KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Overige Zone - Archeologische Waarden
Artikel 11 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 14 Algemene Procedureregels
Artikel 15 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 17 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 18 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Toetsingskader
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Waterbeleid
2.6 Planologisch Relevante (Milieu)aspecten
3 Bestaande En Toekomstige Situatie Plangebied: Afweging Per Locatie
3.1 Inleiding
3.2 Achterste Kerkweg 2, Beekbergen
3.3 Dorpstraat 94, Beekbergen
3.4 Evert Jan Boksweg 21, Beekbergen
3.5 Evert Jan Boksweg 26, Beekbergen
3.6 Stoppelbergweg 25, Beekbergen
4 Juridische Planopzet
4.1 Inleiding
4.2 Karakter Bestemmingsplan
4.3 Bestemmingen
4.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
5 Inspraak En Overleg
5.1 Vooroverleg
5.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
5.3 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 3 Beleidsregel Parkeren
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 3 Onderzoek Stikstofdepositie Diverse Locaties Te Beekbergen
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Selectiebesluit Archeologie
Bijlage 6 Procedureschema

Herbestemmen gronden onder hoogspanningsverbinding

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 27-01-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Herbestemmen gronden onder hoogspanningsverbinding met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1388-vas1 van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.8 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.9 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.10 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.11 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.15 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.16 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.25 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.26 dependance

Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van de woning.

1.27 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.29 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.30 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.31 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 kamerverhuurbedrijf

Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.34 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.35 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.36 kavel

De bij een bestaand of te realiseren hoofdgebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.37 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.38 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.39 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.40 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.41 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.

1.42 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.43 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.44 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

1.45 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.46 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.47 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.48 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.49 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.50 windturbine

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.

1.51 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.52 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.53 woonadres

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.54 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.55 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.56 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

2.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 de bouwhoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel kruiven de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximum oppervlakte/inhoud Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen bouwvlak, met inachtneming van de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'
aangegeven waarde;
de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk wordt geacht voor een landschappelijk, cultuurhistorisch en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 14 opgenomen procedureregels van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 3.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij bedrijfsgebouwen, overkappingen en bijgebouwen te verkleinen tot een afstand van tenminste 3 m, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  2. b. van het in lid 3.1 en lid 3.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 3.6 omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels is verleend.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, bescherming, aanleg en versterking van het bos en de natuurwaarden;
  2. b. fiets-, voet- en ruiterpaden;
  3. c. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 8 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximum oppervlakte Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van het bos en/of het natuurgebied nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 14 opgenomen procedureregels van toepassing.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin en/of erf bij woningen;
  1. a. beroepsuitoefening aan huis
  2. b. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  3. c. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  4. d. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 met de daarbij behorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  1. a. het waarborgen van de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 14 opgenomen procedureregels van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

6.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 6.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels. Hierbij geldt dat ter plaatse van de bestemmingsvlakken met de bestemming Leiding -Hoogspanningsverbinding ondergronds bouwen uitsluitend ten behoeve van de hoogspanningsleiding is toegestaan.
  5. e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  6. f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt. Van de bepalingen over de bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitgezonderd de gronden ter plaatse van de bestemmingsvlakken met de bestemmingen Leiding -Hoogspanningsverbinding waar bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met de bouwhoogte en oppervlakte die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de hoogspanningsleiding.
  7. g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten en situering gelden de dan aanwezige maten en situering, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

8.2 Afdekking van gebouwen

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

9.2 Strafbepaling

Overtreding van het in lid 9.1 bepaalde is een strafbaar feit.

9.3 Gebruiksregel parkeren

Artikel 10 Overige Zone - Archeologische Waarden

10.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan het zeer aannemelijk is dat er bij bodemingrepen archeologische waarden worden aangetroffen.

10.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  1. a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    2. 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 11 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde

11.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

11.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  1. a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    2. 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Afwijken algemeen

12.2 Afwijken parkeren

12.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 12.1 en lid 12.2 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

12.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 12.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 16 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

13.1 Wijzigingsbevoegdheid algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.

13.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van dependance

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan vlakken met de bestemming Wonen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance' toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. a. de oppervlakte van een dependancebedraagt niet meer dan 65 m²;
  2. b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een woning bedraagt niet meer dan het maximum dat in artikel 5 sublid 5.2.1 is bepaald voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen;
  3. c. een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
  4. d. bij een dependance zijn geen omgevingsvergunningplichtige dakkapellen, erkers en balkons toegestaan;
  5. e. er ontstaat geen onevenredig nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en er wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  6. f. de krachtens de Wet geluidhinder gestelde voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden;
  7. g. vastgesteld is dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.

13.3 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 14 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 15 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht Bouwwerken

16.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

16.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

16.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 17 Overgangsrecht Gebruik

17.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Herbestemmen gronden onder hoogspanningsverbinding.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d.
27 januari 2022 nr. 2-2022

Mij bekend,

De griffier,

Namens hem:

Piet Stoop

Afdelingshoofd Omgevingsrecht en Vergunningen

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 januari 2017 is de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding' in werking getreden, kortweg uitkoopregeling. De regeling is op verzoek van de Tweede Kamer opgesteld vanwege de maatschappelijke onrust die is ontstaan omtrent het wonen onder hoogspanningsleidingen. De regeling is niet opgesteld vanwege gezondheids- of veiligheidsrisico's, maar wel vanwege de zorgen die vanuit de maatschappij hierover bestaan. De uitkoopregeling is van toepassing daar waar verkabeling niet aan de orde is en is alleen van toepassing op woningen die (deels) onder de geleiders staan. De regeling is niet van toepassing op bedrijven. De uitkoopregeling voorziet in de mogelijkheid van aankoop van de betreffende woningen door de betreffende gemeenten. De regeling gaat uit van vrijwillige deelname. Woningeigenaren maken zelf de keuze of ze gebruik willen maken van de uitkoopregeling. Zij kunnen deze keuze tot 1 juli 2021 kenbaar maken bij hun gemeente.

Gemeenten hebben een centrale rol in de uitvoering van de regeling. Zij zijn het aanspreekpunt voor de woningeigenaren die van de regeling gebruik willen maken en voeren de regeling uit door woningen aan te kopen, nadat zij hiertoe een toekenninsgbesluit van de minister van Economische Zaken hebben ontvangen. Uiteindelijk dient een koopovereenkomst te worden aangegaan. Kernvoorwaarde uit de regeling is dat een einde wordt gemaakt aan de bewoning op de bereffende locatie. Het pand dient daartoe te worden herbestemd, zodat bewoning ook in juridisch-planologisch opzicht niet meer kan worden bewoond. Het aanpassen van de bestemming dient in beginsel binnen 5 jaar nadat door de minister van Economische Zaken een uitkering op rond van de regeling is toegekend.

In de gemeente Apeldoorn liggen diverse (bedrijfs)woningen die voor de uitkoopregeling in aanmerking komen. Eigenaren van een vijftal (bedrijfs)woningen hebben te kennen gegeven van de regeling gebruik te willen maken. In alle vijf gevallen heeft Onze Minister besloten tot het verlenen van de specifieke uitkering voor aankoop van de woning.

Zoals aangegeven dient op deze vijf locaties een einde te komen aan bewoning. Het voorliggende bestemmingsplan is nodig om de betreffende (bedrijfs)woningen juridisch-planologisch weg te bestemmen, zodat voorkomen wordt dat in de toekomst weer gewoond gaat worden onder een hoogspanningsleiding.

1.2 Ligging Plangebied

Zoals onder 1.1. is aangegeven hebben eigenaren van (bedrijfs)woningen op vijf adressen in de gemeente Apeldoorn aangegeven gebruik te willen maken van de uitkoopregeling. Van deze locaties dient de bestemming gewijzigd te worden, zodat bewoning juridisch-planologisch niet (meer) mogelijk is. Het betreft de volgende adressen:

  • Achterste Kerkweg 2, Beekbergen
  • Dorpstraat 94, Beekbergen
  • Evert Jan Boksweg 21, Beekbergen
  • Evert Jan Boksweg 26, Beekbergen
  • Stoppelbergweg 25, 7361 TE Beekbergen

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0001.png"

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan bevat 5 locaties in Beekbergen Vier locaties in het dorp Beekbergen, te weten de Achterste kerkweg 2, Dorpsstraat 94, Evert Jan Boksweg 21 en Evert Jan Boksweg 26 vallen onder het bestemmingsplan 'Beekbergen en Lieren', vastgesteld op 16-2-2012.

De locatie Stoppelbergweg 25, ten zuiden van de bebouwde kom van Beekbergen, valt onder het bestemmingsplan 'Stuwwalrand Parkzone Zuid', vastgesteld op 26-4-2011.

De bestemmingen van de locaties komen aan bod in hoofdstuk 3, waar nader wordt ingegaan op het plan per locatie.

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit zeven plankaarten met bijbehorende regels en gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting bevat onder andere een beschrijving van de relevante beleidskader (hoofdstuk 2) een beschrijving van het plan, en de juridische opzet van het plan (hoofdstuk 4). De bestaande situatie en de voorgestane ruimtelijke invulling van het plangebied is in hoofdstuk 3 weergegeven, waarbij in hetzelfde hoofdstuk per locatie op de gemaakte afweging in relatie tot de uitvoerbaarheid wordt ingegaan.

Deze planherziening ziet erop toe om planologisch-juridisch te verzekeren dat wonen op de vijf betreffende locaties, die alle zijn gelegen onder hoogspanningsleidingen, niet meer mogelijk is. Daartoe wordt de bewoningsmogelijkheid uit de planregels verwijderd. De huidige woonbestemming wordt gewijzigd in ofwel 'natuur' of 'tuin/erf', dan wel naar een bestemming die aansluit bij bestemmingen op de omliggende locaties. In hoofdstuk 4 Juridische planopzet wordt nader op de wijzigingen ingegaan.

2 Toetsingskader

2.1 Inleiding

Het rijk, de provincie, de gemeente en het waterschap hebben in de loop der jaren diverse beleidsnota’s opgesteld die mede het ruimtelijke beleid voor de gemeente Apeldoorn bepalen. Deze beleidsnota’s bevatten de uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In de navolgende paragrafen 2.2 tot en met 2.5 worden de planologische relevante beleidsnota’s toegelicht.

Plannen worden niet alleen getoetst aan beleid, maar ook aan planologische relevante aspecten zoals milieuaspecten, waterhuishouding of archeologische kaders. Deze aspecten komen in paragraaf 2.6 aan bod.

In het volgende hoofdstuk, hoofdstuk 3, wordt per locatie het plan getoetst aan zowel de opgenomen beleidskaders als de relevantie overige (milieu)aspecten.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving voor Nederland in 2050. De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.


Het Rijk wil sturen en richting geven op vier prioriteiten:

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel

3. Sterke en gezonde steden en regio's

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied


Prioriteit 1 gaat over de ambitie van Nederland om in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te zijn. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Daarnaast gaat het ook over de ambitie van Nederland om in 2050 een duurzame energievoorziening te hebben. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen en de bijbehorende energie infrastructuur voor opslag en transport van duurzame energie.


Bij prioriteit 2 wordt aangegeven dat de ambitie voor de lange termijn is: het duurzaam en circulair maken van de economie en energievoorziening en het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving. Er wordt ingezet op een aantrekkelijke, gezonde en veilige omgeving en een goed vestigingsklimaat, inclusief een goede bereikbaarheid en duurzame mobiliteit. Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen, grootschalige logistieke functies en datacentra moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk, goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken. Er wordt daarbij ingezet op actieve clustering van (grootschalige) logistieke functies op logistieke knooppunten langs (inter)nationale corridors. Nieuwvestiging van toerisme vindt bij voorkeur plaats buiten de huidige toplocaties en in de nabijheid van OV of bestaande aansluitingen op het hoofdwegennet.


Bij prioriteit 3 word beschreven dat er wordt ingezet op het bouwen aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden. De ambitie is om een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren door te werken aan de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Hieraan wordt een stevige impuls gegeven. De ontwikkeling vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders.

Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat in de Omgevingsvisie centraal.

Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0002.png"

2.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 hebben provinciale staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Sindsdien is de Omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. In deze Omgevingsverordening zijn de provinciale verordening (op grond van artikel 4.1 Wro), milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd.

De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Structuurvisie Apeldoorn biedt ruimte

Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.

De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.

Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.

2.4.2 Groenbeleid

Het groenbeleid is vastgelegd in de Groenstructuurkaart, de Verordening Groene Balans en het Groenplan.

Groenstructuurkaart

In april 2017 heeft de gemeenteraad de Groenstructuurkaart vastgesteld. De kaart geeft de belangrijkste groenstructuren van Apeldoorn weer. Apeldoorn koestert haar groene kwaliteit en wil deze beschermen en versterken.

De Groenstructuurkaart bestaat uit verschillende elementen:

  • Groenstructuur: Groene Mal
  • Groenstructuur: Beken & sprengen, weteringen en kanaal
  • Groenstructuur: doorgaande wegen buitengebied
  • Groenstructuur: snelwegcorridors en spoorwegen
  • Wijkgroenstructuur
  • Boomrijke gebieden

Op de kaart zijn die gebieden vastgelegd waar behoud van bestaand groen en ontwikkeling van nieuw groen prioriteit heeft. Het groenstructuurplan werkt door in het kapvergunningenbeleid en het uitgiftebeleid voor snippergroen.

Verordening Groene Balans

In maart 2018 heeft de gemeenteraad de verordening 'Groene Balans: compensatie en verevening van groene waarden' vastgesteld. De verordening is met name van toepassing op een ruimtelijke ontwikkeling in de Groene Ontwikkelingszone als vastgesteld in de Omgevingsverordening Gelderland.

