Chw Omgevingsplan Nijmeegseweg - fase 1
Bestemmingsplan - gemeente Arnhem
Ontwerp op 20-06-2023 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Chw Omgevingsplan Nijmeegseweg - fase 1 met identificatienummer NL.IMRO.0202.993-0201 van de gemeente Arnhem.
1.2 omgevingsplan
Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, bestaande uit geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 atelierwoning
Een woning waarbij sprake is van een mix tussen wonen en creatieve bedrijvigheid. Ten minste 1/3 en maximaal 2/3 van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor bedrijven creatieve sector.
1.4 bebouwing
Eén of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.5 bebouwingspercentage
Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een functievlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.6 bedrijf
Een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.
1.7 bedrijven creatieve sector
Bedrijven hoofdzakelijk gericht op:
- 1. creatieve zakelijke dienstverlening: design- en grafische bedrijven;
- 2. toegepaste kunsten: audiovisuele en fotografiebedrijven, dienstverlenende bedrijven t.b.v. de kunsten, mode en interieurbedrijven etc.;
- 3. autonome kunsten: beeldend kunstenaars, muzikanten, theatermakers etc.
1.8 creatieve functies
Expositieruimten, ateliers, muziek- en kunstonderwijs en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, met uitzondering van musea, muziektheaters, biscopen en naar aard vergelijkbare voorzieningen.
1.9 beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem
De 'Beleidsregels Parkeren Arnhem 2022', dan wel zoals deze regels komen te luiden na wijziging van deze regels.
1.10 beroep aan huis
Een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, wordt uitgeoefend.
1.11 bestaand(e)
- a. bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het omgevingsplan en bouwwerken die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
- b. bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het omgevingsplan dat na de inwerkingtreding van het plan niet langer onderbroken is dan een jaar.
1.12 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.13 bijgebouw
Een zelfstandig bouwwerk dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw. Het bijgebouw wordt via een aparte toegangsdeur bereikt en kan tegen een hoofdgebouw worden aangebouwd. Voorbeelden van een bijgebouw zijn een garage of een schuur.
1.14 bijzondere woonvorm
Een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.
1.15 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.16 bouwlaag
Een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.
1.17 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.20 brutovloeroppervlak:
De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen, waarbij de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de netto hoogte kleiner is dan 1,5 meter niet worden meegerekend.
1.21 dove gevel
- a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
- b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. In dit geval wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2.
1.22 functiegrens
De grens van een functievlak.
1.23 functievlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.
1.24 gebiedsaanduidingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde gebiedsaanduiding.
1.25 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 gebruiksoppervlakte
De vloeroppervlakte binnen de bouwmuren bepaald volgens NEN 2580 met dien verstande dat daarbij aangebouwde bergingen, garages en andere niet voor bewoning geschikte ruimtes niet worden meegeteld
1.27 gemeentelijk monument
Monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister, zoals bedoeld in de Erfgoedverordening gemeente Arnhem 2017.
Onder een gemeentelijk monument wordt voor de werking van dit omgevingsplan tevens begrepen een monument waarop een voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument van toepassing is, zoals bedoeld in artikel 6 van de Erfgoedverordening gemeente Arnhem 2017.
1.28 hoofdgebouw
Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige toegestane activiteiten van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is.
1.29 horecabedrijf
Een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.
1.30 horeca - 1
Een horecabedrijf gericht op het verstrekken van etenswaren, niet zijnde maaltijden, en het schenken van (zwak-alcoholische) dranken, met openingstijden overwegend tijdens de dagperiode, zoals lunchrooms, broodjeszaken, koffiezaken, juicebars, ijssalons.
1.31 hospes/hospita
De 100% economisch en juridisch eigenaar die zélf daadwerkelijk in het gebouw woont en minimaal 50% van de gebruiksoppervlakte van het gebouw gebruikt voor zijn eigen huishouden en maximaal 2 onzelfstandige wooneenheden verhuurt. Kenmerkend voor de hospes/hospita is dat de huurder van een wooneenheid de toiletruimte, badruimte en de keuken deelt met de eigenaar van de woning. De onzelfstandige wooneenheden mogen niet beschikken over eigen voorzieningen, als badgelegenheid, keuken en/of toilet.
1.32 huishouden
Eén of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen, met de intentie om zelfstandig, bestendig, voor onbepaalde tijd, in gezinsverband of in een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband te wonen.
1.33 kamergewijze bewoning
Een gebouw waarin zich 3 onzelfstandige wooneenheden of meer bevinden.
1.34 maatwerkvoorschrift
Tot inwerkingstreding van de Omgevingswet: een nadere eis zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening.
1.35 omgevingsplanactiviteit gemeentelijk monument
Het slopen, verstoren, verplaatsen, wijzigen of onthouden van noodzakelijk onderhoud van een gemeentelijk monument of een voorbeschermd gemeentelijk monument, of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;
1.36 onzelfstandige wooneenheid
Een onzelfstandig gedeelte van een gebouw bedoeld voor de huisvesting van één huishouden. Kenmerkend voor de wooneenheid is het gezamenlijk gebruik (met andere wooneenheden) van eentoiletruimte, badruimte en/of een keuken. Een wooneenheid kan uit meerdere ruimten bestaan.
1.37 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.38 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig- constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.39 peil
- 1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
- 2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
- 4. voor zover als zodanig aangegeven in de omgevingplanregels: Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.)
1.40 straatmeubilair
Onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit omgevingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.
1.41 sociale koopwoning
Een sociale koopwoning zoals bedoeld in artikel 1.1.1 onder 1, sub. e. van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit zijn volgens de doelgroepenverordening woningen met een maximale koopprijs van € 355.000 (prijspeil 2023).
1.42 vegetatiedak
Een dakbedekking waarop een laag is aangebracht die hoofdzakelijk bestaat uit aarde, levende planten, zoals sedum, mos of vergelijkbare vegetatie.
1.43 verkameren
Het gebruiken van een (gedeelte van een) gebouw waar wonen is toegestaan voor kamergewijze bewoning. Hieronder wordt tevens verstaan het toevoegen van onzelfstandige wooneenheden aan bestaande gevallen van kamergewijze bewoning.
1.44 werken, werkzaamheden van geringe omvang
Werken of werkzaamheden die geen wezenlijke verandering van de terreingesteldheid of van een inrichting tot gevolg hebben.
1.45 wonen
Voor de werking van dit omgevingsplan wordt onder wonen mede geval begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;
1.46 woning
Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.
1.47 woningsplitsing
Het bouwkundig en/ of functioneel splitsen van één woning of (een gedeelte van een) gebouw waar
wonen is toegestaan tot twee of meer zelfstandige woningen.
1.48 zelfstandige woning
Een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden. Kenmerkend voor de woning is de aanwezigheid van eigen voorzieningen, waaronder minimaal een toiletruimte, badruimte en een keuken met kooktoestel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, zonnepanelen, onderhoudsinstallaties, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, trappen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Functies
Artikel 3 Gemengd Gebied
3.1 Toegelaten activiteiten
- 1. De gebieden ter plaatse van het werkingsgebied 'Gemengd gebied' hebben de functie gemengd gebied.
- 2. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 4 omschreven gebruiksactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 3. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 5 omschreven bouwactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 4. De activiteiten zijn uitsluitend toegestaan met inachtneming van de in hoofdstuk 3 genoemde waarden en de voor de afzonderlijke activiteiten gegeven regels.
Artikel 4 Groengebied
4.1 Toegelaten activiteiten
- 1. De gebieden ter plaatse van het werkingsgebied 'Groengebied' hebben de functie groengebied.
- 2. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 4 omschreven gebruiksactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 3. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 5 omschreven bouwactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 4. De activiteiten zijn uitsluitend toegestaan met inachtneming van de in hoofdstuk 3 genoemde waarden en de voor de afzonderlijke activiteiten gegeven regels.
Artikel 5 Openbaar Gebied
5.1 Toegelaten activiteiten
- 1. De gebieden ter plaatse van het werkingsgebied 'Openbaar gebied' hebben de functie openbaar gebied.
- 2. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 4 omschreven gebruiksactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 3. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 5 omschreven bouwactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 4. De activiteiten zijn uitsluitend toegestaan met inachtneming van de in hoofdstuk 3 genoemde waarden en de voor de afzonderlijke activiteiten gegeven regels.
Artikel 6 Oppervlaktewater
6.1 Toegelaten activiteiten
- 1. De gebieden ter plaatse van het werkingsgebied 'Oppervlaktewater' hebben de functie oppervlaktewater.
- 2. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 4 omschreven gebruiksactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 3. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 5 omschreven bouwactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 4. De activiteiten zijn uitsluitend toegestaan met inachtneming van de in hoofdstuk 3 genoemde waarden en de voor de afzonderlijke activiteiten gegeven regels.
Artikel 7 Parkgebied
7.1 Toegelaten activiteiten
- 1. De gebieden ter plaatse van het werkingsgebied 'Parkgebied' hebben de functie parkgebied.
- 2. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 4 omschreven gebruiksactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 3. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 5 omschreven bouwactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 4. De activiteiten zijn uitsluitend toegestaan met inachtneming van de in hoofdstuk 3 genoemde waarden en de voor de afzonderlijke activiteiten gegeven regels.
Artikel 8 Tuin
8.1 Toegelaten activiteiten
- 1. De gebieden ter plaatse van het werkingsgebied 'Tuin' hebben de functie tuin.
- 2. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 4 omschreven gebruiksactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 3. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 5 omschreven bouwactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 4. De activiteiten zijn uitsluitend toegestaan met inachtneming van de in hoofdstuk 3 genoemde waarden en de voor de afzonderlijke activiteiten gegeven regels.
Artikel 9 Woongebied
9.1 Toegelaten activiteiten
- 1. De gebieden ter plaatse van het werkingsgebied 'Woongebied' hebben de functie woongebied.
- 2. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 4 omschreven gebruiksactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 3. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 5 omschreven bouwactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
- 4. De activiteiten zijn uitsluitend toegestaan met inachtneming van de in hoofdstuk 3 genoemde waarden en de voor de afzonderlijke activiteiten gegeven regels.
Hoofdstuk 3 Waarden
Artikel 10 Waarde - Archeologie - Verwachting
10.1 Doelstelling
- 1. De gebieden met de aanduiding 'Waarde-Archeologie-Verwachting' hebben een Archeologische verwachtingswaarde.
- 2. Deze waarde is gericht op de bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarde.
- 3. Voor de gronden met een archeologische verwachting gelden aanvullende regels voor bouwen en voor werken en werkzaamheden.
Artikel 11 Waarde - Bomenrij
11.1 Doelstelling
- 1. Ter plaatse van de gebieden met de aanduiding ''Waarde - Bomenrij' bevindt zich een waardevolle bomenrij.
- 2. Deze waarde is gericht op het behoud, herstel en de versterking van de op de gronden voorkomende bomen die onderdeel uitmaken van een structurerende bomenlaan.
- 3. Voor de gronden met deze waarde gelden mogelijk aanvullende regels voor werken en werkzaamheden.
Artikel 12 Waarde - Gemeentelijk Monument
12.1 Doelstelling
- 1. De gebieden met de aanduiding 'Waarde - Gemeentelijk monument' zijn aangewezen als gemeentelijk monument.
- 2. Deze waarde is gericht op het behoud van (cultuurhistorische en monumentale waarden van) de in het plangebied als 'gemeentelijk beschermd monument' aangewezen gebouwen, andere bouwwerken en gronden.
- 3. Voor de gronden met deze waarde gelden aanvullende regels voor bouwen en voor werken en werkzaamheden.
Artikel 13 Waarde - Landschap En Natuur
- 1. De gebieden ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Landschap en natuur' hebben een lanschappelijke en natuurwaarde.
- 2. Deze waarde is gericht op het behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische-, cultuurhistorische- en natuurwaarden.
- 3. Voor de gronden met deze waarde gelden mogelijk aanvullende regels voor bouwen en voor werken en werkzaamheden
Artikel 14 Waarde - Tuin
14.1 Doelstelling
- 1. De gebieden met de aanduiding 'Waarde-Tuin' hebben een waarde als tuin.
- 2. Deze waarde is gericht op bescherming van:
- a. het groene karakter van de bestaande waardevolle groenelementen;
- b. de cultuurhistorische waarde;
- c. de mogelijkheden voor waterberging.
- 3. Voor de gronden met deze waarde gelden aanvullende regels voor bouwen en voor werken en werkzaamheden.
Hoofdstuk 4 Activiteiten
Artikel 15 Algemene Regels Over Activiteiten
15.1 Gebruik conform maatvoering
Indien op de verbeelding omgevingsnormen of maatvoeringen zijn opgenomen, is gebruik uitsluitend toegestaan met inachtneming van deze normen.
15.2 Bijbehorende activiteiten
De volgende activiteiten zijn in het gehele plangebied toegestaan:
- 1. groen en watervoorzieningen;
- 2. overige voorzieningen en bijbehorende activiteiten, die qua aard, oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit, zoals fitnessvoorzieningen en kinderopvang ten behoeve van de hoofdactiviteit. Hieronder worden geen ondergeschikte horeca, niet zijnde bedrijfskantines, den detailhandel verstaan.
- 3. voor parkeren geldt dat dit uitsluitend is toegestaan als bijbehorende activiteit indien:
- a. dit binnen de gronden met 'Waarde Landschap en Natuur' of 'Waarde - Tuin' als dit expliciet is aangegeven;
- b. op andere gronden indien in deze regels geen beperkingen gelden ten aanzien van parkeren.
Artikel 16 Activiteit Atelierwoning
16.1 Toegelaten activiteiten
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - activiteit atelierwoning' is een atelierwoning toegestaan.
Artikel 17 Activiteit Gemeentelijk Monument
17.1 Toepassingsbereik
- a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op omgvingsplanactiviteiten met betrekking tot gemeentelijk monumenten op de gronden binnen de aanduiding 'overige zone-activiteit gemeentelijk monument'.
- b. Voor het plangebied van dit omgevingsplan blijven de artikelen 12 tot en met 16 van de Erfgoedverordening gemeente Arnhem 2017 buiten toepassing.
- c. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op monumentenactiviteiten met betrekking tot Rijksmonumenten, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet. Hiervoor geldt artikel 2, lid 1 onder f. van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dan wel zoals deze regeling komt te luiden in de Omgevingswet na inwerkingtreding daarvan.
17.2 Specifieke zorgplicht
Degene die een activiteit zoals bedoeld in lid 17.3 of een omgevingsplanactiviteit gemeentelijkmonument verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit kan leiden tot het beschadigen of vernielen van een gemeentelijk monument, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om deze beschadiging of vernieling te voorkomen.
17.3 Toegelaten activiteiten
De volgende activiteiten met betrekking tot gemeentelijk monumenten zijn toegestaan:
- a. noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, mits detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg niet wijzigt;
- b. inpandige wijzigingen van een onderdeel van het gemeentelijk monument, voor zover het een onderdeel daarvan betreft dat vanuit het oogpunt van monumentenzorg zonder betekenis is.
Artikel 18 Activiteit Groen
18.1 Toegelaten activiteiten
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-activiteit groen' zijn activiteiten toegestaan met betrekking tot:
- a. aanleg, beheer, onderhoud en gebruik van groenvoorzieningen;
- b. aanleg, beheer, onderhoud en gebruik van watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding
- c. aanleg, beheer, onderhoud en gebruik van fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen.
Artikel 19 Activiteit Horeca Van Categorie 1 Begane Grond
19.1 Toegelaten activiteiten
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - activiteit horeca van categorie 1 begane grond' zijn op de begane grond horecabedrijven in de categorie horeca - 1 toegestaan.
Artikel 20 Activiteit Park
20.1 Toegelaten activiteiten
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-activiteit park' zijn activiteiten toegestaan met betrekking tot:
- a. aanleg, beheer, onderhoud en gebruik van groenvoorzieningen;
- b. aanleg, beheer, onderhoud en gebruik van watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. aanleg, beheer, onderhoud en gebruik van fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen;
- d. extensieve recreatie.
20.2 Verboden activiteiten
- a. Onder gebruik in strijd met het omgevingsplan, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
- 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
- 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
- 3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
- b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
Artikel 21 Activiteit Tuin
21.1 Toegelaten activiteiten
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - activiteit tuin' is de aanleg, instandhouding en gebruik van een tuin toegestaan.
21.2 Verboden activiteiten
- a. Onder gebruik van de gronden in strijd met de functie, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, tenzij het gaat om een ondergeschikte oppervlakte aan noodzakelijke en functionele verharding;
- b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
Artikel 22 Activiteit Verblijfsgebied
22.1 Toegelaten activiteiten
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-activiteit verblijfsgebied' zijn activiteiten met betrekking tot aanleg, bouw, gebruik en instandhouding van de volgende voorzieningen toegestaan:
- a. ten behoeve van bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
- b. aanleg, beheer, onderhoud en gebruik van fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen.
- c. voorzieningen voor het openbaar vervoer, zoals busstations;
- d. terrassen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
direct aangrenzende bestemmingen.
Artikel 23 Activiteit Water
23.1 Toegelaten activiteiten
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-activiteit water' zijn toegestaan:
- a. aanleg, beheer, onderhoud en gebruik van watergangen met een waterhuishoudkundige of waterstaatkundige functie;
- b. aanleg, beheer, onderhoud en gebruik van waterpartijen;
- c. aanleg, beheer en onderhoud van bermen, beplanting en oevers.
Artikel 24 Activiteit Wegverkeer
24.1 Toegelaten actviteiten
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-activiteit wegverkeer' zijn activiteiten met betrekking tot aanleg, bouw, gebruik en instandhouding van de volgende voorzieningen toegestaan:
- a. gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. voorzieningen voor het openbaar vervoer, zoals busstations;
- c. geluidwerende voorzieningen.
Artikel 25 Activiteit Wonen
25.1 Toegelaten activiteiten
Op de voor 'overige zone - activiteit wonen' zijn de volgende activiteiten toegestaan:
- a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
- b. beroep aan huis.
25.2 Specifieke gebruiksregels
Beroep aan huis, waaronder mede begrepen bed and breakfast, is uitsluitend toegelaten tot maximaal 33% van het vloeroppervlakte van de woning, mits:
- 1. dit door de bewoner wordt uitgeoefend;
- 2. dit geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse of een onevenredige parkeerdruk tot gevolg heeft en;
- 3. het geen detailhandel, internetverkoop hiervan uitgezonderd, prostitutie of horeca betreft.
25.3 Verboden activiteiten
Onder gebruik van de locaties en opstallen in strijd met het wonen wordt in elk geval begrepen:
- a. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte, anders dan voor beroep aan huis.
- b. het bewonen, of laten bewonen, van een kamergewijze bewoning door meer dan één persoon per 18m2 gebruiksoppervlakte;
- c. het verschaffen van kortdurend verblijf van maximaal 3 maanden, te vergelijken met logies, al dan niet als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden aan werknemers in een kamergewijze bewoning;
- d. het gebruik van bijgebouwen als onzelfstandige wooneenheid in een kamergewijze bewoning;
- e. het niet in stand houden van de natuurinclusieve maatregelen, indien voor de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning deze natuurinclusieve maatregelen verplicht zijn gesteld.
Hoofdstuk 5 Bouwen
Artikel 26 Algemene Bouwregels
26.1 Bouwen passend binnen functie/activiteit
Bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht, voor zover deze passen binnen de functies dan wel activiteiten zoals omschreven in deze regels.
26.2 Bouwen binnen bouwvlak
- a. Indien op de verbeelding een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
- b. Indien geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende activiteitenregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.
26.3 Bouwen conform maatvoering
- a. Indien op de verbeelding ter plaatse van een locatie maatvoeringsaanduidingen zijn opgenomen, mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de ter plaatse van deze locatie gegeven maximum-,minimum-, verplichte dan wel andere maten.
- b. Voor een locatie waar geen maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding zijn opgenomen, mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de eventueel in de regels opgenomen maten, die van toepassing zijn op de betreffende locatie.
Artikel 27 Bouwregel Achtergevellijn
27.1 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 26 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - bouwregel achtergevellijn' dat de achtergevel van het hoofdgebouw slechts op de naar de publieke ruimte gekeerde grens van het bouwvlak mag worden gebouwd.
Artikel 28 Bouwregel Archeologie Middelhoge Verwachting
28.1 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-bouwregel- archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden geldt in aanvulling op het bepaalde in artikel 26 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels dat:
- a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
- 2. bouwwerken waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 500 m2 bedraagt of
- 3. bouwwerken waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte meer dan 500 m2 bedraagt, de daarmee gepaard gaan bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm en die zonder heiwerkzaamheden kan worden gebouwd.
Artikel 29 Bouwregel Beeldkwaliteit Nijmeegseweg
29.1 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-bouwregel uiterlijk van bouwwerken kwaliteitsplan Nijmeegsweg' aangewezen gronden geldt in aanvulling op het bepaalde in artikel 26 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels dat:
- a. Bouwwerken uitsluitend mogen worden opgericht indien ten aanzien van het uiterlijk van bouwwerken wordt voldaan aan de bepalingen uit het omgevingskwaliteitsplan, opgenomen in Bijlage 1 van de regels.
- b. In afwijking van het gestelde onder a. wordt indien het hoofdgebouw is gerealiseerd niet meer getoetst aan het beeldkwaliteitsplan en gelden de bepalingen behorende bij het op het plangebied toepasselijke toetsniveau zoals dat is aangegeven in de welstandsnota.
Artikel 30 Bouwregel Bouwverbod Park
30.1 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - bouwregel bouwverbod park' mag niet worden gebouwd, tenzij in de regels van dit omgevingsplan expliciet wordt aangegeven dat ter plaatse mag worden gebouwd.
Artikel 31 Bouwregel Bouwverbod Tuin
31.1 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-bouwregel bouwverbod tuin' niet worden gebouwd, tenzij in de regels van dit omgevingsplan expliciet wordt aangegeven dat ter plaatse mag worden gebouwd.
Artikel 32 Bouwregel Dove Gevel Nijmeegseweg Entreegebouw
32.1 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Bouwregel dove gevel Nijmeegseweg entreegebouw' geldt in aanvulling op het bepaalde in artikel 26 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels dat de westelijke, zuidelijke en oostgevel dienen te worden uitgevoerd met een:
a. dove gevel; of
b. met een vliesgevel of met een vergelijkbare bouwkundige voorziening uitgevoerd waarbij de maximale geluidbelasting van het wegverkeer niet meer bedraagt dan de vastgestelde hogere waarde opgenomen in artikel 65.
PM. Er wordt nog onderzoek gedaan naar de precieze geluidseffecten van het Gelredome op de gebouwing. Dit onderzoek kan gevolgen hebben voor dit onderdeel van de regels. Mogelijk wordt dit onderdeel dus nog nader uitgewerkt/ aangevuld.. Door middel van een gewijzigde vaststelling worden de laatste inzichten verwerkt.
Artikel 33 Bouwregel Ecosysteemdiensten Als Verplicht Onderdeel Van Natuurinclusief Bouwen
a. In aanvulling op het bepaalde onder 37.1 geldt ter plaatse van de 'overige zone - bouwregel ecosysteemdiensten als verplicht onderdeel NIB'dat de maatregelen dienen te bestaan uit de maatregelen zoals opgenomen in het Omgevingskwaliteitsplan, opgenomen in Bijlage 1.
b. Bij de aanvraag moet worden aangetoond dat door de uit te voeren maatregelen de ecosysteemdiensten (verwijzen naar randvoorwaarden onderzoek) terug komen in het gebouw en toekomstwaarde kennen.
c. Deze maatregelen worden meegeteld in het benodigde puntenaantal zoals benoemd in 37.1 onder b.
