KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 1
Artikel 4 Wonen - 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Overige Zone - Voorwaardelijke Verplichting 1
Artikel 9 Overige Zone - Voorwaardelijke Verplichting 2
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 16 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging
1.3 Geldend Bestemmingsplan
2 Beleidskader
2.1 Omgevingsverordening Gelderland
2.2 Beleid Functieverandering
2.3 Verordening Groene Balans
2.4 Waterbeleid
3 Planologische Aspecten
3.1 Milieuaspecten
3.2 Waterhuishouding
3.3 Natuurwaarden
3.4 Duurzame Verstedelijking
3.5 Archeologie
3.6 Cultuurhistorie
3.7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
4 Juridische Planopzet
4.1 Inleiding
4.2 Karakter Bestemmingsplan
4.3 Bestemmingen
4.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
Bijlage 1 Poelweg 45 - Overzicht Te Slopen Agrarische Bebouwing
Bijlage 2 Poelweg 45 - Inrichtingsplan
Bijlage 1 Poelweg 45 - Bodemonderzoek Locatie Bestaande Woning
Bijlage 2 Poelweg 45 - Aeriusberekening Bouw-/aanlegfase
Bijlage 3 Poelweg 45 - Aeriusberekening Gebruiksfase
Bijlage 4 Poelweg 45 - Voortoets
Bijlage 5 Poelweg 45 - Quick Scan Flora En Fauna
Bijlage 6 Poelweg 45 - Archeologisch Onderzoek
Bijlage 7 Poelweg 45 - Selectiebesluit Archeologie
Bijlage 8 Procedureschema

Poelweg 45 Vaassen

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 11-03-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Poelweg 45 Vaassen met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1419-vas1 van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een hoofdgebouw toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep en/of ambachtelijk beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfurnctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.

1.9 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.10 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.11 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.20 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.23 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.24 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.26 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 geurgevoelig object

Een gebouw dat is bestemd voor en dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt.

1.28 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.30 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.31 kas

Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.32 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.33 lawaaisporten

De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.

1.34 manege

Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geven tot het beoefenen van de paardensport en als ondergeschikte activiteit al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en verkopen van paarden.

1.35 nevenactiviteit

Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.36 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.37 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.38 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.39 peil

Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.

1.40 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.

1.41 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.42 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.43 recreatief medegebruik

Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.44 recreatieverblijf

Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.45 recreatiewoning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.46 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

1.47 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.48 trekkershut

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.49 stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, die gedurende het hele jaar gebruikt worden voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

1.50 tunnelkas

Elke constructie, geen gebouw zijnde, van hout, metaal of anderszins die met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.

1.51 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.52 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.53 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.54 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.55 waarde

De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.56 windturbine

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.

1.57 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.58 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.59 woonadres

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.60 wooneenheid

Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.61 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.62 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.63 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.64 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.65 zorgwonen

Het wonen in een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

2.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 de bouwhoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met dien verstande dat per bouwvlak ten hoogste 1 woning is toegestaan;
  2. b. praktijk- of studioruimte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  3. c. tuin en/of erf;
  4. d. niet-overdekt zwembad.

3.2 Bouwregels

Op de voor Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid;
  7. g. de brandveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 3.1, onder a., ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens in één woning, met dien verstande dat:
  1. 1. het aantal woningen niet wordt vergroot
  2. 2. de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd blijft
  3. 3. per huishouden 75 m² aan bijgebouwen is toegestaan.

Artikel 4 Wonen - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met dien verstande dat per bouwvlak ten hoogste 1 woning is toegestaan;
  2. b. praktijk- of studioruimte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  3. c. tuin en/of erf;
  4. d. niet-overdekt zwembad;
  5. e. een tennisbaan, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 650 m².

4.2 Bouwregels

Op de voor Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid;
  7. g. de brandveiligheid.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 4.1, onder a., ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens in één woning, met dien verstande dat:
  1. 1. het aantal woningen niet wordt vergroot
  2. 2. de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd blijft
  3. 3. per huishouden 75 m² aan bijgebouwen is toegestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen

  1. a. Binnen het plangebied mag onder gebouwen, met uitzondering van bouwwerken voor recreatief verblijf, ondergronds worden gebouwd;
  2. b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 meter onder peil.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Bed and Breakfast

Bed and Breakfast is toegestaan binnen woningen, mits:

  1. a. bed and breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  2. b. het aantal slaapplaatsen niet meer bedraagt dan 4.