Groenplan

In september 2018 heeft de gemeenteraad het Groenplan vastgesteld. Het Groenplan geeft aan welke groene doelen en opgaven belangrijk zijn voor het behoud en versterking van het groene karakter van de hele gemeente. De groene opgaven bestaan uit versterken van het groen-water netwerk in en om de stad, meer groen in de binnenstad, meer en beter groen in wijken en dorpen en versterken van karakteristieke landschappen. Binnen deze opgaven ligt de focus op het inzetten van groen om de gevolgen van klimaatverandering te beperken, biodiversiteit te versterken en bewoners uit te nodigen tot bewegen en ontmoeten. Dit met een veerkrachtig natuurlijk systeem als basis. Duurzaam groenbeheer, samenwerking en participatie vormen belangrijke pijlers die vorm krijgen in het Uitvoeringsprogramma Groen en biodiversiteit.

2.4.3 Strategie Werklocaties

De economie ontwikkelt zich al een aantal jaren positief. Bedrijfsprocessen en productieketens veranderen en verduurzamen waardoor bedrijven en organisaties andere eisen stellen aan vastgoed en de omgeving. De kwaliteit en de beschikbaarheid van werklocaties vormen een belangrijke troef voor het Apeldoornse vestigingsklimaat en zijn een voorwaarde voor een gunstige economische ontwikkeling. De werklocaties vormen het economisch zwaartepunt van de Apeldoornse werkgelegenheid: circa 60% van de werkgelegenheid is gevestigd op de werklocaties.

Op de golf van economische voorspoed ontstaat echter enerzijds een tekort en anderzijds een mismatch als het gaat om de werklocaties. Er is een hoog leegstandspercentage op de kantorenmarkt, terwijl er een tekort bestaat aan kwalitatieve kantoormeters en meters die voorzien in kleinschalige, flexibele en tijdelijke werkplekken. Daarnaast ontbreekt het werkmilieus, die ruimte bieden aan het experiment, innovatie en flexibiliteit in de nabijheid van voorzieningen. Tot slot staat de gemeente voor een enorme verduurzamingsopgave en vragen enkele gebieden in de werklocatie-portefeuille om revitalisering en herstructurering.

Met de strategie Werklocaties 2019 stelt Apeldoorn drie prioriteiten:

A. Het creëren van toekomstbestendige werklocaties. Herstructurering en revitalisering staan centraal zodra het gaat om deelgebieden op de bestaande bedrijventerreinen en (kantoor)locaties waarvan de marktperspectieven afnemen. Met een verduurzamingsaanpak maakt Apeldoorn zijn werklocaties ook klimaatbestendig.

B. Het creëren van nieuwe werkmilieus. Hotspot en broedplaats-locaties; ruimte voor bedrijvigheid voor innovatieve start en scale up bedrijven en gerichte profilering van bepaalde werklocaties om deze aantrekkelijk in de markt te zetten voor de huidige en toekomstige gebruikers.

C. Het creëren van nieuwe werklocaties. De realisering van bedrijventerrein Ecofactorij II, de uitbreiding van bedrijvenstrook Uddel, de uitbreiding van bedrijventerrein Kieveen en de verkenning (onderzoek) naar nieuwe vestigingslocaties in Apeldoorn zowel binnen als buiten het stedelijk gebied zijn belangrijke acties.

Met uitvoering van deze prioriteiten stuurt de strategie op kwaliteit van de werklocaties, marktevenwicht in vraag en aanbod naar werklocaties en verduurzaming.

2.5 Waterbeleid

2.5.1 Nationaal beleid

2.5.2 Provinciaal beleid

Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland. Daarin is onder andere vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.

2.5.3 Waterschapsbeleid

In 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn zes ambities geformuleerd:

  1. 1. Beschermen tegen overstromingen
  2. 2. Zorgen voor de juiste hoeveelheid water
  3. 3. Zorgen voor de goede oppervlaktewaterkwaliteit
  4. 4. Schoon en vuil water worden zoveel mogelijk gescheiden
  5. 5. Afwalwaterketen en watersysteem samen met de partners als één geheel beheren

De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.

2.5.4 Gemeentelijk beleid

2.6 Planologisch Relevante (Milieu)aspecten

2.6.1 Milieuaspecten

2.6.2 Natuurwaarden

2.6.3 Duurzame verstedelijking

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):

  • Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
  • Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In de rechtspraak is dit begrip nader ingevuld.

Zo is in de rechtspraak gesteld, dat voor ontwikkelingen in de vorm van een terrein 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m2 bedraagt. Bestaat de ontwikkeling uit de toevoeging van een gebouw, dan ligt de ondergrens 'in beginsel' bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m2. Of sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' hangt ook af van de vraag of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Bij functiewijziging moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging, dat desalniettemin gesproken kan worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij moet ook het ruimtebeslag betrokken worden.

In de Nota van Toelichting wordt opgemerkt dat ontwikkelingen en regelingen die geen extra verstedelijking mogelijk maken maar bebouwing reduceren of verplaatsen, niet gezien worden als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.

Overigens moet ook wanneer de Ladder niet van toepassing is, vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening worden onderbouwd dat er behoefte bestaat aan de ontwikkeling.

2.6.4 Archeologie

2.6.5 Cultuurhistorie

3 Bestaande En Toekomstige Situatie Plangebied: Afweging Per Locatie

3.1 Inleiding

Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op vijf locaties in het dorp Beekbergen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0003.png"

Adres Bestemmingsplan Huidige bestemming Nieuwe bestemming
Achterste Kerkweg 2, Beekbergen Beekbergen en Lieren Wonen Lichte bedrijfsbestemming categorie 1, plus een kleinschalige werkplaats voor een aannemer, zonder mogelijkheid bedrijfswoning. Zuidelijk deel van het perceel wordt tuin/erf
Dorpstraat 94, Beekbergen Beekbergen en Lieren Wonen

Tuin
Evert Jan Boksweg 21, Beekbergen Beekbergen en Lieren Wonen
Tuin
Evert Jan Boksweg 26, Beekbergen Beekbergen en Lieren Wonen
Tuin
Stoppelbergweg 25, Beekbergen Stuwwalrand Parkzone Zuid Woondoeleinden
Natuur

In deze volgende paragrafen wordt van elke locatie afzonderlijk beschreven wat de huidige situatie, welke nieuwe invulling aan het plangebied wordt gegeven en wordt de voorgestane nieuwe invulling getoetst aan het beleid en de ruimtelijk relevante (milieu)aspecten.

3.2 Achterste Kerkweg 2, Beekbergen

3.2.1 Huidige situatie plangebied en omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0004.png"

Het plangebied is gelegen aan de zuidoostelijke rand van het dorp Beekbergen, aan de Achterste Kerkweg 2, een vertakking van de doorgaande Dorpstraat. De locatie betreft het perceel kadastraal bekend gemeente Beekbergen, sectie K, nummer 3378. Het plangebied is 807 m2 groot en in gebruik als woning met tuin.

De locatie valt onder het bestemmingsplan 'Beekbergen en Lieren' en heeft daarin de bestemming Wonen. De percelen ten oosten en zuiden van de planlocatie kennen ook een woonbestemming. Het grote perceel ten westen, Achterste Kerkweg nummer 92, kent een bedrijfsbestemming; daar is een automaterialenwinkel gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0006.png"

3.2.2 Voorgenomen invulling planlocatie

De planlocatie is in gebruik als woning met tuin en heeft als huidige bestemming 'Wonen'.

Het plan voor de Achterste Kerkweg houdt in dat de bewoning op het adres ten einde komt, en er lichte bedrijfsactiviteiten opgestart zullen worden. De eigenaar denkt meer concreet aan een kleine aannemersbedrijf/ -werkplaats. Het plan behelst sloop van de woning en de bouw van een schuur (voor een aannemer).

Bij de voorgenomen (bedrijfs)activiteiten hoort een milieuzone van 10 meter in acht te worden genomen ten opzichte van omliggende woningen. Ter bescherming van de zuidelijk gelegen woning, die in deze zone zou vallen, wordt het uitvoeren van bedrijfsactiviteiten op het meest zuidelijke deel van het perceel uitgesloten.

In het voorliggende plan krijgt Achterste Kerkweg 2 een lichte bedrijfsbestemming milieucategorie 1, plus een kleinschalige werkplaats voor een aannemer, zonder de mogelijkheid van een bedrijfswoning. Het zuidelijk deel van het perceel, vanaf 10 meter van de zuidelijke erfgrens, krijgt de bestemming tuin/erf. Dit is geïllustreerd op de onderstaande kaart. Het paarse gedeelte betreft de bedrijfsbestemming, het groene gedeelte betreft het gedeelte dat is bestemd voor tuin/erf:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0007.png"

3.2.3 Afweging: toetsing aan toetsingskader

Beleid

Het plan is in overeenstemming met het in hoofdstuk 2 omschreven beleidskader.

Meer specifiek past het creëren van een kleinschalige aannemersbedrijf op de planlocatie goed in de Strategie Werklocaties, die het belang benadrukt van kleinschalige bedrijfsbestemmingen in woonwijken: deze zijn van toegevoegde waarde om bedrijven in iedere fase van hun groei te faciliteren en dragen bij aan levendige dynamische woonwijken.

Planologische relevante (milieu) aspecten.

1. Bodem

Op basis van het historisch bodembestand, het bedrijven-/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem is de locatie onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Er zijn daardoor geen bezwaren voor een bestemmingsplanwijziging. Omdat voor de realisatie van het plan een omgevingsvergunning, activiteit bouwen dient te worden aangevraagd en het toekomstige bouwwerk bestemd is voor het verblijf van mensen, is in dat kader de uitvoering van een bodemonderzoek (wel) verplicht.

Hiertoe heeft De Klinker Milieu Econsultancy een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de bijbehorende rapportage d.d. 8 oktober 2019 (rapportnummer K193411) blijkt dat de bodem geschikt is voor de toekomstige functie. Bedoeld onderzoek is als Bijlage 1 Bodemonderzoek opgenomen bij deze toelichting.

2. Milieuzonering

De gewenste activiteit op de planlocatie is kleinschalige bedrijvigheid gericht op de bouw/aannemerssector, zonder bedrijfswoning. De geldende afstanden volgens de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ voor deze gewenste activiteit zijn weergegeven in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0008.png"

Voor de gewenste activiteit op de planlocatie geldt normaal gesproken een aan te houden milieuzone van 30 meter. Voor deze locatie is het de wens dat er enkel een kleinschalige werkplaats/eenmanszaak gerealiseerd kan worden. Daarom is de aan te houden milieuzone gecorrigeerd naar 10 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0009.png"

Aan de westkant van de planlocatie is een bedrijf gesitueerd. Deze vormt geen belemmering voor de gewenste bedrijvigheid op de planlocatie. Ten oosten en zuiden zijn enkele woonbestemmingen gelegen. De woningen op die percelen bevinden zich echter buiten de 10 m zone, zodat deze percelen geen belemmering vormen. De uitzondering daarop is het perceel met het kadastrale nummer 3688, ten zuid-oosten van de planlocatie, waarvan de woning zich voor een zeer klein deel binnen de 10 meter zone bevindt. Daarom wordt aan het zuidelijk deel van de planlocatie geen bedrijfsbestemming gegeven, maar de bestemming tuin/erf, waardoor daar geen milieuzone geldt.

3. Geluid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor plannen inzicht noodzakelijk in de geluidkwaliteit. Op een plan kan tevens de Wet geluidhinder van toepassing zijn. In de Wet geluidhinder zijn regels opgenomen ten aanzien van de geluidkwaliteit en ten aanzien van de onderzoeksplicht.

Het aspect geluid is op deze planlocatie niet aan de orde.

4. Lucht

Voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn grenswaarden opgenomen in de Wet milieubeheer. In de Ministeriële Regeling “Niet in betekenende mate bijdragen” zijn situaties vastgelegd waarvoor geen luchtonderzoek nodig is. Verder is geen onderzoek nodig als het plan is opgenomen in het NSL en als uit de berekeningen volgens de NIBM-tool van Infomil blijkt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt.

Het aspect lucht is hier niet relevant.

5. Externe veiligheid

In het plangebied en/of de directe omgeving van het perceel zijn geen risicobronnen aanwezig. Externe veiligheid is derhalve geen relevant milieuaspect.

6. Ecologie

Gebiedsbescherming

Op circa 450 m ligt de Veluwe. Op basis van de Wet natuurbescherming dient aangetoond te worden dat de wezenlijke kenmerken of waarden van Natura 2000-gebied niet significant worden aangetast. Dit gebeurt middels een zogenaamde Voortoets.

Onderdeel van de Voortoets is het beoordelen van de stikstofdepositie veroorzaakt door het plan. Voor berekeningen ten aanzien van stikstof worden zowel de activiteiten in de gebruiksfase als in de aanlegfase meegeteld. Uitgangspunt voor de Voortoets is het verschil tussen de huidig aanwezige planologisch legale situatie en de nieuwe situatie.

Indien blijkt dat er sprake is van stikstofdepositie, dan is op grond van artikel 2.7 lid 2 Wnb een vergunning vereist. Hiervoor moeten een passende beoordeling en milieueffectrapportage worden opgesteld. De vergunning wordt verleend door de Provincie Gelderland.

