gedeeltelijk voor verlofzaak ingericht", aldus in de vergunningaanvraag vermeld destijds. De vergunning was geldig tot 1926 en de noodwoning is daarna vermoedelijk gesloopt. In 1930 werd het perceel weer in gebruik genomen, met de bouw van de riante woning van de perceeleigenaar; de heer Willem van Essen. Dit maal met adres Garderenseweg 120. In de jaren dertig en veertig zijn er verscheidene bijgebouwen bij de woning geplaatst, ten behoeve van kippenschuren en paarden- en varkensstallen. Vermoedelijk is de hoofdbouw van Garderenseweg 122 ontstaan vanuit een verbouwing van een van de opstallen behorend bij de woning aan Garderenseweg 120 die vervolgens in gebruik is genomen als woning.

De afgelopen jaren is de woning nummer 120 in gebruik geweest als zorgwoning voor zorginstelling Philadelphia. Bij de zorginstelling was ook een kleine kwekerij aanwezig, genaamd De Essenbrink. In deze naamgeving werd verwezen naar de eerste eigenaar van het perceel. Inmiddels is Philadelphia verhuisd naar een andere locatie en staat ook de woning op het perceel Garderenseweg 122 al enige jaren leeg. Dit is aanleiding geweest voor een lokale ontwikkelaar om beide percelen aan te kopen en te herontwikkelen.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Het plangebied ligt op een oude dekzandrug op de grens van het ontginningenlandschap en de oudere heidegronden. Beide panden liggen aan de Garderenseweg, die ten zuiden van de percelen loopt, hoewel ze beide op de weg Blekemeer worden ontsloten, ten westen van de woningen. Aan de Garderenseweg liggen voornamelijk vrijstaande woonhuizen in een verder agrarisch landschap. Ten noorden en ten zuiden van het plangebied bevinden zich weilanden. In het westen ligt op zo`n 100 meter het Blekemeer, een meertje ontstaan door veenwinning halverwege de negentiende eeuw. Aan de overzijde van het Blekemeer is recreatiepark Uddelermeer gelegen, met nabij een nieuw woonwijkje bestaande uit vijf kavels in erfopzet (Erve Blekemeer).

In de huidige opzet zijn de percelen Garderenseweg 120 en 122 met de smalle zijde naar de weg georiënteerd en lopen ze diep door naar achteren. Nummer 122 ligt ten westen van 120. Het erf bij nummer 122 is zo`n 1800 vierkante meter groot, het erf bij nummer 120 beslaat ruim 8500 vierkante meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1366-vas1_0006.png"

Afbeelding 3.2 Huidige opzet Garderenseweg 120 en 122

Aan de Garderenseweg 120 bevindt zich de voormalige, ruime zorgwoning. Deze woning is staat haaks op de Garderenseweg en bestaat uit een eenlaags bouwvolume met mansardekap. Op het perceel Garderenseweg 122 is een woonhuis aanwezig van één laag en een kap. Het is een klein gebouw dat bestaat uit meerdere kleine samengestelde volumes. De bebouwing is erg gedateerd en het terrein verkeert in onverzorgde staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1366-vas1_0007.png"

Afbeelding 3.3 Garderenseweg 120 links, Garderenseweg 122 rechts

Bij beide woningen bevinden zich een of meerdere vrijstaande bijgebouwen op het achtererf. Op het achter- en zijerf bij de voormalige zorgwoning op nummer 120 bevinden zich ook nog enkele vervallen bijgebouwen behorende tot de kwekerij.

3.3 Verkeer En Vervoer

De Garderenseweg, ook bekend als de provinciale weg N310, verbindt Uddel met het dorp Garderen in de gemeente Barneveld. Ter hoogte van het plangebied geldt een maximale snelheid van 60 kilometer per uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1366-vas1_0008.png"

Afbeelding 3.4 Plangebied vanaf de Garderenseweg met rechts de bushalte

Aan beide zijden van de weg ligt een vrijliggend fietspad, van de weg gescheiden door een twee meter brede groenstrook met bomensingel. Ter hoogte van Garderenseweg 120 bevindt zich een bushalte. Op werkdagen maken zo`n 7700 motorvoertuigen dagelijks gebruik van dit deel van de Garderenseweg, blijkt uit de provinciale verkeerstelling uit 2015.

Beide percelen worden ontsloten via de naastgelegen weg Blekemeer, waarbij de ontsluiting van nummer 120 over het erf van nummer 122 loopt. Het Blekemeer is een smalle weg, die doorgaans enkel wordt gebruikt door aanwonenden, landbouwverkeer en bezoekers van recreatiepark Uddelermeer.

4 Ruimtelijke En Functionele Opzet

4.1 Bebouwing

De opzet en uitstraling van het plangebied gaat veranderen. De kleine woning aan Garderenseweg 122 wordt gesloopt en de vrijkomende ruimte wordt bij het erf van nummer 120 gevoegd. De woning met nummer 120 wordt compleet gerenoveerd. Ten noorden van deze gerenoveerde woning wordt een nieuwe woning gebouwd. De bestemmingsvlakken worden daarom verschoven en anders vormgegeven. Hierdoor ontstaan twee woonbestemmingen met ongeveer dezelfde oppervlakte die noord/zuid ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd, in plaats van oost/west zoals in de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1366-vas1_0009.png"

Afbeelding 4.1 Schetsontwerp nieuwe erfinrichting

De bebouwing bij Garderenseweg 120 blijft dus grotendeels ongewijzigd. Ook zal een van de bestaande bijgebouwen dienst blijven doen als bijgebouw bij deze woning. Het hoofdgebouw is typerend voor Uddel en het omliggende buitengebied: een eenlaagse bouwmassa, lage goothoogte en een hoge pannenkap, loodrecht op de weg georiënteerd. Door de vrijstaande ligging van de meeste huizen zijn er doorzichten vanaf de straat tot diep naar achteren.

De nieuwe woning komt ten noorden van nummer 120 en ligt grotendeels uit het zicht vanaf de Garderenseweg. Ook voor deze woning wordt een lagere goothoogte aangehouden en is de maximale inhoud beperkt tot 700 kubieke meter.

Het nieuwe erf krijgt een landelijke uitstraling waarbij de ruimtelijke opzet van een boerenerf met meerdere losstaande gebouwen als inspiratie dient. Ook in de vormgeving en architectuurstijl van de nieuwe bebouwing zal het boerenerf tot uitdrukking komen.

4.2 Verkeersontsluiting En Parkeren

Beide woningen krijgen ook in de nieuwe situatie een ontsluiting op de naastgelegen weg Blekemeer. De parkeerbehoefte wordt gefaciliteerd op het eigen perceel, waarbij er ten minste ruimte wordt geboden voor twee auto`s per woning.

4.3 Landschappelijke Inpassing

De locatie is volgens het Groot Apeldoorns Kookboek onderdeel van de enclave Uddel en het kampenlandschap. Ten noorden van de locatie ligt het open broekland. Het plangebied ligt in het overgangsgebied tussen beide landschapstypen. Belangrijk uitgangspunt voor de ruimtelijke uitwerking van het plan is het open houden van de gebieden die reeds open zijn en het versterken van de randen. Het ruimtelijk ontwerp is erop gericht de bebouwing te concentreren aan de westzijde bij de bosrand en daardoor het oostelijke deel open te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1366-vas1_0010.png"

Afbeelding 4.2 Landschappelijke inpassing

Bovenstaande afbeelding geeft weer hoe het plan ruimtelijk wordt ingepast. Zo wordt de enkelzijdige beplanting aan de Blekemeer versterkt door een enkele rij eiken toe te voegen. Nabij de woningen wordt een deel van de bestaande bomen behouden en een aantal nieuwe solitaire bomen aangeplant.

De twee erven worden van elkaar gescheiden met een struweelhaag. Op de grens van de erven naar het naastgelegen weiland staat een lage beukenhaag. Deze wordt niet verder aangezet, om de openheid in stand te laten.

5 Planologische Aspecten

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

5.1.2 Bodem

Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.

Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.

Onderzoeksresultaten bodem

Op basis van het historisch bodembestand, het bedrijven-/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem is de locatie niet verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Er zijn daardoor geen bezwaren voor een herziening van het bestemmingsplan. Het verkennend bodem- en asbestonderzoek kan worden uitgevoerd in de procedure voor de omgevingsvergunning voor het oprichten van de nieuwe woning.

5.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

Met dit bestemmingsplan wordt een gevoelige functie (wonen) mogelijk gemaakt. Er is daarom sprake van inwaartse zonering: bij inwaartse zonering wordt vanuit de gevoelige functie een beschermende bufferzone gecreëerd. Binnen het onderzoeksgebied rondom het plangebied (tot 200 meter) zijn geen (agrarische) bedrijven of instellingen gelegen. Milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Derhalve worden de Garderenseweg (N310) en Blekemeer beschouwd. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook inzicht te worden gegeven in de akoestische indirecte gevolgen van het plan bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van eventuele verkeersaantrekkende werking.

Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.

Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai

De relevante wegen zijn de Garderenseweg (N310) en Blekemeer. Voor deze wegen doen zich geen van de genoemde uitzonderingen voor zodat ze van rechtswege een geluidzone hebben. Deze buitenstedelijke wegen hebben een geluidzone van 250 meter.

In de rapportage d.d. 14 augustus 2018, opgesteld door SPA WNP Ingenieurs en opgenomen in bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de N310 (Garderenseweg) en Blekemeer berekend. Hieruit blijkt dat de nieuwe woning een geluidbelasting zal ondervinden van maximaal 44 dB ten gevolge van het verkeer op de N310 en 47 dB ten gevolge van het verkeer op de Blekemeer. De geluidbelasting van beide wegen is lager dan de voorkeurswaarde van 48 dB. De geluidbelastingen ten gevolge van het verkeer op deze wegen, vormen geen belemmering voor de realisatie van het bouwplan.

De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt maximaal 53 dB. Dit betekent dat de karakteristieke geluidwering van de verblijfsgebieden minimaal 20 dB moet bedragen. Dit is gelijk aan de minimale geluidwering van 20 dB die geldt op basis van het Bouwbesluit voor de gevels. Normaliter wordt met moderne standaard bouwmaterialen voldaan aan de minimale geluidwering van de gevels.

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nieuwe en bestaande geluidgevoelige bestemmingen.

5.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  1. a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  2. b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  3. c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  4. d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan beoogt de verplaatsing van een woning. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

5.1.6 Externe veiligheid

In het plangebied en/of de directe omgeving van het perceel zijn geen risicobronnen aanwezig die een belemmering kunnen opleveren voor de ontwikkeling van het plangebied. Wel is de locatie gelegen aan de provinciale weg N310 (Garderenseweg) waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Uit de Milieunota externe veiligheid Gemeente Apeldoorn blijkt dat er geen significante externe veiligheidsrisico`s optreden rondom deze weg. Nader onderzoek en verantwoording groepsrisico zijn niet noodzakelijk. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.

5.1.7 Elektromagnetische velden

In en direct nabij het plangebied bevinden zich geen hoogspanningsleidingen en/of zendmasten. Dit betekent dat er geen bezwaren zijn met betrekking tot dit aspect.

5.1.8 Milieueffectrapportage

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  1. 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  2. 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Onderzoeksresultaten

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De resultaten daarvan zijn beschreven in de paragrafen 5.1.1 tot en met 5.1.7. Daaruit kan worden geconcludeerd dat kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

Wel ligt het plangebied in de nabijheid (op zo`n 150 meter) van het Natura 2000-gebied Veluwe. Er is onderzocht of er een vergunning/melding in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is, eventueel een passende beoordeling of planMER moet worden opgesteld en of het plan uitvoerbaar is in het kader van de Wet natuurbescherming. De provincie Gelderland is bevoegd gezag voor deze wet. Zie hiervoor paragraaf 5.3 Natuurwaarden.

5.2 Waterhuishouding

5.2.1 Algemeen

Garderenseweg 120 en 122 ligt buiten bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 1,2 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.

5.2.2 Grondwater

Het gebied ligt niet in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen meetpunten van het gemeentelijk grondwatermeetnet. De gemiddelde voorjaarsgrondwaterstanden liggen volgens gegevens van de provincie nabij het plangebied tussen NAP+26.00 m en NAP+26.50 m. De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt naar verwachting dan ook rond NAP+26.50 m. Het maaiveld van het plangebied ligt rond NAP+29.00 m. De hoogste grondwaterstanden liggen dus circa 2,5 m onder maaiveld.

Er is in en om het plangebied grondwateroverlast bekend. De ontwikkelingen in het gebied hebben geen (structurele) invloed op het grondwater. Het plan wordt dan grondwaterneutraal ontwikkeld.

5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Circa 75 meter ten westen van het plangebied ligt het Blekemeer. Dit meer heeft een hoge natuurwaarde. Een zone rondom het meer is in de Omgevingsvisie van provincie Gelderland opgenomen als beschermingszone voor de natte landnatuur. Het plangebied ligt volledig binnen deze zone.

Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewater.

Het plan betreft vervanging van bestaande bebouwing door nieuwbouw op een andere locatie binnen het plangebied. In het plangebied wordt rekening gehouden met waterberging in een extensief beheerd grasland. Het plan heeft geen negatieve effecten op de instandhouding van waterafhankelijke natuur.

5.2.4 Afvoer van hemelwater

In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.

Bij het bepalen van de manier waarop het hemelwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor Hemelwater. Deze beslisboom geeft de volgende voorkeursvolgorde voor het afvoeren van hemelwater:

  1. 1. gebruik van hemelwater (in grijswatercircuit of door vegetatiedak);
  2. 2. infiltratie in de bodem;
  3. 3. afvoer naar oppervlaktewater;
  4. 4. afvoer via rioolstelsel.

De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.

Alle neerslag die binnen het plangebied valt wordt in principe in het gebied geborgen en, wanneer het water niet wordt gebruikt, in de bodem geïnfiltreerd. Het plangebied wordt zodanig ingericht dat het water niet afgevoerd wordt naar omliggende percelen.

5.2.5 Afvoer van afvalwater

De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is.

De twee bestaande woningen in het plangebied zijn via een eigen vrij verval leiding aangesloten op het gemeentelijk drukrioleringsstelsel. Op dit systeem mag alleen vuilwater worden geloosd; aansluitingen van hemelwater zijn niet toegestaan. Het systeem heeft voldoende capaciteit voor de afvoer van vuilwater van de twee woningen.

5.2.6 Watertoets

Het plan omvat minder dan 10 woningen en minder dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten.

5.3 Natuurwaarden

5.3.1 Wettelijk kader en beleid

5.3.2 Onderzoeksresultaten

De voorgenomen werkzaamheden leiden niet tot overtreding van de Wet natuurbescherming, omdat beschermde soorten of hun potentiële verblijfplaatsen zijn uitgesloten, of niet worden aangetast door de ontwikkeling. Ook de begrenzing van de gebieden alsmede de bestemming blijft ongewijzigd. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Een en ander is uitgewerkt in de QuickScan Garderenseweg 122; Uddel. Deze is opgenomen in bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting. Conclusies uit het onderzoek zijn dat de voorgenomen ontwikkeling geen invloed heeft op het nabij gelegen Natura 2000-gebied en het Natuur Netwerk Nederland, er ten aanzien van flora, vleermuizen, zoogdieren en vogels geen regels van de Wet natuurbescherming worden overtreden en er geen beschermde houtopstanden worden gerooid. De kap van bomen ten behoeve van de planontwikkeling is wel vergunningsplichtig op basis van gemeentelijke regelgeving.

5.4 Duurzame Verstedelijking

5.4.1 Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):

  • Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
  • Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

5.4.2 Onderzoeksresultaten

Dit bestemmingsplan voorziet feitelijk alleen in het verplaatsen van een bestaande woning en niet in het toevoegen van woningen. Er is derhalve geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 1.1.1 Bro zodat artikel 3.1.6 lid 2 Bro niet van toepassing is.

5.5 Archeologie

5.5.1 Beleid

5.5.2 Onderzoeksresultaten

Onderstaande afbeelding toont het plangebied op de archeologische beleidskaart 2015 van de gemeente Apeldoorn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1366-vas1_0011.png"

Afbeelding 5.1 Uitsnede archeologisch beleidskaart 2015

Het plangebied ligt in een zone met (middel)hoge archeologische verwachting. In deze categorie vallen de terreinen die op de archeologische kenniskaart een middelhoge en hoge archeologische verwachting bezitten. In deze gebieden wordt verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen verwacht. Pas bij grotere bodemingrepen wordt de kans groot dat zo'n vindplaats wordt aangetroffen. Daarom hoeft bij verstoringen van de bodem kleiner dan 500 m2 geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Op basis van het huidige beleid geldt dat indien de bodemingrepen een diepte van meer dan 35 centimeter onder het vastgestelde maaiveld en een oppervlakte van meer dan 500 m2 hebben, vooraf aan de bodemingreep archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. In eerste instantie kan dit onderzoek eruit zien als een bureau- en verkennend booronderzoek. Op grond van de resultaten daarvan wordt besloten of verder onderzoek noodzakelijk is. Dit is opgenomen in de regels van het bestemmingsplan door middel van een gebiedsaanduiding.

5.6 Cultuurhistorie

5.6.1 Wettelijk kader en beleid

5.6.2 Onderzoeksresultaten

Het perceel ligt in een gebied met jonge heideontginningen uit de eerste helft van de twintigste eeuw in een halfopen landschap. Dit gebied, aansluitend op het Uddelerveen, heeft een middelhoge cultuurhistorische waardering in de Cultuurhistorische Analyse Agrarische Enclave (2010).

Garderenseweg 120 en 122 hebben beide enige cultuurhistorische waarde als zijnde historische gebouwen met in de omgeving passend buitengebiedskarakter. Beide zijn in de loop der tijd flink verbouwd en hebben geen karakteristieke of (kandidaat)monumentale status. De Garderenseweg zelf heeft cultuurhistorische waarde als laan en oude infrastructuur.

Tegen de voorgenomen ontwikkeling bestaat vanuit cultuurhistorisch oogpunt geen bezwaar.

5.7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten over grondexploitatie als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Hierin is geregeld dat de initiatiefnemer de kosten die de gemeente maakt ter uitvoering van het initiatief voor rekening neemt. Alle met dit plan samenhangende kosten komen ten laste van de initiatiefnemer. Het plan heeft derhalve geen financiële gevolgen voor de gemeente. Er hoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de planologische aspecten en de gemeentelijke visie op het gebied. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

6.2 Karakter Bestemmingsplan

Bestemmingsplan Garderenseweg 120 en 122 Uddel is een mix van een ontwikkelplan en beheerplan, waarin de bestaande situatie en het geldende recht uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen, en daarnaast een nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

6.3 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.

Agrarisch

De gronden met de bestemming Agrarisch zijn bestemd voor agrarisch gebruik in de vorm van extensieve landbouw of extensieve veehouderij. Tevens zijn in hoofdzaak toegestaan groenvoorzieningen, natuurbeheer en recreatieve nevenactiviteiten. De gronden hebben geen bouwvlak en het vestigen van (bedrijfs)bebouwing op deze gronden is ook niet toestaan. Dit is gedaan om de openheid van het landschap te waarborgen en waar mogelijk te versterken. Met deze bestemmingsomschrijving wordt voorkomen dat de gronden met deze bestemming worden gezien als erf bij de nabij gelegen woningen en er vergunningvrije bouwwerken op worden geplaatst. De vlakken met de bestemming Wonen zelf zijn hiervoor ruim genoeg en op deze wijze worden de erven compact gehouden door het clusteren van bebouwing; het uitgangspunt voor nieuwe woonpercelen in landelijk gebied. Door tevens groenvoorzieningen ten behoeve van tuinen toe te staan, kunnen de gronden wel de uitstraling van tuin bij de nabij gelegen woning hebben, echter zonder bebouwingsmogelijkheden. Erf- en terreinafscheidingen zijn wel toegestaan.