PM. Er wordt nog onderzoek gedaan naar de ecosysteemdiensten. Mogelijk wordt dit onderdeel dus nog nader uitgewerkt/ aangevuld.. Door middel van een gewijzigde vaststelling worden de laatste inzichten verwerkt.
Artikel 34 Bouwregel Gevellijn
34.1 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-bouwregel gevellijn' geldt in aanvulling op het bepaalde in artikel 26 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels dat de gevels van het hoofdgebouw slechts op de naar het publieke gebied gekeerde grens van het bouwvlak mogen worden gebouwd.
Artikel 35 Bouwregel Groen
35.1 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 26 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels mogen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - bouwregel groen' uitsluitend in de activiteiten passende bouwwerken worden gebouwd, zoals speeltoestellen en verlichting.
Artikel 36 Bouwregel Groene Gevel Als Verplicht Onderdeel Van Natuurinclusief Bouwen
- a. In aanvulling op het bepaalde onder 37.1, geldt ter plaaste van de aanduiding 'overige zone - bouwregel groene gevel als verplicht onderdeel NIB' dat de maatregelen dienen te bestaan uit het aanbrengen van gevelbeplantingen zoals bedoeld in 'B3. Groene gevels' uit de maatregelencatalogus.
- b. Deze maatregelen worden meegeteld in het benodigde puntenaantal zoals benoemd in 37.1 onder b.
Artikel 37 Bouwregel Natuurinclusief Bouwen
37.1 Natuurinclusief bouwen
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van nieuwe woningen wordt ter plaatse van de ''overige zone - Bouwregel Natuurinclusief bouwen' slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat voldoende natuurinclusieve maatregelen worden getroffen.
- b. Aan het bepaalde onder a wordt geacht te zijn voldaan indien er voldoende punten worden gehaald door de genomen maatregelen zoals opgenomen in het puntensysteem Natuurinclusief bouwen in de beleidsregels natuurinclusief bouwen.
37.2 Beleidsregels
- a. Burgemeester en wethouders passen deze regels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het natuurinclusief bouwen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder lid 37.1 onder a en onder b.
- b. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
Artikel 38 Bouwregel Vegetatiedak Als Verplicht Onderdeel Van Natuurinclusief Bouwen
38.1 Bouwregels
- a. In aanvulling op het bepaalde onder 37.1 dienen ter plaatse van de 'overige zone - bouwregel vegetatiedak als verplicht onderdeel van Natuurinclusief bouwen' de maatregelen te bestaan uit het aanbrengen van een vegetatiedak zoals bedoeld in 'B1. Groen plat dak' uit de maatregelencatalogus.
b. Deze maatregelen worden meegeteld in het benodigde puntenaantal zoals benoemd in 37.1 onder b.
Artikel 39 Bouwregel Verblijfsgebied
39.1 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 26 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Bouwregel verkeer- verblijfsgebied' de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven maximumbouwhoogte en voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
- b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 m bedragen.
Artikel 40 Bouwregel Verdiepingshoge Tuinmuur
40.1 Bouwregels
In afwijking op het bepaalde in artikel 26 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels mag ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - bouwregel verdiepingshoge tuinmuur' een tuinmuur worden indien:
- a. deze muur dient als afscherming van de tuin en het openbaar gebied;
- b. de muur niet hoger is dan de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw.
Artikel 41 Bouwregel Voetgangersbrug
41.1 Bouwregels
In afwijking op het bepaalde in artikel 26 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels mag ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone -bouwregels voetgangersbrug' een voetgangersbrug worden gebouwd.
Artikel 42 Bouwregel Water
42.1 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 26 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Bouwregel water' uitsluitend in de toegelaten activiteiten passende bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en duikers.
Artikel 43 Bouwregel Wegverkeer
43.1 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 43 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Bouwregel verkeer wegverkeer' de volgende bouwregels:
- a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven maximumbouwhoogte en voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
- b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag ten hoogste 4 m bedragen.
Hoofdstuk 6 Maatwerkvoorschriften
Artikel 44 Maatwerkvoorschrift Gemeentelijk Monument
44.1 Maatwerkvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - maatwerkvoorschrift gemeentelijk monument' maatwerkvoorschriften stellen als blijkt dat een activiteit als bedoeld in lid 17.3 kan leiden tot aantasting van een gemeentelijk monument.
Artikel 45 Maatwerkvoorschrift Bomenrij
45.1 Maatwerkvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gebiedaanduiding 'overige zone - maatwerkvoorschrift bomenrij' ten aanzien van de situering van bouwwerken die mogen worden gebouwd op grond van de andere bestemming(en) maatwerkvoorschriften tellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige bomen die onderdeel uitmaken van een structurerende bomenlaan.
Hoofdstuk 7 Omgevingsnormen
Artikel 46 Omgevingsnorm Maximum Bouwhoogte Voetgangersbrug 10 M
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-omgevingsnorm maximum bouwhoogte voetgangersbrug 10 m' bedraagt de maximum bouwhoogte van de voetgangersbrug 10 meter.
Artikel 47 Omgevingsnorm Maximum Bvo Horeca 1 - 150 M2
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-omgevingsnorm maximum bvo horeca cat 1 - 150 m2' bedraagt de maximum oppervlakte van horeca -1 150 m2.
Artikel 48 Omgevingsnorm Minimum Bouwhoogte Begane Grond Bouwlaag 3,5 M
Ter plaatse van gebiedsaanduiding 'overige zone - omgevingsnorm minimum bouwhoogte begane grond bouwlaag 3,5 m' bedraagt de minimale netto-bouwhoogte van de begane grond bouwlaag 3,5 m.
Artikel 49 Omgevingsnorm Minimum Percentage Groene Gevel Appartementen 10%
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Omgevingsnorm minimum percentage groene gevel appartementen 10%' geldt dat 10% van de totale geveloppervlakte van appartementen voorbereid moet zijn voor gevelbeplanting.
Artikel 50 Omgevingsnorm Minimum Percentage Groene Gevel Eengezinswoningen 25%
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Omgevingsnorm minimum percentage groene gevel eengezinswoningen 25%' geldt dat 25% van de totale geveloppervlakte van eensgezinswoningen voorbereid moet zijn voor gevelbeplanting.
Artikel 51 Omgevingsnorm Minimum Percentage Vegetatiedak 80%
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-omgevingsnorm minimum percentage vegetatiedak 80%' bestaat het dak voor minimaal 80% uit een vegetatiedak.
Hoofdstuk 8 Omgevingsplanactiviteiten
Artikel 52 Algemene Omgevingsplanactiviteit
52.1 Seksinrichtingen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 77 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
- a. het geen raamprostitutie betreft;
- b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
- c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het afwijken van de regels niet meer dan acht zal bedragen;
- d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
- e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
- f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
- g. er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat;
- h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 m bedraagt;
- i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.
52.2 Afwijkingsregels bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumoppervlak en de maximuminhoud, mits
- a. de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten en;
- b. geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de privacy van omwonenden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in artikel 26 mits:
- a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 2 m, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
- b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
- 1. een diepte van 6 m niet wordt overschreden;
- 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
- 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
- 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
- 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
- a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
- b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 m;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
- 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 m;
- 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 m boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
- d. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder.
- 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 m boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
- a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
- b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 53 Omgevingsplanactiviteit Afwijken Instandhoudingsverplichiting Natuurinclusief Bouwen
53.1 Aanwijzing vergunningplicht
Het is verboden om ter plaatse van de 'overige zone-omgevingsplanactiviteit omgevingsplanactiviteit afwijken instandhoudingsverplichiting Natuurinclusief bouwen' zonder een omgevingsvergunning een woning te gebruiken zonder dat de vereiste natuurinclusieve maatregelen in het kader van de vergunningverlening in stand worden gehouden.
53.2 Beoordelingsregels
De omgevingsvergunning bedoeld in 53.1 kan worden verleend indien indien op andere wijze kan worden voorzien in het treffen van voldoende natuurinclusieve maatregelen.
Artikel 54 Omgevingsplanactiviteit Archeologie - Middelhoge Verwachting
54.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden om ter plaatse van de 'overige zone-omgevingsplanactiviteit archeologie - middelhoge verwachting' zonder omgevingsvergunning :
- 1. de volgende werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
- b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- 2. af te wijken van het bepaalde in lid 28.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
- 3. een reeds aanwezig bouwwerk te slopen indien het oppervlak groter is dan 500 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze ligt in een beschermd stadsgezicht.
54.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het verbod, als bedoeld in lid 54.1 onder 1 is niet van toepassing indien:
- a. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of een omvang van 500 m1;
- b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
- c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
- d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
- e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
54.3 Beoordelingsregels
- 1. De omgevingsvergunning, bedoeld in lid 54.1, onder 1 en 2, kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
- a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. het doen van opgravingen;
- c. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
- 2. Voorts kan een omgevingsvergunning, bedoeld in lid 54.1, onder 2 worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Artikel 55 Omgevingsplanactiviteit Bomenrij
55.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden om ter plaatse van de 'overige zone-omgevingsplanactiviteit bomenrij' zonder omgevingsvergunning houtgewassen te vellen, rooien en beschadigen.
55.2 Uitzonderingen vergunningsplicht
Het verbod, als bedoeld in lid 55.1 is niet van toepassing indien:
- 1. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
- 2. welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
55.3 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 55.1 mag alleen worden verleend indien:
- 1. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemmingen zijn toegekend en;
- 2. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 56 Omgevingsplanactiviteit Dove Gevel Nijmeegseweg
Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde uit lid 32.1 afwijken indien:
- a. met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat aan de hogere waarden kan voldoen en;
- b. de cumulatieve geluidbelasting van het Gelredome en de sportvelden lager is dan 55 dB.
PM. Er wordt nog onderzoek gedaan naar de precieze geluidseffecten van het Gelredome op de gebouwing. Dit onderzoek kan gevolgen hebben voor dit onderdeel van de regels. Mogelijk wordt dit onderdeel dus nog nader uitgewerkt/ aangevuld.. Door middel van een gewijzigde vaststelling worden de laatste inzichten verwerkt.
Artikel 57 Omgevingsplanactiviteit Gemeentelijk Monument
57.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-omgevingsplanactiviteit gemeentelijk monument' een omgevingsplanactiviteit gemeentelijkmonument te verrichten.
57.2 Uitzonderingen vergunningsplicht
Het in lid 57.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werkzaamheden als bedoeld in artikel 17.
57.3 Advisering
Voordat burgemeester en wethouders een besluit nemen op een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in lid winnen zij advies in bij het gemeentelijke Team Welstand en Monumenten.
57.4 Beoordelingsregels
- 1. De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 57.1 wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg.
- 2. Bij de beslissing op de aanvraag houden burgemeester en wethouders rekening met de volgende beginselen:
- a. het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten en archeologische monumenten;
- b. het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
- c. het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
- d. het conserveren en in stand houden van archeologische monumenten, bij voorkeur in situ.
- 3. Bij de beslissing op de aanvraag houden burgemeester en wethouders rekening met het advies van het gemeentelijke Team Welstand en Monumenten.
57.5 Weigeringsgronden
- a. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.
- b. Een omgevingsvergunning voor een gemeentelijk kerkelijk monument, waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of levensovertuiging in dat monument in het geding zijn, wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.
57.6 Intrekken omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning, bedoeld in lid 57.1, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:
- 1. als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;
- 2. voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.
- 3. niet binnen twee jaar na de dag waarop de vergunning is verleend van de vergunning gebruik wordt gemaakt.
- 4. de voorschriften als bedoeld in lid 44 niet worden nageleefd.
Artikel 58 Omgevingsplanactiviteit Landschap En Natuur
58.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden om ter plaatse van de 'overige zone-omgevingsplanactiviteit landschap en natuur ' zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen
- b. het aanbrengen van beplantingen
- c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur;
- d. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist
- e. het ophogen van gronden;
- f. het gebruik van groeistoffen, stoorstoffen of kunstmest
- g. het aanleggen, verbreden of verharden van voet-, rijwielpaden, ontsluitingswegen en parkeerplaatsen
- h. het aanbrengen van oppervlakte verharding groter dan 25 m2.
- i. het aanbrengen van recreatievoorzieningen (incl. raster, wildroosters en ruitervoorzieningen)
- j. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
- k. het aanleggen van reservoirs.
58.2 Uitzonderingen vergunningsplicht
Het verbod, als bedoeld in lid 58.1 is niet van toepassing indien:
- 1. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
- 2. welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
58.3 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 58.1 mag alleen worden verleend indien:
- a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemmingen zijn toegekend en
- b. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 59 Omgevingsplanactiviteit Park
59.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden om ter plaatse van de 'overige zone-omgevingsplanactiviteit park' zonder omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in Artikel 30.
59.2 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 59.1 mag alleen worden verleend indien:
- a. deze bouwwerken passen binnen de functies dan wel activiteiten zoals omschreven in deze regels;
- b. geen onevenredig afbreuk wordt gedaan op stedenbouwkundige, landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en natuurwaarden.
Artikel 60 Omgevingsplanactiviteit Parkeren En Laden/lossen
60.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden om ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Omgevingsplanactiviteit parkeren en laden/lossen' zonder omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 76.1 en 76.2 ten aanzien van het realiseren van parkeergelegenheid, dan wel laad- of losruimte:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of
- 2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
60.2 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 60.1 kan alleen worden verleend indie geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
- 2. de woon- en leefsituatie.
Artikel 61 Omgevingsplanactiviteit Tuin
61.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-omgevingsplanactiviteit tuin' in afwijking van het bepaalde in artikel 21.2 oppervlakteverhardingen aan te brengen.
61.2 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 61.1 kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde of de waardevolle groenelementen binnen de tuin.
Artikel 62 Omgevingsplanactiviteit Verkamering
62.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden om ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-omgevingsplanactiviteit verkamering' zonder omgevingsvergunning van een (gedeelte) van een gebouw te verkameren (vanaf drie onzelfstandige wooneenheid).
62.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het verbod, als bedoeld in lid 62.1is niet van toepassing indien sprake is van verkameren door een hospita;
62.3 Beoordelingsregels
- a. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 62.1kan worden verleend ten behoeve van verkamering, indien:
- 1. de gebruiksoppervlakte van de bestaande woning gelijk is aan of groter is dan 110 m2, en;
- 2. het gebouw niet opgedeeld wordt in meer dan één onzelfstandige wooneenheid per 18m2 gebruiksoppervlakte; en;
- 3. het verkamerde gebouw minimaal beschikt over een bergingsruimte met een oppervlakte van ten minste 3 m2 ten behoeve van de stalling van fietsen, afvalcontainer(s) of afvalzakken. Vanaf 4 onzelfstandige wooneenheden geldt als aanvullende eis dat 1m2 bergingsruimte per wooneenheid wordt toegevoegd.
- b. De omgevingsvergunning wordt in ieder geval niet verleend indien:
- 1. sprake is van verkameren met als doel het verschaffen van kortdurend verblijf van maximaal 3 maanden, te vergelijken met logies, al dan niet als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden, aan werknemers; of
- 2. indien zich door het verkameren een niet-verkamerd gebouw wordt ingesloten door legale kamergewijze bewoning van gebouwen aan dezelfde straat; of
- 3. indien een bijgebouw in gebruik wordt genomen als onzelfstandige wooneenheid.
Artikel 63 Omgevingsplanactiviteit Water
63.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden om ter plaatse van de 'overige zone-omgevingsplanactiviteit water' zonder omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 42.
63.2 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 63.1kan worden verleend, indien:
- 1. het gaat om bouwwerken met een geringe omvang zoals steigers;
- 2. de waterstaatkundige functie niet (onevenredig) wordt geschaad, gehoord de waterbeheerder.
Artikel 64 Omgevingsplanactiviteit Woningsplitsing
64.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden om ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-omgevingsplanactiviteit woningsplitsing' zonder omgevingsvergunning een (gedeelte) van een gebouw te splitsen naar twee of meerdere zelfstandige woningen.
64.2 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 64.1kan worden verleend ten behoeve van woningsplitsing, indien:
- 1. de gebruiksoppervlakte van de bestaande woning gelijk is aan of groter is dan 110 m2, en;
- 2. de gebruiksoppervlakte van elke zelfstandige woning die als gevolg van splitsing ontstaat niet kleiner is dan 50 m2, en;
- 3. de gesplitste woningen over een bergingsruimte met een oppervlakte van ten minste 5 m2 per woning en;
- 4. de gesplitste woningen beschikken over een buitenruimte.
Hoofdstuk 9 Hogere Waarden
Artikel 65 Hogere Waarden -1 Nijmeegseweg
- 1. Met het vaststellen van het voorliggende omgevingsplan met verbrede reikwijdte wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, ter plaatse van 'overige zone - hogere waarden - 1 Nijmeegseweg' de daarbij aangegeven hogere waarde ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld:
Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van | |
53 | Oost, Zuid en Noord | Prov. Weg A325 | |
53 | Oost, Zuid en West | N325 Pleijroute/ Batavierenweg | |
56 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg |
- 2. Bij woningen met een cumulatieve geluidbelasting van meer dan 53 dB (exclusief aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder) dient door middel van een akoestisch onderzoek naar de geluidwering van gevels te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de hiervoor in het Bouwbesluit gestelde grenswaarde. Aanvullend op het Bouwbesluit dient voor de hoogst toelaatbare geluidsbelasting te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting van alle wegen.
- 3. De woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe zijde en – buitenruimte.
Artikel 66 Hogere Waarden -2 Nijmeegseweg
- 1. Met het vaststellen van het voorliggende omgevingsplan met verbrede reikwijdte wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, ter plaatse van 'overige zone - hogere waarden - 2 Nijmeegseweg' de daarbij aangegeven hogere waarde ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld:
Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van | |
53 | Oost en Zuid | Prov. Weg A325 | |
53 | Oost en Zuid | N325 Pleijroute/ Batavierenweg | |
57 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg |
- 2. Bij woningen met een geluidbelasting van meer dan 53 dB dient door middel van een akoestisch onderzoek naar de geluidwering van gevels te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de hiervoor in het Bouwbesluit gestelde grenswaarde.
- 3. De woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe zijde en – buitenruimte.
Artikel 67 Hogere Waarden -3 Nijmeegseweg
- 1. Met het vaststellen van het voorliggende omgevingsplan wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, ter plaatse van 'overige zone - hogere waarden - 3 Nijmeegseweg' de daarbij aangegeven hogere waarde ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld:
Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van | |
49 | Oost en Zuid | Prov. Weg A325 | |
49 | Oost en Zuid | N325 Pleijroute/ Batavireenweg | |
56 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg |
- 2. Bij woningen met een geluidbelasting van meer dan 53 dB dient door middel van een akoestisch onderzoek naar de geluidwering van gevels te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de hiervoor in het Bouwbesluit gestelde grenswaarde.
- 3. De woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe zijde en – buitenruimte.
Artikel 68 Hogere Waarden -4 Nijmeegseweg
- 1. Met het vaststellen van het voorliggende omgevingsplan wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, ter plaatse van 'overige zone - hogere waarden - 4 Nijmeegseweg' de daarbij aangegeven hogere waarde ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld:
Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van | |
56 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg |
- 2. Bij woningen met een geluidbelasting van meer dan 53 dB dient door middel van een akoestisch onderzoek naar de geluidwering van gevels te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de hiervoor in het Bouwbesluit gestelde grenswaarde.
- 3. De woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe zijde en – buitenruimte.
Artikel 69 Hogere Waarden -5 Nijmeegseweg
- 1. Met het vaststellen van het voorliggende omgevingsplan wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, ter plaatse van 'overige zone - hogere waarden - 5 Nijmeegseweg' de daarbij aangegeven hogere waarde ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld:
Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van | |
56 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg |
- 2. Bij woningen met een geluidbelasting van meer dan 53 dB dient door middel van een akoestisch onderzoek naar de geluidwering van gevels te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de hiervoor in het Bouwbesluit gestelde grenswaarde.
- 3. De woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe zijde en – buitenruimte.
Artikel 70 Hogere Waarden -6 Nijmeegseweg
- 1. Met het vaststellen van het voorliggende omgevingsplan wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, ter plaatse van 'overige zone - hogere waarden - 6 Nijmeegseweg' de daarbij aangegeven hogere waarde ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld:
Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van | |
57 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg |
- 2. Bij woningen met een geluidbelasting van meer dan 53 dB dient door middel van een akoestisch onderzoek naar de geluidwering van gevels te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de hiervoor in het Bouwbesluit gestelde grenswaarde.
- 3. De woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe zijde en – buitenruimte.
Artikel 71 Hogere Waarden -7 Nijmeegseweg
- 1. Met het vaststellen van het voorliggende omgevingsplan wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, ter plaatse van 'overige zone - hogere waarden - 7 Nijmeegseweg' de daarbij aangegeven hogere waarde ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld:
Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van | |
57 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg |
- 2. Bij woningen met een geluidbelasting van meer dan 53 dB dient door middel van een akoestisch onderzoek naar de geluidwering van gevels te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de hiervoor in het Bouwbesluit gestelde grenswaarde.
- 3. De woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe zijde en – buitenruimte.
Artikel 72 Hogere Waarden -8 Nijmeegseweg
- 1. Met het vaststellen van het voorliggende omgevingsplan wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, ter plaatse van 'overige zone - hogere waarden - 8 Nijmeegseweg' de daarbij aangegeven hogere waarde ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld:
Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van | |
57 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg | |
53 | Noord en West. | Monchyplein- Gelderse Rooslaan- Hazelaarsstraat |
- 2. Bij woningen met een geluidbelasting van meer dan 53 dB dient door middel van een akoestisch onderzoek naar de geluidwering van gevels te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de hiervoor in het Bouwbesluit gestelde grenswaarde.
- 3. De woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe zijde en – buitenruimte.
Artikel 73 Hogere Waarden -9 Nijmeegseweg
- 1. Met het vaststellen van het voorliggende omgevingsplan wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, ter plaatse van 'overige zone - hogere waarden - 9 Nijmeegseweg' de daarbij aangegeven hogere waarde ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld:
Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van | |
57 | West, Zuid en Noord | Nijmeegseweg |
- 2. Bij woningen met een geluidbelasting van meer dan 53 dB dient door middel van een akoestisch onderzoek naar de geluidwering van gevels te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de hiervoor in het Bouwbesluit gestelde grenswaarde.
- 3. De woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe zijde en – buitenruimte.
Hoofdstuk 10 Algemene Regels
Artikel 74 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 75 Woningaantallen
75.1 Maximum aantal woningen in het plangebied
Het maximum aantal woningen bedraagt 275.
75.2 Minimum aantal sociale koopwoningen
Het is verboden om gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken indien bij de afronding van het project niet minimaal 30% van de woningen in het plangebied worden gebruikt als sociale koopwoning.
Artikel 76 Overige Regels
76.1 Parkeren
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
- b. Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken - waarvoor een omgevingsvergunning is benodigd - daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden.
- c. De onder a. en b bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's
- d. Aan het bepaalde onder a en b wordt geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de in de beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem daartoe opgenomen normen.
76.2 Laden of lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in, of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
76.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in lid 76.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in lid 76.4 zoals die golden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 76.1 onder a en onder b.
76.4 Beleidsregels
- a. Burgemeester en wethouders passen deze regels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder lid 76.1 onder a en onder b.
- b. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
Artikel 77 Strijdige Activiteiten
Onder gebruik van locaties in strijd met het omgevingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
- b. het gebruik van de locaties ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen;
Hoofdstuk 11 Overgangs- En Slotregels
Artikel 78 Overgangsrecht
78.1 Overgangsrecht bouwwerken
78.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 79 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Chw Omgevingsplan Nijmeegseweg - fase 1.
Bijlage Bij Regels
Bijlage 1 Beeldregie Okp
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Sinds eind jaren '90 wordt er op basis van het Ontwikkelingsplan Malburgen gewerkt aan het opknappen van de wijk Malburgen. Een van de essentiële onderdelen hiervan is Malburgen West en Oost beter met elkaar te verbinden. Het plan is om de Nijmeegseweg te verleggen en zo mogelijk te versmallen, en tevens groen en woningen toe te voegen.
Op basis van het Ontwikkelingsplan is er een Toekomstvisie voor de Nijmeegseweg opgesteld en een uitwerking gemaakt voor de westzijde (Fase 1) in een Stedenbouwkundig schetsontwerp. Op 20 oktober 2021 is het 'Stedenbouwkundig schetsontwerp Nijmeegseweg' voor fase 1 vastgesteld door de gemeenteraad.
De Nijmeegseweg wordt in meerdere fases herontwikkeld. De eerste fase voorziet in 261 woningen. Het grootste gedeelte van deze woningen zal zich gaan bevinden aan de westzijde van de Nijmeegseweg. Aan de oostzijde voorziet de eerste fase in één solitair woongebouw met gemengde functies in de plint.
De bebouwing varieert van grondgebonden tot gestapeld, 30% van de woningen betreft sociale huur, de helft van de woningen zijn koopwoningen waarvan weer de helft betaalbare koop. In de wet heet dit nog een sociale koopwoning, deze term wordt daarom gebruikt in het omgevingsplan en in de doelgroepenverordening. In Arnhem kunnen sociale koopwoningen een prijs hebben tot €355.000.
Het groene karakter van het gebied wordt behouden en versterkt. Het doel is een groen woonmilieu. Het nu verwarrende kruispunt De Monchyplein wordt aangepast naar een compact kruispunt hetgeen tevens ruimte schept voor het De Monchypark. Het openbaar groen zal worden aangelegd door de gemeente.
Het ontwerp is in strijd met het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld.
1.2 Situering En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt in de wijk Malburgen aan de Nijmeegseweg. Fase 1 bevat het kruispunt De Monchyplein en de westzijde van de Nijmeegseweg en een onderdeel gelegen tussen de John Frostbrug en Nijmeegseplein.
![]() |
Afbeelding 1.1 Globale begrenzing plangebied |
1.3 Opzet Omgevingsplan
De Omgevingswet komt eraan!
Voor deze ontwikkeling wordt geen bestemmingsplan opgesteld maar een omgevingsplan. Op 1 januari 2024 treedt naar verwachting de Omgevingswet in werking. Deze wet verplicht ons om regelgeving voor de fysieke leefomgeving te bundelen in één omgevingsplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied. Dit betekent dat we regels over bijvoorbeeld, bouwen, welstand, erfgoed, milieu, mobiliteit, duurzaamheid, groen, en grote delen van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) moeten integreren in onze bestaande bestemmingsplannen. Naast onze eigen bepalingen moeten we regels die het Rijk overhevelt naar gemeenten, zoals bijvoorbeeld vergunningsvrij bouwen en delen van het Activiteitenbesluit, lokaal vertalen in het omgevingsplan. Met het omgevingsplan zorgen we er onder andere voor dat onze inwoners en ondernemers straks op eenvoudige en eenduidige wijze kunnen zien welke ontwikkelmogelijkheden er gelden op een perceel en voor welke activiteiten een vergunning nodig is.
Omdat de transitie naar het omgevingsplan een omvangrijke operatie is, willen we niet wachten tot 2024 maar starten we er nu al mee.
Het opstellen van een omgevingsplan kunnen we doen omdat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onze gemeente heeft aangewezen als experiment 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' onder artikel 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
De bestemmingsplanherziening voor de Nijmeegseweg is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte opgesteld volgens de nieuwe omgevingsplansystematiek. Landelijk is afgesproken om dit 'Chw Omgevingsplannen' te noemen. In alle relevante documenten noemen wij dit plan daarom een omgevingsplan.
In een dergelijk plan kunnen we gebruik maken van de mogelijkheden van de Crisis-en herstelwet door ook regels op te nemen die normaal niet in een bestemmingsplan (mogen) zitten. In dit omgevingsplan maken we gebruik van deze mogelijkheden door:
1. regels over het uiterlijk van bouwwerken (in dit plan noemen we dit de beeldregie) op te nemen en;
2. regels met betrekking tot natuurinclusief bouwen op te nemen in het omgevingsplan;
3. regels voor het geluid: hogere waarden.
In hoofdstuk 5 wordt een uitleg gegeven over de werking van het omgevingsplan.
1.4 Geldende Plannen
Dit omgevingsplan vervangt de geldende plannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen komen te vervallen voor deze locatie. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven.
Bestemmingsplan | Vastgesteld |
Bestemmingsplan Malburgen - West 2010 | 31-01-2011 |
Gelredome - Nijmeegseweg - Rijnhal | 25-11-2013 |
Facetplan parkeren | 30-05-2018 |
Facetplan woningsplitsing en verkamering | 28-10-2020 |
In afbeelding 1.2 is de verbeelding van het bestemmingsplan 'Gelredome - Nijmeegseweg - Rijnhal' opgenomen voor het plangebied. In afbeelding 1.3 is de verbeelding van het 'Bestemmingsplan Malburgen - West 2010' opgenomen voor het plangebied.
![]() |
Afbeelding 1.2 Verbeelding geldend plan 'GelreDome - Nijmeegseweg - Rijnhal'. |
![]() |
Afbeelding 1.3 Verbeelding geldend plan 'Bestemmingsplan Malburgen - West 2010'. |
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 3 omvat de ruimtelijke- en programmatische aspecten van de ontwikkelingen. In hoofdstuk 4 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. In de hoofdstuk 5, 6 en 7wordt ingegaan op de juridische aspecten c.q. de plan verantwoording respectievelijk de procedure.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de historische ontwikkeling van het gebied. Daarna volgt een beschrijving van de huidige ruimtelijke en functionele structuur in en om het plangebied. Tot slot komen de aspecten verkeer en parkeren en de groenstructuur aan bod.
2.2 Historische Ontwikkeling
2.2.1 Algemeen Arnhem-Zuid
In de jaren '30 van de twintigste eeuw breidde Arnhem zich in zuidelijke richting aan de overzijde van de Rijn uit. De Nijmeegseweg verbond het nieuwe stadsdeel via de Rijnbrug met de Arnhemse binnenstad. Halverwege de Nijmeegseweg werd het De Monchyplein aangelegd van waaruit via de Nijmeegseweg de woonwijken bereikt konden worden. Het plein was een huldebetoon aan burgemeester De Monchy, voorstander van de uitbreiding van Arnhem richting het Zuiden.
Malburgen was de eerste wijk in Arnhem-Zuid. Vanaf de binnenstad van Arnhem leidden de Rijnbrug en de Nijmeegseweg de wijk in. Aan weerszijden van de Rijnbrug werd een hoekig pad met aftakkingen ontworpen, bedoeld voor fietsers en wandelaars.
2.2.2 Nijmeegseweg
Op 7 februari 1938 keurde de gemeenteraad het plan voor de groenaanleg zuidelijk langs de dijk, de John Frostbrug en langs de Nijmeegseweg goed. Het park langs en onder de brug werd gekenmerkt door slingerpaden, bedoeld voor fietsers en wandelaars om de brug te bereiken.
Door het toenemende verkeer in Arnhem-Zuid werden nog tijdens de Tweede Wereldoorlog plannen ontwikkeld om bij het De Monchyplein tunnels onder de Nijmeegseweg aan te leggen. Met Rijkswaterstaat was al een overeenkomst bereikt, maar vanwege de oorlog konden de plannen niet worden uitgevoerd.
Na de oorlog
De eerste jaren na de oorlog is het park gedeeltelijk hersteld en bleef het park hetzelfde ontwerp en dezelfde vorm behouden als bij het originele ontwerp.
Vanaf ongeveer 1950 breidde Arnhem-Zuid zich steeds verder uit. Gevolg hiervan was dat de verkeersdrukte toenam en op het De Monchyplein steeds vaker onveilige verkeerssituaties ontstonden. Voor de gemeente was dit reden om in te grijpen. Uiteindelijk vond de Gemeentewerken de bouw van tunnels niet aantrekkelijk, omdat ze bang waren dat de tunnels een scheiding zouden creëren tussen de twee delen van Malburgen. Viaducten vormden een goed alternatief.
Periode 1958-1968
Nu het idee met tunnels onder het De Monchyplein was afgeschreven waren viaducten het alternatief. De Nijmeegseweg zou worden verhoogd en daarmee het verkeer over het verkeersplein heen leiden. Op deze manier zou de wijk een eenheid blijven.
Een verhoging kwam er uiteindelijk niet, omdat het hierdoor onmogelijk zou worden om in de toekomst zuidelijk van het De Monchyplein nieuwe kruispunten aan te leggen. Daarom werd een nieuw ontwerp gemaakt met het Velperplein als voorbeeld. Hierbij werd uitgegaan van een gelijkvloerse kruising, waarbij het verkeer door middel van verkeerslichten zou worden geregeld.
Vanaf de Rijnbrug werden de rijrichtingen gesplitst en verbreed, waardoor ter hoogte van het De Monchyplein ruime opstelvakken, oftewel voorsorteervakken konden worden gecreëerd. Tussen de rijbanen in ontstond een groenstrook. De ovale rotonde verdween, er kwam een vierkant verkeersplein voor terug met een afzonderlijke regeling voor voetgangers, fietsers en motorrijtuigen.
Periode ca. 1968-1980
In 1971 waren de rijbanen van de Nijmeegseweg inmiddels verbreed van vier naar zeven, wat ten koste ging van een strook van de zijberm en de groenstrook in het midden.
Situatie 1980-1985
De parken zijn vanaf 1985 versoberd en verandert in gazonnen, wat aan het einde van de twintigste eeuw kenmerkend is voor meer Arnhemse parken.
Situatie ca. 2000
In 2008 is de gemeente begonnen de groene strook tussen de Nijmeegseweg te beplanten met kleurrijke bloemen. In de noordelijke punt van de strook zijn banen met bloembedden aangelegd. De stroken met wisselbeplanting, die in meer delen van Arnhem zijn aangelegd, worden na de versobering van veel plantsoenen aan het einde van de twintigste eeuw tegenwoordig gezien als de paradepaardjes van het groen van de stad. In cultuurhistorisch opzicht doen de stroken denken aan de oorspronkelijke geometrische beplanting van deze groenzone, zij het op een andere plek.
Aan de westzijde van de Nijmeegseweg stonden flatgebouwen. Deze flatgebouwen zijn in 2012 gesloopt en heringericht voor openbare ruimte. Dankzij de sloop kunnen deze gronden worden ingezet voor de woningbouwontwikkeling aan de Nijmeegseweg.
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
De Nijmeegseweg ligt midden in de wijk Malburgen en heeft door zijn huidge breedte (2 maal 2 rijstroken, een brede middenberm, gedeeltelijk fietspaden en parallelwegen) een intensief karakter en enigszins scheidende werking in de wijk. Langs de Nijmeegseweg ligt naast enige bebouwing met het karakter van de tuinstad (laagbouw met kap) veel na-oorlogse bebouwing (portieketageflats). Inmiddels zijn de flats aan de westzijde van de Nijmeegseweg gesloopt. Ook het Rijnhalgebied grenst (met een school en de Rijnhal) aan de Nijmeegseweg. Tenslotte liggen er 2 open groene terreinen aan de Nijmeegseweg ter hoogte van het winkelcentrum de Drieslag.
2.4 Verkeer En Parkeren
Het plangebied kent de volgende (verkeersaders en) verkeersaspecten:
- De Nijmeegseweg is één van de verbindende radialen van de provinciale A325 richting de binnenstad. Aan weerszijden van de Nijmeegseweg liggen vrijliggende fietspaden waarover het regionale snelfietspad Arnhem Nijmegen (F325) loopt.
- De stadslijn 14 rijdt door Malburgen West naar het station Arnhem Centraal. Aan de noordzijde, langs de Huissensestraat en de Zuidzijde (thv Gelredome) lopen de Hoogwaardig Openbaar Vervoerlijnen 2, 3, 300 en 331.
- De auto ontsluiting van de wijk Malburgen West naar de Nijmeegseweg loopt over de Gelderse Rooslaan naar het De Monchyplein en via de Meldestraat naar de Nijmeegseweg.
- Voetgangers en fietsers van Malburgen West kunnen via de met verkeerslichten geregeld kruispunten van de De Monchyplein en de Zeegsingel/Meldestraat oversteken naar de wijk Malburgen Oost. Deze oversteken vormen de routes naar onder andere het Winkelcentrum de Drieslag, het Olympus College, de Rijnhal (Decathlon) en verschillende sportvoorzieningen (waaronder zwembad De Koppel).
Parkeren
Het parkeren vindt plaats langs de openbare weg. Hierbij zijn er haakse of langsparkeerplaatsen langs de Annemoonstraat, de Paardebloemstraat en de Pinksterbloemstraat. Enkel bij het Entregebouw wordt het parkeren opgelost binnen de te ontwikkelen kavel.
2.5 Groenstructuur
Binnen het landschappelijk raamwerk van de stad is de Nijmeegseweg van oudsher een belangrijke structurele groenblauwe lijn met een landschappelijk karakter met stevige groene beplantingen, waaronder in de huidige situatie hoge Canadese populieren in de middenberm en op delen statige lindelanen langszij. De route loopt noordzuid van de rivier de Rijn naar de zogenaamde komgebieden in het polderlandschap. Vanuit het zuiden is het de belangrijkste entree naar Arnhem-Noord via de John Frostbrug.
Naast deze stevige noord-zuid gelegen hoofdgroenstructuur zijn er binnen het plangebied nog twee belangrijke oost-west gelegen groenstructuren aanwezig; te weten de groen-blauwe lijn Meldestraat-Zeegsingel en een structuurdragende bomenrij langs de Gelderse Rooslaan-Huissensestraat.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van De Ontwikkeling
3.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie. Dit hoofdstuk beschrijft de ruimtelijke opzet voor de ontwikkeling en hoe deze programmatisch wordt vormgegeven. Ook bevat dit hoofdstuk een toets aan het beleid.
3.2 Ruimtelijke Opzet En Structuur
3.2.1 Ruimtelijke aspecten en programma
Stedenbouwkundig schetsontwerp Nijmeegseweg
Voor de ontwikkeling op de Nijmeegseweg gaat de gemeente uit van twee fases. Fase 1 betreft de westzijde van het projectgebied Nijmeegseweg, inclusief het beoogde woongebouw aan de oostzijde (Dotterlaan/Veldbloemenstraat). Fase 2 betreft de invulling van de oostzijde van het projectgebied.
Op 20 oktober 2021 is het Stedenbouwkundig schetsontwerp Nijmeegseweg voor fase 1 (De weg naar de toekomst. Nijmeegseweg - Malburgen Stedenbouwkundig Schetsontwerp, februari 2021) vastgesteld.
Het bureau OD205 heeft samen met de klankbordgroep (circa 40 bewoners van Malburgen-Oost en West) een stedenbouwkundig schetsontwerp voor fase 1 opgesteld. In dit stedenbouwkundig schetsontwerp werd uitgegaan van 230 woningen.
Na een motie van de raadis het programma uitgebreid. Het programma bestaat nu uit de ontwikkeling van 261 woningen. In een omgevingsplan dient het absolute maximum aantal vastgelegd te worden. Om te zorgen voor enige flexibiliteit, bijv. een aantal woningen meer in het entreegebouw, gaan we in het omgevingsplan uit van maximaal 275 woningen. In de onderzoeken is rekening gehouden met dit hogere aantal (zie onder 3.2.3 wat dit betekent voor parkeren).
Daarbij leggen we vast dat minimaal 25% van de woningen dient te worden gebruikt als 'sociale koopwoning'. Daarnaast maakt het plan op specifieke locaties atelierwoningen en daghoreca mogelijk. De atelierwoningen zijn in de parkgebouwen toegestaan. In Parkgebouw Oost is daghorea toegestaan.
De groeninrichting heeft een belangrijke plek in de ontwikkeling van het gebied. Het groene karakter rondom de Nijmeegseweg wordt behouden en versterkt. De oppervlakte aan asfalt wordt kleiner. Het De Monchyplein wordt een herkenbare groene entree: het visitekaartje van Malburgen. Naast de bestaande waardevolle bomen worden nieuwe bomen, heesters en vaste planten aangeplant door de gemeente. Soorten die elkaar aanvullen en versterken en zo de biodiversiteit en belevingswaarde van het gebied vergroten.
Op buurtniveau vormen groene pocketparks (parkjes tussen de bebouwing) de schakel tussen de bestaande en de nieuwe woningen en de brede groene bermen langs de Nijmeegseweg. De bestaande laanbomen aan de zijkanten van de weg (lindes) hebben een lange levensverwachting en zijn in het ontwerp volledig opgenomen.
![]() |
Uitsnede uit 'De weg naar de toekomst. NIJMEEGSEWEG - MALBURGEN STEDENBOUWKUNDIG SCHETSONTWERP', februari 2021, p. 9. |
Omgevingskwaliteitsplan
Ten behoeve van de ontwikkeling is een omgevingskwaliteitsplan opgesteld 'De weg naar de toekomst. NIJMEEGSEWEG - MALBURGEN FASE 1. OMGEVINGSKWALITEITSPLAN'. Opgenomen als Omgevingskwaliteitsplan.
Het omgevingskwaliteitsplan is een cruciale bouwsteen om de door de gemeentelijk, de bewoners en de ontwerpers gewenste omgevingskwaliteit te bepalen. Het richt zich niet enkel op de uiterlijke verschijnvorm van de gebouwen maar integreert de bebouwing en het groen in het gewenste kwaliteitsbeeld. Het is een werkdocument, goed leesbaar met als doel derde partijen een ruimtelijk ontwerpkader ter beschikking te stellen en de gemeente een instrument om de beoogde kwaliteit in de komende jaren te borgen.
Op deze wijze sluit het kwaliteitsplan aan op het integrale karakter van het stedenbouwkundig schetsontwerp en op het beleid van het Rijk en van Gemeente Arnhem. In dit omgevingskwaliteitsplan krijgen de aspecten gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde een plek, wordt de culturele component van de gebiedsontwikkeling onderkent en participeren bewoners in het proces.
In de regels van het omgevingsplan wordt voor het uiterlijk van het bouwwerk verwezen naar de beelregieregels uit het omgevingskwaliteitsregel. Verder worden de ruimtelijke relevante regels die noodzakelijk zijn ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening uit het kwaliteitsplan overgenomen in de regels van dit omgevingsplan. Wij zijn als gemeente eigenaar van de gronden. Derhalve kunnen wij als gemeente zelf bepalen hoe de openbare ruimte wordt ingericht. Voor een deel van de gronden wordt een tender / selectieprocedure uitgeschreven om tot de selectie van één ontwikkelaar te komen die de woningen realiseert. Een deel wordt daarnaast verkocht aan de corporatie en een deel wordt uitgegeven aan een collectief wooninitiatief.
In onderstaande paragraaf worden de verschillende deelgebieden uit het kwaliteitsplan omschreven.
3.2.2 Uitwerking per deelgebied
3.2.3 Verkeer en parkeren
In de Quickscan verkeerseffecten van Goudappel (Quickscan verkeerseffecten dd 8 oktober 2021) is de verkeersgeneratie van de ontwikkeling onderzocht. Het resultaat van deze quickscan is dat de aanwezige verkeersstructuren het extra verkeer van deze ontwikkeling kan verwerken.
Parkeren
De Nijmeegseweg wordt herontwikkeld waarbij er langs deze weg woningen en andere functies worden toegevoegd. Op 20 oktober 2021 is het 'Stedenbouwkundig schetsontwerp Nijmeegseweg' voor fase 1 aangenomen door de gemeenteraad.
De eerste fase voorziet in 261 woningen met de mogelijkheid om ongeveer 5% uit te breiden tot maximaal 275 woningen, indien kan worden voorzien in een passende parkeerbehoefte (denk daarbij bijvoorbeeld aan ondergronds parkeren of een andere parkeernorm n.a.v. nieuw vastgesteld parkeerbeleid). Het grootste gedeelte van deze woningen bevindt zich aan de westzijde van de Nijmeegseweg. Aan de oostzijde voorziet de eerste fase in één solitair woongebouw met in de plint daghoreca (horeca type 1).
Het programma waar vooralsnog van uit wordt gegaan voor fase 1 bestaat uit:
![]() |
Overzicht programma en parkeerplaatsen Nijmeegseweg |
Op basis van de Beleidsregels parkeren Arnhem 2022 (geldend van 15-07-2022 t/m heden) is het aantal benodigde parkeerplaatsen bepaald (Beleidsregels parkeren Arnhem 2022 | Lokale wet- en regelgeving(overheid.nl)).
In het Parkgebouw Oost en West is in de plint ruimte voor atelierwoningen. Deze atelierwoningen kennen een gebruiksoppervlakte tot 75 m2. Wat betreft de parkeernorm is voor de atelierwoningen de norm aangehouden voor appartementen met een gelijke gebruiksoppervlakte. In de pint van het Parkgebouw oost is er naast deze atelierwoningen ook ruimte voor 150 m2 daghoreca (horeca type 1). De functie horeca-1 kent beperkende openingstijden en dus wordt er uitgegaan van de horecanorm 'café, bar, discotheek, cafetaria (buiten centrum)'.
Voor het totale programma van fase 1 zijn in totaal 352 parkeerplaatsen nodig.
De Hoven Noord en Zuid
De parkeerplaatsen voor de Hoven Noord en Zuid worden de parkeerplaatsen toegevoegd langs de Paardebloemstraat (156 parkeerplaatsen). Deze parkeerplaatsen worden toegevoegd aan de huidig aanwezige parkeerplaatsen.
Het Entreegebouw
De parkeerplaatsen voor het Entreegebouw (137 parkeerplaatsen) dienen binnen de eigen kavel (-grenzen) te worden gerealiseerd.
Het Parkgebouw Oost en West
Bij het Parkgebouw Oost en het Parkgebouw West dienen op basis van de geldende norm 25 parkeerplaatsen, respectievelijk 35 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. Bij deze locaties zijn er, in de huidige situatie, al een groot aantal parkeerplaatsen aanwezig. Deze parkeerplaatsen worden opnieuw ingericht, waarbij het van belang is dat de parkeercapaciteit voldoet aan de bestaande áls de nieuwe parkeerbehoefte.