In de rapportage Onderzoek stikstofdepositie diverse locaties te Beekbergen van d.d. 29 juli 2020, opgesteld door Econsultancy en opgenomen in Bijlage 3 Onderzoek stikstofdepositiediverse locaties te Beekbergen van deze toelichting , zijn de resultaten van de Voortoets weergegeven. Daaruit blijkt, dat zowel in de aanlegfase als ook in de gebruiksfase sprake is van een projecteffect op Natura 2000 gelijk aan of kleiner dan 0.00 mol per hectare per jaar. Daarbij is voor de aanlegfase gekeken naar de stikstof- en ammoniakemissies van verkeersbewegingen ten behoeve van de af- en aanvoer van materialen en van de inzet van mobiele werktuigen tijdens de sloop van het plan. Voor de gebruiksfase is gekeken naar de verkeersbewegingen van en naar het plan en naar het gasverbruik van het pand. Gerekend is met behulp van het programma AERIUS Calculator (verzie 2019A). Bij een projecteffect gelijk aan of kleiner dan 0.00 mol per hectare per jaar zal het plan niet leiden tot een significante toename van stikstofdepositie en kunnen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied worden uitgesloten. Er is geen vergunning benodigd voor het aspect stikstof. Wel zal tijdens de aanlegfase rekening moeten worden gehouden met de inzet van elektrische mobiele voertuigen.

Soortenbescherming

In de te slopen bebouwing zijn mogelijk beschermde soorten aanwezig. Daarom is een quickscan verricht om vast te stellen of er beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn.

In de rapportage d.d. 15 oktober 2020, opgesteld door Econsultancy en als Bijlage 2Natuurwaardenonderzoek opgenomen bij deze toelichting, zijn de resultaten van de Quicscan Wet natuurbescherming opgenomen. Er is mogelijk gelegenheid voor verblijfslocaties van de huismus. Ook biedt de woning nestgelegenheid aan gierzwaluwen. Daarnaast is de bebouwing geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. De voorgenomen ingreep kan voor deze soorten leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Dit betekent dat de sloop alleen kan plaatsvinden nadat aanvullend onderzoek naar deze soorten is verricht. Afhankelijk van de aangetroffen soorten kan dit ondervangen worden door het treffen van maatregelen. Hiertoe kan een activiteitplan worden opgesteld, ontheffing worden aangevraagd en verkregen en vervolgens volgens de eisen uit de ontheffing wordt gewerkt.

Voor wat betreft de tijdelijke maatregelen kunnen huismusnesten, gierzwaluwnesten en vleermuiskasten worden geplaatst. Daarnaast zijn mogelijk permanente maatregelen nodig. Deze zijn afhankelijk van wat er wordt aangetroffen. Als verblijfplaatsen worden aangetroffen en een ontheffing nodig is, zal ook een activiteitenplan moeten worden opgesteld.

Per aangetroffen verblijfplaats dient een bepaald aantal voorzieningen geplaatst te worden:

  1. 3. 4x per vleermuisverblijf
  2. 4. 4x per huismusnest
  3. 5. 5x per gierzwaluwnest

In principe zou een flink aantal verblijfplaatsen gevonden kunnen worden. Een maximum is dus niet aan te geven.

Soms is er sprake van bijzondere verblijfplaatsen zoals kraamverblijfplaatsen. Deze komen niet veel voor. Bij mitigatie zijn 4 kraamkasten binnen 50 meter nodig. In geval van bijzondere verblijfplaatsen dienen ook nog tijdelijke maatregelen te worden genomen met bijbehorende gewenningstijd van minimaal een volledig kraamseizoen.

Indien de woning wordt gesloopt maar komt er geen gebouw voor terugkomt, zullen de tijdelijke dan wel permanente maatregelen op alternatieve locaties gerealiseerd moeten worden.

Aangezien in het voorkomende geval bovenstaande maatregelen goed denkbaar en uitvoerbaar zullen zijn, kan worden gesteld dat in het kader van de soortenbescherming voldaan kan en zal worden aan de vereisten uit de Wet natuurbescherming.

Groenstructuren

Er zullen geen bomen gekapt worden in het kader van de bestemmingswijziging.

7. Milieueffectrapportage

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Daarom is uit dien hoofde geen MER, vormvrije m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig.

Wel is in het kader van gebiedsbescherming een Voortoets (stikstof) verplicht, waaruit, wanneer blijkt dat sprake is van stikstofdepositie, de verplichting tot een passende beoordeling en milieueffectrapportage zou kunnen voortvloeien. Hiervoor, onder nummer 6, is het resultaat van de Voortoets weergegeven. Daaruit blijkt dat er geen kans is dat de wezenlijke kenmerken of waarden van Natura 2000-gebied significant worden aangetast.

Er is dus geen MER, vormvrije m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig.

8. Natuurwaarden

Het plangebied is niet gelegen in het Nationaal Landschap, Natura 2000-gebied, Ecologische Hoofdstructuur, Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelingszone. Wel ligt op circa 450 meter afstand van het plangebied het Natura 2000-gebied De Veluwe. Om significant negatieve effecten op dat Natura 2000-gebied te voorkomen is een Voortoets uitgevoerd. Zie voor de uitkomst daarvan hiervoor, aspect 6: Ecologie:Gebiedsbescherming. Gebleken is dat het vaststellen van het bestemmingsplan niet leidt tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied De Veluwe.

Ook zijn binnen het plangebied mogelijk soorten aanwezig die vallen onder de soortenbescherming van de Wet natuurbescherming. Daarom is een quickscan uitgevoerd, waarvan de uitkomst hiervoor, onder aspect 6: Ecologie: Soortenbescherming is behandeld. Gebleken is dat het vaststellen van het bestemmingsplan niet leidt tot negatieve effecten op de aanwezigheid van beschermde soorten.

9. Waterhuishouding

De planlocatie Achterste Kerkweg 2 bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.

Grondwater

De planlocatie bevindt zich in de grondwaterfluctuatiezone die (toelichtend) in de Omgevingsvisie Gelderland is vastgelegd. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Maatregelen tegen grondwateroverlast behoeven dan ook niet genomen te worden.

Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Dit is ook niet mogelijk omdat er in de direct nabijheid van het plangebied geen oppervlakte aanwezig is. In en om het plangebied komt ook geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.

Afvoer van regenwater

In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.

Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.

Bij het bepalen van de manier waarop het regenwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor regenwater. Deze beslisboom geeft de volgende voorkeursvolgorde voor het afvoeren van regenwater:

  1. 1. gebruik van regenwater (in grijswatercircuit of door vegetatiedak);
  2. 2. infiltratie in de bodem;
  3. 3. afvoer naar oppervlaktewater;
  4. 4. afvoer via rioolstelsel.

De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.

In dit plangebied zal het regenwater, volgens het gemeentelijke beleid, in de bodem worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein. Afvoer van afvalwater

Nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.

Watertoets

Het plan omvat minder dan 10 woningen/1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt bovendien niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het Waterschap.

10. Duurzame verstedelijking

Voor Achterste Kerkweg 2 geldt dat de bestaande woning wordt gesloopt terwijl een schuur c.q. een kleine werkplaats voor een aannemer wordt opgericht. Deze schuur zal een kleiner bruto-vloeroppervlakte hebben dan 500 m2. Het ruimtebeslag van de nieuwe bestemming is ook niet groter dan het huidige planologisch toegestane ruimtebeslag; het gaat veeleer om verplaatsing van de bestaande bebouwing.

Er is, kortom, geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder duurzame verstedelijking.

Overigens staat de behoefte aan de ontwikkeling vast, omdat de nieuwe invulling van de planlocatie is ontleend aan een initiatief van de huidige eigenaar.

11. Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Zoals hiervoor bij het Toetsingskader onder 2.6.4.2 is aangegeven, is door de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld. Uit de beleidskaart volgt dat het plangebied de Achterste Kerkweg 2 ligt in een zone die is geclassificeerd als 'terrein met archeologische waarden' (categorie 3). In deze zone zijn archeologische waarden aanwezig, maar waar deze precies liggen is niet altijd bekend. Daarom moet bij gebieden in deze zone bij verstoringen van de bodem groter dan 100 m2, dieper dan 35 cm archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.

Het plan voor Achterste Kerkweg 2 betreft de bouw van een schuur (met werkplaats voor een aannemer). Dit betreft een ingreep in de bodem van meer dan 100 m2 en meer dan 35 cm diepte. Daarom is archeologisch onderzoek verplicht. KSP Archeologie heeft archeologisch onderzoek naar het plangebied verricht, dat is vastgelegd in de rapportage 'Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase (booronderzoek) Achterste Kerkweg 2, Dorpstraat 65 en 94, Evert jan Boksweg 21 en 26 en Stoppelbergweg 25 te Beekbergen en Deventerstraat 576 te Apeldoorn (zie Bijlage 4 Archeologisch onderzoek bij deze toelichting). Overigens maken de locaties Dorpstraat 65 en Deventerstraat 576 geen deel uit van de nu voorliggende planopzet. Uit het archeologisch onderzoek is gebleken dat de bestaande archeologische verwachtingswaarden gehandhaafd bijven. Dit is bevestigd in het daartoe genomen selectiebesluit van het bevoegd gezag ( zie Bijlage 5 Selectiebesluit archeologie). Ter bescherming van de waarden is daarom voor deze locaties een op de verwachtingswaarde toegespitste planregeling opgenomen (aanduiding archeogische waarden). Bij het daadwerkelijk uitvoeren van de ingreep zal aangetoond moeten worden dat de waarden niet worden aangetast.

Cultuurhistorie

Zoals hiervoor bij het Toetsingskader onder 2.6.5.3 is aangegeven, staat op de cultuurhistorische beleidskaart die hoort bij de gemeentelijke Nota I-Cultuur de mate waarin cultuurhistorische waarden een rol spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde op het vlak van cultuurhistorie kent drie gradaties: hoog, gemiddeld en laag. Uit de beleidskaart volgt dat Achterste Kerkweg 2 ligt in gebied met een hoge attentiewaarde. Hierover kan worden vermeld dat hier geen sprake is van een karakteristiek of monumentaal pand. Eventuele nieuwe bebouwing zal worden gesitueerd aan de achterzijde van het perceel, zal geen invloed hebben op de uitstraling van de omgeving en zal deze dus ook niet aantasten.

12. Financieel-economische uitvoerbaarheid

De gemeenteraad heeft geen exploitatieplan voor het voorliggende bestemmingsplan vastgesteld.

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwplannen; zie voor welke plannen dat zijn artikel 6.1.2. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als de gemeente een grondexploitatie- overeenkomst sluit, waarmee het kostenverhaal anderszins geregeld is, maar ook indien de gemeente de locatie in eigendom heeft en zelf de grondexploitatie uitvoert. In dat laatste geval worden de kosten van grondexploitatie verhaald via de gronduitgifteprijs.

In het geval van Achterste Kerkweg 2 Beekbergen behelst het plan weliswaar een bouwplan in de zin van art. 6.1.2. van het Bro, maar is het perceel in eigendom van de gemeente, die de grondexploitatie zelf ter hand neemt. Kostenverhaal vindt dus plaats via de gronduitgifteprijs. Er behoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

3.3 Dorpstraat 94, Beekbergen

3.3.1 Huidige situatie planlocatie en omgeving

Ook de derde planlocatie ligt aan de zuidoostelijke rand van het dorp Beekbergen, aan de (doorgaande) Dorpstraat 94, op korte afstand van de zowel Achterste Kerkweg 2 als Dorpstraat 65. De locatie betreft het perceel kadastraal bekend gemeente Beekbergen, sectie K, nummer 3302. Het plangebied is 545 m2 groot en in gebruik als woning met tuin.

De locatie valt onder het bestemmingsplan 'Beekbergen en Lieren' en heeft daarin de bestemming Wonen. Het perceel is omringd door percelen met woonbestemmingen, met als uitzondering de automaterialenwinkel op Dorpstraat 92 en het garagebedrijf op nummer 65.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0011.png"

3.3.2 Voorgenomen invulling planlocatie

De planlocatie Dorpstraat 94 is in gebruik als woning met tuin.

Het perceel leent zich voor activiteiten vergelijkbaar met een bedrijf aan huis, maximaal milieucategorie 1, zoals dienstverlenende beroepen op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch of technisch gebied. Ook lichte, kleinschalige horeca-activiteiten zijn mogelijk, zoals een theeschenkerij. Er heeft zich echter ten tijde van het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan geen initiatiefnemer gemeld met een concreet plan voor de locatie. Daarom wordt ervoor gekozen het perceel vooreerst in tuin/erf te veranderen.

De woonbestemming van Dorpstraat 94 wordt in dit plan gewijzigd in de bestemming 'tuin/erf'.

3.3.3 Afweging: toetsing aan toetsingskader

Beleid

Het plan is in overeenstemming met het in hoofdstuk 2 omschreven beleidskader.

Planologische relevante (milieu) aspecten.

1. Bodem

Het plan behelst wijziging van een woonbestemming naar tuin/erf. Er is niet aan de orde dat er een bouwwerk wordt gebouwd dat bestemd is voor het verblijf van mensen. Uitvoering van een bodemonderzoek is dan ook niet verplicht.

2. Milieuzonering

De planlocatie Dorpstraat 94 is in gebruik als woning met tuin en de toekomstige invulling betreft tuin/erf. De nieuwe functie is minder gevoelig dan de huidige bestemming, en er is geen sprake van een functieverandering die de omliggende percelen belemmert of overlast voor de omliggende percelen met zich mee brengt.

Omdat een tuin geen gevoelig object is en evenmin milieubelastend is, is milieuzonering niet relevant.

3. Geluid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor plannen inzicht noodzakelijk in de geluidkwaliteit. Op een plan kan tevens de Wet geluidhinder van toepassing zijn. In de Wet geluidhinder zijn regels opgenomen ten aanzien van de geluidkwaliteit en ten aanzien van de onderzoeksplicht.

Omdat bij dit plan een deels geluidgevoelige functie (wonen) wordt omgezet naar een niet-geluidgevoelige functie is het aspect geluid niet relevant.

4. Lucht

Voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn grenswaarden opgenomen in de Wet milieubeheer. In de Ministeriële Regeling “Niet in betekenende mate bijdragen” zijn situaties vastgelegd waarvoor geen luchtonderzoek nodig is. Verder is geen onderzoek nodig als het plan is opgenomen in het NSL en als uit de berekeningen volgens de NIBM-tool van Infomil blijkt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt.

Het aspect lucht is hier niet relevant.

5. Externe veiligheid

In het plangebied en/of de directe omgeving van het perceel zijn geen risicobronnen aanwezig.

Externe veiligheid is derhalve geen relevant aspect.

6. Ecologie

Gebiedsbescherming

De planlocatie Dorpstraat 94 is in gebruik als woning met tuin en de toekomstige invulling betreft tuin/erf. De nieuwe planologische mogelijkheden zijn minder milieubelastend dan de huidige planologische mogelijkheden. Daarom speelt er geen onderzoeksverplichting in het kader van Gebiedsbescherming.

Op circa 450 m ligt de Veluwe. Op basis van de Wet natuurbescherming dient aangetoond te worden dat de wezenlijke kenmerken of waarden van Natura 2000-gebied niet significant worden aangetast. Dit gebeurt middels een zogenaamde Voortoets.

Onderdeel van de Voortoets is het beoordelen van de stikstofdepositie veroorzaakt door het plan. Voor berekeningen ten aanzien van stikstof worden zowel de activiteiten in de gebruiksfase als in de aanlegfase meegeteld. Uitgangspunt voor de Voortoets is het verschil tussen de huidig aanwezige planologisch legale situatie en de nieuwe situatie.

Indien blijkt dat er sprake is van stikstofdepositie, dan is op grond van artikel 2.7 lid 2 Wnb een vergunning vereist. Hiervoor moeten een passende beoordeling en milieueffectrapportage worden opgesteld. De vergunning wordt verleend door de Provincie Gelderland.

In de rapportage Onderzoek stikstofdepositie diverse locaties te Beekbergen van d.d. 29 juli 2020, opgesteld door Econsultancy en opgenomen in Bijlage 3 Onderzoek stikstofdepositiediverse locaties te Beekbergen van deze toelichting , zijn de resultaten van de Voortoets weergegeven. Omdat er na de sloop enkel een gebruik als tuin resteert, is alleen sprake van een aanlegfase. Er blijkt dat in de aanlegfase sprake is van een projecteffect op Natura 2000 gelijk aan of kleiner dan 0.00 mol per hectare per jaar. Daarbij is voor de aanlegfase gekeken naar de stikstof- en ammoniakemissies van verkeersbewegingen ten behoeve van de af- en aanvoer van materialen en van de inzet van mobiele werktuigen tijdens de sloop van het plan. Gerekend is met behulp van het programma AERIUS Calculator (verzie 2019A). Bij een projecteffect gelijk aan of kleiner dan 0.00 mol per hectare per jaar zal het plan niet leiden tot een significante toename van stikstofdepositie en kunnen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied worden uitgesloten. Er is geen vergunning benodigd voor het aspect stikstof. Wel zal tijdens de aanlegfase rekening moeten worden gehouden met de inzet van elektrische mobiele voertuigen.

Soortenbescherming

In de te slopen bebouwing zijn mogelijk beschermde soorten aanwezig. Daarom is een quickscan verricht om vast te stellen of er beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn.

In de te slopen bebouwing, de huidige woning, zijn mogelijk beschermde soorten aanwezig. Er is een quickscan nodig om vast te stellen of er beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Mogelijk is er nader onderzoek naar gebouwbewonende soorten nodig om dit verder in kaart te brengen.

In de rapportage d.d. 15 oktober 2020, opgesteld door Econsultancy en als Bijlage 2Natuurwaardenonderzoekopgenomen bij deze toelichting, zijn de resultaten van de Quicscan Wet natuurbescherming opgenomen. Er is mogelijk gelegenheid voor verblijfslocaties van de huismus. Ook biedt de woning nestgelegenheid aan gierzwaluwen. Daarnaast is de bebouwing geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. De voorgenomen ingreep kan voor deze soorten leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Dit betekent dat de sloop alleen kan plaatsvinden nadat aanvullend onderzoek naar deze soorten is verricht. Afhankelijk van de aangetroffen soorten kan dit ondervangen worden door het treffen van maatregelen. Hiertoe kan een activiteitplan worden opgesteld, ontheffing worden aangevraagd en verkregen en vervolgens volgens de eisen uit de ontheffing wordt gewerkt.

Voor wat betreft de tijdelijke maatregelen kunnen huismusnesten, gierzwaluwnesten en vleermuiskasten worden geplaatst. Daarnaast zijn mogelijk permanente maatregelen nodig. Deze zijn afhankelijk van wat er wordt aangetroffen. Als verblijfplaatsen worden aangetroffen en een ontheffing nodig is, zal ook een activiteitenplan moeten worden opgesteld.

Per aangetroffen verblijfplaats dient een bepaald aantal voorzieningen geplaatst te worden:

4x per vleermuisverblijf

4x per huismusnest

5x per gierzwaluwnest

In principe zou een flink aantal verblijfplaatsen gevonden kunnen worden. Een maximum is dus niet aan te geven.

Soms is er sprake van bijzondere verblijfplaatsen zoals kraamverblijfplaatsen. Deze komen niet veel voor. Bij mitigatie zijn 4 kraamkasten binnen 50 meter nodig. In geval van bijzondere verblijfplaatsen dienen ook nog tijdelijke maatregelen te worden genomen met bijbehorende gewenningstijd van minimaal een volledig kraamseizoen.

Indien de woning wordt gesloopt maar komt er geen gebouw voor terugkomt, zullen de tijdelijke dan wel permanente maatregelen op alternatieve locaties gerealiseerd moeten worden.

Aangezien in het voorkomende geval bovenstaande maatregelen goed denkbaar en uitvoerbaar zullen zijn, kan worden gesteld dat in het kader van de soortenbescherming voldaan kan en zal worden aan de vereisten uit de Wet natuurbescherming.

Groenstructuren

Er zullen geen bomen gekapt worden in het kader van de bestemmingswijziging.

7. Milieueffectrapportage

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Daarom is geen MER, vormvrije m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig.

8. Natuurwaarden

Het plangebied is niet gelegen in het Nationaal Landschap, Natura 2000-gebied, Ecologische Hoofdstructuur, Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelingszone. Wel ligt op circa 450 meter afstand van het plangebied het Natura 2000-gebied De Veluwe. Om significant negatieve effecten op dat Natura 2000-gebied te voorkomen is een Voortoets uitgevoerd. Zie voor de uitkomst daarvan hiervoor, aspect 6: Ecologie:Gebiedsbescherming. Gebleken is dat het vaststellen van het bestemmingsplan niet leidt tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied De Veluwe.

Ook zijn binnen het plangebied mogelijk soorten aanwezig die vallen onder de soortenbescherming van de Wet natuurbescherming. Daarom is een quickscan uitgevoerd, waarvan de uitkomst hiervoor, onder aspect 6: Ecologie: Soortenbescherming is behandeld. Gebleken is dat het vaststellen van het bestemmingsplan niet leidt tot negatieve effecten op de aanwezigheid van beschermde soorten.

9. Waterhuishouding

De planlocatie Dorpstraat 94 bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.

Grondwater

De planlocatie bevindt zich in de grondwaterfluctuatiezone die (toelichtend) in de Omgevingsvisie Gelderland is vastgelegd. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Maatregelen tegen grondwateroverlast behoeven dan ook niet genomen te worden.

Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Dit is ook niet mogelijk omdat er in de direct nabijheid van het plangebied geen oppervlakte aanwezig is. In en om het plangebied komt ook geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.

Afvoer van regenwater

In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.

Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater (afkomstig van daken en verhardingen) niet op de riolering aan te sluiten. Dit plan betreft geen stedelijke ontwikkeling maar sloop van de bebouwing en het terugbrengen van de locatie tot tuin-erf. Daarmee is het genoemde beleid voor dit plan niet relevant.

Afvoer van afvalwater

Nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. Omdat het plan de sloop van de bestaande bebouwing inhoudt, is afvoer van afvalwater niet aan de orde.

Watertoets

Het plan omvat minder dan 10 woningen/1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt bovendien niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het Waterschap.

10. Duurzame verstedelijking

Voor Dorpstraat 94 geldt dat de huidige woning wordt gesloopt en de bestemming van het perceel wordt gewijzigd naar de bestemming 'tuin/erf'. Daarmee is sprake van het reduceren van bebouwing en dus niet van een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder duurzame verstedelijking.

Dat er behoefte is aan de nieuwe bestemming tuin/erf staat overigens vast: de buurpercelen hebben zich gemeld als gegadigden voor aankoop.

11. Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Zoals hiervoor bij het Toetsingskader onder 2.6.4.2 is aangegeven, is door de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld. Uit de beleidskaart volgt dat het plangebied Dorpstraat 94 ligt in een zone die is geclassificeerd als 'terrein met archeologische waarden' (categorie 3). In deze zone zijn archeologische waarden aanwezig, maar waar deze precies liggen is niet altijd bekend. Daarom moet bij gebieden in deze zone bij verstoringen van de bodem groter dan 100 m2, dieper dan 35 cm archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.

KSP Archeologie heeft archeologisch onderzoek naar het plangebied verricht, dat is vastgelegd in de rapportage 'Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase (booronderzoek) Achterste Kerkweg 2, Dorpstraat 65 en 94, Evert jan Boksweg 21 en 26 en Stoppelbergweg 25 te Beekbergen en Deventerstraat 576 te Apeldoorn (zie Bijlage 4Archeologisch onderzoek bij deze toelichting). Overigens maken de locaties Dorpstraat 65 en Deventerstraat 576 geen deel uit van de nu voorliggende planopzet. Uit het archeologisch onderzoek is gebleken dat de bestaande archeologische verwachtingswaarden gehandhaafd bijven. Dit is bevestigd in het daartoe genomen selectiebesluit van het bevoegd gezag ( zie Bijlage 5 Selectiebesluit archeologie). Ter bescherming van de waarden is daarom voor deze locaties een op de verwachtingswaarde toegespitste planregeling opgenomen (aanduiding archeogische waarde).

Omdat het plan voor Dorpstraat 94 sloop van de bestaande bebouwing behelst en geen verstoring van de bodem betreft van meer dan 100 m2 en meer dan 35 cm diepte, is in deze in feite geen archeologisch onderzoek vereist. Mochten er toch grotere bodemingrepen plaatsvinden, dat zal bij het daadwerkelijk uitvoeren van een dergelijke ingreep aangetoond moeten worden dat de waarden niet worden aangetast.

Cultuurhistorie

Zoals hiervoor bij het Toetsingskader onder 2.6.5.3 is aangegeven, staat op de cultuurhistorische beleidskaart die hoort bij de gemeentelijke Nota I-Cultuur de mate waarin cultuurhistorische waarden een rol spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde op het vlak van cultuurhistorie kent drie gradaties: hoog, gemiddeld en laag. Uit de beleidskaart volgt dat Dorpstraat 94 ligt in gebied met een hoge attentiewaarde. Hierover kan worden vermeld dat hier geen sprake is van een karakteristiek of monumentaal pand en dat de sloop van de woning geen invloed zal hebben op de cultuurhistorische waarden in het gebied.

12. Financieel-economische uitvoerbaarheid

De gemeenteraad heeft geen exploitatieplan voor het voorliggende bestemmingsplan vastgesteld.

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwplannen; zie voor welke plannen dat zijn artikel 6.1.2. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het voorliggende plan betreft geen bouwplan in de zin van art. 6.1.2. van het Bro. Er behoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

3.4 Evert Jan Boksweg 21, Beekbergen

3.4.1 Huidige situatie planlocatie en omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0012.png"

Ook de vierde planlocatie ligt in de zuidoostelijke uitloper van het dorp Beekbergen, aan de Evert Jan Boksweg 21, hemelsbreed circa 100 meter ten zuiden van de Dorpstraat. De locatie betreft het perceel kadastraal bekend gemeente Beekbergen, sectie K, nummer 3687. Het plangebied is 432 m2 groot en in gebruik als woning met tuin.

De locatie valt onder het bestemmingsplan 'Beekbergen en Lieren' en heeft daarin de bestemming Wonen. Het perceel is omringd door percelen met woonbestemmingen, met als uitzondering de automaterialenwinkel ten noordwesten, aan de Dorpstraat 92.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0014.png"

3.4.2 Voorgenomen invulling planlocatie

De Evert Jan Boksweg 21 is in gebruik als woning met tuin. De woning zal worden verwijderd en de grond zal een tuinbestemming krijgen.

3.4.3 Afweging: toetsing aan toetsingskader

1. Bodem

Op basis van het historisch bodembestand, het bedrijven-/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem is de locatie onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Er zijn daardoor uit dien hoofde geen bezwaren voor een bestemmingsplanwijziging.

2. Milieuzonering

De planlocatie Evert Jan Boksweg 21 is in gebruik als woning met tuin en de toekomstige invulling betreft tuin/erf. De nieuwe functie is minder gevoelig dan de huidige bestemming, en er is geen sprake van een functieverandering die de omliggende percelen belemmert of overlast voor de omliggende percelen met zich mee brengt.

Omdat een tuin geen gevoelig object is en evenmin milieubelastend is, is milieuzonering niet relevant.

3. Geluid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor plannen inzicht noodzakelijk in de geluidkwaliteit. Op een plan kan tevens de Wet geluidhinder van toepassing zijn. In de Wet geluidhinder zijn regels opgenomen ten aanzien van de geluidkwaliteit en ten aanzien van de

onderzoeksplicht.

In casu wordt een deels geluidgevoelige functie, namelijk bewoning van een bedrijfswoning, omgezet naar een niet-geluidgevoelige functie: lichte bedrijvigheid. Daarmee is de Wet geluidhinder niet relevant.

4. Lucht

Voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn grenswaarden opgenomen in de Wet milieubeheer. In de Ministeriële Regeling “Niet in betekenende mate bijdragen” zijn situaties vastgelegd waarvoor geen luchtonderzoek nodig is. Verder is geen onderzoek nodig als het plan is opgenomen in het NSL en als uit de berekeningen volgens de NIBM-tool van Infomil blijkt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt.

Het aspect lucht is hier niet relevant.

5. Externe veiligheid

In het plangebied en/of de directe omgeving van het perceel zijn geen risicobronnen aanwezig. Externe veiligheid is derhalve geen relevant milieuaspect.

6. Ecologie

Gebiedsbescherming

Op circa 450 m ligt de Veluwe. Op basis van de Wet natuurbescherming dient aangetoond te worden dat de wezenlijke kenmerken of waarden van Natura 2000-gebied niet significant worden aangetast. Dit gebeurt middels een zogenaamde Voortoets.

Onderdeel van de Voortoets is het beoordelen van de stikstofdepositie veroorzaakt door het plan. Omdat er enkel ene gebruik als tuin resteert, is voor berekeningen ten aanzien van stikstof alleen de aanlegfase meegeteld. Uitgangspunt voor de Voortoets is het verschil tussen de huidig aanwezige planologisch legale situatie en de nieuwe situatie.

Indien blijkt dat er sprake is van stikstofdepositie, dan is op grond van artikel 2.7 lid 2 Wnb een vergunning vereist. Hiervoor moeten een passende beoordeling en milieueffectrapportage worden opgesteld. De vergunning wordt verleend door de Provincie Gelderland.

In de rapportage Onderzoek stikstofdepositie diverse locaties te Beekbergen van d.d. 29 juli 2020, opgesteld door Econsultancy en opgenomen in Bijlage 3 Onderzoek stikstofdepositiediverse locaties te Beekbergen van deze toelichting , zijn de resultaten van de Voortoets weergegeven.

Daaruit blijkt, sprake is van een projecteffect op Natura 2000 gelijk aan of kleiner dan 0.00 mol per hectare per jaar. Daarbij is voor de aanlegfase gekeken naar de stikstof- en ammoniakemissies van verkeersbewegingen ten behoeve van de af- en aanvoer van materialen en van de inzet van mobiele werktuigen tijdens de sloop van het plan. Gerekend is met behulp van het programma AERIUS Calculator (verzie 2019A). Bij een projecteffect gelijk aan of kleiner dan 0.00 mol per hectare per jaar zal het plan niet leiden tot een significante toename van stikstofdepositie en kunnen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied worden uitgesloten. Er is geen vergunning benodigd voor het aspect stikstof. Wel zal tijdens de aanlegfase rekening moeten worden gehouden met de inzet van elektrische mobiele voertuigen.

Soortenbescherming

In de te slopen bebouwing zijn mogelijk beschermde soorten aanwezig. Daarom is een quickscan verricht om vast te stellen of er beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn.

In de te slopen bebouwing, de huidige woning, zijn mogelijk beschermde soorten aanwezig. Er is een quickscan nodig om vast te stellen of er beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Mogelijk is er nader onderzoek naar gebouwbewonende soorten nodig om dit verder in kaart te brengen.

In de rapportage d.d. 15 oktober 2020, opgesteld door Econsultancy en als Bijlage 2Natuurwaardenonderzoekopgenomen bij deze toelichting, zijn de resultaten van de Quicscan Wet natuurbescherming opgenomen. De bebouwing is geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. De voorgenomen ingreep kan voor deze soorten leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Dit betekent dat de sloop alleen kan plaatsvinden nadat aanvullend onderzoek naar deze soorten is verricht. Afhankelijk van de aangetroffen soorten kan dit ondervangen worden door het treffen van maatregelen. Hiertoe kan een activiteitplan worden opgesteld, ontheffing worden aangevraagd en verkregen en vervolgens volgens de eisen uit de ontheffing wordt gewerkt.

Voor wat betreft de tijdelijke maatregelen kunnen vleermuiskasten worden geplaatst. Daarnaast zijn mogelijk permanente maatregelen nodig. Deze zijn afhankelijk van wat er wordt aangetroffen. Als verblijfplaatsen worden aangetroffen en een ontheffing nodig is, zal ook een activiteitenplan moeten worden opgesteld.

Per aangetroffen verblijfplaats dient een bepaald aantal voorzieningen geplaatst te worden:

4x per vleermuisverblijf

In principe zou een flink aantal verblijfplaatsen gevonden kunnen worden. Een maximum is dus niet aan te geven.

Soms is er sprake van bijzondere verblijfplaatsen zoals kraamverblijfplaatsen. Deze komen niet veel voor. Bij mitigatie zijn 4 kraamkasten binnen 50 meter nodig. In geval van bijzondere verblijfplaatsen dienen ook nog tijdelijke maatregelen te worden genomen met bijbehorende gewenningstijd van minimaal een volledig kraamseizoen.

Omdat de woning wordt gesloopt maar er geen gebouw voor terugkomt, zullen de tijdelijke dan wel permanente maatregelen op alternatieve locaties gerealiseerd moeten worden.

Aangezien in het voorkomende geval bovenstaande maatregelen goed denkbaar en uitvoerbaar zullen zijn, kan worden gesteld dat in het kader van de soortenbescherming voldaan kan en zal worden aan de vereisten uit de Wet natuurbescherming.

Groenstructuren

Er zullen geen bomen gekapt worden in het kader van de bestemmingswijziging.

7. Milieueffectrapportage

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Daarom is uit dien hoofde geen MER, vormvrije m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig.

Wel is in het kader van gebiedsbescherming een Voortoets (stikstof) verplicht, waaruit, wanneer blijkt dat sprake is van stikstofdepositie, de verplichting tot een passende beoordeling en milieueffectrapportage zou kunnen voortvloeien. Hiervoor, onder nummer 6, is het resultaat van de Voortoets weergegeven. Daaruit blijkt dat er geen kans is dat de wezenlijke kenmerken of waarden van Natura 2000-gebied significant worden aangetast.

Er is dus geen MER, vormvrije m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig.

8. Natuurwaarden

Het plangebied is niet gelegen in het Nationaal Landschap, Natura 2000-gebied, Ecologische Hoofdstructuur, Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelingszone. Wel ligt op circa 450 meter afstand van het plangebied het Natura 2000-gebied De Veluwe. Om significant negatieve effecten op dat Natura 2000-gebied te voorkomen is een Voortoets uitgevoerd. Zie voor de uitkomst daarvan hiervoor, aspect 6: Ecologie:Gebiedsbescherming. Gebleken is dat het vaststellen van het bestemmingsplan niet leidt tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied De Veluwe.

Ook zijn binnen het plangebied mogelijk soorten aanwezig die vallen onder de soortenbescherming van de Wet natuurbescherming. Daarom is een quickscan uitgevoerd, waarvan de uitkomst hiervoor, onder aspect 6: Ecologie: Soortenbescherming is behandeld. Uit die quickscan blijkt dat het vaststellen van het bestemmingsplan niet leidt tot negatieve effecten op de aanwezigheid van beschermde soorten.

9. Waterhuishouding

De planlocatie Evert Jan Boksweg 21 bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.

Grondwater

De planlocatie bevindt zich in de grondwaterfluctuatiezone die (toelichtend) in de Omgevingsvisie Gelderland is vastgelegd. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Maatregelen tegen grondwateroverlast behoeven dan ook niet genomen te worden.

Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Dit is ook niet mogelijk omdat er in de direct nabijheid van het plangebied geen oppervlakte aanwezig is. In en om het plangebied komt ook geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.

Afvoer van regenwater

In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.

Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.

Bij het bepalen van de manier waarop het regenwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor regenwater. Deze beslisboom geeft de volgende voorkeursvolgorde voor het afvoeren van regenwater:

  1. 1. gebruik van regenwater (in grijswatercircuit of door vegetatiedak);
  2. 2. infiltratie in de bodem;
  3. 3. afvoer naar oppervlaktewater;
  4. 4. afvoer via rioolstelsel.

De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.

Mocht in het plangebied ooit nieuwbouw plaatsvinden, dan zal het regenwater, volgens het gemeentelijke beleid, in de bodem worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.

Afvoer van afvalwater

Nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van eventuele nieuwbouw.

Watertoets

Het plan omvat minder dan 10 woningen/1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt bovendien niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het Waterschap.

10. Duurzame verstedelijking

Voor de Evert Jan Boksweg 21 geldt dat de woonbestemming wordt omgezet naar een tuinbestemming Het huidige plan maakt geen uitbreiding van bebouwing mogelijk en toename van ruimtebeslag is dus niet aan de orde. Er is, kortom, geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder duurzame verstedelijking.

11. Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Zoals hiervoor bij het Toetsingskader onder 2.6.4.2 is aangegeven, is door de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld. Uit de beleidskaart volgt dat het plangebied de Evert Jan Boksweg 21 ligt in een zone die is geclassificeerd als 'terrein met archeologische waarden' (categorie 3). In deze zone zijn archeologische waarden aanwezig, maar waar deze precies liggen is niet altijd bekend. Daarom moet bij gebieden in deze zone bij verstoringen van de bodem groter dan 100 m2, dieper dan 35 cm archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.

KSP Archeologie heeft archeologisch onderzoek naar het plangebied verricht, dat is vastgelegd in de rapportage 'Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase (booronderzoek) Achterste Kerkweg 2, Dorpstraat 65 en 94, Evert jan Boksweg 21 en 26 en Stoppelbergweg 25 te Beekbergen en Deventerstraat 576 te Apeldoorn (zie Bijlage 4Archeologisch onderzoek bij deze toelichting). Overigens maken de locaties Dorpstraat 65 en Deventerstraat 576 geen deel uit van de nu voorliggende planopzet. Uit het archeologisch onderzoek is gebleken dat de bestaande archeologische verwachtingswaarden gehandhaafd bijven. Dit is bevestigd in het daartoe genomen selectiebesluit van het bevoegd gezag ( zie Bijlage 5 Selectiebesluit archeologie). Ter bescherming van de waarden is daarom voor deze locaties een op de verwachtingswaarde toegespitste planregeling opgenomen (aanduiding archeogische waarden).

Omdat het plan voor Evert Jan Boksweg 21 sloop van de bestaande bebouwing behelst en geen verstoring van de bodem betreft van meer dan 100 m2 en meer dan 35 cm diepte, is in deze in feite geen archeologisch onderzoek vereist. Mochten er toch grotere bodemingrepen plaatsvinden, dat zal bij het daadwerkelijk uitvoeren van een dergelijke ingreep aangetoond moeten worden dat de waarden niet worden aangetast.

Cultuurhistorie

Zoals hiervoor bij het Toetsingskader onder 2.6.5.3 is aangegeven, staat op de cultuurhistorische beleidskaart die hoort bij de gemeentelijke Nota I-Cultuur de mate waarin cultuurhistorische waarden een rol spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde op het vlak van cultuurhistorie kent drie gradaties: hoog, gemiddeld en laag. Uit de beleidskaart volgt dat Evert Jan Boksweg 21 ligt in gebied met een hoge attentiewaarde. Hierover kan worden vermeld dat hier geen sprake is van een karakteristiek of monumentaal pand en dat de sloop van de woning geen invloed zal hebben op de cultuurhistorische waarden in het gebied.

12. Financieel-economische uitvoerbaarheid

De gemeenteraad heeft geen exploitatieplan voor het voorliggende bestemmingsplan vastgesteld.

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwplannen; zie voor welke plannen dat zijn artikel 6.1.2. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als de gemeente een grondexploitatie- overeenkomst sluit, waarmee het kostenverhaal anderszins geregeld is, maar ook indien de gemeente de locatie in eigendom heeft en zelf de grondexploitatie uitvoert. In dat laatste geval worden de kosten van grondexploitatie verhaald via de gronduitgifteprijs.

In het geval van Evert Jan Boksweg 21 behelst het plan weliswaar mogelijke nieuwbouw, maar is het perceel in eigendom van de gemeente, die de grondexploitatie zelf ter hand neemt. Daarmee vindt kostenverhaal plaats via de gronduitgifteprijs. Er behoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

3.5 Evert Jan Boksweg 26, Beekbergen

3.5.1 Huidige situatie planlocatie en omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0015.png"

Ook de vijfde planlocatie ligt in de zuidoostelijke uitloper van het dorp Beekbergen, aan de Evert Jan Boksweg 26, hemelsbreed circa 100 meter ten zuiden van de Dorpstraat. De locatie betreft het perceel kadastraal bekend gemeente Beekbergen, sectie K, nummer 3450. Het plangebied is 357 m2 groot en in gebruik als woning met tuin.

De locatie valt onder het bestemmingsplan 'Beekbergen en Lieren' en heeft daarin de bestemming Wonen. De aansluitende percelen betreffen woningen. Ten zuidwesten ligt een omvangrijke zorglocatie, met een maatschappelijke bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0017.png"

3.5.2 Voorgenomen invulling planlocatie

Het hoekperceel aan de Evert Jan Boksweg 26 is in gebruik als woning met tuin.

Het plan voor dit adres behelst het slopen van de woning en het aanhelen van het perceel. De buurpercelen zijn geïnteresseerd in het kopen en bijtrekken van de onbebouwde grond bij hun erven.

De woonbestemming van Evert Jan Boksweg 26 wordt in het voorliggende plan gewijzigd in de bestemming 'tuin'.

3.5.3 Afweging: toetsing aan toetsingskader

Beleid

Het plan is in overeenstemming met het in hoofdstuk 2 omschreven beleidskader.

Planologische relevante (milieu) aspecten.

1. Bodem

Op basis van het historisch bodembestand, het bedrijven-/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem is de locatie onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Er zijn daardoor geen bezwaren voor een bestemmingsplanwijziging. Er is ook geen sprake van een plan waarvoor een omgevingsvergunning, activiteit bouwen dient te worden aangevraagd en waarbij het toekomstige bouwwerk bestemd is voor het verblijf van mensen.

Er bestaat daarom geen verplichting tot het uitvoeren van een bodemonderzoek.

2. Milieuzonering

Het plan voor dit adres behelst het slopen van de woning en het aanhelen van het perceel, dat in zijn volledigheid tuin zal worden. Een tuin is geen gevoelig object en is evenmin milieubelastend. Milieuzonering speelt daarom geen rol.

3. Geluid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor plannen inzicht noodzakelijk in de geluidkwaliteit. Op een plan kan tevens de Wet geluidhinder van toepassing zijn. In de Wet geluidhinder zijn regels opgenomen ten aanzien van de geluidkwaliteit en ten aanzien van de onderzoeksplicht.

Omdat bij dit plan een deels geluidgevoelige functie (wonen) wordt omgezet naar een niet-geluidgevoelige functie is het aspect geluid niet relevant.

4. Lucht

Voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn grenswaarden opgenomen in de Wet milieubeheer. In de Ministeriële Regeling “Niet in betekenende mate bijdragen” zijn situaties vastgelegd waarvoor geen luchtonderzoek nodig is. Verder is geen onderzoek nodig als het plan is opgenomen in het NSL en als uit de berekeningen volgens de NIBM-tool van Infomil blijkt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt.

Het aspect lucht is hier niet relevant.

5. Externe veiligheid

In het plangebied en/of de directe omgeving van het perceel zijn geen risicobronnen aanwezig. Externe veiligheid is derhalve geen relevant milieuaspect.

6. Ecologie

Gebiedsbescherming

Op circa 450 m ligt de Veluwe. Op basis van de Wet natuurbescherming dient aangetoond te worden dat de wezenlijke kenmerken of waarden van Natura 2000-gebied niet significant worden aangetast. Dit gebeurt middels een zogenaamde Voortoets.

Onderdeel van de Voortoets is het beoordelen van de stikstofdepositie veroorzaakt door het plan. Voor berekeningen ten aanzien van stikstof worden zowel de activiteiten in de gebruiksfase als in de aanlegfase meegeteld. Uitgangspunt voor de Voortoets is het verschil tussen de huidig aanwezige planologisch legale situatie en de nieuwe situatie.

Indien blijkt dat er sprake is van stikstofdepositie, dan is op grond van artikel 2.7 lid 2 Wnb een vergunning vereist. Hiervoor moeten een passende beoordeling en milieueffectrapportage worden opgesteld. De vergunning wordt verleend door de Provincie Gelderland.

In de rapportage Onderzoek stikstofdepositie diverse locaties te Beekbergen van d.d. 29 juli 2020, opgesteld door Econsultancy en opgenomen in Bijlage 3 Onderzoek stikstofdepositiediverse locaties te Beekbergen van deze toelichting , zijn de resultaten van de Voortoets weergegeven.

Daaruit blijkt, sprake is van een projecteffect op Natura 2000 gelijk aan of kleiner dan 0.00 mol per hectare per jaar. Daarbij is voor de aanlegfase gekeken naar de stikstof- en ammoniakemissies van verkeersbewegingen ten behoeve van de af- en aanvoer van materialen en van de inzet van mobiele werktuigen tijdens de sloop van het plan. Gerekend is met behulp van het programma AERIUS Calculator (verzie 2019A). Bij een projecteffect gelijk aan of kleiner dan 0.00 mol per hectare per jaar zal het plan niet leiden tot een significante toename van stikstofdepositie en kunnen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied worden uitgesloten. Er is geen vergunning benodigd voor het aspect stikstof. Wel zal tijdens de aanlegfase rekening moeten worden gehouden met de inzet van elektrische mobiele voertuigen.

Soortenbescherming

n de te slopen bebouwing zijn mogelijk beschermde soorten aanwezig. Daarom is een quickscan verricht om vast te stellen of er beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn.

In de te slopen bebouwing, de huidige woning, zijn mogelijk beschermde soorten aanwezig. Er is een quickscan nodig om vast te stellen of er beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Mogelijk is er nader onderzoek naar gebouwbewonende soorten nodig om dit verder in kaart te brengen.

In de rapportage d.d. 15 oktober 2020, opgesteld door Econsultancy en als Bijlage 2Natuurwaardenonderzoekopgenomen bij deze toelichting, zijn de resultaten van de Quicscan Wet natuurbescherming opgenomen. De bebouwing is geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. De voorgenomen ingreep kan voor deze soorten leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Dit betekent dat de sloop alleen kan plaatsvinden nadat aanvullend onderzoek naar deze soorten is verricht. Afhankelijk van de aangetroffen soorten kan dit ondervangen worden door het treffen van maatregelen. Hiertoe kan een activiteitplan worden opgesteld, ontheffing worden aangevraagd en verkregen en vervolgens volgens de eisen uit de ontheffing wordt gewerkt.

Voor wat betreft de tijdelijke maatregelen kunnen vleermuiskasten worden geplaatst. Daarnaast zijn mogelijk permanente maatregelen nodig. Deze zijn afhankelijk van wat er wordt aangetroffen. Als verblijfplaatsen worden aangetroffen en een ontheffing nodig is, zal ook een activiteitenplan moeten worden opgesteld.

Per aangetroffen verblijfplaats dient een bepaald aantal voorzieningen geplaatst te worden:

4x per vleermuisverblijf

In principe zou een flink aantal verblijfplaatsen gevonden kunnen worden. Een maximum is dus niet aan te geven.

Soms is er sprake van bijzondere verblijfplaatsen zoals kraamverblijfplaatsen. Deze komen niet veel voor. Bij mitigatie zijn 4 kraamkasten binnen 50 meter nodig. In geval van bijzondere verblijfplaatsen dienen ook nog tijdelijke maatregelen te worden genomen met bijbehorende gewenningstijd van minimaal een volledig kraamseizoen.

Indien de woning wordt gesloopt maar komt er geen gebouw voor terugkomt, zullen de tijdelijke dan wel permanente maatregelen op alternatieve locaties gerealiseerd moeten worden.

Aangezien in het voorkomende geval bovenstaande maatregelen goed denkbaar en uitvoerbaar zullen zijn, kan worden gesteld dat in het kader van de soortenbescherming voldaan kan en zal worden aan de vereisten uit de Wet natuurbescherming.

Groenstructuren

Er zullen geen bomen gekapt worden in het kader van de bestemmingswijziging.

7. Milieueffectrapportage

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Daarom is uit dien hoofde geen MER, vormvrije m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig.

Wel is in het kader van gebiedsbescherming een Voortoets (stikstof) verplicht, waaruit, wanneer blijkt dat sprake is van stikstofdepositie, de verplichting tot een passende beoordeling en milieueffectrapportage zou kunnen voortvloeien. Hiervoor, onder nummer 6, is het resultaat van de Voortoets weergegeven. Daaruit blijkt dat er geen kans is dat de wezenlijke kenmerken of waarden van Natura 2000-gebied significant worden aangetast.

Er is dus geen MER, vormvrije m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig.

8. Natuurwaarden

Het plangebied is niet gelegen in het Nationaal Landschap, Natura 2000-gebied, Ecologische Hoofdstructuur, Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelingszone. Wel ligt op circa 450 meter afstand van het plangebied het Natura 2000-gebied De Veluwe. Om significant negatieve effecten op dat Natura 2000-gebied te voorkomen is een Voortoets uitgevoerd. Zie voor de uitkomst daarvan hiervoor, aspect 6: Ecologie:Gebiedsbescherming. Uit de Voortoets blijkt dat het vaststellen van het bestemmingsplan niet leidt tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied De Veluwe.

Ook zijn binnen het plangebied mogelijk soorten aanwezig die vallen onder de soortenbescherming van de Wet natuurbescherming. Daarom is een quickscan uitgevoerd, waarvan de uitkomst hiervoor, onder aspect 6: Ecologie: Soortenbescherming is behandeld. Uit die quickscan blijkt dat het vaststellen van het bestemmingsplan niet leidt tot negatieve effecten op de aanwezigheid van beschermde soorten.

9. Waterhuishouding

De planlocatie Evert Jan Boksweg 26 bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.

Grondwater

De planlocatie bevindt zich in de grondwaterfluctuatiezone die (toelichtend) in de Omgevingsvisie Gelderland is vastgelegd. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Maatregelen tegen grondwateroverlast behoeven dan ook niet genomen te worden.

Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Dit is ook niet mogelijk omdat er in de direct nabijheid van het plangebied geen oppervlakte aanwezig is. In en om het plangebied komt ook geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.

Afvoer van regenwater

In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.

Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater (afkomstig van daken en verhardingen) niet op de riolering aan te sluiten. Dit plan betreft geen stedelijke ontwikkeling maar sloop van de bebouwing en het terugbrengen van de locatie tot tuin-erf. Daarmee is het genoemde beleid voor dit plan niet relevant.

Afvoer van afvalwater

Nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. Omdat het plan de sloop van de bestaande bebouwing inhoudt, is afvoer van afvalwater niet aan de orde.

Watertoets

Het plan omvat minder dan 10 woningen/1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt bovendien niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het Waterschap.

10. Duurzame verstedelijking

Voor de Evert Jan Boksweg 26 geldt dat de huidige woning gesloopt zal worden en het perceel zal worden aangeheeld. De planlocatie verkrijgt de bestemming 'tuin'.

Daarmee is sprake van het reduceren van bebouwing en dus niet van een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder duurzame verstedelijking.

Overigens staat de behoefte aan de ontwikkeling vast, omdat de buurpercelen geïnteresseerd zijn in het kopen en bijtrekken van de onbebouwde grond bij hun erven.

11. Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Zoals hiervoor bij het Toetsingskader onder 2.6.4.2 is aangegeven, is door de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld. Uit de beleidskaart volgt dat het plangebied Evert Jan Boksweg 26 ligt in een zone die is geclassificeerd als 'terrein met archeologische waarden' (categorie 3). In deze zone zijn archeologische waarden aanwezig, maar waar deze precies liggen is niet altijd bekend. Daarom moet bij gebieden in deze zone bij verstoringen van de bodem groter dan 100 m2, dieper dan 35 cm archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.

KSP Archeologie heeft archeologisch onderzoek naar het plangebied verricht, dat is vastgelegd in de rapportage 'Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase (booronderzoek) Achterste Kerkweg 2, Dorpstraat 65 en 94, Evert jan Boksweg 21 en 26 en Stoppelbergweg 25 te Beekbergen en Deventerstraat 576 te Apeldoorn (zie Bijlage 4Archeologisch onderzoek bij deze toelichting). Overigens maken de locaties Dorpstraat 65 en Deventerstraat 576 geen deel uit van de nu voorliggende planopzet. Uit het archeologisch onderzoek is gebleken dat de bestaande archeologische verwachtingswaarden gehandhaafd bijven. Dit is bevestigd in het daartoe genomen selectiebesluit van het bevoegd gezag ( zie Bijlage 5 Selectiebesluit archeologie). Ter bescherming van de waarden is daarom voor deze locaties een op de verwachtingswaarde toegespitste planregeling opgenomen (aanduiding archeogische waarden).

Omdat het plan voor Evert Jan Boksweg 26 sloop van de bestaande bebouwing behelst en geen verstoring van de bodem betreft van meer dan 100 m2 en meer dan 35 cm diepte, is in deze in feite geen archeologisch onderzoek vereist. Mochten er toch grotere bodemingrepen plaatsvinden, dat zal bij het daadwerkelijk uitvoeren van een dergelijke ingreep aangetoond moeten worden dat de waarden niet worden aangetast.

Cultuurhistorie

Zoals hiervoor bij het Toetsingskader onder 2.6.5.3 is aangegeven, staat op de cultuurhistorische beleidskaart die hoort bij de gemeentelijke Nota I-Cultuur de mate waarin cultuurhistorische waarden een rol spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde op het vlak van cultuurhistorie kent drie gradaties: hoog, gemiddeld en laag. Uit de beleidskaart volgt dat Evert Jan Boksweg 26 ligt in gebied met een hoge attentiewaarde. Hierover kan worden vermeld dat hier geen sprake is van een karakteristiek of monumentaal pand en dat de sloop van de woning geen invloed zal hebben op de cultuurhistorische waarden in het gebied.

12. Financieel-economische uitvoerbaarheid

De gemeenteraad heeft geen exploitatieplan voor het voorliggende bestemmingsplan vastgesteld.

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwplannen; zie voor welke plannen dat zijn artikel 6.1.2. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het voorliggende plan betreft geen bouwplan in de zin van art. 6.1.2. van het Bro. Er behoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

3.6 Stoppelbergweg 25, Beekbergen

3.6.1 Huidige situatie planlocatie en omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0018.png"

De zesde planlocatie ligt circa 2 kilometer ten zuiden van de Dorpstraat van Beekbergen, aan de Stoppelbergweg 25. De locatie betreft het perceel kadastraal bekend gemeente Beekbergen, sectie L, nummer 3008. Het plangebied is 2550 m2 groot en in gebruik als woning met tuin.

De locatie valt onder het bestemmingsplan 'Stuwwalrand Parkzone Zuid' en heeft daarin de bestemming Woondoeleinden. Om de planlocatie liggen woningen. De omgeving betreft landelijk gebied dat veelvuldig voor recreatie wordt gebruikt: in de nabijheid van het plangebied zijn meerdere recreatieparken, hotels en een (mini)camping aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1388-vas1_0020.png"

3.6.2 Voorgenomen invulling planlocatie

Het perceel aan de Stoppelbergweg 25 is in gebruik als woning met tuin.

