KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
Artikel 7 Centrum-1
Artikel 8 Centrum-2
Artikel 9 Gemengd-1
Artikel 10 Gemengd-2
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Recreatie
Artikel 14 Sport
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 16 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 20 Waarde - Archeologie (Archeologisch Waardevol Gebied)
Artikel 21 Waarde - Archeologie (Hoge Verwachtingskans)
Artikel 22 Waarde - Archeologie (Lage Verwachtingskans)
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Historische Ontwikkeling
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
2.4 Toekomstige Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Woonbeleid
3.4 Welstandsbeleid
3.5 Verkeersbeleid
3.6 Milieu- En Omgevingsbeleid
3.7 Sport-, Recreatie- En Spelen Beleid
3.8 Economisch Beleid
3.9 Coffeeshopbeleid
3.10 Prostitutiebeleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieu- En Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving En -Verantwoording
5.1 Inleiding
5.2 Opzet Van De Regels
5.3 Verantwoording Van De Regels
5.4 Vergelijking Vigerende Bestemmingsplannen
5.5 Handhaving
5.6 Exploitatie
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Vooroverleg
6.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bestemmingsplan Elderveld 2011

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Vastgesteld op 24-04-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Elderveld 2011 van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.763-0301.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 aan-, uitbouw:

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.18 carport:

staanplaats, stalling voor een auto onder een vrijstaand dak (zonder wanden) of afdak aan de woning.

1.19 overige bouwwerken:

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.20 bouwlaag:

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.

1.21 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.22 peil:

  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

1.23 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.24 bruto vloeroppervlak (bvo):

het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.25 wonen:

voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;

1.26 bed and breakfast

overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.

1.27 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.

1.28 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.29 mantelzorg:

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn.

1.30 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

1.31 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.32 standplaats:

een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.33 straatmeubilair:

onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.34 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.35 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.36 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.37 kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.38 administratief kantoor:

een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor.

1.39 publiekgericht kantoor:

een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie.

1.40 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.

1.41 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.42 winkel:

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.

1.43 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke, met uitzondering van garagebedrijven. Detailhandel wordt hieronder niet begrepen

1.44 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.45 horeca - a:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.46 horeca - b:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.47 horeca - c:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.

1.48 horeca - d:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.

1.49 horeca - e:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed en breakfast -bedrijven met meer dan vier slaapplaatsen.

1.50 nutsbedrijven:

bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op:

  1. a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. b. de verzorging van telecommunicatie;
  3. c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.52 prostitué(e):

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.53 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.54 raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.55 thuisprostitutie:

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.56 werkplek:

een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.57 wijk:

wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.58 vestigingsbeleid:

het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. 1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. 2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven;
  2. b. groenvoorzieningen

alsmede voor:

  1. c. ondergeschikte horeca ten dienste van de genoemde bestemmingen

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten, en voorzover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing of bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals schuren, stallen, mesttanks en silo's waaronder maximaal één dienstwoning.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven of gedeelten van bedrijven tot en met categorie 2 zoals deze zijn genoemd in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst.
  2. b. ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de in dit lid onder a. genoemde bestemming.
  3. c. geluidwerende-, verkeers- en groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1sub a. voor de vestiging van, dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf (of een gedeelte daarvan), dat niet dan wel in een hogere categorie van de bedrijvenlijst voorkomt, voorzover het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan wordente behoren tot de categorieën zoals in lid 4.1 genoemd, mits het geen geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichting betreft.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsbedrijven of soortgelijke instellingen en nutsvoorzieningen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en straatmeubilair.

en uitsluitend voor:

  1. c. een windturbine ter plaatsen van de functieaanduiding 'windturbine'.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voorzover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" aangewezen gronden zijn bestemd voor een benzinestation met bijbehorende voorzieningen, zoals een autowasstraat met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak (bvo) van een verkoopruimte niet meer mag bedragen dan 100 m2.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat in afwijking van artikel 25.1 buiten het bouwvlak een luifel mag worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 5,5 meter ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' (sba-1).

Artikel 7 Centrum-1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum-1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. horeca met uitzondering van horeca-d en horeca-e;
  3. c. maatschappelijke functies, zoals bedoeld in artikel 12;
  4. d. dienstverlenende bedrijven;
  5. e. kantoren;
  6. f. nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat het brutto vloeroppervlak van deze functies niet meer mag bedragen dan 5.317 m²;

en tevens voor:

  1. g. verblijfsgebieden inclusief parkeerplaatsen en groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven bouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat in afwijking van artikel 25.1 buiten het bouwvlak een overkapping mag worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 8 meter ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' (sba-2).

Artikel 8 Centrum-2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum-2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca met uitzondering van horeca-d en horeca-e;
  2. b. maatschappelijke functies, zoals bedoeld in artikel 12,
  3. c. kantoren;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. verblijfsgebieden inclusief parkeerplaatsen en groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 9 Gemengd-1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd-1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke functies zoals bedoeld in artikel 12;
  2. b. kantoren

en tevens voor:

  1. c. een bedrijf in categorie 1 zoals deze zijn genoemd in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'

en ondergeschikt voor:

  1. d. groen- en speelvoorzieningen;
  2. e. ondergeschikte horeca en detailhandel ten behoeve van de bestemming;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. verblijfsgebieden zoals buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer en verblijf.

9.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten, en voorzover aangegeven, het bebouwingspercentage uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. Op de overige gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 meter.

9.3 Afwijking van bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

Artikel 10 Gemengd-2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd-2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke functies zoals bedoeld in artikel 12;
  2. b. horeca-B;
  3. c. receatie met dien verstande dat hier uitsluitend een clubhuis ten behoeve van een volkstuinvereniging is toegestaan;

en daaraan ondergeschikt voor:

  1. d. groen- en speelvoorzieningen;

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en het bebouwingspercentage uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. fiets- en wandelpaden, wegen ten behoeve bestemmingsverkeer, straatmeubilair en speelvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd zoals speeltoestellen met een maximumbouwhoogte van 4 meter.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijs;
  2. b. buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven;
  3. c. welzijn;
  4. d. sport;
  5. e. levensbeschouwing;
  6. f. openbare dienstverlening;
  7. g. zorginstellingen;
  8. h. therapeutische functies;
  9. i. dienstwoningen uitsluitend ten behoeve van bovenstaande functies.

en tevens voor:

  1. j. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'

en ondergeschikt voor:

  1. k. voorzieningen ten behoeve van het verkeer (zoals parkeren), groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
  2. l. ondergeschikte horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde bestemmingsomschrijvingen.

12.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen.
  2. b. In afwijking van artikel 25.1 mogen buiten het bouwvlak vier lichtmasten worden opgericht met een maximumbouwhoogte van 18 meter ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' (sba-3).

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen;
  2. b. groenvoorzieningen met bijbehorende fiets- en wandelpaden.

13.2 Bouwregels

Op volkstuinen met een minimale grootte van 150 m² mag een broeikas (-bak) en/of gereedschapskist worden aangebracht. Een broeikas mag niet groter zijn dan 6,5 m² met een maximum goothoogte van 1,30 meter en een maximum nokhoogte van 2 meter.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik als nachtverblijf.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. kinderdagopvang en buitenschoolse opvang;
  3. c. groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. voorzieningen voor het verkeer zoals parkeren en straatmeubilair;
  5. e. horeca ten behoeve van deze bestemming.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals kleed- en club- en materiaalgebouwen worden gebouwd.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.1 ten behoeve van:

  1. a. het buiten het bouwvlak bouwen van lichtmasten tot een hoogte van maximaal 15 meter, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de verticale verlichtingssterkte mag niet meer dan 5 lux bedragen;
    2. de armatuurlichtsterkte mag niet meer dan 7.500 candela bedragen.
  2. b. het buiten het bouwvlak kleine bouwwerken passend in de bestemming worden gebouwd zoals fietsenstallingen, bergruimten, ballenvangers, efafscheidingen, hekwerken en zitbanken.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De als "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groen- en watervoorzieningen;
  4. d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
    direct aangrenzende bestemmingen.

15.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, trolleymasten, entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.

Artikel 16 Verkeer - Wegverkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Wegverkeer" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de aangegeven maximum aantal rijstroken, bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. groen- en watervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen.

16.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken
    zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd.
  2. b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. waterberging;
  3. c. bermen en beplanting;
  4. d. oevers;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. nutsvoorzieningen;

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, waaronder bruggen, dammen en duikers.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 ten behoeve van bouwwerken van geringe omvang zoals steigers, mits de waterstaatkundige functie niet (onevenredig) wordt geschaad, gehoord de waterbeheerder.

17.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als ligplaats voor (woon)schepen.

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
    en daaraan ondergeschikt voor:
    1. 1. groen- en speelvoorzieningen;
    2. 2. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
    3. 3. verblijfsgebieden.
  2. b. en tevens voor een kapsalon op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  3. c. en tevens voor één praktijkruimte ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte"
  4. d. en tevens voor de volgende gemengde functies op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd':
    1. 1. bedrijven in categorie 1 zoals deze genoemd zijn in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst;
    2. 2. maatschappelijke functies zoals bedoeld in artikel 12;
    3. 3. kantoren;
  5. e. en uitsluitend voor autostalling of opslag van goederen ten behoeve van het wonen ter plaatse van de aanduiding 'garage'.

18.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten uitsluitend in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg"' mogen:
    1. 1. aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing en andere onderdelen van de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
    2. 2. bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
    3. 3. overige bouwwerken, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.

waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.

oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel maximale oppervlakte bouwwerken
< 90 m2 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2
90-150 m2 45 m2
150-300 m2 55 m2
300-500 m2 65 m2
500-1000 m2 75 m2
  1. c. In afwijking van het bepaalde in lid 25.1 mag buiten het bouwvlak per woning één carport worden opgericht met dien verstande dat deze carport gekoppeld is aan een aan de voorzijde van de woning gelegen berging of garage.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in het in lid 18.2 onder b. opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2met maximaal 25 m2 mits:
    1. dit vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
    2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad.
  2. b. het bepaalde in artikel 3.2, lid 1 onder a. van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
    1. 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen;
    2. 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    3. 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
    4. 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
    5. 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    6. 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
    7. 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden wordt voldaan, waaronder met een omgevingsvergunning van de regels is afgeweken.

18.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in art 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in lid 18.4 onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed en breakfast, door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel, prostitutie of horeca betreffen.

Artikel 19 Wonen - Woonwagenstandplaats

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Woonwagenstandplaats" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in woonwagens, hieronder niet begrepen bewoning van woningen of woonschepen, met dien verstande dat maximaal 11 woonwagens in één bouwlaag mogen worden geplaatst.

en daaraan ondergeschikt voor:

  1. b. groen- en speelvoorzieningen;
  2. c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  3. d. verblijfsgebieden.

19.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend woonwagens, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken met een maximum bouwhoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 50 m³ worden gebouwd.

19.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in lid 19.3 onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Artikel 20 Waarde - Archeologie (Archeologisch Waardevol Gebied)

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)" aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

  1. a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 20.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 50 m2bedraagt of
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

20.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 20.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. b. Afwijken als bedoeld in artikel 20.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. c. Afwijken als bedoeld in artikel 20.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden

20.5 Omgevinsgvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 50 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie (archeologisch waardevol gebied)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 21 Waarde - Archeologie (Hoge Verwachtingskans)

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie (hoge verwachtingskans)" aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

  1. a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 21.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    2. 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 200 m2bedraagt;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

21.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 21.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. b. Afwijken als bedoeld in artikel 21.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. c. Afwijken als bedoeld in artikel 21.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden

21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachtingskans)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 200 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

21.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachtingskans)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 22 Waarde - Archeologie (Lage Verwachtingskans)

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie (lage verwachtingskans)" aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

  1. a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 22.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 2000 m2bedraagt.