Om inzicht te krijgen in de huidige parkeerbehoefte is door Bureau de Groot Volker een parkeeronderzoek uitgevoerd. Het parkeeronderzoek Arnhem, omgeving Pinksterbloemstraat en Anemoonstraat (kenmerk : Bijlage 5 Parkeeronderzoek P222474-01, dd. 02 december 2022) is op dinsdag 15, donderdag 17 en zaterdag 19 november 2022 uitgevoerd. De directe omgeving van de Pinksterbloemstraat (Parkgebouw Oost) en de Anemoonstraat (Parkgebouw West) is op meerdere tijdstippen op de genoemde dagen gemeten.
Om de huidige parkeerbehoefte vast te kunnen stellen wordt er uitgegaan van de parkeerbehoefte van het drukste moment. Hierbij geldt de grenswaarde dat 85% van de beschikbare parkeercapaciteit mag bezet zijn. De overige 15% is nodig voor het opvangen van “zoekverkeer” (verkeer dat zoekt naar een parkeerplaats). De grenswaarde van 85% wordt door de Kennisplatform Verkeer en Vervoer/CROW. (Parkeren en ruimtelijke ordening 2014) gehanteerd voor een acceptabele parkeersituatie.
Parkgebouw Oost
Voor het Parkgebouw Oost is de donderdag om 15:00 uur het maatgevende moment (het moment dat de hoogste parkeerbezetting is gemeten). Op de Pinksterbloemstraat zijn dan 24 van de 36 parkeerplaatsen bezet. Rekening houdende met de grenswaarde van 85% dient voor de huidige situatie 29 parkeerplaatsen beschikbaar te zijn.
Samen met het nieuwe programma wordt de parkeerbehoefte (29+25) 54 parkeerplaatsen. Langs de oostzijde van de Pinksterbloemstraat zijn in het openbaar gebied (buiten de grenzen van de plankaart) 17 parkeerplaatsen. Binnen dit bestemminsplan worden voor het Parkgebouw Oost 37 parkeerplaatsen toegevoegd.
Parkgebouw West
Voor het Parkgebouw West is het maatgevende moment de dinsdag 23:00 en de donderdag om 20:00 uur. Bij de Anemoonstraat (In de analyse zijn de Anemoonstraat en de Hazelaarstraat samengevoegd. De huidige beschikbare parkeercapaciteit bedraagt (45+8) 53 parkeerplaatsen) waren er 27 van de 53 parkeerplaatsen bezet. Rekening houdende met de grenswaarde van 85% zijn in de huidige situatie 32 parkeerplaatsen nodig. Op basis van de bestaande en nieuwe parkeerbehoefte zijn er (35+32) 67 parkeerplaatsen nodig. Aan de westzijde van de Anemoonstraat zijn in het openbaar gebied 18 parkeerplaatsen aanwezig. Langs de Gelderse Rooslaan worden 3 extra parkeerplaatsen gerealiseerd (binnen het openbaar gebied). Binnen dit omgevingsplan worden voor het Parkgebouw West 46 parkeerplaatsen toegevoegd.
3.2.4 Landschappelijke inpassing
Er wordt bebouwing toegevoegd in het plangebied. Deze bebouwing wordt dusdanigd ingepast zodat het groene karakter rondom de Nijmeegseweg wordt behouden en versterkt. De groene ruimte wordt getransformeerd tot een wijkpark met een verbindende functie voor beide wijkdelen en wordt aangevuld met pocketparks en collectieve ommuurde tuinen.
In lijn met het Bomenplan zijn bestaande waardevolle bomen zijn ingepast en vormen de basis voor de structuur van pocketparks (zie ook 4.6 Groen en ecologie).
Het minimaliseren van verharding, de aanleg van groene parkeerplaatsen en toevoegen van gevarieerde beplanting en bomen om de biodiversiteit in het gebied te vergroten, sluit aan bij de strategie klimaatadaptatie en de biodiversiteitsagenda van de gemeente.
3.2.5 Duurzaamheid
Uitgangspunt van de ontwikkeling is dat verharding dient te worden tegen gegaan en het bouwen energieneutraal dient te gebeuren.
Algemene energietransitie
Voor de ontwikkeling aan de Nijmeegseweg moet door de initiatiefnemer een energievisie opgesteld worden, waarbij energieneutraliteit het streven is. Met behulp van een energievisie kan een geschikte combinatie van energieconcepten gekozen worden. Het energieconcept dat wordt toegepast dient passend te zijn bij nieuwbouw en hierdoor warmte te leveren op lage temperatuur.
Er wordt vanzelfsprekend gasloos gebouwd.
Bebouwing die noodzakelijk is voor de energievoorziening moet in de gebouwen worden geïntegreerd.
Er zal ook een toekomstvaste laadstructuur moeten worden aangebracht voor elektrische voertuigen
Circulariteit
Introductie Wat is circulaire economie?
Het grootste deel van de broeikasgassen (zoals CO2) die wij als mens uitstoten voort uit het winnen, vervoeren en verwerken van grondstoffen tot producten. De bouw alleen al zorgt in Nederland voor zo'n 11 % van de totale CO2 uitstoot. Een transitie naar een circulaire economie kan deze impact verkleinen.
Simpel gezegd: een circulaire economie is een ideaalbeeld van een economisch systeem (of samenleving) waarin we veel minder grondstoffen, materialen en producten gebruiken en de grondstoffen die we tóch nodig hebben, op een veel duurzamere manier gebruiken. Dit doen we bijvoorbeeld door producten en materialen keer op keer her te gebruiken of door meer natuurlijke (biobased) materialen toe te passen. In een perfecte circulaire economie is er eigenlijk geen afval meer. Alle circulaire strategieën zijn weergegeven in onderstaande afbeelding, waarbij optie R1 (refuse & rethink) het meest circulair is, en optie R6 (recover) het minst.
In algemene zin hanteren we bij circulair bouwen de volgende uitgangspunten, gebaseerd op de 'R-ladder':
- 1. Het verminderen van materiaal & grondstoffengebruik, bijvoorbeeld door verdichting en renovatie i.p.v. nieuwbouw (R1 & R2)
- 2. Het vergroten van het aandeel hergebruikte en gerecyclede materialen, in plaats van nieuwe materialen (R3, R4, R5).
- 3. Wanneer er tóch nieuwe materialen nodig zijn, het inzetten op biobased materialen met weinig milieu-impact zoals hout.
- 4. Ontwerp toekomstbestendig: zorg ervoor dat componenten in de toekomst kunnen worden gedemonteerd zodat ze opnieuw te gebruiken zijn en zorg dat er materiaalpaspoorten en/of een gebouwpaspoort is waardoor informatie hierover te ontsluiten is.
Dit zijn allemaal middelen tot het verminderen van de primaire grondstoffenvraag van de bouw en het verlagen van de milieuprestatie gebouw (MPG), inclusief CO2-uitstoot. Het bereiken van deze doelen staat centraal.
Verplichting gebruik circulaire bouwmaterialen bij woningbouw in Arnhem
De circulaire percentages, die ook al in de 'oude' woondeal van 4 maart 2020 staan, hebben we als volgt concreet gemaakt:
Het uitgangspunt “minimaal 25% circulair bouwen” is van toepassing op de harde plancapaciteit van 4 maart 2020 of later: ruimtelijke projecten waarvoor op of na deze datum reeds een bestemmingsplan is vastgesteld, een anterieure of ontwikkelovereenkomst is afgesloten, door de gemeente of marktpartij reeds een tender is gestart.
Indien er sprake is van harde plancapaciteit op 3 maart 2020 of eerder, dan is het uitgangspunt “minimaal 10% circulair bouwen” van toepassing.
Voor harde plancapaciteit van 1 januari 2025 of later is het uitgangspunt “minimaal 50% circulair bouwen” van toepassing.
Het percentage circulaire bouwmaterialen toetsen we in de eenheid kilogram (kg). We hebben de circulaire impactladder beschikbaar voor het toetsen van het percentage circulariteit in projecten. Deze impactladder maakt het mogelijk de mate van circulariteit in een woningbouwplan te meten op 4 onderdelen:
- 1. Materiaalgebruik (percentage hernieuwbaar (biobased), hergebruikt, gerecyled)
- 2. Hergebruikpotentie
- 3. Losmaakbaarheid (kan een gebouw bij uiteindelijke sloop weer uit elkaar?)
- 4. Toxiciteit van materialen
Het is (nog) niet mogelijk om deze ambities via dit omgevingsplan te verankeren. Middels de gronduitgifte zorgen we voor het verwezenlijken van deze uitgangspunten.
Natuurinclusief bouwen
In dit omgevingsplan krijgt natuur bij bouwprojecten een volwaardige plek door middel van het 'Puntensysteem Natuurinclusief Bouwen' vast te leggen in de regels van dit omgevingsplan. Het puntensysteem is verankerd in de 'Beleidsregels Natuurinclusief Bouwen', op 11 mei 2021 vastgesteld door het college. De beleidsregels zijn terug te vinden via officielebekendmakingen.nl.
Natuurinclusief bouwen draait enerzijds om het inbouwen van verblijfsplaatsen in woningen voor diersoorten die voor hun broedgelegenheid van gebouwen afhankelijk zijn, zoals de huismus en de gierzwaluw. Anderzijds gaat het om het toepassen van meer groen in de directe woonomgeving ter promotie van de biodiversiteit, klimaatbestendigheid en leefbaarheid van het gebied. Hierdoor draagt natuurinclusief bouwen bij aan de gezondheid van onze inwoners.
Het puntensysteem geeft initiatiefnemers kaders voor natuurinclusief bouwen bij ruimtelijke projecten in Arnhem. Er is gekozen voor een puntensysteem om de creativiteit en keuzevrijheid van ontwerpers te bevorderen. Per (soort) woning geldt dat er bij de bouw een minimum aantal punten wordt behaald. Deze punten worden gehaald door verblijfsplaatsen in te bouwen én door groene maatregelen aan en om de woning(en) toe te passen. Welke maatregelen precies worden gekozen om de punten te behalen is aan de ontwikkelaar.
Aan het puntensysteem is een Maatregelencatalogus gekoppeld (zie voor de versie van de Maatregelencatalogus zoals vastgesteld in Beleidsregels Natuurinclusief Bouwen op 11 mei 2021 Bijlage 6). Deze catalogus bevat een uitwerking van de maatregelen waarmee punten kunnen worden behaald, zoals eisen en randvoorwaarden per maatregel. Bijvoorbeeld op welke richting en op welke hoogte neststenen moeten worden ingebouwd of welke soort planten het beste gebruikt kan worden voor een groene gevel. Initiatiefnemers kunnen ook maatregelen treffen die niet in de Maatregelencatalogus staan. In dat geval wordt in overleg met de gemeente bepaald hoeveel punten de maatregel waard is.
Het projectgebied ligt in een deel van de stad waarin sprake is van aanzienlijke hittestress (zie 4.10). Met alle nadelige gevolgen voor de gezondheid van bewoners van de wijk. Om te voorkomen dat de ontwikkeling van de Nijmeegseweg leidt tot een verhoging van hittestress in de directe leefomgeving en om invulling te geven aan de beoogde hoogwaardige groenstructuur en kwalitatieve compensatie van verlies aan groen worden een aantal maatregelen verplicht gesteld uit het puntensysteem Natuurinclusief Bouwen en moeten daken & gevels gedeeltelijke met groene levende vegetatie worden uitgevoerd. Een groen dak levert naast een bijdrage aan de biodiversiteit ook een hoger rendement op voor de zonnepanelen.
Voor het entreegebouw gelden daarnaast aanvullende verplichtingen om te voorzien in een iconisch, groen gebouw en de kwalitatieve compensatie die benodigd is vanwege het verlies van de groeiplaats. In paragraaf 4.6 Groen en ecologie wordt dit nader uitgewerkt.
3.2.6 Bezonningstudie
Er is geen wettelijk toetsingskader voor bezonning. Wel is bezonning een aspect waarmee rekening dient te worden gehouden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Het entreegebouw heeft mogelijk gevolgen voor de bezonning van de omwonenden en de sportvereniging MASV. Om deze gevolgen in beeld te brengen is er een bezonningsstudie uitgevoerd (Bijlage 7Bezonningstudie, Bezonningsstudie nieuwbouw Nijmeegseweg. Bouwhoogtes conform concept bestemmingsplan. Worst case benadering - maximale benutting van de planologische ruimte, gemeente Arnhem, 23 maart 2022, A3). In de studie zijn de bestaande bomen niet meegenomen. In het onderzoek is zijn de volgende momenten onderzocht die een representatief beeld geven:
- 21 december
- 21 maart
- 21 juni.
Uit de studie blijkt dat op 21 december er schaduw valt in een zeer beperkte periode over de voorgevel en de achtertuinen van de woonblokken gelegen op de hoek Heermoesstraat, de Paardebloemstraat en Penningkruidstraat. Deze toename is aanvaardbaar. In de overige perioden maart en juni is er geen nadelige schaduwwerking.
Op de sportvelden valt op 21 december en op 31 maart schuduw in de ochtend. Deze toename is aanvaardbaar. In juni is er geen sprake van nadelige schaduwwerking.
3.3 Toets Aan Het Beleid
3.3.1 Rijk
3.3.2 Provincie
3.3.3 Gemeente
3.4 Welstandsaspecten
3.4.1 Welstandsnota 2015
De Arnhemse Welstandsnota is in 2015 vastgesteld. Arnhem is een aantrekkelijke stad om te wonen en te verblijven. Het uiterlijk van de stad draagt daar aan bij. De gemeente wil dat zo houden. Vanuit het oogpunt dat nieuwe bouwwerken in zijn algemeenheid moeten passen in hun omgeving vormt de bestaande stad het referentie- en inspiratiekader. Voor de meest voorkomende bouwwerken zijn in deze nota gebiedsgerichte criteria opgenomen. Deze criteria zijn per gebied ('géén toets', 'lichte toets' en 'zware toets') anders. Hierna is een kaart met de onderverdeling van de gebieden opgenomen en worden de gebieden nader toegelicht.
![]() |
Afbeelding 3.2. Welstandskaart 2015; Bron: Welstandsnota 2015 |
Gebied met lichte welstandstoets
In gebieden die zich kenmerken door samenhang in het straatbeeld – bijvoorbeeld door een eenheid in dakvormen, architectuur of materiaalgebruik – is het van belang dat dit eigen karakter bewaard blijft. Welstandsregels voor dit niveau zijn beperkt en gaan alleen over het gevelbeeld en de daken die vanaf de straat zichtbaar zijn. Voor de achterkanten van gebouwen gelden geen regels, die zijn dus welstandsvrij. De regels zijn bedoeld om de kenmerken van het gevelbeeld in relatie tot het openbaar gebied op hoofdlijnen in stand te houden.
Gelet op de welstandskaart kent de locatie een lichte welstandstoets.
3.4.2 Beeldregie in het Omgevingskwaliteitsplan
Voor de ontwikkeling zullen aparte beeldkwaliteitseisen komen te gelden. Deze zijn opgenomen in het onderdeel beeldregie van het omgevingskwaliteitsplan dat is opgenomen als bijlage bij de regels.
Nadat de ontwikkeling is afgerond zal weer worden teruggevallen op de algemene welstandsregels.
3.5 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking (Art. 3.1.6, Lid 2 Bro)
3.5.1 Algemeen
De Ladder voor Duurzame Verstedelijking is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk en per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Bro in de artikelen 1.1.1 en 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
De tekst uit het Bro luidt als volgt:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is van toepassing bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen.
Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro is een stedelijke ontwikkeling: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Op basis van gebiedsspecifieke situatie dient bepaald te worden wat wordt ervaren als stedelijk gebied. In het Bro is in artikel 1.1.1, eerste lid, onder h een definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied. De betreffende definitie luidt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
3.5.2 Toetsing van het initiatief aan de Ladder voor duurzame verstedelijking
De provincie Gelderland stuurt op een gezonde regionale woningbouwprogrammering. Hierbij is de provincie opgebouwd in regio's. Arnhem valt binnen de regio Arnhem-Nijmegen en deze regio vormt ook het verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkelingen in Arnhem. Er zijn afspraken gemaakt met de Regio Arnhem Nijmegen over de groei van de woningvoorraad (dus: aantallen nieuwbouw) en over de 'kwaliteiten', zoals het aandeel huur- en betaalbare woningen. Dit is vertaald naar subregio's.
De woningen binnen project Nijmeegseweg vallen binnen de regionale afspraken. In de Woondeal die is gesloten met de gemeenten in de woningmarktregio, de provincie Gelderland en het Rijk, is het project opgenomen als versnellingslocatie. Dat betekent dat het project van belang is voor een deel van de regionale productie.
In het plan wordt uitgegaan van ongeveer 261 woningen (met een maximum van 275). Dit past binnen de woonbehoefte van gemeente Arnhem. Arnhem heeft nog niet meer dan 100% plancapaciteit. Omdat dit plan voor het merendeel bestaat aan woningen in de betaalbare segmenten, past het plan ook in kwalitatief opzicht goed.
Ook is er voldoende behoefte aan het toevoegen van kleinschalige daghoreca.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het omgevingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieu- en omgevingsaspecten onderbouwd.
4.2 Geluid
4.2.1 Algemeen
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Daarbij moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen daarvan voor geluidgevoelige objecten. Naast woningen zijn er nog een aantal andere geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.
In de wet staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken.
Het wettelijk normenstelsel kent voorts voorkeurswaarden en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er wettelijk geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere waarde).
Voor het verlenen van een hogere waarde is de nota 'uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde' van de gemeente Arnhem van toepassing.
Beleidsplan Geluid
Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.
Vanwege de dominante woonfunctie in de stadswijken is de na te streven milieubelasting laag. Alleen
aan de randen van de stadswijken, waar deze grenzen aan verkeerswegen, wordt een hogere
geluidsbelasting toegestaan (-1, onrustig (48 db tot 53 dB) tot –2, zeer onrustig (53 dB tot 58 dB)).
4.2.2 Situatie plangebied
DGMR heeft in opdracht van de gemeente akoestisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de woningbouw (Woningen Nijmeegseweg, Akoestisch onderzoek voor de ontwikkeling van woningen aan de Nijmeegseweg in Arnhem, DGMR, M.2021.0760.01.R003, 8 november, Bijlage 8 Akoestischonderzoek. Uit het onderzoek volgt dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Nijmeegseweg, de A325 en de N325 (Batavierenweg) hoger is dan de voorkeurswaarde. Er moeten daarom hogere waarden worden vastgesteld. De geluidbelasting is gedeeltelijk ook hoger dan de grenswaarde. Ter plaaste moet de gevel doof uitgevoerd worden of dienen bouwkundige maatregelen te worden getroffen om de geluidbelasting te beperken.
Gelijktijd met de omgevingsplanprocedure is een verkeersbesluit genomen. De Nijmeegseweg is hierdoor een binnenstedelijke situatie.
In Bijlage 9 Onderbouwing Hogere Waarden worden de hogere waarden onderbouwd.
4.3 Luchtkwaliteit
4.3.1 Algemeen
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
- PM10 (fijnstof)
- 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag niet worden overschreden;
- 2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
- NO2 (stikstofdioxide)
- 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag niet worden overschreden;
- 2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
In de op de Wet milieubeheer gebaseerde algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) zijn regels vastgelegd waaronder projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit, zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit, toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Om te voorkomen dat in gebieden waar (nog) grenswaarden worden overschreden of dreigen overschreden te worden, een verslechtering van de luchtkwaliteit plaatsvindt, kunnen bij ministeriële regeling bepaalde gebieden en bepaalde broncategorieën worden aangewezen waarbinnen geen gebruik kan worden gemaakt van de NIBM-regeling.
4.3.2 Situatie plangebied
DGMR heeft in opdracht van de gemeente onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit (Analyse luchtkwaliteit Nijmeegseweg-West, DGMR, M.2021.0760.05.N001, Bijlage 10).
Uit het onderzoek volgt dat het plan geen betekenende bijdrage heeft op de luchtkwaliteit voor de omgeving. Op basis van de achtergrondconcentraties is sprake van een goed woon- en leefklimaat voor het aspect luchtkwaliteit.
4.4 Hinder
4.4.1 Algemeen
Hinder
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.
Geurhinder van industriële bedrijven
Het beleidsplan Geur uit 2010 gaat in op geur afkomstig van industriële bedrijven waarvoor de gemeente Arnhem het bevoegde gezag is. Milieubeleid kan een positieve bijdrage leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Geur is een milieuaspect dat een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid. Het geurbeleid van de gemeente Arnhem sluit, voor zover dat mogelijk is, aan op het geurbeleid van de provincie Gelderland. Het doel van het geurbeleid is dat inwoners van Arnhem nu en in de toekomst niet worden blootgesteld aan geuroverlast door industriële bedrijven.
Trillingen
Bij de beoordeling van trillingen op het aspect trillinghinder de wordt SBR-richtlijn "Meet-en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen, deel B Hinder voor personen in gebouwen" aangehouden. Deze richtlijn heeft geen wettelijke status, maar heeft mede door jurisprudentie een ruim draagvlak opgebouwd en wordt geïnterpreteerd als de meest recente stand der inzichten.
De richtlijn hanteert afhankelijk van de functie streefwaarden voor trillingen ter voorkoming van hinder.
4.4.2 Situatie plangebied
Het plangebied betreft woningbouw. Dit is geen activiteit die, op basis van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', hinder bij omwonenden kan veroorzaken.
Geluidhinder sportvelden en Gelredome
Een nadere uitwerking van de geluidbelasting (en hinder) door het Gelredome (en de sportvelden) volgt middels een gewijzigde vaststelling.
Trillingen
De ODRA heeft in het verleden tijdens evenementen in Gelredome metingen in bestaande gebouwen verricht waarbij overschrijdingen van de trillingsnorm zijn geconstateerd.
Op basis van deze metingen zijn er bij de beoogde woningbouwlocatie aan de Nijmeegseweg geen trillingen te verwachten. De trillingen worden vooral waargenomen aan de zuidkant van Gelredome.
Vanuit trillingen door Gelredome zijn er geen belemmeringen voor de nieuwbouw aan de Nijmeegseweg.
4.5 Externe Veiligheid
4.5.1 Algemeen
Externe veiligheid
Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico)voetnoot en het GR(Groepsrisico)voetnoot.
Landelijk beleid
Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.
Voor ondergrondse (aardgas)leidingen is er het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor de transportroutes (weg, water, spoor) het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In het Bevi, Bevt en Bevb zijn de milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.
Gemeentelijk beleid
Het beleidsplan externe veiligheid van de gemeente Arnhem beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.
4.5.2 Situatie plangebied
Externe veiligheid
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Daarnaast zijn binnen het plangebied geen nieuwe risicovolle activiteiten voorzien. Dit betekent dat er geen 10-6 PR contour is.
Verantwoording groepsrisico
Er is geen toe- of afname van het groepsrisico waardoor er geen verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt.
Vanuit externe veiligheid zijn er geen voorwaarden omdat het plangebied niet voorziet in nieuwe risicovolle activiteiten. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.
4.6 Groen En Ecologie
4.6.1 Algemeen
Wet natuurbescherming (Regels ter bescherming van de natuur)
De Wet natuurbescherming (Wnb) vervangt sinds 2017 het wettelijke stelsel voor de natuurbescherming zoals dat was neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet, door één integraal en vereenvoudigd kader. De Wnb neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden aanvullende nationale beschermingsvoorschriften verankerd. De wet gaat over de bescherming van de kernnatuurwaarden en de houtopstanden, als onderdeel van een groter maatregelenpakket gericht op de bescherming van natuurwaarden en het tegengaan van biodiversiteitsverlies. De taken en verantwoordelijkheden worden zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd.
Bescherming van gebieden
Voor de instandhouding van gebieden die zijn aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitat-richtlijn (Natura 2000-gebieden) stelt de Wnb specifieke kaders. De Natura 2000-gebieden in Arnhem zijn Veluwe en Rijntakken.
Het is verboden om zonder vergunning een project te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Indien het project afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen. Alleen indien daaruit met zekerheid blijkt dat het plan of project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast, wordt de vergunning verleend. Als de zekerheid niet kan worden verkregen, dan kan een vergunning alleen worden verleend als er geen alternatieve oplossingen zijn, er sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang en de nodige compenserende maatregelen worden getroffen (de zgn. “ADC-toets“)
Op het moment dat een passende beoordeling nodig is, moet voor het kaderstellend plan (zoals een omgevingsplan) een plan-MER worden gemaakt.
De beheerplannen – waarin de uitwerking in omvang, ruimte en tijd van de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden plaatsvindt en waarin de voor die gebieden te treffen maatregelen in samenhang worden beschreven – zijn kaderstellende instrumenten. Ingeval overeenkomstig het beheerplan wordt gehandeld is verzekerd dat de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen niet in het geding is.
Bescherming van soorten
De Wnb sluit aan bij het specifieke beschermingsregime uit de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de natuurbeschermingsverdragen. Er wordt voorzien in concrete verboden ten aanzien van onder meer het vangen en doden van in die bronnen genoemde diersoorten, de verstoring van deze soorten en aantasting van hun rust- en voortplantingsplaatsen, alsmede in een verbod op het plukken en vernielen van bepaalde planten. Voorts wordt voorzien in limitatief opgesomde gronden voor ontheffing van deze verboden. Alleen opzettelijk verrichte handelingen zijn strafbaar. Bij vogels zijn bovendien verstoringen niet strafbaar als de staat van instandhouding van die vogelsoorten niet in gevaar komt. Gedeputeerde staten kunnen onder voorwaarden ontheffing verlenen van de verboden.
Daarnaast geldt als beschermingsregime voor (nationale) soorten:
- a. een zorgplicht die van toepassing is op alle natuurwaarden in Nederland;
- b. een verbod op het opzettelijk doden van de in de bijlage van de wet genoemde dieren, met een ontheffingsregime dat ruimer is dan dat voor internationaal en Europees beschermde soorten (zoogdieren, reptielen, amfibieën en thans op een rode lijst staande vissen, dagvlinders, libellen en kevers) (82 soorten);
- c. een verbod op het vangen van dieren genoemd in de bijlage en het opzettelijk beschadigen van hun vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen (zoals de dassenburcht); en
- d. een verbod op het plukken of opzettelijk vernielen van in de bijlage genoemde vaatplanten (63 soorten, waaronder orchideeën).
Er wordt voorzien in ruimere ontheffingsmogelijkheden dan voor de strikt beschermde soorten gelden (artikel 3.10 lid 2).
Voorts wordt het aantal bejaagbare soorten uitgebreid, worden door gedeputeerde staten goedgekeurde faunabeheerplannen sturend bij de schadebestrijding, populatiebeheer en jacht en is de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het stelsel van soortenbescherming, met inbegrip van de taken van het (op te heffen) Faunafonds, bij de provincies komen te liggen.
Groenvisie 2017-2035
De Groenvisie gaat over het Groen-blauw raamwerk, de stedelijke hoofdgroenstructuur, vertaald in doelen, ambities en ontwikkelopgaven. Dit Groen-blauw raamwerk van de stad bepaalt het gezicht van de stad en de aantrekkelijkheid van uiteenlopende woon- en recreatiemilieus. Het gaat daarbij om de waarden vanuit landschap, cultuurhistorie, ecologie, water en recreatief gebruik op gemeente en op particuliere terreinen.
Aan groen heeft belangrijke waarden en kwaliteiten voor een leefbare stad. Zo ook het Arnhemse groen. Daarbij valt te denken aan gezondheid, klimaat (verminderen van hitte en van wateroverlast), milieu (verbeteren luchtkwaliteit), stadslandbouw, dierenwelzijn, toerisme en sport en bewegen. Het groen biedt ruimte voor een gezonde, leefbare, aantrekkelijke en daarmee ook toekomstbestendige woon- en werkomgeving.
De Groenvisie legt niet alleen het Groen-blauw raamwerk vast, dus de stedelijke hoofdgroenstructuur, maar geeft ook richting aan het belang van groen in de wijken, zodat initiatieven de waarden van het groen (landschap, biodiversiteit, gezondheid, waterbuffering, koelte) niet aantasten maar juist versterken. Zij vormt daarmee een basis voor de vertaling naar de (planologische) bescherming van waardevolle gebieden en waardevolle bomen in de omgevingsplannen.
Er wordt ingezet op het versterken van de natuurwaarden in het Groen-blauw netwerk en het stedelijke gebied. Bij de realisatie van (nieuw) bouw bestaan er veel kansen voor de vergroting van de biodiversiteit in de stad: de natuurinclusieve stad. Voor het plangebied zetten we in op typische soorten van de gebouwde omgeving: o.a. vleermuizen, gierzwaluw en huismus.
In de Groenvisie zijn de Arnhemse regels groencompensatie 2017 opgenomen. Uitgangspunt blijft dat de totale groenbalans in de stad neutraal moet blijven of toeneemt. Moet er toch groen verdwijnen, dan wordt dat gecompenseerd. Eerst kwantitatief, dan kwalitatief en als laatste financieel. Bij financiële compensatie wordt de waarde van het groen en de boomopstanden gestort in het Groenfonds.
Het provinciale beleid met betrekking tot groencompensatie heeft betrekking op bos binnen het Gelderse Natuurnetwerk. Daar waar de provinciale compensatieregels gelden treden de gemeentelijke terug.
Bomenplan 2020
Het Bomenplan kent vier pijlers:
- 1. Vergroten groenmassa
Bij vaststellen van het bomenbeleid heeft de raad besloten dat het kroonvolume, de bladmassa van onze bomen, met minimaal 5% moet toenemen. In wijken met hitte-eilanden (rode en oranje gebieden op de hitte attentiekaart) streven we naar een toename van het kroonvolume met 10%. Dit gaan we doen door behouden van bestaande bomen, het aanplanten van extra bomen en het verbeteren van groeiplaatsomstandigheden.
- 2. Beschermen bomen
Groeiplaatsen van bomen worden (fysiek) beschermd. Bomen moeten beter worden beschermd op bouwlocaties en bij de uitvoering van werken. Bij evenementen worden er boombescherming afspraken gemaakt met de organisatie.
Het beleid wordt juridisch geborgd in de APV en het omgevingsplan. Waardevolle particuliere bomen en buitengewone gemeentebomen genieten extra bescherming.
- 3. Duurzaam toekomstbestendig bomenbestand
Groeiplaatsen voor bomen worden optimaal ingericht met voldoende boven- en ondergrondse groeiruimte. Het handboek bomen 2018 van het Norm Instituut Bomen wordt hierbij gehanteerd. We willen veel variatie en diversiteit. Zowel inheemse als niet inheemse soorten worden toegepast. Geen monoculturen om ziekten en plagen te voorkomen.
- 4. Bomen krijgen bij planontwikkeling meer gewicht.
Door gebruik te maken van een BoomAfwegingsrapportage (BAR) worden keuzes omtrent bomen zorgvuldig integraal afgewogen. Boominclusief ontwerpen (zoals rekening houden met de reeds aanwezige bomen en bomen vanaf het begin intekenen in de plannen, met hun volwassen kroondiameter en ondergrondse groeiplaats) is uitgangspunt.
4.6.2 Situatie plangebied
Dit omgevingsplan biedt ruimte aan circa 261 woningen verspreid over het gebied. DMGR heeft in opdracht van de gemeente Arnhem een berekening voor de stikstofdepositie die voortkomt uit het gebruik van maximaal 290 woningen en faciliteiten gemaakt (Bijlage 14 Stikstofonderzoek, Onderzoek stikstofdepositie. Onderzoek gebruiksfase plangebied Nijmeegseweg, Arnhem, M.2021.0760.02.R001, 1 mei 2023, DGMR).
Uit de berekeningen volgt dat het plan geen significant negatief effect veroorzaakt op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden in de omgeving en in Duitsland, ten opzichte van de referentiesituatie. De toename van de stikstofdepositie voldoet voor zowel de aanlegfase als gebruiksfase aan de grenswaarde van afgerond 0,00 mol/ha/jaar. Op basis van de resultaten kunnen daarom vanwege de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt, significante negatieve effecten op voorhand worden uitgesloten.
Ekoza heeft in opdracht van de gemeente onderzoek gedaan naar de aanwezige beschermde flora en fauna. Uit de quickscan Flora en Fauna (Bijlage 11,Quickscan flora en fauna Nijmeegseweg, Arnhem,Ekoza, Velp, 10 januari 2022, 21.345) blijkt dat nader onderzoek benodigd is. Uit het nader onderzoek (Bijlage 12, Nader onderzoek ecologie Nijmeegse weg, Arnhem, Ekoza Velp, 12 maart 2023, 22.134) volgen onderstaande conclueies. Er zijn geen vleermuisverblijven in de bomen aanwezig. Daarmee is er geen ontheffing nodig in het kader van de Wet natuurbescherming. Negatieve effecten op sleedoornpage zijn uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Toets aan de Groenvisie
De geplande woningbouw vindt deels plaats binnen een groenbestemming en deels binnen de woonbestemming van de in 2012 gesloopte flatgebouwen.
De ontwikkeling is onderdeel van het totaalplan Malburgen. Er is daardoor geen verplichting tot het juridisch compenseren van de oppervlakte groen die verloren gaat. Het totaalplan Malburgen is vastgesteld voor 2006. Binnen het totale plan Malburgen is spraken van een sluitende groenbalans. De regels voor groencompensatie uit de Groenvisie 2017-2035 zijn daardoor niet van toepassing. Ook de eventuele financiële component hiervan vervalt.
De kwalitatieve compensatie blijft wel gelden. Dit komt voort uit het verlies van feitelijk groen en de kap van bomen. In dit plan wordt daarom voorzien in kwalitatieve compensatie. Het De Monchyplein wordt ingericht als park (het 'De Monchypark) en er worden pocketparks toegevoegd. Het karakter van deze ruimte verandert van een groene grasvlakte naar een parkruimte die beter toegankelijk wordt en beter beleefd kan worden. Dit betekent dat het groen aantrekkelijk wordt voor insecten, vogels en kleinere zoogdieren. Deze kwaliteiten worden bereikt door een slim ontwerp en door de juiste beplantingskeuzen. Er worden 100 extra bomen aangeplant Malburgen breed. Ook te toekomstige bebouwing draagt bij aan de groene kwaliteit doordat een deel van de gebouwen natuurinclusief worden gebouwd waarbij de gebouwen voorzien worden van groene levende begroeide gevels en vegetatiedaken. Tevens worden er voorzieningen getroffen voor vleermuizen, insecten en vogels.
Iconsich groen Entreegebouw Nijmeegseweg
Dit gebouw wordt een levend groen gebouw met groeiplaats voor bomen, struiken en planten en leefgebied voor vogels, insecten en kleine zoogdieren. Op de huidige locatie van het gebouw is al enige jaren sprake van spontane natuurontwikkeling nadat de beoogde sportvelden nooit zijn aangelegd. Bomen en struiken hebben zich op spontane wijze gevestigd aan zijn aan het uitgroeien tot een buurtbosje.
Dit bosje, deze groeiplaats, bezit diverse waarden. Hemelwater wat valt kan hier infiltreren en wordt zo langer vast gehouden in de bodem, de beplanting zorgt voor schone en gezuiverde lucht, het is een leefgebied voor kleine zoogdieren, insecten en vogels. Het bosje draagt bij aan de verkoeling van de stad.
Deze ecosysteemdiensten* moeten terug komen op- en aan de horizontale en verticale vlakken van het nieuwe gebouw. We eisen voor dit gebouw meer dan de huidige regels Natuur inclusief bouwen en aanvulende regels uit dit omgevingsplan voor de overige plots. De aanwezige ecosysteemdiensten worden in beeld gebracht door een extern bureau. Door middel van groene daken en groene gevels dienen de ecosysteemdiensten terug te komen in, op en aan het gebouw.
![]() | ![]() |
Wat zijn ecosysteemdiensten?
De bijdragen die ecosystemen leveren aan economische en andere menselijke activiteiten en de voordelen die dat oplevert, worden ecosysteemdiensten genoemd.
Er zijn regulerende en culturele ecosysteemdiensten. Regulerende ecosysteemdiensten zijn, de natuurlijke bijdragen aan waterzuivering, luchtfiltratie, klimaatregulatie (koolstofvastlegging in biomassa), bestuiving, kustbescherming en lokale klimaatregulatie. Culturele ecosysteemdienst zijn de immateriële voordelen die mensen halen uit ecosystemen door geestelijke verrijking, cognitieve ontwikkeling, recreatie en esthetische beleving. Voorbeelden hiervan zijn esthetische waarden.
Bomen en ecosysteemdiensten
Bomen zijn belangrijk voor een gezonde en klimaatbestendige stad. Ze verbeteren de luchtkwaliteit, zorgen voor langdurige Co2-binding en zorgen bij hevige regenval voor een vertraagde afgifte van water naar de bodem. Verder dragen ze bij aan de biodiversiteit doordat ze schuilplaats, woonplaats, broedplaats of voedsel zijn voor vele organismen zowel boven als onder maaiveld.
Bomen zijn onderdeel en tegelijkertijd ondersteuners van de biodiversiteit. Bomen leveren voedsel, leefruimte, bescherming en nestgelegenheid aan insecten, vogels, kleine zoogdieren en korstmossen. Dit doen ze zowel boven als onder het maaiveld.
Bomen hebben een positief effect op de menselijke geest en dragen bij aan een gevoel van geluk en zingeving.
Kortom bomen:
- Zijn goede watermanagers
- Brengen verkoeling
- Ondersteunen en creëren biodiversiteit
- Filteren en zuiveren de lucht
- Dragen bij aan het welzijn van mensen en dieren
Daken
Het huidige bestaande maaiveld wordt opgetild naar dak niveau. Dit intensieve groene dak heeft een dikke substraatlaag en daardoor ook meer gewicht. De constructie van het gebouw dient hierop berekend te zijn. De dikte van de substraatlaag is afhankelijk van de gewenste vegetatie. In dit geval voldoende dik om struiken- en boomgroei mogelijk te maken. Intensieve groene daken vereisen in het algemeen een bewateringssysteem en vergen net als een plantsoen onderhoud. Aangezien intensieve groene daken over het algemeen bewatering nodig hebben, is het aan te raden niet rechtstreeks door de substraatlaag opgenomen regenwater dat op het dak valt, in een opslag te bufferen en voor de bewatering te gebruiken. Door de oneindige diversiteit in uitvoeringsmogelijkheden van intensieve groene daken valt slechts in algemene termen iets te zeggen over het rendement met betrekking tot de wateropgave, hittestress en biodiversiteit. Er dient aandacht te zijn voor een zodanige vormgeving van de intensieve groene daken dat ze niet of zo min mogelijk met drinkwater bevloeid moeten worden.
De ecosysteemdiensten die de huidige groene omgeving van het spontane wijkbosje levert, moet minimaal terug komen op – en aan het gebouw. Liever nog willen we dat door dit gebouwd de ecosysteemdiensten worden verbeterd (opvangen water, zuiveren lucht, waarden voor natuur en biodiversiteit, verkoelende werking op de omgeving)
Gevels
De dichte delen van de gevels moeten gehele bedekt worden met grondgeboden gevelgroen, zelfhechters die een hoogte tot van 8 tot 25 a 30 meter kunnen bereiken. Om dit te bewerkstelligen is er voldoende ruimte nodig voor de wortels van de planten om te kunnen groeien water- en voedingsstoffen op te nemen. Er is dus niet veel ruimte op het maaiveld nodig maar wel onder het maaiveld.
Door aan de gevel gebruik te maken van klimhulpen kunnen ook andere soorten worden toegepast die tot de maximale hoogte van de gevel kunnen groeien.
De groen gevels en daken vergen een integraal ontwerp van het gehele gebouw en de installaties.
Vanzelfsprekend worden er op- aan en rondom het gebouw ook voorzieningen getroffen voor vogels en insecten vergelijkbaar aan de eisen uit het natuur inclusief bouwen. Het is de bedoeling dat de soorten die nu voorkomen in het buurtbosjes, straks een hun leefgebied hebben op en aan het gebouw,
Toets aan bomenplan
De Nijmeegseweg is een complexe opgave tussen woningbouw en inbreiding van de stad, mobiliteit en het behoud en versterken van de groene waarden. Door zorgvuldig om te gaan met bomen en een hoge ambitie te hanteren voor de groene kwaliteiten van het hele plangebied, wordt invulling gegeven aan het bomenplan en het groenbeleid.
In dit kader is een BAR opgesteld (Bijlage 13 Bomen Afwegingsrapportage). Bij de keuze voor de positie van de bouwblokken in fase 1 is rekening gehouden met de locatie van buitengewone bomen in het plangebied. Nieuwbouw is gepland op de locaties waar de oude flats zijn gesloopt. Door boominclusief te ontwerpen worden rondom de bouwblokken 23 bomen ingepast, 5 bomen worden onderzocht op verplantbaarheid en 5 bomen worden gekapt en vervangen. De inrichting van het de Monchypark houdt rekening met de bestaande bomen. De bomenrij van Linde en Es blijft gehandhaafd aan de westzijde van de Nijmeegseweg.
In het schetsontwerp is vanaf het begin van het proces als uitgangspunt gehanteerd dat de zuidelijke entree van de Nijmeegseweg wordt geaccentueerd met een markant gebouw – het entreegebouw.
Ter hoogte van dit toekomstige entreegebouw ligt een spontaan tot ontwikkeling gekomen struweel met struiken en tot boom uitgroeiende zaailingen. Door de positionering van het gebouw kan dit struweel niet worden gehandhaafd. De compensatie wordt gevonden op- en aan het gebouw zelf in de vorm van een groen levend gebouw.
4.7 Water
4.7.1 Algemeen
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Water programma 2022-2027. Het plan geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. De belangrijkste ambities richten zich op schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 beschrijft het kabinet doelen voor de periode tot 2028. Verbetering leefomgeving, milieu en water is er één. Het gaat om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en –kwantiteit, de bescherming en verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte voor waterveiligheid. Verder is klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, met water als belangrijk aspect, een belangrijk onderwerp.
In april 2011 hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
In de Waterwet uit 2009 zijn onder meer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor hemelwater indien de eigenaar van het terrein het hemelwater in alle redelijkheid niet op eigen terrein kan verwerken en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.
In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is door de overheden afgesproken om vanaf 2020 ruimtelijke adaptatie een integraal onderdeel uit te laten maken van het beleid. Om uiteindelijk in 2050 een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting te hebben. De urgentie om onze leefomgeving klimaatadaptief en waterrobuust te maken is in het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie (november 2018) nogmaals onderstreept.
Beleid waterschap en gemeente
De verantwoordelijkheid voor het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid ligt bij het Waterschap Rivierenland. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is de keur en de legger van het Waterschap.
Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen:
- Gemeentelijk RioleringsPlan; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied;
- Waterplan Arnhem. Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft in 2009 het waterplan vastgesteld. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
- 1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
- 2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
- 3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
- 4. Bewustwording;
- Aanpak wateroverlast Arnhem-Noord (2015). Het plan heeft tot doel om Arnhem en vooral Arnhem-Noord, beter bestendig te maken tegen zware regenbuien. Hiervoor worden tijdens werkzaamheden in de openbare ruimte maatregelen genomen die wateroverlast verminderen dan wel beperken. Over alle plannen in de openbare ruimte wordt een waterscan gelegd.
- Strategie klimaatadaptatie 2020-2030. In deze 'Strategie Klimaatadaptatie Arnhem' geven we aan hoe en wat we de komende tien jaar, tot 2030, gaan doen om onze stad klimaatbestendiger te maken. Waar we dit kunnen doen door klimaatadaptatie te combineren met vergroenen doen we dat. Waar we werken aan de stad nemen we klimaatadaptatie mee. En we doen het samen; iedereen is nodig voor een succesvolle aanpak: bewoners, bedrijven, organisaties en instellingen en natuurlijk de overheid.
Resumé
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap, provincie en het rijk is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
- negatieve verstoring van de grondwaterstanden en –stromingen niet toegestaan zijn om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen;
- maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling;
- bij nieuwbouw het regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering en worden verwerkt op eigen terrein;
- voldoende oppervlaktewater aanwezig is met voldoende obstakel vrije ruimte om dit water doelmatig te kunnen onderhouden en op de goede locatie;
- het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt;
- het gebruik van uitloogbare materialen en chemische bestrijdingsmiddelen niet is toegestaan;
- ontwikkelingen moeten bijdragen aan het verminderen of beperken van wateroverlast;
- geen ontwikkelingen mogen plaatsvinden die het functioneren van de waterkering beperken;
- de aanwezige ruimte in het winterbed van de rivieren beschikbaar blijft voor het primaire doel; waterberging en waterafvoer.
4.7.2 Situatie plangebied
In het Omgevingsplan zijn de kaders opgenomen voor de ontwikkeling. Op basis daarvan zijn een aantal wateruitgangspunten bepaald. Een belangrijk ruimtelijk uitgangspunt is dat de huidige verondiepte watergang langs de Meldestraat uitgegraven wordt. Deze watergang wordt ook middels een eco-duiker verbonden met de bestaande watergang langs Zeegsingel waardoor er doorstromend robuust watersysteem ontstaat. De watergang langs de Meldestraat wordt uitgevoerd met een plas-draszone.
Onder het Monchyplein ligt een lange duikerverbinding. Deze Arkelduiker is een belangrijke waterverbinding tussen Malburgen Oost en West. De huidige ligging is onder de nieuwe geprojecteerde voetgangersroute en wordt daarom richting het zuiden verlegd en gedeeltelijk bovengronds gebracht.
Uitsnede Legger Arkelduiker.
De toename aan verhard oppervlak wordt ruimschoots gecompenseerd door het toevoegen van oppervlakte water. Nabij de Dotterlaan wordt een watergang gegraven. De huidige watergang langs de Veldbloemstraat wordt als het ware verlengd. De watergang langs de Meldestraat wordt uitgegraven en nabij de kruising Nijmeegseweg-Batavierenweg worden nieuwe watergangen gegraven.
Grondwater
De indicatieve huidige gemiddelde grondwaterstand circa 8.50 – 9.00m+NAP. Het openbaar gebied heeft een gemiddeld peil van 10.50 - 11.00m+NAP.
Afvalwatersysteem
Het vuilwater wordt middels vrij verval riool aangesloten op het bestaande rioolsysteem wat voldoende capaciteit heeft om de toename van het afvalwater te verwerken.
Het functioneren van de riolering wordt niet nadelig beïnvloed en het milieu wordt niet zwaarder belast dan in de huidige situatie.
Hemelwater
Een uitgangspunt in het plan is het percentage verharde openbare ruimte zo klein mogelijk te houden. Verharding is functioneel en waar mogelijk halfopen (bijv. groene parkeerplaatsen). Dit zorgt er voor dat er minder hemelwater direct afstroomt. Hemelwater dat, indien mogelijk, bovengronds via verharding naar het oppervlakte water afstroomt zal via een bodempassage of bermpassage naar het oppervlaktewater gaan.
Het hemelwater van de particuliere percelen koppelen we af en wordt zoveel als mogelijk verwerkt op eigen terrein en vertraagd afgevoerd door het toepassen van groene daken. Verder wordt het zoveel als mogelijk bovengronds afgevoerd en verwerkt in het openbaar gebied. Percelen die grenzen aan het oppervlaktewater wateren hier direct, oppervlakkig op af.
Effecten op waterkwaliteit
De effecten op de waterkwaliteit moeten passen binnen de kaders die het waterschap stelt. Hierover vindt met het waterschap afstemming plaats en worden detail afspraken gemaakt over waaraan de inrichting moet voldoen. Door gebruik te maken van groene daken, bodempassages, groene bermen, waar het hemelwater in wordt gezuiverd en afgevoerd naar het oppervlaktewater is de verwachting dat er geen negatieve effecten op de waterkwaliteit zijn.
Effecten op waterkwantiteit
De effecten op de waterkwantiteit in de omgeving moeten passen binnen de kaders die het waterschap stelt. De toename aan verhard oppervlakte wordt ruimschoots gecompenseerd door aanleg van nieuw oppervlaktewater.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding ten opzichte van het geldende omgevingsplan. Bij de verdere uitwerking moet wel voldoende aandacht worden besteed aan het realiseren van voldoende ontwatering en aan een goede afvoer van hemelwater.
4.8 Bodem
4.8.1 Algemeen
Voor deze ontwikkellocatie is getoetst of de bodemkwaliteit (inclusief grondwater) de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen toelaat. Ook is getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:
- Wet Bodembescherming;
- Beleidsnota bodem 2012, Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 1 december 2012;
- Besluit Bodemkwaliteit;
- Nota Bodembeheer, september 2011
4.8.2 Situatie plangebied
De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn geen (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend. In de omgeving van het plangebied liggen wel enkele grondwater-verontreinigingen.
Op grond van de uitgevoerde bodemonderzoeken binnen het plangebied worden er geen grootschalige bodemverontreinigingen in het bestemmingplangebied verwacht en wordt verwacht dat het plan vanuit bodemaspecten financieel haalbaar is.
Dit betekent dat we geen actueel bodemonderzoek ikv van het bestemmingplan eisen. Echter in het kader van de bouwaanvraag dient een actueel bodemonderzoek bijgevoegd te worden. Op dat moment kan dus alsnog een verkennend bodemonderzoek worden gevraagd.
4.9 Cultuurhistorie En Archeologie
4.9.1 Algemeen
Rijksbeleid
Erfgoedwet
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Erfgoedwet (de opvolger van de Monumentenwet 1988) is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. Deze wet is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.
Besluit ruimtelijke ordening
Cultuurhistorie moet op basis van de gewijzigde Bro (art 3.1.6 ) goed in omgevingsplannen verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het omgevingsplan aan de orde is. Aangegeven moet worden hoe met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden in het omgevingsplan.
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:
- archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
- vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
- bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.
In 2007 is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988 en maakt thans deel uit van de Erfgoedwet.
Provinciaal beleid
'Beleef het mee!' (2017-2020)
In juli 2016 is het Beleidsprogramma Cultuur en Erfgoed 2017 - 2020 'Beleef het mee!' vastgesteld. In dit programma ligt het accent op de beleving van mensen. Daarnaast zoekt de provincie de balans tussen de maatschappelijke, economische en intrinsieke waarde van cultuur en erfgoed. Cultureel ondernemerschap blijft onverminderd van belang en komt terug in de economische waarde van cultuur en erfgoed. Voor wat betreft erfgoed krijgt vooral het functioneel gebruik ervan aandacht. Daarnaast zoekt de provincie nieuwe manieren van samenwerking waardoor de uitvoeringskwaliteit van restauraties en archeologie wordt vergroot
Gemeentelijk beleid
Archeologische verwachtingenkaart
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.
Conform de Erfgoedverordening geldt afhankelijk van de oppervlakte en diepte van grondroerende werkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.
Structuurvisie
De Structuurvisie Arnhem (2011) biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau voor de lange termijn. Uitgangspunt is het voortbouwen op de karakteristieken van de historisch gegroeide stad. In de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn de ruimtelijke, historische elementen weergegeven, die essentieel zijn voor Arnhem als geheel. Per landschappelijke karakteristiek zijn de ambities weergegeven. Vervolgens is een selectie gemaakt van die cultuurhistorische belangen en structuren die kansen bieden bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in de stad: de 'Cultuurhistorische Kansenkaart'. De rijkdom van de Arnhemse cultuurhistorie is kader en inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad.
4.9.2 Situatie plangebied
Cultuurhistorie
Wederopbouw is een tijdslaag met een cultuurhistorische waarde en bovendien ligt een deel van een gemeentelijk monument in het plangebied.
De cultuurhistorische waardering van het park is in kaart gebracht. Daarbij is ten behoeve van de leesbaarheid onderscheid gemaakt tussen vlakken, lijnen en punten. Overeenkomstig de richtlijnen Tuinhistorisch Onderzoek van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geschiedt de waardentoekenning in de volgende drie klassen:
Hoge waarde
blauw: hoge monumentwaarden, van cruciaal belang voor de structuur en/of de betekenis van de aanleg;
Positieve waarde
groen: positieve monumentwaarden, van belang voor de structuur en/of de betekenis van de aanleg;
Indifferente waarde
geel: indifferente monumentwaarden, van relatief weinig belang voor de structuur en/of de betekenis van de aanleg.
Toelichting
In basis is de originele parkaanleg terug te herkennen, echter is de aanleg in de loop der jaren versoberd. Vooral het noordelijke deel met de opritten naar de Nijmeegseweg zijn van hoge waarde. Het wegenpatroon is sinds de vooroorlogse aanleg vrijwel onveranderd gebleven. Het oostelijk deel heeft een positieve waarde gekregen, omdat dit door de aanleg van de tijdelijke brug over de Rijn na de oorlog is hersteld. De waterpartij tussen de Sleedoornlaan en het Waardmanspad heeft een hoge waarde gekregen als restant van de originele vooroorlogse aanleg. Ook de groenstrook bij de Nijmeegseweg heeft een hoge waarde vanwege de resterende Canadese populieren.
De hellingen naar de Nijmeegseweg en de overige delen van de parkjes langs de Sleedoornlaan en Orchislaan hebben een positieve waarde gekregen: in vorm zijn ze gelijk gebleven, maar versoberd wat betreft beplanting. De padenstelsels hebben een positieve waardering gekregen. Vooral van het oostelijk deel langs de Orchislaan is onbekend of dit het originele ontwerp was. De bloembedden in de punt van de groenstrook bij de Nijmeegseweg heeft een positieve waardering gekregen. In beplantingssoort sluit het aan bij de oorspronkelijke bloembedden, maar de locatie is anders.
De speeltuin langs de Orchislaan is een recentelijke toevoeging, maar draagt bij aan het gebruik van het park. Daarom heeft de speeltuin een indifferente waarde gekregen. Hetzelfde geldt voor de parkeerplaats in de zuidelijke punt van het park aan de Orchislaan.
Conclusie
Het gedeelte van het monument dat zich bevindt binnen het plangebied heeft in het omgevingspan de Waarde - Gemeentelijk monument gekregen.
Archeologie
Op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Arnhem heeft het plangebied Nijmeegseweg een middelhoge archeologische verwachting. Het plangebied ligt in het rivierengebied met in de bovenste meters van de bodem oever- en komafzettingen. Deze afzettingen hangen samen met de Nederrijn - (noordelijke deel plangebied) en Malburgen stroomgordel (zuidelijke deel plangebied). Op historisch kaartmateriaal zijn de oude geulen nog als sloten/weteringen te herkennen. Op de oevers van restgeulen is vanaf de vroege middeleeuwen gewoond zoals uit archeologische waarnemingen blijkt.
Daarnaast ligt het plangebied ter hoogte van de locatie waar Market Garden plaatsvond. Eind 1944 vond in de uiterwaarden bij Arnhem inundatie plaats, in werking gezet door de Duitse bezetter om de geallieerde opmars te vertragen. In het plangebied zijn resten van een FLAK-stelling, andere verdedigingswerken en loopgraven te verwachten.
Vanwege de archeologische verwachting heeft in het plangebied in 2022 een verkennend booronderzoek plaatsgevonden (Nijmeegseweg, Arnhem, rapport 5590, ADC ArcheoProjecten, 31 oktober 2022, Bijlage15 Vooronderzoek archeologie). Een gedeelte (strook evenwijdig aan de Heermoesstraat) is al in een eerder stadium archeologisch onderzocht en vrijgegeven. Het onderzoek van 2022 richtte zich met name op het in kaart brengen van de bodemopbouw, waaronder de intactheid (aan- of afwezigheid van verstoringen). Het booronderzoek wijst voor het plangebied kleiige of zandige oeverafzettingen uit, gedeeltelijk met ontkalkte top. Zij vormen potentiële archeologische niveaus hoewel er geen vegetatielagen of cultuurlagen zijn aangetroffen. Aangetroffen verstoringen kunnen mogelijk samenhangen met in het plangebied gelegen WOII-waarden. Tezamen met scheepsgerelateerde archeologische resten die zich in de oude geulen kunnen bevinden, adviseert het onderzoeksbureau (ADC) vervolgonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek.
Conclusie
De middelhoge verwachting voor het plangebied blijft in stand en kan met bijbehorende voorschriften (archeologisch onderzoek indien verstoring boven 500 m2 dreigt met een diepte van 40 cm-MV) naar het omgevingsplan worden vertaald. Verder onderzoek moet uitwijzen of archeologische resten aanwezig zijn. Binnen de zone van de middelhoge verwachting liggen ook de locaties met potentiële WOII-waarden waarvan de intactheid nog niet bekend is.
4.10 Stadsklimaat
4.10.1 Algemeen
In de strategie klimaatadaptatie Arnhem 2020-20230 (vastgesteld januari 2021) is vastgelegd wat Arnhem de komende 10 jaar moet doen om onze stad klimaatadaptief te maken.
De verdichtingsopgave combineren met klimaatadaptatie.
Arnhem kent een grote verdichtingsopgave; de komende jaren zullen er veel woningen bijgebouwd worden. Naast wonen, vragen ook werken en mobiliteit (met name fiets en OV) om (verharde) ruimte in onze stad. De verdichtingsopgave staat daarom op gespannen voet met opgaven op het gebied van klimaatadaptatie. Verdichting vraagt om meer bebouwing en meer verharding terwijk voor klimaatadaptatie juist meer groen en onverharde ruimte nodig is. De meest uitdagende ambitie is daarom om beide opgaven op een slimme manier te combineren.
Dit is alleen mogelijk door de verdichting zeer zorgvuldig uit te voeren en strenge voorwaarden te stellen aan uitbreiding en aanpassing van de bebouwing en de bijbehorende buitenruimte. Daarbij is overigens ook het binnenmilieu belangrijk. Behalve om integrale en innovatieve plannen vraagt dit om compenserende maatregelen op, aan en in de directe omgeving van de bebouwing. Bijvoorbeeld door vergroening, materiaalkeuze, verkoeling en opslag / hergebruik van hemelwater.
Speerpunten zijn
- schade en overlast door extreme buien zoveel mogelijk voorkomen
specifiek betekent dit:
- 1. bij nieuwbouw koppelen we al het regenwater af;
- 2. bij renovatie koppelen we maximaal af; de haalbaarheid beoordelen we per geval; hierbij geldt dat minimaal 40mm op eigen terrein moet woreden verwerkt.
- 3. We koppelen 90% van alle openbare ruimte af hierbij nemen we als uitganspunt een bui van 40 mm die ter plaatse verwerkt moet kunnen worden.
- 4. We voorkomen toename van wateroverlast bij toename bebouwing en/of verharding.
- negatieve effecten van hitte tegengaan
- 1. Op de hitte attentiekaart van Arnhem zijn de uitgangspunten vastgesteld:
- 2. Rode gebieden: hier gaan we de gevoelstemperatuur, de manier waarop de temperatuur wordt ervaren, verbeteren;
- 3. Oranje en Gele gebieden: dit zijn gebieden waar het belangrijk is dat de gevoelstemperatuur niet verslechterd.
- 4. Blauwe gebieden: we willen de blauwe gebieden als bronnen van koelte in stand houden, dus beschermen, en stimuleren dat koele winden de stad in kunnen stromen.
- negatieve effecten door droogte tegengaan
- 1. Schade aan beplanting tegen gaan.
- 2. Waterkwaliteit in droge perioden op acceptabel te houden ter voorkoming blauw alg en botulisme.
- 3. Duurzaam hergebruik (regen)water.
4.10.2 Situatie plangebied
De klimaatbestendigheidsambitie is voor wat betreft hitte in de stad vertaald naar aanbevelingen voor specifieke gebieden. Op de Hitte-attentiekaart ligt het plangebied in de gele zone. De gemeente Arnhem streeft bij gebiedsontwikkelingen in de geel gekleurde gebieden op de Hitte-attentiekaart naar behoud van de bestaande situatie qua hitte. Voor het plangebied betekent dit dat eventuele verdichting, waar hier gezien de toevoeging aan woonbebouwing zeker sprake van zal zijn, niet mag leiden tot een verslechtering van de gevoelstemperatuur ter plaatse. Meer specifiek betekent dit:
- behoud van het huidige relatief goede stadsklimaat door het behoud van de verhouding tussen bebouwing c.q. verharding en open groene en blauwe ruimte.
- nemen van compenserende maatregelen zoals extra groen in de buitenruimte en aan/op de bebouwing. Verticaal groen en dakgroen voorkomt opwarming van de gebouwen zelf en de uitstraling van warmte naar de omgeving. Dakgroen is daarbij vooral effectief voor een beter binnenklimaat (en daarmee de energievraag).
- zo beperkt mogelijk houden van de hoeveel extra verharding van de buitenruimte; liever nog de bestaande verharding verminderen.benutten van kansen tot het zoveel mogelijk vergroenen van de openbare ruimte.
- gebruik maken van de juiste warmtewerende of verkoelende materialen voor de gebouwen waarmee de opwarming van de gebouwen en de omgeving kan worden verminderd.
- voorkomen dat eventuele koeling van de gebouwen leidt tot opwarming van de gebouwen zelf en de omliggende buitenruimte.
4.11 Duurzaamheid
4.11.1 Algemeen
Rijksbeleid
Nieuwe gebouwen en woningen moeten volgens landelijke regelgeving voldoen aan het Bouwbesluit. In het bouwbesluit worden de energieprestaties voor nieuwe gebouwen en woningen fasegewijs aangescherpt. Per 1 januari 2015 is de Energieprestatiecoëfficient (EPC) voor nieuwbouw van woningen aangescherpt tot 0,4. Voor overige gebouwen is de EPC afhankelijk van de functie.
Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD. Voor overheidsgebouwen geldt dat zij vanaf 1 januari 2019 voldoen aan de BENG eisen.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Arnhem hanteert de volgende voorkeursvolgorde inzake de ambities voor nieuwbouw:
- Energieneutraal
- Bijna energieneutraal (BENG)
Daarnaast hanteert de gemeente Arnhem de uitgangspunten:
- Bij nieuwbouw wordt alleen LT- verwarming (lage temperatuur verwarming) toegestaan. Individueel dan wel collectief. Hieronder verstaan we: 35 tot 50 graden Celsius. Deze vereiste is in de Transitievisie Warmte opgenomen die op 17 februari 2022 is vastgesteld door de gemeenteraad.
- De meest duurzame warmtebron heeft de voorkeur: minder duurzame bronnen zijn tijdelijk en decentrale bronnen gaan voor.
De gemeente wil daarnaast bij alle ruimtelijke ontwikkelingen in de stad met initiatiefnemers:
- afspraken maken over de invulling van hun eigen verantwoordelijkheid in de energietransitie, en
- de relatie leggen met opgaven en kansen in de omgeving van de ontwikkeling.
Tot slot is er in het programma NemiA 2020-2030 ook aandacht voor energie innovaties. Waar in de komende jaren gewerkt wordt aan de gebouwde omgeving vragen wij om, waar mogelijk, (Arnhemse) innovatieve bedrijven mee te laten denken en mee te doen.
4.11.2 Situatie plangebied
De woningen moeten voldoen aan de geldende landelijk wetgeving. Dit betekent dat deze woningen niet zijn aangesloten op het gas en dus op een duurzame manier worden verwarmd. Daarnaast geldt vanaf 1 januari 2021 dat alle nieuw te bouwen gebouwen moeten voldoen aan de Bijna Energieneutrale Gebouw eisen (BENG). Daarmee worden strengere eisen gesteld om zo het energiegebruik te verlagen.
4.12 M.e.r. - Beoordeling
4.12.1 Algemeen
Het omgevingsplan voorziet in de ontwikkeling van maximaal 275 woningen. Een dergelijk bouwproject kan worden gezien als stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in categorie D11.2 van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De omvang van het project ligt echter ver onder de drempelwaarde van een oppervlakte van 100 hectare, waarbij er sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht.
Deze drempelwaarde is echter indicatief. Dit houdt concreet in dat het bevoegd gezag op grond van artikel 2, lid 5 van het Besluit m.e.r. dient na te gaan of de beoogde activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Indien dit niet kan worden uitgesloten, is het alsnog nodig een milieuffectrapport op te stellen.
De toets of er, ondanks het feit dat de omvang onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. blijft, sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen wordt aangeduid als een 'm.e.r.-beoordeling' of m.e.r.-toets.
Op basis van deze beoordeling dient het bevoegd gezag, het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad expliciet te besluiten of er al dan niet een m.e.r.-procedure wordt gevolgd
De voorliggende paragraaf betreft deze m.e.r.-beoordeling. Bij de m.e.r.-beoordeling worden getoetst aan de criteria van Bijlage III van de Europese richtlijn milieueffectbeoordeling (richtlijn 85/337/EEG).
Deze criteria hebben, samengevat, betrekking op:
- de kenmerken van het voornemen (onder meer omvang, kans op hinder, mogelijke cumulatie met effecten van andere activiteiten);
- de plaats (onder meer ligging ten opzichte van gevoelige gebieden);
- de kenmerken van de effecten, mede gelet op de aard van het voornemen en de plaats.
Criteria
De criteria in Bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling zijn als uitgangspunt genomen. De hoofdcriteria zijn reeds genoemd. Hieronder volgt een overzicht van de criteria.
1. Kenmerken van de projecten
Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
- de omvang van het project;
- de cumulatie met andere projecten;
- het gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
- de productie van afvalstoffen;
- verontreiniging en hinder;
- risico van ongevallen, met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën.
2. Plaats van de projecten
Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
- het bestaande grondgebruik;
- de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied;
- het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden:
- 1. wetlands,
- 2. kustgebieden,
- 3. berg- en bosgebieden,
- 4. reservaten- en natuurparken,
- 5. gebieden die in de wetgeving van lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; speciale beschermingszonen door de lidstaten aangewezen op grond van de Vogel-en/of habitatrichtlijn,
- 6. gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden,
- 7. gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid,
- 8. landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang.
3. Kenmerken van het potentiële effect
Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen:
- het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking);
- het grensoverschrijdende karakter van het effect;
- de orde van grootte en de complexiteit van het effect;
- de waarschijnlijkheid van het effect;
- de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.
4.12.2 Situatie plangebied
Beoordeling
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is gebaseerd op de beschrijving van het plan en de ten behoeve van de ontwikkeling uitgevoerde onderzoeken.
Onderstaande aspecten zijn al eerder aan de orde gekomen in de toelichting van dit Chw Omgevingsplan. Onderstaande conclusies zijn derhalve een bondige samenvatting van hetgeen eerder in deze toelichting nader is uitgewerkt.
1. Kenmerken van het project
Programma
Dit omgevingsplan voorziet in de bouw van maximaal 275 woningen. Daarnaast maakt het plan atelierwoningen mogelijk en 150 m2 bvo aan horeca.
Gebouw
Het plan maakt de bouw van 9 bouwblokken mogelijk. Het hoogste gebouw mag maximaal 40 meter hoog worden. De gebouwen in het park maximaal 14 meter en de overige gebouwen 10 meter.
2. Plaats van het project
Het project bevindt zich in een binnenstedelijk gebied.
3. Effecten van het project
De te realiseren functie is geluidgevoelig van aard, waarbij inkomend geluid van de omgeving zoals wegverkeerslawaai wel van invloed is. Voor de te realiseren woningen dienen hogere waarden te worden aangevraagd. Voorts wordt op basis van de beoogde functie geen belangrijke negatieve effecten op de omgeving (overige woon- en groengebieden) verwacht.
4. Luchtkwaliteit
Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de normen voor luchtkwaliteit niet worden overschreden. Wel heeft de beoogde ontwikkeling verkeersaantrekkende werking, die van invloed kan zijn op de luchtkwaliteit. Uit de 'niet in betekenende mate-toets' blijkt dat de bijdrage van het project aan verslechtering van de luchtkwaliteit niet in betekende mate en dus zeer gering is. Vanuit dit aspect zijn er dus geen bijzonder nadelige gevolgen voor de omgeving te verwachten.
5. Bodem
Op grond van de uitgevoerde bodemonderzoeken binnen het plangebied worden er geen grootschalige bodemverontreinigingen in het bestemmingplangebied verwacht en wordt verwacht dat het plan vanuit bodemaspecten financieel haalbaar is.
6. Water
Het plan voorziet in een toename van het verharde oppervlakte. De toename aan verhard oppervlak wordt ruimschoots gecompenseerd door het toevoegen van oppervlakte water. De ontwikkeling hebben geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding ten opzichte van het geldende omgevingsplan. Bij de verdere uitwerking moet wel voldoende aandacht worden besteed aan het realiseren van voldoende ontwatering en aan een goede afvoer van hemelwater.
7. Archeologie
De middelhoge verwachting voor het plangebied blijft in stand en kan met bijbehorende voorschriften (archeologisch onderzoek indien verstoring boven 500 m2 dreigt met een diepte van 40 cm-MV) naar het omgevingsplan worden vertaald. Verder onderzoek moet uitwijzen of archeologische resten aanwezig zijn. Binnen de zone van de middelhoge verwachting liggen ook de locaties met potentiële WOII-waarden waarvan de intactheid nog niet bekend is.
8. Natuur
Er is geen beschermde flora en fauna aanwezig.
Conclusie
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan op zich en in samenhang met andere plannen geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied zelf, voor de directe omgeving en voor gevoelige gebieden in de omgeving. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet noodzakelijk
4.13 Kabels, Leidingen En Obstakelbeheergebieden
In het plangebied zijn geen ondergrondse hoge druk aardgasleidingen (externe veiligheid) en hoogspanningslijnen aanwezig.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Thema's In Het Omgevingsplan
5.1 Stap Voor Stap Naar Één Arnhems Omgevingsplan
De transitie naar één omgevingsplan is een klus waar we de komende jaren nog even zoet mee zijn. Het betekent dat we onze regels van bijna 150 bestemmingsplannen, zeker 8 verordeningen en een kleine 600 rijksregels samen gaan voegen in dit plan. De transitie betekent niet alleen dat we regels gaan integreren en harmoniseren maar ook digitaliseren. Voor deze operatie zijn de komende jaren talloze wijzigingen en toevoegingen van en aan dit omgevingsplan nodig.
Om deze overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen heeft de gemeenteraad op 15 maart 2021 het Plan van aanpak Omgevingsplan Arnhem vastgesteld. In dit plan van aanpak heeft de raad vastgelegd dat we het omgevingsplan stap voor stap gaan opbouwen door steeds nieuwe thema's toe te voegen.
In de volgende paragrafen is te zien welke thema's al onderdeel zijn van het Arnhemse omgevingsplan.
Per thema leggen we uit hoe dit thema opgenomen is in het plan en wat we me de regeling willen bereiken. De komende jaren vullen we dit hoofdstuk steeds verder aan totdat alle onderdelen van de fysieke leefomgeving ondergebracht zijn in het omgevingsplan.
5.2 Thema Monumenten
In Arnhem zijn zo'n 580 objecten aangewezen als rijksmonument. De gemeentelijke lijst van beschermde monumenten bestaat uit ruim 850 objecten. Het toevoegen van monumenten is een eerste stap om te komen tot een integraal omgevingsplan waarin alle regels voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen.
Wat is een beschermd monument?
Bij monumenten wordt vaak gedacht aan bijzondere gebouwen. Maar ook bruggen, begraafplaatsen, hekwerken en andere objecten kunnen een beschermd monument zijn. Binnen monumenten kan een onderscheid gemaakt worden tussen 2 soorten objecten: rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten.
Rijksmonument
Een rijksmonument is van nationaal belang, vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Een rijksmonument moet minimaal vijftig jaar oud zijn. De bescherming van rijksmonumenten is geregeld in de Monumentenwet 1988. Voorbeelden van rijksmonumenten in Arnhem zijn het Luxortheater, de Eusebiuskerk en kasteel Zijpendaal.
Rijksmonumenten worden aangewezen op grond van de Erfgoedwet. Dat verandert niet na de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Voor de wettelijke bescherming van rijksmonumenten is het niet nodig om ze op te nemen in het omgevingsplan.
Wij kiezen er voor om al in het Chw omgevingsplan de Waarde Rijksmonument op te nemen. We stellen nu nog geen aanvullende regels op. In de toekomst zou dit wel mogelijk zijn in het belang van het behoud van de rijksmonumenten. We anticiperen hier nu al op door de rijksmonumenten op te nemen als signaalfunctie in het omgevingsplan, in de toekomst kan de gemeente Arnhem dan eenvoudig regels toevoegen indien dit nodig is.
Gemeentelijke monumenten
Een gemeentelijk monument heeft cultuurhistorische, architectuurhistorische of stedenbouwkundige waarde op plaatselijk niveau. De bescherming van gemeentelijke monumenten is geregeld in de gemeentelijke monumentenverordening. Voor gemeentelijke monumenten geldt de leeftijdsgrens van vijftig jaar niet. Voorbeelden van gemeentelijke monumenten in Arnhem zijn Musis Sacrum, het Notarishuis aan de Bakkerstraat en het voormalige Fina-benzinetankstation aan de Apeldoornseweg.
Alle gemeentelijke monumenten moeten na de transitieperiode in het het omgevingsplan worden opgenomen. Wij anticiperen hierop door nu al de gemeentelijke monumenten op te nemen.
Eigenaar monument
Iemand die in een monument woont of een bedrijf in een monument heeft gevestigd, heeft iets bijzonders onder zijn hoede. Een monument is een pand met een bijzondere status. Daaraan zijn zowel rechten als plichten verbonden. Rechten zijn het genieten van een bijzondere woonomgeving en de mogelijkheden van belastingaftrek op onderhoudskosten voor rijksmonumenten. U heeft als plicht het monument in stand te houden en om er zorgvuldig mee om te gaan.
Werkzaamheden monumentaal pand
Een monument mag je niet zomaar verbouwen, restaureren of slopen. Raadpleeg altijd vooraf de gemeente. De Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA) helpt u graag met de aanvraag van een omgevingsvergunning. Voor alle bouwkundige wijzigingen aan een monument heeft u een vergunning nodig, evenals voor kleurwijziging.
5.3 Thema Parkeren
Het Arnhems parkeerbeleid richt zich vooral op het tegengaan (voorkomen) van parkeeroverlast en op het stimuleren van intensief ruimtegebruik. Om hiervoor te zorgen nemen wij in het omgevingsplan op at bij een vergunningplichtige bouwactiviteit of gebruikswijziging voldoende ruimte wordt aangebracht voor parkeren. Wat voldoende ruimte is volgt uit de parkeernormen.
Dynamische verwijzing parkeernormen
De gemeente Arnhem bereidt momenteel de actualisatie van het Arnhemse parkeerbeleid voor. Indien deze beleidsregels in werking treden, gaan ze het nieuwe toetsingskader vormen voor de onderdelen parkeren en laden en lossen.
In deze regeling wordt het gemeentelijk parkeerbeleid van toepassing verklaard op de huidige situatie als op toekomstige aanvragen om omgevingsvergunningen. Indien deze regels gedurende de planperiode worden gewijzigd, gelden deze wijzigingen vanaf het tijdstip van bekendmaking.
5.4 Thema Woningsplitsing En Verkamering
De afgelopen jaren zijn Arnhemse woningen in toenemende mate gesplitst of verkamerd. Splitsingen en verkamering zijn van wezenlijke waarde voor Arnhem, omdat ze voorzien in een bepaalde woonvraag. Ze kunnen echter ook negatieve effecten met zich meebrengen. De afgelopen jaren lijken deze negatieve effecten steeds nadrukkelijker naar voren te komen en groeit de wens om hier meer op te kunnen sturen. Het omgevingsplan bevat daarom een regeling die het splitsen of verkameren van een woning vergunningsplichtig maakt.
Een vergunningsaanvraag toetsen we aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden houden rekening met de woonkwaliteit, de leefbaarheid, schone wijken en de druk op de ruimte. Ook gaat de regeling de concentratie van verkamerde panden tegen. Het college gaat bij een aanvraag voor een vergunning voor omzetting of woningsplitsing uit van een belangenafweging tussen enerzijds de belangen van het behoud en/of de samenstelling van de woonruimtevoorraad en van het behoud van een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand en anderzijds het belang van de aanvrager van een vergunning. In dat kader toetst het college ieder initiatief aan voorwaarden die betrekking hebben op de volgende elementen.
De bouwkundige staat van de woning
Ieder initiatief voor woningsplitsing en/of verkamering toetst het college op een aantal fysieke eisen naast de eisen uit het bouwbesluit. Het gaat hierbij onder andere om de gebruiksoppervlakte en de aanwezigheid van een bergingsruimte en een buitenruimte bij woningsplitsing. Door deze fysieke eisen wordt woonkwaliteit voor de bewoners van de (on)zelfstandige wooneenheden beschermd en wordt rekening gehouden met het effect dat de toevoeging van wooneenheden heeft op de ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en leefomgeving.
De volkshuisvestelijke implicaties (schaarste)
De gemeente Arnhem streeft naar een gevarieerd wijkaanbod met voldoende betaalbare koopwoningen.
Het effect op de leefbaarheid
Ten behoeve van de leefbaarheid geldt als algemene eis dat een niet-verkamerd woonhuis niet mag worden ingesloten door kamergewijs bewoonde gebouwen aan dezelfde straat. In het Spijkerkwartier geldt hierop een uitzondering. De concentratie van verkamerde panden in het Spijkerkwartier is al dusdanig hoog dat bij verdere verkamering de kans groot is dat een onaanvaarde inbreuk op het woon- en leefklimaat van omwonenden ontstaat. Voor het Spijkerkwartier is daarom een afstandseis opgenomen van 50 meter.
Aanvullende eisen
Daarnaast toetsen we iedere aanvraag aan de regels die gelden voor de fysieke leefomgeving zoals bijvoorbeeld parkeernormen en regels over brandveiligheid.
5.5 Thema Natuurinclusief Bouwen
In Arnhem vinden we het belangrijk dat er bij nieuwe ontwikkelingen ruimte behouden blijft voor de natuur. Veel diersoorten kunnen uitstekend leven in en om gebouwen, maar dan moeten wij wel de juiste voorwaarden creëren. Daarom is het noodzakelijk dat er bij elk project voorzieningen worden gerealiseerd voor gebouw bewonende soorten zoals huismus, gierzwaluw of vleermuis. En dat er voldoende groen en blauw in de omgeving aanwezig blijft of nieuw wordt gerealiseerd, zodat gebouwbewonende soorten én andere dieren en planten daar graag willen verblijven. Deze maatregelen zorgen bovendien voor minder hitte, droogte en wateroverlast in het gebied en voor meer natuurbeleving bij de toekomstige bewoners. Dit sluit aan bij de ambities die zijn benoemd in de Strategie klimaatadapatie. Natuurinclusief bouwen komt ten goede aan hun algehele welzijn en gezondheid, zowel mentaal als fysiek.
Voor nieuwbouwontwikkelingen wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van nieuwe woningen daarom alleen nog maar verleend indiend voldoende natuurinclusieve maatregelen worden getroffen. Wat dat precies inhoudt volgt uit de Beleidsregels Natuurinclusief bouwen. In het omgevingsplan is een dynamsiche verwijzing opgenomen. Hier is voor gekozen om de gewenste flexibiliteit te kunnen borgen. Zo kunnen we als Arnhem meebewegen met maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van natuurinclusief bouwen.
Hoofdstuk 6 Uitleg Van De Regels
6.1 Wat Is Een Omgevingsplan?
Een omgevingsplan is juridisch bindend en zegt iets over welke functies (wonen, winkels, kantoor et cetera) zijn toegestaan en wat de bouwmogelijkheden zijn zoals bouwgrenzen en bouwhoogtes.
Een plan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting.
Op de verbeelding kun je zien welke functies waar zijn toegestaan en welke waarden in het gebied beschermd moeten worden. In de regels staat aangegeven wat er binnen een bepaalde functie mogelijk is en wat de (bouw)regels zijn. In deze toelichting geven we aan wat onze visie is voor de wijk De Laar en hoe de verschillende regels in dit omgevingsplan bijdragen aan het realiseren van die visie.
In dit omgevingsplan nemen we ook een aantal regels op die normaal gesproken in andere verordeningen of beleidsregels zijn opgenomen. Door de verschillende regels samen te voegen en beter op elkaar af te stemmen geeft dit omgevingsplan meer duidelijkheid over de ontwikkelmogelijkheden van een perceel. Met deze verbetering van onze dienstverlening sluiten we nu al aan op de doelstellingen van de toekomstige Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking treedt. In de volgende paragraaf gaan we hier nader op in.
6.2 Waarom Een Nieuw Omgevingsplan?
Omdat de transitie naar het omgevingsplan een omvangrijke operatie is, willen we niet wachten tot 2024 maar starten we er nu al mee.
De Omgevingswet komt eraan!
Op 1 juli 2022 treedt naar verwachting de Omgevingswet in werking. Deze wet verplicht ons om regelgeving voor de fysieke leefomgeving te bundelen in één omgevingsplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied. Dit betekent dat we regels over bijvoorbeeld, bouwen, welstand, erfgoed, milieu, mobiliteit, duurzaamheid en grote delen van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) moeten integreren in onze bestaande bestemmingsplannen. Naast onze eigen bepalingen moeten we regels die het Rijk overhevelt naar gemeenten, zoals bijvoorbeeld vergunningsvrij bouwen en delen van het Activiteitenbesluit, lokaal vertalen in het omgevingsplan. Met het omgevingsplan zorgen we er o.a. voor dat onze inwoners en ondernemers straks op eenvoudige en eenduidige wijze kunnen zien welke ontwikkelmogelijkheden er gelden op een perceel en voor welke activiteiten een vergunning nodig is.
Omdat de transitie naar het omgevingsplan een omvangrijke operatie is, willen we niet wachten tot 2024 maar starten we er nu al mee. Dit omgevingsplan is dan ook het eerste plan waarin een deel van de regels over de fysieke leefomgeving samengevoegd zijn. Dit kunnen we doen omdat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onze gemeente heeft aangewezen als experiment 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' onder artikel 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
6.3 Wat Regelt Dit Omgevingsplan?
6.3.1 Algemeen
In het omgevingsplan legt de gemeente vast welke functies waar mogelijk zijn en welke activiteiten binnen die functies ontplooid kunnen worden. Het gaat niet alleen om het gebruik van de grond, maar ook over de bouwmogelijkheden. De regels in het omgevingsplan gelden voor iedereen, dus voor inwoners, bedrijven, maatschappelijke instanties en de gemeente Arnhem zelf.
6.3.2 Focus van dit omgevingsplan
Dit omgevingsplan maakt de fase 1 van het project Nijmeegseweg mogelijk. In hoofdstuk 3 is de ontwikkeling omschreven. In hoofdstuk 4 zijn de milieu- en omgevingsaspecten toegelicht. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe de verschillende aspecten worden vastgelegd in dit omgevingsplan.
Mogelijk maken van woonfuncties
Het omgevingsplan voorziet in het toevoegen van de activiteit voor de verschillende gebieden waar woningbouw is voorzien. Daarnaast geldt de omgevingsplanactiviteit woningsplitsing en de omgevingsplanactiviteit verkamering. Door middel van deze laag wordt regelen we dat nadat de woningen gebouwd zijn er altijd een vergunning nodig is voor het splitsen van de woningen of het door drie personen kamergewijs bewonen. Dit is een vertaling van het Facetplan Woningsplitsing en verkamering zie ook 5.4 Thema woningsplitsing en verkamering.
Voor het entreegebouw geldt dat maximaal één bovengrondse bouwlaag mag worden gebruikt ten behoeve van parkeren.
Mogelijk maken van andere functies
Voor een aantal gebouwen worden ook andere functies mogelijk gemaakt. Zo geldt voor het Parkgebouw West atelierwoningen. Voor het Parkgebouw Oost is de activteit horeca van categorie 1 en atelierwoningen op de begane grond toegestaan.
Het stellen van aanvullende bouwregels voor de nieuwbouw
Bij het bouwen van de nieuwbouwwoningen dient te worden voldaan aan de bouwregels. Naast de in de plankaart opgenomen maatvoeringen dient ten aanzien van het uiterlijk van nieuwbouw te worden voldaan aan de vereisten uit het bijgevoegde omgevingskwaliteitsplan (dit staat in de bouwregel beeldkwaliteit Nijmeegseweg). Daarnaast dienen specifieke maatregelen te worden getroffen voor natuurinclusief bouwen.
Bouw van de voetgangersbrug
Dit omgevingsplan biedt de mogelijkheid om een voetgangersbrug te bouwen.
6.3.3 Functies en activiteiten
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft Arnhem aangewezen als experiment 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'. Dit betekent dat we vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet al een omgevingsplan kunnen opstellen waarin de fysieke leefomgeving centraal staat.
De vier verbeterdoelen van de Omgevingswet
Net zoals nu bij bestemmingsplannen, is ook de digitale versie van het omgevingsplan straks leidend. Omdat het omgevingsplan veel meer regels omvat dan het huidige bestemmingsplan is de huidige systematiek met bestemmingen ontoereikend om de veelheid aan regelingen op een gebruiksvriendelijke manier te ontsluiten. In de systematiek van het omgevingsplan wordt daarom niet langer de bestemming centraal gesteld maar de activiteiten die je wil verrichten op een bepaald adres. Door je locatie te koppelen aan de gewenste activiteit: bijvoorbeeld 'bouwen' laat het digitale omgevingsplan straks uitsluitend de regels zien die op die locatie gelden voor die activiteit.
De activiteiten (bouwen, slopen, kappen, horeca uitbaten et cetera) zijn gekoppeld aan functies. Het gaat hier om duidelijk herkenbare hoofdfuncties die voorkomen in de stad en dominant zijn in een bepaald gebied.
De voormalige bestemmingen zoals Groen, Kantoor of Verkeer noemen we nu functies. Het gaat hier om duidelijk herkenbare hoofdfuncties die voorkomen in de stad en dominant zijn in een bepaald gebied. Onder deze functies hangen de zogenaamde activiteiten. Dit zijn de verschillende meer gedetailleerde gebruiks- en bouwmogelijkheden binnen die functie. Deze nieuwe manier van raadpleging betekent dat de regels in dit omgevingsplan niet langer gekoppeld zijn aan bestemmingen, maar aan functies en activiteiten.
6.4 Opzet Van De Regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Crisis- en herstelwet maakt het mogelijk om De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) los te laten. Dit betekent dat we als gemeente Arnhem zelf kunnen bepalen op welke manier we het omgevingsplan opbouwen en verbeelden.
Het juridisch bindend gedeelte van het omgevingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
- 2. Functies;
- 3. Waarden;
- 4. Activiteiten;
- 5. Bouwen, werken en werkzaamheden;
- 6. Algemene regels;
- 7. Overgangs- en slotregels.
6.4.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- 1. Artikel 1 Begrippen:
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen. - 2. Artikel 2 Wijze van meten:
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
6.4.2 Functies
Hoofdstuk 2bevat de regels over de functies. Per functie wordt het doelstelling van de betreffende functie aangegeven en welke activiteiten en functies ter plaatse zijn toegestaan. Het aangeven van de functies op de verbeelding geeft een duidelijk beeld van de indeling van de stad. Hierbij sluiten we aan bij de legenda van de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012.
6.4.3 Waarden
Hoofdstuk 3 bevat de regels over de waarden. Deze regels moeten in samenhang worden gelezen met hoofdstuk 5 en 8.
6.4.4 Activiteiten
Hoofdstuk 4 bevat de regels over de activiteiten. De activiteitenregels moeten in samenhang worden gelezen met de verbeelding. Op de verbeelding staat aangegeven welke activiteit waar is toegestaan.
6.4.5 Bouwen
Hoofdstuk 5 bevat de regels over bouwen, werken en werkzaamheden. Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen. In artikel Artikel 26 Algemene bouwregels zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage. Deze regel is van toepassing op het gehele plangebied.
De overige regels zijn locatiespecifiek.
6.4.6 Maatwerkvoorschriften
Hoofdstuk 6 bevat de mogelijkheid om maatwerkvoorschriften te stellen. Dit zijn de huidige nadere regels.
6.4.7 Omgevingsplanactiviteiten
Hoofdstuk 8 bevat de omegevingsplanactiviteiten. Alleen met een vergunning zijn deze activiteiten toegestaan.
6.4.8 Algemene regels
Hoofdstuk 10 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- 1. Artikel 74 Anti-dubbeltelregel
Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend. - 2. Artikel 77 Strijdige activiteiten
Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het omgevingsplan. - 3. Artikel 76 Overige regels
In dit artikel zijn de regels over parkeren uit het 'Facetplan Parkeren' opgenomen.
6.4.9 Overgangs- en slotbepalingen
Hoofdstuk 11 bevat de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit omgevingsplan.
6.5 Functies
In het plangebied onderscheiden wij de volgende functies.
6.5.1 Gemengd gebied
Wat is het doel van deze functie?
Deze functie geldt voor de delen in de stad we streven naar een beperkte mate van functiemenging die in evenwicht is met eventuele nabijgelegen gevoelige functies zoals wonen.
Waar geldt deze functie?
Gemengde gebieden bevinden zich verspreid door de stad.
Welke activiteiten zijn er binnen deze functie mogelijk?
Binnen de functie Gemengd zijn (afhankelijk van de plek) verschillende functies toegestaan waaronder wonen, kantoren en maatschappelijke functies. De gemengde gebieden bestaan vaak uit de combinatie, deze activiteiten hoeven niet allen aanwezig te zijn. Op de digitale plankaart is exact te zien welke activiteiten zijn toegestaan.
6.5.2 Groengebied
Wat is het doel van deze functie?
Binnen deze functie is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn tevens waterlopen en waterpartijen mogelijk.
Waar geldt deze functie?
Deze functie geldt voor in ieder geval voor de groenvoorzieningen in de stad die opgenomen zijn in de Groenvisie Arnhem 2017-2035. De functie geldt niet voor solitaire bomen en andere kleinere groenvoorzieningen zoals bloembakken en geveltuinen.
Ook het De Monchypark krijgt gedeeltelijk een Groenfunctie .We weten nog niet exact hoe Fase 2 in en rondom het De Monchypark wordt ingevuld. Een Groenfunctie voorziet in een groene invulling van het gebied, zonder daarmee afbreuk te doen aan de benodigde flexibiliteit. Zodra de invulling van Fase 2 helder is, kan door middel van het omgevingsplan voor Fase 2 de definitieve bestemming op dit gebied worden gelegd.
Welke activiteiten zijn er binnen deze functie mogelijk?
Om het groen te beschermen zijn activiteiten toegestaan die niet leiden tot een aantasting van het groene karakter van die gebieden. Zo is de bouw van gebouwen of de aanleg van parkeerplaatsen niet toegestaan.
6.5.3 Openbaar gebied
Wat is het doel van deze functie?
De functie 'Openbaar gebied' omvat de infrastructurele voorzieningen in het verkeersluwe, op verblijf gerichte gedeelte plangebied zoals woonstraten, pleinen, voetgangersgebieden en parkeervoorzieningen.
Waar geldt deze functie?
Deze functie geldt voor de openbaar toegankelijke gebieden rondomde nieuw te bouwen woningen, de wegen en de parkeerplaatsen.
6.5.4 Parkgebied
'Parkgebied' is een zwaardere functie dan Groen. Aan de parkfunctie is altijd de 'Waarde - Landschap en Natuur gekoppeld. Vanwege deze waarde geldt er een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dat betekent dat binnen de functie een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen. Het uitgangspunt is dat er binnen de functie parkgebied geen bebouwing is toegestaan.
Waar geldt deze functie?
In de Groenvisie 2017-2035 is het groen-blauwe raamwerk op stadsniveau vastgelegd. Voor de groenvoorzieningen wordt een onderscheid gemaakt tussen het stadsgroen en wijkgroen.
Onder het stadsgroen vallen de gebieden die een landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische of recreatieve functie hebben en zijn bestemd als 'Parkgebied'. Het stadsgroen in het plangebied bestaat de Meldestraat (groen-blauwe lijn).
Daarnaast gaan we in dit omgevingsplan een stapje verder dan hetgeen is vastgelegd in de Groenvisie 2017-2035. Ook het John Frostpark krijgt een Parkfunctie vanwege de cultuurhistorische waarden van dit gebied.
Ook geven we een gedeelte van het nieuwe De Monchypark een Parkfunctie. Dit is het gebied naast het Parkgebouw Oost. Er zijn in dit gebied geen bouwwerken voorzien, los van de voetgangersbrug. Door de Parkfunctie worden de aanwezige waardevolle bomen extra beschermd en voorzien we ook in een verbinding met het John Frostpark gelegen onderaan de brug.
Welke activiteiten zijn er binnen deze functie mogelijk?
Binnen deze functie zijn activiteiten mogelijk die passen binnen het park. Voor ingrepen die gevolgen kunnen hebben voor het groene karakter zoals het kappen van bomen is een vergunning nodig.
6.5.5 Water
Wat is het doel van deze functie?
Het water in het plangebied heeft een niet alleen een belangrijke waterhuishoudkundige functie maar draagt ook bij aan het verminderen van hittestress en het verhogen van de aantrekkelijkheid van de gebied. De grotere oppervlakte wateren in het plangebied hebben daarom deze functie gekregen.