7.2 Strijdig gebruik bebouwde grond

Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van een gedeelte van een woning dan wel aan- of bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 8 Overige Zone - Voorwaardelijke Verplichting 1

Op de gronden met de bestemming 'Wonen - 1' en de nadere aanduiding 'overige zone -voorwaardelijke verplichting 1:

  1. a. moet voorafgaand aan het slopen van de voormalige agrarische bebouwing, als bedoeld in bijlage 1 van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS, de asbestverontreiniging in het plangebied zijn gesaneerd;
  2. b. mag alleen een bouwwerk worden gebouwd nadat de voormalige agrarische bebouwing, als bedoeld in bijlage 1 van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS, is verwijderd;
  3. c. moeten binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de gronden met de bestemming Wonen - 1' en de nadere aanduiding 'overige zone - voorwaardelijkeverplichting 1' zijn ingericht en in stand gehouden worden overeenkomstig het in bijlage 2 van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS bedoelde inrichtingsplan.

Artikel 9 Overige Zone - Voorwaardelijke Verplichting 2

Op de gronden met de bestemming 'Wonen - 2' en de nadere aanduiding 'overige zone -voorwaardelijke verplichting 2':

  1. a. mag alleen een bouwwerk worden gebouwd, nadat de voormalige agrarische bebouwing op het perceel Poelweg 45, als bedoeld in bijlage 1 van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS, is verwijderd;
  2. b. mag alleen een bouwwerk worden gebouwd nadat een inrichtingsplan is ingediend en is goedgekeurd door burgemeester en wethouders;
  3. c. moeten binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de gronden met de bestemming 'Wonen - 2' en de nadere aanduiding 'overige zone - voorwaardelijkeverplichting 2' zijn ingericht en in stand gehouden worden overeenkomstig het in artikel 9, onder b. bedoelde inrichtingsplan.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  3. c. voor het bouwen van zonnecollectoren.

10.2 Afwijkingsbevoegdheid zonnepanelen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor het binnen het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - 1' bouwen van op de grond staande zonnepanelen inclusief bijbehorende voorzieningen.

10.3 Voorwaarden voor afwijken

  1. a. Afwijken als bedoel in lid 10.1 is alleen mogelijk:
    1. 1. voor zover de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
  2. b. Afwijken als bedoeld in lid 10.2 is alleen mogelijk onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de oppervlakte aan zonnepanelen bedraagt niet meer dan 50 m2 en de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 meter, en;
    2. 2. de afstand tussen de zonnepanelen en de dichtstbijgelegen grens van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 30 m, en;
    3. 3. er wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, en;
    4. 4. de belangen van de omliggende functies worden niet onevenredig geschaad.

10.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 10.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 14 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.

11.2 Voorwaarden voor wijziging

  1. a. Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:
    de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
  3. c. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
  4. d. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  5. e. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  6. f. er, indien de wijziging nieuwvestiging van een geluidgevoelig object betreft, geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder of maximaal toelaatbare geluidsbelasting krachtens het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart wordt overschreden;
  7. g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 13 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken

14.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.

14.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik

15.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Poelweg 45 Vaassen.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d.
11 maart 2021 nr. 26-2021

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1419-vas1_0006.jpg"

Piet Stoop

Afdelingshoofd Omgevingsrecht en Vergunningen

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De eigenaar van Poelweg 45 in Vaasen wil de bestaande agrariche bebouwing met een oppervlakte van circa 1000 m² slopen en op het naastgelegen perceel met (sectie)nummer 1210, een nieuwe woning bouwen. De bestaande woning op Poelweg 45 wordt gehandhaafd.

Planbeschrijving

Op het perceel Poelweg 45 worden de bestaande voormalige agrarische bebouwing met een oppervlakte van circa 1.000 m² gesloopt. De bestaande woning wordt gehandhaafd. Bij de bestaande woning wordt een bijgebouw met een oppervlakte van circa 200 m² gebouwd.
Op het weiland naast Poelweg 45 wordt een nieuwe woning met bijgebouw gerealiseerd. De nieuwe woning mag een inhoud hebben van ten hoogste 750 m³. Bij de nieuwe woning mag een bijgebouw met een oppervlakte van ten hoogste 75 m² gerealiseerd.
De onsluiting van beide percelen vindt plaats via de bestaande in- en uitrit aan de Poelweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1419-vas1_0001.png"

Bestaande situatie

De gemeentegrens tussen Epe en Apeldoorn loopt over het perceel (paarse stippellijn). Hierdoor ligt het plangebied deels in de gemeente Epe en deels in de gemeente Apeldoorn. Voor beide gemeente is een bestemmingsplan gemaakt dat de functieverandering mogelijk te maken.