22.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 22.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. b. Afwijken als bedoeld in artikel 22.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. c. Afwijken als bedoeld in artikel 22.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden

22.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (lage archeologische verwachtingskans)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 2000 m2 en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

22.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage archeologische verwachtingskans)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

De als "Waterstaat-Waterkering" aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering en de daarvoor benodigde voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de waterkeringen ten dienste van de onderliggende bestemming mits de watekerende functie hierdoor niet wordt geschaad. Hiervoor wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

23.3 specifieke gebruiksregels

Deze gronden mogen worden gebruikt voor de aanleg het gebruik en instandhouding van werken en werkzaamheden ten behoeve van de bestemming en de andere bestemmingen, mits de waterkerende functie hierdoor niet wordt belemmerd en hiervoor vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

25.2 Bebouwingspercentage

  1. a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
  2. b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. d. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 26 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte en het maximumoppervlak, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  2. 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 25.1 mits:
    1. a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
    2. b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      1. 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      2. 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      3. 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      4. 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  3. 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
    2. b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      1. 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      2. 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
      3. 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet. geluidhinder.
  4. 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  5. 5. het bepaalde in artikel 26 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    1. a. het geen raamprostitutie betreft;
    2. b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    3. c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het afwijken van de regels niet meer dan acht zal bedragen;
    4. d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    5. e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    6. f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    7. g. er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat;
    8. h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    9. i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

28.2 Overgangsrecht gebruik

28.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanBestemmingsplan Elderveld 2011.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt in het zuidwesten van Arnhem en beslaat de gehele wijk Elderveld. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Drielsedijk aan de noordzijde, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen aan de westzijde, de Burgemeester Matsersingel in het zuiden en in het oosten door de Batavierenweg. De exacte begrenzing is op de plankaart en figuur 1.1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0001.jpg"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

In Elderveld is wonen de belangrijkste functie. In het centrum van de wijk is een concentratie van voorzieningen en detailhandel gesitueerd. In het noordelijk deel zijn langs de Drielsedijk een rioolwaterzuivering, sportvoorzieningen en recreatieve functies van (boven)gemeentelijk niveau gelegen. In het zuiden heeft zich langs de Burgemeester Matsersingel een concentratie van kantooractiviteiten ontwikkeld. De gehele wijk Elderveld kenmerkt zich door een groene uitstraling door de groene aders die tot ver in de wijk doordringen en door het park in het oostelijk deel van de wijk.

1.2 Aanleiding En Doel

De aanleiding voor het maken van dit bestemmingsplan is de ouderdom van het geldende bestemmingsplan "Elderveld". De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bestemmingsplannen niet ouder dan 10 jaar mogen zijn. Het bestemmingsplan "Elderveld" is in 2001 vastgesteld en moet dus worden herzien.

In 2008 is een nieuwe standaard voor bestemmingsplannen ingevoerd. Het doel is om de geldende regelingen te actualiseren en digitaal beschikbaar te stellen aan eigenaren en gebruikers van het gebied. De geldende regelingen voldoende niet aan de nieuwe standaard. Doel van dit bestemmingsplan is om eenheid aan te brengen.

In dit bestemmingsplan is de bestaande situatie bestemd. Dit betekent dat de bestaande functies en bebouwing(smogelijkheden) zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.

1.3 Opzet Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2008. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende Plannen

Het bestemmingsplan "Eldeveld 2011 "is een algehele herziening van de geldende plannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht (tabel 1.1) geeft weer welke bestemmingsplannen en verordeningen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven; deze plannen zijn tevens weergegeven op de kaart, zie figuur 1.2.

633 Bestemmingsplan "Elderveld" (07.05.2001; 30.10.2001)
643 Bestemmingsplan "Schuytgraaf" (28.06.1999; 23.07.2003)
713 Bestemmingsplan "De Laar 2007" (24.09.2007; 10.01.2008)

Tabel 1.1: Geldende plannen

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0002.jpg"

Figuur 1.2: Geldende plannen

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Omdat het een bestemmingsplan voor een bestaande wijk is, zal dit hoofdstuk voornamelijk ingaan op de huidige ruimtelijke structuur. Het doel van dit bestemmingsplan is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de huidige ruimtelijke kwaliteiten worden gewaarborgd en zo mogelijk versterkt.

2.2 Historische Ontwikkeling

De wijk Elderveld is vanaf 1970 gebouwd. Met Elderveld beoogde de gemeente Arnhem indertijd de inrichting van een hoogwaardig woongebied ten westen van het zuidelijk stadsdeel Malburgen. Het nieuwe woongebied moest voornamelijk voor de economisch op Arnhem georiënteerde bevolking een functie gaan vervullen. Met Elderveld werd beoogd te voldoen aan de toenemende vraag naar ruimere en comfortabelere woningen (zowel binnen als buiten) en interessante woonomgevingen. Gedurende de jaren '70, '80 en '90 is Elderveld in verschillende fasen gebouwd. Daarna zijn enkel een aantal inbreidingslocaties gerealiseerd zoals aan de Leidenweg, het Schipholplein en de Kortlandplaats.

2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Elderveld is gebouwd volgens een stedenbouwkundig concept uit eind jaren zestig begin jaren zeventig dat zich kenmerkt door lusvormige (buurt)ontsluitingswegen in de wijk waaraan vaak (doodlopende) hofjes zijn gesitueerd. De wijk kent een tweetal ruimtelijke dragers die dominant aanwezig zijn. De belangrijkste drager van de wijk wordt gevormd door de Hollandweg die als een soort ruggengraat fungeert. Buurtontsluitingswegen komen uit op deze weg die daarmee de belangrijkste ontsluitingsweg van Elderveld is. De Hollandweg komt uit op de Batavierenweg en de Burgemeester Matsersingel die beiden zijn aangesloten op het stedelijke verkeersnetwerk. Het karakter van de Hollandweg wordt benadrukt door aanwezigheid van voorzieningen en hoogbouw in de vorm van flats en appartementencomplexen en krijgt daarmee een meer stedelijk karakter, in tegenstelling tot de rest van de wijk. De tweede drager is de Elderhofseweg die als oorspronkelijke landweg in oost-westrichting de wijk doorsnijdt. De laan maakt samen met de 'Stoeterij' onderdeel uit van het oorspronkelijk landschap, dat in het stedenbouwkundige ontwerp van de wijk is opgenomen. Op het kruispunt van de twee ruimtelijke dragers is het winkelcentrum Elderhof gebouwd dat een centrale plek in de wijk heeft.

Een tweede karakteristiek van de wijk is de groenstructuur. Vanaf de randen van de wijk dringen brede groene aders de wijk binnen en lopen door tot aan het parkachtige gebied rond de Stoeterij. De groene aders zorgen ervoor dat er woonbuurten ontstaan die los van elkaar liggen. Deze woonbuurten lijken daarom volstrekt willekeurig in een weelde van groen te zijn gebouwd.

2.3.1 Woongebieden

Wonen is veruit de belangrijkste functie in Elderveld. De woonbuurten in Elderveld kenmerken zich door slingerende woonstraten met smalle profielen die doorgaans een onduidelijke structuur en hiërarchie hebben. Met name de laatste fasen (Elderhof) hebben een zeer onduidelijke structuur. De eerste jaren van de bouw van de wijk (jaren '70) zijn er vooral veel sociale huurwoningen gebouwd, hetgeen een zeer eenzijdige bebouwingsstructuur opleverde. De laatste jaren ('80 en '90) zijn er meer koopwoningen gebouwd waarmee de structuur evenwichtiger is geworden.

Het (woon)verkeer op de wegen binnen de woonbuurten is ondergeschikt aan de functie wonen. Dit houdt in dat deze wegen geen primaire stroomfunctie hebben. Zij zijn ingericht als 30 km-wegen of woonerf.

Het grootste deel van de wijk bestaat uit laagbouw. Een meer stedelijk woonmilieu is te vinden langs de Hollandweg. Momenteel staan er twee (ster)flats en is er meer gestapelde bebouwing.

In het oostelijk deel van het plangebied ligt een park dat onderdeel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur van de wijk. Binnen het park liggen een aantal speelplekken, zoals de waterspeelplaats. Ten noorden van de Elderhofseweg ligt boerderij de Stoeterij. Deze boerderij functioneert nog steeds en is als zodanig opgenomen in dit plan.

2.3.2 Voorzieningen

De wijk Elderveld heeft een goed voorzieningenapparaat. De meeste bevinden zich in en nabij het winkelcentrum Elderhof (figuur 2.1). Zij hebben Elderveld als voornaamste bedieningsgebied. De ligging en de ontsluiting zijn daarop ook afgestemd (gelegen op het kruispunt van de twee dragers van de wijk).

Het winkelcentrum heeft een gevarieerd aanbod van voornamelijk winkels en voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0003.jpg"

Figuur 2.1: Winkelcentrum Elderhof e.o.

Luchtfoto Bing Maps

Hollandweg en omgeving

Langs de Hollandweg is een benzinestation en een autogarage gelegen. Aan het Breezandpad zijn verschillende voorzieningen gelegen, zoals een school, een sporthal, het wijkcentrum en een jeugdcentrum. Aan het Driemondplein is een dienstencentrum gehuisvest. Op de eerste verdieping van de sterflat is aa het Driemondplein is een praktijkruimte (voor logopedie) gehuisvest. Tegenover het winkelcentrum aan de Dordrechtweg zijn ook enkele voorzieningen gelegen. Deze zijn voornamelijk gericht op welzijn, zoals een tandheelkundig centrum en huisartsencentrum, e.d.

Op de hoek van de Hollandweg en de Batavierenweg staat een squashcentrum met hiernaast een (wok)restaurant.

Burgemeester Matsersingel en omgeving

De zuidelijke rand van het bestemmingsplan wordt gevormd door de stedelijke zone langs de Burgemeester Matsersingel. Dit gebied maakt onderdeel uit van de centrale zone zoals die is beschreven in het Structuurplan Arnhem 2010 9 (zie hoofdstuk 3.2.2). Er zijn nog enkele onbebouwde locaties. Deze kunnen in de toekomst worden bebouwd met kantoren of maatschappelijke functies om dit stedenbouwkundig beleid verder inhoud te geven. In verband met geluidhinder afkomstig van het verkeer op de Burgemeester Matsersingel is woningbouw en andere geluidgevoelige functies op deze locaties ongewenst. Daarentegen kunnen kantoren e.d. een afschermende functie vervullen.

Ten noorden van de Wassenaarweg zijn meer functies te vinden. Het gaat hier om een regiokantoor van de thuiszorg, een semi-permanent schoolgebouw en een sportschool. Continuering van deze functies wordt mogelijk gemaakt.

Aan de Leidenweg en de Den Haagweg is eveneens een cluster van voornamelijk maatschappelijke voorzieningen te vinden, zoals een peuterspeelzaal en een woonzorgcentrum. Ook is er een kantoor gehuisvest.

Ten noorden van de Leidenweg ligt een grasveld. Dit veld heeft de bestemming "Maatschappelijk". Deze bestemming maakt realisatie van maatschappelijke functies, zoals scholen, kerken, gastverpleeginrichtingen en soortgelijke bebouwing, mogelijk. De bestemming blijft in dit bestemmingsplan gehandhaafd.

Drielsedijk en omgeving

De zone ten noorden van de wijk Elderveld heeft een geheel ander karakter dan het overige plangebied. Het is een open gebied met een groen karakter. Het heeft een aantal functies van bovenwijks niveau. Het gaat hierbij om een regionale rioolwaterzuiveringsinstallatie (figuur 2.2), een sportpark en een volkstuinencomplex (figuur 2.3).