Wonen

De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Per bestemmingsvlak met de bestemming Wonen is een bouwvlak aanwezig, waarbinnen het hoofdgebouw mag worden opgericht. Per bouwvlak is één hoofdgebouw toegestaan en per hoofdgebouw is één woning toegestaan. De goothoogte volgt de standaard voor het buitengebied, te weten 4 meter. De maximale inhoud voor de woning is bepaald op 700 kubieke meter. Hiervoor is geen afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Per hoofdgebouw is 100 vierkante meter aan bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen toegestaan. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om dit onder voorwaarden te kunnen verruimen. Hiervoor geldt het volgende:

Bevoegheid om af te wijken van de bouwregels voor het uitbreiden van de ten hoogste toegelaten oppervlakten aan bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen:

  1. a. onder direct aansluitend wordt verstaan: gronden direct grenzend aan het woonperceel en/of gescheiden in de vorm van een sloot, weg, natuurstrook o.i.d.;
  2. b. onder .. hectare grond wordt verstaan: het totale oppervlak met de bestemming Agrarisch en Wonen minus het bebouwde en verharde oppervlak;
  3. c. onder 'hoort bij' wordt verstaan: bewoner is eigenaar, heeft beperkt recht en/of meerjarige gebruikersovereenkomst.

Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Bij recht is het gebruik van een deel van (bedrijfs)woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijstvan toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.


Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

6.4.1 Algemene regels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 6 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 6.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

Lid 6.2 bevat de afdekbepaling. Hierin is bepaald dat gebouwen altijd van een kap moeten worden voorzien, uiteraard mits ze hoger worden gebouwd dan de ter plaatse aangegeven maximale goothoogte.

In artikel 7 staan de algemene gebruiksregels. In de leden 7.1.1 en 7.2.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In de leden 7.1.2 en 7.2.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.

In artikel 14 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 15 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

6.4.2 Bepalingen over waarden, milieuzones en andere zones

In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden, belemmeringenzones en dergelijke opgenomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze zones voorkomen.

Openheid

De gronden waarvoor de aanduiding 'overige zone - openheid' is opgenomen vertegenwoordigen een meerwaarde in het landschap indien hierop geen bebouwing of opgaande begroeiing wordt aangebracht. De openheid van de omgeving zorgt voor zichtlijnen waarmee ver kan worden doorgekeken in het landschap. Doel van de aanduiding en de bijbehorende regels is om die openheid te behouden en te versterken.

Natte natuur

In het plangebied hebben gronden met de aanduiding 'overige zone - natte natuur' een beschermenswaardige ecologische diversiteit. De gemeente Apeldoorn beschermt de natte landnatuur door hydrologische beschermingszones aan te wijzen door middel van deze aanduiding. Binnen deze gebieden streeft de gemeente naar het op orde brengen en houden van de waterhuishoudkundige omstandigheden om zo de ecologische diversiteit van de natte landnatuur duurzaam in stand te houden.

Archeologie

De Archeologische beleidskaart 2015 kent zes categorieën gebieden met een verschillende archeologische verwachting. Voor twee van die categorieën bevat het bestemmingsplan geen regeling. De bescherming van terreinen met monumentale archeologische waarden, oftewel de archeologische monumenten, is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Van de zones met geen archeologische verwachting staat vast dat er geen archeologische waarden (meer) zijn. Voor de overige vier categorieën wordt in bestemmingsplannen een beschermende regeling opgenomen.

Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Terrein met vastgestelde archeologische waarden krijgen in het bestemmingsplan de aanduiding 'overige zone – vastgestelde archeologische waarden', gebieden die zijn aangemerkt als Terrein met archeologische waarden krijgen de aanduiding 'overige zone – archeologische waarden' gekregen. Voor beiden geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (vastgestelde archeologische waarden) respectievelijk 100 m2 (archeologische waarden) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Zone met (middel)hoge archeologische verwachting krijgen in het bestemmingsplan de aanduiding 'overige zone – hoge archeologische verwachtingswaarde', gebieden die zijn aangemerkt als Zone met lage archeologische verwachting krijgen de aanduiding 'overige zone – lage archeologische verwachtingswaarde'. Hiervoor geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 500 m2 (hoge archeologische verwachtingswaarde) respectievelijk 2.500 m2 (lage archeologische verwachtingswaarde) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend.

Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt voor alle vier de categorieën dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Daarbij gelden dezelfde oppervlakten en diepte als hiervoor genoemd. De vergunning kan alleen worden verleend als uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) in voldoende mate is vastgesteld, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren.

Als uit het archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk of door het uitvoeren van de werkzaamheden zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Deze voorschriften kunnen bestaan uit het treffen van technische maatregelen of uit het uitvoeren van nader onderzoek; van beide dient verslag aan het bevoegd gezag uitgebracht te worden.

Archeologisch onderzoek kent vele vormen en maten. Voor het archeologische onderzoeksrapport dat bij een vergunningaanvraag moet worden ingediend wordt meestal in eerste instantie een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, eventueel aangevuld met een verkennend booronderzoek. Veelal is na deze fase bekend of vrijgave van het terrein mogelijk is of dat nader (of aanvullend) onderzoek noodzakelijk is. Het nader of aanvullend onderzoek, dat bij wijze van voorschrift aan de omgevingsvergunning verplicht kan worden gesteld, kan bijvoorbeeld bestaan uit een gedetailleerder booronderzoek of het graven van proefsleuven om een vindplaats op te sporen of uit te sluiten. Uiteindelijk kunnen deze vormen van onderzoek erin resulteren dat een behoudenswaardige archeologische vindplaats is aangetroffen. Afhankelijk van de ontwikkeling zal de vindplaats in dat geval ex situ (door een opgraving) of in situ (door inpassing in het plan) behouden moeten worden.

Bepalend voor het al dan niet bestaan van een onderzoeksverplichting zijn steeds de oppervlakte en de diepte van de bodemingreep. Bij de oppervlakte van de bodemingreep gaat het om de daadwerkelijk verstoorde oppervlakte. Als een gebouw op stroken gefundeerd wordt en er geen extra graafwerk plaatsvindt, dan geldt als bodemingreep alleen de oppervlakte van de strokenfundering. Wordt daarentegen ook de grond tussen de stroken dieper dan 35 cm vergraven, dan geldt als bodemingreep de volledige oppervlakte van het gebouw. Wanneer een gebouw wordt onderkelderd, wordt in de regel een flink grotere bouwput gegraven dan de oppervlakte van het gebouw. Daarom geldt als bodemingreep bij een onderkeldering de oppervlakte van de bouwput. Om dit zeker te stellen is in artikel 2 Wijze van meten over de wijze van meten bepaald hoe de oppervlakte van een bodemingreep moet worden gemeten.

In de regels is bepaald dat de diepte van de bodemingreep wordt bepaald vanaf de vastgestelde maaiveldhoogte van het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2). De AHN2 is een digitale hoogtekaart van Nederland, met voor heel Nederland gedetailleerde en precieze hoogtegegevens die de ligging van het maaiveld met grote nauwkeurigheid weergeeft. Door het hanteren van deze vastgestelde hoogteligging wordt bereikt dat niet alleen bij een eenmalige bodemingreep dieper dan 35 cm onder AHN2-maaiveld er een plicht tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek is, maar dat dat ook het geval is als er in de loop der jaren bij achtereenvolgende activiteiten meer dan 35 cm onder deze vastgestelde maaiveldhoogte gegraven wordt. In de begripsbepalingen is een definitie van het begrip AHN2-maaiveld opgenomen.

Zoals in paragraaf 5.5.2 is beschreven ligt het plangebied in een Zone met (middel)hoge archeologische verwachting. Aan het plangebied is daarom de aanduiding 'overige zone - hogearcheologische verwachtingswaarde' toegevoegd. Gevolg hiervan is dat bij een bodemingreep een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

6.4.3 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

7 Inspraak En Overleg

7.1 Inspraak

Omdat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt slechts een beperkte invloed op de omgeving heeft, heeft de gemeente geen gelegenheid geboden om een inspraakreactie op het concept ontwerpbestemmingsplan in te dienen.

