KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Groen - Park
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 8 Water
Artikel 9 Wonen - 1 (W-1)
Artikel 10 Wonen - 2 (W-2)
Artikel 11 Wonen - Uit Te Werken
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Historische Ontwikkeling
2.3 Positie Van Malburgen Binnen Arnhem
2.4 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Woonbeleid
3.4 Welstandsbeleid
3.5 Verkeersbeleid
3.6 Milieu- En Omgevingsbeleid
3.7 Overige Beleidsaspecten
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Ruimtelijke Opzet En Structuur
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
6.4 Handhaving
6.5 Exploitatie
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
Bijlage 1 Parkeernorm
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai. Invloed Van Bron- En Overdrachtsmaatregelen En De Doortrekking Van De A15
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Waterlelielaan
Bijlage 3 Rapport Stad En Milieu Definitief
Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 5 Overzicht Beschermde Soorten En De Wheme Natura 2000 Onderbouwing
Bijlage 6 Externe Veiligheid/risicovolle Activiteiten/plaatsgebonden Risicocontour/invloedsgebied Groepsrisico
Bijlage 7 Bodemkwaliteitskaart
Bijlage 8 Waterattentiekaart
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Industrieterrein Arnhem Noord

Bestemmingsplan Malburgen - De Wheme

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Vastgesteld op 30-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanMalburgen - De Wheme van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.675-0301.met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 aan-, uitbouw:

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.18 overige bouwwerken:

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.19 bouwlaag:

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.

1.20 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.21 peil:

  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

1.22 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.23 wonen

voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen.

1.24 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding)

1.25 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.26 mantelzorg

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn

1.27 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

1.28 straatmeubilair:

onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.29 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.30 bed en breakfast

overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.

1.31 nutsbedrijven:

bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op:

  • I. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  • II. de verzorging van telecommunicatie;
  • III. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.32 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.33 prostitué(e):

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.34 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.35 raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.36 thuisprostitutie:

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.37 werkplek:

een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.38 wijk:

wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.39 vestigingsbeleid:

het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. 1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftoipbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. 2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende andere-bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat de maximale hoogte 5 meter bedraagt.

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden:
    1. 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    2. 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    3. 3. voor het opslaan, opstellen, al dan niet ten verkoop, lozen, storten van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen producten, voer- of vaartuigen of machines.
  2. b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 13 is van toepassing.

Artikel 4 Groen - Park

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - park aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parken en de daarbij behorende voorzieningen, zoals speeltoestellen en zitgelegenheden;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;
  4. d. ontsluitingswegen;
  5. e. fiets- en wandelpaden

4.2 Bouwregels

Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende andere-bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat de maximale hoogte 5 meter bedraagt.

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden:
    1. 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    2. 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    3. 3. voor het opslaan, opstellen, al dan niet ten verkoop, lozen, storten van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen producten, voer- of vaartuigen of machines.
  2. b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 13 is van toepassing.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;
  4. d. kunstobjecten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding 1".

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, waarbij de hoogte van kunstobjecten maximaal 7,5 meter mag bedragen.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 13 is van toepassing.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groen- en watervoorzieningen;
  4. d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  5. e. terrassen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
    direct aangrenzende bestemmingen.

6.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, trolleymasten, entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 13 is van toepassing.

Artikel 7 Verkeer - Wegverkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en wandelpaden, trottoirs en parkeervoorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. straatmeubilair.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken, waaronder straatmeubilair, worden gebouwd.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 13 is van toepassing.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. waterlopen en waterpartijen;

b. waterberging;

c. bermen en beplanting;

d. oevers;

met daaraan ondergeschikt:

f. groenvoorzieningen;

g. nutsvoorzieningen;

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en duikers.

8.3 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als ligplaats voor (woon)schepen.

8.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 26.2 ten behoeve van bouwwwerken van geringe omvang zoals steigers, mits de waterstaatkundige functie niet (onevenredig) wordt geschaad, gehoord de waterbeheerder.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 13 is van toepassing.

Artikel 9 Wonen - 1 (W-1)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 (W-1) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
    en daaraan ondergeschikt voor:
  2. b. groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  4. d. verblijfsgebieden.

9.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing (aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat deze bebouwing, waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 1 van deze regels.
  2. b. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg"' mogen:
    1. 1. aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
    2. 2. bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
    3. 3. overige bouwwerken, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.

waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.

oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel maximale oppervlakte bouwwerken
< 90 m2 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2
90-150 m2 45 m2
150-300 m2 55 m2
300-500 m2 65 m2
500-1000 m2 75 m2

9.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van

  1. a. het bepaalde in het in lid 9.2 onder b. opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2met maximaal 25 m2 mits:
    1. dit vanuit stedenbouwkudig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
    2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad.
  2. b. het bepaalde in artikel 3.2, lid 1 onder a. van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
    1. 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen;
    2. 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    3. 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
    4. 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
    5. 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    6. 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
    7. 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder ontheffing is verleend, wordt voldaan.
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder a voor zover het betreft de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 1 bij deze regels ten behoeve van de verlaging van deze norm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht zou zijn en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

9.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in lid 9.4 onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed en breakfast, door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel, prostitutie of horeca betreffen.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 13 is van toepassing.

Artikel 10 Wonen - 2 (W-2)

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2 (W-2)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
  2. b. groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. ontsluitingswegen;
  4. d. verblijfsgebieden.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - 2 (W-2)' aangewezen gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten, maximaal 8 afzonderlijke woongebouwen worden gerealiseerd met een maximaal grondoppervlak van 400 m² en minimaal 4 en maximaal 7 bouwlagen per gebouw. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' mogen maximaal drie afzonderlijke woongebouwen worden gerealiseerd met een minimale onderlinge afstand tussen de gebouwen van 18 meter;
  2. b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-2' mogen maximaal twee afzonderlijke woongebouwen worden gerealiseerd met een minimale onderlinge afstand tussen de gebouwen van 18 meter;
  3. c. het totaal aantal te realiseren woningen binnen de bestemming 'Wonen - 2 (W-2)' mag maximaal 120 bedragen;
  4. d. de in dit lid genoemde woongebouwen zijn alleen toegestaan indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 1 van deze regels;
  5. e. parkeervoorzieningen ten behoeve van de woningen mogen uitsluitend als intern gebouwd onderdeel van de afzonderlijke woongebouwen worden gerealiseerd.

10.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in dit lid onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 13 is van toepassing.

10.5 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder d voor zover het betreft de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 1 bij deze regels ten behoeve van de verlaging van deze norm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht zou zijn en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

Artikel 11 Wonen - Uit Te Werken

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. openbare nutsvoorzieningen

met daarbij behorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. andere-werken;
  4. f. tuinen en erven;
  5. g. wegen, straten en paden;
  6. h. verblijfsgebieden;
  7. i. water(gangen); waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. j. groen- en speelvoorzieningen;
  9. k. parkeervoorzieningen.

11.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 11.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de hierna volgende regels.

  1. a. Bij de uitwerking wordt de functie van het gebied als beschermingszone van de grondwaterwinning gewaarborgd.
  2. b. Woningen mogen worden gerealiseerd tot een maximum van 65.
  3. c. De bouwhoogte bedraagt maximaal 4 bouwlagen, met een ontheffingsmogelijkheid naar 5 bouwlagen. Daarnaast is aan de noordoostzijde van het bestemmingsvlak een hoogteaccent mogelijk van maximaal 10 bouwlagen.
  4. d. De bebouwing wordt gerealiseerd in de vorm van een hof.
  5. e. Parkeervoorzieningen ten behoeve van het wonen mogen uitsluitend inpandig als gebouwde voorziening worden gerealiseerd.
  6. f. In de aan de bestemming "Groen - park" grenzende gronden mogen buitenruimtes ten behoeve van het wonen uitsluitend als gebouwde voorziening worden gerealiseerd

11.3 Bouwregels

Zolang en voor zover de in 11.2 bedoelde uitwerking niet in werking is getreden, mogen de gronden niet worden bebouwd.

11.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 11.3 en toestaan dat er ten dienste van de in voorbereiding zijnde bestemming wordt gebouwd.
  2. b. Een in 11.4 onder a. genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, indien:
    1. 1. het bouwplan in overeenstemming is met de in voorbereiding zijnde uitwerking;
    2. 2. belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze kenbaar te maken.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 13 is van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

13.1 Verbod

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in de onderstaande tabel opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
Bestemmingen
Groen = 1
Groen - Park = 2
Natuur = 3
Verkeer - Verblijfsgebied = 4
Verkeer - Wegverkeer = 5
Water = 6
Wonen - 1 = 7
Wonen - 2 = 8
Wonen - U = 9










1










2










3










4










5










6










7










8










9
Werken en werkzaamheden
het vellen, rooien en beschadigen van
houtgewassen
A A
het aanbrengen van beplantingen A
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur A A A A A
A

A
A A
het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen A A A A A
A

A
A A
het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist A A A A A
A

A
A A
het ophogen, egaliseren of ontginnen
van de bodem
A A A A A A A A A
werken die een verandering van de
waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling
A A A A A
A

A
A A
het aanbrengen of verbreden van
verhardingen
A A A A A A
A
A A
het aanbrengen van recreatievoor-
zieningen
A
het aanleggen van ruitervoorzieningen,
hindernissen etc
A
het aanbrengen van rasters
A
het aanleggen van leidingen constructies, installaties of apparatuur dieper dan 4 meter beneden peil
A A A A A
A

A
A A
het doen van boringen, seismisch- of ander bodemonderzoek dieper dan 2 meter beneden peil
A A A A A
A

A
A A
het indrijven van voorwerpen dieper dan 2 meter in de grond A A A A A A A A A
het aanleggen van reservoirs dieper
dan 2 meter beneden peil
A A A A A A A A A
het aanleggen van een werk, voorziening of mechanisme bedoeld om stoffen in de bodem te lozen die bedreigend kunnen zijn voor het grondwater. A A A A A
A

A
A A
het opslaan, storten of lozen van
bestrijdingsmiddelen en niet dierlijke
meststoffen
A A A A A
A

A
A A

A = omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. b. het in lid a. vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
    1. 1. werken of werkzaamheden ter realisering van de doeleinden, zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijvingen;
    2. 2. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    3. 3. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel tot het normale onderhoud worden gerekend.
  2. c. Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid a. zijn slechts toelaatbaar, indien, voor zover van toepassing op de bestemming, dan wel gebiedsaanduiding:
    1. 1. deze verband houden met de doeleinden die in de bestemmingsomschrijvingen aan de desbetreffend bestemmingen zijn toegekend ;
    2. 2. door de hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, natuur- en monumentale waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
    3. 3. door de uitvoering van het werk geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater en aan de winning daarvan.
    4. 4. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden met betrekking tot het grondwaterbeschermingsgebied of het waterwingebied te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder(s) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de kwaliteit van het grondwater niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

14.2 Bebouwingspercentage

  1. a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
  2. b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. d. Indien in een bestemmingsvlak resepectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak rescpectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied zijn de gronden naast de overige aangegeven bestemmingen tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

16.2 Milieuzone - waterwingebied

Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - waterwingebied zijn de gronden -naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor het behoud en herstel van de drinkwatervoorziening waaronder begrepen de winning van drinkwater.