Ten noorden van de rioolwaterzuiveringsinstallatie RWZI, aan de Drielsedijk, is een gemaal gelegen. Dit gemaal verzorgt de waterbeheersing van de wijken Elderveld, de Laar, Elden, Overmaat en Rijkerswoerd. Bij het gemaal is een windmolen gebouwd die de stroomvoorziening verzorgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0004.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0005.jpg"
Figuur 2.2: Rioolwaterzuiveringsinstallatie Figuur 2.3: Volkstuinencomplex

Luchtfoto Bing Maps

Het sportterrein is van bovenwijks niveau. Verschillende sportverenigingen zijn op dit terrein gehuisvest. De sport- en recreatieve functie past goed in het open en groene karakter van het dijkenlandschap dat daarmee aansluit bij de aan de noordzijde van de dijk gelegen polder Meinerswijk. Deze zone moet zo mogelijk worden gevrijwaard van grootschalige stedelijke ontwikkelingen. Uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de sportfunctie is beperkt toegestaan. Wel dient extra aandacht te worden besteed aan de inpassing van nieuwe ontwikkelingen met het oog op de aanwezige landschappelijke en ecologische waarden, zowel binnen als buiten het gebied (Meinerswijk).

De boomgaard blijft gehandhaafd in de huidige vorm en omvang. Een verdere uitbreiding van bedrijfsbebouwing is ongewenst. Het volkstuinencomplex blijft eveneens bestaan in de huidige vorm en omvang. Bebouwing in de vorm van een broeikas of gereedschapskist blijft op zeer beperkte schaal mogelijk.

In een van de oorspronkelijke boerderijen ten zuiden van het volkstuinencomplex is een restaurant gehuisvest. Op hetzelfde perceel is momenteel ook een scoutinggroep gehuisvesten het clubhuis van de volkstuinvereniging. Continuering van de activiteiten blijft mogelijk. Enige uitbreiding van deze functies is toegestaan mits dit niet ten koste gaat van het karakter van het gebied.

Ten oosten van het volkstuinencomplex is een vroegere dijkdoorbraak gelegen (een zogeheten wiel). Dit wiel draagt bij aan het karakter van het rivierenlandschap. De aanwezigheid en de kwaliteiten van dit landschapselement moeten zoveel mogelijk worden gewaarborgd en beschermd.

De Drielsedijk heeft een belangrijke waterkerende functie. Deze functie stelt eisen aan het gebruik en inrichting van de dijk en het daarbij behorende talud. Bebouwing en andere ingrepen die deze functie kunnen aantasten zijn niet toegestaan.

2.4 Toekomstige Ontwikkelingen

2.4.1 Woonwagenstandplaatsen

In 2000 heeft de gemeente Arnhem het eigendom van de in de stad aanwezige woonwagenlocaties overgedragen aan de woningbouwcorporaties. Daarbij is afgesproken dat gezamenlijk toezicht zou plaatsvinden. Dit heeft echter niet of nauwelijks plaatsgevonden. Naar aanleiding van een inventarisatie is geconstateerd dat na de overdracht van het eigendom van de woonwagenlocaties illegale situaties zijn ontstaan. Een aantal woonwagens is hoger gebouwd dan het bestemmingsplan ter plaatse toeliet.

Om dit in goede banen te leiden is er besloten voor 12 van de 15 woonwagenstandplaatsen (waaronder de woonwagenstandplaats op de hoek van de Dordrechtweg en de Leerdamstraat) die verdeeld over de gemeente Arnhem zijn gelegen een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Het doel van dit bestemmingsplan is een groot aantal woonwagens - dat zonder of in afwijking van een bouwvergunning is vergroot (verhoging van de bouwhoogte) - te legaliseren en tegemoet te komen aan de wens van woonwagenbewoners om hoger te kunnen bouwen.

Op dit moment wordt aan het bestemmingsplan voor de woonwagenstandplaatsen gewerkt, in afwachting van dat plan is de bovengenoemde woonwagenstandplaats in dit bestemmingsplan conserverend bestemd. Dat houdt in dat de bestaande regeling is overgenomen. Met het ter zijner tijd van kracht worden van het bestemmingsplan 'Woonwagenstandplaatsen Arnhem' zal de verruiming alsnog tot stand komen.

2.4.2 Oost-locaties

Ten zuidwesten van het plangebied, tussen de spoorlijn Arnhem-Nijmegen en de Oestgeeststraat ligt een ontwikkellocatie. Deze locatie maakt onderdeel uit van de Oost-locaties (gelegen ten oosten van het station Arnhem-Zuid) en valt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. De gemeente Arnhem is eigenaar van de gronden en opdrachtgever van de ontwikkeling. Voor de Oost-locaties is een Nota van Randvoorwaarden opgesteld (zie ook figuur 2.4). Deze is in 2007 door het College van B&W vastgesteld. Het idee is om hier nieuwe woningen en kantoren te ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0006.jpg"

Figuur 2.4 Oost Locaties - Model randvoorwaarden gemeente

De ontwikkelingen liggen ten tijden van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan vanwege o.a. de economische crisis stil. Te zijner tijd zal voor de Oost-locaties een apart bestemmingsplan wordt opgesteld.

Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Bij de herziening van de Wro is het streekplan opgewaardeerd tot provinciale structuurvisie. In de "Wro-agenda" is neergelegd met welke (nieuwe) instrumenten het geformuleerde beleid wordt vormgegeven.

Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op het gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. Om plannen en initiatieven goed op elkaar af te stemmen, stelt de gemeente met enige regelmaat een structuurplan vast. Het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 (2000) is de opvolger van het tot nu toe geldende Structuurplan uit 1984. Het Structuurplan Arnhem 2010 beschrijft het ruimtelijk beleid voornamelijk in hoofdlijnen. Het plan is flexibel, zodat het kan inspelen op veranderende omstandigheden en inzichten. Formeel is het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 tien jaar van kracht: van 2000 tot 2010. Maar de inrichting van de ruimte werpt haar schaduw veel verder vooruit. Waar dat mogelijk is, richt het Structuurplan zijn blik daarom op het jaar 2030. Het Structuurplan Arnhem 2010 is op 2 oktober 2000 door de raad vastgesteld.

In 2006 is de Tussenrapportage Structuurvisie Arnhem 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Tussenrapportage wordt de bestaande Structuurvisie op een aantal punten herzien. De Structuurvisie is vastgesteld in 2000 en heeft aanpassingen nodig. De Tussenrapportage bevat deze herijking van het ruimtelijk beleid.

Naast de herijking van het bestaande beleid wordt ook een uitwerking gepresenteerd voor het beleid met betrekking tot hoogbouw. Dit is gedaan aan de hand van 10 principes voor hoogbouw in Arnhem welke zijn vertaald op een kaart van Arnhem. Voor het plangebied geldt het volgende:

"In de intensiverings-as Schuytgraaf-Centrum-Zuid is toepassing van hoogbouw mogelijk, waarbij een voorkeur is aangegeven voor een locatie gekoppeld aan het regiorailstation Arnhem-Zuid. Daarnaast zijn voorkeurslocaties aangegeven in het gebied Centrum-Zuid en/bij Kronenburg. Zowel ruimtelijk als functioneel is dit een impuls in de vernieuwingsslag die op deze locatie wenselijk is."

De gemeente is bezig met de voorbereiding van een nieuwe Structuurvisie waarin het ruimtelijk beleid voor het gehele grondgebied van Arnhem zal worden opgenomen. Dit wordt de opvolger van hte structuurplan Arnhem 2010.

3.3 Woonbeleid

In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. De Provinciale kaders en ambities voor een kwalitatief woonprogramma maken deel uit van de Regionale Woonvisie van het KAN, deze zijn kaderscheppend geweest bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie. In de Arnhemse woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Dit betekent dat Arnhem inzet op versnelling van de woningbouwproductie, het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van de woonconsument, het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door datgene te bouwen waar vraag en een tekort aan is.

Op Regionaal niveau zijn voor de komende vijf jaar tot 2009 procentuele afspraken gemaakt voor sociale woningbouw. Voor Arnhem ligt er een inspanningsverplichting om gedurende deze periode op het totaal aan nieuwbouwplannen ten minste 35% betaalbare koop- en huurwoningen in de stad te realiseren. Door het accent te leggen op de bouw van middelduur en duurdere woningen ontstaat er een grotere differentiatie en een ruimer en gevarieerd aanbod van woningtypen en woon- en leefomgevingen. Ook ligt er een inspanningsverplichting om het eigen woningbezit in de stad te bevorderen om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen. In het te voeren woonbeleid spelen de behoefte en wensen van alle woonconsument een belangrijke rol evenals de diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten in het Arnhemse bezitten.

De landelijke ontwikkelingen op de beleidsdriehoek wonen, welzijn en zorg zijn vertaald in de gemeentelijke kaderstellende nota's, o.a. de Arnhemse Woonvisie en Stad in Balans. Er ligt dan ook op het gebied van wonen, welzijn en zorg bij de gemeente een stevige opgave om de doelstellingen uit deze driehoek in fysieke en sociale zin te realiseren. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.

3.4 Welstandsbeleid

Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Deze eenheden bestaan uit stedelijke gebied, rivierengebied, stedelijk groen en buitengebied. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet. Daarnaast is er voor de bedrijven- en industrieterrein gelden nog aparte welstandsniveaus: Utilitair normaal en utilitair licht.

Voor het plangebeid zijn de niveaus normaal (bebouwing in stedelijk groen), licht (bebouwing in stedelijk gebied), utilitair normaal en utilitair licht aan de orde (zie figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0007.jpg"

Figuur 3.1 Welstandniveaus

Onder niveau 'normaal' vallen in het algemeen de karakteristieke vooroorlogse wijken maar voor dit plangebied voor de bebouwing in het stedelijk groen. Voor de zichtbare gevels hebben de criteria een conserverend karakter waarmee de gebouwvorm, de dakvorm en de karakteristieke elementen worden gespaard. Aan de straatzijde mogen alleen ornamentele dakkapellen worden toegevoegd zoals die oorspronkelijk in die gebieden waren ontworpen. Serres mogen aan de achterzijde slechts in één laag vanaf de begane grondverdieping worden gerealiseerd. Kelderentrees (met keerwanden en trappen) die aangebracht worden in de straatgevels zijn niet aanvaardbaar. Er worden geen bijzondere eisen gesteld aan bijgebouwen in de achtertuin, niet zichtbaar vanaf het openbaar gebied.

In gebieden met het welstandsniveau 'licht' vindt de gemeente het voldoende om bouwplannen op hoofdlijnen op welstand te toetsen. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt vooral bij bewoners en eigenaren. Het gaat hier met name om de bestaande na-oorlogse delen van de stad. De criteria geven daar waar nodig de bescherming die noodzakelijk is om de kwaliteit van het publieke domein op redelijk niveau te houden.

In de utilitaire gebieden zit het onderscheidt tussen de welstandsniveaus 'normaal' en 'licht' in de representativiteit. De gebieden met een welstandniveau normaal zijn ontworpen op zowel representativiteit als functionaliteit en in het welstandsniveau 'licht' is het ontwerp (in het algemeen) uitsluitend gericht op de functionaliteit. De criteria voor het welstandsniveau normaal zijn dan ook hoger dan die van welstandsniveau licht.

3.5 Verkeersbeleid

3.5.1 Rijksbeleid

Op rijksniveau geeft de Nota Mobiliteit (2006) de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.