Waar geldt deze functie?
Deze functie ligt op de belangrijke oppervlaktewateren in Arnhem. Het gaat dan om de a-watergangen van het waterschap en de rivieren.
Welke activiteiten zijn er binnen deze functie mogelijk?
Binnen deze functie zijn alle activiteiten toegestaan die samenhangen met het beheer en de bescherming van het oppervlaktewater.
6.5.6 Woongebied
Wat is het doel van deze functie?
De functie 'Woongebied' richt zich dan ook voornamelijk op het wonen en we zijn terughoudend als het gaat om potentiele overlastgevende functies. Denk hierbij aan functies die zorgen voor veel verkeer of loop stromen of die van zichzelf uit veel lawaai of andere hinder veroorzaken.
Waar geldt deze functie?
Deze functie geldt ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen.
6.5.7 Tuin
Wat is het doel van deze functie?
Tuinen dragen bij aan een groene beleving van de stad en de ecologische diversiteit en kunnen bijdragen aan het verminderen van wateroverlast en hittestress.
Waar geldt deze functie?
Deze functie geldt voor de collectieve hoven.
Welke activiteiten zijn er binnen deze functie mogelijk?
Om het groene karakter te bewaren kunnen in de functie Tuin geen gebouwen worden opgericht behalve de tuinmuur.
6.6 Waarden
6.6.1 Waarde - Bomenrij
Wat is het doel van deze waarde?
Op een aantal plekken in Arnhem zijn laanbeplantingen aanwezig die een belangrijke functie vervullen in de groene beleving van de stad. Om ervoor te zorgen dat deze bomenrijen behouden blijven zijn deze aangewezen als waardevolle bomenrij. Deze aanwijzing betekent dat voor verschillende activiteiten een vergunning nodig is. In het kader van deze vergunning wegen we af of de activiteit geen schade berokkent aan de bomen.
Waar geldt deze waarde?
De waarde Bomenrij is van toepassing op de waardevolle bomenrijen aan de Nijmeegseweg.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De waarde Bomenrij is altijd gekoppeld aan een gebruiksfunctie. De (bouw)activiteiten die binnen deze functie zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet kunnen leiden tot een aantasting van de betreffende bomenrij.
6.6.2 Waarde - Landschap en natuur
Wat is het doel van deze waarde?
Om ervoor te zorgen dat gebieden behouden blijven hebben deze een extra waarde. Deze waarde betekent dat voor verschillende activiteiten een vergunning nodig is. In het kader van deze vergunning wegen we af of de activiteit niet leidt tot een aantasting van de waarden in deze parken.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt in de waardevolle gedeelten van het groen aan de Nijmeegseweg. Dit zijn de gebieden met een Parkfunctie.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De waarde Landschap is altijd gekoppeld aan een gebruiksfunctie. De (bouw)activiteiten die binnen deze functie zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet kunnen leiden tot een aantasting van de waarden van het park.
6.6.3 Waarde gemeentelijk monument
Wat is het doel van deze waarde?
In onze stad en in het buitengebied staat veel monumentale bebouwing uit verschillende tijdslagen. Deze bebouwing speelt een belangrijke rol in de beleving van het gebied. Om ervoor te zorgen dat deze gebouwen en bouwwerken behouden blijven is deze bebouwing aangewezen als gemeentelijk monument. Deze aanwijzing betekent dat voor verschillende activiteiten een vergunning nodig is. In het kader van deze vergunning wegen we af of de activiteit niet leidt tot een aantasting van de monumentale waarden.
Waar geldt deze waarde?
De waarde gemeentelijk monument is van toepassing op alle gemeentelijke monumenten in de stad en het buitengebied.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De waarde beschermd monument is altijd gekoppeld aan een gebruiksfunctie. De (bouw)activiteiten die binnen deze functie zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet kan leiden tot een aantasting van het gemeentelijk monument.
6.6.4 Waarde-Archeologie
Wat is het doel van deze waarde?
Uit de opgravingen uit de bodem kunnen we veel te weten komen over hoe de Arnhemmers van vroegen gewoond, geleefd en gewerkt hebben. Nieuwe ontwikkelingen bieden een uitgelezen kans om archeologisch onderzoek te doen. Om er zeker van te zijn dat deze onderzoeken gedaan worden geldt in het gebied voor bepaalde ingrepen in de bodem een vergunningplicht.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt voor alle gebieden die op basis van het archeologiebeleid van de gemeente Arnhem aangewezen zijn als (potentieel) archeologisch waardevol.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De waarde archeologie is altijd gekoppeld aan een gebruiksfunctie. De (bouw)activiteiten die binnen deze waarde zijn toegestaan, kunnen in principe worden ontplooid met uitzondering van activiteiten die van wezenlijke invloed kunnen zijn op de (eventueel aanwezige) archeologische waarden. Deze activiteiten kunnen pas plaatsvinden nadat er archeologisch onderzoek is verricht. Kleine ingrepen in de bodem (dit is afhankelijk van de diepte en het oppervlak) zijn vrijgesteld van deze onderzoeksverplichting.
6.7 Handhaving
Het omgevingsplan is bindend voor overheid en burger. Het omgevingsplan biedt het juridisch kader waaruit de bouw- en gebruiksmogelijkheden per locatie kunnen worden afgeleid. Tegelijkertijd kan de gemeente naleving van het omgevingsplan afdwingen door handhavend op te treden tegen strijdig gebruik en/ of illegale bebouwing.
De raad bepaalt ieder jaar in de begroting waar de handhavingsprioriteiten liggen. Op grond van de hoofddoelstelling uit het gemeentelijke 'Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving 2011-2014'':'het zorgdragen voor een aantrekkelijke, leefbare en veilige leefomgeving' is onze inzet gericht op het toezicht en de handhaving van de regels die betrekking hebben op de bescherming van de veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving. Handhaving is daarbij geen doel op zich, maar een van de instrumenten om een leefbare en veilige leefomgeving te creëren. Door toe te zien op de naleving van regelgeving wordt een bijdrage geleverd aan de verschillende doelen van de gemeente op het gebied van de veiligheid en leefbaarheid.
Buiten de handhavingsprioriteiten heeft de gemeente in beginsel ook een handhavingsplicht als er een handhavingsverzoek wordt ingediend (de beginselplicht tot handhaving). De gemeente kijkt dan eerst of de overtreding te legaliseren valt. Is dat niet zo, dan wordt over gegaan tot handhaving.
6.8 Exploitatie
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan (in dit geval noemen wij dit een omgevingsplan) moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan dat een in de wet aangewezen bouwplan mogelijk maakt. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een omgevingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd en het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De kosten die de gemeente maakt ten behoeve van de ontwikkeling worden gedekt uit grondopbrengsten en subsidies. De kosten van grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden zijn hiermee anderszins verzekerd. Het maken van een exploitatieplan is daardoor niet meer noodzakelijk.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Participatie En Vooroverleg
Participatie volgens de Malburgse Methode.
Uitgangspunt bij de participatie in het project Nijmeegseweg is het toepassen van “De Malburgse Methode. De Malburgse Methode gaat uit van bewonersparticipatie en inspraak vanaf het begin van de planvorming, bij zowel ruimtelijke projecten als sociale projecten in Malburgen.
De Malburgse Methode gaat uit van co-creatie/samenwerking tussen de inwoners van Malburgen, in dit geval verenigd in de klankbordgroep Nijmeegseweg, de gemeente en de corporatie. Bij het opstellen van de toekomstvisie voor de Nijmeegseweg is deze methode met succes toegepast met als resultaat een gedragen visie op de ontwikkeling (Fase 1 en 2) en een gedragen stedenbouwkundig schetsontwerp voor Fase 1. Ook het Omgevingskwaliteitsplan en het Chw Omgevingsplan Nijmeegseweg fase 1 zijn vooraf gedeeld en besproken met de klankbordgroep. De reacties van de klankbordgroep zijn verwerkt in een reactienota (Bijlage 16 Reactienota 6 juni 2023
Artikel 3.1.1 Bro overleg
In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept omgevingsplan opgestuurd naar het Waterschap Rivierenland.
Het waterschap had een aantal opmerkingen. Deze zijn besproken en verwerkt in de toelichting.
Publicatie voornemen ontwikkeling
Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op ontwikkeling gericht omgevingsplan worden gepubliceerd.
Dit is gebeurd op8 juni 2023 in het digitale gemeenteblad.
7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-chw Omgevingsplan)
Tijdens de periode van de terinzagelegging zijn de resultaten van het lichtonderzoek van de sportvereniging bekend geworden. Dit is op 23 juni bijgevoegd, zodat het in kan worden gezien.
Het m.e.r-beoordelingsbesluit is terug te vinden op de gemeentelijke website onder bestuurlijke informatie op 'Besluiten college B&W', dinsdag 13 juni 2023.
https://arnhem.bestuurlijkeinformatie.nl/Agenda/Index/8850a1a0-6edf-4c97-a2fb-fed2133a2994#8b61f905-0739-456d-88ec-e24cdec90ef5
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Ontwikkelingsplan Malburgen - Vlekkenplan
Bijlage 2 Stedenbouwkundig Schetsontwerp - Fase 1
Bijlage 3 Omgevingskwaliteitsplan
Bijlage 4 Quickscan Verkeerseffecten
Bijlage 5 Parkeeronderzoek
Bijlage 6 Maatregelencatalogus Natuurinclusief Bouwen
Bijlage 7 Bezonningstudie
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Onderbouwing Hogere Waarden
Inleiding
Dit omgevingsplan maakt de eerste fase van de woningbouw mogelijk bij de Nijmeegseweg.
Bij het vaststellen van een hogere waarde wordt uitgegaan van de, vanuit akoestisch oogpunt bezien, slechts mogelijke situatie, het geen inhoudt dat is uitgegaan van de hoogste belasting op de functiegrens voor 'Woongebied'.
Tussen de Batavierenweg en het plangebied is een geluidwal aanwezig: deze ligt naast de busbaan en is circa 3 meter hoog. Deze wal is in het rekenmodel opgenomen.
Ten gevolge van het wegverkeer op de A325, N325/Batavierenweg, het De Monchyplein, de Gelderse Rooslaan, de Hazelaarstraat en de Nijmeegseweg wordt de wettelijke voorkeurswaarde (48 dB) op de gevels van alle geplande woonblokken overschreden.
Bij het nieuwe appartementencomplex nabij de kruising A325-Nijmeegseweg/N325-Batavierenweg kan op een aantal gevels niet voldaan worden aan de wettelijke grenswaarde (53 dB) in een buitenstedelijke situatie. Dergelijke gevels moeten geheel zonder te openen delen worden uitgevoerd. Voor de laagbouw wordt wel voldaan aan de wettelijke grenswaarde (63 dB) voor een binnenstedelijke situatie.
Voorafgaand aan de vaststelling van dit omgevingsplan wordt een verkeersbesluit genomen voor de Nijmeegseweg. Met dit verkeersbesluit is de Nijmeegseweg een gemeentelijke weg geworden en gelden de eisen voor binnenstedelijke situaties.
![]() |
Locaties hogere waarden |
Locatie | |||
1 | Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van |
53 | Oost, Zuid en Noord | Prov. Weg A325 | |
53 | Oost, Zuid en West | N325 Pleijroute/ Batavierenweg | |
56 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg | |
2 | Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van |
53 | Oost en Zuid | Prov. Weg A325 | |
53 | Oost en Zuid | N325 Pleijroute/ Batavierenweg | |
57 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg | |
3 | Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van |
49 | Oost en Zuid | Prov. Weg A325 | |
49 | Oost en Zuid | N325 Pleijroute/ Batavireenweg | |
56 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg | |
4 | Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van |
56 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg | |
5 | Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van |
56 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg | |
6 | Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van |
57 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg | |
7 | Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van |
57 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg | |
8 | Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van |
57 | Oost, Zuid en Noord | Nijmeegseweg | |
53 | Noord en west | Monchyplein- Gelderse Rooslaan- Hazelaarsstraat | |
9 | Vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevelaanduiding | Geluid afkomstig van |
57 | West, Zuid en Noord | Nijmeegseweg |
In deze overweging wordt aan de hand van een aantal criteria afgewogen of er een hogere waarde kan worden verleend. Bij deze afweging worden criteria gehanteerd die genoemd zijn in de Wet geluidhinder en het gemeentelijke geluidbeleid.
1. Beoordeling aan de hand van de hoofdcriteria volgens de Wet geluidhinder
De geluidbelasting op basis van de Wet geluidhinder mag in eerste instantie niet meer bedragen dan de voorkeurswaarden.
Voor nieuwe woningen in een binnenstedelijke situatie geldt een voorkeurswaarde van 48 dB voor het wegverkeer. De maximaal toegestane waarde is 63 dB voor de gemeentelijke wegen (50 km/u) in de omgeving. Voor deze wegen wordt op basis van artikel 110g Wet geluidhinder een aftrek van 5 dB op de berekende geluidsbelasting toegepast.
De A325 en de Pleijweg (N325) zijn autowegen. Volgens de Wet geluidhinder is voor het plangebied dan sprake van een buitenstedelijke situatie. De geluidsbelasting door de A325/N325 wordt getoetst aan een voorkeurswaarde 48 dB en een maximaal toegestane waarde van 53 dB. Er wordt een aftrek van 2, 3 of 4 dB toegepast, op basis van artikel 3.4 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.
Op een aantal locaties kan niet worden voldaan aan de voorkeurswaarde. Het is dan mogelijk om een hogere waarde vast te stellen van maximaal 63 dB voor binnenstedelijke situaties en maximaal 53 dB voor buitenstedelijke situaties.
Daarnaast kan op een aantal gevels van het entree gebouw ook niet worden voldaan aan deze maximale grenswaarden. Het gaat hierbij om de west-, zuid- en oostgevel van het entreegebouw. Deze gevels dienen in beginsel doof uitgevoerd te worden. Dove gevels worden in het kader van de Wet geluidhinder niet als gevels beschouwd en worden daarom niet getoetst aan de normen uit deze wet.
Volgens de definitie van de Wet geluidhinder zijn dove gevels, gevels waarin geen te openen delen aanwezig zijn en die een minimale geluidwering bezitten afhankelijk van de geluidbelasting.
Wanneer bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning door middel van een akoestisch onderzoek wordt onderbouwd dat de grenswaarden uit de Wet geluidhinder bij een woning niet overschreden wordt, dan kan van de verplichting tot het uitvoeren van een dove gevel worden afgeweken.
Naast de gevels die doof moeten worden uitgevoerd, bedraagt de maximale geluidbelasting 57 dB voor de binnenstedelijke situaties en 53 dB voor de buitenstedelijke situaties. Op basis hiervan kan daarom een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder worden vastgesteld. Voor het vaststellen van een hogere waarde moeten maatregelen zijn afgewogen. Deze afweging wordt hieronder beschreven.
Bron- en overdrachtsmaatregelen
Rijsnelheid
Het verlagen van de rijsnelheid op de A325, N325 en Nijmeegseweg is verkeerskundig niet gewenst, de wegen hebben een stroomfunctie. Als de rijsnelheid op de A325 of N325 zou worden verlaagd naar 50 km/uur, daalt de geluidsbelasting in het plangebied maar in beperkte mate. De maximale grenswaarde wordt nog steeds fors overschreden.
Wegdek
Op de A325 en de N325 ligt nabij het plangebied het referentiewegdek DAB. Op de Batavierenweg is het wegdek SMA-NL8 aanwezig. Deze wegdekken zouden vervangen kunnen worden door een dunne deklaag (geluidsreductie 2 dB tot 3 dB) over een lengte van 300 meter op alle rijbanen en rijstroken. Bij het kruispunt met verkeerslichten ontstaan wringende bewegingen door afremmende-, optrekkende en afslaande motorvoertuigen waardoor het wegdek eerder kapot wordt gereden dan bij een referentiewegdek: het toepassen van een dunne deklaag op een kruispunt is daardoor niet wenselijk.
Ook het vervangen van het wegdek op het De Monchyplein / Gelderse Rooslaan / Hazelaarstraat stuit om deze redenen op bezwaren.
In de nabije toekomst wordt het wegdek op de Nijmeegseweg vervangen door een stillere variant (SMA-NL8G+). Het verkeersbesluit voor aanpassing van het wegdek is nog niet officieel genomen en in de oorspronkelijke berekening (par. 4.3) is daarom nog uitgegaan van het huidige wegdek. De geluidbelasting na toepassing van het stillere wegdek is wel alvast inzichtelijk gemaakt. Deze bronmaatregel reduceert circa 2 dB ten opzichte van het huidige wegdek SMA-NL8. De geluidsbelasting is dan maximaal 56 dB inclusief aftrek.
Geluidschermen
Een geluidscherm langs de A325 heeft geen effect voor de geluidsbelasting in het plangebied.
Ruimte om een scherm te plaatsen tussen het appartementencomplex en de Batavierenweg/N325 is aanwezig: een scherm van 110 meter lang en 3 meter hoog op de bestaande geluidwal (dan een totale hoogte van 6 meter) is doorgerekend.
Het scherm schermt alleen de lagere bouwlagen af, voor de hogere bouwlagen heeft het scherm weinig tot geen effect. Het scherm heeft voor circa 5 appartementen een zodanig effect dat de geluidsbelasting vermindert tot 53 dB en geen gesloten gevel meer nodig is.
Het plaatsen van een scherm stuit op overwegende bezwaren.
Tussen de Nijmeegseweg en het plangebied kan een geluidscherm geplaatst worden. Een tweetal schermen met een totale lengte van 560 meter en 2,5 meter hoog vermindert de geluidsbelasting op de woningen en appartementen op de onderste bouwlaag (afname tot 10 dB). Op de derde bouwlaag vindt een afname van 1 dB tot 2 dB plaats maar blijft een overschrijding van de voorkeurswaarde aanwezig
Het plaatsen van een scherm stuit op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard en op het gebied van sociale veiligheid.
Afstand vergroting
Een grotere afstand tussen de nieuwbouw en deze wegen is niet mogelijk. Het plangebied biedt geen ruimte om een dermate afstand te hanteren waarbij aan de maximale grenswaarde wordt voldaan.
Conclusie
Hierboven is een integrale afweging gemaakt met betrekking tot het nemen van bron- en overdrachtsmaatregelen. Maatregelen stuiten op bezwaren van civieltechnische en stedenbouwkundige aard en/of zijn financieel niet doelmatig. Na deze afweging kan een hogere grenswaarde worden verleend. Hierbij moeten de eisen uit het Bouwbesluit met betrekking tot de geluidwering van gevels te allen tijde in acht worden genomen.
2. Toetsing aan de gebiedsgerichte aanpak volgens het beleidsplan Geluid
In augustus 2008 is het Beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het Beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2040. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe. In verband met de wijziging van de Wet geluidhinder op 1 januari 2007 is aanvullend op het beleidsplan Geluid op 27 maart 2007 de Nota Uitvoeringsbeleid hogere grenswaarden gemeente Arnhem vastgesteld door het college van B&W.
De gebiedsgerichte aanpak zoals opgenomen in het Beleidsplan Geluid is overgenomen in Nota Uitvoeringsbeleid. Dit beleid houdt in dat op basis van de uitgangspunten van het structuurplan 2040 gewerkt wordt met zeven gebiedstypen die elk een eigen ambitie hebben. Van deze ambitie kan na motivering afgeweken worden.
Gebiedstypering
Voor de Nijmeegseweg is het gebiedstype 'Stedelijke zone / Knooppunt' van toepassing. De ambitiewaarde voor dit gebiedstype komt overeen met de geluidklassen “(zeer) onrustig”. Het beleid kent ook een geluidsklasse 'incidenteel' en 'plafondwaarde'. Deze geluidsklassen wordt bij uitzondering toegepast in combinatie met daarbij vereiste akoestische compensatie.
In onderstaande tabel zijn de bij dit gebiedstype behorende ambitie-, incidentele en plafondwaarden weergegeven.
Tabel: Gemeentelijke ambitie- incidentele en plafondwaarden voor 'Stedelijke zone/ Knooppunt':
Bron | Ambitie zeer onrustig | Incidenteel lawaaiig | Plafond zeer lawaaiig |
Wegverkeer | 53 – 58 dB | 58- 63 dB | 63 – 68 dB |
De hoogste hogere waarden bedraagt 57 dB. Deze waarde valt in de categorie 'Zeer onrustig' en voldoet daarmee aan de ambitiewaarde van het geluidbeleid.
Cumulatie
Binnen het plan is sprake van relevante optelling door de geluidsbelasting van verschillende wegen: de hoogst berekende opgetelde waarde is 66 dB. Deze waarde is aanwezig op het appartementencomplex in het zuidelijk deel van het plangebied. Dit is inclusief de geluidbelastingen op de gevels die doof moeten worden uitgevoerd. De hoogste berekende opgetelde waarde op de overige woonblokken ligt tussen 61 dB en 63 dB.
Conclusie
De geluidbelasting voor de Nijmeegseweg voldoet aan het ambitieniveau van 58 dB voor wegverkeer zoals verwoord in het gemeentelijk beleidsplan. Bij de nadere uitwerking zal aan de voorwaarden uit de 'Nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarden gemeente Arnhem' voor de geluidsklasse 'zeer onrustig' moeten worden voldaan.
3. Beoordeling aan de hand van de Nota Uitvoeringsbeleid Hogere Grenswaarde
3a. Locatiespecifieke criteria
De onderstaande locatiespecifieke kenmerken worden in de overwegingen als positief aspect meegenomen.
- de Nijmeegseweg bevindt zich in de nabijheid van een bushalte;
- de nieuwbouw ter plaatse dient ter vervanging van bestaande bebouwing. Reeds gesloopt in 2012, het vigerende plan biedt nog wel bouwmogelijkheden voor deze woningen;
3b. subcriteria
De onderstaande criteria zijn conform de 'Nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarden gemeente Arnhem' bij de afweging betrokken. Het gaat om de criteria die horen bij de geluidklasse 'zeer onrustig'. Voor de bron- en overdrachtmaatregelen wordt verwezen naar de beoordeling aan de hand van de hoofdcriteria volgens de Wet geluidhinder.
In het stedenbouwkundig ontwerp is zoveel mogelijk rekening gehouden met de afscherming van het achterliggende gebied. De meest relevante criteria zijn als voorschriften aan dit omgevingsplan verbonden. Het gaat om de volgende criteria:
- Bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor een woning moet men door middel van een akoestisch onderzoek geluidwering gevels aantonen of wordt voldaan aan de eisen voor geluidwering uit het Bouwbesluit; Hierbij is expliciet opgenomen dat voor de geluidbelasting, conform het geluidbeleid, wordt uitgegaan van de cumulatieve geluidbelasting van alle wegen samen exclusief de aftrek volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder.
- er wordt minimaal een verblijfsruimte aan de geluidsluwe zijde gerealiseerd;
- bij woningen/appartementen wordt er minimaal 1 geluidsluwe buitenruimte gecreëerd (tuin
of balkon).
4. Eindconclusie
De geluidbelasting in het gebied voldoet aan het gemeentelijk beleid. Daarnaast is er sprake van stedenbouwkundige overwegingen om ter plaatse nieuwbouw te realiseren. Het verlenen van een hogere waarde waarbij voorschriften worden vastgelegd past binnen de kaders zoals deze zijn gesteld in de Wet geluidhinder en in de gemeentelijke beleidsnotities.