16.3 Geluidzone - industrie

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels ten aanzien van het realiseren van geluidgevoelige functies geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie -' dat er geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogen worden gebouwd tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumvloeroppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  2. 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 14.1 mits:
    1. a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons of galerijen;
    2. b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      1. 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      2. 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      3. 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      4. 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  3. 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
    2. b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      1. 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      2. 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
      3. 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder.
  4. 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. b. de belangen van omwonenden met betrekking tot ptivacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  5. 5. het bepaalde in artikel 15 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    1. a. het geen raamprostitutie betreft;
    2. b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    3. c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het verlenen van ontheffing niet meer dan acht zal bedragen;
    4. d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    5. e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    6. f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    7. g. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
    8. h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    9. i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

18.2 Overgangsrecht gebruik

18.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanMalburgen - De Wheme.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering En Begrenzing Plangebied

Het gebied 'De Wheme' ligt in Malburgen in Arnhem-zuid en wordt begrensd door de Pleijweg in het zuiden, de Orionsingel, het Immerlooplein, de Fluitekruidstraat in het westen, de Zwanebloemlaan, Waterlelielaan, Huissenssestraat en Keurvorstlaan in het noorden en de flats aan het Gelderse- en Kleefseplein en de Eimerssingel Oost in het oosten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0001.jpg"

1.2 Aanleiding En Doel

Aanleiding

De Wheme is een oude kleiwinning tussen Malburgen Oost en Zuid. De komende jaren zal rond de plas een herstructurering plaatsvinden. Daarbij zullen de bestaande buurtjes aan de westzijde (Eimersweide) en aan de noordzijde (gebied Zwanenbloemlaan en Waterlelielaan) worden uitgebreid met laagbouw. Aan de plas zelf zal zowel aan de west- als aan de noordzijde bebouwing worden toegevoegd.

In de huidige situatie ligt de woonwijk met de rug naar de plas, waardoor het water verborgen ligt. Het is de bedoeling de plas terug te geven aan haar bewoners, door de bebouwing veel meer dan nu te richten op het water. Oude zichtlijnen worden weer hersteld, terwijl op veel plaatsen weer nieuwe zichtrelaties met het water worden gerealiseerd.

In de jaren 70 is voor De Wheme al eens een bestemmingsplan gemaakt dat woningbouw mogelijk maakte. In de huidige toestand is het plangebied echter nog steeds grotendeels onbebouwd, met uitzondering van de woonwagenstandplaats aan het Immerlooplein en de flat aan de Zwanebloemlaan.

Malburgen is in de jaren '30 ontworpen als eerste uitbreidingswijk aan de zuidkant van de Rijn.

De grote woningnood na de oorlog maakte een grondige wijziging van de oorspronkelijke planopzet als tuindorp noodzakelijk. Zo'n 60% van de woningen is gerealiseerd in middelhoogbouw, voornamelijk portiekflats. Van de samenhang en openheid naar het omliggende landschap in het oorspronkelijke plan bleef weinig over. Door de toenemende concurrentie van nieuwe wijken in Arnhem Zuid werd Malburgen in de loop der tijd steeds minder gewaardeerd. De woningvoorraad is eenzijdig met vooral goedkope, kleine huurwoningen. Met als gevolg een eenzijdige bevolkingssamenstelling.

Om de neerwaartse spiraal te doorbreken, is de afgelopen jaren in het kader van het wijkbeheer al veel inspanning verricht. Diverse projecten en activiteiten zijn gestart om de leefbaarheid in de wijk te verbeteren. Als voorbeelden kunnen worden genoemd de aanpak van de vervuiling, een aantal projecten in de directe woonomgeving, het bevorderen van de veiligheid in de wijk en zelfwerkzaamheid van bewoners, de herstructurering van de winkelvoorzieningen en Justitie in de Buurt.

Wijkbeheer is voor Malburgen echter niet voldoende. Er zijn ingrepen nodig in de structuur van de wijk: in de woningvoorraad, woonomgeving en in voorzieningen als winkels, scholen, sport en sociale activiteiten. Zo'n breed scala van maatregelen vergt een samenhangende visie op de ontwikkeling en een samenhangende aanpak. Voor geheel Malburgen zijn in het "Ontwikkelingsplan Malburgen" maatregelen geformuleerd om Malburgen weer aantrekkelijk te maken. Een uitwerking hiervan is te vinden in "Nota Bouwstenen Malburgen". De uitvoering van het Ontwikkelingsplan is inmiddels in volle gang.

Doel

De Wheme betreft een in meerdere opzichten uniek gebied. Het gemeentebestuur heeft de ambitie om in dit gebied rond de Immerlooplas bijzondere woningbouwprojecten met aanvullende woningbouwtypen voor Malburgen en de stad Arnhem te ontwikkelen. Daarnaast dienen de relaties tussen de verschillende stadsdelen versterkt te worden. Deze ambities kunnen binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan niet worden gerealiseerd. Daarvoor is een nieuwe juridische onderlegger nodig. Dit plan voorziet daarin.

1.3 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan "Malburgen - De Wheme" bestaat uit de volgende stukken:

- de verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0202.675-0301 en een renvooi);

- regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden binnen het plangebied aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Daarbij is de nodige flexibiliteit ingebouwd zodat in de planperiode te voorziene ontwikkelingen, die kunnen leiden tot aanpassing van het plan, op een planologisch eenvoudige wijze kunnen worden gerealiseerd.

Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

Zoals in paragraaf 1.2 is vermeld, is in de jaren 70 voor De Wheme al eens een bestemmingsplan vastgesteld, dat woningbouw in het gebied mogelijk maakt. Dit bestemmingsplan sluit echter niet goed aan bij de actuele plannen voor De Wheme. In verband daarmee is een nieuw integraal plan opgesteld.

In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met onder meer:

  • nota's en visies op provinciaal en gemeentelijk niveau;
  • de nieuwe eisen ten aanzien van de vormgeving van het plan. Hierbij wordt gedoeld op gestandaardiseerde regels en een digitale verbeelding, gebaseerd op objectgerichte vlakken en voorzien van een codering zoals omschreven in het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO).

Er is gekozen voor een bestemmingsplan waarin een nader uit te werken bestemmingen voorkomt.

De uit te werken bestemming heeft betrekking op de invulling van het 'eiland' aan de westzijde van de noordelijke Immerlooplas.

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Malburgen-De Wheme is een algehele herziening van de geldende

plannen binnen op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke

bestemmingsplannen en (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing

zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en

goedkeuring weergegeven.

63 De Koppel 29 januari 1962 4 juli 1962
67 Immerloo 14 mei 1962 17 oktober 1962
108 Immerloo II 13 maart 1967 31 mei 1967
120 Eimersweide 12 augustus 1968 18 juni 1969
125 Eimersweide I 2 september 1969 1 oktober 1969
174 De Wheme 21 juni 1971 10 juli 1972
398 Pleyroute De Wheme 12 juli 1982 5 oktober 1983
400 Pleyroute Vreden-Kronenburg 12 juli 1982 5 oktober 1983
458 Zwanenbloemlaan 30 januari 1989 26 april 1989
489 Woonwagenstandplaats Immerlooplein 17 juli 1989 28 november 1989
660 Malburgen Oost 25 februari 2008 18 juli 2008

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0002.jpg"

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Omdat het plangebied aansluit op een bestaande wijk, zal in dit hoofdstuk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur van Malburgen en de huidige situatie in het plangebied. Het bestemmingsplan biedt een kader waaraan ontwikkelingen in het plangebied kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de huidige ruimtelijke kwaliteiten worden gewaarborgd en waar mogelijk versterkt.

Naast een beschrijving van de ruimtelijk-landschappelijke structuur bevat dit hoofdstuk ook een inventarisatie van de huidige ecologische en natuurwaarden van het gebied.

2.2 Historische Ontwikkeling

De wijk Malburgen is in de jaren dertig als tuinstadwijk ontworpen.

Malburgen zou de eerste, maar ook de enige uitbreidingswijk van Arnhem zijn aan de overkant van de Rijn, omringd door groen. Het moest een tuindorp worden met veel groen en kleinschalige eengezinshuizen. Een patroon van waaiervormige straten en singels moest het groen van buiten tot diep in de wijk brengen. Op belangrijke plekken waren kerken en pleinen gedacht.Zoals in paragraaf 1.3 is vermeld, bracht de oorlog grote veranderingen in de planopzet.

In Malburgen verrezen uiteindelijk 7000 woningen, waarvan zo'n 80% in de sociale sector. Bedrijven en voorzieningen kwamen vaak op overgebleven locaties aan de rand van de wijk. Deze ontwikkeling is bepalend geweest voor de ruimtelijke structuur van de wijk. Groene assen werden bebouwd terwijl de nieuwbouw, die in de jaren '60 aan de randen van de wijk verrees, de open verbindingen met het buitengebied blokkeerde. Het gevolg was een versnippering van het groen in de woonbuurten, een aantal achterkanten van woningen die georiënteerd zijn op openbaar gebied en woonbuurten die door bebouwing afgesloten zijn van het groen dat buiten de wijk ligt. Van de eens bedoelde samenhang in de wijk en van de openheid naar het omringende landschap is weinig terecht gekomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0003.jpg"

Vanwege de ligging in het buitendijkse uiterwaardengebied is destijds een nieuwe dijk aangelegd. De nieuwe dijk van Malburgen is na aanleg beplant met populieren. De eerste oude foto's laten een open dijkzone zien. Inmiddels is dit beeld sterk veranderd. Er is sprake van een zeer dichte en hoge groene zoom gedragen door het ritme van populieren. Meer naar het oosten verandert dit beeld naar een open dijkzone. Het beeld is karakteristiek maar niet typisch voor een dijkzone van de Betuwe.
In de afgelopen decennia is een aantal nieuwe woonbuurten gerealiseerd aan de oost- en westflank van de wijk. Deze nieuwbouw ging gepaard met de realisatie van nieuwe parken aan de flanken van de wijk.

2.3 Positie Van Malburgen Binnen Arnhem

Malburgen bleef niet de enige wijk aan de overkant van de Rijn. De wijk werd omgeven door nieuwe uitbreidingswijken in Arnhem-Zuid zoals Het Duifje, Vredenburg, Kronenburg, Elderveld, De Laar, Rijkerswoerd en Schuytgraaf. Malburgen bleef overigens van deze wijken gescheiden door grote doorvoerwegen.

Door de toenemende concurrentie van nieuwe wijken in Arnhem Zuid werd Malburgen eind vorige eeuw steeds minder gewaardeerd. Daarnaast kwam de leefbaarheid onder druk te staan door de overlast die bewoners ondervinden van inbraak, criminaliteit,vandalisme, drugsgebruik, zwerfvuil en (verkeers)onveiligheid. Ook de terugloop van voorzieningen was debet aan de verminderde belangstelling.Malburgen ondervond met zijn eenzijdige woningvoorraad (voornamelijk kleine en goedkope huurwoningen) grote concurrentie van nieuwe woongebieden.

Wie een ruime woning of een koopwoning wil, heeft binnen Malburgen nauwelijks mogelijkheden om door te stromen. Het percentage koopwoningen in Malburgen bedraagt 12%, tegenover 28% in heel Arnhem. Het gevolg is dat de huishoudens met een wat hoger inkomen naar andere wijken verhuizen. Dit heeft in de loop der jaren in Malburgen geleid tot een eenzijdige bevolkingssamenstelling.

In 2000 is een start gemaakt met de uitvoering van het Ontwikkelingsplan Malburgen. In Malburgen - West zijn de eerste fasen gerealiseerd, in Stadseiland (Bakenhof) zijn de eerste woningen gereed en verkocht, de speeluiterwaard is geopend en de eerste fase van winkelsteunpunt-oost is rond. De ontwikkelingen in Malburgen zijn in beweging, waardoor de leefbaarheid in de wijk verbetert en de negatieve uitstraling van Malburgen langzamerhand doorbroken is.

2.4 Bestaande Situatie

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

Het plangebied De Wheme ligt langs één van de invalswegen van Arnhem, de Pleijweg. Het gebied vormt een stadsrand en wordt in het Structuurplan 2010 aangeduid als accentuering van een stedelijke rand. Het zicht vanaf de Pleijweg op de Immerlooplas is momenteel slechts beperkt aanwezig door de zeer dichtbegroeide berm en deels door de afscherming met een geluidswal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0004.jpg"

De bebouwing in de directe omgeving van het plangebied heeft, met uitzondering van de Immerlooflats, een kleine schaal. Aan de noordzijde (omgeving Zwanebloemlaan) betreft het de kenmerkende bebouwing van Malburgen van rijtjeswoningen uit de tuinstadperiode en vlak daarna met een strakke verkaveling met zichtlijnen vanaf de Huissensestraat naar de Immerlooplas. Aan de Zwanebloemlaan en grenzend aan de plas ligt een scholencluster. Aan de oostzijde ligt de buurt Eimersweide met een meer introvert karakter van rijtjeswoningen aan autovrije hofjes en gestapelde bebouwing aan de rand. Tussen de Zeegsingel en Eimmerssingel-Oost is de bebouwing divers: bedrijfsruimtes, grondgebonden woningen, gestapelde bebouwing en enkele nader in te vullen kavels. Daarnaast is er aan het Immerlooplein een woonwagenkampje gelegen.

Op een hoger schaalniveau is sprake van een verbinding tussen de Immerlooflats, de flats in 't Duifje en de Kastelenflats in Vredenburg. Deze elementen zijn vanuit veel standpunten zichtbaar.

Vanuit Malburgen is er een aantal zichtlijnen mogelijk richting de Immerlooplas, onder meer vanaf:

  • de brede Eimerssingel-West,
  • Huissensestraat door onder andere de Biezenlaan en de watergang aan de Waterlelielaan,
  • de groene zone bij de Immerlooflats,
  • Zeegsingel.

Door het spontaan opgekomen struweel zijn deze zichtlijnen in het veld echter niet meer overal goed te herkennen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0006.jpg"

Het gebied is voor autoverkeer bereikbaar vanuit twee richtingen. De Eimerssingel-West heeft

een breed profiel met (deels) een mooie laanbeplanting. Vanaf de Huissensestraat is het gebied

via het netwerk van woonstraatjes bereikbaar. Het langzaamverkeer vertakt zich fijnmazig,

maar heeft een tweetal hoofdontsluitingswegen in het gebied. Het betreft de tunnel voor

langzaamverkeer onder de Pleijweg naar Vredenburg-Holthuizen en in oost-west richting de

langzaamverkeersroute langs de Zeegsingel. De tunnel onder de Pleijweg sluit nu niet helder

aan op de structuur van Malburgen. Realisatie van de route langs de Zeegsingel vormt

onderdeel van het Ontwikkelingsplan en zal ook binnen het plangebied vorm moeten krijgen.

2.4.2 Groen en ecologie

EHS

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de EHS. De Immerlooplas (grenst aan het plangebied) is wel onderdeel van de EHS.

Natura 2000

Nieuwe plannen of projecten in de nabijheid van speciale beschermingszones dienen getoetst of ze direct of indirect (zgn. externe werking) effect hebben op de beschermde gebieden. In de strategische milieubeoordeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen ten behoeve van het Regionaal Plan 2005-2010 is geconstateerd dat de effecten op de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) ten gevolge van woningbouw, binnen de aangegeven contouren de VHR-gebieden niet beïnvloeden door ze op bestaande bebouwing aan te sluiten. In dat kader is wel aangegeven dat de toetsing van plannen in de nabijheid van een beschermd gebied betrekking heeft op gebieden binnen een afstand van 2 kilometer. Dit project ligt daar binnen. Voor de uitgebreide afweging zie bijlage 5 Overzicht beschermde soorten en de Wheme Natura2000 onderbouwing".

Flora- en faunawet en huidige natuurwaarden

Voor De Wheme is de natuurwaarde als redelijk hoog aan te merken. Het gebied is structuurrijk met water, oeverzone, bos, struweel, ruigte en pioniervegetatie met een diversiteit aan kruiden. Dit vindt zijn oorsprong het afwisselend groene beeld met verschillende ecotopen en in het feit dat de zone een schakel is in de ecologische structuren van de wijk Malburgen, Immerlooplas (EHS) en de uiterwaarden (EHS).

De aansluiting van de toekomstige groenstructuur in geheel Malburgen op de uiterwaarden, zal de relatie met het rivierensysteem vergroten. Het netwerk van water en groene eenheden in de wijk wordt versterkt tot een samenhangende en herkenbare structuur. De inrichting van het groen krijgt hier meer variatie en meer (potentieel) leefgebied voor dieren, zoals amfibieën, vleermuizen en vogels. Het samenhangende natuurnetwerk wordt versterkt. Dit is ook van belang voor een goed beheer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0007.jpg"

In het kader van de monitoring Malburgen zijn in de periode 2005-2007 de waarnemingen van vogels, vleermuizen, amfibieën en planten geactualiseerd. Deze monitoring loopt ook door in de periode tot 2012.

Samenvattend komen er in Malburgen 89 verschillende soorten voor, beschermd conform de Flora- en faunawet. Daarvan zijn er 57 broedvogels, die tevens beschermd zijn conform de soortbescherming van de EU-Vogelrichtlijn.

De gewone dwergvleermuis, de rosse dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, de watervleermuis, de laatvlieger, de rugstreeppad, de kamsalamander en de waterkever zijn tevens beschermd conform bijlage 4 van de EU-Habitatrichtlijn.

In bijlage 7 bij de toelichting is een kaart opgenomen met de wettelijke bescherming waarvoor de ontheffing Flora- en faunawet is verkregen. Hieronder een korte omschrijving van alle aangetroffen beschermde soorten in het plangebied.

Vaatplanten

In 2002 is er een vlakdekkende inventarisatie gedaan door de KNNV-afdeling Arnhem. In 2004 en 2006 is er eveneens een vlakdekkende inventarisatie gedaan, naar de beschermde soorten. Veel plantensoorten zijn kenmerkend voor oevers en plassen van klei- of zandwinning. Daarnaast zijn er zandige dijkjes en strandjes aanwezig. Kamgras, grasklokje en goudhaver komen voor op vochtige, kleiige bodem is weiden. De tripmadam is waarschijnlijk een cultuurvariant uit tuinen. In het gebied zijn waarnemingen gedaan van grote kaardebol, rietorchis, zwanebloem en brede wespenorchios. De grote kaardenbol groeit in ruigtes, vooral op de dijken. In de watergangen groeit zwanebloem.

Vogels

In 1996 is Malburgen vlakdekkend geïnventariseerd door de Vogelwerkgroep Arnhem e.o. Van 1999 tot 2004 is er een oproep bewoners geweest en er zijn enkele vogelwaarnemingen gedaan in 1999. In het kader van de monitoring zijn de vogels ook in 2006 geïnventariseerd.

Veel vogels zijn kenmerkend voor water en oever- /rietvegetatie. Enkele soorten zijn fuut, bergeend, knobbelzwaan, kuifeend, bosrietzanger en rietgors.

De ijsvogel is in de winter waargenomen langs het water. In de zandige delen en de gras- en ruigtevegetatie broeden o.a. kievit en scholekster. In en nabij struwelen broeden fitis en zwartkop en in de bomen broeden boomkruiper en grote bonte specht. In de gebouwen verblijf de huismus. De grauwe vliegenvanger broed in gebouwen of in gaten van bomen.

Uit de monitoring blijkt dat de grauwe gans in dit gebied enorm is toegenomen.

Zoogdieren

In 2001 is er geïnventariseerd naar Vleermuizen door de Vleermuiswerkgroep Gelderland. Er zijn foeragerende gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis. In het kader van de monitoring is in 2005 - 2007 geïnventariseerd. De Wheme is van belang als jachtgebied voor laatvlieger, watervleermuis, gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis waargenomen. De gewone dwergvleermuis verblijft in gebouwen. In het plangebied is een verblijfplaats bekend. De andere soorten verblijven in bomen.

Van 1999 tot 2004 is er een oproep bewoners geweest. De egel (1999) is waargenomen in bos en struweel. Het konijn (2000) is rondom de plas waargenomen. Vleermuizen zijn in het kader van de flora en faunawet beschermd.

Amfibieën

Van 1999 tot 2004 is er een oproep bewoners geweest. In 2000 zijn veel waarnemingen gedaan van Groene kikkers (complex). In 1999 zijn waarnemingen opgevraagd van amfibieën in Arnhem bij de RAVON. In het kader van de monitoring is in 2005 en 2007 een nieuwe inventarisatie uitgevoerd. In het gebied zijn middelste groene kikker, kamsalamander, kleine watersalamander, bruine kikker, gewone pad aangetroffen. Voor de middelste groene kikker is de Wheme van belang op streekniveau. In een ruderale situatie kan de rugstreeppad worden verwacht. De kamsalamander en rugstreeppad zijn ook beschermd volgens bijlage 4 van de EU-Habitatrichtlijn.

Overig

Van de andere soorten zijn geen gegevens bekend of is er geen vlakdekkende inventarisatie gedaan.

Gemeentelijke groencompensatie, Boswet en Compensatierichtlijn Bos en Natuur

Malburgen heeft een vastgestelde Grondexploitatie van voor 2 oktober 2006. De gemeentelijke groencompensatie is dus niet van toepassing.

Door de omvang van het gebied en door de type beplanting die aanwezig is voor de herontwikkeling, is de provinciale Compensatierichtlijn Natuur en bos in principe van toepassing. Daar waar de werkzaamheden al hebben plaats gehad binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan, treedt de Boswet en deze compensatierichtlijn terug.

Groenplan

De Wheme heeft het Groenplan het gebiedstype 'stadspark'. Het plangebied heeft een grote afwisseling van open en dichte ruimtes en structuurrijk groen met water, oeverzone, bos, struweel, ruigte en pioniervegetatie met een diversiteit aan kruiden.

In het Groenplan – Visie Ecologie staat het plangebied benoemd als 'Natuurzone + Stapsteen' met open water met natuurvriendelijke oevers en deels overgaand in een moeraszone.

2.4.3 Watersysteem

Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Bij de herziening van de Wro is het streekplan opgewaardeerd tot provinciale structuurvisie. In de "Wro-agenda" is neergelegd met welke (nieuwe) instrumenten het geformuleerde beleid wordt vormgegeven.

Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. Om plannen en initiatieven goed op elkaar af te stemmen, stelt de gemeente met enige regelmaat een structuurplan vast. Het Structuurplan Arnhem 2010 (2000) is de opvolger van het tot nu toe geldende Structuurplan uit 1984. Het Structuurplan Arnhem 2010 beschrijft het ruimtelijk beleid voornamelijk in hoofdlijnen. Het plan is flexibel, zodat het kan inspelen op veranderende omstandigheden en inzichten. Formeel is het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 tien jaar van kracht: van 2000 tot 2010. Maar de inrichting van de ruimte werpt haar schaduw veel verder vooruit. Waar dat mogelijk is, richt het Structuurplan zijn blik daarom op het jaar 2030. Het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 is op 2 oktober 2000 door de raad vastgesteld.

In 2006 is de Tussenrapportage Structuurvisie Arnhem 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Tussenrapportage wordt het bestaande Structuurplan op een aantal punten herzien. Het Structuurplan is vastgesteld in 2000 en heeft aanpassingen nodig. De Tussenrapportage bevat deze herijking van het ruimtelijk beleid. Bij de invoering van de Wro (2008) is het structuurplan opgewaardeerd tot structuurvisie. Een nieuwe structuurvisie is in voorbereiding.

Naast de herijking van het bestaande beleid wordt ook een uitwerking gepresenteerd voor het beleid met betrekking tot hoogbouw. Dit is gedaan aan de hand van 10 principes voor hoogbouw in Arnhem welke zijn vertaald op een kaart van Arnhem.

De ontwikkelingen die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn aangegeven voor Malburgen zijn gebaseerd op het Ontwikkelingsplan Malburgen. Dit in 1998 vastgestelde ontwikkelingsplan geeft de toekomstvisie weer voor de wijk Malburgen tot 2015.
Hoofddoelstelling is de zorg dat Malburgen een leefbare en aantrekkelijke wijk wordt, waar het voor mensen prettig is te wonen en werken, en waarin bewoners, ondernemers, eigenaren en anderen weer vertrouwen hebben. In het plan worden voorstellen gedaan op het gebied van wonen, verkeer, groen, voorzieningen en werkgelegenheid.

Het Ontwikkelingsplan biedt het kader waarbinnen de concrete projecten zullen worden uitgevoerd en is een bijstelling van het Masterplan Malburgen (1996). Daarbij is gelet op reacties uit de wijk en de maatregelen zijn getoetst op haalbaarheid en uitvoerbaarheid.

De Wheme is opgenomen als korte termijn project en heeft de status van nader uit te werken woongebied. In De Wheme wordt een vernieuwend wijkdeel ontwikkeld waar natuur, landschap en wonen integraal samengaan. Het gebied ligt op een knooppunt van de groenstructuur in Malburgen: het groene assenkruis door de wijk heeft hier een koppeling met de groenstructuur op stads- en regioniveau.

De structuurvisie verwoordt op hoofdlijnen het ruimtelijk ambitieniveau van de gemeente voor het plangebied. Op basis van de structuurvisie is de nota van randvoorwaarden opgesteld.
In de randvoorwaardennota zijn onder meer de civiel- en milieutechnische richtlijnen beschreven waaraan de uitwerking moet voldoen. De randvoorwaarden vormen samen met de structuurvisie de basis voor dit bestemmingsplan. Concrete uitwerking van de structuurvisie en de randvoorwaarden vindt plaats in het door de Stichting Volkshuisvesting Arnhem opgestelde stedenbouwkundige plan. Het plangebied De Wheme wordt (grotendeels) door de Stichting Volkshuisvesting Arnhem ontwikkeld. Schematisch weergegeven liggen de volgende documenten, visies en plannen ten grondslag

aan het voorliggende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0009.jpg"

3.3 Woonbeleid

In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. De Provinciale kaders en ambities voor een kwalitatief woonprogramma maken deel uit van de Regionale Woonvisie van het KAN, deze zijn kaderscheppend geweest bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie. In de Arnhemse woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Dit betekent dat Arnhem inzet op versnelling van de woningbouwproductie, het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van de woonconsument, het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door datgene te bouwen waar vraag en een tekort aan is.

Op Regionaal niveau zijn tot 2009 procentuele afspraken gemaakt voor sociale woningbouw. Voor Arnhem ligt er een inspanningsverplichting om gedurende deze periode op het totaal aan nieuwbouwplannen ten minste 35% betaalbare koop- en huurwoningen in de stad te realiseren. Door het accent te leggen op de bouw van middelduur en duurdere woningen ontstaat er een grotere differentiatie en een ruimer en gevarieerd aanbod van woningtypen en woon- en leefomgevingen. Ook ligt er een inspanningsverplichting om het eigen woningbezit in de stad te bevorderen om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen. In het te voeren woonbeleid spelen de behoefte en wensen van alle woonconsument een belangrijke rol evenals de diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten in het Arnhemse bezitten.

De landelijke ontwikkelingen op de beleidsdriehoek wonen, welzijn en zorg zijn vertaald in de gemeentelijke kaderstellende nota's, o.a. de Arnhemse Woonvisie en Stad in Balans. Er ligt dan ook op het gebied van wonen, welzijn en zorg bij de gemeente een stevige opgave om de doelstellingen uit deze driehoek in fysieke en sociale zin te realiseren. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0010.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0011.jpg"

3.4 Welstandsbeleid

Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet.

Deze nota bevat geen welstandscriteria voor (her) ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Per project zullen daarom bijvoorbeeld in een masterplan of in een beeldkwaliteitsplan specifieke randvoorwaarden worden opgesteld, waaronder welstandscriteria. Het opstellen van welstandscriteria vormt een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De supervisor of stedenbouwkundige zal in overleg met de commissie voor welstand en monumenten, het voorstel voor de welstandscriteria opstellen. De welstandscriteria dienen bestuurlijk te zijn vastgesteld voordat planvorming van concrete bouwplannen start. Een indeling in het welstandsniveau "zwaar, normaal of licht" volgt pas na de oplevering van het bouwproject.

3.5 Verkeersbeleid

Rijksbeleid
De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.

De essentie van het KAN-verkeersbeleid is identiek aan dat van de provincie Gelderland. Voor Arnhem is het project RegioRail KAN in het bijzonder van belang. Het KAN kiest als ruggengraat van ontwikkeling en vervoer het spoor tussen Zutphen-Zevenaar via Arnhem en Nijmegen naar Boxmeer en Cuijk. Planontwikkeling en –realisatie vinden bij voorkeur in bebouwd gebied en in de omgeving van het spoor plaats.

Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen: 1) de verblijfsgebieden en 2) de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.

Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan kent geen verkeersaders.

Als uitwerking van het SVVP Arnhem 2010 is voor het onderdeel parkeren een Parkeernota Arnhem 2003-2010 vastgesteld. In de Parkeernota zijn voor verschillende functies (afhankelijke van type en grootte) de parkeernormen opgenomen.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening kunnen parkeernormen niet meer worden opgenomen in de bouwverordening. Dit betekent dat de gemeente bij nieuwbouwplannen niet meer een aantal parkeerplaatsen kan eisen. Indien bij de bouw van nieuwe woningen, kantoren of andere functies onvoldoende parkeerplaatsen worden aangelegd, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de omgeving. Om bij nieuw- en verbouw toch de mogelijkheid te hebben de aanvrager te verplichten een minimaal aantal parkeerplaatsen aan te laten leggen, kan hiervoor een parkeernorm worden opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is gekozen om voor de bestemmingen 'Wonen' en "Gemengd" een verwijzing op te nemen naar de parkeernormen die opgenomen zijn in Parkeernorm bij de regels.

De parkeernormen die zijn opgenomen in de bijlage komen voort uit de CROW-publicatie 182: parkeercijfers - basis voor parkeernormeringen. In de parkeernorm is voor de verschillende functies aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd op eigen terrein en hoeveel plaatsen er bereikbaar moeten zijn voor de bezoekers. Per functie wordt verwezen naar de bestemmingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

3.6 Milieu- En Omgevingsbeleid

In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.

Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee wordt differentiatie aangebracht in milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad wordt immers dezelfde milieuambities nagestreefd: in een dynamisch centrum wordt meer geluid geacceptaaerd dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.

Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten in het betreffende gebied wenselijk zijn, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.

Bestemmingsplangebied

In het bestemmingsplangebied komen de volgende gebiedstype(n) voor:

  • Stadswijk. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting overwegend laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.
  • Stedelijk groen en water. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.

3.6.1 Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.

In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.

De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).

Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beleidsplan Geluid

Op 5 augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

Integrale Milieuvisie 2008-2011

De integrale Milieuvisie geeft streefbeelden voor de integrale milieukwaliteit van gebieden in Arnhem. Het gebiedsgericht beleidskader voor geluid (in nieuwe situaties) geeft voor de toepasselijke Stadswijk aan: Ambitie: rustig, Incidenteel: onrustig.

Door de nadruk op de woonfunctie is een goede geluidkwaliteit hier zeer gewenst. Alleen aan de randen van stadswijken waar deze grenzen aan verkeerswegen, wordt een hogere geluidbelasting toegestaan. Voor het achterliggende gebied gelden lagere waarden. (IMV) De lagere geluidsklasse wordt bij uitzondering toegepast in combinatie met daarbij de vereiste akoestische compensatie. (HWB)

3.6.2 Luchtkwaliteit

De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Wet Luchtkwaliteit. Het doel van de Wet Luchtkwaliteit 2007 is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  • PM10 (fijnstof)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
    2. 2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
  • NO2 (stikstofdioxide)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
    2. 2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.

Wet Luchtkwaliteit 2007

Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De nieuwe wet is nodig bevonden omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit LuchtKwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL).

Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit

Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.

3.6.3 Hinder

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de

VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

3.6.4 Externe veiligheid

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).

Het PR is het risico op een bepaalde plaats. Het PR is de kans dat een persoon, die zich permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het PR is de 10-6/jr PR contour.

Het GR is de kans dat in een keer een groep mensen van tenminste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het GR is een oriënterende waarde.

Landelijk beleid

Voor bedrijven is in 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.

Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt komt in 2009/2010 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.

Gemeentelijk beleid

In 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2006-2009 vastgesteld. In 2009 heeft de gemeenteraad besloten om het beleidsplan met 2 jaar (tot en met 2010) te verlengen. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.

3.6.5 Groen en ecologie

Rijksbeleid: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De Veluwe, Neder Rijn, IJssel en uiterwaarden in Arnhem zijn onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en daarmee onderdeel van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur; Natura 2000. In Natura 2000 wordt onder meer aangegeven dat de grote wateren een cruciaal en onverbrekelijk onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur beslaan. Het Arnhemse deel van het rivierengebied en de Veluwe liggen cruciaal in de natuurstructuur. Het rivierengebied vormt een verbinding tussen de natuurontwikkelingsprojecten van de Gelderse Poort en de Noordoever Neder Rijn. Meinerswijk is één van de natuurontwikkelingsprojecten. Het Arnhemse deel van de Veluwe vormt een onderdeel van de totale natuurstructuur van de Veluwe.

Natura 2000
Het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur, genaamd Natura 2000, is per 1 oktober 2005 door de nieuwe Natuurbeschermingswet overgenomen. De Natura 2000 gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel. Voor elk van deze gebieden zijn habitattypen en soorten benoemd die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van de Natura 2000 gebieden is vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is toegepast. Nederland past hiervoor een vergunningenstelsel toe. Er geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van habitats of een verstorend effect op de soorten, waarvoor het gebied is aangewezen, mogen optreden.

Om de effecten van de ruimtelijke ingrepen van het bestemmingsplan op het Natura 2000-gebied te toetsen, moet de Habitattoets worden uitgevoerd, bestaande uit een voortoets. De voortoets verkent of door de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het leveren van de informatie (zorgplicht, artikel 19l). Het bevoegd gezag toetst de gegevens. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen het beschermingsgebied ligt.

In de strategische milieubeoordeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen ten behoeve van het Regionaal Plan 2005-2010 zijn effecten op de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) ten gevolge van woningbouw onderzocht. In dat kader is aangegeven dat de toetsing van plannen in de nabijheid van een beschermd gebied betrekking heeft op gebieden binnen een afstand van 2 kilometer.

Flora- en Faunawet 2002

De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:

tabel 1. algemeen beschermde soorten

tabel 2. beschermde soorten

tabel 3. streng beschermde soorten

De provincie heeft de Gelderse EHS nauwkeurig aangegeven in de gebiedsplannen Natuur en Landschap. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de ecologische hoofdstructuur (EHS) is geregeld in het streekplan Gelderland, vastgesteld door Provinciale Staten op 29 juni 2005. Gedeputeerde Staten hebben in juli 2009 de nieuwe grenzen van de EHS vastgesteld. Doel van de herbegrenzing is de EHS 'robuuster' te maken. Met robuust wordt bedoeld een netwerk van natuurgebieden waar waardevolle en kwetsbare natuur optimaal kan voortbestaan.

Binnen de EHS geldt de 'nee-tenzij'-benadering. Bestemmingsplanwijziging is niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

Het totale uiterwaardgebied is benoemd als waardevol landschap. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten.

Provinciaal beleid: Richtlijn compensatie natuur en bos

De provincie heeft het compensatiebeleid "De Compensatierichtlijn natuur en bos" als uitwerking van het Streekplan Gelderland en de Structuurschema Groene Ruimte opgesteld. De gemeente zal dat compensatiebeleid uitvoeren. Is de provinciale richtlijn van toepassing dan treedt de gemeentelijke regelgeving terug.

Uitgangspunt van het compensatiebeleid is dat natuur en bos alleen plaats kunnen maken voor een ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties aanwezig zijn (nee-tenzij-beleid). In principe dient natuur door natuur en bos door bos te worden gecompenseerd. De compensatierichtlijn is van toepassing op

  • alle natuur die op de streekplan of bestemmingsplankaart de bestemming natuur heeft of een vegetatiewaarde van 6 of hoger heeft;
  • gebieden met de bestemming bos, zoals aangegeven op streekplan of bestemmingsplankaart;
  • alle gebieden die conform de Boswet herplantplichtig zijn, zowel binnen als buiten de bebouwde kom Boswet.

Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt. Die situaties worden beschreven in de Nota Open Bos.

De compensatierichtlijn kent een kwaliteitstoeslag, bij wijziging van functie dient dus meer bos of natuur te worden gerealiseerd dan verloren gaat.

Boswet

Bos buiten de bebouwde kom Boswet wordt beschermd via de Boswet. Alle gebieden met de bestemming bos (natuur of park met functieomschrijving bos) vallen onder de Boswet, mits deze meer dan 10 are of meer dan 20 bomen in een rij omvatten. Het bos dat verdwijnt door een onvermijdbare ruimtelijke ingreep, waarvoor geen alternatieve locatie aanwezig is, moet zowel in oppervlakte als ook in kwaliteit worden gecompenseerd.

Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015

Op 28 juni 2004 is het groenplan 2004-2007/2015 vastgesteld. De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor de herontwikkeling te worden meegegeven. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. Voor het bestemmingsplan is een groenbalans noodzakelijk, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels van de gemeente zijn toegepast.

Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.

Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:

Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;

Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.

Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.

3.6.6 Water

Europees beleid

Vanaf 2000 is ter verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit van alle Europese wateren de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De kaderrichtlijn omvat regelgeving voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater. De streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, maar eventueel kan, mits goed onderbouwd, uitstel worden verleend tot uiterlijk 2027 (derogatie). De plannen voor de deelstroomgebieden zijn in 2009 door de verschillende partijen in hun eigen beleidsplannen vastgesteld en bevatten doelen, ambities en maatregelen.

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het vernieuwde Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden en te anticiperen op de klimaatsverandering”. Verder is de watertoets ook in het NBW-actueel een belangrijk instrument om water verantwoord in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen.

In de Nota Ruimte is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de Waterwet die op 22 december 2009 van kracht is geworden. In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.

Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt;

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.

Grondwaterbescherming

De provincie Gelderland is verantwoordelijk voor bescherming van het grondwater van de stedelijke waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden. Het beleid voor de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden is opgenomen in de Provinciale Structuurvisie (voorheen Streekplan), het Gelders Milieuplan en het Waterhuishoudingsplan. De regels hiervoor staan in de Provinciale milieuverordening Gelderland.

Algemeen houdt de verordening in dat het “stand still/step forward” principe gehanteerd wordt waardoor er geen veranderingen in het gebied mogen plaatsvinden die een negatief effect hebben op de kwaliteit van het grondwater. Dit stelt tevens beperkingen aan het (ongecontroleerd) afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater of van infiltratie naar het grondwater. Voor de lijst met gedragingen wordt verwezen naar de Provinciale Milieuverordening.

Beleid waterschap en gemeente

Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid is overgedragen aan het Waterschap Rivierenland waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het Waterbeheerplan 2010-2015 en de keur en de legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:

Arnhem aantrekkelijke waterstad;

Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;

Goede kwaliteit water en waterbodem;

Bewustwording

Resumé

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • er grondwaterneutraal gebouwd moet worden.
  • er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
  • er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
  • er voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
  • het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.
  • binnen 25-jaars intrekzone het “stand still/step forward” principe wordt gehanteerd.

3.6.7 Bodem

Voor een beheergebied moet worden getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat.

Voor een ontwikkelgebied of -locatie moet worden getoetst of de bodemkwaliteit (inclusief grondwater) de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen toelaat. Ook moet worden getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.

Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:

  • Wet bodembescherming (Wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en
    1 april 2009),
  • Beleidsnota bodem 2008, Gelderse wegwijzer in bodemland (Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 27 november 2007),
  • Beleidsnota 'Hergebruik van licht verontreinigde grond in Arnhem' (november 1999, met aanvullingen in 2001 en 2002).

3.6.8 Cultuurhistorie en archeologie

Rijksbeleid

Monumentenwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.

Verdrag van Valletta

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Inmiddels is het verdrag in 2007 vertaald in de Monumentenwet 1988.

Provinciaal beleid

Nota Belvoir

Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.

Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

• Behouden door ontwikkelen

• Behouden door beschermen

• Adviseren, stimuleren en verleiden

• Kennis verwerven en verspreiden

Archeologiebeleid

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

3.7 Overige Beleidsaspecten

3.7.1 Coffeeshopbeleid

De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.

3.7.2 Prostitutiebeleid

In de nota Integraal Prostitutiebeleid Arnhem (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren
Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

  • concentratie van de raamprostitutie op één plek;
  • het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het huidige aantal van 240 ramen verlaagd wordt naar 120;
  • het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
  • concentratie van de tippelprostitutie.

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder bleken vooral oudere wijken in Arnhem aantrekkelijk te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een

seksinrichting binnen het betreffende CBS - telgebied is het niet waarschijnlijk, dat er een

situatie zal ontstaan, dat een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.

3.7.3 Politiekeurmerk Veilig Wonen

Projectmatige nieuwbouwplannen in bestaand stedelijk gebied moeten voldoen aan de

specificaties die het "Politiekeurmerk Veilig Wonen" stelt aan woningen en woongebouwen.

Voor het bestemmingsplan is vooral van belang dat indien de omgevingssituatie dit mogelijk

maakt ook de woonomgeving aan de eisen van het keurmerk dient te voldoen.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten

4.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 is een beschrijving van de bestaande toestand van het plangebied gegeven. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de toekomstige ontwikkelingen in De Wheme.

Het doel van dit bestemmingsplan is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen

kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is het borgen van ruimtelijke kwaliteit. De

ruimtelijke visie voor het plangebied is gebaseerd op de in november 2004 vastgestelde

"Structuurvisie De Wheme".

4.2 Ruimtelijke Opzet En Structuur

4.2.1 Structuurvisie De Wheme

De ruimtelijke visie voor het plangebied is beschreven in de in november 2004 vastgestelde

"Structuurvisie De Wheme". De structuurvisie betreft een nadere uitwerking van het

Ontwikkelingsplan Malburgen uit maart 1998.

De structuurvisie is in nauw overleg met de betrokken partijen Volkshuisvesting Arnhem,

Provincie Gelderland, Vitens, het waterschap Rivierenland en de bewoners van Malburgen tot

stand gekomen.

In de structuurvisie is op hoofdlijnen het ruimtelijk ambitieniveau van de gemeente Arnhem

voor het plangebied verwoord. De structuurvisie vormt de basis voor de 'nota van

randvoorwaarden' waarin onder meer de civiel- en milieutechnische richtlijnen zijn beschreven

waaraan de uitwerking moet voldoen. In figuur 4.1. is de integrale structuurvisie weergegeven.

Concrete uitwerking van de structuurvisie en de randvoorwaarden heeft plaatsgevonden in een door Volkshuisvesting Arnhem opgesteld stedenbouwkundig plan (VIOSBP De Wheme). Daarnaast is voor de herontwikkeling aan de Zwanenbloemlaan en de Waterlelielaan een afgerond 'voorlopig integraal ontwerp stedenbouwkundig plan' (VIOSBP Omgeving Zwanenbloemlaan en Waterlelielaan) ingediend.

De randvoorwaarden, de strucutuurvisie en de stedenbouwkundige plannen vormen samen de

basis voor het voorliggende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0012.jpg"

Figuur 4.1. Structuurvisie De Wheme.

De Wheme behoort tot de herstructeringsopgave van Malburgen maar neemt een heel

bijzondere plek in. Het gebied kenmerkt zich vanwege min of meer verborgen kwaliteiten.

In de huidige situatie ligt de woonwijk met de rug naar de plas, waardoor het water erg

verborgen ligt. Het is de bedoeling de plas terug te geven aan haar bewoners, door de

bebouwing veel meer dan nu te richten op het water. Verloren gegane zichtlijnen worden weer

hersteld, terwijl op veel plaatsen weer nieuwe zichtrelaties met het water worden gerealiseerd.

Het plangebied omvat, naast de herstructureringsopgave voor het gebied tussen de bestaande

wijk en de waterplas, namelijk ook een belangrijke landschappelijke opgave.

4.2.2 Stedenbouwkundig ontwerp

Het stedenbouwkundig ontwerp bereikt in hoofdzaak een betere relatie tussen de plas en de wijk, waarbij aangesloten wordt op de hoofdstructuur van Malburgen. Waar voorheen een achterkantsituatie lag, komen wijk en plas nu op een aantrekkelijke wijze bij elkaar. De wijk wordt uitgebreid naar de plas en andersom wordt de plas enigzins vergroot aan de wijkzijde.

Qua verkaveling, schaal en maat wordt hoofdzakelijk doorgeborduurd op de morfologie van de Malburgse buurten Eimersweide en Malburgen-oost die 'afgerond worden'. Alleen de locaties direct aan de plas verheffen zich ter hoogte van de noordelijke zoom met circa 8 torens en het markante woningbouwcomplex dat op een schiereiland vooruitgeschoven in de plas ligt aan de westzijde.

De structuur van de Zeegsingel wordt doorgetrokken middels een 'groene boulevard' met openbare oevers langs de plas, waarin de circa 8 torens aan de westzijde van deze zoom gelegen zijn.

Op de kruising Zeegsingel en Lisdoddelaan-Visserslaan wordt middels openheid een maximaal openbaar zicht op de plas bereikt.

De nieuwe bebouwing oostelijk van de Waterlelielaan, markeert met haar rijzigheid deze buurtontsluitingsweg met achter de woningen de bestaande wateras. De hogere kop aan de zijde Huissensestraat verduidelijkt de aantakking van Waterlelielaan en Huissensestraat.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn de volgende ontwikkelingen opgenomen:

  1. 1. Het doortrekken van de (deels nieuwe) structuurlijn aan de noordzijde van het plangebied (in het verlengde van de Zeegsingel). Hierdoor komt er een grote openbare oever aan de noordelijke waterrand van de plas; een openbare rand met weids uitzicht.
  2. 2. In deze groene 'zoom' komen circa acht beeldbepalende appartementengebouwen van zes lagen hoog. De aard van de bebouwing is door de ligging in de 'nat-dras zone' van de singel heel specifiek: geen tuinen, parkeren onder maaiveld of binnen de hoofdmassa en minimale verharding.
  3. 3. Ten noorden van de zoom appartementengebouwen aan de noordkant van de plas komen nieuwe woningen in een verkavelingsstructuur van rijtjes die aansluit bij de bestaande verkaveling (i.c. langs de Waterlelielaan en ten zuiden van de Zwanebloemlaan.
  4. 4. De noordwesthoek van de plas blijft vrij van bebouwing. Hierdoor is er vanuit de wijk maximaal zicht op de totale plas.
  5. 5. De doorgaande langzaamverkeersroute (noord-zuid) begrenst de plas aan de westzijde. De plas wordt hiermee dus verruimd. De route sluit vanaf de fietstunnel onder de Pleijweg direct aan op de Lisdoddelaan-Immerlooplein.
  6. 6. In de plas, aan de westzijde, komen twee 'schiereilanden', die ruimte bieden aan het bestaande woonwagenkamp en een nieuw markant rijzig woningbouwcomplex.
  7. 7. De buurt Eimersweide wordt stedenbouwkundig afgerond in de richting van de plas. Daarbij wordt een verkavelingsstructuur ontwikkeld als voortzetting van de aanwezige stedenbouwkundige structuur, waarbij eveneens voorkanten aan de plaszijde ontstaan.
  8. 8. De huidige watergang achter het schoolcomplex aan de Zwanebloemlaan krijgt een ander tracé namelijk gestrekt i.p.v. geknikt.
  9. 9. (Het verlies van het terrein van de school wordt gecompenseerd aan de oostzijde van de school bij de Watermuntstraat. Boomgroepen (langs de watergang die verdwijnt) kunnen ter plaatse gehandhaafd blijven.
  10. 10. In totaal voorzien de plannen in de bouw van ongeveer 375 woningen.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

Om conflictsituaties te voorkomen, dient in het bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan de

diverse omgevingsaspecten. Weliswaar is voor het merendeel van deze aspecten specifiek beleid en

regelgeving opgesteld, toch is er sprake van een aanvullende werking ten opzichte van de ruimtelijke

ordening. Zo kan het bestemmingsplan via de bestemmingsplankeuzen aanwijzingen geven richting het

milieubeleid. Andersom kan het milieubeleid richting geven aan de functietoedeling in het

bestemmingsplan.

5.2 Milieu- En Omgevingsaspecten

Voor het bestemmingsplan is in 2006 een milieuaspectenstudie opgesteld voor het bestemmingsplan Malburgen - De Wheme. Het gaat om een bestemmingsplan, waarin een aantal ontwikkelingen mogelijk wordt gemaakt. De milieuaspectenstudie is in 2010 geactualiseerd. In dit hoofdstuk worden de

conclusies uit de geactualiseerde milieuaspectenstudie De Wheme weergegeven.

5.2.1 Geluid

In deze paragraaf wordt alleen aandacht geschonken aan geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai, aangezien het plangebied buiten de onderzoekszones voor spoorwegverkeerslawaai en industrielawaai valt. Aangezien er in het plangebied of direct grenzend daaraan geen bedrijven aanwezig zijn is onderzoek naar geluidhinder vanwege bedrijven eveneens niet van toepassing.
Een zeer klein onderdeel van het plangebied in het noordoosten valt binnen de 50 dB-zone van het gezoneerd industrieterrein Arnhem Noord. De daadwerkelijke geluidbelasting ter plaatse als gevolg van de industrielawaai is echter, zoals blijkt uit het onderzoek uit Bijlage 9 bij deze toelichting, lager dan 50 dB. Als gevolg daarvan behoeven derhalve geen maatregelen plaats te vinden.

5.2.2 Luchtkwaliteit

5.2.3 Hinder

De ontwikkeling betreft woningbouw. Woningen vallen niet onder de werking van de Wet milieubeheer. Hinder is hierbij dus geen aspect. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven waar in het kader van deze planontwikkeling rekening mee moet worden gehouden. In verband met de aanwezige installaties is op een aantal flatgebouwen de Wet milieubeheer van toepassing. Dit soort installaties wordt in het kader van de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering gezien als een milieucategorie 1 bedrijf waarbij rekening moet worden gehouden met een richtafstand van 10 meter. Deze richtafstand vormt geen belemmering voor de woningbouw binnen het plangebied.

5.2.4 Externe Veiligheid

5.2.5 Groen en ecologie

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds-en

soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en

de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

Natuurbeschermingswet.

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de

Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale

beschermingszones (SBZ’s). De projectlocatie bevindt zich niet in of in de buurt van een speciale

beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de buurt van de Ecologische

Hoofdstructuur of ander natuurgebieden. Gebiedsbescherming is daarom niet aan de orde.

Flora en Faunawet.