3.5.2 Provinciaal en regionaal beleid

De provincie Gelderland heeft haar verkeersbeleid verwoord in het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan-2 (2004). In het PVVP-2 geeft de provincie Gelderland aan hoe zij steden, bedrijventerreinen en voorzieningen bereikbaar wil houden op een veilige manier met zo min mogelijk schadelijke gevolgen voor de leefomgeving. De provincie Gelderland kiest voor een duurzame mobiliteit, waarbij het verkeers- en vervoerssysteem een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Om dat te bereiken kiest Gelderland voor de volgende aanpak: voorkomen, beter benutten, bouwen en beprijzen.

De Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft haar mobiliteitsbeleid voor de periode tot 2020 verwoord in de Regionale Nota Mobiliteit (2006). Op regionaal niveau is de Regionale Nota Mobiliteit een uitwerking van het Regionaal Plan en een doorvertaling van de Nota Mobiliteit. Met de Regionale Nota Mobiliteit kiest de Stadsregio Arnhem Nijmegen nadrukkelijk voor interne, regionale bereikbaarheid gericht op twee beleidskeuzes: het bundelen van vervoersstromen en het optimaliseren van ketenmobiliteit.

3.5.3 Gemeentelijk beleid

Als resultaat van de wisselwerking tussen Rijk, provincie/regio en gemeente, heeft de gemeente Arnhem haar actuele verkeersbeleid verwoord in het Structuurplan Arnhem 2010 en in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP Arnhem 2010. De essentie ervan – overeenstemmend met die van Rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol. Evenals rijk, provincie en regio treft Arnhem verkeersmaatregelen volgens het principe van de 3 B's: eerst beter benutten, tegelijkertijd werken aan beprijzen en pas daarna bouwen van nieuwe infrastructuur.

Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen: de verblijfsgebieden en de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uur-zone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten. Het SVVP Arnhem 2010 is voor het onderdeel parkeren nader vormgegeven in de Parkeernota Arnhem 2003-2010 en in uitwerkingen van deze nota.

3.6 Milieu- En Omgevingsbeleid

In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.

Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.

Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.

Bestemmingsplangebied

In het bestemmingsplangebied komen de volgende gebiedstype(n) voor (zie ook figuur 3.2) :

  • Stedelijke zone. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is redelijk en de toegestane milieubelasting vrij hoog. Dit wordt hoofdzakelijk bepaald door de sterke functiemenging.
  • Stadswijk. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting overwegend laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.
  • Stedelijk groen en water. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.
  • Natuur en water. Het streven is hier het bereiken van een maximale milieukwaliteit ten behoeve van een maximale natuurlijke kwaliteit. De toegestane milieubelasting is laag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0008.jpg"

Figuur 3.2 Gebiedstype(n) Milieuvisie

In de volgende hoofdstukken worden per beleidsthema het beleidskader, de analyse van het plangebied en de conclusies voor de beleidsinzet gegeven. Prioritering van de beleidsinzet vindt plaats aan de hand van de methode beschreven in de Integrale Milieuvisie, deel 1 hoofdstuk 3.

3.6.1 Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals bijvoorbeeld scholen en zorginstellingen.

In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.

De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).

Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beleidsplan Geluid

Op 5 augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

3.6.2 Luchtkwaliteit

De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Wet Luchtkwaliteit. Het doel van de Wet Luchtkwaliteit 2007 is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  • PM10 (fijnstof)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
    2. 2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
  • NO2 (stikstofdioxide)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
    2. 2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.

Wet Luchtkwaliteit 2007

Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De nieuwe wet is nodig bevonden omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is 1augustus 2009 van kracht geworden.

Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit

Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.

3.6.3 Hinder

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de

VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

3.6.4 Externe veiligheid

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).

Het PR (Plaatsgebonden Risico) is het risico op een bepaalde plaats. Het PR is de kans dat een persoon, die zich permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het PR is de 10-6/jr PR contour.

Het GR (GroepsRisico) is de kans dat in een keer een groep mensen van tenminste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het GR is een oriënterende waarde.

Landelijk beleid

Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.

Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, komt in 2009/2010 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.

Gemeentelijk beleid

Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2005-2008 vastgesteld. Op 16 februari 2009 heeft de gemeenteraad besloten om het beleidsplan met 2 jaar (tot en met 2010) te verlengen. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.

3.6.5 Groen en ecologie

Flora- en Faunawet 2002

De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:

  • tabel 1. algemeen beschermde soorten
  • tabel 2. beschermde soorten
  • tabel 3. streng beschermde soorten

Provinciaal beleid: Richtlijn compensatie natuur en bos

De provincie heeft het compensatiebeleid "De Compensatierichtlijn natuur en bos" als uitwerking van provinciale structuurvisie en de Structuurschema Groene Ruimte opgesteld. De gemeente zal dat compensatiebeleid uitvoeren. Is de provinciale richtlijn van toepassing dan treedt de gemeentelijke regelgeving terug.

Uitgangspunt van het compensatiebeleid is dat natuur en bos alleen plaats kunnen maken voor een ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties aanwezig zijn (nee-tenzij-beleid). In principe dient natuur door natuur en bos door bos te worden gecompenseerd. De compensatierichtlijn is van toepassing op

  • alle natuur die in de provincieale verordening of op de bestemmingsplankaart de bestemming natuur heeft of een vegetatiewaarde van 6 of hoger heeft;
  • gebieden met de bestemming bos, zoals aangegeven in de provincieale verordening of op de bestemmingsplankaart;
  • alle gebieden die conform de Boswet herplantplichtig zijn, zowel binnen als buiten de bebouwde kom Boswet.

De compensatierichtlijn kent een kwaliteitstoeslag, bij wijziging van functie dient dus meer bos of natuur te worden gerealiseerd dan verloren gaat.

Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt. Deze situaties worden beschreven in de nota inzake de toepassing van de Boswet bij herstel en ontwikkeling van bijzondere natuurwetenschappelijke waarden (de "Nota Open Bos") van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Tweede Kamer d.d. 26 november 1992.

Boswet

De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden groter dan 10 are of - in geval van rijbeplantingen - meer dan twintig bomen, die gelegen zijn buiten de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'. De Boswet verplicht om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie jaar opnieuw in te planten.

Als voor de uitvoering van een werk de bestemming moet worden gewijzigd treedt de provinciale richtlijn 'Bos- en natuurcompensatie' in werking. Deze richtlijn is een uitwerking van het Streekplan en geldt ook voor bos binnen de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'.

Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015

Op 28 juni 2004 is het groenplan 2004-2007/2015 vastgesteld. De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. In het bestemmingsplan is een groenbalans opgenomen, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels zijn toegepast.

Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.

Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:

  • Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;
  • Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.

Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.

3.6.6 Water

Europees beleid

Vanaf 2000 is ter verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit van alle Europese wateren de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De kaderrichtlijn omvat regelgeving voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater. De streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, maar eventueel kan, mits goed onderbouwd, uitstel worden verleend tot uiterlijk 2027 (derogatie). De plannen voor de (deel)stroomgebied zijn door de verschillende partijen, met uitzondering van het Rijk, in 2009 vastgesteld en bevatten doelen, ambities en maatregelen.

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het vernieuwde Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden en te anticiperen op de klimaatsverandering”. Verder is de watertoets ook in het NBW-actueel een belangrijk instrument om water verantwoord in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen.

In de Nota Ruimte is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de Waterwet die op 22 december 2009 van kracht is geworden. In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.

Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt;

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.

De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het 'pakket duurzaam bouwen' maakt hier onderdeel van uit. Voor water is het volgende streefbeeld opgesteld: natuurlijke waterhuishouding (vermindering verdroging) en schone water in de wijk, waardoor natuurontwikkeling mogelijk is.

Beleid waterschap en gemeente

Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid is overgedragen aan het Waterschap Rivierenland waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het Waterbeheerplan 2010-2015 en de keur en de legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
      1. 1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
      2. 2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
      3. 3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
      4. 4. Bewustwording.

Resumé

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden mag worden veroorzaakt.
  • er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
  • er voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
  • het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.
  • er geen ontwikkelingen mogen plaatsvinden die het functioneren van de waterkering beperken.

3.6.7 Bodem

Voor een beheerbestemmingsplangebied is getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat. Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:

  • Wet bodembescherming (Wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en
    1 april 2009),
  • Beleidsnota bodem 2008 (Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 27 november 2007),
  • Beleidsnota 'Hergebruik van licht verontreinigde grond in Arnhem' (november 1999, met aanvullingen in 2001 en 2002)
  • Besluit Bodemkwaliteit (2008).

3.6.8 Archeologie en cultuurhistorie

Rijksbeleid

Monumentenwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.

Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Inmiddels is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988.

Provinciaal beleid

Nota Belvoir

Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.

Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

  • in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 50 m2;
  • in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
  • in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
  • in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.

Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

  • Behouden door ontwikkelen
  • Behouden door beschermen
  • Adviseren, stimuleren en verleiden
  • Kennis verwerven en verspreiden

3.7 Sport-, Recreatie- En Spelen Beleid

In 2005 is de Sportnota "Sport over de breedte" vastgesteld. Het sportbeleid concentreert zich rond vijf thema's:

  1. 1. Samenhang tussen bewegingsonderwijs, sportbuurwerk en sportverenigingen met het doel meer mensen in beweging te krijgen;
  2. 2. Verbeteren van de kwaliteit van sportverenigingen, uitgaande van de cruciale rol van sterke sportverenigingen voor het sportaanbod in Arnhem;
  3. 3. Voldoende en kwalitatief goede sportaccommodaties: bestaande accomodaties aanpassen aan de huidige kwaliteitsnormen, goede spreiding van voorzieningen over de stad en nieuwe voorzieningen waar dat wenselijk is;
  4. 4. Topsport in de stad als het evenementen betreft;
  5. 5. Dienstverlening in de sport: ondersteuning van verenigingen, informatie en advies en belangenbehartiging.

Lichtmastenbeleid

Het belangrijkste gemeentelijke beleidskader waar de plaatsing van lichtmasten aan moet worden getoetst zijn de beleidsregels 'Lichtmasten bij sportvelden'. Deze beleidsregels zijn door het college van b&w vastgesteld op 20 augustus 2002. Het gemeentelijke lichtmastenbeleid bepaalt waar in Arnhem lichtmasten toelaatbaar zijn door middel van een zonering in vier gebieden: 'niet toegestaan', 'niet plaatsen, tenzij..', 'wel plaatsen, mits..' en 'plaatsen zonder voorwaarden'. Deze zonering is vooral gericht op het verhinderen van lichthinder in landschappelijke en parkachtige situaties in de randen van de stad maar ook voor omwonenden. De beleidsnotitie geeft verder regels voor de toelaatbare lichtsterkte en de gebruikstijden.

Het gebied met sportvoorzieningen ten zuiden van de Drielsedijk is gelegen in de zone waarin lichtmasten niet toelaatbaar zijn tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • De lichten mogen branden tussen 7.00 uur en 22.00 uur;
  • masten met een hoogte van meer dan 15 meter worden altijd geacht meer dan geringe schade aan natuur en landschap aan te richten;
  • De verticale lichtsterkte mag niet meer bedragen dan 5 lux;
  • De lichtsterkte van elke armatuur mag niet meer bedragen dan 7.500 cd (candela).

Het sportpark Drielsedijk is gelegen binnen de bestemming Sport (Artikel 14). In dit artikel is geregeld dat lichtmasten alleen met een afwijking van het bestemmingsplan zijn toegestaan. Bovenstaande voorwaarden zijn in dit artikel verwerkt.

3.8 Economisch Beleid

De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land, en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & design. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.

De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.

Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op.

3.8.1 Wijkeconomie

Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001), blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van (kleinschalige) bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis, binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening. In dat kader past ook het faciliteren van de bedrijvendynamiek als het gaat om startende bedrijvigheid en zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers). Tot slot richt wijkeconomie zich in samenhang met het detailhandelsbeleid eveneens op het behoud en de versterking van de winkel- en eventuele horecavoorzieningen in de wijk.

3.8.2 Kantoren

In de Nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008 – 2020 staat het herstel van het evenwicht in de kantorenmarkt centraal. Hiertoe wordt ingezet op hergebruik van langdurig leegstaande kantorenpanden, alsmede het beperken en faseren van nieuwbouwplannen. Nieuw kantorenprogramma wordt beperkt tot een gelimiteerd aantal strategische locaties in de stad (onder andere Arnhem Centraal, Rijnboog, Arnhems Buiten en IJsseloord II). Ontwikkeling van kantoren buiten deze locaties is in principe ongewenst behalve voor de locaties die nu juridisch (middels bestemmingsplannen) al mogelijk worden gemaakt.

3.8.3 Detailhandel

Met de nota Detailhandelsbeleid Arnhem: herijking 2008 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste op ontwikkelingen kan worden ingespeeld om Arnhem haar positie als belangrijk koopcentrum te laten behouden en hoe de positie kan worden versterkt. Tevens hoe een evenwichtig detailhandelsaanbod voor de consument in de binnenstad, de stadsdeelcentra, de buurt- en wijkcentra en op de perifere locaties kan worden behouden en opgebouwd. De beleidsuitgangspunten in het detailhandelsbeleid uit 2001 zijn niet gewijzigd. De belangrijkste aanbevelingen en actiepunten in de nota zijn:

  • stimuleren van gebiedsprofielen voor de binnenstad;
  • ontwikkelen van het Woonwinkelcentrum in Centrum Zuid;
  • planologisch vastleggen van het themacentrum Wonen in Centrum Zuid;
  • plannen voor Kronenburg begeleiden;
  • uitbreiding van supermarkten in Arnhem Noord;
  • stimuleren van de verplaatsing van detailhandel op bedrijventerreinen en solitaire locaties;
  • stimuleren van de komst van gewenste detailhandel;
  • onderzoek naar regionale en lokale koopstroomontwikkelingen;
  • stimuleren en ontwikkelen van wijkeconomie.

Het is van belang – zeker in economisch mindere tijden en met continu veranderd consumentengedrag – dat er geïnvesteerd blijft worden in het up-to-date houden en waar nodig versterken van het bestaande winkelapparaat. Bovendien wordt het vestigen van ontbrekende en vernieuwende formules in de binnenstad gestimuleerd.

3.8.4 Horeca

De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente, zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving. In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende functie. En langs de radialen heeft het een bovenwijkse of stedelijke functie.

Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.

3.8.5 Hotels

De Gemeenteraad heeft in 2008 ruimte geboden voor de ontwikkeling van één of meer hotels in de binnenstad (gebied binnenstad, inclusief de singels en het Coehoorngebied). De gemeente werkt mee aan het bouwvergunning- en planologisch traject voor een hotelontwikkeling. Als criterium is gesteld dat het moet gaan om hotels:

  • in het hogere segment, die zowel de zakelijke als de toeristische markt bedienen;
  • die door hun uitstraling zich onderscheiden en het imago van Arnhem als innovatieve en creatieve stad versterken (bijv. een designhotel);
  • die de parkeerbehoefte in of nabij het pand oplossen.

De marktruimte is bepalend voor de uitbreidingsruimte. Een hotelontwikkeling is ook mogelijk buiten de binnenstad. Bij deze ontwikkelingen wordt per geval bestuurlijk beoordeeld of de ontwikkeling een meerwaarde oplevert voor de toeristische ontwikkeling van Arnhem.

3.9 Coffeeshopbeleid

De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.

3.10 Prostitutiebeleid

In de nota Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren

Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

  1. 1. concentratie van de raamprostitutie op één plek;
  2. 2. het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het huidige aantal van 240 ramen verlaagd wordt naar 120;
  3. 3. het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
  4. 4. concentratie van de tippelprostitutie.

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een seksinrichting binnen het betreffende CBS - telgebied is het niet waars chijnlijk, dat er een situatie zal ontstaan, dat een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. In Arnhem zijn op dit moment 9 seksinrichtingen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat een nieuwe aanvraag voor een seksinrichting zal worden gehonoreerd.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

4.2 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.2.1 Geluid

Het bestemmingsplan 'Elderveld 2011' is een conserverend bestemmingsplan. Binnen dit bestemmingsplan vinden geen (planologische) wijzigingen plaats. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten geprojecteerd binnen dit bestemmingsplan. Een akoestisch onderzoek is derhalve achterwege gelaten.

De Wet geluidhinder en het Arnhemse beleidsplan geluid leggen geen belemmeringen op voor het vaststellen van het bestemmingsplan Elderveld.

4.2.2 Luchtkwaliteit

Binnen dit beheersbestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Onderzoek naar luchtkwaliteit is daarom achterwege gelaten.

Het gebied staat volgens de monitoringstool niet bekend als een luchtkwaliteitknelpunt. Omdat er verder geen (planologische) wijzigingen plaatsvinden kan worden opgemaakt dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het plan.

4.2.3 Hinder

Hinder in het plangebied

Kantoren (Hillegomweg 15, Wassenaarweg 20,30, Vlaardingerweg 11, Burg. Matsersingel 200)

Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering zijn kantoren milieucategorie 1 bedrijven. Ten opzichte van het de in de VNG brochure omschreven omgevingstype 'rustige woonwijk' geldt een richtafstand (de afstand waardoor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en een milieugevoelige functie als wonen anderzijds kan worden gecreëerd) van 10 meter en ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied' geldt geen richtafstand. De kantoren liggen op voldoende afstand van woningen van derden.

Sporthal (Breezandweg), Sportpark (Drielsedijk) en Squash/fitness (Alkmaarsingel)

Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering is dit een milieucategorie 3.1 inrichting (SBI-2008 nr. 931). Ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' geldt een richtafstand van 50 meter en ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied' geldt een richtafstand van 30 meter. De sporthal en het sportpark liggen op voldoende afstand van woningen van derden. Het squash/fitnesscentrum ligt op kortere afstand van woningen van derden. Van de afstand van 50 meter kan in dit geval worden afgeweken omdat er aan de voorschriften uit de milieuvergunning wordt voldaan.

Benzinetankstation (Hollandweg 51)

Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering is een benzinetankstation een milieucategorie 2 inrichting (SBI-2008 nr. 473). Ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' geldt een richtafstand van 30 meter en ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied' geldt een richtafstand van 10 meter. Het benzinetankstation ligt op voldoende afstand van woningen van derden.

Garagebedrijf (kleinschalig) (Pettenstraat 4)

Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering is een garagebedrijf (kleinschalig) een milieucategorie 2 bedrijf (SBI-2008 nr. 451). Ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' geldt een richtafstand van 30 meter en ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied' geldt een richtafstand van 10 meter. Het garagebedrijf ligt op voldoende afstand van woningen van derden.

Winkelcentrum (Elderveldplein)

De detailhandel in het winkelcentrum Elderveldplein zijn hoofdzakelijk milieucategorie 1 bedrijven (SBI-2008 nr. 47). Ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' geldt een richtafstand van 10 meter en ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied' geldt geen richtafstand. Het winkelcentrum ligt op voldoende afstand van woningen van derden.

Horeca Wokrestaurant (Holllandweg 6/8)

Het wokrestaurant is een milieucategorie 1 bedrijf (SBI-2008 nr. 5510).

Ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' geldt een richtafstand van 10 meter en ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied' geldt geen richtafstand. Het wokrestaurant ligt op voldoende afstand van woningen van derden.

Scouting met horeca (Hannesstraatje)

De scouting met horeca is een milieucategorie 1 bedrijf (SBI-2008 nr. 5510). Ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' geldt een richtafstand van 10 meter en ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied' geldt geen richtafstand. De scouting ligt op voldoende afstand van woningen van derden.

Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Drielsedijk 25

Binnen het plangebied ligt de RWZI. Tot 1 oktober 2010 was de provincie Gelderland het bevoegde gezag. Door het in werking treden van de omgevingsvergunning is de gemeente per 1 oktober 2010 het bevoegde gezag. Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering is een rwzi een milieucategorie 4.1 inrichting (SBI-2008 nr. 3700).

Ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' geldt een richtafstand van 200 meter en ten opzichte van het omgevingstype gemengd gebied geldt een richtafstand van 100 meter. Uit de milieuvergunning volgt dat het geurhinderniveau bij woningen van derden acceptabel is. Hierdoor is en kan er van de richtafstand worden afgeweken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0009.jpg"

Figuur 4.1 Richtafstand RWZI

Bij ontwikkelingen binnen de richtafstand kan er van deze afstand geargumenteerd worden afgeweken.

Conclusie

Vanuit hinder zijn er geen voorwaarden

4.2.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid in het plangebied

Het plangebied ligt tegen het spoortraject Elst-Arnhem waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Uit het onderzoek “Transport gevaarlijke stoffen noordtak Betuwelijn, AVIV, 27 januari 2007”, volgt dat er ter hoogte van het plangebied geen 10-6 PR contour is. Daarnaast wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden.

Verantwoording groepsrisico

Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico langs het spoor voorzien. Dit betekent dat er geen verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt.

Conclusie

Er zijn geen voorwaarden voor het bestemmingsplan.

  • Er is geen 10-6 PR contour.
  • Er vindt geen verantwoording van het groepsrisico plaats omdat er binnen het in invloedsgebied van het spoor geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien.

4.2.5 Groen en ecologie

Bestaande situatie

Ecologische gebiedsbeschrijving en bekende natuurwaarden

Op de Natuurwaardenkaart Elderveld staan de flora en fauna waarnemingen. (zie figuur 4.2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0010.jpg"

Figuur 4.2 Natuurwaardenkaart Elderveld

Flora- en faunawet

Broedvogels

De steenuil verblijft in een nestkast in de boerderij 'De Stoeterij' (2006). De vogel keert jaarlijks terug naar de oude nestplaats en is daarvan ook afhankelijk. De soort is daarmee jaarrond beschermd. De ijsvogel vist in het najaar en winter in de wateren van Elderveld (2002).

In 1997 is er door de Vogelwerkgroep Arnhem e.o. een inventarisatie uitgevoerd in Elderveld. De broedpaar van de sperwer (jaarrond beschermd) is waargenomen in een boom aan de Batavierenweg. In de oudere bomen van de wijk zijn boomkruiper, boomklever, ekster, blauwe reiger en koolmees waargenomen. Deze soorten zijn niet jaarrond beschermd, maar de soort komt vaak terug naar de plaats waar hij het vorig jaar gebroed heeft. Verder zijn er algemene soorten zoals tjiftjaf, heggemus en staartmees.
De gierzwaluw en de huismus (beide jaarrond beschermd) broeden in vrij grote aantallen in de wijk. In de dijkzone en nabij de boerderij 'De Stoeterij' broeden vogels van weides (kiviet) en ruigtes (fazant) en in de watergangen vogels van water en oever (meerkoet, wilde eend en kleine karekiet).

Vleermuizen

De vleermuiswaarnemingen komen van de Vleermuiswerkgroep Gelderland, met name van het watervleermuisproject uit 2002. Aan de randen van de wijk en nabij de boerderij 'De Stoeterij' foerageren veel vleermuizen, waaronder gewone dwergvleermuis, watervleermuis en ruige dwergvleermuis. De soorten zijn streng beschermd. Een aantal soorten verblijft in gebouwen en en aantal in bomen. De verblijfplaatsen zijn niet bekend, maar naar verwachting zullen veel gebouwbewonende soorten verblijven in de gebouwen met spouwmuren in de wijk.