Het plan behelst het slopen van de woning en de bijbehorende opstallen en het voegen van het perceel bij het in de buurt aanwezige groen.

In het voorliggende plan wordt de woonbestemming van de planlocatie gewijzigd in de bestemming 'natuur'.

3.6.3 Afweging: toetsing aan toetsingskader

Beleid

Het plan is in overeenstemming met het in hoofdstuk 2 omschreven beleidskader.

Meer specifiek past de invulling goed bij de doelstelling uit het gemeentelijke Groenbeleid tot meer en beter groen in wijken en dorpen en het versterken van karakteristieke landschappen.

Planologische relevante (milieu) aspecten.

1. Bodem

Op basis van het historisch bodembestand, het bedrijven-/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem is de locatie onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Er zijn daardoor geen bezwaren voor een bestemmingsplanwijziging. Er is ook geen sprake van een plan waarvoor een omgevingsvergunning, activiteit bouwen dient te worden aangevraagd en waarbij het toekomstige bouwwerk bestemd is voor het verblijf van mensen.

Er bestaat daarom geen verplichting tot het uitvoeren van een bodemonderzoek.

2. Milieuzonering

Het plan voor dit adres behelst het slopen van de woning met bijgebouw(en) en het aanhelen van het perceel, dat in zijn volledigheid 'natuur' zal worden. Natuur is geen gevoelig object en is evenmin milieubelastend. Milieuzonering speelt daarom geen rol.

3. Geluid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor plannen inzicht noodzakelijk in de geluidkwaliteit. Op een plan kan tevens de Wet geluidhinder van toepassing zijn. In de Wet geluidhinder zijn regels opgenomen ten aanzien van de geluidkwaliteit en ten aanzien van de onderzoeksplicht.

Omdat bij dit plan een deels geluidgevoelige functie (wonen) wordt omgezet naar een niet-geluidgevoelige functie is het aspect geluid niet relevant.

4. Lucht

Voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn grenswaarden opgenomen in de Wet milieubeheer. In de Ministeriële Regeling “Niet in betekenende mate bijdragen” zijn situaties vastgelegd waarvoor geen luchtonderzoek nodig is. Verder is geen onderzoek nodig als het plan is opgenomen in het NSL en als uit de berekeningen volgens de NIBM-tool van Infomil blijkt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt.

Het aspect lucht is hier niet relevant.

5. Externe veiligheid

In het plangebied en/of de directe omgeving van het perceel zijn geen risicobronnen aanwezig. Externe veiligheid is derhalve geen relevant milieuaspect.

6. Ecologie

Gebiedsbescherming

Op circa 450 m ligt de Veluwe. Op basis van de Wet natuurbescherming dient aangetoond te worden dat de wezenlijke kenmerken of waarden van Natura 2000-gebied niet significant worden aangetast. Dit gebeurt middels een zogenaamde Voortoets.

Onderdeel van de Voortoets is het beoordelen van de stikstofdepositie veroorzaakt door het plan. Voor berekeningen ten aanzien van stikstof worden zowel de activiteiten in de gebruiksfase als in de aanlegfase meegeteld. Uitgangspunt voor de Voortoets is het verschil tussen de huidig aanwezige planologisch legale situatie en de nieuwe situatie.

Indien blijkt dat er sprake is van stikstofdepositie, dan is op grond van artikel 2.7 lid 2 Wnb een vergunning vereist. Hiervoor moeten een passende beoordeling en milieueffectrapportage worden opgesteld. De vergunning wordt verleend door de Provincie Gelderland.

In de rapportage Onderzoek stikstofdepositie diverse locaties te Beekbergen van d.d. 29 juli 2020, opgesteld door Econsultancy en opgenomen in Bijlage 3 Onderzoek stikstofdepositiediverse locaties te Beekbergen van deze toelichting , zijn de resultaten van de Voortoets weergegeven.

Daaruit blijkt, sprake is van een projecteffect op Natura 2000 gelijk aan of kleiner dan 0.00 mol per hectare per jaar. Daarbij is voor de aanlegfase gekeken naar de stikstof- en ammoniakemissies van verkeersbewegingen ten behoeve van de af- en aanvoer van materialen en van de inzet van mobiele werktuigen tijdens de sloop van het plan. Gerekend is met behulp van het programma AERIUS Calculator (verzie 2019A). Bij een projecteffect gelijk aan of kleiner dan 0.00 mol per hectare per jaar zal het plan niet leiden tot een significante toename van stikstofdepositie en kunnen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied worden uitgesloten. Er is geen vergunning benodigd voor het aspect stikstof. Wel zal tijdens de aanlegfase rekening moeten worden gehouden met de inzet van elektrische mobiele voertuigen.

Soortenbescherming

In de te slopen bebouwing zijn mogelijk beschermde soorten aanwezig. Daarom is een quickscan verricht om vast te stellen of er beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn.

In de te slopen bebouwing, de huidige woning, zijn mogelijk beschermde soorten aanwezig. Er is een quickscan nodig om vast te stellen of er beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Mogelijk is er nader onderzoek naar gebouwbewonende soorten nodig om dit verder in kaart te brengen.

In de rapportage d.d. 15 oktober 2020, opgesteld door Econsultancy en als Bijlage 2Natuurwaardenonderzoekopgenomen bij deze toelichting, zijn de resultaten van de Quicscan Wet natuurbescherming opgenomen. De bebouwing is (deels) geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. De voorgenomen ingreep kan voor deze soorten leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Dit betekent dat de sloop alleen kan plaatsvinden nadat aanvullend onderzoek naar deze soorten is verricht. Afhankelijk van de aangetroffen soorten kan dit ondervangen worden door het treffen van maatregelen. Hiertoe kan een activiteitplan worden opgesteld, ontheffing worden aangevraagd en verkregen en vervolgens volgens de eisen uit de ontheffing wordt gewerkt.

Daarnaast is de onderzoekslocatie een geschikte habitat voor de steenmarter.

Voor wat betreft de tijdelijke maatregelen voor vleermuizen kunnen vleermuiskasten worden geplaatst. Daarnaast zijn mogelijk permanente maatregelen nodig. Deze zijn afhankelijk van wat er wordt aangetroffen. Als verblijfplaatsen worden aangetroffen en een ontheffing nodig is, zal ook een activiteitenplan moeten worden opgesteld.

Per aangetroffen verblijfplaats dient een bepaald aantal voorzieningen geplaatst te worden:

4x per vleermuisverblijf

In principe zou een flink aantal verblijfplaatsen gevonden kunnen worden. Een maximum is dus niet aan te geven.

Soms is er sprake van bijzondere verblijfplaatsen zoals kraamverblijfplaatsen. Deze komen niet veel voor. Bij mitigatie zijn 4 kraamkasten binnen 50 meter nodig. In geval van bijzondere verblijfplaatsen dienen ook nog tijdelijke maatregelen te worden genomen met bijbehorende gewenningstijd van minimaal een volledig kraamseizoen.

Indien de woning wordt gesloopt maar komt er geen gebouw voor terugkomt, zullen de tijdelijke dan wel permanente maatregelen op alternatieve locaties gerealiseerd moeten worden.

Ten aanzien van de steenmarter is het van belang dat het nodig zijn kan dat er een ecologisch werkprotocol voor kleine marters wordt opgesteld en volgens dit protocol wordt gewerkt

Aangezien in het voorkomende geval bovenstaande maatregelen goed denkbaar en uitvoerbaar zullen zijn, kan worden gesteld dat in het kader van de soortenbescherming voldaan kan en zal worden aan de vereisten uit de Wet natuurbescherming.

Groenstructuren

Er zullen geen bomen gekapt worden in het kader van de bestemmingswijziging.

7. Milieueffectrapportage

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Daarom is uit dien hoofde geen MER, vormvrije m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig.

Wel is in het kader van gebiedsbescherming een Voortoets (stikstof) verplicht, waaruit, wanneer blijkt dat sprake is van stikstofdepositie, de verplichting tot een passende beoordeling en milieueffectrapportage zou kunnen voortvloeien. Hiervoor, onder nummer 6, is het resultaat van de Voortoets weergegeven. Daaruit blijkt dat er geen kans is dat de wezenlijke kenmerken of waarden van Natura 2000-gebied significant worden aangetast.

Er is dus geen MER, vormvrije m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig.

8. Natuurwaarden

Het plangebied is gelegen in Natura-2000-gebied, Groene Ontwikkelingszone en in een zoekgebied voor nieuwe natuur. Het plan behelst het omzetten van de woonbestemming van de planlocatie naar de bestemming 'natuur'. Het toekennen van de bestemming 'natuur' aan het plangebied leidt niet tot aantasting maar juist tot versterking van het Natura-2000-gebied en de GO.

Ook zijn binnen het plangebied mogelijk soorten aanwezig die vallen onder de soortenbescherming van de Wet natuurbescherming. Daarom is een quickscan uitgevoerd, waarvan de uitkomst hiervoor, onder aspect 6: Ecologie: Soortenbescherming is behandeld. Uit die quickscan blijkt dat het vaststellen van het bestemmingsplan niet leidt tot negatieve effecten op de aanwezigheid van beschermde soorten.

9. Waterhuishouding

De planlocatie Stoppelbergweg 25 bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.

Grondwater

De planlocatie bevindt zich niet in de grondwaterfluctuatiezone die (toelichtend) in de Omgevingsvisie Gelderland is vastgelegd. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Maatregelen tegen grondwateroverlast behoeven dan ook niet genomen te worden.

Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Dit is ook niet mogelijk omdat er in de direct nabijheid van het plangebied geen oppervlakte aanwezig is. In en om het plangebied komt ook geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.

Afvoer van regenwater

In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.

Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater (afkomstig van daken en verhardingen) niet op de riolering aan te sluiten. Dit plan betreft geen stedelijke ontwikkeling maar sloop van de bebouwing en het terugbrengen van de locatie tot natuur. Daarmee is het genoemde beleid voor dit plan niet relevant.

Afvoer van afvalwater

Nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. Omdat het plan de sloop van de bestaande bebouwing inhoudt, is afvoer van afvalwater niet aan de orde.

Watertoets

Het plan omvat minder dan 10 woningen/1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt bovendien niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het Waterschap.

10. Duurzame verstedelijking

Voor de Stoppelbergweg 25 geldt dat de woning en de bijbehorende opstallen worden gesloopt en het perceel de bestemming 'natuur' krijgt. Daarmee is sprake van het reduceren van bebouwing en dus niet van een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder duurzame verstedelijking.

Overigens past het omzetten van dit perceel naar natuur goed in de omgeving: een landelijk, open gebied dat veelvuldig voor recreatie wordt gebruikt.

11. Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Zoals hiervoor bij het Toetsingskader onder 2.6.4.2 is aangegeven, is door de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld. Uit de beleidskaart volgt dat voor het plangebied Stoppelbergweg 25 een zone van (middel)hoge archeologische waarde geldt. Voor zones met (middel)hoge archeologische verwachting geldt dat pas bij grotere bodemingrepen de kans groot wordt dat een vindplaats wordt aangetroffen van verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen. Bij verstoringen van de bodem groter dan 500 m2 en vanaf een diepte van 35 cm moet archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.

KSP Archeologie heeft archeologisch onderzoek naar het plangebied verricht, dat is vastgelegd in de rapportage 'Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase (booronderzoek) Achterste Kerkweg 2, Dorpstraat 65 en 94, Evert jan Boksweg 21 en 26 en Stoppelbergweg 25 te Beekbergen en Deventerstraat 576 te Apeldoorn (zie Bijlage 4Archeologisch onderzoek bij deze toelichting). Overigens maken de locaties Dorpstraat 65 en Deventerstraat 576 geen deel uit van de nu voorliggende planopzet. Uit het archeologisch onderzoek is gebleken dat de bestaande archeologische verwachtingswaarden gehandhaafd bijven. Dit is bevestigd in het daartoe genomen selectiebesluit van het bevoegd gezag ( zie Bijlage 5 Selectiebesluit archeologie). Ter bescherming van de waarden is daarom voor deze locaties een op de verwachtingswaarde toegespitste planregeling opgenomen (aanduiding hoge archelogische verwachtingswaarde). Omdat het plan voor Stoppelbergweg 25 sloop van de bestaande bebouwing behelst en geen verstoring van de bodem betreft van meer dan 500 m2 en meer dan 35 cm diepte, is in deze in feite geen archeologisch onderzoek vereist. Mochten er toch grotere bodemingrepen plaatsvinden, dat zal bij het daadwerkelijk uitvoeren van een dergelijke ingreep aangetoond moeten worden dat de waarden niet worden aangetast.

Omdat het plan sloop van de bestaande bebouwing behelst en geen verstoring van de bodem van meer dan 500 m2, is in deze geen archeologisch onderzoek vereist.

Cultuurhistorie

Zoals hiervoor bij het Toetsingskader onder 2.6.5.3 is aangegeven, staat op de cultuurhistorische beleidskaart die hoort bij de gemeentelijke Nota I-Cultuur de mate waarin cultuurhistorische waarden een rol spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde op het vlak van cultuurhistorie kent drie gradaties: hoog, gemiddeld en laag. Uit de beleidskaart volgt dat Stoppelbergweg 25 ligt in gebied met een lage attentiewaarde. Het gemeentelijke cultuurhistorische beleid stelt bij ruimtelijke ontwikkelingen in dergelijke gebieden een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht.

Uit de quick-scan naar objecten is gebleken dat de planlocatie geen cultuurhistorisch relevante objecten (zoals (kandidaat-)monumenten, beeldbepalende objecten, of overige objecten zoals gewaardeerde groenstructuren) kent.

