Miggelenbergweg 23 Hoenderloo
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 15-06-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Miggelenbergweg 23 Hoenderloo met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1373-vas1 van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een hoofdgebouw toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 aaneengebouwde woning
Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.8 achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.
1.9 AHN2-maaiveld
De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.
1.10 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.11 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.12 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.13 A-watergang
Een watergang van overwegend belang voor de waterhuishouding en waterberging, met inbegrip van oevers, taluds, kaden en onderhoudspaden, die in beheer en onderhoud is bij het waterschap.
1.14 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.15 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.16 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.17 beschermd dorpsgezicht
Gebied dat burgemeester en wethouders hebben aangewezen als beschermd dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenverordening.
1.18 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning.
1.19 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.24 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.27 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.28 bijzondere boom
Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.
1.29 containerveld
Afgedekte gronden ten behoeve van de bovengrondse teelt van planten in containers
1.30 dependance
Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.
1.31 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.32 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.33 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.34 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.35 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 geurgevoelig object
Een gebouw dat is bestemd voor en dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt.
1.37 glastuinbouwbedrijf
Een bedrijf en/of bedrijfsonderdeel dat is gericht op de teelt of veredeling van gewassen, geheel of nagenoeg geheel met behulp van een glasopstand met een oppervlakte van ten minste 2.500 m2, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.
1.38 groepsaccommodatie
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.
1.39 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.40 kamerverhuurbedrijf
Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.41 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.42 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.43 kas
Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.
1.44 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.45 lawaaisporten
De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.
1.46 manege
Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geven tot het beoefenen van de paardensport en als ondergeschikte activiteit al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en verkopen van paarden.
1.47 nevenactiviteit
Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.
1.48 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.49 openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.50 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.51 peil
Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.
1.52 permanente bewoning
Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.
1.53 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.54 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.55 recreatief medegebruik
Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.
1.56 recreatieverblijf
Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.
1.57 recreatiewoning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.
1.58 risicovolle inrichting
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
1.59 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.60 sociale huurwoning
Huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, en waarvan de instandhouding van de gereguleerde huurprijs als omschreven ten behoeve van minder draagkrachtigen voor ten minste 10 jaar na ingebruikname is verzekerd.
1.61 sociale koopwoning
Koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste € 200.000,-, waarbij de instandhouding voor de in de gemeentelijke of regionale huisvestingsverordening omschreven doelgroep voor een in de verordening vastgesteld tijdvak van ten minste een jaar en ten hoogste 10 jaar na ingebruikname is verzekerd.
1.62 stacaravan
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, die gedurende het hele jaar gebruikt worden voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
1.63 supermarkt
Een winkel met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 500 m2 waar een grote verscheidenheid aan artikelen, grotendeels bestaande uit levensmiddelen, wordt verkocht en waarbij overwegend sprake is van zelfbediening door klanten.
1.64 teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnelkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen.
1.65 trekkershut
Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.
1.66 tunnelkas
Elke constructie, geen gebouw zijnde, van hout, metaal of anderszins die met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.
1.67 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.68 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.
1.69 verkoopvloeroppervlakte
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.70 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.71 waarde
De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.
1.72 windturbine
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
1.73 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.74 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.75 woonadres
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.76 wooneenheid
Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.77 woonwagen
Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.78 woonwagenstandplaats
Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.
1.79 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.80 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.81 zorgwonen
Het wonen in een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
1.82 zorgboerderij
Een voorziening in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren door personen die niet zelfstandig kunnen werken en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.
2.7 de bodemingreep
De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
2.8 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 de bouwhoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Landschapselement
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aanleg, versterking en instandhouding van groenvoorzieningen en ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting en landschapselementen;
- b. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3; met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 8 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | ||||||||||
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2 m |
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van de bijzondere landschapselementen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 16 opgenomen procedureregels van toepassing.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aanleg, behoud, bescherming, instandhouding en versterking van natuurwaarden;
- b. voetpaden;
- c. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3; met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 8 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema:
Bebouwing | Maximum oppervlakte /inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2 m |
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. watergangen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. tuin;
- e. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3; met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 8 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - speel- en klimtoestellen: 6 m - overig: 2,50 m |
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, met dien verstande dat ten minste 35% van het aantal te realiseren woningen uit sociale huurwoningen (artikel 1.60) of sociale koopwoningen (artikel1.61) dient te bestaan;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- d. tuin en/of erf;
- e. voetpaden;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3; met de daarbij behorende bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:
- a. het waarborgen van de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 16 opgenomen procedureregels van toepassing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Algemene regels
8.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond
9.2 Strijdig gebruik bebouwde grond
9.3 Gebruiksregel parkeren
Artikel 10 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde
10.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.
10.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld;
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 11 Overige Zone - Vastgestelde Archeologische Waarden
11.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan is vastgesteld dat er zich een of meer behoudenswaardige archeologische vindplaatsen bevinden.
11.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld;
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- vastgestelde archeologische waarden' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 12 Wetgevingzone - Wijzigingsgebied Realisatietermijn Woningbouw
12.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw':
- a. de bouwvlakken te verwijderen;
12.2 Voorwaarden voor wijziging
Van de in lid 12.1 bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien na drie jaar na het onherroepelijk worden van het plan binnen de betreffende bouwvlakken de betreffende bestemmingsvlakken:
- a. geen woningen zijn opgericht; en
- b. het bevoegd gezag eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van woningen heeft ingetrokken.
Artikel 13 Overige Zone - Voorwaardelijke Verplichting
- a. Binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan moeten de gronden met de bestemmingen Groen - Landschapselement en Natuur zijn ingericht, in stand worden gehouden en beheerd worden overeenkomstig het in bijlage 1 van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS opgenomen inrichtingsplan alsmede het in bijlage 2 van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS opgenomen compensatieplan.
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
14.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voor zover -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- c. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- d. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- e. ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.
14.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeren
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 9 lid 9.3.1 bepaalde indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. Dit volgens de 'Beleidsregel Parkeren' zoals vastgesteld op 21 maart 2019, die is opgenomen in bijlage 4 van deBIJLAGEN BIJ DE REGELS, dan wel haar rechtsopvolger.
14.3 Voorwaarden voor afwijken
- a. Afwijken als bedoeld in lid 14.1 is alleen mogelijk:
- 1. voor zover de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit die niet onevenredig wordt aangetast;
- 2. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
- b. Afwijken als bedoeld in lid 14.2 is alleen mogelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
14.4 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 14.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.
14.5 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 14.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 19 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
15.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages
15.2 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:
- a. de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
- b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
- c. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
- d. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- e. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- f. er, indien de wijziging nieuwvestiging van een geluidgevoelig object betreft, geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder of maximaal toelaatbare geluidsbelasting krachtens het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart wordt overschreden;
- g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 17 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Artikel 18 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
18.1 Vergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 18.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.
Bestemming/aanduiding | werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor de vergunningplicht geldt | Specifieke beoordelingscriteria |
Bestemming Groen -Landschapselement | het kappen van bomen | - de landschappelijke waarde van het betreffende landschapselement als geheel wordt niet onevenredig aangetast, dan wel wordt aangetoond dat na afloop van de werkzaamheden bomen opnieuw worden aangeplant, zodanig dat de waarden van het landschapselement hersteld worden - de werkzaamheden zijn nodig voor het gebruik en beheer van omliggende gronden |
18.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 18.1 opgenomen verbod geldt niet:
- a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van het bos- en natuurbeheer, waaronder mede begrepen houtproductie in de vorm van uitdunning van bos;
- c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
- d. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarde en functies niet te verwachten is;
- e. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens artikel 6.4 van de Waterwet;
- f. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals het onttrekken van oppervlaktewater, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens artikel 24 van de Wet op de Waterhuishouding of voor zover deze worden uitgevoerd door of vanwege het waterschap;
- g. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een door gedeputeerde staten goedgekeurd natuurontwikkelingsplan;
- h. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
- i. ingeval op grond van de Erfgoedwet respectievelijk de Monumentenwet een vergunning is vereist dan wel overige regels van de Erfgoedwet respectievelijk de Monumentenwet van toepassing zijn.
18.3 Algemene beoordelingscriteria
Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 18 lid 18.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 18.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Deze algemene beoordelingscriteria zijn niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het slopen van cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht Bouwwerken
19.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
19.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
19.3 Afwijken bij bijgebouwen
Indien lid 19.1 van toepassing is op bijgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1.27, kan het bevoegd gezag eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 19.1 bepaalde ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bijgebouwen. Afwijken is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voor elke m2 waarvoor bij omgevingsvergunning wordt afgeweken 2 m2 aan bestaande bijgebouwen wordt afgebroken, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.
19.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 20 Overgangsrecht Gebruik
20.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
20.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
20.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
20.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Miggelenbergweg 23 Hoenderloo.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. | 15 juni 2023 | nr. | 67-2023 |
Mij bekend,
de griffier,
namens hem:
Piet Stoop
Afdelingshoofd Omgevingsrecht en Vergunningen.
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op het perceel Miggelenbergweg 23 in Hoenderloo is een recreatieterrein met bedrijfswoning aanwezig. De activiteiten op het recreatieterrein zijn beeïndigd.
De gemeente is verzocht om medewerking te verlenen aan een transformatie van het recreatieterrein. Voor de transformatie is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Dit stedenbouwkundig plan voorziet in:
- a. omzetting van de bedrijfswoning naar een reguliere woning;
- b. het bouwen van 5 rijtjeswoningen, 8 rug-aan-rug woningen en één twee-onder-één- kap woning;
- c. realisering van verblijfsgebied rondom de nieuwbouwwoningen;
- d. realisering van een ontsluitingsweg ten behoeve van de woningen op de Brouwersweg;
- e. behoud, versterking en ontwikkeling van natuur.
Dit bestemmingsplan maakt de hiervoor omschreven ontwikkelingen mogelijk.
1.2 Ligging En Begrenzing
Bron: google maps
Locatie: Miggelenbergweg 23 in Hoenderloo
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het perceel Miggelenbergweg 23 in Hoenderloo ligt in het plangebied van het bestemmingsplan 'Dorp Hoenderloo'. Dit bestemmingsplan is op 17 oktober 2013 onherroepelijk geworden. De locatie heeft de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor: verblijfsrecreatie in kampeermiddelen en recreatieverblijven, beroepsuitoefening aan huis, niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, een bedrijfswoning, evenementen en nutsvoorzieningen.
Het perceel heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoog'.
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
De toelichting vangt aan met een beschrijving in hoofdstuk 2 van de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 3 wordt nader in gegaan op de relevante planologische aspecten zoals milieu, waterhuishouding, natuur, archeologie en cultuurhistorie. In hoofdstuk 4 wordt de juridische planopzet beschreven. Dat wil zeggen: het karakter van het bestemmingsplan en een toelichting op de bestemmingen die in de regels van het plan zijn opgenomen.
2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie - Nationaal landschap
In de Nationale Omgevingsvisie is 'Het behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang (Nationaal belang 19).
Het is van nationaal belang de kernkwaliteiten van stad en land te waarborgen. Dit uit zich in bescherming van waardevolle, open en kwetsbare landschappen en bebouwde gebieden. Bij (stedelijke) groei, verdichting, transformatie of krimp moet rekening worden gehouden met unieke landschappelijke structuren en objecten, cultuurlandschappen (of onderdelen daarvan), archeologische monumenten, gebouwde of aangelegde monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten en (genomineerde) werelderfgoederen en wederopbouwgebieden van nationaal belang. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
Het Rijk geeft uitvoering aan dit nationaal belang samen met de provincies, die ook verantwoordelijk zijn. De regels voor bescherming van nationale landschappen zijn opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.
Het perceel Miggelenbergweg 23 ligt in de directe nabijheid van het Nationaal landschap Veluwe.
De toetsing van de functiewijziging aan de provinciale regels voor het Nationaal landschap is in paragraaf 2.2.1.2 beschreven.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsverordening Gelderland
Op 24 september 2014 hebben provinciale staten van Gelderland de geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De laatste wijziging van de Omgevingsverordening Gelderland is op 1 februari 2022 in werking getreden.
In tegenstelling tot de Omgevingsvisie hebben de regels van de OmgevingsverordeningGelderland een rechtstreekse doorwerking voor bestemmingsplannen.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Regionale Woonagenda Cleantech Regio
In de Woonagenda Cleantech Regio van de Regio Stedendriehoek is een uitwerking van de provinciale koers “Ruimte voor goed wonen”, waarbij voor de komende 10 jaar afspraken worden vastgelegd hoe om te gaan met sturing op de woningbouwprogrammering en welke thema's regionaal verdere aandacht vragen. Dit betreffen de thema's “sterke steden, dynamische kernen en vitaal platteland”. Ook wordt ingegaan op het verduurzamen en klimaatbestendig maken van de woningvoorraad alsmede op Wonen en zorg.
De Regio zet in op goede toevoegingen aan de woningvoorraad, waarbij de volgende speerpunten van toepassing zijn:
- 1. Woningbouw draagt bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de
bestaande stad, wijk, dorp, kern en buitengebied; - 2. Woningbouw is behoeftegericht, past bij de lokale vraag van een specifieke
doelgroep en levert een strategische (toekomstgerichte) aanvulling op het
bestaande woningaanbod; - 3. De programmering is flexibel en kan aangepast worden om goed te blijven
aansluiten op de speerpunten van ons beleid en actuele marktontwikkelingen.
Voor Apeldoorn wordt aangegeven dat mede door de hoge instroomde druk op de markt is toegenomen. De woningbouw in Apeldoorn heeft een hoge vlucht genomen. In dit tempo zijn in 2021/2022 alle huidige bouwplannen gerealiseerd en is er risico op een tekort en verder oplopende prijzen. Ook in de sociale huur is sprake van stijgende wachtlijsten. De groei in Apeldoorn bestaat voor een relatief groot deel uit gezinnen en sluit aan bij de inzet van Apeldoorn als gezinsstad. Apeldoorn zoekt naar nieuwe plekken voor woningbouw binnen de bestaande contouren van de stad. Het programma ligt de komende jaren (mede door de druk van buiten) tegen de bovenkant van de bandbreedte van de prognoses. In de sociale woningbouw is op korte termijn een toevoeging van 500 woningen aan de orde om de wachtlijsten te verkorten.
Naast inzet op het kwalitatief programmeren wordt er gekoerst op een kwantitatief realistisch woningbouwprogramma op basis van actuele Primos woningbehoefteprognoses Het is daarbij de bedoeling om deze regionale woonagenda om de twee jaar te herijken, waarbij wordt bekeken of het op basis van analyse van de woningmarkt en de genoemde woningbehoefteprognoses het wenselijk is om de woonvisie aan te passen.
De Woonagenda Cleantech Regio vervangt de “Kwantitatieve Opgave Wonen 2015-2014” en het “Afsprakenkader kwantitatieve woningbouwprogrammering 2015-2024” van de Regio Stedendriehoek. Nadat de gemeenteraden hiermee hebben ingestemd kan deze regionale woonagenda worden vastgesteld door het college van Gedeputeerde Staten. Na de vaststelling wordt er een uitvoeringsagenda opgesteld, waarbij gemeenten jaarlijks presenteren wat de lokale voortgang in de bestaande voorraad is aan de hand van de jaarlijkse monitoringsgegevens.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Nota Apeldoorns Karakter!
De Cultuur- en Erfgoednota Apeldoorns Karakter! is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 juni 2020. Kern van de nota is dat cultuur en erfgoed van essentieel belang zijn voor de identiteit en herkenbaarheid van Apeldoorn. Erfgoed wordt ingezet om de kwaliteit van de leefomgeving en de herkenbaarheid van deelgebieden in stad, dorpen en buitengebied te vergroten. Daarnaast is het een wettelijke taak van de gemeente om zorg te dragen voor het ruimtelijk erfgoed. Het is daarom belangrijk om erfgoed zo vroeg mogelijk in het planproces mee te nemen. Niet alleen om het aanwezige erfgoed te beschermen en te behouden, maar ook om dit te benutten als uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. Daartoe dient tijdig goed archeologisch, cultuurhistorisch en/of bouwhistorisch onderzoek te worden gedaan, waarmee inzicht ontstaat in de aanwezige erfgoedwaarden. Via het onderzoek wordt kennis vergaard en vastgelegd over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur, en op basis hiervan volgen aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen
2.4.2 Verordening Groene Balans
Op 1 maart 2018 is de "Verordening Groene Balans: compensatie en verevening van groene
waarden" in werking getreden. De verordening strekt tot compensatie of verevening bij ruimtelijke ontwikkelingen, op basis van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning, die ten koste gaan van natuur of de kernkwaliteiten van een gebied.
Compensatie is aan de orde als een bestemming bos en/of natuur geheel of gedeeltelijk moet verdwijnen. Compensatie dient plaats te vinden ter plaatse van de locatie of aansluitend aan de locatie.
Van verevening is sprake bij een wijziging c.q. herziening van een bestemmingsplan of omgevingsvergunning binnen de Groene Ontwikkelingszone als bedoeld in de Omgevingsverordening. Een ruimtelijke ingreep is alleen toegestaan wanneer tevens een bijdrage aan het landschap wordt geleverd waarbij de kernkwaliteit van het gebied substantieel wordt versterkt.
Toets
Het plangebied ligt binnen het Nationaal Landschap en de Groen ontwikkelingszone, als bedoeld in de provinciale Omgevingsverordening.
Op grond van artikel 3.1 van de verordening is verevening van toepassing op de wijziging c.q. herziening van een bestemmingsplan binnen de Groene ontwikkelingszone. In dat geval geldt dat een ruimtelijke ingreep alleen is toegestaan mits tevens een bijdrage aan het landschap wordt geleverd waarbij de kernkwaliteit van het betreffende gebied (substantieel) wordt versterkt. De voorwaarden voor verevening zijn opgenomen in artikel 3.2 van de verordening:
- a. voldoende landschappelijke inpassing ter plaatse plaatsvindt,
- b. sprake is van een goede stedenbouwkundige c.q. landschapsarchitectonische kwaliteit van de ruimtelijk ingreep,
- c. een bijdrage plaatsvindt aan de (sustantiële) versterking van de kernkwaliteit van het landelijke gebied. De versterking van de kernkwaliteit vindt plaats ter plekke dan wel elders binnen de Groene ontwikkelingszone.
Op grond van artikel 3.3, lid 4 van de Verordening zijn ruimtelijke ontwikkelingen ter plaatse van en binnen terreinen met een bestaande verblijfsrecreatieve bestemming slechts mogelijk bij versterking van kernkwaliteiten op basis van een maatwerkbeoordeling, rekening houdend met de impact van de maatregelen in relatie tot de mogelijkheden van versterking van kernkwaliteiten ter plaatse.
In het aan het bestemmingsplan ten grondslag liggende stedenbouwkundige en landschapsarchitectonisch plan, bijlage 5 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING, is op basis van maatwerk, aan de criteria voor verevening als bedoeld in de Verordening Groene Balans voldaan en is de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming met de uitgangspunten van de Verordening Groene Balans.
2.4.3 De Apeldoornse Woonagenda
De gemeenteraad van Apeldoorn heeft op 18 april 2019 de 'Apeldoornse Woonagenda' vastgesteld. In de 'Apeldoornse Woonagende is een drietal speerpunten opgenomen:
- a. een basis die op orde is: zorgen voor voldoende woningen voor iedereen, met in het bijzonder aandacht voor voldoende beschikbare en betaalbare woningen voor huishoudens met een laag inkomen en de grote opgave om alle woningen te verduurzamen;
- b. Wonen en zorg: ervoor zorgen dat we onze steeds ouder wordende bevolking een plek kunnen blijven geven in onze gemeente;
- c. Aangevuld met de bestuurlijke ambities uit Comfortabele gezinsstad: de bouw van voldoende nieuwbouwwoningen om de trek naar de stad op te kunnen vangen.
Een concreet actiepunt is specifieke aandacht voor woningbouw in alle dorpen. In de woningbouwprogrammering hebben de dorpen dezelfde positie als de stad. Binnen de programmering is ruimte voor kleinschalige initiatieven. Die ruimte wordt bepaald op basis van de actuele behoefte.
2.4.4 Afwegingskader woningbouw 2018 t/m 2027
Burgemeester en wethouders hebben op 5 februari 2019 de beleidsregel 'Afwegingskader woningbouw 2018 - 2027' vastgesteld. De gemeente wil dat de juiste woningen op de juiste plek worden gebouwd. Het Afwegingskader Woningbouw geeft de prioritering voor woningbouw aan. Doel daarvan is het bevorderen van kansrijke initiatieven en versnellen van de bouw van woningen. De kaders die in de Structuurvisie, de Woonagenda en de Regionale Woonagenda zijn vastgesteld vormen de basis voor het Afwegingskader Woningbouw. Door het prioriteren en richting geven aan de woningbouw kan de gemeente adaptief en flexibel inspelen op de woningbehoefte. Het Afwegingskader Woningbouw geeft ook duidelijkheid en richting aan initiatiefnemers over hoe de gemeente de programmatische ruimte voor initiatieven in wil vullen. Het Afwegingskader gaat over de programmatische ruimte voor circa 1.500 woningen.
Toets
Het project past in de categorie (kleinschalige) innovatieve initiatieven. Er is sprake van een transformatie van recreatie naar wonen, de woningen worden voor 2027 gerealiseerd en het aantal woningen dat wordt gerealiseerd is lager dan 30. Daarnaast worden de woningen gasloos gebouwd (wettelijke verplichting).
In het plangebied wordt een mix van woningen gerealiseerd: goedkoop, middelduur en duur. Hierdoor is een deel van de woningen bereikbaar voor jongeren. Het project levert een bijdrage aan de leefbaarheid van het dorp Hoenderloo.
2.4.5 Beperking realisatieduur woningbouw private partijen
In juni 2014 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' vastgesteld. In het gemeentelijke woningbouwprogramma is nog maar beperkt ruimte voor nieuwe woningbouwinitiatieven, terwijl een deel van de beschikbare ruimte in het woningbouwprogramma is ingevuld met plannen waarvoor al meer dan een paar jaar een vastgesteld bestemmingsplan aanwezig is maar die niet tot uitvoering komen. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen en om alleen nog ruimte te bieden aan initiatieven die ook echt worden uitgevoerd, geldt op grond van de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' nu een realisatietermijn voor nieuwe woningbouwinitiatieven die in principe drie jaar bedraagt. Die termijn gaat lopen vanaf het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Ter uitvoering van de beleidsnotitie wordt in ieder bestemmingsplan dat de bouw van nieuwe woningen mogelijk maakt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen door de bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen te verwijderen als na de termijn de betreffende woningen niet zijn gerealiseerd en ook nog niet in aanbouw zijn. De programmatische ruimte die daardoor vrij komt, kan vervolgens worden aangewend voor een andere woningbouwontwikkeling. Voordat een bestemmingsplan voor een woningbouwontwikkeling in procedure wordt gebracht, wordt deze termijn ook privaatrechtelijk overeengekomen tussen initiatiefnemer en gemeente.
2.4.6 Verkeeer
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2016 – 2030 (vastgesteld juli 2016). Deze Verkeersvisie is een uitwerking van de gemeentelijke Structuurvisie 2030 Buitenstad voor het onderdeel mobiliteit. De gemeentelijke Structuurvisie 2030 Buitenstad noemt vier ambities voor de gemeente Apeldoorn:
- 1. Comfortabele gezinsstad
- 2. Toeristisch toplandschap
- 3. Veelzijdige economie
- 4. Lokale duurzaamheid
Deze ambities zijn in de Verkeersvisie 2016-2030 uitgewerkt voor het onderdeel mobiliteit. Voor het plangebied is de ambitie Comfortabele gezinsstad van belang. Apeldoorn heeft de ambitie om voor gezinnen een aantrekkelijke stad te zijn. Het aantal inwoners zal de komende jaren groeien en het aantal ouderen zal toenemen. Voor mobiliteit betekent een comfortabele gezinsstad dat iedereen (van 8 tot 88 jaar) zich veilig kan verplaatsen en er sprake is van een bereikbare, leefbare en aantrekkelijke (binnen)stad. De fiets is het primaire vervoermiddel vanwege het duurzame karakter, gezondheidsredenen en de relatief korte afstanden. Ook het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol in de verplaatsingen
In de Verkeersvisie zijn de ambities uit de structuurvisie vertaald in de volgende kernopgaven:
- Apeldoorn fietsstad: meer ruimte voor de fiets;
- transitie van aanbodgericht naar vraaggericht en efficiënt openbaar vervoer;
- beter en veilig gebruik van de infrastructuur.
Drie aspecten lopen als een rode draad door de uitvoering van deze kernopgaven:
- maatregelen zijn duurzaam;
- maatregelen zijn innovatief;
- maatregelen worden waar nodig op het specifieke gebied afgestemd (gebiedsgerichte uitwerking).
De verkeersvisie gaat voornamelijk over de hoofdinfrastructuur voor fiets, bus en auto en dus niet over kleine straatjes zoals in het plangebied wordt gerealiseerd. Voor het plangebied is met name een veilige duurzame inrichting van de openbare ruimte van belang. Hierbij hoort een goede bereikbaarheid naar de omliggende straten en een veilige woonomgeving.
2.4.7 Beleidsregel parkeren
Op grond van een wijziging van de Woningwet op 29 november 2014 hebben de stedenbouwkundige voorschriften (o.a. regeling parkeren) hun werking verloren. Als gevolg van de wetswijziging moeten parkeernormen voortaan in bestemmingsplannen worden opgenomen.
Op 21 maart 2019 heeft de gemeente de 'Beleidsregel parkeren', bijlage 4 van de BIJLAGEN BIJDE REGELS, vastgesteld. De 'Beleidsregel parkeren' voorziet in een regeling voor het realiseren van een voldoende aantal parkeerplaatsen voor ontwikkelingen. In het bestemmingsplan wordt met een dynamische verwijzing verwezen naar de 'Beleidsregel parkeren'. Door middel van deze verwijzing wordt gewaarborgd dat bij een ontwikkeling een voldoende aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd.
3 Planologische Aspecten
3.1 Milieuaspecten
3.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
3.1.2 Bodem
Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien sprake is van bouwactiviteiten dient een omgevingsvergunning, activiteit bouwen, te worden aangevraagd. Indien het bouwwerk bestemd is voor het verblijf van mensen is ook in dit kader de uitvoering van een bodemonderzoek verplicht. Een uit te voeren bodemonderzoek moet aan de volgende eisen voldoen:
Er dient een vooronderzoek op basisniveau NEN 5725 te worden uitgevoerd, met aandacht voor asbest. Dit onderzoek moet worden gevolgd door een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740. Verder dient er, als blijkt dat de locatie verdacht is op het voorkomen van asbest in de bodem, een verkennend asbestonderzoek conform NEN 5707 te worden uitgevoerd.