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de

bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden

getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is,

moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

5.2.6 Water

Oppervlaktewater

In de nieuwe situatie wordt de watergang van de Waterlelielaan naar de Zeegsingel verlegd i.v.m. het creëren van ruimte voor woningbouw. De watergang blijft aansluiting behouden op het bestaande oppervlaktewaterstelsel. Het ontwerp van het watergangenstelsel is afgestemd op de afvoer en berging van regenwater afkomstig van verhard oppervlak. Bij uitbreiding van verhard oppervlak dient er ter compensatie extra open water te worden gegraven. Voor dit oppervlak hanteert het waterschap als vuistregel dat het wateroppervlak moet worden uitgebreid met 8 – 10% van het nieuwe afwaterende verhard oppervlak. Binnen de bestemming dient hiervoor blijvend ruimte te zijn gereserveerd. Ter hoogte van de Wheme wordt de watergang ingericht met een natuurvriendelijke oever. Ter voorkoming van extra milieubelasting van de Wheme, wordt er een barrière gemaakt tussen de watergang en de Immerlooplas zodat de beide watersystemen niet met elkaar in contact komen. De barrière wordt in de vorm van een dijk aangelegd.

Grondwater

In verband met de drinkwaterwinning, wordt in het plangebied het “stand still/step forward” principe gehanteerd. Hierdoor mogen er geen veranderingen plaatsvinden die een negatief effect hebben voor de kwaliteit van het grondwater. Om wateruitwisseling tussen het wegcunet en de watergang te garanderen, mogen tussen beide in het openbaar gebied geen damwanden worden gerealiseerd.

Afvalwatersysteem

Het hemelwater moet zoveel mogelijk oppervlakkig afwateren op het oppervlaktewater (geïntegreerd rioolstelsel). Wanneer die niet mogelijk is, kan aangesloten worden op het bestaande gescheiden stelsel. Daarbij geldt dat regenwater afkomstig van schone oppervlakken, daken en voet- en fietspaden, direct op het oppervlaktewater geloosd kan worden (mits geen uitloogbare materialen zijn gebruikt). Regenwater afkomstig van vervuilde oppervlakken zoals wegen en parkeerplaatsen, moeten eerst gereinigd worden voordat het op het oppervlaktewater wordt geloosd. Zowel in het westen als in het oosten van het plangebied komen hiervoor bodempassages te liggen. In verband met de waterwinfunctie van de Wheme, mag er op de plas geen water geloosd worden. De bestaande regenwateruitlaten aan de westkant (Eimersweide) moeten hun functie behouden. Of dit op dezelfde plaats is, kan bekeken worden. Het vuilwater moet op het bestaande vuilwaterriool aangesloten te worden.

De waterattentiekaart is bijgevoegd als bijlage 8.

5.2.7 Bodem

Er is een inventarisatie uitgevoerd van alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn de betreffende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd. In het plangebied zijn drie deelgebieden te onderscheiden (zie Bijlage 7, kaart 1).

5.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

5.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Binnen het plangebied liggen geen transportriolen, persleidingen of gemalen ten behoeve van

de riolering. Over het plangebied De Wheme lopen geen straalpaden die beperkingen aan de

bouwhoogte stellen.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting is uitgesteld tot 1 januari 2010. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is pas op 1 januari 2010 verplicht. De gemeente Arnhem werkt vooruitlopend op deze wettelijke verplichting in dit bestemmingsplan al met deze standaard.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Het plan kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels (o.a. ontheffingen);
  • Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

Artikel 1 Begrippen
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de verbeelding zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  • Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels
  • Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.

Artikel 13 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

Een voor de realisering van het ruimtelijk beleid essentieel onderdeel van het bestemmingsplan is het omgevingsvergunnningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Het doel van dit stelsel is te voorkomen dat specifieke waarden, zoals landschappelijke waarden, natuurwaarden en cultuurhistorische waarden, die moeten worden veiliggesteld, als gevolg van bepaalde activiteiten op onevenredige wijze worden geschaad.
Zo'n omgevingsgvergunning is een door burgemeester en wethouders schriftelijk verleende toestemming om bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren, onder in het bestemmingsplan vastgestelde nadere criteria. Zonder deze vergunning zijn die werken of werkzaamheden verboden.
In dit artikel is in tabelvorm aangegeven welke werken en werkzaamheden binnen welke bestemmingen/differentiaties omgevingsvergunningplichtig zijn. Het stelsel is gekoppeld aan de bestemmingen. Deze staan in de bovenste rij van de tabel.
In de linkerkolom van de tabel zijn de werken en werkzaamheden vermeld, die een nadelige invloed kunnen hebben op de aanwezige waarden. Per bestemming is aangegeven welke activiteiten vergunningplichtig zijn.

Zoals uit de kolom blijkt zijn een aantal werken of werkzaamheden vergunningplichtig in elke bestemming. Deze werken of werkzaamheden kunnen een (negatieve) invloed hebben op het in het plangebied aanwezige waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebied en die het gehele bestemmingsplan omvatten. Zie ook hieronder.

Om te voorkomen dat realisering van de bestemmingen tot een te grote regeldruk leiden, zijn de werken en werkzaamheden ter realisering van de bestemmingen uitgezonderd van de vergunningsplicht.

Artikel 14 Algemene bouwregels

Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

Deze bepaling bevat een algemeen verbod om de gronden te gebruiken in strijd met de bestemming, tenzij vasthouden aan dit verbod onredelijk is, of het gebruik reeds anderszins gereguleerd is.
Prostitutie wordt in dit artikel expliciet als strijdig met de bestemmingen bestempeld. Wel is in Artikel17 een vrijstellingsregeling opgenomen om prostitutie onder strikte voorwaarden in bepaalde gevallen toch toe te laten.

Het project de Wheme ligt direct aan het waterwingebied Immerloo (1-jaarszone) en binnen het grondwaterbeschermingsgebied (25-jaarszone). Ontwikkelingen in dit gebied mogen geen bedreiging zijn voor de waterwinning. Bouwen binnen de 1-jaarszone is verboden. Bouwen in de 25-jaarszone is toegestaan, maar dan moet wel aan extra randvoorwaarden bij het bouwen voldaan worden. Omdat in dit geval direct aan de 1-jaarszone gebouwd wordt, zijn de eisen strenger dan wanneer men op afstand van de 1-jaarszone bouwt. Bij de randvoorwaarden wordt hier op teruggekomen

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt onder meer het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied.

Dit gebeurt door middel van het leggen van gebiedsaanduidingen over diverse in het plan voorkomende bestemminmgen. Met een gebiedsaanduiding kan namelijk een bestemming van bijzondere regels worden voorzien, hetzij ter beperking van de gebruiksmogelijkheden hetzij ter verruiming daarvan. Met het oog hierop kunnen aan een gebiedsaanduiding specifieke bouw- of gebruiksregels worden gekoppeld. Om belangen nader te kunnen afwegen kan een gebiedsaanduiding ook vergezeld gaan van een aanlegvergunningenstelsel. Voor zowel het grondwaterbeschermingsgebied als het waterwingebied is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Daarnaast is in dit artikel op basis van de wettelijke verplichting op grond van de Wet geluidhinder de zone opgenomen die bestaat als gevolg van het aan de overkant van de Rijn gelegen industrieterrein Arnhem Noord. De begrenzing van deze zone is aangepast op basis van onderzoek, zoals opgenomen in bijlage 9 bij de toelichting. De geluidsbelasting vanwege industriegeluid op de gevel van nieuw te bouwen woningen die in deze zone liggen mag niet meer bedragen dan 50 dB(A). Enkele nieuw te realiseren woningen vallen binnen deze zone. Deze woningen ontvangen echter een lager

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel worden de ontheffingsvoorwaarden beschreven. Deze ontheffingen gelden voor het hele plangebied. De ontheffingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen


De procedure voor het afwijken van de regels wordt in dit artikel geregeld.

6.2.4 Overgangs en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

6.3.1 Algemeen

Parkeernormen

Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening kunnen parkeernormen niet meer worden opgenomen in de bouwverordening. Dit betekent dat de gemeente bij nieuwbouwplannen niet meer een aantal parkeerplaatsen kan eisen. Indien bij de bouw van nieuwe woningen, kantoren of andere functies onvoldoende parkeerplaatsen worden aangelegd, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de omgeving. Om bij nieuw- en verbouw toch de mogelijkheid te hebben de aanvrager te verplichten een minimaal aantal parkeerplaatsen aan te laten leggen, kan hiervoor een parkeernorm worden opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is gekozen om voor de bestemmingen 'Bedrijf', 'Detailhandel', 'Centrum', 'Kantoren', 'Sport' en 'Wonen' een verwijzing op te nemen naar de parkeernormen die opgenomen zijn in bijlage 1.

De parkeernormen die zijn opgenomen in de bijlage komen voort uit de CROW-publicatie 182: Parkeercijfers - basis voor parkeernormeringen. In de parkeernorm is voor de verschillende functies aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd op eigen terrein en hoeveel plaatsen er bereikbaar moeten zijn voor de bezoekers. Per functie wordt verwezen naar de bestemmingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Bij de bestemming/functie wonen wordt voor een rijwoning een andere norm voorgeschreven als voor een halfvrijstaande of vrijstaande woning. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende woningtypes zoals studentenhuizen, kamer bewoning en aanleunwoningen/serviceflats terwijl bewoners van deze woningtypes normaal wel minder auto's bezitten. Daarvoor is binnen de bestemmingen een ontheffing opgenomen waarmee een lagere parkeernorm kan worden vastgesteld. Voorwaarde is wel dat deze lagere norm niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

6.3.2 Bestemmingsbepalingen

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied is de bestemming aangegeven.

Deze bepalingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  • Doeleinden: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  • Bouwvoorschriften: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  • Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

Hieronder worden de verschillende bestemmingen toegelicht,

Artikel 3 Groen

De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn de belangrijkste waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer zijn niet toegestaan.
Vergelijking met het voorgaande plan
In de tot inwerkingtreding van dit plan geldende plannen hebben deze gronden meerdere bestemmingen, nl. "Bijzondere bebouwing" en "Groen". De laatstgenoemde bestemming komt grotendeels met de nieuwe bestemming overeen.

Artikel 4 Groen - park

De aan de plas grenzende parkzone is als "Groen-Park" bestemd. Vanwege de belangrijke ecologische waarde van De Wheme is een uitgebreid stelsel van aanlegvergunningen opgenomen in de regels. Aantasting van het gebied wordt op deze wijze zoveel mogelijk tegen gegaan. Het park is vormgegeven als een overgangsgebied tussen de bebouwde omgeving en natuurbestemming die op de plas is gelegd.

