KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijventerrein
Artikel 7 Bos
Artikel 8 Centrum
Artikel 9 Gemengd
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Horeca
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Tuin
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen - 1
Artikel 18 Wonen - 2
Artikel 19 Leiding - Gas
Artikel 20 Leiding - Riool
Artikel 21 Waarde - Archeologie 1
Artikel 22 Waarde - Landschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 26 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
Artikel 28 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Gemeente Barneveld
2.2 Begrenzing Plangebied
2.3 Geldende Bestemmingen
2.4 Ontstaansgeschiedenis
2.5 Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Functies In Het Plangebied
3.2 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijk
4.2 Provincie
4.3 Waterschap Vallei En Eem
4.4 Gemeente
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Bodem
5.2 Cultuurhistorie
5.3 Ecologie
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Geluid
5.6 Geur
5.7 Leidingen
5.8 Luchtkwaliteit
5.9 Milieuzonering
5.10 Natuur En Landschap
5.11 Water
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Juridische Aspecten
6.2 Handhaving
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.2 Inspraak
8.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein
Bijlage 1 Externe Veiligheid
Bijlage 2 Onderzoek Geurcontouren
Bijlage 3 Aanvulling Onderzoek Geurcontouren
Bijlage 4 Kaart Geurcontouren
Bijlage 5 Kaart Geurcontouren Met Luchtfoto
Bijlage 6 Nota Inspraak En Overleg

Zwartebroek-Terschuur-De Glind

Bestemmingsplan - gemeente Barneveld

Onherroepelijk op 18-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet bestaande uit ambachtelijke en/of detailhandelsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.2 Aanbouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Afwijking

een afwijking zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onder sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.6 Agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een glastuinbouwbedrijf en een gebruiksgerichte paardenhouderij;

1.7 Ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waar overwegend door middel van handwerk producten worden vervaardigd, bewerkt, onderhouden of hersteld;

1.8 Archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.9 Avondhorecabedrijf

horecabedrijvigheid, waaronder geen restaurants en hotels zijn begrepen, welke naar aard en openingstijden zich in hoofdzaak richt op het in avond- en nachtelijke uren uitgaande publiek, zoals cafés, bars, discotheken, dancings en/of koffiehuizen of combinaties hiervan dan wel variaties op deze bedrijfsvoering.

1.10 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 Bebouwingspercentage

het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.12 Bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.15 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0203.1011-0004 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.17 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.19 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.20 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 Bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte;

1.22 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.24 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.25 Bouwmarkt

een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig artikelen in de bouwbranche ter verkoop worden aangeboden. Tot bouwmaterialen worden onder meer gerekend: bouwstoffen zoals cement, hout en bouwstenen, wand- en vloertegels, ijzerwaren, elektrisch installatiemateriaal alsmede sanitair-, badkamer- en keukeninrichtingsmaterialen, en doe-het-zelfproducten;

1.26 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 Bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.28 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 Dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.31 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.32 Dienstverlening

het verlenen van economische diensten aan derden;

1.33 Erf

bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is;

1.34 Extensief recreatief medegebruik

recreatief medegebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen. Voor het extensieve recreatief medegebruik is geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk, maar kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes;

1.35 Gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 Gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.37 Geluidsgevoelige functies

bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.38 Geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.39 Geluidsscherm

een geluidwerende voorziening in de vorm van bijvoorbeeld een scherm of een wal;

1.40 Geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.41 Hogere waarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit Geluidhinder;

1.42 Hoofdgebouw

een (deel van een) gebouw, dat vanwege zijn indeling en uiterlijke verschijningsvorm, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel of bouwvlak moet worden aangemerkt en waartoe eventuele uitbouwen, aanbouwen en bijgebouwen niet worden gerekend;

1.43 Horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties;

1.44 Hulpdiensten

Brandweer, politie en ambulance;

1.45 Jeugddorp

Maatschappelijke voorziening voor de opvang, (onder meer medische) begeleiding en huisvesting van uit huis geplaatste kinderen en jongeren, met inbegrip van onderwijs, ondergeschikte en onzelfstandigerecreatie, en de vorming van personeel en welzijnswerkers.

1.46 Kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.47 Kantoor- en/of praktijkruimte

een niet voor bewoning bestemd gedeelte van een woning of gebouw bij een woning, dat uitsluitend dient voor de uitoefening van beroepsactiviteiten van de bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied;

1.48 Kwetsbaar object

woningen, gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals kantoren, hotels en restaurants, winkels, kampeer- en andere recreatieterreinen en objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.49 Landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.50 Maaiveld

gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;

1.51 Maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.52 Nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.53 Natuur(wetenschappe)lijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.54 Omgevingsvergunning

Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.55 Ondergronds bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;

1.56 Overkapping

een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand;

1.57 Peil

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

1.58 Plan

het bestemmingsplan 'Zwartebroek-Terschuur-De Glind' van de gemeente Barneveld;

1.59 Productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.60 Recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.61 SBI-Code

Standaard Bedrijf Indelingscode van het Centraal Bureau voor Statistiek;

1.62 Seksinrichting

een terrein, gebouw, vaar- of voertuig waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.63 Staat van Bedrijfsactiviteiten

als bijlage(n) bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst(en) van bedrijven en instellingen;

1.64 Uitbouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.65 Uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.66 Uitwerking

een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.67 Verbeelding

De bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven;

1.68 Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

tankstation waar motorbrandstoffen, waaronder lpg, worden verkocht, eventueel met ondergeschikte detailhandel;

1.69 Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg

tankstation waar motorbrandstoffen, uitgezonderd lpg, worden verkocht, eventueel met ondergeschikte detailhandel;

1.70 Vloeroppervlak

grootte van de oppervlakte van een bouwlaag;

1.71 Voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw;

1.72 Voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

1.73 Voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.74 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.75 Wgh-inrichting

een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 1.1 derde lid van de Wet Milieubeheer en artikel 1 van de Wet geluidhinder en genoemd in bijlage I, onderdeel van het Besluit omgevingsrecht, zoals deze luiden op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.76 Wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.77 Woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 De hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;

2.8 De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk

onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren;

2.9 De oppervlakte van een overkapping

de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;

2.10 Het vloeroppervlak

boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren.

2.11 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders weergegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  2. b. hobbymatig agrarisch gebruik in de vorm van het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. openbare nutsvoorzieningen;
  2. d. recreatief medegebruik;
  3. e. infrastructurele voorzieningen;
  4. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. h. gebouwen;
  2. i. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken;
  3. j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. de verkeersveiligheid; en
    2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 ten behoeve van het bouwen van maximaal 100 m2 aan kassen.

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  2. b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. openbare nutsvoorzieningen;
  2. d. recreatief medegebruik;
  3. e. infrastructurele voorzieningen;
  4. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. h. gebouwen;
  2. i. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken;
  3. j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
    2. b. de verkeersveiligheid; en
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het vergraven en egaliseren van gronden;
    2. b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    3. c. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
    4. d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
    5. e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    6. f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
    7. g. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken;
    8. h. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
    9. i. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
    10. j. diepploegen, zijnde het extra diep - circa 0,4 m of meer - omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
    11. k. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken.
  2. 2. Het verbod uit het artikel 4.4, eerste lid sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
    2. b. het normale onderhoud betreffen;
    3. c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is ook het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
    Aanduiding Bedrijf SBI-code (2008) Maximale milieucategorie
    (sb-35) specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf </= 2.000 m2 41 / 42 / 43, nr. 1 3.1
    (sb-51) specifieke vorm van bedrijf - houtzagerij 16101 3.2
    (sb-1) specifieke vorm van bedrijf - overige groothandel 466 / 469 2
    (sb-30) specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek 162, nr. 0 3.2
    (vm) verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg 473 2
  2. b. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
Aanduiding Bedrijf
(nv) nutsvoorziening
(op) opslag

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, textiel, schoeisel en lederwaren, en huishoudelijke artikelen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. wegen, straten en paden;

met de daarbij behorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. tuinen, erven en terreinen;
  3. i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
  4. j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de goede milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.4 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m;
  4. 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.1, sub e, f en/of g mits de bereikbaarheid van de bebouwing voor hulpdiensten voldoende is gewaarborgd.
  5. 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. De opslag van goederen is niet toegestaan op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 5.2.1;
  2. 2. Per bedrijf mag de maximale oppervlakte in gebruik voor een onzelfstandig kantoor maximaal 40 procent van de bruto vloeroppervlakte van het bedrijf bedragen.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B, mits het geen Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen betreft.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie C dan wel daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven, mits:
    1. a. de gevolgen voor omliggende woningen niet onevenredig ongunstiger zijn dan de invloed van in artikel 5.1, sub a bedoelde bedrijven; en
    2. b. het functioneren van één of meer bedrijven, die reeds in de omgeving daarvan aanwezig zijn, niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1, sub b voor het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander bedrijf dan volgens de aanduiding op de verbeelding is toegestaan, mits dat bedrijf is genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B.
  4. 4. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen de bij het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen, dit met inachtneming dat een wijziging betrekking kan hebben op het toevoegen van soorten bedrijven, het afvoeren van soorten bedrijven en het wijzigen van de categorie-indeling van soorten bedrijven.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Bedrijf wordt gewijzigd in de bestemmingen Wonen - 1 en Tuin. Met inachtneming van de volgende regels:
    1. a. niet meer dan 1 woning per 300 m2 van het bestemmingsvlak 'Bedrijf';
    2. b. de woningen dienen georiënteerd te zijn op de weg;
    3. c. de voorgevel van de woning dient te staan in de voorgevelrooilijn van aansluitende bebouwing;
    4. d. de minimale perceelsbreedte per woning 14 m en de minimale diepte 23 m bedraagt;
    5. e. de omvang en de goot- en bouwhoogte dient aan te sluiten bij de omvang en goot- en bouwhoogten in de directe omgeving van het perceel;

na wijziging is het bepaalde in artikel Wonen - 1 en artikel Tuin van overeenkomstige toepassing;

    1. a. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
    2. b. aangetoond dient te worden dat de woningen passen binnen de gemeentelijke woningbouwprogrammering;
    3. c. voldaan wordt aan alle geldende milieukwaliteitseisen, zo:
      • moet de kwaliteit van de bodem geschikt zijn voor de beoogde functie; en
      • mag de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
      • moet worden voldaan aan de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij;
    4. d. gegarandeerd is dat de door de gemeente gemaakte grondexploitatiekosten op de particuliere grondeigenaren binnen het te exploiteren gebied verhaald worden;
    5. e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de woonsituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijven tot en met categorie 2 uit bijlage 2;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen is ook het specifieke met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan:
Aanduiding Bedrijf SBI-code (2008) Maximale milieucategorie
(sbt-7) specifieke vorm van bedrijventerrein - metaalbewerkende industrie < 200 m2 2562, nr. 2 3.1
(sbt-13) specifieke vorm van bedrijventerrein - reinigingsbedrijf 812 3.1

met dien verstande dat Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn uitgesloten;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. productiegebonden detailhandel;

met de daarbij behorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. terreinen;
  3. i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede milieusituatie;
    3. c. de verkeersveiligheid;
    4. d. de sociale veiligheid;
    5. e. de brandveiligheid;
    6. f. de externe veiligheid; en
    7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

6.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.1 en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwvlak wordt vergroot tot maximaal 100%;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.1, sub c, d en/of e mits de bereikbaarheid van de bebouwing voor hulpdiensten voldoende is gewaarborgd.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.1 en toestaan dat de bouw- en/of goothoogte van een gebouw, zoals weergegeven op de verbeelding, word(en) vergroot met maximaal 3 m;
  4. 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
  5. 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m;
  6. 6. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. De opslag van goederen is niet toegestaan op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 6.2.1, sub c, d en e.
  2. 2. Per bedrijf mag de maximale oppervlakte in gebruik voor een onzelfstandig kantoor maximaal 40 procent van de bruto vloeroppervlakte van het bedrijf bedragen.
  3. 3. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' mag de perceelsoppervlakte per bedrijf niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in artikel 6.1 bedoelde bedrijven, mits het geen Wgh-inrichtingen betreft;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.1 ten behoeve van de vestiging van Wgh-inrichtingen;
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.1 ten behoeve van de vestiging van Bevi-inrichtingen;
  4. 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.1 ten behoeve van de vestiging van een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg met een doorzet van meer dan 1.000 m3 per jaar
  5. 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.1 ten behoeve van bedrijven die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van één hogere categorie zijn, mits omliggende woningen en bedrijven niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
  6. 6. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.1 ten behoeve van bedrijven die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van één lagere categorie zijn, mits het functioneren van omliggende bedrijven niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
  7. 7. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.1 en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
    1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
    2. b. detailhandel in volumineuze goederen;
    3. c. bouwmarkten;
    4. d. detailhandel in meubelen en woninginrichting;

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het kernwinkelapparaat en wijkwinkelvoorzieningen;

  1. 8. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de milieusituatie;
    3. c. de verkeersveiligheid;
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. paden en wegen;
  2. d. waterlopen en waterpartijen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

7.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
    2. b. de verkeersveiligheid; en
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2 voor de bouw van gebouwen ten behoeve van onderhoud zoals houtloodsen en bergingen, met een maximale oppervlakte van 30 m2 en een maximale goothoogte van 2,5 m en met inachtneming van het volgende:

  1. 1. het aantal gebouwen bedraagt maximaal één per 100 ha bos;
  2. 2. het afwijken van de bouwregels kan slechts indien de noodzaak wordt aangetoond voor het oprichten van een gebouw uit oogpunt van het op handhaving van de bestemming gerichte beheer;
  3. 3. het afwijken van de bouwregels kan niet indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden en hieraan door het nemen van maatregelen niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
    2. b. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen.
  2. 2. Het verbod uit artikel 7.5, eerste lid sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. het normale onderhoud betreffen;
    2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 8 Centrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' en alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' ook voor detailhandel volumineus;
  3. c. horeca (niet zijnde avondhorecabedrijven), uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten';
  4. d. dienstverlening, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten';
  5. e. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. wegen en paden;
  2. g. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. gebouwen;
  2. i. tuinen, erven en terreinen;
  3. j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie;
    3. c. de verkeersveiligheid;
    4. d. de sociale veiligheid; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

8.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  3. 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal woningen' is weergegeven;
  2. 2. Woningen zijn niet toegestaan op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s) van het gebouw, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  3. 3. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is geen detailhandel toegestaan;
  4. 4. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' is geen horeca toegestaan;
  5. 5. Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten' is geen dienstverlening toegestaan;
  6. 6. Voor zover detailhandel, dienstverlening dan wel horeca niet expliciet zijn uitgesloten, zijn deze functies alleen toegestaan op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - verdieping', want daar zijn deze functies ook op de verdieping toegestaan.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.5 en toestaan dat het aantal woningen wordt vergroot.
  2. 2. Het afwijken kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie;
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
    6. f. aangetoond dient te worden dat de woningen passen binnen de gemeentelijke woningbouwprogrammering;
    7. g. alsmede dat voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is gewaarborgd.

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' voor detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen,want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorziening toegestaan;
    aanduiding Detailhandel
    (su) supermarkt
    (tc) tuincentrum
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' voor dienstverlening;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
  3. h. tuinen, erven en terreinen;
  4. i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

9.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  3. 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal woningen' is weergegeven;
  2. 2. Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' mag het aantal kantoren niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal' is weergegeven;
  3. 3. Opslag ten behoeve van binnen de bestemming Gemengd toegelaten functies is niet toegestaan buiten het bouwvlak, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'opslag' want daar is opslag tot een hoogte van 2,5 m toegestaan;
  4. 4. Ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' mag de maximum oppervlakte ten behoeve van het congrescentrum niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' op de verbeelding is weergegeven.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. waterlopen, waterpartijen en waterberging;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. verhardingen;
  2. g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 4 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' want daar geldt de maximale bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  3. 3. De bouwhoogte van een geluidsscherm mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven;
  4. 4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, behoudens palen en masten waarvoor een maximale bouwhoogte van 9 m geldt.

10.3 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.1 ten behoeve van het aanleggen van in- en uitritten om aangrenzende gebouwen en terreinen te kunnen bereiken en verlaten. De breedte van een in- en uitrit mag niet meer dan 4 m bedragen.
  2. 2. Het afwijken kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid; en
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin'.

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecavoorzieningen, met uitzondering van avondhorecabedrijven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - avondhorecabedrijf' ook voor avondhorecabedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
  3. h. tuinen, erven en terreinen;
  4. i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

11.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  3. 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Voor zover de gronden, als bedoeld in artikel 11.1, niet zijn bebouwd mogen daarop uitsluitend tuinen en erven worden aangelegd en mogen deze gronden uitsluitend als tuinen en erven worden gebruikt.
  2. 2. Het is niet toegestaan een bedrijfswoning die onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw te situeren op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s).

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11.1 ten behoeve van het gebruik van avondhorecabedrijven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de sociale veiligheid; en
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende maatschappelijke voorziening toegestaan;
aanduiding Maatschappelijke voorzieningen
(sm-5) specifieke vorm van maatschappelijk - jeugddorp
(brk) brandweerkazerne

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. speelvoorzieningen;
  5. f. water;

met de daarbij behorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
  3. i. tuinen, erven en terreinen;
  4. j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

12.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.2.1 voor verhoging van gedeelten van het hoofdgebouw, die om technische redenen boven het dakvlak moeten uitsteken, mits:
    1. a. het bewuste gedeelte niet meer dan 3 m hoger is dan de op de verbeelding weergegeven bouwhoogte; en
    2. b. de te verhogen gedeelten maximaal 10% van de oppervlakte van de het hoofdgebouw beslaan.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  4. 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.1 voor het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een andere maatschappelijke voorziening, mits vanuit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.1, voor ondergeschikte detailhandel en horeca die is gerelateerd aan de maatschappelijke voorziening die is aangeduid op de verbeelding, mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. water;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. gebouwen, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine;
  2. h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
  3. i. tuinen, erven en terreinen;
  4. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

13.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 13.2.4 voor de bouw van tribunes, mits:
    1. a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m;
    2. b. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 5% van het bestemmingsvlak.
  2. 2. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Tuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. verharding, waaronder in- en uitrit;

met de daarbij behorende:

  1. c. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. uitbouwen en/of balkons van een hoofdgebouw dat op aangrenzende gronden is gelegen.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie
    3. c. de verkeersveiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

14.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14.2.2 voor het (deels) bouwen van een overkapping van maximaal 18 m2 mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14.2 ten behoeve van het bouwen van kleine bouwwerken, zoals een prieel, plantenkas, hondenkennel, volière of houtberging met in acht name van de volgende bepalingen:
    1. a. de gezamenlijke oppervlakte van kleine bouwwerken op gronden van één bouwperceel mag niet meer dan 10 m² bedragen;
    2. b. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14.2, ten behoeve van het bouwen van trappenhuizen, liftschachten en portieken bij gestapelde woningen, als bedoeld in artikel 14.1, met in acht name van de volgende bepalingen:
    1. a. de goothoogte van een trappenhuis en van een liftschacht mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de gestapelde woningen waaraan zij worden gebouwd, vermeerderd met 3 m;
    2. b. de goothoogte van een portiek mag niet meer dan 3 m bedragen.
  4. 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  5. 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen waarbij geldt dat wegen uit maximaal 2 rijstroken (2x1) dienen te bestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'aantal rijstroken' want daar geldt dat het aantal rijstroken niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is weergegeven; ;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  5. e. bermen;

met de daarbij behorende:

  1. f. alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' ook voor een overkapping;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. de verkeersveiligheid;
    2. b. de sociale veiligheid; en
    3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

15.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 15.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken tot een bouwhoogte van 10 m;
  2. 2. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin'.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

16.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

Artikel 17 Wonen - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woning (niet zijnde gestapelde woningen);
  2. b. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoor- en/of praktijkruimte' ook voor kantoor- en/of praktijkruimte;

met de daarbij behorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  3. f. tuinen, erven en parkeerplaatsen;
  4. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie;
    3. c. de verkeersveiligheid;
    4. d. de sociale veiligheid; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

17.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 17.2.1 ten behoeve van het situeren van de voorgevel van een woning tot ten hoogste 5 m uit de bedoelde grens van een bouwvlak.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 17.2.1 en toestaan dat de goothoogte van een woning, zoals weergegeven op de verbeelding, word(en) vergroot met maximaal 3 m.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 17.2.2 en toestaan dat de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen maximaal 30% bedraagt.
  4. 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
    1. a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    4. d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
  2. 2. De maximale oppervlakte van de kantoor- en/of praktijkruimte per woning bedraagt 100 m2 ter plaatse van de aanduiding 'kantoor- en/of praktijkruimte'.

17.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de voorgeschreven bouwwijze als bedoeld in artikel 17.2.1 komt te vervallen, de situering en de vorm van de op de verbeelding weergegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden weergegeven, mits:

  1. 1. de geluidbelasting door het verkeer op geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de woonsituatie;
    3. c. de verkeersveiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 18 Wonen - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gestapelde woningen;

met de daarbij behorende:

  1. b. gebouwen met bijbehorende trappenhuizen, liftschachten en portieken
  2. c. bijgebouwen;
  3. d. tuinen, erven en parkeerplaatsen;
  4. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie;
    3. c. de verkeersveiligheid;
    4. d. de sociale veiligheid; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 26.1 van toepassing.

Artikel 19 Leiding - Gas

Artikel 29 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een (ondergrondse) aardgasleiding.

19.2 Bouwregels

Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald artikelen niet worden gebouwd, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van het leidingbeheer, met, indien het een gebouw betreft, een maximale bebouwde oppervlakte van 40 m2 en een maximale bouwhoogte van 4m.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 19.2 voor het oprichten van enig bouwwerk na schriftelijke instemming van de leidingbeheerder.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    2. b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. d. diepploegen;
    5. e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    6. f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    7. g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    8. h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    9. i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  2. 2. Het verbod uit artikel 19.4,eerste lid sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. het normale onderhoud betreffen;
    2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een rioolpersleiding.

20.2 Bouwregels

Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwtjes ten behoeve van het leidingbeheer, met per gebouw een maximale bebouwde oppervlakte van 100 m2 en een maximale bouwhoogte van 4 m.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 20.2 voor wat betreft het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de rioolpersleiding en na schriftelijke instemming van de leidingbeheerder.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    2. b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. d. diepploegen;
    5. e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    6. f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    7. g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    8. h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    9. i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  2. 2. Het verbod uit artikel 20.4,eerste lid sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. het normale onderhoud betreffen;
    2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

21.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 10.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.
  2. 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat op deze gronden, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen en in het eerste lid is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd:
    1. a. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' meer dan 1.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
    2. b. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' meer dan 250 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
    3. c. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - historische kern' meer dan 100 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
    4. d. voor zover de ondergrondse bouwdiepte bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde' meer dan 0,3 m bedraagt.
  3. 3. Als artikel 21.1 dan wel 21.2 van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - indien:
    1. a. de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige;
    2. b. Indien uit het in het eerste lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het afwijken van de bouwregels zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken op voorwaarde dat:
      • technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; en/of
      • opgravingen worden verricht en daarvan rapportage wordt gedaan; en/of
      • een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van 10.000 m2:
    1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    2. b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    3. c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
  2. 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals genoemd in artikel 21.3, lid 1, sub a, b en c:
    1. a. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 1.000 m2;
    2. b. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 250 m2;
    3. c. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - historische kern' over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
    4. d. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde'.
  3. 3. Het in artikel 21.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    3. c. de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.

Artikel 22 Waarde - Landschap

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van monumentale bomen dan wel houtsingels.

22.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  3. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat alleen zitbanken mogen worden opgericht.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Landschap' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    1. a. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
    2. b. het aanleggen van verhardingen;
    3. c. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
    4. d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m ten opzichte van het maaiveld;
    5. e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    6. f. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
  2. 2. Het in artikel 22.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
    1. a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn;
    2. b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten.
  2. 2. Het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in het eerste lid, kan niet indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de afwijking van de bouwregels kan worden voorkomen.

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

25.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad:

  1. 1. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
  2. 2. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Artikel 26 Algemene Procedureregels

26.1 Procedure bij het stellen van nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg;
  3. 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
  4. 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Zwartebroek-Terschuur-De Glind' van de gemeente Barneveld.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld

d.d. tot vaststelling.

Mij bekend,

de griffier.

Hoofdstuk 1 Inleiding

De gemeenteraad heeft in juli 2007 het plan van aanpak voor de actualisering van de bestemmingsplannen vastgesteld. Het betreffen alle huidige bestemmingsplannen gelegen in de kernen van de gemeente Barneveld.

Voorliggend bestemmingsplan omvat de kernen Zwartebroek, Terschuur en De Glind. Met dit bestemmingsplan wordt een aanzienlijk aantal bestemmingsplannen herzien. Dit bestemmingsplan is voor een groot deel beheersgericht. Dat wil zeggen dat de in het geldende bestemmingsplan toegekende bestemmingen worden overgenomen. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de komende tien jaar wordt bevroren.

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Deze wet verplicht gemeenten (net als de voorgaande wet) om een bestemmingsplan binnen tien jaar te herzien. In de nieuwe wet is daarnaast de verplichting opgenomen om een bestemmingsplan digitaal beschikbaar te stellen.

In de gemeente Barneveld gelden veel bestemmingsplannen die verschillen van systematiek en opzet. Het merendeel van deze bestemmingsplannen is ouder dan tien jaar. Daarnaast zijn in de loop van de jaren ook veel projecten gerealiseerd op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud).

Om te kunnen voldoen aan de bepalingen van de wet, actualiseert de gemeente de bestemmingsplannen. Met deze actualisering worden alle oude bestemmingsplannen binnen de bebouwde kom herzien. De gemeente ziet de actualisering als een geschikte gelegenheid om de verschillende ontwikkelingen waarvoor planologische procedures zijn gevolgd te verwerken in de bestemmingsplannen. Met de actualisering wordt tevens een grote uniformiteit tussen de plannen onderling aangebracht en wordt voldaan aan de digitaliseringplicht (artikel 1.2.1 lid 1, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening).

Met de actualisering wordt het totaal aantal bestemmingsplannen in de gemeente teruggebracht. Het terugbrengen van het aantal bestemmingsplannen vindt onder andere plaats door bundeling van ruimtelijk-functioneel gelijke gebieden. Het negende plan dat in het kader van de actualisering wordt opgesteld is voorliggend bestemmingsplan “Zwartebroek-Terschuur-De Glind”.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Gemeente Barneveld

De gemeente Barneveld maakt, samen met de andere gemeenten uit de Gelderse Vallei, deel uit van de schil van de oprukkende Randstad. Aan de oostzijde van de gemeente ligt een deel van het grondgebied in het Veluwemassief.

De gemeente wordt doorkruist door twee autosnelwegen, de rijksweg A1 in oostwestelijke richting en de Rijksweg A30 in noordzuidelijke richting. In de nabijheid van het knooppunt van deze twee wegen ligt het gebied Barneveld-Harselaar-Voorthuizen. Veruit de meeste inwoners van de gemeente Barneveld wonen en werken in dit gebied. Harselaar kan gezien worden als het bedrijventerrein van de gemeente. De grootste kernen zijn Barneveld en Voorthuizen. Kootwijkerbroek, Garderen, Terschuur, Zwartbroek, Stroe, Kootwijk en De Glind zijn de overige kernen van de gemeente Barneveld.

Voorliggend bestemmingsplan betreft de actualisering van alle bestemmingsplannen binnen de kernen Zwartebroek, Terschuur en De Glind.

2.2 Begrenzing Plangebied

Zwartebroek

De grens van het plangebied in de kern Zwartebroek loopt in het westen langs de Rondweg, waarna in het noordwesten de grens afbuigt langs de Damweg om vervolgend weer langs deze zelfde Damweg richting de Platanenstraat te lopen. Daarna ligt de grens vrijwel parallel aan deze laatstgenoemde Platanenstraat, waar ook nog de Wielweg wordt overgestoken. In het oosten loopt de grens dan tot aan de Vossenweg om daarna langs de Eendrachtstraat naar het zuiden af te buigen. De grens loopt dan weer langs de Eendrachtsstraat naar boven toe om richting het westen langs de Albert v. Meerveldstraat, de Jan Landmanstraat, de Dominee L.W. Mulderstraat en de Platanenstraat weer aan te sluiten aan de Rondweg. De zwarte lijn in afbeelding 1 geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0004.png"

Afbeelding 1 Plangebied Zwartebroek

Terschuur

Het plangebied in Terschuur wordt in het noorden afgebakend door de Hoevelakensebeek, waarna de grens in het noordoosten afbuigt langs de Reijer Bronstraat en vervolgens parallel aan de Eendrachtstraat naar het zuiden loopt. De grens loopt vervolgens langs de Hoevelakenseweg nog verder naar het oosten om bij de Tolboomweg richting het zuiden af te buigen tot aan de Rijksweg A1. In het zuiden volgt de grens dan de Rijksweg A1. In het oosten loopt de grens dan vanaf de Rijksweg A1 richting de Hoevelakenseweg, waarna de grens langs de sportvelden weer aansluit bij de Hoevelakensebeek. In afbeelding 2 wordt de ligging van het plangebied weergegeven door de zwarte lijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0005.png"

Afbeelding 2 Plangebied Terschuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0006.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0007.jpg"

Afbeelding 3 Tolboomweg Afbeelding 4 Hoevelakenseweg

De Glind

In de kern De Glind wordt het plangebied aan de oostzijde begrensd door de Schoonderbekerweg. In het noorden loopt de grens parallel aan de bebouwing van de kern richting Rudolphlaan en de Geleijensestraat om vervolgens naar het zuiden af te buigen. Daar volgt de grens van het plangebied de Postweg richting het oosten. Langs de Ringlaan loopt de grens dan naar het zuiden, waar ter hoogte van Manege Zwanenburg de grens naar het westen ligt. De grens loopt dan weer langs de Ringlaan naar het noorden toe waar het vervolgens bij de Postweg een knik maakt naar het oosten. Daar sluit de grens weer aan bij de Schoonderbekerweg. In afbeelding 5 wordt de grens van dit plangebied aangegeven middels de zwarte lijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0008.png"

Afbeelding 5 Plangebied De Glind

2.3 Geldende Bestemmingen

Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisering van alle bestemmingsplannen binnen het plangebied Zwartebroek-Terschuur-De Glind. Dit houdt in dat de volgende bestemmingsplannen worden herzien.

Nr. Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd
De Glind
95 De Glind + gh Voorschriften 28-6-1994 27-2-1995
510 Rudolphlaan I 9-7-2007 -
1033 Ringlaan I 27-10-2009 -
Terschuur
16 Hoevelakenseweg III 9-9-1997 6-3-2001
82 Terschuur-dorp 1995 30-1-1996 7-8-1996
153 Hoevelakenseweg IV 18-2-2003 27-5-2003
362 Hoevelakenseweg 136 22-11-2005 6-6-2006
387 Blankenhoef 26-4-1994 1-9-1994
505 Hoevelakenseweg I 3-4-2007 -
1097 Hoevelakenseweg VI 24-05-2011 -
Zwartebroek
1 Buitengebied 2000 30-10-2001 10-06-2002
3 Platanenstraat II 15-5-2001 3-7-2001
4 Albert van Meerveldstraat I 23-5-2000 30-6-2000
10 Zwartebroek-dorp 1996 25-3-1997 21-10-1997
224 Platanenstraat III 24-9-2002 6-2-2003
290 Buitengebied 1983 17-4-1984 16-6-1985
830 Eendrachtstraat I 27-10-2010 -
1033 Rondweg I 01-03-2011 -

Tabel 1 Geldende bestemmingsplannen

2.4 Ontstaansgeschiedenis

Zwartebroek

Het dorp Zwartebroek is ontstaan als gevolg van de veenontginning in de 12e eeuw. Het kaarsrechte wegenpatroon geeft duidelijk de ontginningsmethoden weer. De bebouwing is als vanouds geconcentreerd langs de hoofdwegen, te weten de Platanenstraat met verschillende uitbreidingen aan zijwegen, zoals de Damweg en de Eendrachtsstraat. In de loop van de jaren heeft Zwartebroek zich echt als “kern” ontwikkeld en is nieuwbouw ontstaan aan de zuid- en noordoostzijde van de Platanenstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0009.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0010.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0011.png"

1911 1962 2011

Terschuur

De kern Terschuur dankt zijn bestaan aan de oude Hessenweg van Amsterdam over Amersfoort naar Deventer, waar in vroegere tijden nog tol moest worden betaald. De pachters woonden waarschijnlijk in het huis “Terschuur”. Net als in Zwartebroek concentreerde de bebouwing zich vooral langs één straat, in het geval van Terschuur is dit de Hoevelakenseweg. Verdere bebouwing heeft vooral in het gebied tussen deze Hoevelakenseweg en de Eendrachtstraat plaatsgevonden. De komst van de belangrijke verkeers- en vervoersassen Rijksweg A1 en de spoorweg Amersfoort-Apeldoorn heeft ervoor gezorgd dat het dorp in feite in tweeën in gespleten. Dit heeft de ontwikkeling van vooral het zuidelijke deel van het dorp belemmerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0012.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0013.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0014.png"

1909 1962 2011

De Glind

Vanouds staat de kern De Glind bekend als jeugddorp. De kern is echter heel wat ouder dan men denkt en dankt de naam aan het huis “De Glinthorst”. In het jaar 1911 koos ds. R.J.W. Rudolph (1862-1914) deze plaats om te starten met de opvang van kinderen die niet in het ouderlijk milieu konden opgroeien. Deze opvang van jeugdigen bepaalt ook in hoge mate de ruimtelijke inrichting van het dorp. Door de verschillende zorgboerderijen en de pleeggezinwoningen, met een meer dan gemiddelde oppervlakte en inhoud, kan men spreken van een ruime opzet. Het unieke karakter van dit dorp wordt dan ook gekenmerkt door gestrooide bebouwing, omspoeld door groen.

Overigens hebben niet alle inwoners van De Glind een directe band met het jeugddorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0015.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0016.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0017.png"

1909 1962 2011

2.5 Ruimtelijke Structuur

Zwartebroek

Het dorp is van oorsprong ontstaan in de vorm van lintbebouwing, waardoor de oudste gebouwen zich ook aan de hoofdwegen bevinden. Hoofdzakelijk zijn hier vrijstaande panden op ruime percelen te vinden. De ruimtelijke structuur van de kern Zwartebroek is historisch zo gevormd dat concrete functiescheiding en een eenduidige structuur niet terug te vinden is. Een duidelijk 'centrumgevoel' kent het dorp dus ook niet. In het dorp liggen de bestemmingen met bedrijfsdoeleinden, dan wel maatschappelijke doeleinden of detailhandel en dienstverlenende doeleinden zeer verspreid door de kern, maar in de meeste gevallen wel aan één van de hoofdwegen van het dorp. Zo liggen zowel de kerk, het dorpshuis als de scholen aan de Eendrachtstraat. Zoals in paragraaf 2.3 vermeld is de bebouwing vooral ontstaan langs de Platanenstraat en de Eendrachtstraat. Richting het zuiden kenmerkt het plangebied zich door een meer open en agrarisch gebied. Woonvoorzieningen hebben zich vooral ontwikkeld aan de zuid- en noordoostzijde van de Platanenstraat. In afbeelding 6 staat de ruimtelijke structuur van Zwartebroek nogmaals in een schets weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0018.png"

Afbeelding 6 Ruimtelijke Structuurschets Zwartebroek

Terschuur

Vroeger kon Terschuur nog worden gezien als een dorp getypeerd door lintbebouwing. Dit is echter al enige tijd niet meer aan de orde. Door onder andere de komst van de Rijksweg A1 en de spoorlijn is de structuur van het dorp sterk gewijzigd. Dit heeft, zoals vermeld in paragraaf 2.3, grote invloed gehad op de verdere ontwikkeling van het dorp. Vooral het zuidelijke deel is qua ontwikkeling achtergebleven bij het noordelijke deel. In laatstgenoemde is vooral na de tweede wereldoorlog begonnen met het bouwen van verschillende buurtjes, met name gevestigd in het gebied tussen de Hoevelakenseweg en de Eendrachtstraat. Deze buurtjes hebben een monofunctioneel karakter. Er bestaat dus een vrij duidelijke functiescheiding in deze kern. De bestemmingen met bedrijfsdoeleinden, alsmede ook horecadoeleinden en bestemmingen met detailhandel en dienstverlening, concentreren zich met name aan de Hoevelakenseweg waar deze het dichtst de Rijksweg A1 nadert. Verder heeft zich ook aan de oostkant van de kern enige bedrijfsontwikkeling voorgedaan. Bestemmingen met een maatschappelijke functie hebben zich vooral geconcentreerd aan de noordzijde van het dorp. Vooral aan de rand, vooral aan de westzijde, bevinden zich gronden met agrarische doeleinden en woningen met grote tuinen, waardoor er juist in deze gedeelten van het dorp een meer open karakter is ontstaan. In afbeelding 7 wordt dit alles in een structuurschets weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0019.png"

Afbeelding 7 Ruimtelijke Structuurschets Terschuur

De Glind

In paragraaf 2.3 kwam al het ruime karakter van de kern De Glind naar voren. Het ruim opgezette dorp wordt gekenmerkt door grote, ruime percelen en zichtbare openheid. De ruimtelijke structuur van het dorp heeft natuurlijk alles te maken met de opvang van jeugd in deze plaats. Aan zowel de Schoonderbekerweg als aan het begin van het dorp aan de oostkant zijn enkele reguliere woningen gelegen. Overige woningen in de kern hebben veelal een functie met betrekking tot het 'jeugddorp'. Bestemmingen met de doeleinden bedrijvigheid en horeca- en detailhandeldoeleinden zijn in deze kern niet zozeer aanwezig. Enige bedrijvigheid in de vorm van een sloopbedrijf bevindt zich in het zuiden van het plangebied. Verschillende maatschappelijke voorzieningen, zoals een kerk en een aantal scholen zijn meer in het centrum van de kern gevestigd. Grote delen van het plangebied worden echter als 'overig beschreven' (Afbeelding 8 Ruimtelijke Structuurschets De Glind). Daarbij moet men denken aan stukken openbaar groen, recreatievoorzieningen en grote stukken grond met agrarische bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0020.png"

Afbeelding 8 Ruimtelijke Structuurschets De Glind

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Het bestemmingsplan Zwartebroek-Terschuur-De Glind is een beheersgericht plan. De geldende bestemmingen worden voor het overgrote deel in dit bestemmingsplan overgenomen en vertaald conform de SVBP2008. In de voorbereiding van bestemmingsplan Zwartebroek-Terschuur-De Glind is aan het licht gekomen dat in het plangebied op sommige plekken de feitelijke situatie (illegale bouw en/of gebruik) niet in overeenstemming is met de vigerende plannen. Ingeval geen concreet zicht op legalisatie bestaat (door middel van een afzonderlijke planologische procedure), is de geldende bestemming overgenomen.

Eén locatie is buiten het plan gelaten. Op deze locatie vindt een ontwikkeling plaats waarvoor een aparte planologische procedure wordt gevoerd. Deze procedure is nog niet afgerond, waaardoor de ontwikkeling nog niet meegenomen kan worden in het bestemmingsplan Zwartebroek-Terschuur-De Glind. Het betreft de locatie Tolboomweg 16.

3.1 Functies In Het Plangebied

Zwartebroek

Zoals ook is aangegeven in paragraaf 2.5 kent Zwartebroek geen duidelijke functiescheiding. Bedrijvigheid, zoals een motorhandel aan de Eendrachtstraat, een houtzagerij aan de Platanenstraat en een garagebedrijf aan de Rondweg, bevinden zich verspreid in dit gebied. Dit geldt ook voor de maatschappelijke voorzieningen welke zich echter redelijk concentreren aan de oostkant van de kern. Zo staan er twee kerken, een dorpshuis en enkele medische voorzieningen aan de Eendrachtstraat. Dichtbij zijn ook een school en een brandweergarage gevestigd. Aan de Platanenstraat is tevens een café gevestigd. Met een aantal agrarische bedrijven aan de Eendrachtstraat en verschillende detailhandel en dienstverleningszaken in het zuiden en oosten van Zwartebroek kan men spreken van een zeer gemengde functiespreiding in dit deel van het dorp.

Woningen met bijbehorende functies zoals tuin en verkeer worden als zodanig bestemd. De grootste woningconcentraties bevinden zich in het zuidoosten/oosten van de kern. Verspreid in de woonwijken en langs de hoofdwegen liggen een aantal groenstroken en speelveldjes (bijvoorbeeld aan de Albert van Meerveldstraat en de Jan Landmanstraat). Deze groenbestemmingen dienen ook in het nieuwe plan behouden te worden. Bouwen op deze plekken is dan ook niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0021.png"
Afbeelding 9 Albert van Meerveldstraat

Terschuur

Meer dan in Zwartebroek kent Terschuur een duidelijke functiescheiding. Bedrijvigheid concentreert zich vooral langs de Hoevelakenseweg. Daar zijn onder andere een groothandel, een taxibedrijf, een bouwbedrijf, een timmerbedrijf gevestigd. Verdere bedrijvigheid is te vinden aan de Eendrachtstraat en op het bedrijventerreintje aan de Tolboomweg. Verder zijn er in het centrum (Hoevelakenseweg) ook nog een detailhandelsvestiging en enkele horecazaken gevestigd waardoor dit gebied een meer multifunctioneel karakter krijgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0022.png"
Afbeelding 10 Ned. Herv. basisschool "De Zaaier"

Overige bebouwing bestaat veelal uit woningen en deze concentreren zich in het noordelijke deel van de kern. Verder zijn in dit deel van het dorp ook nog een school (Sandersstraat), een sportvereniging en een politiepost gevestigd (beiden aan de Van de Bleekstraat). In de woonbuurtjes en langs de hoofdwegen bevinden zich ook groen- en tuinbestemmingen welke behouden dienen te blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0023.png"
Afbeelding 11 Hendrik van de Craatstraat

Vooral aan de westkant van de kern bevinden zich nog enkele agrarische bedrijven.

De Glind

In De Glind is functiescheiding een ander verhaal dan bij de andere twee kernen van het plan Zwartebroek-Terschuur-De Glind. Dit in eerste instantie vanwege de eerder aan bod gekomen 'Jeugddorp'-functie. De bijbehorende gebouwen en kavels bevinden zich veelal in het centrum van het dorp aan de Rudolphlaan en de Schoonderbekerweg. De meeste reguliere woningen met bijbehorende functies bevinden zich aan de westzijde van het dorp aan de Schoonderbekerweg, maar ook aan de oostzijde van het dorp aan de Postweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0024.png"
Afbeelding 12 Jeugddorp De Glind

Bedrijvigheid vind plaats in het zuiden van het plangebied in de vorm van een sloopbedrijf van bouwwerken aan de Ringlaan. Verder bevinden zich verspreid door het dorp nog een kerk, een school, een detailhandel- en dienstverleningsvestiging, verschillende groen- en watervoorzieningen, speelplekken, een manege en een aantal nutsvoorzieningen. Daardoor krijgt De Glind het karakter van een dorp met een sterke functiemenging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0025.png"
Afbeelding 13 Kerk Rudolphlaan

3.2 Ontwikkelingen

Ondanks dat het plan beheersgericht is, worden kleinschalige ontwikkelingen wel toegestaan. Dit zijn kleine ontwikkelingen die geen (negatieve) invloed hebben op de omgeving. De ontwikkelingen die worden toegelaten zijn bijvoorbeeld het toestaan van andere bedrijvigheid op locaties waar al een bedrijf of maatschappelijke functie is gevestigd. Het andere bedrijf dat wordt toegestaan moet dezelfde, of een lagere milieu categorie hebben.

Een andere ontwikkeling die mogelijk gemaakt wordt, is het wijzigen van het bestemmingsplan. Met een wijziging van het bestemmingsplan kan de bestemming Bedrijf worden gewijzigd in de bestemming Wonen en/of Tuin. In dit bestemmingsplan is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van de bestemming Groen in de bestemming Tuin. Dit is bedoeld voor bewoners die een stuk groen van de gemeente kopen en deze bij de tuin willen betrekken. Dit is slechts onder bepaalde voorwaarden mogelijk.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijk

Het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 is vastgelegd in de Nota Ruimte. In deze nota geldt de periode 2020 tot 2030 als doorkijk naar de lange termijn. De nota stelt ruimte voor ontwikkeling met het motto 'decentraal wat kan en centraal wat moet'.

Het algemene doel van de nota is 'krachtige steden en een vitaal platteland bevorderen'. Andere doelen zijn:

  • verbetering van de leefbaarheid en de sociaaleconomische positie van steden;
  • verbetering van de bereikbaarheid;
  • een goede afstemming tussen infrastructuur en verstedelijking;
  • behoud en versterking van de variatie tussen stad en land;
  • borging van de milieukwaliteit en veiligheid voor de bevolking in relatie tot risicovolle activiteiten.

Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden is derhalve cruciaal om de ruimtelijke doelen van deze nota te kunnen bereiken.

Voor zover schaal, gevaar of hinder van bedrijven en voorzieningen het toelaten verdient functiemenging voorrang. Juist woon- en werkgebieden bieden een aantrekkelijke omgeving met mogelijkheden om lopend of op de fiets tal van bestemmingen te bereiken. Daarnaast is het belangrijk dat provincies en gemeenten voldoende ruimte voor parken, groengebieden, sportterreinen en 'groene' en 'blauwe' recreatie mogelijkheden reserveren in en om de stad.

Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit woongebieden met hier en daar een andere functie. Voorliggend plan betreft een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden bijna niet toegestaan. De bestaande voorzieningen in het plangebied, zoals de sportvelden blijven behouden.

4.2 Provincie

Het Streekplan Gelderland 2005 geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Het streekplan is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.

In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.

Voorliggend plan is voornamelijk beheersgericht. Waar mogelijk wordt een algemene bestemming op gebieden gelegd, waarbij meerdere functies mogelijk worden gemaakt. Waar functiemenging niet mogelijk is, wordt een eenzijdige bestemming toegekend. Op deze manier wordt aangesloten bij de doelen van de provincie.

4.3 Waterschap Vallei En Eem

Waterschap Vallei & Eem heeft in 2005 als zijn missie geformuleerd:

“Wij beschermen onze inwoners tegen overstromingen en ernstige wateroverlast. Wij zorgen voor schoon en levend water en een waterpeil dat aansluit bij het gebruik van de grond. Wij werken transparant, milieu- en kostenbewust en gericht op samenwerking.” Het hiervan afgeleide motto van het waterschap is: 'Helder in water'.

Het waterschap geeft zijn taken vorm in drie programma's:

  • Veilige dijken; bescherming tegen overstroming.
  • Voldoende en schoon water; waar het nodig is, is water van goede kwaliteit beschikbaar. Er wordt geen overlast van het water ondervonden.
  • Zuivering afvalwater; het waterschap zuivert gebruikt en verontreinigd water en hemelwater dat in rioleringen wordt verzameld. Dit gebeurt voordat het water op het oppervlaktewater wordt geloosd.

Bestemmingsplan Zwartebroek-Terschuur-De Glind is niet gericht op verandering van de waterhuishoudkundige situatie. De doelen van het waterschap komen niet in het gedrang door dit bestemmingsplan.

4.4 Gemeente

Het gemeentelijk beleid voor ruimtelijke ontwikkeling is verwoord in de structuurvisie 2009. In deze visie staat dat de behoefte aan wonen, werken en voorzieningen in beginsel op kernniveau geaccommodeerd dient te worden. Kernoverstijgende ontwikkelingen of functies die ruimtelijk niet in kleine kernen passen worden primair in het bundelingsgebied Barneveld-Harselaar-Voorthuizen ondergebracht. In de nota wordt gestreefd naar een verdere verbetering van de bereikbaarheid van en leefbaarheid en verkeersveiligheid in de gemeente.

Alvorens te besluiten tot een substantiële uitbreiding van een kern met woon- of bedrijfsbebouwing moeten de mogelijkheden tot inbreiding onderzocht worden. Het voorzien in voldoende groen en speelmogelijkheden is daarbij voorwaarde.

Met voorliggend plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De voorzieningen die in het plangebied aanwezig zijn, blijven gehandhaafd. Hiermee wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Bodem

Bij een ontwikkeling in een gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd.

Voorliggend plan betreft voor een groot deel een beheersplan. Zoals in hoofdstuk drie is beschreven worden nieuwe ontwikkelingen nauwelijks toegelaten. De nieuwe ontwikkelingen die worden toegelaten zijn dermate kleinschalig, dat een bodemonderzoek daarvoor niet noodzakelijk is.

5.2 Cultuurhistorie

5.2.1 Archeologie

De Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) vraagt van gemeenten in de voorbereidingsfase van nieuwe bestemmingsplannen of bij ontheffingen op bestaande plannen, de archeologische verwachtingswaarde in de bodem te (laten) onderzoeken. De gemeente heeft een archeologische beleidsadvieskaart voor de gehele gemeente laten opstellen. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek.

Zwartebroek

Volgens de beleidsadvieskaart van de gemeente Barneveld heeft het overgrote deel van het plangebied een middelmatige of hoge archeologische verwachtingswaarde. Met name in het zuiden van het plangebied geldt een hoge verwachtingswaarde. Zowel in het centrum van de kern als aan de oost- en westkant is sprake van een middelmatige verwachtingswaarde. Slechts beperkte delen in het zuidoosten kennen een lage verwachtingswaarde.

Terschuur

Deze kern kent een historische kern met een archeologische vindplaats, een huisplaats/boerderij uit de middeleeuwen. In combinatie met de dekzandruggen en –koppen en dekzandwelvingen kent vrijwel het gehele plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde. Slechts het gebied rond de Tolboomweg kent een lage verwachtingswaarde.

De Glind

De Glind kent vooral dekzandvlakten of –laagten. Hierdoor kent vrijwel het gehele plangebied in deze kern een lage verwachtingswaarde. Slechts in het uiterste oostelijke deel van het plangebied geldt een hoge verwachtingswaarde.

De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten hoe per archeologische verwachtingswaarde moet worden omgegaan met archeologie. Er is besloten dat bij de zone 'lage verwachtingswaarde' nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 10.000 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. Bij de zone 'middelmatige verwachtingswaarde' geldt dat nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 1.000 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. In zones met een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt dat een onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 250 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. Valt een perceel binnen een historische dorpskern dan is het nodig dat in deze zone archeologisch onderzoek nodig is in plangebieden groter dan 100 m² bij bodemingrepen dieper dan 30 cm.

Het onderzoek moet uitwijzen of er daadwerkelijk archeologische waarden in de bodem zitten. Hiermee wordt voorkomen dat archeologische waarden worden vernietigd. Bij plangebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt dit niet. Vandaar dat er dan ook wordt aanbevolen om vrijstelling van de onderzoeksverplichting te verlenen bij deze plangebieden. Deze aanbeveling geldt niet voor de plangebieden met meerdere verwachtingszones. Hoe dit verder wordt vertaald in het bestemmingsplan is te lezen in Hoofdstuk 6.1.

5.2.2 Historische (steden)bouwkundige waarden

In het plangebied staat een aantal gemeentelijke monumenten. Deze staan in tabel 2 per kern weergegeven.

Adres: Geplaatst op: Objecten:

Zwartebroek
Eendrachtstraat 32 21-10-2009 Kerk

Terschuur
Hoevelakenseweg 89 05-11-1984 Boerderij + schuur
Hoevelakenseweg 122 06-11-1984 Woning
Hoevelakensweg 146 03-09-1990 Woning

De Glind
Postweg (ongenummerd) naast nr.77 05-02-2009 Oorlogsmonument
Postweg (ongenummerd) t.o. nr. 77 23-03-2009 Put
Postweg 77 23-03-2009 Woonhuis
Postweg 78 23-03-2009 Gereformeerde kerk met consistorie

Tabel 2 Gemeentelijke monumenten

De in het plangebied voorkomende monumenten en bijbehorende gronden zijn op de verbeelding niet als rijksmonument/gemeentelijk monument aangeduid. De reden hiervoor is dat de aanduiding van monumenten op de verbeelding geen verdere juridische betekenis heeft. De bescherming van monumenten geschiedt op basis van de Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening 2003, en de regeling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.2.3 Historisch-geografische waarden

Historisch-geografische waarden verwijzen naar de ontstaanswijze en bijzondere plekken van cultuurlandschappen, zoals polders, kavelstructuren en terpen. Er is in dit actualiseringsplan geen sprake van historisch-geografische waarden.

5.3 Ecologie

De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.

Het plangebied “Zwartebroek-Terschuur-De Glind” ligt niet in of nabij Natura 2000-gebieden.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden en daarbuiten. In de praktijk komt het er op neer dat beschermde planten en dieren zoveel mogelijk met rust gelaten moeten worden.

Het bestemmingsplan "Zwartebroek-Terschuur-De Glind" is voornamelijk een beheersgericht bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks toegestaan. Hierdoor is de verwachting dat de beschermde plant- en diersoorten niet worden aangetast.

5.3.3 Ecologische hoofdstructuur

De natuur in Nederland is behoorlijk versnipperd. Om daar verandering in aan te brengen, leggen het Rijk en de provincies sinds 1990 een samenhangend netwerk van grote en kleine natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen aan: de ecologische hoofdstructuur (EHS).

Het doel van de ecologische hoofdstructuur is om te komen tot duurzame populaties van kwetsbare planten en diersoorten. Om de planten- en diersoorten gezond en veerkrachtig te houden, moeten ze in verschillende leefgebieden kunnen voorkomen. Dit is belangrijk voor de voortplanting; het bevordert de genetische variatie binnen een soort. Soorten hebben zo meer overlevingskansen en meer uitwisselingsmogelijkheden.

De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de ecologische hoofdstructuur is geregeld in het Streekplan Gelderland. De begrenzing van de EHS is op 1 juli 2009 door Provinciale Staten gewijzigd. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is, als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden aangetast. Afwijken van deze regel is alleen mogelijk als het maatschappelijk belang groot is en er geen reële alternatieven zijn.

Toch zijn er in de verschillende onderdelen van de EHS nog wel ontwikkelingen mogelijk, met name in de EHS-verweving en –verbinding, op plaatsen waarvoor geen specifieke natuurdoelen zijn. Deze ontwikkelingen moeten dan wel de kernkwaliteiten van de EHS versterken en bijdragen aan het realiseren van de EHS. Dit speelt echter niet bij het bestemmingsplan Zwartebroek-Terschuur-De Glind, omdat dit een beheersgericht bestemmingsplan betreft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0026.png"Afbeelding 14 Ecologische hoofdstructuur

Op bovenstaande afbeelding is de ecologische hoofdstructuur bij Zwartebroek en Terschuur te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0027.png"Afbeelding 15 Ecologische hoofdstructuur

Op afbeelding 10 staat de ecologische hoofdstructuur bij De Glind.

5.4 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van een ongeval in de directe omgeving waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Ten aanzien van externe veiligheid is een beoordeling uitgevoerd door Servicebureau gemeenten (Servicebureau gemeenten, Externe veiligheid bij actualiseringsplan Zwartebroek - Terschuur - De Glind, 27 september 2011).

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

In 2012 treedt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. Momenteel staat het externe veiligheidsbeleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen nog in de Nota en circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs).

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Btev) in werking getreden welke het wettelijk kader vormt voor ondergrondse buisleidingen.

Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:

- Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt 'vertaald' als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) mogen liggen.

- Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de zogenaamde oriënterende waarde (OW). In het Bevi, het Bevb en de Rnvgs wordt de verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag ten aanzien van de acceptatie van het groepsrisico vanwege inrichtingen wettelijk geregeld. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden.

Zwartebroek

Inrichtingen

In Zwartebroek zijn geen inrichtingen gelegen welke voor externe veiligheid relevant zijn. Buiten het plangebied ligt aan de Platanenstraat 82 een propaantank van 5.000 liter. De risicocontour van deze tank ligt ruim buiten het plangebied.

Buisleidingen

In de directe nabijheid van Zwartebroek ligt een hoge druk aardgasleiding. De buisleiding loopt niet door het plangebied zelf. Er is een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er geen plaatsgebonden risico is welke een belemmering vormt voor het plangebied. Vanwege het beperkt aantal personen die zich in het invloedgebied van de buisleiding bevinden wordt geen groepsrisico berekend. De nabij het plangebied gelegen buisleiding vormt geen belemmering vanuit externe veiligheid.

Terschuur

Inrichtingen

Op de risicokaart is ten oosten van Terschuur een LPG tankstation vermeld. Dit tankstation ligt op meer dan 600 meter vanaf de grens van het plangebied. Omdat het invloedsgebied van een LPG tankstation 150 meter bedraagt is het tankstation voor externe veiligheid niet relevant.

Transport van gevaarlijke stoffen

In de directe nabijheid van Terschuur is de A1 gelegen. Over de A1 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Rijkswaterstaat houdt tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen op de weg bij. Nabij Terschuur zijn de transportbewegingen met gevaarlijke stoffen geteld. Wanneer deze hoeveelheden worden verhoogd met de 'worst case' verwachte groei van het wegvervoer van gevaarlijke stoffen blijkt dat de A1 bij Terschuur geen 10-6 risicocontour heeft voor het plaatsgebonden risico.

Daarnaast geldt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan zodat het groepsrisico niet verder toeneemt. Verdere verantwoording conform artikel 4.3 van de Rnvgs is niet noodzakelijk.

De spoorlijn Amersfoort - Apeldoorn loopt nabij het plangebied. Er is een prognose gemaakt van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor bij Terschuur. Uit de berekening blijkt dat geen risicocontour voor het plaatsgebonden risico aanwezig is. Het groepsrisico blijft beneden de oriënterende waarde en bedraagt maximaal 0,011 maal de oriënterende waarde. Uit de berekeningen volgt dat er vanuit het spoor geen belemmeringen ten aanzien van externe veiligheid voor Terschuur zijn. Aangezien het bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan betreft neemt het groepsrisico niet toe.

Buisleidingen

Bij Terschuur loopt een aantal hoge druk aardgasleidingen. Voor Terschuur is een berekening gemaakt. Uit de berekening blijkt dat er geen plaatsgevonden risico is vanuit de nabij Terschuur gelegen buisleidingen welke een belemmering vormt voor het plangebied.

Er wordt alleen bij de aardgasleiding ten oosten van Terschuur een beperkt groepsrisico berekend. Bij deze buisleiding (N-570-39) wordt een groepsrisico berekend van maximaal 6,7*10-6 ten opzichte van de oriënterende waarde. Bij de overige leidingen is geen groepsrisico aanwezig. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied voorzien. Het groepsrisico van de aanwezige buisleidingen vormt geen belemmering voor het plangebied.

Conform artikel 14 van het Bevb dient in het bestemmingsplan de ligging van de in het plangebied aanwezige buisleidingen te worden weergegeven, alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud aan de buisleiding. Deze belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter, gemeten vanuit het hart van de leiding.

De Glind

Volgens de risicokaart zijn er in De Glind geen inrichtingen of buisleidingen waarmee vanuit externe veiligheid rekening gehouden moet worden. Tevens zijn er geen transporten met gevaarlijke stoffen via het spoor of de weg waarvan de risicocontouren over het plangebied.

5.5 Geluid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Dit betekent onder meer dat wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige objecten, moet worden nagegaan of voor deze gronden een zogenaamde geluidszone van kracht is. Met uitzondering van een aantal wegen, bevinden zich in principe langs alle wegen geluidzones. Binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden verricht, waaruit blijkt of de voorkeursgrenswaarde of de maximaal toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden.

Voorliggend plan is voornamelijk een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks mogelijk gemaakt. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

5.6 Geur

Goede ruimtelijke ordening
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de raad de 'goede ruimtelijke ordening' in het vizier te houden.

In artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) staat: “De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. […]”.

Wet geurhinder en veehouderij
Met het oog op de goede ruimtelijke ordening dient de raad c.q. het college ten behoeve van het bestemmingsplan “Zwartebroek-Terschuur-De Glind” onder meer de geurcontouren te onderzoeken en zich ervan te vergewissen dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd. De Wet geurhinder en veehouderij vormt daarbij het wettelijke kader. De wet geeft regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven.

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgh) in werking getreden (Staatsblad 2006, 531). De wet stelt één landsdekkend beoordelingskader, met twee typen waarden. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt de waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is de waarde een wettelijk vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het oprichten of veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting niet is toegestaan, behoudens omgevingsvergunning. Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) geeft een limitatieve opsomming van die categorieën. Veehouderijen zijn opgenomen in bijlage 1, categorie 8, onder sub a van dat besluit.

Het bevoegd gezag betrekt bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken (artikel 8.8, eerste lid, onder sub b Wm). De Wet geurhinder en veehouderij geeft bindende aanwijzingen aan het bevoegd gezag met betrekking tot het verlenen van de milieuvergunning. Slechts in de gevallen waarin de wet dat bepaalt, kan een vergunning worden geweigerd vanwege de nadelige gevolgen van geuremissie vanuit de veehouderij.

Verordening en gebiedsvisie
De gemeenteraad is bevoegd lokale afwegingen te maken omtrent de te accepteren geurbelasting en in afwijking van de ten hoogste toegestane geurbelasting een andere waarde of een andere afstand te stellen.

In de Memorie van Toelichting bij de Wet geurhinder en veehouderij (TK 2005 – 2006, 30 453, nr. 3, p. 6) staat immers: “De gemeenteraad is bevoegd in een verordening voor (delen van) zijn grondgebied een andere waarde of een andere afstand vast te leggen, die door het bevoegd gezag bij vergunningverlening moet worden gehanteerd. In het algemeen zal aan de verordening een gemeentelijke visie op de ontwikkeling van het buitengebied ten grondslag liggen.”

Op 7 oktober 2008 heeft de raad van Barneveld de “Verordening geurhinder en veehouderij” vastgesteld. Ingevolge de verordening gelden in bepaalde gebieden andere dan de wettelijke normen voor de geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten.

Aan de verordening ligt een gebiedsvisie ten grondslag. In de gebiedsvisie staat: “De Glind is een kleine woonkern en te beschouwen als een geheel zoekgebied voor woningbouw (locaties binnen en aan de rand van de bestaande kern). