KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Groen - Park
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Recreatie
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Waarde - Archeologie
Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Antidubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Verwerkelijking In De Naaste Toekomst
Artikel 20 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Ruimtelijke Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Historische Ontwikkeling
2.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Woonbeleid
3.4 Welstandsbeleid
3.5 Verkeersbeleid
3.6 Milieu- En Omgevingsbeleid
3.7 Sport- En Recreatiebeleid
3.8 Economisch Beleid
3.9 Horecabeleid
3.10 Coffeeshopbeleid
3.11 Prostitutiebeleid
3.12 Overige Beleidsuitgangspunten: Ontwikkelingsvisie Spijkerbroek
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten
4.1 Ruimtelijke Opzet En Structuur
4.2 Nota Van Randvoorwaarden
4.3 Verkeer
4.4 Wonen
4.5 Recreatie, Werken En Voorzieningen
4.6 Openbare Ruimte
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Beschermd Stadsgezicht
5.3 Milieu
5.4 Molenbiotoop
5.5 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
6.4 Handhaving
6.5 Exploitatie
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Terinzagelegging Ex. Art. 3.8. Wro
Bijlage 1 Parkeernorm
Bijlage 2 Cultuurhistorische Waardenkaart Bestemmingsplan Spijkerbroek, Nr. 2010-ro-0007.
Bijlage 1 Note Van Randvoorwaarden - Spijkerbroek
Bijlage 2 Lucktkwaliteits- En Akoestisch Onderzoek.pdf
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Aanvullend Ecologisch Onderzoek
Bijlage 5 Flora- En Faunawet
Bijlage 6 Activiteitenplan Spijkerbroek
Bijlage 7 Saneringskosten

Bestemmingsplan Spijkerbroek

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Vastgesteld op 05-07-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Spijkerbroek van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.743-0301.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en fucntioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 aan-, uitbouw:

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.18 overige bouwwerken:

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.19 bouwlaag:

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.

1.20 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.21 peil:

het maaiveld dat ongeveer 10 centimeter boven straatniveau ligt;

1.22 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.23 wonen

voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen.

1.24 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding)

1.25 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.26 mantelzorg

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn

1.27 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

1.28 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.29 standplaats:

een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.30 straatmeubilair:

onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.31 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.32 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.33 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.34 kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.35 administratief kantoor:

een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor.

1.36 publiekgericht kantoor:

een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie.

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.

1.38 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.39 winkel:

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.

1.40 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke, met uitzondering van garagebedrijven. Detailhandel wordt hieronder niet begrepen

1.41 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.42 horeca - a:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.43 horeca - b:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.44 horeca - c:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.

1.45 horeca - d:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.

1.46 horeca - e:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed & breakfasts met meer dan 4 slaapplaatsen.

1.47 bed & breakfast

een overnachtingsacommodatie van maximaal zeven kamers, gevestigd in een huis en gerund door eigenaren, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt.

1.48 nutsbedrijven:

bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op:

  1. a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. b. de verzorging van telecommunicatie;
  3. c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.49 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.50 prostitué(e):

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.51 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.52 raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.53 thuisprostitutie:

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.54 werkplek:

een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.55 wijk:

wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.56 vestigingsbeleid:

het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).

1.57 cultuur en ontspanning

een vorm van gebruik zoals een atelier, creativiteitscentrum, dierentuin, evenemententerrein, kinderboerderij, museum, muziektheater, speeltuin en theater.

1.58 beschermd stadsgezicht

groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang danwel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.

1.59 cultuurhistorische waarde

de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, de stedenbouwkundig structuur en/of de architectuur.

1.60 cultuurhistorische waardenkaart

kaart die is opgenomen als bijlage bij de regels waarop de cultuurhistorische waarden voor het gebied Spijkerkwartier Boulevardkwartier zijn aangegeven.

1.61 archeologische waarde

de waarde die wordt toegekend aan stoffelijke overblijfselen, produkten van kunst en nijverheid uit het verleden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grond- of souterrainvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. 1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. 2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf-Nuts aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsbedrijven of soortgelijke instellingenen nutsvoorzieningen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en straatmeubilair.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximum bouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. cultuur en ontspanning zoals bedoeld in 1.57 begripsbepalingen;

b. maatschappelijke functies, zoals bedoeld in artikel 7;

c. buurtontsluitingswegen, woonstraten, verblijfsgebieden en fiets- en wandelpaden;

d. groen- en speelvoorzieningen, kunstobjecten, parkeervoorzieningen voor gemotoriseerd en rijwielverkeer en straatmeubilair;

  1. c. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;

e. keermuren en trappartijen;

f. geluidwerende voorzieningen;

en tevens voor zover dit als zodanig is aangegeven voor:

g. horeca B ter plaatse van de aanduiding (h=b);

h. ontsluiting ter plaatse van de aanduiding (os);

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte en maximumgoothoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat

a. deze bebouwing, waarbij, gelet de omvang of functie daarvan, ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 1 van deze regels;

b. de bouw van maximaal één uitkijktoren is toegestaan waarbij in afwijking van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte een maximumbouwhoogte van 7 meter is toegestaan.

4.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen Afwijken verlenen van het bepaalde in lid 4.2 voorzover het betreft de parkeernorm zoals genoemd in de bijlage 1 ten behoeve van de verlaging van deze norm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht zou zijn en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken, zoals speeltoestellen, voorzieningen ten behoeve van de fiets- en wandelpaden etc. worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 4 meter.

Artikel 6 Groen - Park

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - Park aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische- en natuurwaarden.
  2. b. park- en groenvoorzieningen, straatmeubilair en speelvoorzieningen;
  3. c. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  4. d. voet- en rijwielpaden;
  5. e. geluidwerende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd zoals speeltoestellen, waarbij een maximumbouwhoogte geldt van 4 meter, en de bouw van maximaal één uitkijktoren waarbij een maximumbouwhoogte geldt van 7 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
    1. 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    2. 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    3. 3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
  2. b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. b. het aanplanten van houtgewassen;
  3. c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of het apparatuur; andere apparatuur;
  4. d. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  5. e. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  6. f. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  7. g. het ophogen van gronden;
  8. h. het verlagen van het waterpeil;
  9. i. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
  10. j. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
  11. k. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen;

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijs;
  2. b. welzijn;
  3. c. religie;
  4. d. openbare dienstverlening;
  5. e. zorginstellingen;
  6. f. therapeutische functies;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
  8. h. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  9. i. dienstwoningen.
  10. j. ondergeschikte horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde bestemmingsomschrijvingen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

a. deze bebouwing, waarbij, gelet de omvang of functie daarvan, ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 1 van deze regels.

b. de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken :

a. van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter;

b. van het bepaalde in lid 7.2 voorzover het betreft de parkeernorm zoals genoemd in de bijlage 1 ten behoeve van de verlaging van deze norm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht zou zijn en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie;
  2. b. sport;
  3. c. groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. voorzieningen voor het verkeer en straatmeubilair.

8.2 Bouwregels

a. Op deze gronden mag niet worden gebouwd;

b. In afwijking van het bepaalde in artikel 17 lid 1 mogen lichtmasten tot een hoogte van maximaal 15 meter worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

- de verticale verlichtingssterkte mag niet meer dan 10 lux bedragen;

- de armatuurlichtsterkte mag niet meer dan 10.000 candela bedragen.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de lichtmasten, die ingevolge lid 8.2 mogen worden opgericht, teneinde onevenredige schade aan de belangen van aan- en omwonenden te voorkomen.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen, het gebruik van de in lid 1 van dit artikel genoemde gronden ten behoeve van parkeerdoeleinden.

Artikel 10 Verkeer - Railverkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. personen- en goederenvervoer per spoor met de daarbij behorende technische en administratieve voorzieningen, zoals bouwwerken voor energievoorziening ten behoeve van het treinverkeer en wacht- en werkruimtes voor het spoorwegpersoneel;
  2. b. stations met de daarbij behorende winkel- en horecavoorzieningen;
  3. c. (on)gelijkvloerse kruisingen, over- en onderbouwingen ten behoeve van weg- en waterverkeer;
  4. d. passages ten behoeve van faunaverkeer (ecoducten en dergelijke);
  5. e. geluidwerende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienst van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 10 meter vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van geluidsschermen maximaal 2 meter bedragen, te meten vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf.

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groen- en watervoorzieningen;
  4. d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  5. e. terrassen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
    direct aangrenzende bestemmingen.

11.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd.
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, trolleymasten, entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
    en daaraan ondergeschikt voor:
    1. 1. groen- en speelvoorzieningen;
    2. 2. verkeersvoorzieningen ten behoeve van de bestemming zoals parkeren en straatmeubliair.
  2. b. en tevens voor zover dit als zodanig is aangegeven voor:
    1. 1. detailhandel ter plaatse van de aanduiding (dh);
    2. 2. horeca B alleen voor de begane grondlaag ter plaatse van de aanduiding (h=b);
    3. 3. galeries en daarmee vergelijkbare creatieve en culturele functies voor de beganegrond-laag en souterrain ter plaatse van de aanduiding (sw-1);
    4. 4. uitvaartcentrum ter plaatse van de aanduiding (uv);
    5. 5. maatschappelijk ter plaatse van de aanduiding (m);
    6. 6. een ondergrondse parkeergarage voor minimaal 1 parkeerplaats per bovengelegen woning, ter plaatse van de aanduiding (pg);

c. en uitsluitend voor zover dit als zodanig is aangegeven voor:

7. parkeervoorzieningen met een minimum van 33 parkeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding (p).

12.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten, maximumgoothoogten en voor zover aangegeven het aantal bouwlagen, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat deze bebouwing, waarbij, gelet de omvang of functie daarvan, ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 1 van deze regels.
  2. b. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen ter plaatse van de aanduiding "ond" gebouwen worden gerealiseerd waarbij een onderdoorgang is toegestaan met een maximumbreedte van 3 meter.
  3. c. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding "bg" mogen:
    1. 1. aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot, met dien verstande dat wanneer een souterrainlaag aanwezig is, slechts op deze laag aangesloten mag worden;
    2. 2. bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 3 meter;
    3. 3. overige bouwwerken, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd, waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.
oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel maximale oppervlakte bouwwerken
< 90 m2 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2
90-150 m2 45 m2
150-300 m2 55 m2
300-500 m2 65 m2
500-1000 m2 75 m2

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. het bepaalde in het in lid 12.2 onder b opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2met maximaal 25 m2 mits:
    1. dit vanuit stedenbouwkudig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
    2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad.
  2. b. het bepaalde in artikel 12.4 onder a lid 2 ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
    1. 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen;
    2. 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    3. 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
    4. 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
    5. 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    6. 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
    7. 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder afwijking is verleend, wordt voldaan.

12.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in art 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in lid 12.4 onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis door de bewoner, dan wel door een andere gebruiker van deze woning, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming wonen van de panden, die gelegen zijn langs de Hertogstraat hoek Driekoningenstraat, Hertogstraat hoek Spijkerstraat en Emmastraat hoek Dullertstraat, te wijzigen in de bestemming wonen, met daaraan toegevoegd de functieaanduiding detailhandel dan wel dienstverleningsdoeleinden.

Artikel 13 Waarde - Archeologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

13.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden behoudens het bepaalde onder b. zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 13.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:

  1. a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 30 cm;
  2. b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 30 cm;
  3. c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 30 cm;
  4. d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 30 cm;
  5. e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  6. f. het ophogen en egaliseren van gronden.

Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische, architectonische, stedenbouwkundige en groene kwaliteiten zoals weergegeven op de bij deze regels behorende cultuurhistorsche waardenkaart.

14.2 Bouwregels

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van bouwwerken, en het inrichten van de openbare ruimte, naast de daarvoor in deze regels genoemde andere regels, de volgende bepalingen:

  1. 1. Ter plaatse van de op de cultuurhistorische waardenkaart aangegeven "afgeschuinde hoeken" mag uitsluitend in de bouwgrens, alsmede aaneengesloten worden gebouwd;
  2. 2. Daar waar op de cultuurhistorische waardenkaart de gronden zijn aangeduid met "mezzanino" mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die zijn voorzien van een mezzanino, zoals omschreven in artikel 1.1;
  3. 3. Daar waar op de cultuurhistorische waardenkaart de gronden zijn aangeduid met "souterrain" mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die zijn voorzien van een souterrain, zoals omschreven in artikel 1.1;
  4. 4. Bij strijdigheid tussen de bepalingen in dit lid en de in deze regels opgenomen overige bouwregels hebben de bepalingen in dit lid voorrang.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding en versterking van het beschermd stadsgezicht nadere eisen stellen aan:

  1. a. de afmetingen van hoofd en bijgebouwen;
  2. b. de kaphelling van daken;
  3. c. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen;
  4. d. de vormgeving en materiaalgebruik van tuinhekwerken, daar waar deze op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven met de aanduiding "tuinhekwerk";
  5. e. de situering, vormgeving en/of materiaalgebruik van speel- en nutsvoorzieningen.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. Het kappen van boombeplanting voorzover deze:
      1. 1. behoren tot de op de cultuurhistorische waardenkaart aangegeven "laanbeplanting";
      2. 2. op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven als "waardevolle boom";
    2. b. Het verharden van voortuinen voorzover deze op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangeduid als groene voortuin;
  2. 2. De in dit lid vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
  3. 3. Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 1 zijn slechts toegestaan indien door de uitvoering geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de volgende waarden:
    1. a. bestaande eenheid in beplanting van wegen;
    2. b. bestaande groene karakter van voortuinen;
    3. c. bestaande wegverharding in de vorm van klinkerbestrating.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

16.2 Bebouwingspercentage

  1. a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
  2. b. Indien binnen een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak een bebouwingspercentage is aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen dat bestemmingsvak respectievelijk bouwvlak.
  3. c. Indien in een bestemmingsvlak resepectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan zoals bedoeld in het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumvloeroppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  2. 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 16.1 mits:
    1. a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, koekoeks, luifels, balkons of galerijen;
    2. b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      1. 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      2. 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      3. 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      4. 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  3. 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
    2. b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      1. 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      2. 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
      3. 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet. geluidhinder.
  4. 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  5. 5. het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    1. a. het geen raamprostitutie betreft;
    2. b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    3. c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het verlenen van afwijking niet meer dan acht zal bedragen;
    4. d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    5. e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    6. f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    7. g. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
    8. h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    9. i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Artikel 19 Verwerkelijking In De Naaste Toekomst

De gronden waarvan de verwezenlijking van de bestemming in de naaste toekomst nodig wordt geacht, als bedoeld in artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening, zijn als zodanig aangegeven.

Artikel 20 Algemene Procedureregels

20.1 Afwijken

Verlening van afwijking op grond van het bepaalde in de Hoofdstukken 2 en 3 van deze regels mag slechts plaatsvinden nadat de belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld bij het college gedurende een termijn van twee weken schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken.

20.2 Uitwerking en wijziging

Op voorbereiding van uitwerkingen en wijzigingen op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, zoals bedoeld in Hoofdstuk 2 van deze regels is het bepaalde in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

21.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10% .

21.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht als bedoeld in lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

21.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 21.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

21.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 21.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

21.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het overgangsrecht, bedoeld in lid 24.4, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

21.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Spijkerbroek".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de Hertogstraat, Dullertstraat en C.A. Thiemestraat aan de westzijde, de spoorlijn Arnhem - Zevenaar aan de noordzijde en de Thorbeckestraat aan de zuidzijde. De begrenzing van het plangebied is op de plankaart en hieronder op afbeelding 1: ligging plangebied, weergegeven.

Binnen dit plangebied zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden:

- Het Spijkerdeel. Dit is het deel van de wijk Spijkerkwartier waar voorheen de raamprostitutie was gevestigd. Enkele jaren geleden is voor dit gebied, in verband met de aanwijzing van het gebied Spijkerkwartier tot Rijks beschermd stadsgezicht, het bestemmingsplan "Spijkerbroek 1" in procedure gebracht. Dit bestemmingsplan is in 2009 onherroepelijk geworden.

- Het Broekdeel. Dit is het deel gelegen ten oosten van de C.A. Thiemestraat en Dullertstraat. Voor dit gebied is in verband met de ontwikkelingen en met name die rondom het Thialf terrein een Ontwikkelingsvisie, een nota van randvoorwaarden en een stedenbouwkundig schetsontwerp opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.743-0301_0001.gif"

afbeelding 1: ligging plangebied

1.2 Aanleiding En Doel

De definitieve sluiting op 4 januari 2006 van de ramen in het voormalige prostitutiegebied in het Spijkerkwartier in Arnhem was aanleiding voor de gemeente tot het nemen van het besluit om het project Spijkerbroek te starten. Het project Spijkerbroek omvat:

- de renovatie van panden in het voormalige prostitutiegebied (Spijkerdeel).

Doel van het project Spijkerbroek is met de renovatie van panden in het voormalige prostitutiegebied het woon- en leefklimaat in het gebied te verbeteren. Het gebied heeft als gevolg van de prostitutie lange tijd onder druk gestaan.

Voor de renovatie van de panden in het voormalige prostitutiegebied is eerder het bestemmingsplan Spijkerbroek 1 in procedure gebracht. Dit plan is onlangs onherroepelijk geworden.

Ook wordt een actualisering van dit plangebied beoogd naar aanleiding van ontwikkelingen die na het verdwijnen van de prostitutie in dit gebied hebben plaatsgevonden. Deze ontwikkelingen betreffen:

a) een nieuwe invulling van de locatie aan de Driekoningendwarsstraat 81-83. Op deze locatie komen wooneenheden in maximaal 4 woonlagen.

b) een nieuwe invulling van de locatie Dullertflat/oude Melkfabriek. Op deze locatie komt nieuwe woonbebouwing. In totaal gaat het om circa 30 woningen.

In het bestemmingsplan zijn, rekening houdende met de ligging van Spijkerdeel in het Rijks beschermd beschermd stadsgezicht, de bestemmingsgrenzen en bouwhoogtes zo strak mogelijk op deze twee nieuwe invullingen afgestemd.

- de herontwikkeling van het oostelijk deel en m.n. rondom de bouwspeelplaats Thialf (Broekdeel).

Een belangrijke doelstelling van het project Spijkerbroek is vervolgens de herontwikkeling mogelijk te maken van het gebied rondom de bouwspeelplaats Thialf. Met name in het oostelijk deel worden nieuwe ruimtelijke en functionele ontwikkelingen beoogd die in overleg met buurtbewoners worden vormgegeven. Participatie vanuit de wijk is daarbij een belangrijke randvoorwaarde: samen met de bewoners komen tot een levendige woon- en werkwijk en groengebied. Een ontwikkeling van een gebied waaraan de bewoners hun steen hebben kunnen bijdragen.

In september 2006 is de gemeente Arnhem met de bewonerswerkgroep een samenwerkingsverband gestart, gericht op het opstellen van een ontwikkelingsvisie voor het projectgebied. De kansen en bedreigingen van het gebied zijn daarbij zorgvuldig geïnventariseerd. Dit heeft uiteindelijk geleid tot één set van uitgangspunten, genaamd de Ontwikkelingsvisie Spijkerbroek. Deze visie is in mei 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld. De visie is daarna vertaald in een nota van randvoorwaarden en in een stedenbouwkundig schetsontwerp, die in november 2009 door het college van B&W zijn vastgesteld. Deze documenten hebben nu de basis gevormd voor het opstellen van dit bestemmingsplan.

In het najaar van 2010 is de bebouwing gesloopt. In het najaar van 2011 zal het bouwrijp maken van de gronden worden afgerond, waarna in 2012 gebouwd kan worden.

Met de voorbereidingen voor de aanleg van het park kan al eerder begonnen worden.

Het bestemmingsplan "Spijkerbroek" beoogt nu bovengenoemde ontwikkelingen planologisch te regelen.

Verder zijn in het bestemmingsplan de schoolgebouwen Stedelijk Gymnasium Arnhem (SGA), en de Hugo de Grootschool opgenomen en conserverend bestemd. Dit tegen de achtergrond om de merendeels sterk verouderde bestemmingsplannen in het onderhavige plangebied te actualiseren en ook tegen de achtergrond van een toenemende behoefte aan standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen. Sinds de laatste wijziging van de Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) bestaat een wettelijke plicht dat de gemeente haar verouderde plannen, die ouder zijn dan 10 jaar, moet hebben geactualiseerd. Deze actualisatie moet vóór het jaar 2013 hebben plaatsgevonden.

1.3 Opzet Bestemmingsplan

De verbeelding van een bestemmingsplan bestaat uit een kaart en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Voor het deel van het plangebied waar ontwikkelingen worden beoogd zijn de bestemmings- en bouwingsgrenzen niet te strak gesteld, zodat planologisch gewenste ontwikkelingen daarbinnen zonder problemen plaats kunnen vinden.

Ook de bestemmingsomschrijvingen zijn ruim gekozen. Hierdoor zijn binnen één bestemming meerdere planologische aanvaardbare invullingen mogelijk. Te gedetailleerde plannen leiden tot de noodzaak om voor bijna ieder bouwplan een (partiële herziening van een) bestemmingsplan te maken. Dit komt de rechtszekerheid, de rechtsgelijkheid en de overzichtelijkheid niet ten goede.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Bouwverordening, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

Alleen voor het plangebied Spijkerdeel, oftewel het gebied dat grotendeels tot beschermd stadsgezicht is aangewezen, zijn de bebouwingsgrenzen strakker vastgelegd om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Om de cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de aanwijzing tot Rijks beschermd stadsgezicht, te beschermen is voor dit deel van het plangebied gekozen voor een meer gedetailleerde wijze van bestemmen dan in de voorgaande bestemmingsplannen. Dit betekent onder andere het opnemen van een aparte bestemming "waarde" in het bestemmingsplan. De cultuurhistorische waarden van de stadsgezichten die bescherming moeten krijgen zijn aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart, die als bijlage is opgenomen bij de regels. Bouwplannen gelegen in een beschermd stadsgezicht worden naast de plankaart tevens getoetst aan de cultuurhistorische waardenkaart.

Ook met betrekking tot het Stedelijk Gymnasium Arnhem (SGA) en de Hugo de Grootschool, die in het bestemmingsplan worden opgenomen, geldt dat het bestemmingsplan zoveel mogelijk conserverend van aard is. Omdat de schoolgebouwen een monumentale status hebben, zijn de bestemmings- en bouwgrenzen strak gesteld. Planologisch gewenste ontwikkelingen dienen binnen deze grenzen plaats te vinden. Tenslotte is een sportveld en een grasveld gelegen bij deze scholen in verband met het primaire gebruik ook als zodanig bestemd.

1.4 Geldende Plannen

Het bestemmingsplan "Spijkerbroek" is een algehele herziening van de geldende plannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Afbeelding 2 geeft een overzicht weer welke bestemmingsplannen en verordeningen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven.

607 Bestemmingsplan "Spijkerkwartier Spoorhoek" (02 – 03 – 1998, 20 – 10 - 1970)
652 Bestemmingsplan "Arnhems Broek" (10 - 07 - 2003, 20 - 01 - 2004)
681 Bestemmingsplan "Molenbeke e.o." (26 - 09 - 2005, 04 - 04 - 2006
709 Bestemmingsplan "Arnhems Broek- v.Verschuerwijk (25 - 02 - 2008, 18 - 09 - 2008)
720 Bestemmingsplan "Spijkerbroek 1" (13 - 07 - 2009, 08 - 10 - 2009)

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.743-0301_0002.gif"

afbeelding 2: overzicht geldende bestemmingsplannen

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Ruimtelijke Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Omdat het een bestemmingsplan voor een bestaande wijk is, zal dit hoofdstuk voornamelijk ingaan op de huidige ruimtelijke structuur. Het doel van dit bestemmingsplan is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de huidige ruimtelijke kwaliteiten worden gewaarborgd en zo mogelijk versterkt.

2.2 Historische Ontwikkeling

Het Spijkerkwartier en het Boulevardkwartier werden aangelegd op de overgang van de hogere zandgronden en het rivierdal. Het Spijkerkwartier is genoemd naar de twee “spijkers” (voorraadschuren) die in het gebied lagen. Een van de spijkers - spijker Den Hertog- stond ongeveer op de hoek van de Karel van Gelderstraat en de Dullerststraat. De Hertoglaan fungeerde als oprijlaan. Het had het uiterlijk van een versterkt huis door de aanwezigheid van een gracht; het werd vóór 1878 afgebroken.

Het Spijkerkwartier-Boulevardkwartier is een goed voorbeeld van stadsuitbreiding met een planmatig karakter bedoeld voor de gegoede stand. Het Spijkerkwartier werd vanaf het midden van de 19e eeuw als eerste ontwikkeld. Aan rechte, relatief smalle straten staan aan elkaar gebouwde herenhuizen. Bij de uitvoering werd veel aan het particulier initiatief overgelaten. De huizen werden vaak direct aan de straat gebouwd, waardoor de wijk minder ruim is opgezet dan oorspronkelijk de bedoeling was. De Spijkerstraat en het gebied tussen de Hertogstraat en Emmastraat werden op deze wijze aangelegd.

In 1877 werd het Boulevardplan van H.J. Heuvelink gepresenteerd. De Spijkerstraat werd in oostelijke richting doorgetrokken en de Hertogstraat werd met de Emmastraat verlengd. Ook werd in 1880 de Karel van Gelderstraat in zuidelijke richting doorgetrokken. Alhoewel het oostelijk deel van het beschermds stadsgezicht (langs de Spoordijk) niet tot het oorspronkelijk plangebied hoorde, is het wel grotendeels bebouwd overeenkomstig de uitgangspunten die in de rest van het Spijkerkwartier werden gehanteerd. De bouwblokken zijn vrijwel geheel gesloten met op de kruisingen afgeschuinde hoeken.

Het Spijkerkwartier en het Boulevardkwartier zijn een eeuw na aanleg nog altijd aantrekkelijke, sterk samenhangende delen van de stad. Dit komt door hun heldere opzet, de goede onderlinge afstemming van architectuur en stedenbouw én het grote aantal gebouwen met een bijzondere architectuur.

Rond 1925 heeft de ijsclub Thialf bezit genomen van de natte polder. Het terrein van de ijsclub lag tussen de spoordijk en de Thorbeckestraat, veel lager dan de aangrenzende straten. In de jaren '30 werd het terrein van de ijsclub verkleind voor de bouw van de woningen aan de C.A.Thiemestraat. In 1932 werd op het terrein van de ijsclub het zwembad Thialf aangelegd met gescheiden bassins voor dames en heren. De oostzijde van de C.A.Thiemestraat en de monumentale bebouwing aan de Dullertstraat werden in de oorlog verwoest.

In de jaren '50 en '60 zijn de Karel van Gelderschool en de woningen aan de Thorbeckestraat gebouwd. Aan de Dullertstraat verrees de Dullertflat. In de jaren '80 werd de C.A.Thiemestraat weer afgerond met een aantal rijenwoningen.

Het zwembad Thialf werd in 1988 gesloten en vervangen door de bouwspeelplaats met dezelfde naam. Sinds begin jaren '80 was de Karel van Gelderstraat en omgeving het concentratiegebied voor prostitutie. Aan deze situatie is op 4 januari 2006 door een gerechtelijke uitspraak definitief een einde gekomen. De prostitutieperiode heeft een grote negatieve impact gehad op de kwaliteit van het gebied.

2.3 Functionele Structuur

De functionele structuur van de wijk Spijkerkwartier is uitvoerig uiteengezet in het bestemmingsplan "Spijkerkwartier - Boulevardkwartier - Spoorhoek". Als belangrijkste kenmerk van de functionele structuur van de wijk Spijkerkwartier kan worden genoemd dat de wijk kan worden getypeerd als een monumentaal gebied met een sterke menging van functies (wonen, werken en voorzieningen). Dit kenmerk geldt ook voor dit plangebied en met name het Spijkerdeel. Gezien het vertrek van de prostitutie uit het Spijkerdeel is momenteel de woonfunctie het sterkst vertegenwoordigd in het plangebied. Het doel is om weer een gedifferentieerde, stabiele en levendige wijk te maken met woon- en werkfuncties en betrokken bewoners.

In met name het Spijkerdeel worden de gemeentelijke panden verkocht met een renovatieplicht en wordt gekoerst op wonen als belangrijkste functie met op bepaalde plekken de mogelijkheid tot werken, met name in de creatieve sector.

De ruimtelijke opzet en structuur van de plandelen Spijkerdeel en Broekdeel wordt uitgebreider in hoofdstuk 4.1 omschreven.

Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Bij de herziening van de Wro is het streekplan opgewaardeerd tot provinciale structuurvisie. In de "Wro-agenda" is neergelegd met welke (nieuwe) instrumenten het geformuleerde beleid wordt vormgegeven.

Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Structuurplan

Het Structuurplan Arnhem 2010 (2000) geeft het kader voor de functionele en ruimtelijke ontwikkeling van de stedelijke ruimte van de Gemeente Arnhem voor de middellange termijn (2010), met een perspectief naar de lange termijn (2030).

Het Structuurplan zet in op de versterking van de kenmerkende kwaliteiten en identiteit van Arnhem, met duurzaamheid als belangrijkste principe.

De nadruk van de gekozen koers ligt meer op kwaliteit dan op kwantiteit, meer op transformatie dan op uitbreiding. Voor deze ontwikkelingsrichting hanteert het Structuurplan zes overkoepelende principes: respect voor de onderlegger; ruimte als kritieke factor; het aanbieden van meerdere vervoersalternatieven in knooppunten; meer differentiatie in het stedelijk gebied; versterking van contrasten; en zonering van milieukwaliteiten.

In het Structuurplan Arnhem 2010 wordt voor het onderhavige stadsdeel aangegeven dat de mogelijkheden, die aanwezige oorspronkelijke cultuurhistorische waarden bieden, actief moeten worden meegenomen bij de ruimtelijke ontwikkelingen van dat stadsdeel.

3.3 Woonbeleid

Woonvisie 2015

In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. De Provinciale kaders en ambities voor een kwalitatief woonprogramma maken deel uit van de Regionale Woonvisie van het KAN, deze zijn kaderscheppend geweest bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie. In de Arnhemse woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Dit betekent dat Arnhem inzet op versnelling van de woningbouwproductie, het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van de woonconsument, het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door datgene te bouwen waar vraag en een tekort aan is. Het algemene streven is om te komen tot gevarieerde wijken met homogene buurten.

Inmiddels zijn de volgende uitwerkingen en actualisaties van de Woonvisie 2015 opgesteld die naar verwacht door de raad in april/mei 2010 zullen worden vastgesteld.

- De Woonagenda 2010-2015: het vastleggen van de streefbeelden voor wonen in Arnhem en welke acties in de periode 2010-2015 kunnen worden uitgevoerd om nog niet of onvoldoende gerealiseerde streefbeelden te kunnen invullen.

- De Gebiedsgerichte Uitwerkingen van de Woonvisie (GGU): een instrument om op wijkniveau de woonvisie uit te werken en te sturen op o.a. de samenstelling en kwaliteit van de woningvoorraad. Zo is voor het Spijkerkwartier een uitwerking gemaakt, samengevat in een tweetal A4-tjes. Deze wordt nog apart vastgesteld.

- Het Woningbouw Kompas: instrument voor monitoring en sturing op de woningvoorraad.


Hieronder volgen de streefbeelden volgens de Woonagenda 2010-2015.


1. De stad: Van kwantiteit naar kwaliteit

De kwaliteit van het wonen staat meer dan ooit centraal. Het credo bouwen, bouwen, bouwen heeft geleid tot een voldoende voorraad plancapaciteit voor woningbouw van de gewenste kwaliteit. Overeenkomstig de doelstellingen van de Woonvisie 2015 heeft Arnhem voldoende variatie in woonmilieus, maakt goed gebruik van haar 'stadsDNA" (groen, glooiend, water en vergezichten) bij toevoeging van nieuwe woningen. Zeggenschap van de woonconsument op de woning is in elk nieuwbouwproject gewaarborgd. Het wonen in de stad is aantrekkelijk. Dit stimuleert ondernemers en werknemers om zich in de stad te vestigen (werken volgt wonen). Nieuwe woningen en zo veel mogelijk bestaande woningen en de woonomgeving voldoen aan de gewenste kwaliteitseisen, zoals duurzaamheid, toegankelijkheid, flexibiliteit, levensloopbestendigheid, woontechnische kwaliteit, zeggenschap bewoners en typologie.

De duurzaamheid van de woningen en van de woonomgeving neemt een bijzondere plaats in. Die onderstreept zowel de economische ambities van Arnhem als centrum van kennis en bedrijvigheid voor toegepaste energie- en milieutechnologie, als de milieuambities van de stad: met een innovatieve energiehuishouding die niet alleen zuinig, maar ook schoon is en zoveel mogelijk onafhankelijk van fossiele bronnen.

De doelstellingen uit het tussen Rijk en Aedes gesloten convenant Energiebesparing Corporatiesector worden in Arnhem gehaald. Particulier opdrachtgeverschap is gemeengoed geworden bij de ontwikkeling van projecten en bereikbaar voor elke portemonnee. De gemeente is op een transparante en laagdrempelige wijze regisseur van de fysieke transformatie van de stad en van het woningaanbod in de wijken. De wijken zijn zoals de Woonvisie aangeeft heterogeen, met homogene buurten waardoor het maken van een wooncarrière in de wijk tot de mogelijkheden behoort voor wie dat wil. Arnhem is een aantrekkelijke woonstad voor alle inkomensgroepen. Er is voldoende plancapaciteit met een op de behoefte afgestemd woningprogramma.


2. De bewoners staan centraal

- Streefbeeld midden en hogere inkomens.

Er is balans in de Arnhemse woningvoorraad. Er zijn voldoende aantrekkelijke woningen voor zowel lage als voor midden- en hogere inkomens. Zowel het woningaanbod als de inrichting van wijken is afgestemd op de woonwensen van specifieke woonmilieus. Wijken hebben hierdoor een eigen identiteit. Een goede differentiatie van inkomensgroepen heeft een positieve invloed op buurt en wijkniveau. Dure en middeldure woningen zijn daarom goed verdeeld over de stad. In de wijken waar eerder veel scheefheid was, is flink geïnvesteerd in maatregelen om de doorstroming te bevorderen. De bouw voor middengroepen uit de wijk maakt het aantrekkelijk voor mensen met hogere inkomens om een woning te kopen. Zo komen meer sociale huurwoningen beschikbaar voor de doelgroep. Middeninkomens worden actief gestimuleerd om een huis te kopen. Hiervoor worden instrumenten ingezet als koopgarant, te woon, de starterslening, etc. De balans op de woningmarkt vertaalt zich in een meer evenwichtige samenstelling van de Arnhemse bevolking en een verhoging van het gemiddelde inkomen van de Arnhemse huishoudens.

- Streefbeeld lage inkomens.

Arnhem heeft de basis op orde. Er zijn voldoende kwalitatief goede woningen beschikbaar en bereikbaar voor de zogenaamde doelgroep van beleid, de huishoudens met een kleine beurs. Deze groep is aangewezen op de inzet van de woningcorporaties als het gaat om het realiseren van hun woonbehoefte. Arnhem heeft altijd een relatief grote kernvoorraad betaalbare huurwoningen gehad, maar daarin woonden relatief veel mensen met een te grote beurs. Een belangrijk deel van de kernvoorraad was daardoor niet beschikbaar voor de doelgroep. Inmiddels is deze zogenaamde scheefheid teruggebracht tot naar het niveau van vergelijkbare grote steden. De doelgroep is heterogeen. De voorraad sociale huurwoningen is dan ook gedifferentieerd van samenstelling en wordt jaarlijks gemonitord. In totaal blijft een derde van de woningvoorraad sociaal. In de lijn van de Woonvisie is niet alleen de beschikbaarheid van de betaalbare huurwoningen verbeterd, ook zijn er voor lagere inkomens meer mogelijkheden om woningen te kopen door middel van huur/koopconstructies.

Betaalbare woningen zijn goed verdeeld over de stad. De woningen zijn duurzaam in gebruik en voldoen aan de kwaliteitseisen van de woonconsumenten. In plaats van het realiseren van 35% betaalbare woningen (huur en/of koop) in elk nieuwbouwproject wordt aan de hand van de Gebiedsgerichte Uitwerking van de Woonvisie bepaald welk type woningen op welke plek zijn gewenst. Jaarlijks wordt samen met de woningcorporaties gemonitord of de voorraad sociale huurwoningen nog (langjarig) op peil is.

- Streefbeeld bijzondere doelgroepen

Naast de huishoudens met een kleine beurs zijn er ook andere doelgroepen op de woningmarkt actief die steun van de gemeente en woningcorporaties krijgen om hun woning te kunnen vinden. Dan denken we aan ouderen met een zorgbehoefte, gehandicapten of gezinnen met een gehandicapt kind, mantelzorgers die de zorg voor hun familielid thuis op zich nemen, kwetsbare groepen in de maatschappelijke opvang, maar ook studenten en kunstenaars met een bijzondere huisvestingsbehoefte waarin wonen en werken gecombineerd wordt. Er is voldoende en goed verspreid aanbod aan woningen voor deze bijzondere doelgroepen. Het aanbod sluit aan bij de kwalitatieve huisvestingsbehoefte. Daarnaast wordt er vlot en adequaat ingespeeld op situaties waarin behoefte aan woningaanpassing is.


Het woonbeleid meer in het bijzonder voor het project Spijkerbroek.

De bouw van woningen in het project Spijkerbroek draagt bij aan de realisering van de streefbeelden voor wonen. De instrumenten GGU en WK worden gebruikt voor het bepalen van de gewenste ontwikkelingen binnen de wijken en op stadsniveau door sturing op sloop/nieuwbouw, huur/koop, grondgebonden/appartementen, verkoop/huurbeleid en gewenste waardenoriëntatie Mentality-milieus. Tweejaarlijks is er een actualisatie van deze instrumenten.


Het beleid ten aanzien van kamerverhuur staat het kamersgewijs verschaffen van woonverblijf aan maximaal vier personen per (zelfstandige) woning toe, zonder dat daarvoor een gebruiksvergunning nodig is. De intensiteit van de bewoning en de mate van overlast bij een dergelijk gebruik zijn immers vergelijkbaar met die van een huishouden bestaande uit vier personen. Voor vijf of meer verschillende personen, die niet tot één huishouden zijn terug te voeren, is wel een vergunning vereist.


Naast de kamerverhuur speelt in het Spijkerkwartier en dus ook voor Spijkerbroek (Spijkerdeel) de splitsingsproblematiek van woningen. Veel panden worden opgedeeld in meerdere zelfstandige wooneenheden. Het bestemmingsplan is echter niet het geëigende instrument om deze problematiek te regelen. Ook privaatrechtelijk, door b.v. een overeenkomst te sluiten, zijn er geen mogelijkheden iets te kunnen doen aan deze opsplitsing van woningen. Wel zijn in 2010 door het college van burgemeester en wethouders beleidsregels voor woningsplitsing vastgesteld die beogen deze problematiek te regelen.


De landelijke ontwikkelingen op de beleidsdriehoek wonen, welzijn en zorg zijn vertaald in de gemeentelijke kaderstellende nota's, o.a. de Arnhemse Woonvisie en Stad in Balans. Er ligt dan ook op het gebied van wonen, welzijn en zorg bij de gemeente een stevige opgave om de doelstellingen uit deze driehoek in fysieke en sociale zin te realiseren. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.

Beschermd stadsgezicht
Ook in gebieden die door hun karakteristieke bebouwing cq. leefomgeving zijn aangewezen als beschermde stads- of dorpsgezichten kunnen zich transformatiebehoeften voordoen met name als de kwaliteit en de gebruikswaarde van de gebouwen niet meer aansluit of niet meer doeltreffend voldoet aan de vraag en behoefte van de gebruikers. Vanuit monumentenzorg zal hier met respect voor het aanwezige historische erfgoed op geanticipeerd moeten worden met een integrale beleid- en belangenafweging. Op basis van het principe van “wikken en wegen”, zal dan een zorgvuldige keuze gemaakt moeten worden tussen het behoud en de instandhouding van de materie of het behoud van betekenis.

3.4 Welstandsbeleid

Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet.

Aan het plangebied is niveau zwaar toebedeeld. Dit niveau is toegedeeld aan gebieden die van cruciale betekenis zijn voor het totaalbeeld van de stad. Het gaat om de door het Rijk beschermde stadsgezichten en de gemeentelijk beschermde stadsgezichten. In het algemeen hebben de criteria een sterk conserverend karakter voor de direct zichtbare gevels. In het Welstandsbeleid is tevens een koppeling met erfgoed gemaakt. Dit betekent dat bij welstandtoetsing de monumenten, stadsgezichten en beeldbepalende panden mede worden beoordeeld op het behoud en/of versterking van de cultuurhistorische waarden.

3.5 Verkeersbeleid

Rijksbeleid
De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.

Provinciaal en regionaal beleid
De provincie Gelderland en de Stadsregio Arnhem-Nijmegen kennen respectievelijk het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan-2 en het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan.
De provincie Gelderland kiest voor een duurzame mobiliteit, waarbij het verkeers- en vervoerssysteem een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Om dat te bereiken kiest Gelderland voor de volgende aanpak:
voorkomen, beter benutten, bouwen en beprijzen.

De essentie van het Stadsregio -verkeersbeleid is identiek aan dat van de provincie Gelderland. Voor Arnhem is het project RegioRail in het bijzonder van belang. De Stadsregio kiest als ruggengraat van ontwikkeling en vervoer het spoor tussen Zutphen-Zevenaar via Arnhem en Nijmegen naar Boxmeer en Cuijk. Planontwikkeling en –realisatie vinden bij voorkeur in bebouwd gebied en in de omgeving van het spoor plaats.

Gemeentelijk beleid
Als resultaat van de wisselwerking tussen rijk, provincie/regio en gemeente, heeft de gemeente Arnhem haar actuele verkeersbeleid verwoord in het Structuurplan Arnhem 2010 en in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP Arnhem 2010. De essentie ervan – overeenstemmend met die van rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol.

Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen: 1) de verblijfsgebieden en 2) de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.

Binnen het plangebied vallen alle straten in de categorie verblijfsgebied. Alle straten zijn of worden dan ook ingericht als 30km/ uur gebied.

3.6 Milieu- En Omgevingsbeleid

In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema’s als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid,duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.

In 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee worden milieuambities naar verschillende gebieden gedifferentieerd. Namelijk niet overal in de stad worden dezelfde milieuambities nagestreefd: in een dynamisch centrum wordt bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk geaccepteerd. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.

Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten in het betreffende gebied gehandhaafd moeten blijven of gerealiseerd moeten worden, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.

Bestemmingsplangebied.

In het bestemmingsplangebied komen de volgende gebiedstype(n) voor:

- Stadswijk. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting overwegend laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.

- Stedelijk groen en water. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.

- Gemengde groene zone. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed is en de toegestane milieubelasting laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.

In de volgende hoofdstukken worden per beleidsthema het beleidskader, de analyse van het plangebied en de conclusies voor de beleidsinzet gegeven. Prioritering van de beleidsinzet vindt plaats aan de hand van de methode beschreven in de Integrale Milieuvisie, deel 1 hoofdstuk 3.

3.6.1 Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving.

Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.

In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.

De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).

Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beleidsplan Geluid

Op 5 augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

3.6.2 Lucht

Wet Luchtkwaliteit 2007

De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in de nieuwe Wet Luchtkwaliteit. Het doel van de Wet

Luchtkwaliteit 2007 is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

· PM10 (fijnstof)

o de jaargemiddelde concentratie van 40 ìg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;

o de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 ìg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;

· NO2 (stikstofdioxide)

o de jaargemiddelde concentratie van 40 ìg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;

o de uurgemiddelde concentratie van 200 ìg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.

Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De wet is nodig omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit LuchtKwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is 1 augustus 2009 van kracht geworden.


Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit

Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.

3.6.3 Hinder

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar.

In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt

3.6.4 Externe veiligheid

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).


Landelijk beleid

Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.

Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, komt in 2009/2010 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.


Gemeentelijk beleid

Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2005-2008 vastgesteld. Op 16 februari 2009 heeft de gemeenteraad besloten om het beleidsplan met 2 jaar (tot en met 2010) te verlengen. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.

3.6.5 Groen en ecologie

Flora- en Faunawet 2002

De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het "nee-tenzij" principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en Faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:

- tabel 1. algemeen beschermde soorten

- tabel 2. beschermde soorten

- tabel 3. streng beschermde soorten


Groenplan Arnhem 2004 - 2007 / 2015

Op 28 juni 2004 is het groenplan 2004-2007/2015 vastgesteld. De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.


De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor de herontwikkeling te worden meegegeven. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. Voor het bestemmingsplan is een groenbalans noodzakelijk, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels van de gemeente zijn toegepast.

Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.

Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:

- Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;

- Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.

Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.

3.6.6 Water

Europees beleid

Vanaf 2000 is ter verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit van alle Europese wateren de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De kaderrichtlijn omvat regelgeving voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater. De streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, maar eventueel kan, mits goed onderbouwd, uitstel worden verleend tot uiterlijk 2027 (derogatie). De plannen voor de (deel)stroomgebied zijn door de verschillende partijen, met uitzondering van het Rijk, in 2009 vastgesteld en bevatten doelen, ambities en maatregelen.

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota’s vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het vernieuwde Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden en te anticiperen op de klimaatsverandering”. Verder is de watertoets ook in het NBW-actueel een belangrijk instrument om water verantwoord in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen.

In de Nota Ruimte is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de Waterwet die op 22 december 2009 van kracht is geworden. In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.

Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in enkele gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt.

De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het 'pakket duurzaam bouwen' maakt hier onderdeel van uit. Voor water is het volgende streefbeeld opgesteld: natuurlijke waterhuishouding (vermindering verdroging) en schone water in de wijk, waardoor natuurontwikkeling mogelijk is.

Beleid waterschap en gemeente

Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord is overgedragen aan het Waterschap Rijn & IJssel

waardoor de gemeente Arnhem rekening moet houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het vastgestelde Waterbeheerplan (2010-2015) en de Keur en legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen:

- Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.

- Waterplan Arnhem (2009-2015). De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend.

Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen: Arnhem aantrekkelijke waterstad, Klimaatbestendig watersysteem en waterketen, Goede kwaliteit water en waterbodem en tot slot: Bewustwording.

Samenvatting:

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  1. 1. er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
  2. 2. er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
  3. 3. bij nieuwbouw het regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering en worden verwerkt op eigen terrein.
  4. 4. er voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
  5. 5. het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
  6. 6. het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.

3.6.7 Bodem

Voor een ontwikkelbestemmingsplangebied moet worden getoetst of de bodemkwaliteit (inclusief grondwaterkwaliteit) de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen toelaat. Daarnaast moet worden getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van het ontwikkelplan.

Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:

  1. 7. Wet bodembescherming (Wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en
    1 april 2009),
  2. 8. Beleidsnota bodem 2008 (Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 27 november 2007),
  3. 9. Beleidsnota 'Hergebruik van licht verontreinigde grond in Arnhem' (november 1999, met aanvullingen in 2001 en 2002).

Omdat het een groot gebied is met meerdere en verschillende verontreinigingen vindt de beschrijving en toetsing van de bodemgegevens plaats per deelgebied.

3.6.8 Cultuur en archeologie

Rijksbeleid


Monumentenwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorische erfgoed in Nederland


Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

- archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;

- vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;

- bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Inmiddels is het verdrag vertaald in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007).


Provinciaal beleid


Nota Belvoir

Het Belvedère-uitgangspunt "behoud door ontwikkeling" is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.


Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

- in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 30 m2;

- in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;

- in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;

- in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.


Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.


Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

1.Behouden door ontwikkelen; 2. Behouden door beschermen; 3. Adviseren, stimuleren en verleiden; 4. Kennis verwerven en verspreiden.

3.7 Sport- En Recreatiebeleid

In 2005 is de Sportnota "Sport over de breedte" vastgesteld. Het sportbeleid concentreert zich rond vijf thema's:

  1. 1. Samenhang tussen bewegingsonderwijs, sportbuurwerk en sportverenigingen met het doel meer mensen in beweging te krijgen;
  2. 2. Verbeteren van de kwaliteit van sportverenigingen, uitgaande van de cruciale rol van sterke sportverenigingen voor het sportaanbod in Arnhem;
  3. 3. Voldoende en kwalitatief goede sportaccommodaties: bestaande accomodaties aanpassen aan de huidige kwaliteitsnormen, goede spreiding van voorzieningen over de stad en nieuwe voorzieningen waar dat wenselijk is;
  4. 4. Topsport in de stad als het evenementen betreft;
  5. 5. Dienstverlening in de sport: ondersteuning van verenigingen, informatie en advies en belangenbehartiging.

3.8 Economisch Beleid

De gemeente Arnhem maakt extra werk van: de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land; de kansrijke economische clusters energie- & milieutechnologie en mode & vormgeving; en van de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd wil Arnhem. Behalve banen voor hoog en middelbaar opgeleiden levert dat vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op: de werkgelegenheid waar Arnhem zo'n grote behoefte aan heeft. Dit staat in de Economische Agenda Arnhem 2015, waarin de gemeente de economische visie en koers voor de middellange termijn heeft vastgelegd.

De Economische Agenda levert een bijdrage aan een hoofdopgave in het coalitieakkoord 2006-2010: de aantrekkelijkheid van de stad vergroten, de maatschappelijke tweedeling tegengaan. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.

Arnhem heeft relatief een groot aantal arbeidsplaatsen (bijna 95.000) die voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) worden vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De werkgelegenheid voor hen is onvoldoende. Arnhem kan daar verandering in brengen door bedrijvensectoren, die sterk en kansrijk zijn, verder te ontwikkelen. Dat levert direct of indirect meer banen op in de productie, in schoonmaak, catering en beveiliging, in horeca en detailhandel, en in de zorg. Daarnaast zijn er in de regio meer banen voor lager opgeleiden beschikbaar; samen met andere regiogemeenten, bedrijfsleven en onderwijs gaat Arnhem regionaal arbeidsmarktbeleid voeren.

De gemeente wil zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte en goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving.

Wijkeconomie

Op buurt- en wijkniveau wordt gekozen voor behoud en versterking van de bestaande verzorgingsstructuur. De ontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk.

Verder is werken aan huis, binnen beperkte kaders, toegestaan. Er zijn mogelijkheden van beroep aan huis (een derde deel van de woning kan als bedrijf worden ingezet) en voor bijzondere detailhandel in aanvulling van de creatieve economie.

Detailhandel

Met de nota Detailhandelsbeleid Arnhem: herijking 2008 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste op ontwikkelingen kan worden ingespeeld om Arnhem haar positie als belangrijk koopcentrum te laten behouden en hoe de positie kan worden versterkt.

De beleidsuitgangspunten in het detailhandelsbeleid uit 2001 zijn niet gewijzigd. De belangrijkste aanbevelingen en actiepunten in de nota zijn: - Het stimuleren van gebiedsprofielen voor de binnenstad, - het ontwikkelen van het Woonwinkelcentrum in Centrum Zuid, -het planologisch vastleggen van het themacentrum Wonen in Centrum Zuid, -de plannen voor Kronenburg begeleiden, - uitbreiding van supermarkten in Arnhem Noord, -stimuleren van de verplaatsing van detailhandel op bedrijventerreinen en solitaire locaties, -stimuleren van de komst van gewenste detailhandel, -onderzoek naar regionale en lokale koopstroomontwikkelingen, -stimuleren en ontwikkelen van wijkeconomie.

In dit bestemmingsplan wordt detailhandel slechts op beperkte schaal mogelijk gemaakt onder andere door opname van een wijzigingsbevoegdheid in het plan. Voor de vestiging van een supermarkt in het plangebied dan wel in de directe omgeving van het plangebied is geen (markt)ruimte en daarom geen plaats.

Kantoren

In de nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008 – 2020 staat het herstel van het evenwicht in de kantorenmarkt centraal. Hiertoe wordt ingezet op hergebruik van langdurig leegstaande kantorenpanden, alsmede het beperken en faseren van nieuwbouwplannen. Nieuw kantorenprogramma wordt beperkt tot een aantal strategische locaties in de stad (o.a. Arnhem Centraal, Rijnboog, Centrum Zuid, Arnhems Buiten en Ijsseloord II). Ontwikkeling van kantoren buiten deze locaties - onder andere dus in dit plangebied - is ongewenst.

Toerisme en vrije tijd

In het stadsprogramma Arnhem Aantrekkelijke Centrumstad is de economische opgave 'meer (toeristische) bezoekers en bestedingen' opgenomen. Toerisme en Vrije Tijd is in de Economische Agenda 2015 benoemd als sterk segment, dat we verder willen uitbouwen.

Beleidsmatige afwegingen en het creëren van de juiste randvoorwaarden hiervoor vinden plaats binnen de verschillende reeds belegde deelterreinen zoals horecabeleid, hotelbeleid, cultuurbeleid, sportbeleid, evenementenbeleid, openluchtrecreatie, binnenstadsbeleid, toeristische marketing, citymarketing en erfgoedbeleid. Met uitzondering van 'openluchtrecreatie' gelden voor al deze deelterreinen vigerende beleidsplannen. Er is (nog) geen overkoepelend beleidsdocument 'Toerisme en Vrije Tijd'.

Voor vormen van 'Leisure' die niet vallen onder de hiervoor genoemde terreinen, veelal commerciële functies als bioscopen, bowlingbanen, fitnesscentra en dergelijke, is geen vigerend beleidsdocument. Deze vallen in de bestemmingsplancategorie 'recreatie'.

Er wordt gewerkt aan een actieplan 'toerisme en vrije tijd', waarin o.a. aandacht is voor de onderlinge verbindingen tussen de hiervoor genoemde beleidsterreinen, samenhangende doelstellingen én een

3.9 Horecabeleid

De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving.

In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende functie. En langs de radialen heeft het een bovenwijkse of stedelijke functie.

Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente ook een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.

De mogelijkheden voor horecavestiging kunnen als volgt worden aangeduid:

Wijken; centrale voorzieningen in wijken en langs stedelijke (sub-)assen.
Horeca heeft hier een gebiedsverzorgende functie. Langs de radialen en subsassen is eventueel niet op de wijkfunctie gerichte horeca toegestaan.

De horeca in de wijken en langs de verkeersaders is goed afgestemd op de vraag. Door terugdringing van horeca in het Spijkerkwartier en door de actualisering van bestemmingsplannen bestaat een goed evenwicht tussen horeca-aanbod en leefbaarheidaspecten. De (meeste) bestemmingsplannen laten in principe uitbreiding toe. Dit is ook het geval bij dit bestemmingsplan waarin in beperkte mate het horecaaanbod wordt uitgebreid.

3.10 Coffeeshopbeleid

De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.

3.11 Prostitutiebeleid

In de nota Van Rood naar Groen, Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren

Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

  1. 1. concentratie van de raamprostitutie op één plek;
  2. 2. het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het huidige aantal van 240 ramen verlaagd wordt naar 120;
  3. 3. het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
  4. 4. concentratie van de tippelprostitutie.

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een seksinrichting binnen het betreffende CBS - telgebied is het niet waarschijnlijk, dat er een situatie zal ontstaan, dat een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.

3.12 Overige Beleidsuitgangspunten: Ontwikkelingsvisie Spijkerbroek

Op 4 januari 2006 zijn de ramen in het voormalige ramenconcentratiegebied in het Spijkerkwartier definitief gesloten. In maart 2006 heeft het college van B&W ingestemd met de start van het project herontwikkeling concentratiegebied Thialf. De eerste opdracht was het ontwikkelen van een visie voor het gebied. Dit heeft geleid tot de Ontwikkelingsvisie Spijkerbroek, die in mei 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad.


De doelstelling is tweeledig. Enerzijds legt het vast wat tot nu toe met de bewoners, de wijk en andere betrokkenen is besproken. Anderzijds dient de ontwikkelingsvisie als onderlegger en kader voor het vervolg.


Op basis van een inventarisatie en analyse zijn uitgangspunten voor de ontwikkelingsvisie geformuleerd waar zowel bewoners als gemeente zich in konden vinden. Gekozen is voor een mogelijke uitwerking waarin basisprincipes overeind blijven. Deze basisprincipes vormen harde randvoorwaarden maar geven ook aan waar nog ruimte zit voor toekomstige ontwerpen.


Voor het onderhavige plangebied betekent dit het herstel en versterking van de stedelijke structuur. Gemeentelijke panden worden verkocht met een renovatieplicht. De ingrepen moeten enerzijds leiden tot een hoogwaardige afronding van de stedenbouwkundige structuur van het Spijkerkwartier en anderzijds tot een goede afstemming tussen Thialf, het aansluitende groengebied en de bebouwing aan de rand van Thialf.


Publiekrechtelijk is het bestemmingsplan het formele middel. Daarnaast hanteert de gemeente de overeenkomst als privaatrechtelijke middel om de gewenste doelen te bereiken.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten

4.1 Ruimtelijke Opzet En Structuur

Spijkerdeel

Omdat dit deel een bestaande wijk is, zal het zwaartepunt in dit gebied liggen bij behoud. Uitgangspunt hierbij is dat de huidige ruimtelijke kwaliteiten worden gewaarborgd en zo mogelijk versterkt.

Voor dit behoud worden kaders aangereikt waaraan ontwikkelingen in het Rijksbeschermd stadsgezicht kunnen worden getoetst. Uitgangspunt is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van de wijk te onderkennen als een zwaarwegend belang bij ontwikkelingen in het gebied.

Essentieel is dat het plangebied als onderdeel van het Spijkerkwartier herkenbaar blijft als onderdeel van het goede en relatief gave voorbeeld van de wijze van stadsuitleg in Nederland uit de tweede helft van de 19 de eeuw, bestemd voor de meer gegoede klassen.

Daarbij is aan verschillen in de opzet van de wijk en de uitstraling van de bebouwing bij de oudere delen de grote invloed van het particulier initiatief nog goed afleesbaar en bij de jongere delen de meer actieve opstelling van de overheid.

Beschermenswaardig is de gehele stedenbouwkundige opzet van het gebied Spijkerkwartier Boulevardkwartier, dat door de opzet en de in hoofdlijnen min of meer uniforme wijze van bebouwing met in blokjes of rijen aaneengebouwde herenhuizen een sterke visuele samenhang vertoont.

De bebouwing is in de randzone (Dullertstraat) op sommige plekken weliswaar van wisselende ouderdom en allure, maar sluit qua schaal en maatvoering doorgaans nog goed aan op het totaalbeeld. De ruimtelijke kwaliteit kan met name in deze randzones verder worden versterkt door de invulling van ontstane hiaten met, en het vervangen van beeldverstorende bebouwing door nieuwbouw, passend binnen de in deze toelichting beschreven beschermenswaardige karakteristieken.

Hieronder staat voor de volledigheid de letterlijke tekst van de rijksaanwijzing voor het gehele gebied Spijkerkwartier Boulevardkwartier.

Met betrekking tot de stedenbouwkundige hoofdstructuur zijn van belang:

- het stratenpatroon, met hoofdzakelijk haaks op elkaar staande -zowel lange als kortere relatief smalle straten en, ter afsluiting aan de zuidzijde een brede gebogen boulevard;

- de karakteristieke verspringingen in de rooilijnen;

- de op diverse kruispunten, karakteristieke afgeschuinde hoeken van de bouwblokken;

- de ligging en hoofdvorm van de drie tot pleinachtige ruimten verbrede delen van de Boulevard Heuvelink;

- de hoofdkenmerken van de straatprofielen van Boulevard Heuvelink, Parkstraat, Kastanjelaan en Prins Hendrikstraat; (voorgevel-voortuin-hekwerk-trottoir-straat-trottoir-hekwerk-voortuin-voorgevel);

- de karakteristieke doorzichten in de achtertuinen van hoekpanden van de niet-gesloten bouwblokken.

Met betrekking tot het bebouwingsbeeld van de wijk zijn de volgende elementen van belang:

- het type bebouwing: overwegend herenhuizen van twee en half tot drie bouwlagen met een souterrain en kap;

- de naar de kruispunten afgeschuinde of afgeronde hoeken van diverse bouwblokken;

- de eenheid in het bebouwingsbeeld, ontstaan door de toepassing van een in het algemeen sterk verticale geleding (hoofdvolume, venster- en deuropeningen) al dan niet gecombineerd met horizontale accenten (kroonlijsten, speklagen, plinten en kordonlijsten), van pleisterwerk, trappen, balkons, dakkapellen en divers details waarbij de woningen in het zuidelijke deel van het gebied in het algemeen groter zijn en rijker gedetailleerd;

- de bijzondere bebouwing.

Voorts zijn met betrekking tot de tuin- en groenvoorzieningen de volgende elementen van belang:

- het groene, onverharde karakter van de voortuinen bij de panden in de Parkstraat, Kastanjelaan, Prins Hendrikstraat en Boulevard Heuvelink;

- het groene karakter van de drie min of meer driehoekige pleinvormige ruimten (plantsoenen) in de Boulevard Heuvelink;

- de eenheid in en de wijze waarop tuinen van de trottoirs zijn gescheiden (ijzeren hekwerken);

- de laanbeplanting van Boulevard Heuvelink.

Dit bestemmingsplan is gericht op het beschermen en versterken van de hierboven beschreven stedenbouwkundige hoofdstructuur, het bebouwingsbeeld en de groenstructuur van Spijkerkwartier Boulevardkwartier. Hieronder wordt aangegeven op welke manier dit wordt gedaan. Deels worden cultuurhistorische aspecten opgenomen op de plankaart en deels worden deze opgenomen op de cultuurhistorische waardenkaart.

Stedenbouwkundige hoofdstructuur:

Ter bescherming van stedenbouwkundig patroon/het stratenpatroon zijn de oorspronkelijke voorgevelrooilijnen en de bestaande bouwmassa's vastgelegd op de plankaart. Het is verplicht aaneengesloten en in de bouwgrens te bouwen.

Afgeschuinde hoeken: Deze zijn door middel van de rooilijnen op de plankaart vastgelegd. De gevel- en tuindoorzichten zijn zoveel mogelijk beschermd door middel van lagere bouwhoogten en waar mogelijk (on)bebouwbare zones.

De op de cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) als "tuindoorzicht" aangeduide gronden kunnen enkel bebouwd worden indien het zicht vanaf de openbare weg op de achterliggende tuinen en achtergevels behouden blijft.

Bebouwingsbeeld:

Het bebouwingsbeeld van de bijzondere gebouwen is beschermd door het opnemen van een rooilijn en een voorgeschreven goot - en nokhoogte (plankaart) in combinatie met het aantal bouwlagen (CHW kaart).

Waar op de CHW-kaart de aanduiding afgeschuinde hoek is aangegeven moet de bebouwing ter plaatse op de bouwgrens worden gebouwd.

Daarnaast wordt het peilniveau in dit bestemmingsplan ten opzichte van de straat genomen. En in de CHW-kaart komt daar waar noodzakelijk een "s" voor souterrain en een "m" voor mezzanino te staan om het beeld van de pandopbouw te garanderen.

De bebouwing die op de CHW kaart is aangeduid met "mezzanino" moet gebouwd worden met een direct onder de dakgoot gelegen bouwlaag met een hoogte geringer dan de overige van het bouwwerk deeluitmakende volwaardige bouwlagen.

De bebouwing die op de CHW kaart is aangeduid als "souterrain" moet gebouwd worden met een gedeelte van het gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.50m boven peil is gelegen.

Tuinen en groenvoorzieningen:

De voortuinen zijn bestemd als "tuin" op de plankaart. Ter bescherming van het straatbeeld is binnen de bestemming "tuin" het parkeren in de voortuin niet toegestaan, evenmin als dat het geval was in het geldende bestemmingsplan. De lanen zijn op de CHW kaart aangegeven als boombeplanting.

De voortuinen, de tuinhekwerken, de laanbeplantingen en de monumentale/ waardevolle bomen zijn op de cultuurhistorische waardenkaart weergegeven. Door het opnemen van een omgevingsvergunningstelsel in dit bestemmingsplan zijn deze waarden beschermd.

Groenstructuur:

In het plangebied komen nauwelijks structurerende bomenlanen voor, simpelweg vanwege de nauwe straatprofielen. Alleen de Emmastraat heeft nog een voldoende ruim profiel om bomen een plek te kunnen geven. De lindes moeten in de Hertogstraat en Emmastraat ook op den duur vervangen worden door een andere soort die geschikt is voor de groeiruimte die de boom in deze straat tot zijn beschikking heeft.

Voldoende groen- en speelvoorzieningen ontbreken in het plangebied. Verder ontbreken er grotere groengebieden. Hier en daar komen in de wijk nog kleine plekken met flexibel groen voor. Deze zijn echter niet van betekenis voor de groenstructuur van de wijk.

Broekdeel

De opgave voor het project Spijkerbroek is het realiseren van een aantrekkelijke woon- en leefomgeving die zowel aansluiting vindt bij het Arnhemse Broek als bij het Spijkerkwartier.

Bouwspeelplaats Thialf en omgeving moeten een kwalitatieve impuls krijgen door het toevoegen van bebouwing, nieuwe bijpassende functies en het versterken van de openbare ruimte. Deze plek in de stad moet een tweede leven krijgen en integreren met de directe omgeving. Belangrijkste doelen zijn het vergroten van de maatschappelijke betekenis, het versterken van de stedelijke structuur, het versterken van de natuurwaarden en het maken van een voor iedereen toegankelijk park. De bouwspeelplaats Thialf, de twee scholen en de omwonenden vormen de belangrijkste gebruikers van het park. Het plangebied kenmerkt zich door drie gescheiden werelden (speelplaats en twee scholen) die weliswaar alle drie heel groen en landschappelijk zijn, maar samen geen geheel vormen. Het aan elkaar smeden van deze afzonderlijke werelden tot één samenhangend gebied is een belangrijke opgave.


Stedenbouwkundig schetsontwerp:

De hierboven beschreven opgave voor Spijkerbroek is ruimtelijk verwoord in het stedenbouwkundig schetsontwerp. Het schetsontwerp is een visuele uitwerking van de verschillende randvoorwaarden, waaruit blijkt dat de opsomming van de randvoorwaarden te realiseren is. Getekende uitwerkingen dienen als leidraad en ambitie, niet als uitgangspunt. Het beeldkwaliteitplan voor de bebouwing maakt onderdeel uit van het schetsontwerp en geeft nadere randvoorwaarden en wensen voor de architectonische uitwerking.

Het schetsontwerp slaagt er in de mogelijkheden van het gebied optimaal te benutten, waarbij alle kwaliteiten optimaal worden gebruikt. Kenmerkend voor het integrale schetsontwerp is het subtiel integreren van vier hoofdelementen van het gebied - het nieuwe wonen, de scholen, bouwspeelplaats Thialf en het park - tot een samenhangend geheel. Daarbij benutten de hoofdelementen elkaars kwaliteiten, waardoor er een uitnodigend en interessant geheel ontstaat.

De toegankelijkheid voor zowel Arnhemse Broek als het Spijkerkwartier wordt vergroot door het onderbrengen van verschillende functies en het 'open' maken van het gebied. De bebouwing zorgt voor een kloppende overgang van het stedelijke gebied naar het natuurlijke, recreatieve gebied. Daarbij worden passende woon- en maatschappelijke functies ingebracht die aanvullend zijn op de huidige functies, zonder dat deze de kwaliteit van de huidige functies teniet doen. De ontsluitingswegen zorgen voor een goede overgang tussen het bestaande en het nieuwe. Bouwspeelplaats Thialf krijgt een nieuwe, logische entree aan de Dullertstraat (genaamd Grenspost Thialf), passend bij de nieuwe woonbebouwing aan de Dullertstraat, maar ook bij het karakter van Thialf. Door een ideeënprijsvraag onder buurtgebonden creatieven uit te schrijven, is het concept van de Vrijstaat Thialf ontstaan, dat als leidraad geldt voor alle ontwikkelingen op en rond Thialf. Het nieuwe beheerdersgebouw krijgt een zwembadachtige architectuur en verwijst daarbij naar het verleden. Daarnaast wordt Thialf uitgebreid met een nieuw stuk, dat weer als ouderwetse bouwspeelplaats kan fungeren.

Verbindend element tussen het nieuwe Thialf en het park is het meanderend verloop van de nieuwe beek. De beek zorgt voor een koppeling tussen alle onderdelen van het park. In de buurt van de bebouwing aan de spoordijk komt de Molenbeek het plangebied binnen. Op een tweetal plekken wordt de beek expressief: bij het waterelement bij de spoordijk en bij de watertrappen bij de Vospoort.

De bouwspeelplaats Thialf neemt in het ontwerp een belangrijke plek in. Ze behoudt haar huidige functie en wordt vergroot naar de oostzijde. Dit nieuwe deel van Thialf krijgt een plek tegenover het Stedelijk Gymnasium Arnhem (SGA), aan de overkant van het water. Tussen het SGA en de Hugo de Grootschool ligt een hoogwaardig sportveld en een groot grasveld. Het sportveld is overdag door het SGA (eerste recht) en de Hugo de Grootschool te gebruiken en buiten de schooltijden door de buurt. Ten noorden van de Hugo de Grootschool ligt een ecologisch eiland. Dit eiland is voor educatieve doeleinden te gebruiken door leerlingen van de scholen en kinderen uit de buurt. Een markant vormgegeven hekwerk bij de Vospoort vormt de zuid-oostelijke entree. Ten oosten van de Vospoort bevindt zich een watertrap, waar het verloop van meer dan 1 meter zichtbaar aanwezig is.

Functies:

Het totale ontwikkelingsprogramma is een samenhangend geheel van het toevoegen van bebouwing en het versterken van de gebruiksfunctie van het bestaande groen. Het bouwprogramma bevindt zich rondom de bouwspeelplaats Thialf en staat grotendeels ten dienste van de bouwspeelplaats. In en rondom Thialf worden aan de C.A. Thiemestraat ca.18 woningen toegevoegd (zowel appartementen als grondgebonden woningen) en aan de kop van de Spijkerstraat komt een gebouw waar wonen en werken eventueel gecombineerd kan worden. Binnen de grenzen van de bouwspeelplaats worden een nieuw beheerdersgebouw en ruimte voor maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd. Tegenover de nieuwe entree van Thialf (Grenspost Thialf) komen in de Dullertstraat ca.10 eengezinswoningen. De toe te voegen bebouwing is zowel qua vorm als qua gebruik complementair aan de reeds aanwezige structuur. Belangrijk kenmerk van de bebouwing is de specifieke vormgeving van alle bouwmassa's.

Het toekomstige park krijgt een maximaal haalbare groene en natuurlijke inrichting. Om dit te bereiken bevat het plan een reeks spannende en bijzondere elementen, zoals een ecologisch eiland, watertrappen, een 'vliegerveld', een sportveld en een ecologische muur. De randen van het park moeten passen bij de omgeving en functioneel zijn: uitnodigend waar mogelijk, maar ook beschermend waar nodig. Zo zal het een herkenbare plek worden in de stad. Het park en de bebouwing moeten op logische wijze in elkaar overlopen, waarbij beide functies elkaar aanvullen en versterken.

4.2 Nota Van Randvoorwaarden

Ten behoeve van de planontwikkeling in het Broekdeel is een Nota van Randvoorwaarden opgesteld. Bij het opstellen van deze nota golden de Ontwikkelingsvisie en het schetsontwerp Spijkerbroek als uitgangspunt.

De nota van randvoorwaarden en het schetsontwerp Spijkerbroek vormen het kader voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied. De toekomstige ontwikkelende partijen moeten zich hieraan houden.

De nota van randvoorwaarden geldt samen met het schetsontwerp Spijkerbroek als:

- toetsingskader voor de te ontwikkelen plannen in het gebied;

- uitgangspunt voor de grondexploitatie;

- basis voor de onderhandelingen en de vervolgcontractering met marktpartijen en gemeentelijke diensten en

- basis voor het op te stellen bestemmingsplan.

In de nota van randvoorwaarden zijn alle voorwaarden opgenomen die zijn gesteld bij de planontwikkeling die voornamelijk in het Broekdeel en enkele ontwikkelingen die in het Spijkerdeel plaatsvinden.

De nota van randvoorwaarden is als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd (zie Bijlage 1). De voorwaarden zijn gedeeltelijk ook terug te lezen in de hierna volgende hoofdstukken 4.3, 4.4, 4.5 en 4.6.

4.3 Verkeer

In het Spijkerdeel vallen de wegen en straten binnen een 30 km/uurzone. Het gebied was slecht toegankelijk onder andere door de versnipperde eigendomsituatie en door het afgesloten karakter van het gebied, met name omgeving Thialf.

Er is geen aanleiding om de verkeerscirculatie te veranderen aangezien deze goed functioneert. Door het verdwijnen van de prostitutie uit het gebied zijn de destijds gerealiseerde afsluitingen in de straten verwijderd en is het gebied weer normaal toegankelijk.

Onder andere door splitsen van panden in het gebied Spijkerkwartier is sprake van een toename van de parkeerdruk in het gebied. Voor het Spijkerkwartier en de overige wijken rond de binnenstad is daarom een Parkeernota in voorbereiding. In verband met de aanwijzing van het gebied tot Rijks beschermd stadsgezicht is het bestemmingsplan erop gericht daar waar dat wenselijk en mogelijk is het parkeren in voortuinen tegen te gaan.

Tegenover het terugdringen van het parkeren in de voortuinen staat dat het bestemmingsplan voor een deel van een onbebouwd gebied aan de achterzijde van een kerkje aan de Karel van Gelderstraat hoek Spijkerstraat extra ruimte aan parkeren mogelijk maakt. Het terrein mag alleen als parkeerplaats (en b.v. niet als tuin) worden ingericht. Daartoe heeft het terrein op de kaart een aanduiding P gekregen.Het terrein dient ten behoeve van minimaal 33 parkeerplaatsen te worden ingericht.

De inrichting van dit terrein als parkeerplaats is een van de ontwikkelvoorwaarden die de gemeente heeft gesteld bij de bij de verkoop van de panden Spijkerstraat 295-335 (oneven). Het terrein, dat geen openbaar karakter heeft, dient exclusief te worden gebruikt door de bewoners/eigenaren van de panden Spijkerstraat 295-335 (oneven nummers) en Karel van Gelderstraat 1 - 25 (oneven nummers).

De extra ruimte die aan parkeren mogelijk wordt gemaakt heeft geen negatieve consequenties met betrekking tot het voornemen om vanaf 1 januari 2011 een halt toe te roepen aan de steeds verdergaande splitsing van panden in het gebied. Vanaf die datum is daartoe een instrument - de splitsingsvergunning - voorhanden. Het verruimen van de parkeermogelijkheden in het gebied c.q. het kunnen beschikken van een parkeerplaats in de nabij omgeving is niet van invloed op de beoordeling om wel of niet zo'n vergunning af te geven. Er worden wel de nodige criteria gesteld maar het beschikken over een parkeerplaats valt daar niet onder.

In het Broekdeel kan het verkeer van en naar dit plangebied zonder problemen worden afgewikkeld over de bestaande omliggende straten. Het autoverkeer zal in de toekomst met name op de Thorbeckestraat, de Dullertstraat en de C.A. Thiemestraat iets toenemen, maar de hoeveelheid is nog alleszins aanvaardbaar. De verkeerscirculatie blijft zoals die nu is, met uitzondering van de Thiemestraat. Op de Thiemestraat zal net als op alle andere straten in het plangebied eenrichtingsverkeer ingesteld worden: 'in' via de Dullertstraat en 'uit' via de Thorbeckestraat. Dit heeft de volgende voordelen:

  • minder parkeeroverlast in de Thiemestraat
  • ruimte voor verbreding van de trottoirs
  • tegengaan sluipverkeer

Voor de nieuw te bouwen woningen gelden uit verkeersoogpunt de volgende voorwaarden/uitgangspunten.

-Bij de herinrichting van wegen en straten is het profielenboek Spijkerkwartier leidend.

-Er moeten in het gebied goede, logische en veilige routes voor langzaam verkeer komen.

-Het gebied moet worden ingericht als verblijfsgebied (30 km/uur gebied).

De Thorbeckestraat blijft ingericht voor eenrichtingverkeer.

Het is wenselijk dat het halen en brengen van leerlingen van de Hugo de Grootschool op een efficiëntere en veiligere manier wordt vormgegeven.

Met betrekking tot het parkeren bij de nieuwe woningen/voorzieningen gelden de volgende voorwaarden/uitgangspunten:

- De parkeervoorzieningen worden in principe uit het zicht en op eigen terrein gerealiseerd.

- Er worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd op acceptabele loopafstand van de woning/functie; ca. 30 meter voor bewoners en ca. 70 meter voor berzoekers)

- Voor het bepalen van het aantal parkeerplaatsen gelden de parkeercijfers zoals opgenomen in de Parkeernota 2003-2013.

- Er moeten voldoende invalidenparkeerplaatsen gerealiseerd worden, onder andere voor Thialf. Ook hiervoor gelden parkeercijfers (zie Parkeernota 2003-2013).

Voor de bestaande woningen/functies gelden de volgende voorwaarden/uitgangspunten:

De afgesloten parkeerterreinen in de C.A. Thiemestraat, die destijds tijdelijk zijn aangelegd in verband met verkeersmaatregelen in het kader van de prostitutie, komen te vervallen als parkeerterrein. Totdat er duidelijk is wat er met Spijkerbroek/Thialf gaat gebeuren kunnen ze gehandhaafd blijven (Dit zijn afspraken die destijds in het kader van de prostitutie gemaakt zijn en ook als zodanig vastliggen). Bij herinrichting moet minimaal het huidige aantal parkeerplaatsen worden gehandhaafd, met uitzondering van parkeerplaatsen op de hiervoor genoemde tijdelijke parkeerterreinen.

Waar mogelijk worden extra parkeerplaatsen aangelegd in bestaande straatprofielen.

Voor de Thorbeckestraat gelden de volgende voorwaarden/uitgangspunten:

Er komt geen knip in deze straat. De Thorbeckestraat vervult een belangrijke ontsluitende functie voor de scholen die hier gevestigd zijn: het Rijn IJssel College, het Stedelijk Gymnasium en de Hugo de Grootschool. Het is daarom belangrijk dat de scholen voor zowel autoverkeer als fietsverkeer goed bereikbaar blijven en er een heldere, begrijpelijke maar vooral ook verkeersveilige verkeerssituatie ontstaat na de herinrichting. De Thorbeckestraat wordt niet alleen door auto's, maar ook veel door fietsers gebruikt. Door het realiseren van het park zullen nog meer fietsers en voetgangers van de weg gebruik gaan maken. Dat is een van de redenen waarom er in het kader van de Ontwikkelingsvisie Spijkerbroek een onderzoek naar een mogelijke 'knip' in de Thorbeckestraat is voorgesteld.

Nader onderzoek heeft echter uitgewezen dat een knip niet gewenst is, gezien het verwachte tekort aan parkeerplaatsen in de toekomst. Als gevolg van de knip zouden veel parkeerplaatsen vervallen en dubbelgebruik aan de oost- en westzijde zal door een 'knip' onmogelijk worden.

Tweerichtingsverkeer op de Thorbeckestraat zou weliswaar voordelen hebben, maar toch is het handhaven van eenrichtingsverkeer (voor auto's) op de Thorbeckestraat het meest voor de hand liggend:

- de verkeerssituatie blijft namelijk overzichtelijk en begrijpelijk voor alle verkeerdeelnemers, in het bijzonder voor langzaam verkeer;

- er is meer ruimte om goede voorzieningen te creëren voor fietsers en voetgangers;

- er ontstaat geen sluiproute van de Hugo de Grootstraat naar de Emmastraat.

Kiss&Ride-zone: Een andere wens uit de Ontwikkelingsvisie Spijkerbroek is dat de Hugo de Grootschool een betere en logische ontsluiting zou moeten krijgen. Om dit te bewerkstelligen wordt bij de Vospoort een Kiss&Ride-zone gecreëerd, met een goede aansluiting op het schoolterrein, waardoor het voor wegbrengende ouders niet meer noodzakelijk is de Thorbeckestraat in te rijden. De Kiss&Ride-zone moet zo dicht mogelijk bij de ingang van de school worden gerealiseerd, zodat de loopafstand minimaal is.

Parkeerplaatsen: Bij de herinrichting van de Thorbeckestraat is de opgave het huidige aantal parkeerplaatsen te handhaven en daar waar mogelijk en wenselijk uit te breiden. Hierbij wordt rekening gehouden met onderstaande doelen:

- de gebruikswaarde vergroten;

- de belevingswaarde en kwaliteit van de openbare ruimte vergroten;

- het aanleggen van meer openbaar groen;

- het vergroten van de zichtbaarheid van de parkachtige ruimte.

Het aantal parkeerplaatsen dat ontstaat na eventuele herinrichting van de Thorbeckestraat is maatgevend voor de verdere uitwerking. De Thorbeckestraat hoeft na invoering van de eventuele parkeerregulerende maatregelen (zie nota 'Parkeren waar je wezen moet') dan niet opnieuw aangepast/heringericht te worden om extra parkeerplaatsen toe te voegen.


Fiets- en voetgangersverkeer: Door de aanwezigheid van de scholen en de openbare functies in het park is het uitermate belangrijk dat er logische, veilige en goede fiets- en wandelpaden komen in het gebied. De vormgeving/inrichting van de Thorbeckestraat is hierbij cruciaal. De Thorbeckestraat is namelijk ook onderdeel van het hoofdfietsnetwerk (SVVP). Bij de herinrichting van de Thorbeckestraat moet hiermee rekening worden gehouden (zie ook het onderdeel Thorbeckestraat in het voorgaande).

Verder is het belangrijk dat er veilige en goede voorzieningen komen van en naar de aanwezige scholen en naar het parkgebied. Zo moet de overlast van brommers worden tegengegaan. Daarnaast zullen op logische plekken voor fietsers voldoende stallingsvoorzieningen moeten worden gerealiseerd.


Overige verkeersaandachtspunten

Spijkerbroek is in het SVVP aangemerkt als verblijfsgebied en moet dan ook als zodanig ingericht worden (30 km/uur gebied). Ten aanzien van de vormgeving van het 30 km/uur gebied zijn in het kader van het profielenboek Spijkerkwartier randvoorwaarden en ontwerpuitgangspunten opgesteld. Mogelijke aanpassingen worden gefinancierd uit aanvullende middelen, niet uit de grondexploitatie van het project.

4.4 Wonen

In de gebiedsgerichte uitwerking van de woonvisie wordt voor wat betreft het woningaanbod in Spijkerbroek gestreefd naar het aantrekken en vasthouden van midden- en hogere inkomensgroepen. Daarbij leeft vanuit de buurt met name de wens om gezinnen aan te trekken en het bedrijfsmatig kamergewijs verhuren van panden te beperken.

Spijkerbroek biedt de mogelijkheid om de toe te voegen nieuwbouw aan te passen aan de vraag naar bepaalde woningen. Dit maakt het gebied aantrekkelijk voor zowel oude als nieuwe bewoners, huurders en kopers, wat de beste garantie vormt dat de wijk ook in de toekomst aantrekkelijk blijft, met een evenwichtige opbouw in stenen én mensen met lage, midden en hoge inkomens. Het te realiseren woon- en leefgebied heeft een open karakter en straalt 'samen leven en werken' uit doordat enerzijds huur- en koopwoning en anderzijds werken elkaar in de wijk afwisselen. De keuze voor doelgroepen en type woningen sluit goed aan bij de functies en het gebruik van het gebied. Een mengeling van gezinnen, senioren en starters sluit goed aan bij de kwalitatieve impuls en het toekomstige gebruik van het groen en de voorzieningen. Daarbij valt te denken aan de volgende doelgroepen: starters op de koopwoningmarkt, doorstromers, hoog en lager opgeleiden en creatieve beroepers, mobiele ouderen (55+), tweeverdieners en gezinnen met kinderen.

Het Spijkerdeel, en dat geldt voor geheel het Spijkerkwartier, is door zijn ligging nabij het centrum en door het ruime aanbod aan kamers vooral bij jongvolwassenen aantrekkelijk om te wonen. In de wijk is op dit moment een groot aantal kamerverhuurbedrijven aanwezig waarvoor een gebruiksvergunning (vereist vanaf 5 personen) is afgegeven. Daarnaast zijn er voor dit gebied aanvragen in behandeling. Het aantal zelfstandige woningen dat eveneens kamersgewijs wordt aangeboden aan maximaal 4 personen is niet bekend.

Deze mate van kamerverhuur draagt er mede aan bij dat dit gebied de hoogste mutatiegraad (vertrek en vestiging van bewoners) van Arnhem heeft. De woon- en leefstijl van de vaak studerende kamerbewoners en de wijze waarop zij omgaan met hun woonomgeving vindt steeds minder genade in de ogen van de overige wijkbewoners. Het drukt een stempel op hoe zij hun woongenot beleven en hoe zij de leefbaarheid van hun woon- en leefomgeving ervaren en waarderen. De hiervoor aangegeven hoge mutatiegraad draagt niet bij aan de totstandkoming/versterking van de sociale cohesie cq binding met de wijk. Om deze redenen beoogt het bestemmingsplan geen verdere uitbreiding van het aantal kamerverhuurbedrijven met bedrijfsvergunning. Daarom is vastgehouden aan een maximum van 150 dat is genoemd in een voorgaand bestemmingsplan dat voor het hele plangebied Spijkerkartier-Spoorhoek inclusief het Spijkerdeel is opgesteld.

Voor het Broekdeel als geheel geldt ten aanzien van het te realiseren nieuwbouwprogramma de volgende prijsdifferentiatie:

Er wordt gestreefd naar het realiseren van 35% betaalbare woningen. Het betaalbare segment bestaat uit huurprijzen die vallen binnen de 2e aftoppingsgrens van de 'Wet op de huurtoeslag' (per 1 juli 2009 is dit € 548,18) of koopprijzen in een mix tot € 172.000 v.o.n., variërend in type en grootte van de woning;

De woningen die in het betaalbare segment gerealiseerd worden, zijn niet als zodanig aan het gevelbeeld te herkennen.

Gestreefd wordt naar een differentiatie van het woningbouwprogramma naar prijs, huur/koopverhouding en de aangegeven woningtypen per deelgebied. De woningen en woonomgeving worden levensloopbestendig gerealiseerd. Om de nieuwbouw voldoende toekomstwaarde te geven, mogen de woningen niet te klein zijn. Het woonoppervlak van de woningen dient dan ook minimaal 70 m2 gbo te bedragen. De woningen dienen over voldoende buitenruimte te beschikken. Bij grondgebonden woningen gaat het om een stads- of daktuin, bij de appartementen om een ruim balkon of loggia (minimaal 8 m2) of een dakterras/tuin. Afhankelijk van de uitwerking en de geldende eisen in verband met de ligging aan het spoor kan hier bij de bebouwing op de kop van de Spijkerstraat een uitzondering voor worden gemaakt.

Verder dienen er mogelijkheden te worden geboden om ook werkruimten of ateliers aan de woningen te koppelen. Ook bestaat de wens om betaalbare en duurdere woningen niet van elkaar in de ontwikkeling te scheiden.

Voor het toe te voegen woonprogramma kunnen drie specifieke gebieden worden aangewezen:

- de bebouwing aan de Dullertstraat (vervanging Dullertflat);

- de bebouwing aan de spoordijk en de kop van de Spijkerstraat.

- de bebouwing aan de C.A. Thiemestraat; Voor deze drie gebieden geldt een afzonderlijk programma.

Bebouwing Dullertstraat

Voor de bebouwing aan de Dullertstraat zijn de randvoorwaarden er op gericht dat er een gevarieerd, maar samenhangend beeld ontstaat. De architectuur sluit in maat, schaal en detaillering aan bij de architectuur van het Spijkerkwartier, maar het architectonische beeld is modern en niet historiserend.

De woningen hebben verplicht een souterrain. Er zijn geen mogelijkheden voor een koekoek. De bebouwing heeft een verdiepingshoogte die elke verdieping hoger, afneemt. De maximum goothoogte bedraagt 12 meter waarbij sprake is van een variatie in goothoogte. De maximum bebouwingshoogten variëren van 13 meter tot 15 meter. Verder is sprake van een beukmaat die varieert van 5,7 meter - 6,6 meter en een kleurgebruik die moet aansluiten bij de kleurstelling Spijkerkwartier. De vormgeving van de poort voor Thialf moet aansluiten bij de architectuur van het gebouw en vormt een geheel met de bebouwing aan de Dullertstraat.

Wenselijk is dat de woningen een bijzondere entree krijgen. Een bijzonder element in de vorm van een kleuraccent of balkon is toegestaan. De architectuur mag afwijken van de architectuur van het beheerdersgebouw van Thialf.

Het bouwprogramma bestaat uit ongeveer 30 woningen. Circa de helft van dit aantal betreft sociale huur. Iedere woning heeft een eigen gebouwde parkeervoorziening waarbij het parkeren plaatsvindt in de parkeergarage die half verdiept onder het gebouw en direct grenzend aan de Dullertstraat wordt aangelegd.

Het bouwblok heeft een pandsgewijze opbouw. Het bouwblok is opengebroken op de plek van de oude Melkfabriek. Op deze plek is een nieuw sculpturaal gebouw geprojecteerd. In de plint van dit gebouw wordt gedacht aan een bijzondere functie. Dat kan zijn een ontmoetingsruimte voor ouderen in de buurt of ateliers. Deze functies dienen zich nadrukkelijk op de binnentuin te richten. De functies zijn, mits het beroepsmatige activiteiten betreffen, onder bepaalde voorwaarden binnen de woonbestemming toegestaan. Bepaalde vormen zijn expliciet uitgezonderd zoals detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken.

Woningbouw in de vorm van grondgebonden stadswoningen sluit aan op de structuur en de sfeer van de wijk (beschermd stadgezicht).

Er wordt vraaggericht (ver)(ge)bouwd, aanvullend op de woningvoorraad van het gebied, gericht op versterking van de differentiatie en variatie. De mogelijkheden van een wooncarrière binnen de wijk (ondermeer door levensloopbestendig bouwen) worden vergroot. Het te realiseren woon- en leefgebied heeft een open karakter en straalt 'samen leven en werken' uit, doordat enerzijds huur- en koopwoning en anderzijds werken elkaar in de wijk afwisselen.

Kop Spijkerstraat

Kenmerkend voor de Kop Spijkerstraat is het gemeenschappelijke hof. De bebouwing richt zich op het hof en niet direct op de Bouwspeelplaats Thialf.

Belangrijk is dat de buitenruimtes van de woningen niet direct zicht bieden op de Bouwspeelplaats Thialf. De architectuur sluit in maat en schaal aan bij de architectuur van het Spijkerkwartier, maar het architectonische beeld is modern en niet historiserend.

Het gebouw moet zodanig gepositioneerd en ontworpen worden dat het geen inbreuk doet op de 'privacy' van Thialf. Indien buitenruimtes worden toegepast, moeten deze zodanig gerealiseerd worden dat deze zo beperkt mogelijk op Thialf uitkijken. Gezien de ligging aan het spoor, zal het ontwerp met de geldende voorwaarden ten aanzien van geluid en groepsrisico rekening moeten houden.

Het binnenhof is onderdeel van het ontwerp. Het kleurgebruik moet aansluiten bij de kleurstelling Spijkerkwartier.

Indien de bijzondere functie gerealiseerd gaat worden zal de uitvoering in de vorm van een kas een bijzondere uitstraling aan het gebied geven.

Voor deze locatie stond in het programma van de Ontwikkelingsvisie Spijkerbroek woningbouw geprojecteerd. In de vervolgstappen zijn de mogelijkheden onderzocht om op deze plek commercieel en maatschappelijk vastgoed te realiseren. In het bijbehorende schetsontwerp is de mogelijkheid voor het realiseren van woningen echter open gelaten. Het programma zal voor deze locatie nog nader uitgewerkt moeten worden. De volgende uitgangspunten gelden bij het bepalen van het programma, in het geval hier woningen gerealiseerd zullen gaan worden:

- naast wonen als gezinsbewoning, eveneens woon-werkwoningen en atelierwoningen mogelijk maken door onder andere het creeëren van extra ruimte in de woningen;

- rekening houden met de geluidsbelasting en eisen ten aanzien van de externe veiligheid van het spoor;

- vraaggericht (ver-)bouwen en aanvullend zijn op de woningvoorraad van het gebied, gericht op versterking van de differentiatie en variatie;

- vergroten van de mogelijkheden van een wooncarrière binnen de wijk (ondermeer door levensloopbestendig bouwen);

- het te realiseren woon- en leefgebied heeft een open karakter en straalt 'samen leven en werken' uit doordat enerzijds huur- en koopwoning en anderzijds werken elkaar in de wijk afwisselen.


C.A. Thiemestraat: bebouwing in het groen

De bebouwing bestaat uit een viertal blokken, die samen een ensemble vormen, een familie van vier met verschillende volumes. Het meest noordelijke blok bestaat uit appartementen, gecombineerd met de entree naar de maatschappelijke voorziening. De overige woningen zijn grondgebonden woningen.

De blokken hebben rondom een collectieve tuin, die open en groen is.

De architectonische uitstraling mag afwijken van de bebouwing in het Spijkerkwartier en de C.A. Thiemestraat, maar is modern en niet historiserend. De entree van de parkeergarage ligt enigszins verborgen in de knik van de C.A. Thiemestraat.

Er is sprake van lossevolumes met vastgelegde tussenruimtes. De maximum goothoogte bedraagt 7 meter en de maximum bouwhoogte bedraagt 11 meter. Er zijn geen privétuinen maar een collectieve tuin met kleine terrassen. De woningen moeten wel een eigen buitenruimte krijgen. Deze buitenruimtes mogen echter geen inbreuk doen op de 'privacy' van Thialf. De woningen krijgen een moderne eigentijdse vormgeving. Doorzichten vanaf C.A. Thiemestraat, zoals vastgelegd in doorzichttekening, moeten gerealiseerd worden.

Het exacte aantal woningen dient in een nadere uitwerking bepaald te worden. Op basis van het huidige schetsontwerp kunnen hier circa 18 woningen worden gerealiseerd. Bij het behalen van dat programma gelden de volgende uitgangspunten:

- naast wonen als gezinsbewoning moet eveneens woon-werkwoningen en atelierwoningen mogelijk worden gemaakt door onder andere extra ruimte te creëren in de woningen;

- wonen is mogelijk in zowel grondgebonden ruimten als (in beperkte mate) appartementen;

- vraaggericht (ver-)bouwen en aanvullend zijn op de woningvoorraad van het gebied, gericht op versterking van de differentiatie en variatie;

- vergroten van de mogelijkheden van een wooncarrière binnen de wijk (ondermeer door levensloopbestendig bouwen);

- het te realiseren woon- en leefgebied heeft een open karakter en straalt 'samen leven en werken' uit doordat enerzijds huur- en koopwoning en anderzijds werken elkaar in de wijk afwisselen.

Duurzaam bouwen

De nieuw toe te voegen bebouwing moet passen binnen de integrale ontwikkeling van het gebied. Naast de noodzaak om te voldoen aan de eisen van duurzaamheid (zoals die in het Bouwbesluit), past het streven naar een duurzame ontwikkeling ook bij de ambities die gelden voor het park. Dit kan zowel in prestaties als in uiterlijk vorm krijgen. Ten aanzien van duurzaam bouwen gelden de volgende uitgangspunten:

-de verantwoording geven op welke manier wordt voldaan aan het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw en het Nationaal Pakket Duurzame Woningbouw KAN-convenant duurzaam bouwen;

- in het ontwerp moet aandacht worden gegeven aan sociale veiligheid;

- voldaan moet worden aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen en Handboek Toegankelijkheid;

- voldoen moet worden aan het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw en Woningbouw;

- voor de woningen in het plangebied geldt een EPC van 0,8.

4.5 Recreatie, Werken En Voorzieningen

Spijkerdeel

In dit deelworden de panden Spijkerstraat nrs 295-335 (oneven) door de gemeente verkocht met een renovatieplicht waarbij wordt gekoerst op wonen als belangrijkste functie met op bepaalde plekken de mogelijkheid tot werken met name in de creatieve sector. Alleen de begane grond mag worden ingericht als ruimte voor ateliers. Dit is in een overeenkomst vastgelegd.

De woningen Spijkerstraat nrs 295 tot en met 331 hebben daartoe op de plankaart de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen-1" gekregen.

Verder is bedrijfsvestiging naast wonen deels voor alle woonpanden al mogelijk via de regeling van beroep aan huis waarbij om de mogelijkheden verder te verruimen bij dit plan de vereiste koppeling tussen de eigenaar van de woning en de beoefenaar van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten is losgelaten.

Met kleinschalige bedrijvigheid kan de wijkeconomie worden versterkt en wordt de buurt verder verlevendigd. Dit geldt ook voor horeca. Het bestemmingsplan biedt daarom een mogelijkheid voor een horecavestiging in het hoekpand Spijkerstraat 333/335. Dit pand heeft een horeca B aanduiding voor de beganegrondlaag en souterrain. Voor de boven de begane grondlaag gelegen verdiepingen geldt een woonbestemming. De horecabestemming voor het hoekpand is ook een van de ontwikkelvoorwaarden die de gemeente heeft gesteld bij de bij de verkoop van de panden Spijkerstraat 295-335 (oneven) en die privaatrechtelijk worden vastgelegd.

Een andere verlevendiging van de buurt kan worden bereikt door in de hoekpanden gelegen langs de Hertogstraat en Emmastraat winkels en andere kleinschalige afwijkende functies toe te laten.

In dit bestemmingsplan behouden deze hoekpanden, op een uitzondering na, momenteel nog hun woonbestemming. Gekozen is om via gebruikmaking van een wijzigingsbevoegdheid het moment en de aanvraag te beoordelen om een eventuele andere functie naast het wonen in deze hoekpanden toe te staan.

Broekdeel

In dit deelis ca. 1100 m2 opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen. Daarvan is ca. 350 m2 gereserveerd voor de nieuwbouw van een beheerderspost/gebruiksruimte voor Thialf. De overige 750 m2 is gereserveerd voor bij voorkeur de functies kinderdagopvang en buitenschoolse opvang.


Bouwspeelplaats Thialf

Thialf is een belangrijke drager voor het hele project. De huidige aansluiting tussen de bouwspeelplaats, de omliggende bebouwing en het groen is niet optimaal. Thialf ligt verscholen achter de huidige bebouwing en is daardoor niet uitnodigend. Bovendien is Thialf afgesloten met hekken als gevolg van de grote anonimiteit aan de parkzijde. Het beter integreren met de omgeving, zonder daarbij de intimiteit van het gebied te verliezen, is de grootste uitdaging voor Thialf. Het uitgangspunt voor de bouwspeelplaats is versterking en minimaal handhaving van het huidige aanbod en intensivering van gebruik door toevoeging van nieuwe maatschappelijke functies. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de aanvullende kosten waartoe deze uitbreiding met nieuwe functies leidt, gedragen worden door de toegevoegde functies (lees: organisaties). Het uitbreiden door Thialf van het aanbod aan activiteiten en van de openingstijden, zal door MO, sportbedrijf en de stichting Thialf zelf bekostigd moeten worden. Dit past binnen de uitbreidingsambitie van Thialf en staat in principe los van het project Spijkerbroek.

In het kader van de herinrichting van Thialf heeft de Dullertsstichting geld beschikbaar gesteld voor een eigentijds beheerdersgebouw (de Grenspost; zie verder) tevens geschikt voor activiteiten in het verlengde van Thialf, in combinatie met een nieuwe entree aan de Dullertstraat. Met dit budget moet het mogelijk zijn Thialf een nieuwe, goede positie te geven voor een bredere doelgroep van jeugdigen. Het kan daarmee uitgroeien tot een nieuw maatschappelijk brandpunt in de buurt. In de huidige situatie heeft Thialf de beschikking over 360 m2 huisvesting. Het is de wens om deze oppervlakte na de verbouwing minimaal terug te laten komen en zo mogelijk uit te breiden. De bouwspeelplaats krijgt vooralsnog geen extra budget voor beheer en exploitatie.

De bouwspeelplaats is een van de dragende elementen in het totale park. Aangezien de herinrichting van het park ook een aantal aspecten van Thialf raakt, moet bij de herinrichting met een aantal aandachtspunten rekening worden gehouden:

- het terrein moet omheind en afsluitbaar zijn;

- voor de nieuwe entree geldt dat deze voor mindervaliden makkelijk toegankelijk moet zijn;

- er moet een tweede, afsluitbare toegangspoort voor onder meer de Hugo de Grootschool worden gerealiseerd;

- het gebied direct achter de heuvels kan uitgebreid worden;

- het terrein moet bereikbaar blijven voor vrachtverkeer en de brandweer;

- het zwembadje moet behouden blijven;

- de aan te leggen watergang over het terrein moet veilig zijn voor jonge kinderen, geen hoog talud;

- bij het aanleggen van het water moet er rekening mee worden gehouden dat het terrein goed afgesloten kan worden;

- het bestaande groen wordt zoveel mogelijk gehandhaafd.

Kinderopvang en buitenschoolse opvang.

Het beoogde maatschappelijke programma bestaat uit kinderopvang en buitenschoolse opvang en wordt in de plint van de toe te voegen bebouwing aan de C.A. Thiemestraat gerealiseerd (op het niveau van Thialf). De exacte invulling van deze functies zal worden overgelaten aan de ontwikkelaar. Het realiseren van deze functies zou een toegevoegde waarde betekenen voor het gebied.

Ten aanzien van de invulling en de uitvoering van deze maatschappelijke voorzieningen moet rekening worden gehouden met een aantal aspecten die voortkomen uit beleid of wet- en regelgeving:

- er moeten voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor personeel.

- er moet een voorziening worden getroffen voor het brengen en halen van de kinderen.

- ten behoeve van de kinderopvang is een omheinde buitenspeelruimte noodzakelijk, de grootte daarvan is afhankelijk van het aantal groepen kinderen (minimaal 45 m2 voor 1 groep, maximaal 100 m2).

- de bouwspeelplaats kan als buitenspeelruimte voor de buitenschoolse opvang fungeren, maar dat betekent wel dat er een directe verbinding moet zijn tussen opvang en bouwspeelplaats.

Grenspost Thialf: entreegebouw, beheerdersgebouw.

De voormalige zwembadgebouwen worden verbouwd tot “De Grenspost Thialf” (inclusief beheerdersgebouw). Ze moeten weer een hoogwaardige architectonische uitstraling krijgen, met een referentie naar de oude zwembadfunctie van Thialf. Het gebouw heeft twee niveaus, waarvan het eerste niveau op straatniveau van de Dullertstraat ligt.

Bijzonder toe te voegen element is een poort die de entree van Thialf en de nieuwe bebouwing aan de Dullertsstraat met elkaar verbindt. De vormgeving van de poort voor Thialf sluit aan bij de architectuur van het gebouw en vormt een geheel met de bebouwing aan de Dullertstraat.

Een samenhang tussen de diverse onderdelen van de bebouwingsrand is heel belangrijk. De rand bestaat uit een zeer divers programma en wellicht wordt de rand in verschillende fases gebouwd. De rand heeft een robuuste uitstraling en is soms geheel opgetrokken uit stenig materiaal en soms geheel uit glas. Onderdeel van de rand is een waterelement, waaruit de nieuwe Molenbeek ontspringt. Daar waar een 'dode gevel' ontstaat, wordt gezocht naar inrichting met verticaal groen. Aangezien de voorzieningen grotendeels ondergronds worden gebouwd moet rekening worden gehouden met daglicht toetreding en ventilatie.

Er moet sprake zijn van een samenhangend en integraal ontwerp van de rand. De Grenspost moet een robuuste uitstraling hebben. Het ontwerp moet aansluiten op de pleinindeling van de prijsvraag Dullertsstichting. De maatschappelijke voorzieningen moeten zo ontworpen worden dat er een samenhang is met het binnenterrein, en zodanig dat ze een integraal geheel vormen met Thialf.

Het ontwerp moet voldoen aan een checklist die is opgesteld naar aanleiding van de prijsvraag voor de nieuwe entree. Er moet sprake zijn van een ruimtelijke koppeling tussen straatniveau en het niveau van de bouwspeelplaats. De bouwspeelplaats heeft nu zijn eigen parkeerplaatsen. Deze moeten in het ontwerp weer terugkomen. Uitgangspunt is dat er geen extra parkeerplaatsen voor bezoekers aangelegd worden op het terrein van de bouwspeelplaats.

Bebouwing van omgeving bouwspeelplaats.

In de Ontwikkelingsvisie Spijkerbroek wordt uitgegaan van bebouwing aan de randen van Thialf. Dit is een bewuste keuze geweest, maar heeft ook een aantal consequenties.

Het primaire doel van de toe te voegen bebouwing is het vergroten van de sociale controle en het beter zichtbaar maken van Thialf. Te veel inkijk kan het intieme karakter van Thialf echter aantasten. De toekomstige bebouwing moet hier rekening mee houden. Het moet de ontwikkelaar en de toekomstige bewoners duidelijk zijn dat de bouwspeelplaats tot geluidsoverlast kan leiden. Er mag geen situatie ontstaan, waarbij de functie van de bouwspeelplaats aangetast wordt door de eisen die de omgeving stelt ten aanzien van geluidsoverlast. De toekomstige openstelling van 08.00-22.00 uur met circa zes activiteiten per jaar tot 24.00 uur moet mogelijk blijven.

Sportveld

Het Stedelijk Gymnasium Arnhem (SGA) heeft het sportveld formeel overgedragen aan de gemeente. Uitgaande van de functie van een openbaar speelterrein zal de gemeente Arnhem de eigenaar worden en het veld beheren. Op basis van de afspraken met het SGA is het sportveld een openbaar veld. Het SGA mag om niet gebruik maken van het veld. Uitgangspunt is dat zij tijdens schooltijden de eerste gebruiker zijn van het sportveld.


Hugo de Grootschool

De Hugo de Grootschool zal gehandhaafd blijven in zijn huidige omvang met het bijbehorende speelplein (600 m2 verhard speelterrein) en de peuterspeelzaal van Rijnstad (met 140 m2 omheind speelterrein). Indien het verplaatsen van het speelterrein om plantechnische reden wenselijk is, is dit geen bezwaar, mits aan de hiervoor geldende eisen wordt voldaan.

Op dit moment is er in de Thorbeckestraat bij het halen en brengen van de kinderen sprake van een onduidelijke verkeerssituatie, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Het aanbrengen van een Kiss&Ride-zone is dan ook wenselijk.

4.6 Openbare Ruimte

Spijkerdeel

De wegen en straten in het Spijkerdeel vallen binnen een 30 km/uurzone. Het gebied was slecht toegankelijk onder andere door de versnipperde eigendomsituatie en door het afgesloten karakter van het gebied, met name omgeving Thialf.

In hoofdstuk 4.3. is al aangegeven dat door splitsen van panden in het gebied Spijkerkwartier sprake is van een toename van de parkeerdruk in het gebied en dat om die reden voor het Spijkerkwartier en de overige wijken rond de binnenstad een Parkeernota in voorbereiding is.

Enerzijds is het bestemmingsplan erop gericht daar waar dat wenselijk en mogelijk is het parkeren in voortuinen tegen te gaan. Anderzijds biedt het bestemmingsplan voor een deel van een onbebouwd gebied aan de achterzijde van een kerkje aan de Karel van Gelderstraat hoek Spijkerstraat (kadastraal bekend sectie Q,nr.6629) een extra ruimte aan parkeren. Dit terrein, dat geen openbaar karakter heeft en minimaal ten behoeve van 33 parkeerplaatsen zal worden ingericht, kent een exclusief gebruik door de bewoners/eigenaren van de panden Spijkerstraat 295-335 (oneven nummers) en Karel van Gelderstraat 1 - 25 (oneven nummers).

in hoofdstuk 4.3. is ook aangegeven en toegelicht dat de extra ruimte die aan parkeren mogelijk wordt gemaakt geen negatieve consequenties heeft met betrekking tot het voornemen om vanaf 1 januari 2011 een halt toe te roepen aan de steeds verdergaande splitsing van panden in het gebied.

Broekdeel

De inrichting van de openbare ruimte in het Broekdeelis cruciaal voor het functioneren van het gehele gebied. Het nieuwe park heeft een centrale, wijkverbindende functie en moet de groene drager van het gebied worden. Daarnaast vormt de groene omgeving de basis voor de aantrekkelijkheid van de nieuw toe te voegen bebouwing en de verbindende factor met de bestaande bebouwing. De huidige groenzone heeft twee gezichten. Enerzijds is het een met hekken afgesloten, nauwelijks bruikbaar gebied, maar tegelijkertijd is het een uniek binnenstedelijk groengebied met verschillende grondsoorten, een beek en een relatief rijk ecosysteem. Het nieuwe stedenbouwkundige schetsontwerp en de nota van randvoorwaarden hebben voor het grootste deel een groene inslag, aangezien het nieuwe park ca. 60% van het totale plangebied beslaat.

Bij de inrichting van de openbare ruimte in het Broekdeel zijn een groot aantal voorwaarden gesteld. Deze kunnen allemaal worden teruggelezen in het schetsontwerp en in de nota van randvoorwaarden, die als separate bijlage (Bijlage 1) bij het bestemmingsplan zijn gevoegd.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een alarmerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

5.2 Beschermd Stadsgezicht

Het Rijk kan op grond van de Monumentenwet 1988 (hoofdstuk IV art. 35 e.v.) stads- en dorpsgezichten aanwijzen of zo'n aanwijzing weer intrekken. De aanwijzing verplicht de gemeenteraad tot de vaststelling van een beschermend bestemmingsplan (art. 36). Indien reeds een bestemmingsplan vigeert kan worden bepaald in hoeverre het wordt aangemerkt als beschermend plan.

Onder Rijks beschermde stadsgezichten wordt verstaan groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden. Rijksbeschermde stadsgezichten zijn door de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen als zodanig aangewezen en vinden hun bescherming in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bevat daarom beschermende maatregelen om de cultuurhistorische waarden binnen het stadsgezicht te borgen.


Omgaan met cultuurhistorie houdt niet het bevriezen van ontwikkelingen in maar juist het omgaan met ontwikkelingen zodanig dat de cultuurhistorische gegevenheden worden ingepast, waarbij ze beleefbaar blijven of juist worden.


Onder Rijksmonumenten wordt verstaan alle voor tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden en welke door de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen als zodanig zijn aangewezen. Gemeentelijke monumenten hebben geen leeftijdscriterium, worden aangewezen door het college van B&W en vinden hun bescherming in de monumentenverordening.


Eigenaren, maar ook gebruikers van Rijks- en gemeentelijke monumenten zijn verplicht het monument zoveel mogelijk in authentieke staat te houden. Voor alle eventuele wijzigingen aan het monument moet naast een bouwvergunning bij de gemeente tevens schriftelijk een monumentenvergunning worden aangevraagd. Dat geldt voor het hele monument, dus niet alleen de voorgevel, maar ook de zijgevels, de achtergevel, bedaking, onderkeldering en het gehele interieur. Ook voor een restauratie van het monument dient een vergunning te worden aangevraagd. Een restauratie moet conform de daarvoor geldende voorschriften worden uitgevoerd.


Bescherming via stadsgezichten en monumenten zijn verschillende instrumenten die elkaar aanvullen maar niet vervangen. Terwijl de Rijks- en gemeentelijke monumenten bedoeld zijn om het architectonische beeld veilig te stellen en de authenticiteit van het materiaal te behouden is de gezichtsbescherming gericht op de stedenbouwkundige en landschappelijke karakteristiek en het toekomstig functioneren daarvan.


Ontwikkelingen in de beschermde stadgezichten worden getoetst aan onderstaande criteria:

- in stand houden van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het gebied;

- veranderingen aan gebouwen of ruimtelijke inrichting worden getoetst aan de historische karakteristieken zoals beschreven in de aanwijzing tot rijksbeschermd stadsgezicht.

Tezamen met het grootste deel dat gelegen is binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Spijkerkwartier - Boulevardkwartier - Spoorhoek" is het Spijkerdeel door het Rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het Spijkerdeel (voorheen opgenomen in het bestemmingsplan "Spijkerbroek 1") wordt, zoals ook in hoofdstuk 1 is aangegeven, opnieuw in dit bestemmingsplan opgenomen. De begrenzing van het door het Rijk aangewezen gebied is op een kaart in deze toelichting weergegeven. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg gaf destijds bij de start van de procedure tot aanwijzing in 2004 aan dat het toen geldende bestemmingsplan voor het gebied niet kon worden aangemerkt als een beschermend bestemmingsplan. De verwachting is dat het bestemmingsplan "Spijkerbroek" de gewenste bescherming wel biedt en zodoende als beschermend bestemmingsplan kan worden aangemerkt.

Naast het beschermde stadsgezicht bevinden zich in het plangebied ook (Rijks) monumenten en beeldbepalende panden. De beeldbepalende status biedt geen bescherming maar heeft zuiver een kennisgevende functie.

In het plangebied bevinden zich de volgende beschermde Rijksmonumenten:

- Emmastraat 71, 73, 75 en 77;

In het plangebied bevinden zich de volgende beschermde Gemeentelijke monumenten:

- Emmastraat 67, 67A, 69, 69A en 69B;

- Spijkerstraat 255, 257, 259, 261, 263, 265, 267 en 269.

Te zijner tijd kan het besluit tot aanwijzing van de beschermde stadsgezichten tot een herziening van dit bestemmingsplan leiden. Parkeren in de voortuinen is in deze gebieden verboden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.743-0301_0003.gif"

afbeelding 3: Rijks beschermd stadsgezicht

5.3 Milieu

5.3.1 Geluid

Onderzoek geluidhinder wegverkeer.

De geprojecteerde geluidgevoelige bestemmingen liggen binnen een 30 km/uur gebied. Dergelijke wegen zijn op grond van de Wet geluidhinder niet gezoneerd (niet onderzoeksplichtig). Op 3 september 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitgesproken (nr. 200203751/1:Abcoude) dat, ondanks het feit dat de 30 km/uur wegen niet onderzoeksplichtig zijn, er niet geconcludeerd mag worden dat een plan aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke onderbouwing (goed woon- en leefklimaat, zoals opgenomen in het Bouwbesluit).

In het kader van planologische procedures geven recente uitspraken aan dat er bij een belasting hoger dan 53 dB sprake is van geen goede ruimtelijke ordening. De Raad van State kan op basis van bovenstaande een initiatief stil leggen en overheden dwingen de situatie te herzien.

Het adviesbureau DGMR heeft de gevolgen van het wegverkeerslawaai, inclusief 30 km/uur wegen, op de ruimtelijke ontwikkeling onderzocht. Het rapport V.2009.1671.04.R001 van 3 november 2010 is als separate bijlage toegevoegd (zie Bijlage 2).

De gebiedstypering volgens het Arnhemse Beleidsplan Geluid is: “Stedelijke zone”, “Stadswijk” en “Gemengde groene zone”. De geprojecteerde woningen bevinden zich binnen het gebied “Stadswijk”.

Dit betekent dat hier een gevelbelasting van maximaal 58 dB tengevolge van wegverkeer is toegestaan.

Onderzoek geluidhinder spoorwegverkeer.

De geprojecteerde geluidgevoelige bestemmingen liggen binnen de onderzoekszone van de spoorlijn Arnhem – Zevenaar (traject 229/230) en Arnhem – Dieren (traject 220).

Het adviesbureau DGMR heeft ook de gevolgen van het railverkeerslawaai op de ruimtelijke ontwikkeling onderzocht. Verwezen wordt naar bovengenoemd rapport V.2009.1671.04.R001 van 3 november 2010 dat als separate bijlage is toegevoegd (Bijlage 2).

De gebiedstypering volgens het Arnhemse Beleidsplan Geluid is: “Stedelijke zone”, “Stadswijk” en “Gemengde groene zone”. De geprojecteerde woningen bevinden zich binnen het gebied “Stadswijk”.

Dit betekent dat hier een gevelbelasting van maximaal 63 dB tengevolge van spoorwegverkeer is toegestaan.

Geluidhinder als gevolg van industrielawaai en van bedrijven is in dit plangeboied niet van toepassing. Het plangebied ligt niet in en zone van een industrieterrein. Derhalve is onderzoek achterwege gebleven.

Conclusie.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelastingen veroorzaakt door het wegverkeer geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.

De ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 55dB veroorzaakt door het spoorwegverkeer wordt overschreden. De maximale geluidbelasting op de woningen direct aan het spoor bedraagt 67 dB. De geluidbelasting van de woningen verder van het spoor gelegen bedraagt maximaal 62 dB.

De geprojecteerde woningen vallen binnen het gebiedstype "Stadswijk". Binnen een stadswijk wordt een gevelbelasting van maximaal 63 dB toegestaan (railverkeer). De gevelbelasting van de woningen direct aan het spoor is met 67 dB hoger dan de toegestane 63 dB. Woningbouw is hier in principe niet mogelijk. In uitzonderlijke gevallen kan een hogere grenswaarde tot 68 dB aangevraagd worden. Hierbij dienen dan wel afdoende compenserende maatregelen te worden getroffen. De overige woningen blijven binnen de toegestane 63 dB.

Om het bouwen van nieuwe woningen mogelijk te maken is het verkrijgen van een hogere grenswaarde noodzakelijk.

Voordat een hogere grenswaarde procedure gestart kan worden dient onderzocht te zijn of maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting terug te brengen beneden de voorkeursgrenswaarde voor spoorwegverkeer van 55 dB.

Om hieraan te voldoen zijn er voor deze situatie een drietal oplossingen mogelijk:

Maatregelen aan de bron door middel van raildempers;

Maatregelen aan de overdracht door middel van een geluidsscherm;

Maatregelen aan de ontvanger (gevelmaatregelen).

Stuiten de maatregelen op bezwaren van financiële, stedenbouwkundige, verkeerskundige of landschappelijke aard dan dient dit aangetoond te worden in een gedegen onderbouwing.

Tevens is in het hogere-grenswaarde-beleid van de gemeente Arnhem opgenomen dat voor spoorwegverkeer vanaf een geluidklasse van 58 dB "zeer onrustig" alleen een hogere grenswaarde kan worden verleend indien wordt voldaan aan o.a. de volgende criteria:

Er wordt minimaal één verblijfsruimte aan de geluidluwe zijde gerealiseerd;

Bij woningen/appartementen wordt minimaal één geluidluwe buitenruimte gerecreëerd (tuin of balkon).

Naast maatregelen aan de bron, overdracht en ontvanger zijn er een aantal maatregelen die het woongenot kunnen verhogen. Deze compenserende maatregelen kunnen bestaan uit:

  • binnenwaarde van 33 dB aanscherpen tot bijvoorbeeld 31 dB of lager;
  • aanscherpen van isolatie-index luchtgeluid en contactgeluid tussen woningen + 5 dB;
  • isolatie-index luchtgeluid en contactgeluid tussen verblijfsruimten in de woning -10dB.

Een hogere grenswaarde zal alleen worden vastgesteld indien alle maatregelen om de geluidsbelasting te verminderen onderzocht zijn en voldaan wordt aan de eisen zoals gesteld in het hogere grenswaarde beleid van de gemeente Arnhem.

5.3.2 lucht

Onderzoek

Het adviesbureau DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. heeft een onderzoek naar de luchtkwaliteit verricht. Ook dit onderzoek is weergegeven in hoofdstuk 5.3.1. genoemd rapport V.2009.1671.04.R001 van 3 november 2010 dat als separate bijlage is toegevoegd (Bijlage 2).

Voor kleinere ruimtelijke plannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan luchtverontreiniging.

Bij een worstcase benadering zal het plan maximaal 200 voertuigbewegingen van lichte motorvoertuigen per etmaal genereren.

Conclusie

Uit de niet in betekende mate toets blijkt dat de maximale toename ten gevolge van het plan 0.21 µg/m3 bedraagt voor NO2 en 0.06 µg/m3 voor PM10. Deze toenames zijn lager dan 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Dit wil zeggen dat het plan in niet betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging van de omgeving.

Uit het bovenstaande kan worden opgemaakt dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.

5.3.3 Hinder

Onderzoek

Het plangebied bestaat uit een beheergedeelte en een ontwikkelgedeelte.

Beheergedeelte

Het beheergedeelte betreft hoofdzakelijk wonen. Het gebied kan volgens de VNG brochure bedrijven en milieuzonering worden getypeerd als gemengd gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen stedelijke functies voor zoals detailhandel, dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke functies. Het betreft hier hoofdzakelijk milieucategorie 1 bedrijven. Ten opzichte van woningen is de richtafstand 0 meter.

Ontwikkelgedeelte

Het ontwikkelgedeelte bestaat uit een basisschool (bestaand) en middelbare school (bestaand). Verder komen er sportvelden ten behoeve van de scholen een park en een aantal woningen.

Het ontwikkelgedeelte ligt tegen het beheergedeelte aan en kan op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering worden getypeerd als een gemengd gebied.

De scholen zijn op basis van de VNG brochure milieucategorie 2 bedrijven. Ten opzichte van het omgevingstype gemengd geldt er een richtafstand van 10 meter. De geplande woningen vallen niet binnen 10 meter van de scholen. De scholen vormen geen belemmering voor de woningbouw.

Conclusie

Vanuit hinder zijn er geen voorwaarden voor het bestemmingsplan, De geplande woningbouw valt niet binnen 10 meter van de scholen.

5.3.4 Externe veiligheid

Onderzoek externe veiligheid in het plangebied.

Spoortraject Arnhem Zutphen- Zevenaar

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoortraject Arnhem - Zutphen - Zevenaar waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Volgens de prognoses (marktverwachting 2010) zal het transport via het traject Arnhem - Zevenaar afnemen en via het traject Arnhem - Zutphen toenemen. Het adviesbureau DGMR heeft een extern veiligheidsonderzoek (QRA) uitgevoerd (rapport V.2009.1671.03.R001). Uit de QRA volgt dat er op het spoortraject Arnhem - Zutphen / Arnhem - Zevenaar geen 10-6 PR contour is.

Verantwoording groepsrisico.

Het gaat hier onder andere om de ontwikkeling van een park en woningen aan de C.A. Thiemestraat, de Dullertflat en woningen aan de kop van de Spijkerstraat. Het uitgangspunt voor de QRA is de bouw van 40 woningen. In de QRA zijn berekeningen uitgevoerd voor de huidige situatie, de autonome ontwikkeling en voor de toekomstige situatie met nieuwbouw.

In het kader van de verantwoording van het groepsrisico is er tevens een advies (zelfredzaamheid en beheersbaarheid van brand) aan de Hulpverlening Gelderland Midden gevraagd. Voor het spoortraject hanteert de brandweer als maatgevend scenario een ramp met een treinwagon die een brandbaar gas bevat.

In het kader van het (aanstaande) Besluit transportroutes externe veiligheid voor het spoor moet er ook rekening worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meer (vanaf de buitenste spoorstaaf). Dit plasbrandaandachtsgebied is van belang bij een ongeval met een treinwagon die een brandbare vloeistof bevat.

Groeprisico.

Uit de QRA volgt dat in zowel de huidige situatie als in de toekomstige situatie (met en zonder ontwikkeling) de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden. In de huidige situatie bedraagt het groepsrisico maximaal 5,5 maal de oriëntatiewaarde. Voor de toekomstige situatie is het groepsrisico 6,5 maal de oriëntatiewaarde en voor de toekomstige situatie met ontwikkeling ook 6,5 maal de oriëntatiewaarde. Uit de QRA volgt dat de ontwikkeling zorgt voor een verwaarloosbare stijging van het groepsrisico.

Zelfredzaamheid: Binnen het invloedsgebied van het spoor bevinden zich geen objecten voor het verblijf van minder zelfredzame personen. Het ligt in de verwachting dat de aanwezige mensen in staat zijn om zichzelf bij een dreigende ramp in veiligheid te brengen.

Beheersbaarheid van brand: Binnen het gebied is de beschikbare bluswatercapaciteit beperkt. Hierdoor is een plasbrand beperkt bestrijdbaar. De brandweer geeft op basis hiervan het advies om binnen het PAG (30 meter van de buitenste spoorstaaf) geen bebouwing toe te staan.

Daarnaast kan er een ongeval met een treinwagon plaatsvinden die een brandbaar gas bevat. Bij een brandhaard in de omgeving van de treinwagon moet de brandhaard geblust worden en/of de treinwagon gekoeld. Dit betekent dat er voldoende blus(koel)water moet zijn. Daarnaast is de spoorlijn (treinwagon) voor de hulpverleningsdiensten slecht bereikbaar.

Conclusie

De volgende voorwaarden voor het bestemmingsplan zijn gesteld:

Zowel de ondergrondse aardgasleiding als het spoortraject Arnhem-Zutphen heeft geen 10-6 PR contour.

Uit de verantwoording van het groepsrisico volgt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden. Deze overschrijding is bij de autonome ontwikkeling nagenoeg gelijk aan de toekomstige situatie met planontwikkeling. De planontwikkeling heeft nagenoeg geen invloed op het groepsrisico.

Omdat in de toekomst de overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico blijft bestaan, en om de ontwikkelingen binnen Spijkerbroek toch mogelijk te maken is het advies om binnen 30 meter van het spoor (PAG) geen nieuwe bouwwerken te realiseren. Daarnaast moet er in samenwerking met de Hulpverlening Gelderland Midden / brandweer en in het kader van de ontwikkeling van het gebied voldoende bluswatervoorzieningen worden gerealiseerd.

5.3.5 Groen en ecologie

Beschrijving bestaande situatie.

Het zuidoostelijke deel van het plangebied is in gebruik als school met omliggende gras- en sportvelden en sportaccommodaties. Het noordwestelijk deel is grotendeels bebouwd met panden daterend van het einde van de negentiende eeuw. Het betreft het voormalige prostitutiegebied in het Spijkerkwartier. Op het centrale deel van het gebied bevindt zich de bouwspeelplaats Thialf van de gemeente. Rond de speelplaats bevindt zich begroeiing en zijn er oude bomen aanwezig.

In de oude woonwijk staat veel straat begeleidende aanplant, dat voor een deel boven de bebouwing uitkomt. Aan de noordzijde langs het spoor bevindt zich een ruigte met een variatie aan inheemse loofboomsoorten, braamstruweel, fruitbomen en gecultiveerde, aangeplante boomsoorten. De bomen op en rond de speelplaats en langs de sportvelden zijn voornamelijk populieren (waaronder enkele zeer oude, maar vooral ook zeer dikke exemplaren). Op het meest oostelijke terreindeel bevindt zich een bosaanplant met onder andere els en populier.

Het oppervlaktewater bestaat uit een vijver op het terrein van het schoolcomplex op het zuidoostelijk terreindeel en een sloot met stromend water langs de spoorlijn, die via de speelplaats in een ondergrondse duiker verdwijnt om elders buiten de onderzoekslocatie weer aan de oppervlakte te komen. De watergang langs het spoor wordt op de speelplaats gebruikt om een tweetal vijvers van water te voorzien.

Aan de zuidzijde, langs de Thorbeckestraat, staan enkele zeer oude platanen staan met aangrenzend een woonwijk en een schoolgebouw.

Bekende natuurwaarden.

De Vogelwerkgroep Arnhem heeft in 2001 onderzoek gedaan in en in de omgeving van het plangebied. In het Spijkerkwartier en Het Broek zijn groepen gierzwaluwen waargenomen die broeden in de gebouwen in deze wijken.

Econsultancy heeft in 2007 en 2009 Flora- en faunaonderzoek uitgevoerd in opdracht van de gemeente. Econsultancy is lid van het Netwerk Groene Bureaus. In 2005 is geadviseerd om aanvullend onderzoek uit te voeren, omdat er voor een aantal soorten te weinig bekend was. Beide rapporten zijn als separate bijlagen bij de toelichting gevoegd (zie Bijlage 3 en Bijlage 4).

In de Dullertflat is een zomerverblijf van de gewone dwergvleermuis aangetroffen (mannetjes). En in 5 gebouwen zijn verblijven van de gierzwaluw waargenomen.

Andere waarnemingen zijn:

Broedvogels in bomen en struiken: Vlaamse gaai, tjiftjaf, boomkruiper, zwartkop, putter, houtduif, heggenmus, ekster, winterkoning, roodborst, vink

Zoogdieren (Ffwet tabel 1): mol, konijn

Amfibieën (Ffwet tabel 1): groene kikker (complex), gewone pad, kleine watersalamander

Vissen: driedoornige stekelbaars, 10-dooornige stekelbaars

Beschrijving ontwikkelingen

Het project betreft de renovatie van het voormalige prostitutiegebied en de herontwikkeling van bouwspeelplaats Thialf en omgeving. De herontwikkeling omvat de volgende activiteiten per deelgebied:

1. Slopen en nieuwbouw van gemeentelijke panden. Hier komen woningen en maatschappelijke voorzieningen voor terug;

2. Verkoop van gemeentelijke panden aan particulieren. Deze panden worden door particulieren zelf gerenoveerd;

3. Renovatie van particulieren gebouwen door de particulier zelf;

4. Herinrichting park, waarbij de bestaande bomen en struiken zoveel mogelijk worden behouden. In het park komt meer water en een amfibieënpoel en er is ruimte voor spelen en sporten in een natuurlijke omgeving.

Groenplan 2004
De bestaande groenstructuur blijft zoveel mogelijk gehandhaafd. Dit is een uitgangspunt van het Groenplan. Verder krijgt de spoorzone een parkinrichting met hoge kwaliteit en met ruimte voor ecologische processen. Er is een watergang met natuurvriendelijke oeverzone. Er worden nieuwe inheemse bomen en struiken aangeplant en er is een deel bloemrijk grasland. De groenbalans van het project is positief.

In het meer stedelijke gebied fungeert de bestaande en de nieuwe bebouwing als verblijf voor o.a. gierzwaluw, huismus en gewone dwergvleermuis (stadsnatuur).

Flora- en faunawet 2002

Voor de werkzaamheden is van het ministerie LNV een besluit tot positieve afwijzing verkregen. De voorgenomen werkzaamheden binnen het project Spijkerbroek kunnen dus zonder ontheffing artikel 75C Flora- en faunawet worden uitgevoerd. Daarbij moet de gemeente de werkzaamheden uitvoeren conform de maatregelen beschreven in een zogeheten activiteitenplan Spijkerbroek.

Het besluit tot positieve afwijzing en het activiteitenplan Spijkerbroek (beiden als separate bijlagen bij de Milieuaspectenstudie opgenomen) zijn ook als separate bijlagen in dit bestemmingsplan opgenomen (zie Bijlage 5 en Bijlage 6).

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen, mits de maatregelen conform bovengenoemd activiteitenplan Spijkerbroek worden uitgevoerd.

Algemene aanbeveling

Wat betreft de bestemming 'Gemengd' moet rekening gehouden volgende met de volgende zaken.

De spoorzone met het water is vanuit groen, water en ecologie een belangrijke structuur. Bebouwing en verharding (zoals verhard sportterrein) is hier niet toegestaan. Het behoud van de bestaande groenstructuur (o.a. de bomen en struiken) moet zichtbaar zijn in deze bestemming.

Op de bestemming 'Groen-Park' moet een omgevingsvergunningstelsel van toepassing zijn. Met in de doeleindenbeschrijving is aangegeven: 'met behoud van de landschappelijke en ecologische waarden'.

Met genoemde aanbeveling is in het bestemmingsplan rekening gehouden.

5.3.6 Water

Beschrijving van de watersystemen in het plangebied:

Watersystemen in de huidige situatie

Oppervlaktewater:

In het plangebied is beperkt oppervlaktewater aanwezig. De Molenbeek stroomt vanuit de wijk Molenbeke met een duiker door de spoorbaan het plangebied binnen. Door de vijver op de bouwspeelplaats Thialf is het water even zichtbaar. Hierna stroomt het water ondergronds naar de watergang parallel aan het spoor. Het peil van het water is hier ca. 10 m. + N.A.P. Het water gaat vervolgens met een duiker onder de Hugo de Grootstraat door. Deze duiker is voorzien van een stuw, waardoor het water langs de Graswinckelstraat lager ligt dan in het plangebied (ca. 9 m. + N.A.P.).

Grondwater:

Het diepe grondwater stroomt globaal van noord naar zuid en bevindt zich ongeveer tussen de 13 en 10 m. + N.A.P. bij een maaiveldhoogte van 16 m. + N.A.P. bij de Steenstraat en 11,5 m. + N.A.P. bij de Hugo de Grootstraat.

Door de ligging van het plangebied op de overgang van de Veluwe naar de IJssel, is de grondslag tussen het Spijkerdeel (globaal ten westen van de Dullertstraat) en het Broekdeel (globaal ten oosten van de Dullertstraat) erg verschillend. Het Spijkerdeel is gelegen op zandgronden en heeft over het algemeen een goede ontwatering. Wel kunnen hier plaatselijk leemlagen voorkomen. Het Broekdeel ligt op de voormalige uiterwaarden van de IJssel waarbij de grond voornamelijk uit klei bestaat waarop regenwater stagneert en tijdelijk hogere grondwaterstanden kunnen voor komen.

Afvalwatersysteem:

Het plangebied behoort bij de eerste gebieden van Arnhem die zijn aangesloten op de riolering. Als gevolg daarvan is het gebied nog gemengd gerioleerd. Dit betekent dat zowel het regenwater als het vuilwater in één riool terechtkomt en wordt afgevoerd. Al het afvalwater van Arnhem Noord komt uiteindelijk terecht bij de afvalwaterzuiveringsinstallatie Nieuwgraaf in Duiven.

Watersystemen in de toekomstige situatie

Oppervlakte water:

In het beheerdeel van het plangebied (globaal tussen de Hertogstraat, Thorbeckestraat, Thiemestraat en de spoordijk) is geen oppervlaktewater aanwezig. In de nieuwe situatie komt hierin geen verandering.

Op het terrein van bouwspeelplaats Thialf wordt de nu ondergrondse beek weer zichtbaar gemaakt; de bestaande watergang langs het spoor wordt omgevormd naar een bodempassage/greppel en de watergang gaat beter geïntegreerd worden in het toekomstige park, meanderend met afwisselende oevers.

Als nieuw verhard terrein wordt toegevoegd en het is niet mogelijk om regenwater op eigen terrein te verwerken, dan bestaat de optie om het regenwater af te voeren naar oppervlaktewater. Hiervoor is toestemming nodig van het waterschap. Als vuistregel bij watercompensatie geldt dat de toename aan open water ca. 15 % van het toegenomen verhard oppervlak betreft. Uiteindelijk wordt de daadwerkelijke invulling van de compensatieopgave bepaald door het Waterschap Rijn en IJssel.

Grondwater:

Het toevoegen van eventuele bebouwing kan consequenties hebben voor grondwaterstanden en stromingen. (Geo)hydrologisch onderzoek is nodig bij ondergronds bouwen om de gevolgen in beeld te krijgen. In het Broekdeel moet door de storende bodemlagen, rekening gehouden worden hogere (schijn)grondwaterstanden waardoor aanvullende maatregelen nodig kunnen zijn.

Afvalwatersysteem:

Bij ontwikkelingen moet een geïntegreerd rioolstelsel worden aangelegd. Hierbij mag het regenwater alleen nog maar oppervlakkig worden afgevoerd als verwerken op eigen terrein niet mogelijk is. Hemelwater afkomstig van verontreinigde oppervlakten zoals parkeerplaatsen en wegen moet worden gereinigd voordat het wordt geloosd op het oppervlaktewater.

In het Spijkerdeel lijkt de ondergrond kansrijk om regenwater te infiltreren. Voor het Broekdeel is infiltreren geen optie. Bekeken wordt hoe het afkoppelen van de Thorbeckestraat in het plan Spijkerbroek kan worden opgenomen.

Overleg gemeente en waterbeheerders

Deze paragraaf is ook naar het waterschap Rijn en IJssel gestuurd. De op- en aanmerkingen zijn in het plan verwerkt.

Conclusie.

De volgende voorwaarden voor het bestemmingsplan zijn gesteld:

- Voor het beheergebied zijn geen risico's of belemmeringen ten aanzien van de waterhuishouding aanwezig;

- Aandacht moet bestaan voor de op de waterattentiekaart aangegeven voorzieningen. Deze mogen niet in hun functioneren beperkt worden;

- Bij toename verhard oppervlak kan watercompensatie verplicht zijn. Dit is ter beoordeling aan het Waterschap Rijn en IJssel.

- Als aanbeveling geldt dat de nieuwe watergang conform afspraken als water wordt bestemd.

Met genoemde voorwaarden en deze aanbeveling is in het bestemmingsplan rekening gehouden.

5.3.7 Bodem

Er is een inventarisatie uitgevoerd van alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd. Er is onderscheid gemaakt in het beheer- en het ontwikkelgedeelte van het bestemmingsplan.

- Beheergedeelte van het bestemmingsplan.

Voor het beheergedeelte van het gebied, oftewel het Spijkerdeel, is in 2008 al een inventarisatie uitgevoerd. Deze is geactualiseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat een aantal (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:

Locatienummer Adres potentieel ernstige gevallen
2721 CA Thiemestraat (sloot) Wel vervolg, uitvoeren nader onderzoek
1106 CA Thiemestraat 45 Wel vervolg, uitvoeren oriënterend onderzoek
1113 Driekoningendwarsstraat 52 Wel vervolg, uitvoeren nader onderzoek
1194 Driekoningendwarsstraat 81 Wel vervolg, uitvoeren oriënterend onderzoek
3669 Dullertstraat 1 Wel vervolg, uitvoeren oriënterend onderzoek
1118 Dullertstraat 3 T/M 7 Wel vervolg, uitvoeren nader onderzoek
3003 Dullertstraat/Thorbeckelaan Wel vervolg, uitvoeren nader onderzoek
1119 Emmastraat 17-23 Wel vervolg, uitvoeren nader onderzoek
1121 Emmastraat 41-41A Wel vervolg, uitvoeren nader onderzoek
3381 Emmastraat 71 Historisch onderzoek nodig
5091 Hertogstraat 3 Historisch onderzoek nodig
1137 Karel van Gelderstraat 33 Wel vervolg, uitvoeren oriënterend onderzoek
1138 Karel van Gelderstraat 35-43B Wel vervolg, uitvoeren nader onderzoek
2980 Spijkerkwartier/Spoorhoek Wel vervolg, uitvoeren oriënterend onderzoek
2830 Spijkerstraat 293-293A Wel vervolg, uitvoeren nader onderzoek

Er is één locatie bekend als zijnde een ernstig geval van bodemverontreiniging:

0247 Karel van Gelderstraat 9-11 Wel vervolg, uitvoeren monitoring

- Ontwikkelgedeelte van het bestemmingsplan

Voor het ontwikkelgebied staan de resultaten van deze inventarisatie weergegeven in het “Verkennend en nader bodemonderzoek, verkennend waterbodemonderzoek en civieltechnisch onderzoek binnen het project Spijkerbroek in de wijken Spijkerkwartier en Statenkwartier te Arnhem, Verhoeve Milieu bv, kenmerk MRO/ADV/VMO/180022, d.d. 13 juli 2010.”

De resultaten zijn samengevat in een memo, Maaike Thomassen, Stadsingenieurs gemeente Arnhem, mail aan Gea Wissels d.d. 27 juli 2010.

Meest bepalend voor de bodemkwaliteit in het gebied is de aanwezigheid van stort- en ophoogmateriaal in de ondergrond langs het spoor. Tussen 1920 en 1940 zijn de diepste delen van het terrein opgevuld met afval en puin. Als bovenlaag is zand aangebracht, dat veelal puin-, kool- en sintelresten bevat.

Verder hebben op diverse lokaties bedrijfsactiviteiten plaatsgevonden, die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt.

In het grondwater is over het algemeen niet tot licht verontreinigd. Deelgebied K is hierop de uitzondering (zie beschrijving), hier zijn sterk verhoogde gehalten aan minerale olie en zink aangetroffen.

De verontreinigingssituatie per deelgebied is als volgt:

A C.A. Thiemestraat 45 (voorheen Dullertstraat 23)

Hier zijn licht verhoogde gehalten in de vaste bodem aangetroffen. Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig. Wel gelden regels voor afvoer en hergebruik van grond.

B Dullartstraat 27 (voormalig zwembadterrein)

Hier zijn licht verhoogde gehalten in de vaste bodem aangetroffen. Ter plaatse van B07 en B08 is tussen 1-2 m-mv zintuiglijk asbest aangetroffen. Voor de ontwikkeling van het terrein zijn op basis van de nu bekende onderzoeksgegevens geen sanerende maatregelen nodig. Wel gelden regels voor afvoer en hergebruik van grond.

Voorafgaand aan herontwikkeling/nieuwbouw is aanvullend onderzoek nodig naar asbest. De resultaten daarvan kunnen alsnog aanleiding geven voor sanerende maatregelen.

C Dullartstraat (ten noorden van voormalig zwembadterrein)

In de boven- en ondergrond is hier ophoog- en stortmateriaal aanwezig. De kwaliteit van de bovengrond (0-1 m-mv) is licht tot sterk verontreinigd met koper, lood, zink en PAK (polycyclische koolwaterstoffen). De gehalten overschrijden eveneens de achtergrondwaarden. De verontreiniging maakt onderdeel uit van het ernstige geval van bodemverontreiniging “Graswinckelstraat/Vosdijk”.

Voor de ontwikkeling van het terrein zijn sanerende maatregelen nodig.

D Karel van Gelderstraat 35 t/m 43B

Deze deellokatie is plaatselijk matig verontreinigd met PAK en sterk met zink (0-1,0 m-mv). Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Voorafgaand aan nieuwbouw en herinrichting van de lokatie zijn sanerende maatregelen nodig. Ook is voorafgaand aan herontwikkeling/nieuwbouw aanvullend onderzoek nodig naar asbest.

E Demping Molenbeek Lnr. 205 (ten noorden van Thorbeckestraat 17)

De bovengrond is hier niet tot licht verontreinigd. Wel is de voormalige slibbodem aangetroffen. De bovenliggende laag van 1,4-2,3 m-mv bevat puin en kolenresten en koper, lood en zink boven de interventiewaarde. De toplaag is niet tot licht verontreinigd.

Op basis van de gehalten in de ondergrond is mogelijk sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Aangezien bij herontwikkeling geen werkzaamheden zijn voorzien op deze diepte, zijn sanerende maatregelen vooralsnog niet nodig.

F Spijkerstraat 331, 333 en 335

De bovengrond van 0-1,0 m-mv bevat puin en kolengruis en is licht tot sterk verontreinigd met koper lood en zink. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Voorafgaand aan nieuwbouw en herinrichting van de lokatie zijn sanerende maatregelen nodig.

G Demping Velperweg Lnr. 8 (oostelijke deel Dullertstraat)

De laag van 0-3 m-mv bevat veel puin en kolengruis en is over het algemeen licht verontreinigd met zware metalen en PAK. Plaatselijk is een sterk verhoogd gehalte aan PAK en koper aangetroffen. Het onderzochte deel langs het spoor maakt waarschijnlijk onderdeel uit van het ernstige geval van bodemverontreiniging (zie J en F). Voorafgaand aan nieuwbouw en herinrichting van de lokatie zijn sanerende maatregelen nodig.

Voor het terreindeel langs de C.A. Thiemestraat is aanvullend onderzoek nodig voorafgaand aan nieuwbouw/herontwikkeling.

H Sloot en vijver

Voor deze deellokatie is een waterbodemonderzoek uitgevoerd. Het slib uit de vijver kan als klasse B worden toegepast onder water, en bij toepassing op landbodem als klasse industrie. Het slib uit de vijver mag niet op het aangrenzend perceel worden verspreid.

Het slib uit de sloot is niet toepasbaar onder water of op een landbodem, en mag ook niet verspreid worden op het aangrenzend perceel.

I Spijkerstraat 293 en 293a (parkeerterrein)

De bovengrond is puin- en kolengruishoudend (0-1,5m-mv) en is sterk verontreinigd met lood, zink en plaatselijk koper. Het betreft een ernstig geval van bodemverontreiniging. Voorafgaand aan herinrichting van de lokatie zijn sanerende maatregelen nodig. Ook is aanvullend onderzoek nodig naar asbest.

J Demping/stort Graswinckelstraat Lnr. 243 en Merwedestraat Lnr. 11

Op dit terrein is sterk verontreinigd dempings- en stortmateriaal aanwezig tot circa 4,5 m-mv.

Daarbovenop ligt een deklaag van 0-0,3 à 1,4 m-mv. De deklaag is over het algemeen licht verontreinigd, plaatselijk zijn matig tot sterk verhoogde gehalten aan koper, lood, zink en PAK aangetroffen. De deklaag bevat puin, sintels, kolengruis en glas. De verontreiniging betreft het ernstige geval van bodemverontreiniging “Graswinckelstraat/Vosdijk”. Voor de ontwikkeling van het terrein zijn sanerende maatregelen nodig.

K Zuurriool en de wegen:

K1 - weg Karel van Gelderstraat en C.A. Thiemestraat.

De bodem is tot 4,0 m-mv puin- en kolengruishoudend en is niet tot licht verontreinigd. Plaatselijk is rond 1,5 m-mv een sterk verhoogd gehalte aan koper en lood aangetroffen. Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig. Wel gelden regels voor afvoer en hergebruik van grond.

K2 - weg Thorbeckestraat en zuurriool

Het aanwezige straatzand (0-circa 0,5 m-mv) is licht verontreinigd. Zintuiglijk bevat de bodem tot circa 4,0 m-mv puin, kolengruis, sintelbrokken, beton en glasresten. Voornamelijk ter plaatse van het voormalige zuurriool zijn matig tot sterk verhoogde gehalten aan koper, lood en PAK aangetroffen. Het betreft een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Op twee lokaties (bij boring K27 en K29) zijn tussen 3,0-4,0 m-mv sterk verhoogde gehalten aan minerale olie aangetroffen. In het grondwater zijn sterk verhoogde gehalten aan minerale olie en zink aangetroffen. De aard en omvang van deze verontreinigingen zijn in dit kader nog niet nader onderzocht.

Voor de herinrichting van het terrein zijn sanerende maatregelen nodig. Voorafgaand aan de werkzaamheden voor de herinrichting is aanvullend onderzoek nodig naar de aangetroffen minerale olie-verontreinigingen in grond en grondwater, en naar de sterk verhoogde gehaltes aan zink in het grondwater.

K3 - weg Hugo de Grootstraat

Het aanwezige straatzand (0- circa 0,5 m-mv) is licht verontreinigd. De bodem bevat tot circa 4,0 m-mv puin, kolengruis, sintelbrokken, beton en plaatselijk ook glasresten. Hier zijn matig tot sterk verhoogde gehaltes aan zware metalen en PAK aangetroffen. Het betreft een ernstig geval van bodemverontreiniging. Voor de herontwikkeling van het terrein zijn sanerende maatregelen nodig.

L - Overig onverdacht terrein

De terreinen die niet als verdacht zijn aangemerkt zijn in dit kader ook verkennend onderzocht. Zintuiglijk is alleen in de toplaag van 0-0,5 m-mv puin en kolengruis waargenomen. De bodem is licht tot plaatselijk matig verontreinigd.

Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig. Wel gelden regels voor afvoer en hergebruik van grond.

Bij eerder onderzoek (noodschool, Thorbeckestraat 17) is plaatselijk op 1-1,5 m-mv een sterk verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. Aangezien de verontreiniging zich op een diepte van één meter minus maaiveld bevindt wordt geen invloed verwacht op de toekomstige werkzaamheden.

M Fagelstraat/Thorbeckestraat (formaldehydeverontreiniging)

Als gevolg van lekkage aan het voormalige zuurriool in de Thorbeckestraat, is hier een ernstig geval van bodemverontreiniging ontstaan van formaldehyde in het grondwater. De verontreiniging is horizontaal afgeperkt en uit de risicobeoordeling blijkt dat er geen risico's zijn.

Als de werkzaamheden niet in het grondwater plaatsvinden, zijn er geen sanerende maatregelen nodig. Wel moet vooraf worden nagegaan, of er aanvullende ARBO-eisen worden gesteld.

Beschrijving overige bodeminformatie in het plangebied.

De verwachte bodemkwaliteit op basis van de bodemkwaliteitskaart/zoneringskaart is voor het oostelijke deel van het plangebied licht tot matig verontreinigd (zone 4) en voor het westelijke deel sterk verontreinigd (zone 5).

Voor zone 4 en 5 geldt dat de werkzaamheden conform ARBO-eisen (V&G-plan) dienen te worden uitgevoerd. Tevens moet gewerkt worden conform de CROW-publicatie 132 'werken in of met verontreinigde grond' en/of conform het AI-blad 22 'werken met verontreinigde grond en verontreinigd grondwater'.

Saneringskosten

De bodemkwaliteit heeft financiële gevolgen voor de planontwikkeling. Er zijn vanwege de aangetroffen verontreinigingen sanerende maatregelen nodig. De totale saneringskosten voor het gehele ontwikkelgebied worden ingeschat op €2.020.000,-. Over overzicht van de saneringskosten per deellocatie is als separate bijlage bij de toelichting gevoegd (zie Bijlage 7).

Conclusie.

Voor het beheergedeelte van het bestemmingsplan:

De bodemgegevens geven voor het huidige beheersbestemmingsplan voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn op grond van de gegevens geen belemmeringen aanwezig. Omdat het een beheerbestemmingsplan betreft, is het onderzoek vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van deze inventarisatie. Bij concrete bestemmingsplanwijziging en/of nieuwbouw plannen, waarbij nog onvoldoende inzicht bestaat in de bodemkwaliteit, kan een bodemonderzoek noodzakelijk zijn.

Voor het ontwikkelgedeelte van het bestemmingsplan:

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het ontwikkelgebied. Er zijn (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen.

Voor de ontwikkeling van het terrein zijn sanerende maatregelen nodig.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

- ter plaatse van de deellokaties B, D, G, I en K2 is aanvullend onderzoek nodig voorafgaand aan herontwikkeling/nieuwbouw of herinrichtingswerkzaamheden.

- bij graven in ernstig verontreinigde grond is toestemming nodig van het bevoegd gezag. Dit geldt ook voor sloopwerkzaamheden die onder het maaiveld worden uitgevoerd.

- voor afvoer en hergebruik van grond gelden regels, ook als er géén sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

5.3.8 Archeologie en cultuurhistorie

Beschrijving van het plangebied

Archeologie.

Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied een onbekende archeologische verwachtingskans. Dit komt door de ligging in de bebouwde kom, waardoor er geen kartering plaats heeft gevonden. De archeologische verwachtingskaart van Arnhem-Noord toont voor circa het noordwestelijke deel echter een hoge archeologische verwachtingskans; voor het overige deel een lage archeologische verwachtingskans.

De archeologische verwachtingskans hangt samen met de paleogeografische ligging van het plangebied en vindplaatsen die uit de (wijdere) omgeving bekend zijn. Het plangebied ligt op de flank van de stuwwal, in de overgangszone met het rivierengebied. Dit gebied bood goede woonomstandigheden. De gemakkelijk te bewerken zandgronden leenden zich voor bouwland terwijl het vee in de lager gelegen gebieden kon worden geweid. De 'woeste gronden' op de stuwwal leverden bouwhout en weidegrond voor schapen en varkens. Drinkwater was aanwezig in de verschillende beken. Nabij de nederzettingen begroef men overledenen in rechthoekige kuilen, afgedekt met stammen. Over sommige van deze graven werd een heuvel geworpen. In de 9e eeuw, toen de schriftelijke berichtgeving meer toenam in vergelijking met de periode daarvoor, worden voor het eerst plaatsen genoemd die op de flank van de stuwwal zijn ontstaan; Arnhem is daar één van. In principe kunnen vindplaatsen uit de Pre- en Protohistorie en Middeleeuwen worden verwacht. De lage archeologische verwachtingskans hangt samen met de invloedssfeer van de nabijgelegen Rijn. Het zal hier te nat zijn geweest voor bewoning.

Ondanks de deels hoge archeologische verwachtingskans, liggen er in het plangebied geen bekende vindplaatsen. Uit de directe omgeving is bekend: ARCHIS-waarnemingsnummer 3710, de vondst van een dolk uit de Romeinse Tijd. De vindplaats ligt net buiten het plangebied, 100 m ten oosten van de Spijkerstraat en 150 m ten noordoosten van de C.A. Thiemestraat (x=192,000/y=444,000). Ook in een straal van 1000 m rondom het plangebied ontbreken vindplaatsen, met uitzondering van locaties in de binnenstad. In de overgangszone van de stuwwal naar het rivierengebied liggen verder van het plangebied meerdere vindplaatsen. Noemenswaard is de vindplaats van een crematie-urn (ARCHIS-waarnemingnummer 21284) een laatmiddeleeuwse nederzetting (ARCHIS-waarnemingsnummer 41221) en een onlangs aangetroffen boerderij uit de Romeinse Tijd in Velp, net over de gemeentegrens met Arnhem.

Ter hoogte van de Dullertstraat bevond zich vroeger een zogeheten 'spijker'. Van oorsprong zijn dit opslagschuren voor landbouwproducten; ze konden uitgroeien tot versterkte woonhuizen, bestaande uit een toren met gracht. Dat gebeurde ook bij het Dullertspijker, waarvan afbeeldingen op kaart en foto bekend zijn. Nabij lag het Gelders Spijker; aan de spijkers ontleent het Spijkerkwartier zijn naam. Het Dullertspijker lag aan de Molenbeek, die het plangebied in de richting noord-zuid doorkruiste. Zeer waarschijnlijk betreft de Molenbeek hier geen natuurlijke maar een gekanaliseerde beekloop.

In 2008 heeft in een deel van het plangebied een archeologisch booronderzoek plaatsgevonden. Hierbij werd de verwachting van de verwachtingskaart van Arnhem-Noord bevestigd: hellingafzettingen in het noordwestelijke deel van het plangebied, naar het zuiden toe overgaand in de komafzettingen van het Arnhemse Broek. Vindplaatsen zijn niet aangetroffen. Sterker, in een groot deel van het plangebied bleek de bodem verstoord te zijn. Enkel ter hoogte van de hellingafzettingen was dit niet het geval.

Cultuurhistorie

Het plangebied Spijkerbroek is geïnventariseerd op monumentale en historische waarden. Op basis van dit onderzoek is het gymnasium aan de Thorbeckestraat 17 aangewezen als gemeentelijk beschermd monument (inclusief tuin met vijver en sculptuur). Het plangebied overlapt voor een klein deel het rijks beschermde stadsgezicht Spijkerkwartier-Boulevardkwartier. Nieuwe bebouwing kan van invloed zijn op de kwaliteit van het beschermde stadsgezicht en is dan ook vergunningplichtig op grond van de Monumentenwet 1988. Het bestemmingsplan geeft hiervoor de kaders aan.

De school was een ontwerp van de architect H. van Biesen, technisch hoofdambtenaar van de dienst van Gemeentewerken van Arnhem, en werd op 26 februari 1959 in gebruik genomen door het Thorbecke Lyceum. Het lyceum is uitgevoerd in een tijdens de wederopbouwperiode populaire mengeling van functionele en moderne stijlkenmerken gecombineerd met traditionalistische en van de Delftse School ontleende elementen. Typerend is de opbouw in blokvormen en de nadrukkelijke zichtbaarheid van het betonskelet. De gebouwonderdelen weerspiegelen de verschillende functies binnen de school.

Conclusie

Het reeds door middel van booronderzoek onderzochte deel van het plangebied heeft een grotendeels lage archeologische verwachtingskans. Binnen dit deel zijn grote delen verstoord; vervolgonderzoek hoeft hier niet plaats te vinden. Alleen in het noordwestelijke deel zijn intacte bodemdelen aanwezig. Hier bevinden zich ook sporen van het Dullertspijker en de Molenbeek in de grond en geldt wel de noodzaak tot vervolgonderzoek. Ondanks dat ter hoogte van het spijker bebouwing staat, kunnen belangrijke delen in de bodem resteren; dat geldt ook voor de Molenbeek. Dit deel van het plangebied (zie archeologische verwachtingskaart) moet een dubbelbestemming archeologie krijgen en vervolgonderzoek (archeologische begeleiding van sloop, proefsleuven en eventuele opgravingen) moeten in de regels van het bestemmingsplan worden geborgd. Daar waar in het plangebied nog geen onderzoek plaats heeft gevonden, dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd conform de uitgangspunten van de erfgoedverordening. Ook dit moet in de regels van het bestemmingsplan worden verdisconteerd. De volgorde van uitvoering van archeologisch onderzoek is: bureauonderzoek – booronderzoek – proefsleuvenonderzoek en opgraven/archeologisch begeleiden. Tijdens elke stap wordt bepaald of vervolgacties noodzakelijk zijn.

Beschermde gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten binnen het plangebied moeten worden gehandhaafd, evenals de cultuurhistorische beeldkwaliteit van het beschermde stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden dienen niet vernietigd of verstoord te worden. De bescherming houdt niet in dat er geen aanpassingen of functiewijzigingen meer mogelijk zijn. Eventuele wijzigingen zijn vergunningplichtig op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening. Bij ingrepen in de bodem moet steeds vroegtijdig de gemeentelijke archeoloog worden betrokken. Raadpleging van erfgoeddeskundigen bij wijzigingen in de omgeving van beschermde monumenten, wijzigingen in de hoofdstructuur en in historische rooilijnen is noodzakelijk. Dit maakt het mogelijk om aan eventuele bouwplannen voorwaarden te verbinden en deze te laten begeleiden door vakkundige expertise op gebied van monumentenzorg en archeologie. Waardevolle objecten, structuren, zichtlijnen en panorama's binnen het gebied dienen beschermd en duurzaam beheerd te worden. Bouwplannen moeten rekening houden met de cultuurhistorische beeldkwaliteit van het aangrenzende rijks beschermd stadsgezicht Spijkerkwartier-Boulevardkwartier.

Algemene aanbeveling.

Bodemverstoringen en wijzigingen van beschermde monumenten en stadsgezichten zijn vergunningplichtig op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke erfgoedverordening. Ook dient rekening te worden gehouden met de totale beeldkwaliteit en belevingswaarde van het plangebied.

5.4 Molenbiotoop

Op 13 december 1995 hebben Provinciale Staten de wijziging van de Gelderse Molenverordening vastgesteld. De verordening bevat een aantal beschermingsmaatregelen voor molens. De directe omgeving van de molens valt ook onder een beschermend regime, de zogenoemde molenbiotoop. Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient hiermee rekening te worden gehouden.

In Klarendal (buiten het plangebied) staat de molen 'de Kroon'. De molenbiotoop hiervan strekt zich voor een klein deel (de noordwestelijke punt) uit over het plangebied van dit bestemmingsplan. Het oprichten van bouwwerken binnen de molenbiotoop is vergunningplichtig ingevolge artikel 4, derde lid van de Molenverordening. Gedeputeerde Staten kunnen echter verklaren dat deze vergunning niet vereist is indien naar hun oordeel wordt voorzien in een adequate bescherming van een molenbiotoop door een bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt een dergelijke adequate beschermende regeling opgenomen door de maximumbouwhoogten zodanig vast te leggen dat geen strijd met de molenbiotoop zal optreden.

Deze regeling heeft betrekking op de hoogte van nieuwe bouwwerken binnen de molenbiotoop. Naarmate de afstand tot de molengroter wordt, mag hoger gebouwd worden. Dit heeft te maken met de invloed van de bouwwerken op de wind die de molen met haar wieken kan vangen. Over het algemeen heeft nieuwe bebouwing die wordt gebouwd op een grotere afstand dan 500 meter vanaf de molen vrijwel geen negatieve invloed. Binnen een straal van 500 meter rond de molen wordt de bouwhoogte in sommige gevallen beperkt.

Op de beperkingenkaart (bij hoofdstuk 5.5) is rond molen De Kroon een aantal cirkels getekend. Bij elke cirkel is een hoogtemaat aangeven ten opzichte van N.A.P. Dit is de maximum toegelaten hoogte binnen die betreffende cirkel ten opzichte van N.A.P. De Kroon is een stellingmolen. Het laagste punt van de wieken bevindt zich op ruim 8 meter boven de grond. Dit is op ongeveer 34,5 meter boven N.A.P. Dit houdt in dat bijvoorbeeld op 500 meter maximaal 39,5 meter hoog ten opzichte van N.A.P. gebouwd mag worden. Deze maximale bouwhoogten zijn in de voorschriften en op de plankaart vertaald naar concrete maximum bouwhoogtes ter plaatse van de bouwzones. Bestaande hogere bebouwing heeft de huidige hoogtemaat gekregen en kan dus niet uitgebreid worden. Gezien de hoge ligging van de Kroon zijn de beperkingen voor het lager gelegen Spijkerkwartier/ Boulevardkwartier/ Spoorhoek minimaal.

5.5 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Kabels, leidingen en riolering

Onder de bestaande wegen ligt riolering. In de groenstrook tussen de Vospoort en het Gymnasium ligt een transportriool. Voorwaarde bij ontwikkeling is dat de werking van het stelsel niet belemmerd mag worden en dat vervanging mogelijk moet zijn zonder extra kosten. Het huidige rioolstelsel heeft voldoende capaciteit om het afvalwater van de geprojecteerde bebouwing te kunnen verwerken. Ten aanzien van het afkoppelen van regenwater wordt in de paragraaf Openbare ruimte al een aantal randvoorwaarden aangegeven. In de Vosdijk-Hugo de Grootstraat ligt een transportleiding (een zuurriool) van de AKZO. In de Thorbeckestraat ligt nog een buiten gebruik gesteld zuurriool.

Op de beperkingenkaart hieronder en op de attentiekaart water (hoofdstuk 5.3.6.) staan de transportriolen aangegeven. Zoals gezegd mogen deze voorzieningen niet in hun functioneren worden beperkt. Zij leggen echter geen beperkingen op voor de bestemmingen in het plangebied.

Verder is in hoofdstuk 5.3.4. is aangegeven dat binnen het plangebied zich een ondergrondse aardgasleiding bevindt maar dat deze geen 10-6 PR contour heeft. Ook het spoortraject Arnhem-Zutphen heeft geen 10-6 PR contour.

Over het plangebied lopen verder geen straalpaden die beperkingen aan de bouwhoogte zouden kunnen stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.743-0301_0004.gif"

Afbeelding 4: beperkingenkaart

Niet gesprongen explosieven (NGE)

Bij het bouwrijp maken moet nog rekening gehouden worden met de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven. De technieken die gebruikt worden, moeten hierop zijn afgestemd, net als op de aanwezigheid van resten van archeologische waarde. Op voorhand moet op basis van de noodzakelijke werkzaamheden in de bodem de aanwezigheid van NGE nader worden onderzocht.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de plankaart en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de plankaart en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting is een jaar uitgesteld tot 1 juli 2009. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is pas op 1 juli 2009 verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. 1. Artikel 1 Begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. 2. Artikel 2 Wijze van meten
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. 3. Afwijking van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels
  4. 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. 1. Artikel 15 Antidubbeltelregel
    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.
  2. 2. Artikel 16 Algemene bouwregels
    Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
  3. 3. Artikel 17 Algemene gebruiksregels
    In dit artikel zijn de algemene bouwregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.
  4. 4. Artikel 18 Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de afwijkingsvoorwaarden beschreven. Deze afwijkingen gelden voor het hele plangebied. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.

6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

6.3.1 Afzonderlijke bestemmingen

Algemeen:

Parkeernormen: Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening kunnen parkeernormen niet meer worden opgenomen in de bouwverordening. Dit betekent dat de gemeente bij nieuwbouwplannen niet meer een aantal parkeerplaatsen kan eisen. Indien bij de bouw van nieuwe woningen, kantoren of andere functies onvoldoende parkeerplaatsen worden aangelegd, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de omgeving. Om bij nieuw- en verbouw toch de mogelijkheid te hebben de aanvrager te verplichten een minimaal aantal parkeerplaatsen aan te laten leggen, kan hiervoor een parkeernorm worden opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is gekozen om voor de bestemmingen 'Bedrijf', 'Kantoren', 'Sport' en 'Wonen' een verwijzing op te nemen naar de parkeernormen die opgenomen zijn in bijlage 2.

De parkeernormen die zijn opgenomen in de bijlage komen voort uit de CROW-publicatie 182: Parkeercijfers - basis voor parkeernormeringen. In de parkeernorm is voor de verschillende functies aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd op eigen terrein en hoeveel plaatsen er bereikbaar moeten zijn voor de bezoekers. Per functie wordt verwezen naar de bestemmingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Bedrijf en Bedrijf - Nutsvoorziening, Groen en Groen - Park en de Verkeerbestemmingen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zo bestemd zijn;
  • wat de bestemming inhoudt;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;
  • de vergelijking met het vigerend bestemmingsplan zowel qua functie als qua bebouwing;

6.3.2 Bedrijf-Nutsvoorziening

Deze bestemming (artikel 3) is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen. Dit zijn bedrijven, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen.

Er is gekozen om deze voorzieningen/bedrijven specifiek als nutsvoorziening te bestemmen. Een algemene bedrijfsbestemming maakt naast nutsvoorzieningen op deze locatie ook andere bestemmingen mogelijk zoals een autobedrijf en dat is hier niet wenselijk.

Naast de nutsvoorzieningen/-bedrijven die expliciet zijn bestemd, zijn er nutsvoorzieningen van geringe omvang zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die niet apart bestemd zijn. Voor dergelijke voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de bestemmingsregel tot maximaal 75m3 binnen elke bestemming.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

De nutsvoorziening aan de Hertogstraat is in het vigerende bestemmingsplan eveneens bestemd als nutsvoorziening. Deze bestemming wordt dus niet veranderd.

6.3.3 Gemengd

Dit is een verzamelbestemming met een combinatie van de bestemmingen cultuur en ontspanning, recreatie en maatschappelijk. De functies, die binnen deze bestemmingen zijn toegestaan, zijn onderling uitwisselbaar. Dit zorgt voor flexibiliteit bij de invulling van het terrein waaraan deze bestemming is gegeven. De bouwspeelplaats Thialf, de uitbreiding hiervan en de omliggende bebouwing hebben deze bestemming (artikel 4) gekregen.

De volgende functies zijn binnen deze bestemming toegestaan: creativiteitscentrum, evenemententerrein, kinderboerderij, speeltuin, gezondheidszorg, jeugdopvang, onderwijs, welzijnsinstelling, zorgboerderij, dagrecreatie, verblijfsrecreatie, volkstuin.

Bebouwing is alleen toegestaan waar dit op de plankaart is aangegeven danwel met een afwijking van B&W.

In het plangebied ligt een hoofdwatergang. Er bestaan plannen om de ligging hiervan te wijzigen. Wanneer de ligging definitief en bijtijds bekend wordt kan vanwege zijn belang voor de waterhuishouding in overleg met het Waterschap er voor gekozen worden om de watergang specifiek als Water te bestemmen. Realisering van de watergangen e.d. blijft echter ook zonder deze wijziging binnen de bestemming Gemengd mogelijk. In de bestemmingsomschrijving is namelijk met de aanwezigheid van de watergang rekening gehouden.

.

Functieaanduidingen

Door middel van functieaanduidingen worden enkele functies binnen de bestemming "Gemengd" tevens als zodanig bestemd. De aanduidingen gelden alleen voor de op de plankaart aangegeven plek.

De volgende functies worden op de plankaart aangeduid:

Horeca - B

Deze functieaanduiding houdt in dat horecabedrijven kunnen worden gevestigd die gericht zijn op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horeca-bedrijven. De aanduiding is gegeven aan het beheerdergebouw grenspost Thialf.

Ontsluiting

Deze functieaanduiding houdt in dat een terrein kan worden ontsloten door wegverkeer. De aanduiding is gegeven ten gunste van de ontsluiting van het Thialfterrein. Ook is de aanduiding ten gunste van de ontsluiting van de parkeergarage die is toegestaan op de plaats van de te bouwen panden aan de C.A. Thiemestraat). Deze parkeergarage is ook als zodanig op de plankaart aangeduid.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

De bouwspeelplaats Thialf is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als maatschappelijke doeleinden. Deze bestemming wordt dus veranderd/verruimd. De functie van bouwspeelplaats die binnen de bestemming recreatieve doeleinden is toegestaan, wordt in ieder geval ook in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

6.3.4 Groen

In het plangebied is een strook groen langs de Thorbeckestraat bestemd als 'Groen' (artikel 5).

In het Groenplan (zie paragraaf Groen en ecologie) is voor de groenvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen structureel groen en snippergroen. De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn de belangrijkste waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren is niet toegestaan. Bij snippergroen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.

Bebouwing binnen de groenbestemming is uitsluitend toegestaan indien dit binnen de bestemming past zoals speeltoestellen en verlichting met een maximumbouwhoogte van 4 meter.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

De grond is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als woondoeleinden - onbebouwd. Deze bestemming wordt hiermee veranderd.

6.3.5 Groen-Park

Grotere groengebieden die een landschappelijke, ecologische of recreatieve functie hebben, zijn bestemd als 'Groen-park'. Dit is een zwaardere bestemming dan groen omdat hier een omgevingsvergunningstelsel aan is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een vergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen.

Binnen de bestemming 'Groen-Park' is alleen bebouwing toegestaan indien deze geen afbreuk doet aan het park. Het gaat dan om bebouwing die past binnen de bestemming zoals speeltoestellen waarbij een maximumbouwhoogte geldt van 4 meter. Ook de bouw van maximaal één uitkijktoren met een maximumbouwhoogte van 7 meter is toegestaan.

De hoofdwatergang die voorkomt binnen de bestemming Gemengd komt ook binnen de bestemming Groen-park voor. Zoals aangegeven bestaan plannen om de ligging hiervan te wijzigen. Ook hier geldt dat wanneer de nieuwe ligging definitief bekend wordt vanwege zijn belang voor de waterhuishouding er voor gekozen kan worden om de watergang specifiek als water te bestemmen. Ook hier in de bestemmingsomschrijving met de aanwezigheid van de watergang rekening gehouden.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

De grond is in het vigerende bestemmingsplan voor het overgrote deel bestemd als maatschappelijke doeleinden. Een strook langs het talud is bestemd als groen. Deze bestemmingen worden hiermee veranderd.

6.3.6 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 7) is bedoeld voor functies ten behoeve van onderwijs, welzijn, zorginstellingen, cultuur, religie, openbare dienstverlening en therapeutische functies. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Dienstwoningen die horen bij de bestemming, zoals bijvoorbeeld een conciërgewoning of pastorie, zijn indien noodzakelijk toegestaan. Aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca (kantine) is eveneens toegestaan.

Binnen het plangebied zijn verschillende scholen en andere maatschappelijke functies die als zodanig zijn bestemd.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

De grond is in het vigerende bestemmingsplan eveneens bestemd als maatschappelijke doeleinden. Deze bestemming wordt dus niet veranderd.

6.3.7 Recreatie

Het sportveld dat is gelegen tussen de scholen is bestemd als 'recreatie' (artikel 8). Op het terrein mag niet worden gebouwd. Voor lichtmasten geldt een uitzondering. Er zijn wel nadere bepalingen opgenomen omtrent de hoogte en eisen waaraan lichtmasten moeten voldoen om mogelijke overlast voor aan- en omwonenden te voorkomen. Deze nadere eisen zijn gebaseerd op vastgestelde beleidsregels.

Vergelijking met het vigerende bestemmingsplan

Het sportveld is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als maatschappelijke doeleinden. De bestemming wordt hiermee veranderd. De functie die binnen de bestemming maatschappelijke doeleinden is toegestaan, wordt in ieder geval ook in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

6.3.8 Tuin

De bestemming tuin is bedoeld voor de voortuin langs de karakteristieke straten en die evenals de groenstroken bepalend zijn voor het groene karakter van de wijk. In dit plangebied betreft dit een strook tuin langs de Thorbeckestraat dat de zuidelijke grens van het plangebied vormt en een strook tuin aan beide zijden van de C.A. Thiemestraat. Ook een deel van de gronden rondom de nieuwbouw van de woningen aan deze straat (tot aan de laag, gemeten vanaf peil tot een hoogte van maximaal 2 meter) hebben een tuinbesteming. Hiermee wordt benadrukt dat de collectieve tuin rondom deze woningen open en groen moet blijven.

In het belang om de openheid op die plaats te handhaven is ook een driehoekig terreintje aan de Hertogstraat nabij de Steenstraat bestemd als tuin.

Parkeren binnen deze bestemming is niet toegestaan. Er zijn echter situaties waar sprake is van verleende inritvergunningen waardoor tuinen toch als parkeerplaats worden gebruikt. Dit gebruik zal mede vanwege de aanwijzing tot Rijks beschermd stadsgezicht niet positief worden bestemd maar zal op basis van het overgangsrecht kunnen voortbestaan. Het streven is er echter op gericht om, wanneer de mogelijkheid zich daartoe voordoet, dit gebruik beëindigd te krijgen en zodoende de oorspronkelijke situatie te herstellen.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

De betreffende gronden zijn deels in het vigerende bestemmingsplan ook al als tuin bestemd. Aan de C.A. Thiemestraat zijn de gronden bestemd als woondoeleinden en woondoeleinden-onbebouwbare zone. De besteming wordt dus veranderd.

6.3.9 Verkeer

De bestemming verkeer is opgedeeld in twee 'sub-bestemmingen' te weten:

  1. 1. Verkeer-Railverkeer (artikel 10) en
  2. 2. Verkeer-Verblijfsgebied (artikel 11).

Hieronder wordt ingegaan op deze twee sub-bestemmingen

Verkeer-Railverkeer

De bestemming "Verkeer–Railverkeer" is gegeven aan spoorwegen voor personen en goederenvervoer met bijbehorende paden en groenaanleg. Het bouwen van in de bestemming passende bebouwing zoals geluidwerende voorzieningen is mogelijk binnen deze bestemming tot een maximumbouwhoogte van 3 meter (gemeten vanaf bovenkant van het spoor).

Vergelijking met het vigerende bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan geldt deze bestemming voor de spoorlijn Arnhem-Zutphen-Zevenaar. In het geldende bestemmingsplan zijn de gronden ook als zodanig bestemd. De bestemming wordt dus niet veranderd.

Verkeer-Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Vergelijking met het vigerende bestemmingsplan

In het geldende bestemmingsplan zijn de gronden ook al als zodanig bestemd. De bestemming wordt dus niet veranderd.

6.3.10 Wonen

Functie

Alle woningen in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen' (artikel 12). Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), serviceflats, etc. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere woonvormen, zonder therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Verder zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

Tot slot is, om de mogelijkheden voor bedrijfsvestiging verder te verruimen, in de regels bij dit plan de vereiste koppeling tussen de eigenaar van de woning en de beoefenaar van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten losgelaten.

Functieaanduidingen

Door middel van functieaanduidingen worden enkele functies binnen de bestemming "Wonen" tevens als zodanig bestemd. De aanduidingen gelden alleen voor de op de plankaart aangegeven plek. Bij de functie "parkeerterrein" geldt dat deze functie uitsluitend als zodanig is bestemd.

De volgende functies worden op de plankaart aangeduid:


detailhandel

Deze functieaanduiding is bedoeld om binnen de bestemming "Wonen" tevens bedrijven toe te staan die zijn gericht op het verkopen van goederen aan particuliere consumenten. Groothandel is dus niet toegestaan. Een deel van de bebouwing mag worden gebruikt voor de opslag van goederen (magazijn) mits die opslag deel uitmaakt van de detailhandelsfunctie. Aan de detailhandelsfunctie ondergeschikte horeca is toegestaan (bijvoorbeeld een kantine, een koffiehoekje in een winkel of een restaurant in een warenhuis). De aanduiding is gegeven aan een hoekpand Emmastraat 37/Spijkerstraat 253. In de pand was recent een levensmiddelenzaak gevestigd. Het staat momenteel leeg maar de plannen bestaan dat in het pand een winkelfunctie terugkeert.


horeca - B

Deze functieaanduiding houdt in dat bedrijven kunnen worden gevestigd die gericht zijn op het verstrekken van maaltijden voor consumptie terplaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horeca-bedrijven. De aanduiding is gegeven aan het pand Spijkerstraat 333/335 en betreft uitsluitend de begane-grondlaag en het souterrain.


maatschappelijk

Deze functieaanduiding is bedoeld om binnen de bestemming "Wonen" tevens de functies die passen binnen onderwijs en welzijn (zie omschrijving onder punt 6.3.7), zoals kinderdagopvang en buitenschoolse opvang, toe te staan. De aanduiding is gegeven aan de te bouwen panden aan de C.A. Thiemestraat en betreft uitsluitend de laag, gemeten vanaf peil tot een hoogte van maximaal 2 meter.

parkeerterrein

Deze functieaanduiding is bedoeld om parkeren toe te staan op de plaats die als zodanig op de plankaart is aangeduid. Het terrein mag uitsluitend voor deze functie worden gebruikt. De aanduiding is gegeven aan het terrein ten noorden van de Spijkerstraat. Naast het gebruik uitsluitend als zodanig geldt verder de eis dat het aantal parkeerplaatsen op dit terrein minimaal 33 moet bedragen.

parkeergarage

Deze functieaanduiding is gegeven aan de te bouwen panden aan de C.A. Thiemestraat en aan een deel van het te realiseren bouwblok aan de Dullertstraat. In de regels is opgenomen dat het moet gaan om een ondergrondse garage voor minimaal 1 parkeerplaats per bovengelegen woning.

specifieke vorm van wonen-1

Deze functieaanduiding houdt in dat galeries, ateliers en daarmee vergelijkbare creatieve en culturele functies worden toegestaan. Deze functies zijn alleen op de begane grond gelegen bouwlagen toegestaan. De aanduiding is gegeven aan de woningen Spijkerstraat nrs. 295 tot en met 331 (alleen begane grondlaag) en aan de panden aan de kop van de Spijkerstraat.


uitvaartcentrum

De functieaanduiding "uitvaartcentrum" is gegeven aan een aanbouw bij het pand (aan de Thorbeckestraat). In deze aanbouw is een uitvaartcentrum gevestigd.

Bebouwingsmogelijkheden/bouwaanduidingen

Door middel van bouwaanduidingen wordt aangegeven dat een bepaalde wijze van bouwen of een bepaalde verschijningsvorm gewenst of ongewenst wordt verklaard. Ook hier geldt dat de bouwaanduidingen alleen gelden voor de op de plankaart aangegeven plek.

De volgende bouwaanduidingen worden op de plankaart aangeduid:

Onderdoorgang

Deze bouwaanduiding houdt in dat bebouwing kan worden gerealiseerd waarbij een onderdoorgang is toegestaan. Deze aanduiding is gegeven aan een deel van het terrein aan de Drie Koningendwarsstraat 81 - 83 op welke plek het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid van realisering van woningen.

Terwille van flexibiliteit is de begrenzing op plankaart ruim aangeduid. In de regels is echter vastgelegd dat de breedte van de onderdoorgang maximaal 3 meter mag bedragen.

Bijgebouwen

Deze bouwaanduiding houdt in dat bij woningen en met name in de onbebouwbare zone toch in beperkte mate enige bebouwing kan worden gerealiseerd.

Binnen de bestemming 'wonen' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone. De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.

De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

Voor een groot deel van de onbebouwbare zone geldt een bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat hier in afwijking van het bepaalde in artikel 16.1 hier buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. Deze gronden met deze aanduiding zijn bedoeld voor garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.

Wijzigingsbevoegdheid.

De hoekpanden langs de Hertogstraat en Emmastraat behouden voorlopig hun woonbestemming.

Maar de wens bestaat om winkels en andere kleinschalige afwijkende functies in de hoekpanden langs deze straten toe te laten. Om deze functies mogelijk te maken is in het plan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

In de vigerende bestemmingsplannen is met name het Spijkerdeel eveneens als wonen bestemd. Deze bestemming verandert dus niet. Wel vinden er aanpassingen plaats wat betreft bouwgrenzen en bouwhoogtes naar aanleiding van de bouwplannen aan de Driekoningendwarsstraat 81 - 83 en de Dullertstraat. Ook de opname van een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor de hoekpanden langs de Hertogstraat en Emmastraat (zie hierboven) is een aanpassing van de bestemming.

De gronden waarop een van de vier woonblokken aan de Thiemestraat (de meest zuidelijk gelegen) en de woningen aan de kop Spijkerstraat zullen worden gebouwd zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als respectievelijk woondoeleinden-onbebouwd en recreatieve doeleinden. Hiermee worden deze bestemmingen aangepast c.q. gewijzigd.

6.3.11 Dubbelbestemmingen

De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkel bestemmingen en daar iets over zeggen. Dit bestemmingsplan zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen:

Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemming geldt voor de zone in het gebied waarvoor een hoge archeologische verwachtingskans geldt. Dit artikel bevat een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwregels en nadere eisen. De zone waarbinnen sprake is van een hoge archeologische verwachtingskans is op de plankaart nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone omgevingsvergunningen alleen mogen worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat omgevingsvergunningen worden afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

In de vigerende bestemmingsplannen is deze bestemming niet opgenomen en worden de archeologische waarden ook niet op een andere wijze beschermd.

Waarde - Cultuurhistorie

Deze dubbelbestemming geldt voor de aangewezen Rijksbeschermde stadsgezichten voor het gebied. Voorts bevat dit artikel een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwregels en nadere eisen. Van groot belang bij deze (dubbel)bestemming is de cultuurhistorische waardenkaart, die onderdeel uitmaakt van de regels. Op deze kaart is aangegeven welke waarden beschermenswaardig zijn. Aanvragen om omgevingsvergunning binnen het plangebied moeten zorgvuldig worden getoetst aan deze kaart.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

In de vigerende bestemmingsplannen is deze bestemming ook opgenomen en worden de archeologische waarden op dezelfde wijze beschermd.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de gemeentelijke nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

1. stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;

2. géén stilzwijgend gedogen;

3. gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;

4. gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende bouwvergunningen en gevolgde afwijkingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

6.5 Exploitatie

Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 rust op de gemeente op grond van artikel 6.12 lid 1 van die wet de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Deze verplichting houdt in dat als de gemeente er bij een ruimtelijke ontwikkeling niet in slaagt met alle particuliere eigenaren in het gebied een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, de gemeente publiekrechtelijk de kosten moet verhalen bij alle eigenaren waarmee niet gecontracteerd is. Gemaakte kosten (limitatief opgesomd in artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5. van het Bro) zoals grondverwervingskosten, plankosten, onderzoekskosten, kosten van inrichting van de openbare ruimte etc. moeten dan verhaald worden door middel van een exploitatieplan dat gelijktijdig met het bestemmingsplan, wijzigingsplan of projectbesluit moet worden vastgesteld.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro (o.a. bouw van één of meer woningen, bouw van één of meer hoofdgebouwen, bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m2).

Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van woningbouw aangevuld met maatschappelijke doeleinden. Voor de andere ontwikkelingen binnen het plangebied, zijnde nieuwbouw ter plaatse van de Driekoningendwarsstraat 81 - 83 en de nieuwbouw ter plaatse van de voormalige melkfabriek, is met de eigenaren een overeenkomst aangegaan waarin ondermeer afspraken zijn vastgelegd over inrichting openbare ruimte en het voldoen van een financiële bijdrage.

Omdat het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden met deze overeenkomst(en) anderszins verzekerd is (zijn) is het maken van een exploitatieplan op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro niet nodig.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Bewonersoverleg

In de eerste fase van het project Spijkerbroek is samen met de bewoners van de wijk (overleggroep) een ontwikkelingsvisie opgesteld. Deze visie is door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld en door de gemeenteraad goedgekeurd. Daarna hebben gemeente en bewoners gewerkt aan de nota van randvoorwaarden en het schetsontwerp.

Bewoners blijven nadrukkelijk betrokken bij het vervolg van het project. De overleggroep blijft bestaan tot en met de keuze van de ontwikkelaar(s).

De daarop volgende stap is de selectie van architecten. Ontwikkelaars worden verplicht om - in overleg met de gemeente - buurtbewoners op enigerlei wijze bij de architectenselectie te betrekken.

Artikel 3.1.1 Bro overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het artikel 3.1.1. Bro overleg is het plan digitaal beschikbaar gesteld aan het Waterschap Rijn en IJssel. Het waterschap heeft hierop gereageerd. Het Waterschap meent te lezen dat het bestemmingsplan het huidige gebruik verbeeld en niet de ontwikkelingsvisie Spijkerbroek. Dit is niet het geval. De opmerkingen van het Waterschap die betrekking hebben op het mogelijk maken van de watergangen, waterpartijen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding zijn desgevraagd in de omschrijving van de bestemmingen (maatschappelijk en gemengd) die op de gebieden van toepassing zijn, verwerkt. Aan de door het waterschap gevraagde verbeelding van de hoofdstructuur van de watergangen op de plankaart kan via een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan tegemoet worden gekomen. Dit is echter pas mogelijk dan nadat de hoofdstuctuur van deze watergang definitief bekend is geworden. Los daarvan is realisering van de watergangen e.d. binnen de van toepassing zijnde bestemmingen mogelijk, zonder dat hiervoor het bestemmingsplan hoeft te worden gewijzigd.

Verder is het plan voor overleg met belanghebbenden digitaal beschikbaar gesteld aan de Gasunie, Rijkswaterstaat, ProRail, NS Railinfrastructuur Connexxion, Hulpverlening Gelderland Midden en Brandweer. Ook is het plan naar de betrokken bewonersoverleggroepen uit de wijk gestuurd.

In het kader van het overleg zijn ook enkele reacties ontvangen. Op de plaatsen waartoe dit aanleiding gaf zijn de opmerkingen in het bestemmingsplan verwerkt.

Publicatie voornemen ontwikkeling

Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een ontwikkeling worden gepubliceerd. De ontwikkeling betreft hier de herontwikkeling en nieuwe invulling van het gebied rondom de bouwspeelplaats Thialf, de nieuwe invulling van de locatie aan de Driekoningendwarsstraat 81 - 83 en de nieuwe invulling van de locatie Dullertflat/oude Melkfabriek aan de Dullertstraat, Spijkerstraat en Karel van Gelderstraat. Het voornemen is gepubliceerd in de Arnhemse Koerier.

Hierin is opgenomen dat er naar aanleiding van het voornemen nog geen stukken ter inzage zijn gelegd en dat het in dit stadium nog niet mogelijk was om zienswijzen in te dienen.

7.2 Terinzagelegging Ex. Art. 3.8. Wro

Het ontwerp-bestemingsplan ligt met ingang van 3 februari 2011 gedurende een termijn van 6 weken voor iedereen ter inzage. In die periode bestaat de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen bij de gemeenteraad. Na afloop van de terinzagelegging zal in het raadsvoorstel aangegeven worden of en zo ja hoeveel zienswijzen zijn ingediend en of deze zienswijzen eventueel tot een voorstel om wijzigingen aan te brengen in het ontwerp hebben geleid.

Bijlage 1 Parkeernorm

In een aantal bestemmingen is een verwijzing naar de parkeernormen opgenomen. Bij nieuw- of verbouw moet aan deze parkeernormen worden getoetst. Voor de verschillende bestemmingen is een parkeernorm weergegeven. De parkeerplaatsen moeten in eerste instantie op eigen terrein worden opgelost.

Van het voor de bestemming noodzakelijke aantal parkeerplaatsen moet het aandeel ten behoeve van de bezoekers bestaan uit openbare parkeerplaatsen of parkeerplaatsen die voor bezoekers bereikbaar zijn. Parkeernormen mogen hier met bezoekersaandeel worden verlaagd.

Functie Norm Aandeel bezoekers
Wonen
Rijwoning 1,5/woning 0,3/woning
Half vrijstaande, vrijstaande woning (vrije sector) 1,7/woning 0,3/woning
Appartement 1,5/appartement 0,3/appartement
Detailhandel
Winkel binnenstad 2,25/100 m² b.v.o. 95%
Winkel Presikhaaf en Kronenburg 3,5/100 m² b.v.o. 95%
Winkel wijk, buurt, dorp 3,0/100 m² b.v.o. 95%
Horeca
Hotel 1,2/kamer 95%
Restaurant 13,0/100 m² b.v.o. 95%
Café, bar, discotheek, cafetaria 6,0/100 m² b.v.o. 95%
Kantoren en bedrijven
Voor kantoren en bedrijven worden 4 vestigingsmilieus onderscheiden. In alle vestigingsmilieus mogen op eigen terrein onbeperkt parkeerplaatsen worden gerealiseerd mits in een gebouwde parkeervoorziening.
minimaal waarvan
maximaal op maaiveld
Centrummilieu (binnenstad, Rijnboog) 1/250 m² b.v.o. 1/1000 m² b.v.o. 10%
Subcentrummilieu (Steenstraat, Velperweg, BPA, 1e deel Westervoortsedijk, station Schuytgraaf, Presikhaaf en Kronenburg) 1/125 m² b.v.o. 1/250 m² b.v.o. 10%
Gemengd milieu (woonwijken) 1/100 m² b.v.o. 1/200 m² b.v.o. 10%
Specifiek werkmilieu (werkgebieden) 1/125 m² b.v.o. 1/125 m² b.v.o. 10%
Sport
Squashbaan 1,5/baan 95%
Tennisbaan 3,0/baan 95%
Sporthal 3,0/100 m² b.v.o. 95%
Sportveld 20,0/ha. 95%
Zwembad 10,0/100 m² bassin 95%
Recreatie
Manege 0,5/box 95%
Volkstuin 0,3/perceel 95%
Cultuur en ontspanning
Cultureel centrum, wijkgebouw 2,0/100 m² b.v.o. 95%
Vergader-, congres-, beursgebouw,
Eventementenhal
6,0/100 m² b.v.o. 95%
Bioscoop, theater, schouwburg 0,25/zitplaats 95%
Museum 0,7/100 m² b.v.o. 95%
Bibliotheek 0,7/100 m² b.v.o. 95%
Bowlingbaan, biljartzaal 2,0/baan, tafel 95%
Dansstudio, sportschool 4,0/100 m² b.v.o. 95%
Maatschappelijk
Medisch
Arts, maatschap, kruisgebouw, therapeut 2,0/behandelkamer
(min. 3 parkeerplaatsen)
Onderwijs
Peuterspeelzaal, dagverblijf, crèche 1,0/100 m² b.v.o. excl. halen/brengen
Basisonderwijs 1,0/leslokaal excl. halen/brengen
Voortgezet onderwijs Vbo, HAVO, VWO) 1,0/leslokaal
Avondonderwijs 1,0/student
Beroepsonderwijs (MBO, ROC, WO, HBO) 6,0/lokaal + 20/collegezaal
Gymnastieklokaal 10,0/eenheid
Verpleeg-, verzorgingstehuis 0,6/wooneenheid 60%
Religie
Kerk, moskee, religiegebouw 0,15/zitplaats 95%
Begraafplaats, crematorium 30,0/eenheid (gelijktijdige begrafenis, crematie) 95%

Opmerkingen bij de tabel:

  1. 1. Van het voor de bestemming noodzakelijke aantal parkeerplaatsen moet het aandeel ten behoeve van de bezoekers bestaan uit openbare parkeerplaatsen of parkeerplaatsen die voor bezoekers bereikbaar zijn. Deze regel geldt niet voor de binnenstad (gebied tussen de Rijn, de buitensingels, Willemsplein, Nieuwe Plein). Hier kunnen bezoekers gebruik maken van de betaald parkeerplaatsen. Parkeernormen mogen hier met bezoekersaandeel worden verlaagd.
  2. 2. Voor woningen boven winkels in het kernwinkelgebied (zie bijlage 2) behoeven geen parkeerplaatsen gerealiseerd te worden.
  3. 3. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen in nieuwe woonbuurten (>15 woningen) moet voor de berekening worden uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
    - oprit zonder garage = 0,8 pp
    - garage met oprit = 1,0 pp
    - garage zonder oprit = 0,40 pp
    - carport = 0,85 pp
    - tuinparkeerplaats = 0,50 pp
    - parkeerplaats in het openbaar gebied = 1,0 pp
  4. 4. Wanneer twee of meer functies van dezelfde parkeervoorzieningen gebruik kunnen maken dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheidspercentages zoals opgenomen in CROW-publicatie 182: Parkeerkencijfers – basis voor parkeernormering.
  5. 5. Voor het aantal parkeerplaatsen voor halen en brengen met de auto bij kinderdagverblijf en basisscholen geldt de volgende rekenregel:

    Groep 1 t/m 3: Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,5 x 0,75.
    +
    Groep 4 t/m 8: Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,25 x 0,85.
    +
    Kinderdagverblijf: Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,25 x 075.
    =

    Totaal aantal parkeerplaatsen voor halen en brengen.Het percentage leerlingen dat met auto wordt gebracht en gehaald ligt tussen de 1% en 60%, dit is onder meer afhankelijk van stedelijkheidsgraad, stedelijke zone en de gemiddelde afstand naar school.

    Gemiddeld ligt het percentage op:
    - groepen 1 t/m 3: 30 – 60%
    - groepen 4 t/m 8: 5 – 40%
    - kinderdagverblijf: 30 – 60%

    Bij gescheiden aanvang -en eindtijd van de groepen 1 t/m 3 en 4 t/m 8 mag het aantal parkeerplaatsen met maximaal 40% worden gereduceerd.
  6. 6. Bij de berekeningen wordt uitgegaan van 25% parkeren op eigen terrein. Wanneer het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein 10% meer is, wordt de parkeernorm met 0,05 verhoogd en afgerond. Zo geldt, uitgaande van de norm voor Rijwoning:
    - Parkeernorm 1,5 bij 25% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,6 bij 35% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,6 bij 45% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,7 bij 55% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,7 bij 65% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,8 bij 75% parkeren op eigen terrein.

Bijlage 2 Cultuurhistorische Waardenkaart Bestemmingsplan Spijkerbroek, Nr. 2010-ro-0007.

Bijlage 1 Note Van Randvoorwaarden - Spijkerbroek

Bijlage 1 Note van Randvoorwaarden - Spijkerbroek

Bijlage 2 Lucktkwaliteits- En Akoestisch Onderzoek.pdf

Bijlage 2 Lucktkwaliteits- en akoestisch onderzoek.pdf

Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 3 Quickscan Flora en Fauna

Bijlage 4 Aanvullend Ecologisch Onderzoek

Bijlage 4 Aanvullend Ecologisch Onderzoek

Bijlage 5 Flora- En Faunawet

Bijlage 5 Flora- en Faunawet

Bijlage 6 Activiteitenplan Spijkerbroek

Bijlage 6 Activiteitenplan Spijkerbroek

Bijlage 7 Saneringskosten

Bijlage 7 Saneringskosten