1.2 Ligging

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1419-vas1_0002.png"

Poelweg 45 in Vaaseen

1.3 Geldend Bestemmingsplan

In de gemeente Apeldoorn geldt het bestemmingsplan 'Wenum Wiesel en buitengebied'. Dit bestemmingsplan is op 3 oktober 2013 onherroepelijk geworden. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' en de gebiedsaanduidingen 'open landschap' en reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

2 Beleidskader

2.1 Omgevingsverordening Gelderland

Op 19 december 2018 hebben provinciale staten van Gelderland de geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De geconsolideerde Omgevingsverordening is op 1 maart 2019 in werking getreden.
In tegenstelling tot de Omgevingsvisie hebben de regels van de verordening een rechtstreekse doorwerking voor bestemmingsplannen.

De Omgevingsverordening schrijft voor dat de regio's een de verantwoordelijkheid dragen voor
het opstellen van een regionale woonagenda, waarin de provinciale doelstellingen zijn opgenomen:

  1. a. het energieneutraal en klimaatbestendig maken van nieuwe en bestaande woningen;
  2. b. de bestaande woningen aantrekkelijk houden en maken voor nieuwe bewoners;
  3. c. het bouwen van betaalbare, toekomstbestendige en duurzame woningen met aandacht voor flexibel programmeren en flexibele woonvormen.

Deze doelen dienen in elke regionale woonagenda terug te komen in meetbare afspraken waarbij de vorm en omvang afhangen van de regionale opgave.
De provincie stelt de regionale woonagenda vast, als de agenda in overeenstemming is met de regionale opgave en het meest recente provinciale beleid.

Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:

  1. a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
  2. b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
  3. c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling, en
  4. d. Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.

Nationaal Landschap

De Omgevingsverordening bevat regels voor bescherming van het op basis van de Structuurvisie infrastructuur en ruimte aangewezen Nationaal Landschap.

Op grond van artikel 2.56 van de Omgevingverordening mag een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap alleen bestemmingen mogelijk maken die de kernkwaliteiten van een Nationaal landschap niet aantasten. Activiteiten die toch deze kernkwaliteiten aantasten zijn alleen mogelijk als:

  1. a. er geen reële alternatieven zijn
  2. b. er sprake is van reden van groot openbaar belang
  3. c. compenserende maatregelen plaatsvinden ter waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen.

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het Nationaal Landschap "Veluwe", deelgebied 'Wiggen Oost- Veluwe'. Kernkwaliteiten van dit deelgebied zijn halfopen landschap, kleinschalige percelering en diversiteit aan bebouwingsvormen: dorpen langs de straatweg, buurtschappen, linten en verspreid.

De functieverandering maakt het bouwen van één woning mogelijk. De woning komt op een zelfstandig perceel en wordt zodanig naast de bestaande bebouwing gepositioneerd, dat het ter plaatse aanwezige 'open landschap' wordt gerespecteerd. De functieverandering past bovendien bij de diversiteit aan ter plaatse aanwezige bebouwingsvormen.
Hiermee respecteert de functieverandering de kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige Nationaal Landschap, 'deelgebied 'Wiggen Oost Veluwe' en is er geen sprake van een aantasting van de kernkwaliteiten van dit gebied.

2.2 Beleid Functieverandering

Op de functieverandering is het functieveranderingsbeleid van toepassing dat geldt in de gemeente Apeldoorn. Reden hiervoor is dat de te slopen voormalige agrarische bebouwing op grondgebied van de gemeente Apeldoorn staat.

In de gemeente Apeldoorn zijn de spelregels voor de functieverandering van (voormalige) agrarische bedrijfslocaties vastgelegd in de nota 'Waar stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies', de uitwerking door de regio Stedendriehoek van het toenmalige provinciale Streekplan Gelderland 2005. Hoewel dat streekplan inmiddels is vervallen is de nota nog steeds het geldende beleidskader voor functieverandering.