Vergelijking met het voorgaande plan
In het voorgaande plan hebbende gronden een uit te werken woonbestemming en een verkeersbestemming, waarin groenbestemmingen mogelijk zijn.

Artikel 5 Natuur

De in het plangebied gelegen waterplas heeft de bestemming Natuur gekregen, vanwege de bijzondere, te beschermen, natuurwaarden.Zo leven er kamsalamander, de rietorchis en is het een belangrijk foerageergebied voor veel soorten vleermuizen. Bij deze bestemming is een beschermend aanlegvergunningenstelsel opgenomen. In het gebied komen enkele kunstwerken voor. deze zijn als bouwaanduiding opgenomen.

Vergelijking met het voorgaande plan

In het voorgaande plan hebbende gronden een uit te werken woonbestemming en een verkeersbestemming, waarin deze bestemming niet mogelijk is.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.
Vergelijking met het voorgaande plan
Deze gronden hebben in de vigerende plannen diverse aan een woonwoijk gelieerde bestemmingen, zoals v"erkeersdoeleinden", "opnebaar groen"en "wonen".

Artikel 7 Verkeer - wegverkeer De bestemming "Verkeer-wegverkeer" is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar 50 km/uur of harder gereden mag worden, of wegen die onderdeel uitmaken van een doorgaande busroute. Onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming. In dit bestemmingsplan heeft de Pleyweg deze bestemminmg gekregen.

Vergelijking met het voorgaande plan
Ook in de voorgaande plannen lag op deze gronden een verkeersbestemnming.

Artikel 8 Water

IIn het plangebied ligt een hoofdwatergang, ook wel A-watergang genoemd. Deze zal ten behoeve van de planontwikkeling enigszins worden verlegd. Vanwege zijn belang voor de waterhuishouding is deze in overleg met het Waterschap Rivierenland specifiek als Water bestemd.

Vergelijking met het voorgaande plan

Op de gronden met deze bestemming lag in het voorgaande plan een uit te werken woonbestemming, waarin ook watergangen mogelijk waren.

Artikel 9 Wonen - 1 (W-1)

Verscheidene woonvormen passen binnen deze bestemming zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning, serviceflats, etc. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen.
Binnen de bestemming woondoeleinden zijn drie zones te onderscheiden: de bouwzone, de zone bijgebouwen en de onbebouwbare zone.
De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan. Dit geldt niet als in de regels anders is bepaald.
De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

Binnen de bestemming "Woondoeleinden" zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen zijn hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

In de bestemming "Woondoeleinden" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld zorgtehuizen, gevangenissen en asielzoekerscentra niet begrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een aparte bestemming opgenomen.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemming 'wonen' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone.

De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.

De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

Daarnaast is in de bouwzone via een en bouwaanduiding 'bijgebouwen' een zone opgenomen bedoeld voor het realiseren van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zoals schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag, vermeerderd met 30 cm ten behoeve van afschot en isolering.

Vergelijking met het voorgaande plan

De westelijke woonbestemmingen hebben in het voorgaande plan de bestemming "Bijzondere bebouwing".Wonen is in deze estemming niet mogelijk.
De meer noordelijk gelegen gronden met deze bestemming kenden in de voorgaande plannen eveneens bestemmingen die passen in een woonwijk, zoals wonen, school of kerk etc.

Artikel 10 Wonen - 2 (W-2)

Deze bestemming is bedoeld voor de acht ten noorden van de plas in het park geprojecteerde woontorens. Op de plankaart is deze bestemming onderverdeeld in 5 afzonderlijke delen, waarin per deel variërend van één tot drie woontorens mogelijk worden gemaakt. Om zoveel mogelijke flexibiliteit met betrekking tot de exacte locatie van de gebouwen te creëren, zijn binnen de bestemming geen harde bouwgrenzen opgenomen. Wel moeten de gebouwen op een in de regels genoemde minimumafstand van 18 meter van elkaar worden gebouwd om zichtlijnen op de plas zoveel mogelijk open te houden. De maximumhoogte van de torens is 20 meter (6 bouwlagen). Hiervan worden zes lagen als woonlaag gebruikt en de onderste laag voor parkeren.
Doorgaande wegen zijn in de bestemming niet toegestaan.
Vergelijking met het voorgaande plan

In het voorgaande plan hebben deze gronden een vergelijkbare, hoewel nog uit te werken woonbestemming.

Artikel 11 Wonen - uit te werken

De geprojecteerde woonbebouwing op het eiland in de plas heeft deze bestemming, omdat daarmee nog flexibiliteit wordt geboden aan deze woningbouwontwikkeling. Voor deze bestemming zijn uitwerkingsregels opgenomen, waarbinnen de woonbestemming ingevuld moet worden. Deze hebben onder meer betrekking op vorm van de bebouwing e.d

Vergelijking met het voorgaande plan

In het voorgaande plan hebben ook deze gronden een vergelijkbare, hoewel nog uit te werken woonbestemming.
.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de gemeentelijke nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwenen en gevolgde ontheffingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet

6.5 Exploitatie

Het te herontwikkelen gebied dat is gelegen ten noorden van de Zeegsingel is eigendom van Stichting Volkshuisvesting Arnhem behoudens een gedeelte dat zij hier nog van het Waterschap Rivierenland moet verwerven.

De overige te herontwikkelen gronden zijn eigendom van de gemeente. De gemeente zal deze overige gronden op enig moment ten behoeve van de herontwikkeling deels aan Stichting Volkshuisvesting Arnhem in eigendom overdragen en deels aan een andere partij.

Het is de bedoeling dat de gemeente en Stichting Volkshuisvesting Arnhem voor de gronden die zijn is gelegen ten noorden van de Zeegsingel nog vóór de vaststelling van het bestemmingsplan een realisatieovereenkomst sluiten. Pas nadat deze realisatieovereenkomst tot stand is gekomen én door Stichting Volkshuisvesting de eigendom van het waterschap is verworven, zal tot vaststelling van het bestemmingsplan worden overgegaan, zodat tegelijkertijd kan worden besloten om geen exploitatieplan vast te stellen.

Aangezien het kostenverhaal en de locatie-eisen voor de ten zuiden van de Zeegsingel gelegen gronden volledig via gemeentelijke gronduitgifte geregeld zullen worden, geldt daarvoor geen verplichting tot vaststelling van een exploitatieplan.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 Bro overleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar de Provincie, Vrom en het Waterschap Rivierenland. Daarnaast is het bestemmingsplan in verband met waterwinningsapecten naar Vitens gestuurd.

Publicatie voornemen ontwikkeling

Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een ontwikkeling worden gepubliceerd.

Dit is gebeurd op 14 juli 2010 in de Arnhemse Koerier.

7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)

Het ontwerp-bestemmingsplan “Malburgen de Wheme” en het ontwerp stap 3-besluit Stad-en-Milieubenadering hebben vanaf 12 augustus 2010 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is ten aanzien van elk van beide ontwerpen één zienswijze ingediend.

De zienswijzen zijn beantwoord in het raadsvoorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan en hebben niet geleid tot inhoudelijke wijzigingen van het bestemmingsplan of stap 3-besluit.

Bijlage 1 Parkeernorm

In een aantal bestemmingen is een verwijzing naar de parkeernormen opgenomen. Bij nieuw- of verbouw moet aan deze parkeernormen worden getoetst. Voor de verschillende bestemmingen is een parkeernorm weergegeven. De parkeerplaatsen moeten in eerste instantie op eigen terrein worden opgelost.

Van het voor de bestemming noodzakelijke aantal parkeerplaatsen moet het aandeel ten behoeve van de bezoekers bestaan uit openbare parkeerplaatsen of parkeerplaatsen die voor bezoekers bereikbaar zijn. Parkeernormen mogen hier met bezoekersaandeel worden verlaagd.

Functie Norm Aandeel bezoekers
Wonen (artikelen9, 10 en11)
Rijwoning 1,5/woning 0,3/woning
Half vrijstaande, vrijstaande woning 1,7/woning 0,3/woning
Appartement 1,5/appartement 0,3/appartement

Opmerkingen bij de tabel:

  1. 1. Van het voor de bestemming noodzakelijke aantal parkeerplaatsen moet het aandeel ten behoeve van de bezoekers bestaan uit openbare parkeerplaatsen of parkeerplaatsen die voor bezoekers bereikbaar zijn.
  2. 2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen in nieuwe woonbuurten (>15 woningen) moet voor de berekening worden uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
    - oprit zonder garage = 0,8 pp
    - garage met oprit = 1,0 pp
    - garage zonder oprit = 0,40 pp
    - carport = 0,85 pp
    - tuinparkeerplaats = 0,50 pp
    - parkeerplaats in het openbaar gebied = 1,0 pp
  3. 3. Wanneer twee of meer functies van dezelfde parkeervoorzieningen gebruik kunnen maken dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheidspercentages zoals opgenomen in CROW-publicatie 182: Parkeerkencijfers – basis voor parkeernormering.
  4. 4. Bij de berekeningen wordt uitgegaan van 25% parkeren op eigen terrein. Wanneer het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein 10% meer is, wordt de parkeernorm met 0,05 verhoogd en afgerond. Zo geldt, uitgaande van de norm voor Rijwoning:
    - Parkeernorm 1,5 bij 25% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,6 bij 35% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,6 bij 45% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,7 bij 55% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,7 bij 65% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,8 bij 75% parkeren op eigen terrein.

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai. Invloed Van Bron- En Overdrachtsmaatregelen En De Doortrekking Van De A15

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Invloed van bron- en overdrachtsmaatregelen en de doortrekking van de A15

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Waterlelielaan

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Waterlelielaan

Bijlage 3 Rapport Stad En Milieu Definitief

Bijlage 3 rapport Stad en Milieu definitief

Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 5 Overzicht Beschermde Soorten En De Wheme Natura 2000 Onderbouwing

Bijlage 5 Overzicht beschermde soorten en de Wheme Natura 2000 onderbouwing

Bijlage 6 Externe Veiligheid/risicovolle Activiteiten/plaatsgebonden Risicocontour/invloedsgebied Groepsrisico

Bijlage 6 Externe veiligheid/risicovolle activiteiten/plaatsgebonden risicocontour/invloedsgebied groepsrisico

Bijlage 7 Bodemkwaliteitskaart

Bijlage 7 Bodemkwaliteitskaart

Bijlage 8 Waterattentiekaart

Bijlage 8 Waterattentiekaart

Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Industrieterrein Arnhem Noord

Bijlage 9 Akoestisch onderzoek Industrieterrein Arnhem Noord