Het verkennend bodemonderzoek is combinatie met het verkennend asbest onderzoek uitgevoerd door Hunneman Milieu-Advies Raalte BV, bijlage 3, van de BIJLAGEN BIJ DETOELICHTING, kan gebruikt worden bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
Onderzoeksresultaten bodem
In de rapportage d.d. 15 mei 2019, kenmerk: 190207/dh/sh, opgesteld door Hunneman Milieu Advies en opgenomen in bijlage 3 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodem- en asbestonderzoek weergegeven.
Zintuigelijk zijn in het met grind verharde pad sporen puin en brokken asfalt aangetroffen. In de bodem is zintuigelijk geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan enkele zware metalen, PAK en minerale olie aangetoond. In de ondergrond zijn voor de onderzochte stoffen geen verhoogde gehalten aangetoond. Zintuigelijk zijn geen asbest verdachte materialen waargenomen. Analytisch is in de bovengrond plaatselijk een gewogen gehalte aan asbest gemeten van 38 mg/kg.ds. De aangetoonde gehalten vormen geen aanleiding tot nader onderzoek.
Het bodemonderzoek is op 5 september 2019 beoordeeld door de Omgevingsdienst Veluwe IJssel (OVIJ). De OVIJ heeft vastgesteld dat de bodem, op basis van de uitgevoerde onderzoeken en overige beschikbare informatie geschikt is voor de toekomstige functie. De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen aanleiding voor nader onderzoek.
3.1.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
In de omgeving van het plangebied zijn geen milieubelastende bedrijven of inrichtingen met een milieuzone aanwezig.
3.1.4 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Derhalve worden alleen de wegen beschouwd. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook inzicht worden gegeven in de akoestische indirecte gevolgen van het plan bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van eventuele verkeersaantrekkende werking.
Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
- wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
- wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
De relevante wegen zijn de Miggelenbergweg en de Brouwersweg. Voor beide wegen geldt ter hoogte van het plangebied een snelheidsregime van 30 ten hoogste kilometer per uur. Een gedeelte van de Brouwersweg is gezoneerd in de zin van de Wet geluidhinder.
In de rapportage d.d. 17 oktober 2019, kenmerk 19-052, opgesteld door Adviesburo van der Boom en opgenomen in bijlage 4 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van Miggelenbergweg en de Brouwwersweg berekend. In de rapportage is ook een inzicht gegeven in de geluidbelasting op de gevels van woningen als gevolg van wegverkeerslawaai op het gedeelte van de Brouwersweg en de Miggelenbergweg waar een sneldheidsregime van ten hoogste 30 kilometer per uur geldt.
Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
Uit de rapportage blijkt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woningen maximaal 35 dB. Hierdoor is de berekende waarde lager dan de in de Wet geluidhinder voorgeschreven grenswaarde van 48 dB. De geluidbelasting op de gevels van de woningen voldoet aan de Wet geluidhinder.
Een nader onderzoek naar de verkeersaantrekkende werking van de te realiseren woningen is niet nodig, omdat het aantal woningen beperkt is en er bij het kampeerterrein ook sprake was van een verkeersaantrekkende werking.
3.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
- b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
- c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
- d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan beoogt realisering van maximaal 15 woningen en omzetting van de bestemming van de bestaande woning van bedrijfswoning naar reguliere woning. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
3.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
- Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
- Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeleing Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Nota milieu-veiligheid Apeldoorn
In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied.
Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
In de directe omgeving van het plangebied zijn de volgende risicobronnen aanwezig:
Risicobron | PR 10-6 contour | PAG | Invloedsgebied | Afstand tot plangebied |
Rijksweg A50 | 30 | 855 | ±4000 m | |
Provinciale weg N304 Hoenderloo-Otterlo | - | - | 355m | ± 1200 m |
Propaantank/ camping Spoekweg | - | 150 | ±1300 m |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen een plaatsgebonden risicocontour 10 -6 contour en het plasbrandaandachtsgebied.
Bevi
In de nabijheid van Miggelenbergweg 23 bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi en bevinden zich geen water-, spoor- en verkeerswegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Het Bevi vormt geen belemmering voor het plangebied.
3.1.7 Elektromagnetische velden
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van Miggelenbergweg 23 bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.
3.1.8 Milieueffectrapportage
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
- 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
- 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. De procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen.
Onderzoeksresultaten
Heb bestemmingsplan maakt een activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., te weten D 11.2 (De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject), maar de drempelwaarde wordt niet overschreden. Daarom is een aanmeldnotitie m.e.r. opgesteld, bijlage 6 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Conclusie
Op 14 oktober 2022 is door het bevoegd gezag een besluit genomen over de aanmeldnotitie m.e.r. Vanwege het ontbreken van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hoeft geen MER te worden opgesteld. Het besluit is opgenomen in bijlage 7 van de BIJLAGEN BIJ DETOELICHTING.
3.2 Waterhuishouding
3.2.1 Algemeen
Miggelenbergweg 23 ligt buiten bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 2 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.
3.2.2 Grondwater
Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorns Kanaal en daarmee in de grondwaterfluctuatiezone die in het streekplan is vastgelegd. Er zijn géén gegevens van peilbuizen in de omgeving. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Door infiltratie van hemelwater zal grondwater in dit plangebied geen overlast veroorzaken en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
3.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Er bevindt zich géén oppervlaktewater in en om het plangebied. Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
3.2.4 Afvoer van hemelwater
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een vuilwaterrioolstelsel waarmee alleen huishoudelijk afvalwater kan worden afgevoerd. Hemelwaterafvoer is niet toegestaan en het rioolstelsel is ook niet ontwerpen op het verwerken van regenwater.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij het bepalen van de manier waarop het hemelwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor Hemelwater. Deze beslisboom geeft de volgende voorkeursvolgorde voor het afvoeren van hemelwater:
- 1. gebruik van hemelwater (in grijswatercircuit of door vegetatiedak);
- 2. infiltratie in de bodem;
- 3. afvoer naar oppervlaktewater;
- 4. afvoer via rioolstelsel.
De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen. In dit plangebied wordt het hemelwater opgevangen in greppels en laagtes en infiltreert vervolgens in de bodem.
Het waterschap vereist voor nieuwe ontwikkelingen een bergingscapaciteit van 60 mm in het plangebied, hier mag de infiltratiecapaciteit naar de bodem (gedurende 24 uur) van afgetrokken worden. Deze berging mag zowel in als buiten de infiltratievoorzieningen plaats vinden.
3.2.5 Afvoer van afvalwater
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing kan worden aangesloten op het vuilwaterstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
3.2.6 Watertoets
Het plan omvat minder dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het waterschap.
3.3 Natuurwaarden
3.3.1 Wettelijk kader en beleid
3.3.2 Onderzoeksresultaten
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op een afstand van ongeveer 90 meter van het het Natura-2000 gebied Veluwe. Op het Natura-2000 gebied kunnen negatieve effecten ontstaan (stikstofdepositie, toename van geluid en licht).
Onderzocht is wat de effecten van de ontwikkeling op het Natura-2000 gebied zijn. Dit onderzoek is uitgevoerd door Econsultancy en is opgenomen in bijlage 8, van de BIJLAGEN BIJDE TOELICHTING.
Conclusie van het onderzoek is, dat negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen door oppervlakteverlies en versnippering, verontreiniging, verdroging, optische verstoring en verstoring door geluid, trillingen, licht en mechanische effecten op voorhand redelijkerwijs zijn uit te sluiten.
Voor wat betreft verstoring door licht wordt geadviseerd om werkzaamheden bij daglicht uit te voeren en/of verstoring te voorkomen door het goed afstellen van verlichting (met bijvoorbeeld afschermde armaturen en die alleen te richten op plekken waar dat nodig is. Verlichting mag niet worden gericht op het Natura-2000 gebied).
Stikstofdepositie
Op basis van vaste jurisprudentie van de Raad van State moet voor de referentiesituatie worden uitgegaan van de feitelijk legale planologische situatie. Dat wil zeggen dat het feitelijk gebruik plaatsvindt en dat dat gebruik plaatsvindt overeenkomstig het geldende bestemmingsplan.
In het plangebied wordt geen camping (meer) geëxploiteerd. Hierdoor is geen sprake (meer) van een feitelijk gebruik.
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Dorp Hoenderloo', vastgesteld op 17-10-2013, NL.IMRO.0200.bp1128-vas1, heeft het deel van het plangebied waarop de campingactiviteiten plaatsvinden de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Er is wel sprake van een legaal planologische situatie.
Bij uitspraak van 1 september 2021, zaaknummer: 202002509/1/R1, van de Raad van State is het mogelijk om activiteiten die (al) feitelijk zijn beëindigd op te nemen in de referentiesituatie. Voorwaarde is dat onomstotelijk moet vaststaan dat de activiteit uitsluitend is beëindigd ten behoeve van de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt.
Dat betekent dat uit een schriftelijk stuk moet blijken dat de activiteit uitsluitend is beëindigd ten behoeve van de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt. Verder moet zijn uitgesloten dat de activiteit sowieso zou zijn beëindigd voor de peildatum. Verder is vereist dat in de periode tussen de beëindiging van de activteit en besluitvorming door de gemeenteraad over het bestemmingsplan, geen andere stikstofveroorzakende activiteiten zijn ontplooïd op het betreffende perceel.
Wanneer aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan, wordt voldaan aan de uitgangspunten van de Wet natuurbescherming en kan de activiteit worden meegenomen in de referentiesituatie. Als een dergelijke activiteit namelijk niet mee zou kunnen worden genomen, kan dat er toe leiden dat een activiteit langer moet worden voortgezet, enkel om de mogelijkheid van interne saldering te behouden. Hiermee zijn de beschermde natuurwaarden in het Natura-2000 gebieden niet gebaat.
Tussen de eigenaar van de gronden van het plangebied en de initiatiefnemer is op 29 oktober 2018 een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor realisering van circa 15 woningen in het plangebied. Op 29 oktober 2018 is met de eigenaar van de gronden in het plangebied een anterieure overeenkomst gesloten voor het bouwen van maximaal 15 woningen.
De eigenaar van het perceel was niet voornemens om de bedrijfsactiviteiten in het plangebied in een eerder stadium te beëindigen. De bedrijfsactiviteiten zijn gestaakt op basis van hetgeen is afgesproken in de samenwerkingsovereenkomst. In de samenwerkingsovereenkomst is de datum van 1 oktober 2018 opgenomen als datum waarop de bedrijfsactiviteiten in het plangebied moeten zijn beëindigd.
Op het perceel zijn, na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten, geen andere stikstofveroorzakende activiteiten ontplooïd. De gronden bestaan uit gransland en functioneren tot op heden als zodanig.
Op basis van bovenstaande motivering is het mogelijk om de bedrijfsactiviteiten van de camping op de gronden binnen het plangebied mee te nemen in de referentiesituatie.
Onderzocht is of stikstofdepositie negatieve gevolgen heeft voor het stikstofgevoelige habitatypen. Door Econsultancy is een onderzoek stikstofdepositie uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 11 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Voor het bestemmingsplan is een aeriusberekening gemaakt voor:
- a. de aanlegfase, bijlage 9 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING;
- b. de gebruiksfase bijlage 10 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING;
- c. het verschil aanlegfase - referentiesituatie;
- d. het verschil gebruiksfase - referentiesituatie
Uit de verschilberekening voor de aanlegfase en uit de verschilberekening voor de gebruiksfase blijkt dat in beide situaties sprake is van een afname van stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie.
Hierdoor zijn significant negatieve effecten als gevolg van de aanlegfase en de gebruiksfase uitgesloten en is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.
De verschilberekeningen zijn opgenomen in bijlage 11 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Soortenbescherming
Op 13 juli 2020 is door Kalis Natuur & Ondernomen een quick scan in het kader van de Wet natuurbescherming uitgevoerd. Dit onderzoek heeft kenmerk 2019-003, versienummer D2, bijlage 12 van deBIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Conclusie van de quick scan is dat er geen aanleiding is voor het uitvoeren van een nader ecologisch onderzoek voor vogels, vleermuizen, kleine marterachtigen of beschermde flora.
Geadviseerd wordt om bij de nieuwbouwplannen rekening te houden met gebouwbewonende
soorten (huismus en vleermuizen), door bijvoorbeeld het toepassen van natuurinclusieve bouw, kunnen deze soorten in de toekomst een nieuwe duurzame vaste rust- en verblijfplaats krijgen.
Wanneer er licht in de vorm van lantarenpalen gebruikt wordt dan heeft een vleermuisvriendelijke armatuur en bijbehorend lichttype de voorkeur. Vleermuizen kunnen het plangebied als onderdeel van hun territorium gebruiken.
3.4 Duurzame Verstedelijking
3.4.1 Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):
- Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
- Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
3.4.2 Onderzoeksresultaten
Het bestemmingsplan maakt het bouwen van 15 woningen mogelijk. Om de woningbouw mogelijk te maken is een functiewijziging van een recreatieve bestemming naar een woonbestemming nodig. De oppervlakte van de functiewijziging bedraagt meer dan 500 m². Er is sprake van een substantiële functiewijziging.
Het betreft het bouwen van 15 woningen. Op basis van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet realisering van meer dan 11 woningen en/of een (substantiële) functiewijziging van meer dan 500 m² als een stedelijke ontwikkeling worden gekwalificeerd. Als gevolg hiervan is artikel 3.1.6., tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening is van toepassing.
Programma
Het bestemmingsplan voorziet in een programma VOOR 15 grondgebondenwoningen in verschillende woningtypen en prijscategorieën. Er wordt een rijtje van 5 woningen, 8 rug-aan-rug woningen en 1 twee-onder-één-kapwoning woningen gerealiseerd. De rug-aan-rug woningen zijn woningen geschikt voor 1-2 persoonshuishoudens waaronder starters op de woningmarkt.
Stedelijke ontwikkeling
De ontwikkeling vindt plaats aan de noord-oostkant van de dorpskern Hoenderloo. Het plangebied is op dit moment in gebruik als Camping en heeft een landelijke uitstraling. De gronden in het plangebied hebben op grond van het bestemmingsplan een recreatie-verblijfsrecreatie bestemming. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling plaatsvindt buiten bestaand stedelijk gebied.
Behoefte
De woningvoorraad in Hoenderloo bestaat vooral uit grondgebonden dure koopwoningen. In de laatste jaren zijn met het nieuwbouwprogramma 39 woningen in Hoenderloo opgeleverd, waarvan 12 in het dure koopsegment, 15 in het middeldure koopsegment en 12 in het sociale huursegment. In het plangebied worden 6 sociale grondgebonden koopwoningen, 7 middeldure grondgebonden woningen en 2 dure grondgebonden woningen gerealiseerd. Met dit aanbod wordt tegemoet gekomen aan de vraag naar grondgebonden sociale koopwoningen en grondgebonden middeldure woningen in Hoenderloo.
In het restant van het nieuwbouwprogramma voor Hoenderloo is een aantal van 57 woningen opgenomen. Verdeeld naar segmenten gaat het om 18 dure koopwoningen, 15 middeldure koopwoningen, 8 sociale koopwoningen en 16 sociale huurwoningen.
In dit aantal zijn de 15 woningen in het plangebied inbegrepen. Met name de 6 sociale koopwoningen en 7 middeldure koopwoningen in plan Miggelenbergweg 23 dragen bij aan de differentiatie in het woningbouwprogramma voor Hoenderloo.
Buiten stedelijke gebied
Het recreatieterrein ligt buiten stedelijk gebied. Binnen het stedelijk gebied van Hoenderloo is geen locatie beschikbaar die ruim genoeg is voor het bouwen van in totaal 15 woningen.
3.5 Archeologie
3.5.1 Beleid
3.5.2 Onderzoeksresultaten
Econsultancy heeft archeologisch onderzoek naar het plangebied verricht, dat is vastgelegd in het rapport "Arcehologisch bureau- en verkennend booronderzoek Miggelenbergweg 23 in Hoenderloo". Deze rapportage is opgenomen in bijlage 13 van de BIJLAGEN BIJ DETOELICHTING. De resultaten van dit onderzoek zijn hieronder beschreven.
Bureauonderzoek
Het plangebied ligt op een glooïng van hellingafspeolingen, binnen een droogdal. In het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum was dit dal mogelijk watervoerend. De vlakkere terreindelen nabij de dalbodem vormden gunstige verblijfslocaties voor jagers-verzamelaars. Eventuele resten bestaan overwegend uit vuursteenvindplaatsen, eventueel aangevuld met sporen zoals haardkuilen.
In de periode vanaf het Neolithicum t/m de Vroege-Middeleeuwen vormden de glooïngen van hellingafspoelingen mogelijk eveneens een gunstige bewoningslocatie. Er zijn in het verleden vondsten gedaan op deze eenheden, maar minder dan in andere eenheden zoals de daluitspoelingswaaiers.
De verwachting voor de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd is laag. Op basis van historisch kaartmateriaal was het plangebied in het begin van de 19e eeuw onontgonnen en gelegen in een heidegebied. In de tweede helft van de 19e eeuw heeft vermoedelijk enige tijd een huis gestaan in het midden van het plangebied, maar dit is aan het eind van die eeuw weer verdwenen. Hierna was het plangebied tot aan het eind van de 20e eeuw in agrarisch gebruik.
De archeologische resten wroden direct aan of onder het maaiveld verwacht. de vondstenlaag wordt verwacht van het maaiveld en archeologische sporen (uitgezonder diepe paalsporen en waterputten) worden binnen 50 cm. hieronder verwacht. Het vondstmateriaal bestaat hoofdzakelijk uit aardewerk- en.of voorsteenstrooïngen.
Veldonderzoek
Tijdens booronderzoek is zwak siltig, zwak tot matig grindig, matig grof zand aangetroffen, dat is geïnterpreteerd als een pakket hellingafspoelingsafzettingen. Dit pakket wordt afgedekt door een 30 à 50 cm dikke bouwvoor van matig humeus, donkergrijs zand. In de meeste boringen is het oorspronkelijke podzolprofiel nog (deels) intact.
Conclusie bureau- en veldonderzoek
Aangezien de bodem in vrijwel alle boringen nog grotendeels intact is, blijft de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting gehandhaafd. Daarom is binnen het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk.
Proefsleuvenonderzoek
In vervolg op de conclusies in het bureau- en veldonderzoek is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. De rapportage van het proefsleuvenonderzoek is gedateerd 1 oktober 2019 en heeft kenmerk: 9381.005. De rapportage is opgenomen in bijlage 14 van de BIJLAGEN BIJ DETOELICHTING.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn drie proefsleuven van 8 x 4 meter aangelegd met een gezamenlijke oppervlakte van circa 96 m². Deze oppervlakte bedraagt 10% van de totoale oppervlakte van de drie toekomstige bouwblokken.De proefsleuven hadden een diepte van circa 50 centimeter onder maaiveld. In de drie proefsleuven zijn geen archeologische sporen en vondsten aangetroffen.
Selectiebesluit
Op 1 oktober 2019 is voor het archeologisch onderzoek een selectiebesluit genomen. Vanwege het ontbreken van archeologische sporen of een vindplaats in het plangebied is verder archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Voor archeologie wordt het gebied vrijgegeven.
Het selctiebesluit is opgenomen in bijlage 15 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Als gevolg van het selectiebesluit van 1 oktober 2019 wordt op de plankaart geen aanduiding voor 'archeologie opgenomen.
3.6 Cultuurhistorie
3.6.1 Wettelijk kader en beleid
3.7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Op 29 oktober 2018 is met iniatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Door het sluiten van deze anteriuere overeenkomst is het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd (artikel 6.12, lid 2, onder a., Wet ruimtelijke ordening).
De anterieure overeenkomst dient mede te worden aangemerkt als een overeenkomst als bedoeld in artikel 6.4a, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (planschade).
Nu het verhaal van kosten anderszins is verzekerd zal geen exploitatieplan worden vastgesteld.
4 Juridische Planopzet
4.1 Inleiding
In hoofdstuk 1 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 2 gaat nader in op de relevante beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente. Hoofdstuk 3 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 4.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 4.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 4.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
4.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Miggelenbergweg 23 Hoenderloo is een ontwikkelplan. Daarmee wordt bedoeld dat de nieuwe situatie wordt vastgelegd en voorzien van een actuele regeling.
Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
4.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Groen - Landschapselement
Deze bestemming is opgenomen voor alle groen- en landschapsvoorzieningen en -beplantingen van enige omvang. Hier mogen geen gebouwen worden opgericht, maar wel bouwwerken van maximaal 2 m hoog.
Natuur
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor aanleg, behoud, bescherming, instandhouding en versterking van natuurwaarden.
Hier mogen geen gebouwen worden opgericht, maar wel bouwwerken van maximaal 2 m hoog. Voor realisering van werken, geen bouwwerken zijnde, is een omgevingsvergunningplicht opgenomen.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht.
Wonen
De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Op de bestemming is een andere aanduiding aangegeven. Dit betreft de aanduidingen: aaneengebouwd, twee-aaneengebouwd en vrijstaand. Woningbouw mag uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak plaatsvinden. De maximale goot- en bouwhoogte is per bouwvlak aangegeven.
De regeling voor het bouwen van bijgebouwen is opgenomen in een specifieke tabel.
Om te voorzien in een voldoende aantal parkeerplaatsen per woning is in artikel 9.3 van de Algemene gebruiksregels een regeling voor het parkeren opgenomen.
overige zone - vastgestelde archeologische waarden
In het plangebied is archeologisch onderzoek verricht. Er is een bureauonderzoek, een booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Er zijn geen archeologische sporen (mogelijke vindplaatsen) aangetroffen. Voor wat betreft archeologie is het plangebied vrijgegeven.
Op basis van de onderzoeken en het niet aantreffen van archeologische sporen (mogelijke vindplaatsen) in het plangebied zijn de archeologische waarden van het plangebied voldoende vastgesteld. Om deze reden wordt volstaan met het opnemen van de gebiedsaanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden'.
overige zone - voorwaardelijke verplichting
Middels deze voorwaardelijke verplichting wordt gewaarborgd dat het stedenbouwkundig plan, Bijlage 1, van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS, daadwerkelijk wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Er wordt een termijn gesteld waarbinnen het voornoemde stedenbouwkundige plan moet zijn gerealiseerd en in stand moet worden gehouden.
4.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
4.4.1 Algemene regels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 8 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 8.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 8.2 bevat de afdekbepaling. Hierin is bepaald dat gebouwen altijd van een kap moeten worden voorzien, uiteraard mits ze hoger worden gebouwd dan de ter plaatse aangegeven maximale goothoogte.
In artikel 9 staan de algemene gebruiksregels. In de leden 9.1.1 en 9.2.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In de leden 9.1.2 en 9.2.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.
In artikel 16 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 17 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
4.4.2 Bepalingen over waarden, milieuzones en andere zones
In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden, belemmeringenzones en dergelijke opgenomen. Dit zijn regels voor waarden, belemmeringenzones en dergelijke die in meerdere bestemmingen voorkomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze zones voorkomen.
4.4.3 Wijzigingsbevoegdheid beperking realisatieduur woningbouw
Aan de nieuwe woonpercelen in dit bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw' toegekend. Hiermee wordt voorzien in een wijzigingsbevoegdheid. Conform het beleid dat in paragraaf 2.4.5 is beschreven, kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen om de bouwmogelijkheden voor de nieuwe woningen te verwijderen als die na een periode van 3 jaar niet gebouwd zijn en ook niet in aanbouw zijn. De periode begint na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. Concreet houdt de bevoegdheid in dat de bouwvlakken voor de nieuwe woningen kunnen worden verwijderd. Voorwaarde voor het toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is, naast het verstreken zijn van de termijn van drie jaar, ook dat eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van woningen zijn ingetrokken.
4.4.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Miggelenbergweg 23 - Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 1 Miggelenbergweg 23 - stedenbouwkundig plan
Bijlage 2 Miggelenbergweg 23 - Compensatieplan Gnn
Bijlage 2 Miggelenbergweg 23 - compensatieplan GNN
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE | |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 | |
1814A | Grafische afwerking | 1 | |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 | |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 | |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 | |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 | |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 | |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 | |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 | |
791 | Reisorganisaties | 1 | |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 | |
64, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 | |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 | |
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 | |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 | |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 | |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 | |
9602 | Kapper op afspraak | 1 | |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Bijlage 4 Beleidsregel Parkeren
Bijlage 4 Beleidsregel parkeren
Bijlage 1 Miggelenburgweg 23 - Compensatie Oppervlakte
Bijlage 1 Miggelenburgweg 23 - compensatie oppervlakte
Bijlage 2 Miggelenbergweg 23 - Versterking Go - Berekening
Bijlage 2 Miggelenbergweg 23 - versterking GO - berekening
Bijlage 3 Miggelenbergweg 23 - Bodemonderzoek
Bijlage 3 Miggelenbergweg 23 - bodemonderzoek
Bijlage 4 Miggelenbergweg 23 - Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Miggelenbergweg 23 - akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Miggelenbergweg 23 - Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 5 Miggelenbergweg 23 - stedenbouwkundig plan
Bijlage 6 Miggelenbergweg 23 - Aanmeldnotitie Mer
Bijlage 6 Miggelenbergweg 23 - aanmeldnotitie mer
Bijlage 7 Miggelenbergweg 23 - Besluit Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 7 Miggelenbergweg 23 - besluit vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 8 Miggelenbergweg 23 - Voortoets Natura-2000
Bijlage 8 Miggelenbergweg 23 - voortoets Natura-2000
Bijlage 9 Miggelenbergweg 23 - Aeriusberekening Aanlegfase
Bijlage 9 Miggelenbergweg 23 - aeriusberekening aanlegfase
Bijlage 10 Miggelenbergweg 23 - Aeriusberekening Gebruiksfase
Bijlage 10 Miggelenbergweg 23 - aeriusberekening gebruiksfase
Bijlage 11 Miggelenbergweg 23 - Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 11 Miggelenbergweg 23 - onderzoek stikstofdepositie
Bijlage 12 Miggelenbergweg 23 - Quickscan Wet Natuurbescherming - Soorten
Bijlage 12 Miggelenbergweg 23 - quickscan Wet natuurbescherming - soorten
Bijlage 13 Miggelenbergweg 23 - Archeologisch Onderzoek (Bureau En Veldonderzoek)
Bijlage 13 Miggelenbergweg 23 - archeologisch onderzoek (bureau en veldonderzoek)
Bijlage 14 Miggelenbergweg 23 - Archeologie Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 14 Miggelenbergweg 23 - archeologie proefsleuvenonderzoek
Bijlage 15 Miggelenbergweg 23 - Archeologie Selectiebesluit
Bijlage 15 Miggelenbergweg 23 - archeologie selectiebesluit
Bijlage 16 Miggelenbergweg 23 - Cultuurhistorische Analyse
Bijlage 16 Miggelenbergweg 23 - Cultuurhistorische analyse
Bijlage 17 Procedureschema
Ontwerpplan ter inzage | 24-11-2022 - 04-01-2023 |
Vaststelling door gemeenteraad | 15-06-2023 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 29-06-2023 - 09-08-2023 |