7.2 Totstandkoming Plan

Op dinsdag 6 november 2018 heeft de initiatiefnemer een informatieavond over het bestemmingsplan gehouden. De dorpsraad, gemeenteraad en omwonenden waren uitgenodigd om zich te laten informeren over het plan en vragen of opmerkingen kenbaar te maken.

Op de bijeenkomst waren enkele buren aanwezig; de buurman die niet aanwezig kon zijn is in een eerder stadium op de hoogte gebracht. Ook was een vertegenwoordiger van de dorpsraad aanwezig, alsmede enkele leden van de gemeenteraad.

Het plan is positief ontvangen. Enkele vragen zijn gesteld over de erfinrichting van beide woningen, de manier waarop de als agrarisch bestemde grond naast de woningen wordt ingericht en wat de aanduiding 'zorgwoning' inhoudt. Ook waren enkele aanwezigen benieuwd naar de volgorde van werkzaamheden; eerst sloop van nummer 122 of eerst de nieuwbouw. Aangegeven is dat eerst zal worden gebouwd, en daarna pas worden gesloopt.

Naar aanleiding van de gegeven uitleg is geen verdere discussie ontstaan. Op basis van de vernomen inbreng kan worden geconcludeerd dat er in de directe omgeving voldoende maatschappelijk draagvlak bestaat voor dit bestemmingsplan.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Nevenactiviteiten

OMSCHRIJVING
CATEGORIE
Recreatief rustpunt 1
Natuurbeheer 1
Detailhandel, verkoop van op het betreffende agrarisch bedrijf vervaardigde agrarische producten 1
Detailhandel, verkoop van voor de streek kenmerkende en als zodanig herkenbare, ter plaatse vervaardigde agrarische producten 2
Detailhandel bij kwekerij, waarbij geldt dat uitsluitend is toegestaan detailhandel in ter plaatse gekweekte en geteelde producten en aanverwante artikelen, waaronder in ieder geval wordt verstaan potgrond, meststoffen en bloempotten. 2
Kleinschalig kamperen, bestaande uit ten hoogste 25 standplaatsen uitsluitend ten behoeve van kampeermiddelen, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarbij de afstand van ten minste 200 m tussen kampeerterreinen moet worden aangehouden 2
Recreatieverblijven in andere gebouwen dan de (bedrijfs)woning; het aantal recreatieverblijven per kavel mag niet meer dan 3 bedragen en de oppervlakte per recreatieverblijf mag niet meer dan 25 m2 bedragen 2
Recreatieve outdoor-activiteiten, waaronder boerengolf, paintball en naar aard en invloed voor de omgeving vergelijkbare activiteiten 2
Educatiecentrum, museum 2
Verhuur paarden, fietsen, kano's 2
Huifkarcentrum 2
Gebruiksgerichte paardenhouderij 2
Semi-agrarische bedrijvigheid (agrarisch hulpbedrijf, hoveniersbedrijf, bosbouwbedrijf, paardenpension, dierenasiel) 2

Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING
CATEGORIE
581 Uitgeverijen (kantoren)
1814A Grafische afwerking 1
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
9524 Meubelstoffeerderijen 1
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
791 Reisorganisaties 1
61 Telecommunicatiebedrijven 1
4, 65 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
62 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9602 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9602 Kapper op afspraak 1
9609 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1
016/2 Agrarisch hulpbedrijf 2
016/4 Hoveniersbedrijf 2
0149/5 Imkerij 2
162902 Dakdekkers-/rietdekkersbedrijf 2
41, 42, 43/3 Klussenbedrijf 2

Bijlage 3 Voorgeschreven Inrichting

Bijlage 3 Voorgeschreven inrichting

Bijlage 4 Te Slopen Gebouwen

Bijlage 4 Te slopen gebouwen

Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna Garderenseweg 122 Uddel

Bijlage 1 QuickScan Flora en Fauna Garderenseweg 122 Uddel

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Procedureschema

Ontwerpplan ter inzage
22-11-2018 - 09-01-2019
Vaststelling door gemeenteraad
14-02-2019
Terinzagelegging vastgesteld plan
28-02-2019 - 10-04-2019