Voor functieverandering naar wonen onderscheidt de nota een aantal zones. In de zones rond de steden en dorpen gelden ruimere mogelijkheden dan in de zones midden in het buitengebied. In zijn algemeenheid gelden onder andere de volgende voorwaarden bij functieverandering:

  1. 1. Functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande, legaal vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied.
  2. 2. De regeling voor functieverandering geldt voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (met een agrarische bestemming) én voor eerder vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen waarvan de bestemming reeds is omgezet in bijvoorbeeld een woonbestemming.
  3. 3. Overtollige bebouwing wordt gesloopt met uitzondering van monumentale en karakteristieke gebouwen.
  4. 4. Voor alle woningen geldt een maximum inhoudsmaat, die overeenkomt met de gangbare maten in de bestemmingsplannen buitengebied.
  5. 5. De functieverandering van gebouwen wordt geëffectueerd door wijziging van de bestemming van het gehele voormalige perceel en verkleining van het bouwvlak. De functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied mag de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmeren.
  6. 6. Functieverandering van vrijgekomen gebouwen mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling; mocht dit zich voordoen dan is het veroorzakersbeginsel van toepassing.
  7. 7. Met beeldkwaliteitsplannen wordt door de gemeenten de verschijningsvorm van de functieveranderingen afgestemd op de omgeving.
  8. 8. In alle gevallen dient functieverandering gepaard te gaan met -naast sloop- een vorm van verevening: de bijdrage aan de kwaliteit van de omgeving wordt in dit plan geleverd door de landschappelijke inpassing.
  9. 9. Voor monumenten en karakteristieke bebouwing wordt altijd maatwerk geleverd. Monumentale en karakteristieke bebouwing mag niet gesloopt worden.
  10. 10. Buitenopslag van goederen en stalling buiten zijn niet toegestaan. Parkeren, laden en lossen dienen plaats te vinden binnen het nieuwe bestemmingsvlak.

Naast de algemene voorwaarden, gelden de volgende regels:

  • De gemeenten zullen van geval tot geval, op basis van maatwerk, bepalen wat wel en niet mogelijk is. Kwalitatieve koppeling aan het woningbouwprogramma zal plaatsvinden bij meer dan drie nieuwe woningen per locatie. Bij drie woningen of minder is de invulling aan de afzonderlijke gemeenten.
  • De gemeenten staan naast woongebouwen ook vrijstaande woningen toe, gezien de behoefte daaraan. Bovendien zullen die woningen vaak meer bijdragen aan ontsteningswinst dan het bouwen van woongebouwen met meerdere wooneenheden;
  • De gemeenten gaan er van uit dat bij veel vrijkomende gebouwen slopen en nieuwbouw voor wonen meer voor de hand ligt dan verbouwen. Veel agrarische stallen zijn niet geschikt om te verbouwen tot woning. Het niet toestaan van sloop en nieuwbouw zal leiden tot minder winst voor de omgevingskwaliteit. Dit omdat dan minder functieverandering zal plaatsvinden en omdat hergebruik van bestaande gebouwen voor wonen vaak minder zal bijdragen aan verbetering van de omgevingskwaliteit dan het toestaan van nieuwbouw.

Het beleid is in 2014 door de gemeente Apeldoorn aangepast. Voorheen was het maximum aantal woningen niet expliciet gemaximeerd en werd een minimum sloopoppervlak gehanteerd van 350 m². Vanaf 2014 geldt er een maximale inhoudsmaat voor de te bouwen woningen van 700 m³ per woning. Het aantal te bouwen woningen bedraagt maximaal twee en het te slopen of her te gebruiken oppervlak bedraagt ten minste 500 m², exclusief de voormalige bedrijfswoning. Daarnaast kan voor bijgebouwen extra ruimte worden toegestaan tot 150 m², mits deze extra oppervlakte ten goede komt aan de ruimtelijke kwaliteit van het nieuwe erf.

Toetsing plan

Er wordt circa 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (exclusief bestaande woning) gesloopt. Het slopen van deze bebouwing wordt gewaarborgd middels een voorwaardelijke verplichting in de regels. De landschappelijke inpassing en erfinrichting vindt plaats op basis van maatwerk.

De nieuwe woning wordt gerealiseerd op grondgebied van de gemeente Epe. In de gemeente Epe mag de woning een inhoud hebben van ten hoogste 750 m³.

2.3 Verordening Groene Balans

In de gemeente Apeldoorn is op 1 maart 2018 de "Verordening Groene Balans: compensatie en verevening van groene waarden" in werking getreden. De verordening strekt tot compensatie of verevening bij ruimtelijke ontwikkelingen, op basis van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning, die ten koste gaan van natuur of de kernkwaliteiten van een gebied. Compensatie is aan de orde als een bestemming bos en/of natuur geheel of gedeeltelijk moet verdwijnen. Compensatie dient plaats te vinden ter plaatse van de locatie of aansluitend aan de locatie.
Van verevening is sprake bij een wijziging c.q. herziening van een bestemmingsplan of omgevingsvergunning binnen de Groene Ontwikkelingszone als bedoeld in de Omgevingsverordening. Een ruimtelijke ingreep is alleen toegestaan wanneer tevens een bijdrage aan het landschap wordt geleverd waarbij de kernkwaliteit van het gebied substantieel wordt versterkt.
Verevening buiten de Groene Ontwikkelingszone, als bedoeld in de Omgevingsverordening, is uitsluitend van toepassing bij een ruimtelijke ontwikkeling in de vorm van een functieverandering op basis van het beleid als bedoeld in paragraaf 2.2.
Verevening komt tot stand op basis van een puntensysteem. Het aantal benodigde punten wordt berekend aan de hand van de ruimtevraag in kubieke meters van (een) woning(en). Voor functieverandering geldt een reductie van 50% op het aantal punten dat nodig is per m³ van de nieuwe woon- of werkfunctie.

Toets

De Verordening Groene Balans is van toepassing in het kader van het functieveranderingsbeleid en alleen binnen de gemeentegrens van de gemeente Apeldoorn.
Op basis van maatwerk wordt de verevening in het plangebied gerealiseerd. Hiervoor is een inrichtingsplan opgesteld (bijlage 2 van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS). De realisering en instandhouding van het inrichtingsplan is gewaarborgd door een in de regels opgenomen voorwaardelijke verplichting.

2.4 Waterbeleid

2.4.1 Nationaal beleid

2.4.2 Provinciaal beleid

Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland. Daarin is onder andere vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.

Uitgangspunt bestemmingsplan

Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is onderdeel van ruimtelijke plannen. Verandering van (gebruik van) een gebied mag geen negatief effect op het (grond)water of de waterafhankelijke natuur hebben.

2.4.3 Waterschapsbeleid

In 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn zes ambities geformuleerd:

  1. 1. Beschermen tegen overstromingen
  2. 2. Zorgen voor de juiste hoeveelheid water
  3. 3. Zorgen voor de goede oppervlaktewaterkwaliteit
  4. 4. Schoon en vuil water worden zoveel mogelijk gescheiden
  5. 5. Afwalwaterketen en watersysteem samen met de partners als één geheel beheren

De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.

Uitgangspunt bestemmingsplan

Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.

2.4.4 Gemeentelijk beleid

3 Planologische Aspecten

3.1 Milieuaspecten

3.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

3.1.2 Bodem

Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.

Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.

Onderzoeksresultaten bodem

Het bodemonderzoek voor de locatie met de bestaande woning is uitgevoerd door Boluwa Eco Systems BV, is gedateerd 8 augustus 2017 en heeft kenmerk: 17150. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.

Voormalige werkplaats
In de bovengrond, de ondergrond en het grondwater zijn geen verhoogde gehalten gemeten.

Voormalige bovengrondse dieseltank
In de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan minerale olie gemeten. De ondergrond is
niet onderzocht.
In het grondwater zijn geen verhoogde concentraties aan olie of aromaten gemeten.

Overig terrrein
In de mengmonsters van de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten kwik, lood, minerale olie en/of PAK gemeten. In de ondergrond zijn van geen van de onderzochte stoffen verhoogde
gehalten aangetoond. In het grondwater is een licht verhoogde concentratie zink gemeten.

Asbestonderzoek
Ter plaatse van de drie druppelzones onder asbestdaken zonder dakgoot, zijn in de mengmonsters sterke verontreinigingen met asbest gemeten. Omdat de asbestverontreiniging is ontstaan als gevolg van verwering van de nog aanwezige asbest daken is sprake van een nieuw geval van bodemverontreiniging met asbest. Hierbij is sprake van zorgplicht uit de Wet bodembescherming. De asbest verontreiniging moet volledig verwijderd worden voordat de toekomstige functie kan worden gerealiseerd.