Kleine zoogdieren

Vanaf 1999 zijn er diverse oproepen geweest voor bewoners om waarnemingen door te geven van onder meer kleine zoogdieren. De eekhoorn is in 1999 één keer gemeld midden in de wijk. De egel, haas en konijn komen voor in de randen van de wijk, maar ook in de wijk. De groenstructuren bieden voldoende beschutting en voedsel voor deze soorten.

Insekten

De sleedoornpage (Vlinderstichting, 2006) is de meest opvallende vlinder die voorkomt in Elderveld. Deze soort staat op de rode lijst van bedreigde soorten en dit is één van de weinige bekende plekken waar de vlinder voorkomt. De soort zet de eeren af op jonge scheuten van sleedoorstruwelen.

Een andere bijzondere soort is het oranjetipje (2004). Deze heeft als waardplanten de pinksterbloem en look-zonder-look. Andere vlinders die vrij algemeen voorkomen in en rondom het stedelijk gebied van Arnhem en ook in Elderveld zijn dagpouwoog, gehakkelde aurelia, atalanta en citroenvlinder (Vlinderstichting 1990 – 1999).

Uit een inventarisatie uit 1998 blijkt dat er veel wilde bijen en hommels voorkomen in de wijk. Dit betekent o.a. dat er veel nectordragende kruiden, struiken en bomen aanwezig zijn.

Vissen

De snoek komt voor in de watergangen van de dijkzone Elderveld. De snoek is een jager die zijn ogen gebruikt, wat betekent dat de wateren vrij helder zijn.

Paddenstoelen

In de dijkzone van Elderveld komen verschillende rode lijst paddenstoelensoorten voor, te weten driekleurig ruitertje, aarddrager, grijstaaisteeltje, werkhoutvuurzwam, wormvormige knotszwam en blauwgrijze schorsmycena.

Vaatplanten

In 1993 is er een inventarisatie uitgevoerd door floron in een groot deel van de wijk. Brede wespenorchis, grote kaardebol, grasklokje en zwanebloem (allen tabel 1) zijn toen waargenomen. Deze beperkte lijst geeft al aan dat er in het verleden een rijke plantengroei is geweest in diverse biotopen. De wespenorchis groeit in struweelranden, de kaardebol in ruigtes, het grasklokje in kruidenrijke graslanden en de zwanebloem in wateren met ondiepe bodems. Of dit nog steeds zoet is, is niet bekend.

Beschrijving van de groenstructuur

Boswet en richtlijn compensatie

De dijkzone ligt buiten de bebouwdekom boswet. Verder liggen er houtopstanden volgens de criteria van de Boswet binnen de bebouwde kom. Voor deze gebieden en houtopstanden geldt de richtlijn compensatie natuur en bos.

Groenplan 2004

Het structureel groen in de wijk is belangrijk groen op wijkniveau en deels op stadsniveau. De groene hoofdstructuur bestaat uit de dijkzone Elderveld, het polderlint Elderhofseweg met de boerderij 'De Stoeterij' en de groenblauwe lijn langs de Batavierenweg. Dit zijn oude cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische structuren. De watergangen met brede groenzones zijn belangrijke verbindingen vanuit de recreatieve beleving, de ecologie en het landschap.

Er zijn geen monumentale bomen in Elderveld, volgens de lijst van de bomenstichting.

Beschrijving ontwikkelingen

Er zijn geen ontwikkelingen gepland binnen dit bestemmingplan.Toekomstige ontwikkelingen moeten opnieuw worden getoets aan de dan geldende wet- en regelgeving. Daarbij moet in ieder geval de het gemeentelijk beleid (Groenplan), de Flora- en faunawet en de Boswet worden meegenomen.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen. De huidige bestemmingen blijven gehandhaafd.

4.2.6 Water

Oppervlakte water

Het oppervlaktewater in Elderveld maakt deel uit van het watersysteem in Arnhem-Zuid en heeft een streefpeil van 7,5 m. + N.A.P. Het water verlaat het plangebied deels via het gemaal aan de Drielse Dijk en deels stroomt het verder naar de wijk De Laar-West waar het via de watergang tussen de Brabantweg en De Laar naar de Betuwe stroomt..

Naast de grotere watergangen, zijn er in het gebied veel kleine sloten en greppels. Deze zijn van belang bij een goede ontwatering zoals het afvoeren van kwelwater.

In het noordoosten van het plangebied ligt de kolk van Schouten. Dit is het restant van een dijkdoorbraak en heeft een S.E.D.-status (Specifieke Ecologische Doelstelling). De S.E.D-status betekent dat de huidige waterhuishoudkundige situatie minimaal gelijk moet blijven; het “stand still”-principe. Verder mogen er geen nadelige effecten optreden in het oppervlaktewater en grondwater

door menselijke beïnvloeding en moet de invloed op ecologie, waterkwantiteit en -kwaliteit zo minimaal mogelijk gehouden worden (Bron: Derde Waterhuishoudingsplan Gelderland 2005-2009).

Tijdens het proces voor de Kaderrichtlijn Water heeft de doorgaande watergang, langs o.a. de Zandvoortstraat en de Hellevoetsluisstraat, de status van waterlichaam gekregen. Dit betekent dat dit oppervlaktewater naast de standaard normen voor prioritaire stoffen ook moet voldoen aan ecologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0011.jpg"

Figuur 4.2: Attentiekaart Water Elderveld

Grondwater

De grondwaterstroming is op grotere schaal globaal zuidwest gericht; dat wil zeggen van de Nederrijn richting de Linge. Op plangebiedniveau zal de grondwaterstroming in grote lijnen gelijk zijn. De diepte van het freatisch grondwater ligt tussen de 8 en 9 m. + N.A.P.

Het oorspronkelijke maaiveldhoogte uit de tijd dat het gebied nog een agrarische bestemming kende, ligt ook tussen de 8 en 9 m. + N.A.P. Bij de bouw van de wijk Elderveld is het oorspronkelijk maaiveld met ongeveer 1 meter zand opgehoogd. Hierdoor is de afstand tussen het maaiveld en het grondwater, de ontwateringsdiepte, vergroot. Echter bij regen zakt het regenwater wel snel door de ophooglaag, en stagneert het op het eronder gelegen, slecht doorlatende kleipakket. Hierdoor kan een onnatuurlijke grondwaterstand optreden. Dit wordt een schijngrondwaterspiegel genoemd en wordt vaak als grondwateroverlast ervaren.

Afvalwatersysteem

Het rioolstelsel in het plangebied is een gescheiden stelsel wat betekent dat regenwater en afvalwater via twee gescheiden buizen wordt afgevoerd. Afvalwater wordt onder vrij verval afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie Arnhem-Zuid aan de Drielse Dijk. Een belangrijk transportriool ligt in de Elderhofseweg, Via dit riool wordt, uitgezonderd de wijken Schuytgraaf en De Laar-Oost en –West, het afvalwater van Arnhem-Zuid getransporteerd naar de afvalwaterzuivering. Het afvalwater van De Laar wordt via een persleiding geloosd op het riool in de Hollandweg.

Het hemelwater wordt in de wijk Elderveld met regenwaterriolen geloosd op het oppervlaktewater van Arnhem-Zuid.

Bij aanpassingen aan het stelsel of bij herinrichtingen geldt dat hemelwater, afkomstig van verontreinigde oppervlakten zoals parkeerplaatsen en wegen, moet worden gereinigd voordat het op het oppervlaktewater mag worden geloosd. Bij toename van verhard oppervlak geldt mogelijk de compensatieplicht vanuit het waterschap.

Waterkering

In het noorden van het plangebied is de primaire waterkering gelegen. De waterkering bestaat uit de bandijk en enkele beschermingszones. Deze zones zijn vastgelegd in de Legger van het Waterschap Rivierenland en worden beschermd door de Keur.

4.2.7 Bodem

Met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem is een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Uit de inventarisatie is gebleken dat in het beheerbestemmingsplangebied de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:

Adres BISnr. Aangetoond of
potentieel geval
Omschrijving
Spoordijk,
Schuytgraaf fase 2
1874 aangetoond Sterke verontreiniging met zware metalen in grond
Hollandweg 51 0215 aangetoond,
nieuw geval
Sterke verontreiniging met vluchtige aromaten in grond en grondwater, deze is gesaneerd, waarbij lichte restverontreiniging in grond en grondwater is achtergebleven
Hannesstraatje 4231 aangetoond,
nieuw geval
Sterke verontreiniging met asbest in de grond, deze is gesaneerd. De asbestverontreiniging is volledig verwijderd tot onder de interventiewaarde voor asbest.

Direct aangrenzend aan het beheerbestemmingsplangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen.

Beschrijving algemene bodemkwaliteit in het plangebied

Op grond van de bodemkwaliteitskaart/zoneringskaart (plangebied ligt in zone 1) van de gemeente Arnhem is gemiddeld sprake van een lichte verontreiniging in het plangebied.

Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied ten bate van een beheerbestemmingsplan. Er zijn enkele (deels gesaneerde) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen bedreiging voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies. Ter plaatse van een geval ernstige bodemverontreiniging kan het nodig zijn om een saneringsplan in te dienen.

4.2.8 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Het plangebied ligt in het Oost-Nederlandse rivierengebied. De bovenste meters van de bodem zijn gevormd tijdens het Holoceen (10.000 BP-heden). Toen warmde het klimaat op en door toenemende vegetatie en minder aanvoer vanuit het achterland gingen rivieren meanderen. Tijdens periodieke overstromingen werden zand, silt en klei tot buiten de bedding meegevoerd. Het zwaardere zand en silt bezonk direct waardoor op de oevers zandige/siltige oeverwallen ontstonden. Het fijnere klei bleef langer in suspensie en werd in de lager gelegen zones tussen de rivieren met oeverwallen afgezet. Dit zijn de komgebieden. Als riviervertakkingen van de hoofdstroom werden afgesneden, begon een proces van verlanding. Op den duur vormden de oude, dichtgeslibde rivierbeddingen samen met de oeverwallen, versterkt door klink van de omgeving, hooggelegen ruggen in het landschap. Deze worden als “stroomruggen” aangeduid. Oeverwallen en stroomruggen vormden in het verleden goede vestigingslocaties vanwege de hoge ligging en goede bodemtextuur die akkerbouw mogelijk maakten. Behalve oeverwallen en stroomruggen liggen er in het rivierengebied ook rivierduinen, ontstaan uit opgewaaid zand aan het einde van de IJstijd, die goede woonlocaties vormden.

Het plangebied valt grotendeels samen met een komgebied. In het uiterste noordoosten zijn oeverwalafzettingen in de ondergrond aanwezig. Onder deze afzettingen, vanaf circa 1,5 m onder maaiveld en dieper, bevinden zich grofzandige en grindrijke lagen afgezet door de voorlopers van Rijn en Maas gedurende de IJstijd (periode vóór 10.000 BC). Het is mogelijk dat zich hier ook rivierduinen bevinden. Het duin dat in Schuytgraaf is aangetoond ter hoogte van de Metamorfoseallee kan in (noord)oostelijke richting tot in het plangebied doorlopen.

In het plangebied bevindt zich met Ne12 (nummering ontleend aan de verwachtingskaart van Arnhem-Zuid) een nederzetting uit de Late Middeleeuwen-Nieuwe Tijd. Deze valt samen met circa de locatie van de boerderij De Steenen Camer, op de grens van het komgebied met de oeverwalgronden. De omgeving van het duin in Schuytgraaf, zuidwestelijke grenzend aan het plangebied, is mogelijkerwijs ook een relevante archeologisch zone. Op het duin(deel) in Schuytgraaf is bewoning vanaf 2000 BC aangetoond; deze locatie heeft nu de status van archeologisch rijksmonument. Veel vindplaatsen zijn er in het komgebied vanwege de eertijds natte omstandigheden niet te verwachten. Bewoning in het plangebied zal veeleer in het noordoostelijke deel hebben plaatsgevonden, samenvallend met de oeverwalgronden. Niettemin toont historisch kaartmateriaal uit ca. 1900 ook voor het komgebied enkele boerderijlocaties. In het plangebied heeft aan de noordzijde (Drielsedijk 15, onderzoeksmelding 33854) en zuidzijde (Leidenweg-Oost, onderzoeksmelding 24509/30457) archeologisch onderzoek plaatsgevonden in de vorm van respectievelijk een archeologische begeleiding en booronderzoek (zie figuur 4.3). Laatstgenoemd terrein is vrijgegeven; van de Drieseldijk is nog geen definitieve rapportage aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0012.jpg"

Figuur 4.3: Onderzoeksmeldingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.763-0301_0013.jpg"

Figuur 4.4: Archeologische verwachtingskaart

Cultuurhistorie

Het gebied is nog niet integraal geïnventariseerd en gewaardeerd op monumentale en historische waarden. De boerderij De Steenen Camer is een beschermd rijksmonument. De wiel van Schouten is niet alleen landschappelijk en ecologisch zeer waardevol, maar heeft ook cultuurhistorische grote waarde als relict van overstromingen die dit gebied geregeld teisterden. Binnen het gebied zijn verder structuren waargenomen, die beschouwd kunnen worden als cultuurhistorisch waardevol, maar om verschillende redenen niet zijn aangewezen als beschermd monument. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om: de typisch tijdgebonden stedenbouwkundige opzet (zgn. “bloemkoolstructuur”) van de wijk ten noorden van de Hollandweg en ten zuiden van De Steenen Camer, om de archeologische sites waarvan de inhoud onbekend is, de dijken (Drielsedijk), de historische rooilijnen, de beeldbepalende panden, de markante herkenningspunten, de waardevolle bomen, de historische verkeersroutes (Elderhofseweg) en andere groenelementen (boomgaarden, erven) etc.

Conclusie

Het plangebied heeft een gedifferentieerde verwachtingskans. Voor het overgrote deel geldt een lage archeologische verwachtingskans, maar vanaf 1,5 m-maaiveld geldt hier een middelhoge archeologische verwachtingskans wegens een landschap dat zich voornamelijk gedurende de IJstijd heeft gevormd en waarvan nog maar weinig bekend is. Het rivierduin in Schuytgraaf vormt een aanwijzing dat op diepere niveaus in Elderveld ook lokaal prehistorische bewoning te verwachten is. Het noordoostelijke deel heeft wegens de oeverwalgronden een hoge archeologische verwachtingskans. De vindplaats ter hoogte van De Steenen Kamer is een archeologisch waardevol gebied: hier zijn archeologische resten aangetoond. De onderzoekslocatie Leidenweg-Oost bevat geen archeologische waarden.

Behoud van het aanwezige cultuurhistorische en cultuurlandschappelijke elementen is uitgangspunt. Deze waarden dienen niet vernietigd of anderszins onherkenbaar gemaakt te worden. Waardevolle objecten, structuren, zichtlijnen en panorama's binnen het gebied dienen beschermd en duurzaam beheerd te worden. Daarnaast bevinden zich in het plangebied cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren die geen beschermde status hebben gekregen. Sloop en vervangende nieuwbouw zijn bij deze laatste categorie mogelijk, maar hieraan zullen voorwaarden worden verbonden.

Beschermde gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten binnen het gebied worden gehandhaafd. Eventuele wijzigingen zijn vergunningplichtig op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening. Bij ingrepen in de bodem moet steeds vroegtijdig de gemeentelijke archeoloog worden betrokken. Wijzigingen in de directe omgeving van beschermde monumenten kunnen grote gevolgen hebben voor de cultuurhistorische betekenis en beeldkwaliteiten van het plangebied. Raadpleging van erfgoeddeskundigen bij wijzigingen in de omgeving van beschermde monumenten, wijzigingen in de hoofdstructuur en in historische rooilijnen is noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving En -Verantwoording

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

5.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. 1. Artikel 1 Begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. 2. Artikel 2 Wijze van meten
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
    De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. 3. Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
  4. 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 5.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. 1. Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend
  2. 2. Artikel 25 Algemene bouwregels
    Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
  3. 3. Artikel 26 Algemene gebruiksregels
    In dit artikel zijn de algemene bouwregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.
  4. 4. Artikel 27 Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.

5.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

5.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

5.3.1 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Bedrijf en Bedrijf - Nutsbedrijf, Groen en Groen - Park en de Verkeerbestemmingen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zijn zo bestemd;
  • wat houdt de bestemming in;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden.

5.3.2 Agrarisch

Binnen de bestemming "Agrarisch" (Artikel 3) zijn agrarische bedrijven toegestaan. Alle bedrijfsgebouwen (zoals schuren, stallen, mesttanks en silo's) en één agrarische dienstwoning vallen binnen deze bestemming maar zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Hiernaast zijn binnen deze bestemming ook groenvoorzieningen toegestaan.

De Stoeterij gelegen aan de Elderhofseweg en de boomgaard aan de Drielsedijk zijn als agrarisch bestemd.

5.3.3 Bedrijf

In dit bestemmingsplan zijn drie bedrijfsbestemmingen opgenomen:

  • Bedrijf;
  • Bedrijf - Nutsvoorziening;
  • Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg.

Bedrijf (Artikel 4)

De bestemming "Bedrijf" (Artikel 4) geldt voor de autogarage aan de Hollandweg. Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst die als bijlage bij de regels is opgenomen.

De bedrijvenlijst is gebaseerd op de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie 'bedrijven en milieuzonering (Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009)'. Het betreft een selectie uit de volledige opsomming van bedrijven, die gebaseerd is op de SBI (Standaardbedrijfsindeling) van het centraal Bureau voor de Statistiek. Om tot de SBI te komen is elk bedrijfstype beoordeeld op basis van een aantal milieucriteria, die betrekking hebben op onder meer de aspecten geur, stof, geluid, gevaar en verkeer. Daarbij is per bedrijfstype voor elk milieucriterium een afstand bepaald, deze afstand is zodanig groot dat wanneer die afstand van een gemiddeld modern bedrijf van dar type (in een rustige woonwijk) wordt gewoond, geen aanmerkelijke hinder meer wordt ondervonden van het betrokken soort milieubelasting.

In de bedrijvenlijst bij dit bestemmingsplan zijn bedrijven tot en met categorie 2 opgenomen.

Bedrijven die niet op de lijst voorkomen maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken kunnen eveneens via een vrijstelling worden toegestaan. De volgende bedrijven hebben een aparte bestemming en zijn binnen de bestemming "Bedrijf" niet toegestaan; detailhandel (behalve voor het als zondanig op de plankaart aangegeven gebied), horeca-activiteiten, agrarische bedrijven, recreatiebedrijven, kantoren en seksinrichtingen.

Bedrijf - Nutsvoorziening (Artikel 5)

Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen. Dit zijn bedrijven, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen.

Er is gekozen om deze voorzieningen/bedrijven specifiek als nutsvoorziening te bestemmen. Een algemene bedrijfsbestemming maakt naast nutsvoorzieningen op deze locatie ook andere bestemmingen mogelijk zoals een autobedrijf en dat is niet wenselijk.

Naast de nutsvoorzieningen/-bedrijven die expliciet zijn bestemd (zoals de waterzuiveringsinstallatie), zijn er nutsvoorzieningen van geringe omvang zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die niet apart bestemd zijn. Voor dergelijke voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken tot maximaal 75 m3 binnen elke bestemming.

Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg (Artikel 6)

Aan de Hollandweg ligt een tankstation waar geen LPG wordt verkocht. Dit tankstation is bestemd als "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" Aan de voorzijde van het tankstation is, met een bouwaanduiding, een luifel toegestaan.

5.3.4 Centrum

De bestemming 'Centrum' is een verzamelbestemming waarin stedelijke functies zoals detailhandel, horeca en kantoren mogelijk zijn. Dit betekent dat deze functies onderling uitwisselbaar zijn. Dit zorgt voor flexibiliteit bij de invulling van deze gronden. Per bestemmingsplan wordt aangegeven welke functies binnen deze bestemming zijn toegestaan. In dit bestemmingsplan zijn twee verschillende locaties met stedelijke functies: het winkelcentrum Elderhof en de sportschool en wokrestaurant op de hoek Hollandweg-Batavierenweg. Omdat de gewenste toegestane functies voor deze locaties verschillend zijn, is voor dit bestemmingsplan gekozen voor twee centrumbestemmingen: Centrum 1 en 2.

Centrum-1 (Artikel 7)

Deze bestemming geldt voor het winkelcentrum Elderhof en maakt de volgende functies mogelijk: detailhandel, horeca (met uitzondering van hotels, nachtclubs, discotheken en coffeeshops), kantoren, maatschappelijke functies en dienstverlenende bedrijven. De overkapping van het winkelcentrum is met een bouwaanduiding toegestaan.

Centrum-2 (Artikel 8)

Deze bestemming geldt voor de gronden op de hoek van de Hollandweg en de Batavierenweg. Hier zijn nu een sportschool en een (wok)restaurant gevestigd. Het bestemmingsplan maakt hier horeca (met uitzondering van hotels, nachtclubs, discotheken en coffeeshops), maatschappelijke functies (waaronder sport) en kantoren mogelijk.

5.3.5 Gemengd

Dit is een bestemming van minimaal twee gelijkwaardige functies die beide in een bepaald gebied of is onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen "Gemengd-1" en "Gemengd-2".

Gemengd-1 (Artikel 9)

Deze bestemming geldt voor de gronden langs de Burgemeester Matsersingel, rondom de Leidenweg en bij de flat aan de Kromwijkplaats. Binnen deze bestemming zijn kantoren en maatschappelijke functies toegestaan.

Voor het gebouw naast de flat aan de Kromwijkplaats geldt dat hier met een functieaanduiding ook bedrijven zijn toegestaan. Dit is conform het geldende bestemmingsplan.

Gemengd-2 (Artikel 10)

De gebouwen aan het einde van het Hannesstraatje zijn bestemd als 'Gemengd-2'. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke functies, horeca (met uitzondering van nachtclubs en discotheken) en een clubhuis toegestaan. Het betreft hier de huisvesting van een scoutingvereniging, het clubhuis van de volkstuinenvereniging en een restaurant.

5.3.6 Groen

In het plangebied is veel groen aanwezig en dit is als 'Groen' (Artikel 11) bestemd.

In het Groenplan is voor de groenvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen structureel groen en snippergroen. De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren is niet toegestaan. Bij snippergroen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.

Bebouwing is ook toegestaan buiten het bouwvlak indien dit binnen de bestemming past zoals speeltoestellen en verlichting met een maximumbouwhoogte van 4 meter.

5.3.7 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' (Artikel 12) is bedoeld voor functies ten behoeve van onderwijs, welzijn, sport, zorginstellingen, cultuur, religie, openbare dienstverlening en therapeutische functies. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Dienstwoningen die horen bij de bestemming, zoals bijvoorbeeld een conciërgewoning of pastorie, zijn indien noodzakelijk toegestaan. Aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca (kantine) is eveneens toegestaan.

Binnen het plangebied zijn verschillende scholen en andere maatschappelijke functies aanwezig die in het vigerend bestemmingsplan hetzelfde zijn bestemd zoals de scholen aan het Breezandpad.