12. Financieel-economische uitvoerbaarheid

De gemeenteraad heeft geen exploitatieplan voor het voorliggende bestemmingsplan vastgesteld.

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwplannen; zie voor welke plannen dat zijn artikel 6.1.2. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het voorliggende plan betreft geen bouwplan in de zin van art. 6.1.2. van het Bro. Er behoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

4 Juridische Planopzet

4.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 'Bestaande en toekomstige sitiatie plangebied, afweging per locatie'is per locatie de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Vervolgens is in de paragrafen 'Afweging: toetsing aan toetsingskader', wederom per locatie, aangetoond dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 4.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 4.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 4.4tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

4.2 Karakter Bestemmingsplan

Bestemmingsplan Herbestemmen gronden onder hoogspanningsverbinding is een ontwikkelingsplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen. De planregeling richt zich daarnaast op het beheer van de beoogde situatie na realisatie.

4.3 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding, bestaande uit de kaartfragmenten behorend bij de zes planlocaties. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.


Bedrijf

In het plangebied is voorzien in één afzonderlijke bedrijfslocatie. Dit betrteft het adres Achterste Kerkweg 2. Deze is bestemd als Bedrijf. Op grond met deze bestemming zijn bedrijven van milieucategorie 1 toegestaan. Daarnaast zijn ook de specifiek benoemde activiteiten toegestaan. Voor de Achterste Kerkweg 2 betreft dit een (nieuwe) kleinschalige aannemerswerkplaats. Aan de aanvaardbaareid van deze functies is in de paragraaf Milieuzonering aandacht besteed. Daarbij is van belang, dat voor aannemersactiviteiten geldt, dat bijbehorende opslag en laad- en losactiviteiten in de buitenlucht zijn toegestaan, en dat de overige activiteiten inpandig moeten worden verricht.

Ten opzichte van de basislijst van de VNG is de hier gehanteerde Lijst van toegelaten bedrijfstypen nader ingeperkt. Dit is gebeurd vanwege milieuhygiënische en planologische redenen. Ten eerste zijn er bedrijfstypen die wel op de basislijst van de VNG voorkomen maar die om planologische redenen niet een bedrijfsbestemming krijgen. Het gaat hier om detailhandels- en horecabedrijven (met uitzondering van cateringbedrijven die wel in de bestemming Bedrijf thuishoren), maatschappelijke dienstverlening en bepaalde sport- en recreatieactiviteiten. Omdat deze bedrijfstypen een heel andere uitstraling op de omgeving hebben dan gewone bedrijven worden hiervoor specifieke bestemmingen gebruikt, zoals Detailhandel, Horeca en Maatschappelijk. Ze zijn daarom niet in de Lijst van toegestane bedrijfstypen opgenomen. Ten tweede zijn er ook bedrijven die in deze buurt niet passen omdat er geen ruimte voor is of omdat de buurt zich er niet voor leent. Het gaat dan om land- en tuinbouw (een kleinschalig bedrijfsvorm als een hoveniersbedrijf is hier wel denkbaar en daarom wel in de Lijst opgenomen), zeevaart, binnenvaart, visserij, luchtvaart en delfstoffenwinning. Tot slot wordt om milieuhygiënische redenen de opslag van gevaarlijke stoffen hier niet wenselijk geacht en daarom uitgesloten. Ook geluidzoneringsplichtige bedrijven als genoemd in Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichten zijn uitgesloten, omdat zij niet passen in een woonwijk.


Door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels kunnen ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. Bij de toetsing kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het afwijken is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht.

Natuur

Ter plaatse van de woning Stoppelbergweg 25 wordt de bestemming Natuur opgenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de omliggende gronden, welke zijn gesitueerd in Natura 2000-gebied. De bestemming is uiteraard gericht op de te realiseren situaie, na sloop. Gebouwen zijn niet toegestaan. Voor diverse nader aangewezen werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist. Deze zal niet worden verleend als de nagestreefde (natuur)waarden daarmee worden geschaad.


Wonen

Ter plaatse van de locaties Dorpstraat 94, Evert Jan Boksweg 21 en Evert Jan Boksweg 26 worden de woningen weliswaar gesloopt, maar wordt het gebruik voor de woonfunctie bestendigd in de vorm van een gebruik als tuin/erf. In het geval van de lokatie Achterste Kerkweg 2 zal ook sprake zijn van een gebruik als tuin/erf van het meest zuidelijke perceelsgedeelte. Dit perceelsgedeelte mag niet bedrijfsmatig worden gebruikt, ter voorkoming van hinder bij omwonenden.

Het bouwen van woningen is op deze locaties uiteraard niet meer mogelijk. wel zijn er nog bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogelijk, voor zover gesitueerd in achtererfgebied. Hiermee is aansluiting gezocht met de regeling voor het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het situeren van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen in voorerfgebied mogelijk kan worden gemaakt. Toetsingscriterium voor deze bevoegdheid is de stedenbouwkundige kwaliteit die met het bestemmignsplan is beoogd. Qua stedenbouwkundige kwaliteit is hetzelfde nievau nagestreefd als het niveau van het bestaande bestemmingsplan. De definities van de begrippen achtererfgebied, voorerfgebied en openbaar toegankelijk gebied zijn uit artikel 2 lid 3 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht overgenomen.

De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2 dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.


Leiding - Hoogspanningsverbinding

De bovengrondse hoogspanningsleiding die in het plangebied voorkomt, is van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' voorzien. Op gronden met deze bestemming mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels. Afwijken is alleen mogelijk wanneer vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden geldt een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.


Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Een deel van de gronden zal als tuin/erf bij een woning in gebruik zijn. Voor deze gronden geldt dat het gebruik van een deel van de gebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis bij recht is toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld, waaronder aan de daarvoor te gebruiken oppervlakte, om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.

Binnen de bestemmingen Bedrijf en Bedrijventerrein en die bestemmingen die ook bedrijfsactiviteiten mogelijk maken is het uitoefenen van een bedrijf op het hele perceel toegelaten. Ook horen deze gronden niet (meer) bij een (bedrijfs)woning. Het regel van bedrijfsuitoefening aan huis is daar dan ook niet aan de orde.

Bedrijfswoningen

Gelet op de aanleiding en strekking van het voorliggende bestemmingsplan, zijn bedrijfswoningen in dit plan niet toegestaan.


Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn.

4.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

4.4.1 Algemene regels

In hoofdstuk 3(Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 8 (Algemene bouwregels) zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Het bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

Lid 8.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.

In artikel 9 staan de algemene gebruiksregels. In lid 9.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 9.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.

In artikel 14 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 15 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

4.4.2 Parkeren

In dit bestemmingsplan is in de Algemene gebruiksregels van artikel9 in lid 9.3 een gebruiksregel over parkeren opgenomen. Hierin is bepaald dat moet worden voorzien in voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen bij het gebruiken van gebouwen en gronden en bij nieuwe ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Wat hieronder wordt verstaan wordt uitgelegd in de Beleidsregel Parkeren, zoals vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

In de Algemene afwijkingsregels van artikel 12 is in lid 12.2 de bevoegdheid opgenomen om van de gebruiksregel parkeren af te wijken wanneer het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

4.4.3 Bepalingen over waarden, milieuzones en andere zones

In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden opgenomen. Dit zijn regels voor waarden die in meerdere bestemmingen voorkomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze zones voorkomen.

Archeologie

De Archeologische beleidskaart 2015 kent zes categorieën gebieden met een verschillende archeologische verwachting. Voor twee van die categorieën bevat het bestemmingsplan in elk geval geen regeling. De bescherming van terreinen met monumentale archeologische waarden, oftewel de archeologische monumenten, is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Van de zones met geen archeologische verwachting staat vast dat er geen archeologische waarden (meer) zijn. Voor de overige vier categorieën wordt in bestemmingsplannen een beschermende regeling opgenomen.

Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Terrein met vastgestelde archeologische waarden krijgen de aanduiding 'overige zone – vastgestelde archeologische waarden' , gebieden die zijn aangemerkt als Terrein met archeologische waarden krijgen de aanduiding 'overige zone – archeologische waarden' . Voor beiden geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (vastgestelde archeologische waarden) respectievelijk 100 m2 (specifieke archeologische waarden) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Zone met (middel)hoge archeologische verwachting krijgen de aanduiding 'overige zone – hoge archeologische verwachtingswaarde', gebieden die zijn aangemerkt als Zone met lage archeologische verwachting krijgen de aanduiding 'overige zone – lage archeologische verwachtingswaarde' . Hiervoor geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 500 m2 (hoge archeologische verwachtingswaarde) respectievelijk 2.500 m2 (lage archeologische verwachtingswaarde) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend.

Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt voor alle vier de categorieën dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Daarbij gelden dezelfde oppervlakten en diepte als hiervoor genoemd. De vergunning kan alleen worden verleend als uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) in voldoende mate is vastgesteld, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren.

Als uit het archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk of door het uitvoeren van de werkzaamheden zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Deze voorschriften kunnen bestaan uit het treffen van technische maatregelen of uit het uitvoeren van nader onderzoek; van beide dient verslag aan het bevoegd gezag uitgebracht te worden.

Archeologisch onderzoek kent vele vormen en maten. Voor het archeologische onderzoeksrapport dat bij een vergunningaanvraag moet worden ingediend wordt meestal in eerste instantie een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, eventueel aangevuld met een verkennend booronderzoek. Veelal is na deze fase bekend of vrijgave van het terrein mogelijk is of dat nader (of aanvullend) onderzoek noodzakelijk is. Het nader of aanvullend onderzoek, dat bij wijze van voorschrift aan de omgevingsvergunning verplicht kan worden gesteld, kan bijvoorbeeld bestaan uit een gedetailleerder booronderzoek of het graven van proefsleuven om een vindplaats op te sporen of uit te sluiten. Uiteindelijk kunnen deze vormen van onderzoek erin resulteren dat een behoudenswaardige archeologische vindplaats is aangetroffen. Afhankelijk van de ontwikkeling zal de vindplaats in dat geval ex situ (door een opgraving) of in situ (door inpassing in het plan) behouden moeten worden.

Bepalend voor het al dan niet bestaan van een onderzoeksverplichting zijn steeds de oppervlakte en de diepte van de bodemingreep. Bij de oppervlakte van de bodemingreep gaat het om de daadwerkelijk verstoorde oppervlakte. Als een gebouw op stroken gefundeerd wordt en er geen extra graafwerk plaatsvindt, dan geldt als bodemingreep alleen de oppervlakte van de strokenfundering. Wordt daarentegen ook de grond tussen de stroken dieper dan 35 cm vergraven, dan geldt als bodemingreep de volledige oppervlakte van het gebouw. Wanneer een gebouw wordt onderkelderd, wordt in de regel een flink grotere bouwput gegraven dan de oppervlakte van het gebouw. Daarom geldt als bodemingreep bij een onderkeldering de oppervlakte van de bouwput. Om dit zeker te stellen is in artikel 2 bepaald hoe de oppervlakte van een bodemingreep moet worden gemeten.

In de regels is bepaald dat de diepte van de bodemingreep wordt bepaald vanaf de vastgestelde maaiveldhoogte van het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2). De AHN2 is een digitale hoogtekaart van Nederland, met voor heel Nederland gedetailleerde en precieze hoogtegegevens die de ligging van het maaiveld met grote nauwkeurigheid weergeeft. Door het hanteren van deze vastgestelde hoogteligging wordt bereikt dat niet alleen bij een eenmalige bodemingreep dieper dan 35 cm onder AHN2-maaiveld er een plicht tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek is, maar dat dat ook het geval is als er in de loop der jaren bij achtereenvolgende activiteiten meer dan 35 cm onder deze vastgestelde maaiveldhoogte gegraven wordt. In de begripsbepalingen is een definitie van het begrip AHN2-maaiveld opgenomen.

4.4.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

5 Inspraak En Overleg

5.1 Vooroverleg

Gelet op de strekking van dit bestemmingsplan heeft geen afzonderlijk vooroverleg plaatsgehad met omwonenden. Wel is gesproken over de eventuele aankoop van de (tuin)percelen. Waar dit gewenst is, is dit afzonderlijk met de geïnteresseerden besproken. Verder zijn de direct omwonenden afzonderlijk geïnformeerd over het ontwerpplan.

5.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Gelep op de strekking van dit bestemmingsplan heeft geen afzonderlijk vooroverleg met andere instanties of organen plaatsgevonden.

5.3 Economische Uitvoerbaarheid

Op basis van de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding' is ten behoeve van de aankoop van de gronden aan de gemeente Apeldoorn een toekenningsbesluit genomen. Op basis daarvan is een uitkering hiervoor verstrekt. Daarmee is het plan financieel haalbaar.

Verder kan worden opgemerkt dat het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde is.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen

Bijlage 1 Lijst van toegelaten bedrijfstypen

Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING CATEGORIE
581 Uitgeverijen (kantoren) 1
1814A Grafische afwerking 1
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
9524 Meubelstoffeerderijen 1
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
791 Reisorganisaties 1
61 Telecommunicatiebedrijven 1
64, 65 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige Aanleiding: kantoren 1
9602 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9602 Kapper op afspraak 1
9609 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Bijlage 3 Beleidsregel Parkeren

Bijlage 3 Beleidsregel Parkeren

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 2 Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 3 Onderzoek Stikstofdepositie Diverse Locaties Te Beekbergen

Bijlage 3 Onderzoek stikstofdepositie diverse locaties te Beekbergen

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Bijlage 5 Selectiebesluit Archeologie

Bijlage 5 Selectiebesluit archeologie

Bijlage 6 Procedureschema

Ontwerpplan ter inzage
24-06-2021 - 04-08-2021
Vaststelling door gemeenteraad
27-01-2022
Terinzagelegging vastgesteld plan
10-02-2022 - 23-03-2022