3.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

Binnen het onderzoeksgebied (50 à 100) is de volgende veehouderij gesitueerd.
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1419-vas1_0003.png"

Op basis van het bestemmingsplan geldt een planologische milieuzone 50 meter. De bestaande woning aan de Poelweg 45 te Vaasen ligt op 50 meter. Op de plankaart is het bouwvlak hetzelfde als de huidige woning Poelweg 45. De planlocatie is gelegen buiten de bebouwde kom.

De rechtsgeldige veebezetting van de veehouderij is als volgt

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1419-vas1_0004.png"

Op dit bedrijf is het Activiteitenbesluit van toepassing. De bovengenoemde dieren hebben op grond van de Activiteitenbesluit een geuremissiefactor. Voor buiten de bebouwde kom geldt een geurnorm van 14,0 ou/m3. Aangezien het beschermingsniveau van de woning Poelweg 45 te Vaassen niet wijzigt, is een geurberekening niet uitgevoerd.

3.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg.

Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.


Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai

De relevante verkeersweg is de Poelweg. Voor deze weg doet zich geen van de genoemde uitzonderingen voor zodat de Poelweg van rechtswege een geluidzone heeft. De bestaande woning heeft al de bestemming 'Wonen'. Het bestemmingsplan voorziet niet in een wijziging van deze bestemming. Er is geen akoestisch onderzoek vereist.

3.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  1. a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  2. b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  3. c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  4. d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate bijdragen

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.

Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.

Toepasbaarheidsbeginsel

Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").

Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan voorziet in sloop van bestaande voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en een wijziging van de bestemming 'Agrarisch' naar de bestemming ' Wonen'. Binnen het plangebied wordt geen nieuwe woning gebouwd. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

3.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

  • Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
  • Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.

Nota milieu-veiligheid Apeldoorn

In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

Onderzoeksresultaten

De volgende figuur geeft een overzicht van het plangebied in relatie tot de risicobronnen in en nabij het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1419-vas1_0005.png"

Afbeelding: risicobronnen ten opzichte van het plangebied

Er is geen sprake van een nieuw kwetsbaar object (conform artikel 1, lid 1, sub b. van het het Besluit externe veiligheid inrichtingen). Het aspect externe veiligheid levert geen geen belemmering op voor het plangebied.

3.1.7 Elektromagnetische velden

De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).

De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.

Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.

Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.

Onderzoeksresultaten

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.

3.1.8 Milieueffectrapportage

Algemeen

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  1. 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  2. 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.

Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.

Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Onderzoeksresultaten
Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van De bijlage bij het Besluit m.e.r. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

3.2 Waterhuishouding

3.2.1 Algemeen

Poelweg 45 ligt buiten bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.

3.2.2 Grondwater

Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorns Kanaal en daarmee in de grondwaterfluctuatiezone die door de provincie Gelderland in de Omgevingsvisie is vastgelegd. In de directe omgeving zijn geen grondwatermetingen bekend en is geen uitspraak te geven over het gemeten grondwaterpeil. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend.
Om grondwateroverlast te voorkomen dient bij de ontwikkeling van het plangebied rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging en ontwateringsmogelijkheden. Grondwater mag hierbij niet structureel worden afgevoerd. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.

3.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

In de nabijheid, circa 100 meter ten zuiden van de Poelweg 45 stroomt de Egelbeek. De Poelweg 45 ligt circa 850 meter ten westen van de Grift en het Apeldoornskanaal. Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
In en om het plangebied komt geenwaterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.

3.2.4 Afvoer van hemelwater

In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een vuilwater rioolstelsel. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij een maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater niet op de riolering aan te sluiten. In het gemeentelijke beleid is opgenomen dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij ontwikkeling van gebieden die voorheen onbebouwd of onverhard dient de infiltratievoorziening een berging van minimaal 36 mm ten opzichte van het aangesloten verhard oppervlak te hebben. Bij herontwikkeling van bestaand verhard en/of bebouwd gebied is dit 20 mm. Bij extreme situaties moet voorkomen worden dat afstromend water binnen of buiten het plangebied schade veroorzaakt.
Het waterschap vereist voor nieuwe ontwikkelingen een bergingscapaciteit van 60 mm in het plangebied, hier mag de infiltratiecapaciteit naar de bodem (gedurende 24 uur) van afgetrokken worden. Deze berging mag zowel in als buiten de infiltratievoorzieningen plaats vinden.