Voor de locatie aan de Hollandweg (tegenover het winkelcentrum) is voor een klein deel middels een aanduiding naast maatschappelijke functies ook kantoren mogelijk.

5.3.8 Recreatie en sport

Het volkstuinencomplex in het noordoosten van het plangebied is bestemd als "Recreatie" (Artikel 13). Deze bestemming is expliciet bedoeld voor volkstuinen en groenvoorzieningen met bijbehorende fiets- en wandelpaden. Er zijn beperkte bouwmogelijkheden toegestaan.

Het sportcomplex aan de noordzijde van Elderveld is bestemd als "Sport" (Artikel 14). Op deze gronden mogen, rekening houdende met de maximumbouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals kleed-, club- en materiaalgebouwen. Bebouwing buiten de bouwvlakken kan alleen met een afwijking.

Lichtmasten zijn buiten het bouwvlak zijn met een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk. Er zijn aan deze afwijking wel voorwaarden gekoppeld om mogelijke overlast voor aan- en omwonenden en gevolgen voor het natuurgebied aan de noordzijde van de Drielsedijk te voorkomen. Deze voorwaarden zijn gebaseerd op vastgestelde beleidsregels (zie paragraaf 3.7).

5.3.9 Verkeer

De bestemming verkeer is opgedeeld in een tweetal 'sub-bestemmingen' te weten:

  • "Verkeer - Verblijfsgebied" (Artikel 15);
  • "Verkeer - Wegverkeer" (Artikel 16);

Hieronder wordt ingegaan op deze twee sub-bestemmingen

Verkeer-Verblijfsgebied

De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Verkeer-Wegverkeer

De bestemming "Verkeer - Wegverkeer" is bedoeld voor wegen die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, voet- en (brom)fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.

5.3.10 Water

In het plangebied liggen meerdere hoofdwatergangen, ook wel A-watergang genoemd. Deze watergangen zijn specifiek als "Water" (Artikel 17) bestemd.

5.3.11 Wonen

Functie

Alle woningen in het plangebied zijn bestemd als "Wonen" (Artikel 18) of "Wonen -Woonwagenstandplaats" (Artikel 19). Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, serviceflats, etc. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere woonvormen, zonder therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.

Binnen de bestemming "Wonen" zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

Garageboxen zijn op de plankaart aangeduid met "garage" binnen de bestemming wonen. Naast het stallen van auto's is een beperkte opslag toegestaan, mits gerelateerd aan de woonfunctie. Wonen in garageboxen is niet toegestaan evenmin als bijvoorbeeld detailhandel, prostitutie en bedrijfsmatige activiteiten.

In de bestemming "Wonen" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.

In deze bestemming zijn de volgende functieaanduidingen opgenomen:

  • de kapsalon die is gevestigd aan het ridderkerkpad heeft een aanduiding 'dienstverlening'en hierbij is aangegeven dat uitsluitend op de begane grond een kapsalon is toegestaan.
  • de praktijk die is gevestigd in de sterflat aan het Driemondplein is positief bestemd met de aanduiding: 'praktijkruimte'.
  • een deel van de begane grond van de flat aan de Kromwijkplaats mag worden gebuikt voor gemengde functie (functieaanduiding 'gemengd'). Dat betekent dat de volgende functies hier zijn toegestaan:
    - bedrijven uit categorie 1 van de bedrijvenlijst;
    - maatschappelijke functies;
    - kantoren (uitsluitend op de begane grond).

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemming "Wonen" zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone.

De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.

De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

Voor een groot deel van de bouwzone geldt een bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat hier uitsluitend aan- en bijgebouwen zoals garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres zijn toegestaan. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.

Carports zijn binnen deze bestemming ook toegestaan. Voorwaarde is dat per woning maximaal één carport mag worden gebouwd en dat deze carport gekoppeld moet zijn aan een aan de voorzijde gelegen berging of garage. De definitie van carport is opgenomen in artikel 1 van de regels (zie artikel 1.18).

5.3.12 Wonen - woonwagenstandplaats

De woonwagenstandplaats aan de Dordrechtweg is bestemd als 'Wonen - Woonwagenstandplaats(Artikel 19). Binnen deze bestemming is net als in de woonbestemming een bouwzone en een zone bijgebouwen opgenomen. Hiervoor geldt dat de hoofdbebouwing (de woonwagen) alleen binnen de bouwzone mag worden geplaatst. In de zone bijgebouwen is het mogelijk om bij elke woonwagen één bijgebouw te bouwen dat (in tegenstelling tot de woonwagen) wel aan de grond verankerd is. De maximale hoogte is zo gekozen, dat er één bouwlaag en een kap binnen passen. Er zijn plannen om voor alle woonwagenstandplaatsen te komen tot een nieuwe regeling voor de bouwhoogte.

5.3.13 Dubbelbestemmingen

De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkel bestemmingen en daar iets over zeggen. Dit bestemmingsplan zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen:

Waarde - Archeologie

Binnen dit plan zijn twee dubbelbestemmingen toegepast met betrekking tot de bescherming van archeologische waarden:

  • Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied) (Artikel 20);
  • Waarde - Archeologie (hoge verwachtingskans) (Artikel 21)
  • Waarde - Archeologie (lage verwachtingskans) (Artikel 22)

Deze dubbelbestemmingen gelden voor de zone in het gebied waarvoor een hoge en lage archeologische verwachtingskans geldt en voor het gebied waarvan bekend is dat het een archeologisch waardevol gebied is. Deze artikelen bevatten een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen. De archeologische zones zijn is op de plankaart aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alleen mag worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.

In de vigerende bestemmingsplannen zijn deze bestemmingen niet opgenomen en worden de archeologische waarden ook niet op een andere wijze beschermd.

Waterstaat - Waterkering

De waterkering wordt in dit artikel primair bestemd, als "Waterstaat - Waterkering" (Artikel 23). Dit om de bescherming van de waterkering te garanderen.

5.4 Vergelijking Vigerende Bestemmingsplannen

In 2008 is een landelijke standaard voor bestemmingsplannen ingevoerd. De vigerende bestemmingsplan die worden herzien met dit bestemmingsplan zijn voor 2008 opgesteld en in werking getreden. Hierdoor kan het voorkomen dat noodzakelijkerwijs aanpassingen of wijzigingen zijn gedaan ten opzichte van de huidige plannen. Deze wijzigingen hebben niet zozeer betrekking op de juridische (gebruiks- en bouw)mogelijkheden maar meer op de naamgeving en verbeelding van de bestemmingen. Naast de wijzigingen vanuit de standaardisering is in de loop der jaren ook de methodiek van bestemmen binnen de gemeente Arnhem op kleine onderdelen gewijzigd. Dit geldt o.a. voor de woonstraten en verblijfsgebieden. Standaard was om deze woonstraten/verblijfsgebieden samen met de voortuinen en kleine groenstroken te bestemmen als 'woondoeleinden-onbebouwd'. In de huidige systematiek is hier een onderscheid in gemaakt en zijn de voortuinen bestemd als 'wonen' en heeft het openbaar gebied (woonstraten, groenstookjes en verblijfsgebieden) een bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied'.

Hieronder volgt een opsomming van de overige wijzigingen die zijn doorgevoerd in dit bestemmingsplan ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen:

  • De bebouwingsmogelijkheden van meerdere woningen in Elderveld zijn iets aangepast. Deze wijziging betreft voornamelijk het beperken van de bouwmogelijkheden aan de voorzijde om de stedenbouwkundige uitstraling van bepaalde straten te behouden. Deze beperking is gecompenseerd door aan de achterzijde meer bebouwing toe te staan.
  • Binnen de gemeente Arnhem is nieuw beleid op het gebied van archeologie vastgesteld. Het beleid houdt o.a. in dat voor het gehele grondgebied in kaart is gebracht wat de archeologische verwachting is. De gebieden waar de kans op archeologische vondsten hoog is, zijn op de plankaart aangegeven. Voor deze gebieden is voor grote bodemingrepen een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk. Dit was niet geregeld in de vigerende bestemmingsplannen.
  • In dit bestemmingsplannen hebben alle watergangen met een functie voor de waterhuishouding van de wijk (A-watergangen) een bestemming 'water'. In de vigerende bestemmingsplannen waren deze watergangen nog bestemd als 'Groen'.
  • In Elderveld waren voortuinen, kleinere groenstroken, woonstraten en woonerven bestemd als 'woondoeleinden - onbebouwbare zone'. In dit bestemmingsplan is dit gewijzigd en zijn de voortuinen bestemd als Wonen (onbebouwbare zone). Ter bescherming van de groenzones is gekozen voor een groenbestemming en de woonstraten/-erven zijn bestemd als 'Verkeer - verblijfsgebied'.
  • Tussen de Burgemeester Matsersingel en de Leidenweg heeft zich Praktijkschool De Vijverberg gevestigd. Deze school is met een vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De vrijstelling is in dit bestemmingsplan verwerkt.

5.5 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving is in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het is echter niet reëel om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

5.6 Exploitatie

Het bestemmingsplan "Elderveld 2011" is beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan achterwege gelaten worden.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Vooroverleg

Bewonersoverleg

In het kader van het vooroverleg is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar het wijkteam Elderveld. Het concept is op 13 september 2011 tevens besrpoken in het wijkteam; via de wijkmanager was er de mogelijkheid om te reageren op het bestemmingsplan. Op een aantal vragen na, die betrekking hadden tot bestemmingsplannen in zijn algemeen, is hier géén gebruik van gemaakt.

Artikel 3.1.1 Bro overleg

In het kader van artikel 3.1.1 is het concept bestemmingsplan opgestuurd naar het Waterschap Rivierenland. Het Waterschap had een aantal opmerkingen. Naar aanleiding van de opmerkingen is het bestemmingsplan op een aantal ondergeschikte punten gewijzigd. Het Waterschap is op de hoogte gesteld van de wijze waarop met hun opmerkingen is omgegaan; zij waren hiermee akkoord.

Daarnaast is het Wijkplatform Elderveld op de hoogte gesteld van het plan en heeft het Wijkplatform de mogelijkheid gekregen te reageren in het voortraject. Met uitzondering van een aantal vragen, dat betrekking had op bestemmingsplannen in zijn algemeenheid, is hier géén gebruik van gemaakt.

6.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)

Het ontwerp-bestemmingsplan 'Elderveld 2011' heeft vanaf 24 november 2011 gedurende een periode van zes weken terinzage gelegen. Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen – van de Werkgroep De Steenen Kamer en supermarkt Lidl – geven geen aanleiding om voor te stellen het bestemmingsplan te wijzigen (zie zienswijzennota).

Bij de vaststelling is ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan in regels artikel 7 (Centrum-1) gewijzigd. In het raadsbesluit zijn de wijzigingen opgesomd.

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

SBI-2008 Nr OMSCHRIJVING CAT.
58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
1814 A Grafische afwerking 1
1814 B Binderijen 2
1813 Grafische reproduktie en zetten 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 2
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 2
41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 2
45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 2
45204 B Autobeklederijen 1
45205 Autowasserijen 2
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 2
46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
4622 Grth in bloemen en planten 2
4634 Grth in dranken 2
4635 Grth in tabaksprodukten 2
4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 2
4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 2
4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 2
464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 2
4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 2
46735 4 zand en grind:
46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 2
4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 2
46752 Grth in kunstmeststoffen 2
4676 Grth in overige intermediaire goederen 2
52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 2
53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 2
61 B0 zendinstallaties:
61 B2 - FM en TV 1
61 B3 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) 1
77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 2
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 2
62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
58, 63 B Datacentra 2
72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 1
96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
96012 Chemische wasserijen en ververijen 2
96013 A Wasverzendinrichtingen 2