De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.

In dit plangebied wordt het regenwater ter plekke vastgehouden.

3.2.5 Afvoer van afvalwater

De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing is/wordt aangesloten op het gemeentelijke vuilwater rioolstelsel. Voor de ontwikkeling is geen extra vuilwaterafvoer voorzien.

3.2.6 Watertoets

Het plan omvat minder dan 10 woningen/1.500 m² extra verhard oppervlak (er verdwijnen opstallen en oppervlakken). Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het waterschap.

3.3 Natuurwaarden

3.3.1 Wettelijk kader en beleid

3.3.2 Onderzoeksresultaten

Het plangebied ligt in de nabijheid van een gedeelte van het Natura-2000 gebied 'Veluwe'. Als hoofdregel geldt dat voor een activiteit die kan leiden tot verslechtering van de kwaliteit van habitats of significante verstoring van soorten van een Natura-2000-gebied, een vergunning nodig is op grond van artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming (Wnb). Een vergunning of toestemming op grond van de Wet natuurbescherming is niet nodig:

  1. a. voor een project waarvoor naar nationaal recht toestemming is verleend
  2. b. wanneer sprake is van een andere handeling die ongewijzigd wordt voortgezet,
  3. c. een natuurvergunning is verleend en de nieuwe activiteiten kunnen conform de vergunning kunnen worden uitgevoerd.

Er is geen sprake van de hiervoor opgesomde uitzonderingen en zal een stikstofberekening moeten worden uitgevoerd.

3.4 Duurzame Verstedelijking

3.4.1 Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):

  • Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
  • Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor
duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

3.4.2 Onderzoeksresultaten

Het bestemmingsplan maakt een functieverandering mogelijk waarbij 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfbebouwing (exclusfief bestaande woning) wordt verwijderd en de bestemming 'Agrarisch' in de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd.
Er is geen sprake van een substantiële ontwikkeling die als stedelijke ontwikkeling moet worden gekwalificeerd.
De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing.

3.5 Archeologie

3.5.1 Beleid

3.5.2 Onderzoeksresultaten

KSP Archelogie heeft archeologisch onderzoek naar het plangebied verricht, dat is vastgelegd in "Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase Poelweg 45 te Vaassen Gemeenten Epe en Apeldoorn". Deze rapportage, gedateerd 8 juli 2020, met kenmerk: 20727, is opgenomen in bijlage 6 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.

Conclusie van het onderzoek is dat voor het plangebied bij een lage verwachting wel een dubbelbestemming moeten worden opgenomen voor bodemingrepen dieper dan 35 cm. en met een oppervlakte groter dan 2.500 m². In dat geval moet onderzoek worden uitgevoerd. De ingrepen in het plangebied gaan echter dieper dan 35 cm. en vinden plaats over een oppervlakte kleiner dan 2.500 m². Daarom is geen vervolgonderzoek nodig.
Door de aanwezige verstoringen is de trefkans op op archeologische resten uiterst klein.
Het is niet nodig om in het plangebied een archeologische bestemming op te nemen.

Op 29 juli 2020 is een selectiebesluit genomen (bijlage 7 van deBIJLAGEN BIJ DETOELICHTING). Dit besluit houdt in dat op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat in het plangebied sprake is van ongunstige bodemomstandigheden en verstoringen die de kans op het aantreffen van intacte archeologische vindplaatsen in situ zeer klein maakt.

Het plangebied kan worden vrijgegeven voor wat betreft archeologie. Dit betekent dat in het bestemmingsplan geen archeologische dubbelbestemming hoeft te worden opgenomen. Mochten archeologische resten worden aangetroffen of vermoed tijdens werkzaamheden dan geldt conform de Erfgoedwet de formele plicht deze resten te melden.

3.6 Cultuurhistorie

3.6.1 Wettelijk kader en beleid

3.6.2 Onderzoeksresultaten

3.7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

Met initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst over grondexploiatie als bedoeld in artikel 6.24, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening gesloten. Hierin is geregeld dat de initiatiefnemer de kosten die de gemeente maakt ter uitvoering van zijn initiatief voor hun rekening komen. Alle met deze planwijziging samenhangende kosten komen dus ten laste van de initiatiefnemer. Deze wijziging heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen. Er hoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

4 Juridische Planopzet

4.1 Inleiding

Hoofdstuk 3 bevat een toelichting op de planologische aspecten en de volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 4.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 4.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 4.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

4.2 Karakter Bestemmingsplan

Bestemmingsplan Poelweg 45 Vaassen is een plan, dat een functieverandering mogelijk maakt. Met het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de bestemmingen en regels die gelden voor het gebied rondom de functieverandering. De regels in het plan zijn overwegend gebaseerd op de bestemmingsplansystematiek van de gemeente Epe

4.3 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.


Wonen

De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 2. Er is voor 2 bestemmingen gekozen in verband met de regeling voor de oprichting van bijgebouwen.

In het bestemmingsvlak met de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 2 is een bouwvlak opgenomen. Per bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd. Woningen mogen een inhoud hebben van maximaal 750 m³, een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
Bij recht is het gebruik van een deel van woningen en bijgebouwen voor aan-huis-verbondenberoep toegestaan. Een aan-huis-verbonden-beroep betreft een dienstverlenend en/of ambachtelijk beroep. Ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep mag een studioruimte worden gerealiseerd. Hieraan zijn beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning blijft overheersen.

Bijgebouwen mogen in principe een gezamenlijke oppervlakte van 75 m² hebben.
Wanneer een perceel een oppervlakte heeft van minimaal 5.000 m² mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal 200 m² bedragen.
Verder is een regeling opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevel van een woning. De hoogte hiervan mag maximaal 1 meter bedragen.

Realisering van een niet overdekt zwembad behoort tot de mogelijkheden.

Er kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en afmetingen van bebouwing. Deze eisen zijn opgenomen in artikel 3.3 Nadere eisen en 4.3 Nadere eisen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om van het bestemmingsplan af te wijken voor het bouwen van aanbouwen aan de woning met een plat dak.

Er is een voorwaardelijke verplichting met een aantal voorwaarden opgenomen in artikel 8. Deze voorwaardelijke verplichting is opgenomen in verband met de verplichting tot sanering van een asbestverontreiniging, het slopen van de aanwzige voormalige agrarische bebouwing en tot realisering en instandhouding van het inrichtingsplan, bijlage 2 van de BIJLAGEN BIJ DEREGELS.

In artikel 3.6 is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor huisvesting van twee huishoudens in één woning.

4.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

4.4.1 Algemene regels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. Artikel 6.1 bevat een regeling voor ondergronds bouwen.

In artikel 7 staan de gebruiksregels voor vestiging van een Bed and Breakfast en welk gebruik in ieder geval in strijd met het bestemmingsplan.
In artikel 12 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is.
Artikel 13 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

4.4.2 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Poelweg 45 - Overzicht Te Slopen Agrarische Bebouwing

Bijlage 1 Poelweg 45 - overzicht te slopen agrarische bebouwing

Bijlage 2 Poelweg 45 - Inrichtingsplan

Bijlage 2 Poelweg 45 - inrichtingsplan

Bijlage 1 Poelweg 45 - Bodemonderzoek Locatie Bestaande Woning

Bijlage 1 Poelweg 45 - bodemonderzoek locatie bestaande woning

Bijlage 2 Poelweg 45 - Aeriusberekening Bouw-/aanlegfase

Bijlage 2 Poelweg 45 - aeriusberekening bouw-/aanlegfase

Bijlage 3 Poelweg 45 - Aeriusberekening Gebruiksfase

Bijlage 3 Poelweg 45 - aeriusberekening gebruiksfase

Bijlage 4 Poelweg 45 - Voortoets

Bijlage 4 Poelweg 45 - voortoets

Bijlage 5 Poelweg 45 - Quick Scan Flora En Fauna

Bijlage 5 Poelweg 45 - quick scan Flora en fauna

Bijlage 6 Poelweg 45 - Archeologisch Onderzoek

Bijlage 6 Poelweg 45 - archeologisch onderzoek

Bijlage 7 Poelweg 45 - Selectiebesluit Archeologie

Bijlage 7 Poelweg 45 - selectiebesluit archeologie

Bijlage 8 Procedureschema

ontwerp ter inzage 10-12-2020 - 20-01-2021
vaststelling door de raad 11-03-2021
vastgesteld plan ter inzage 01-04-2021 - 13-05-2021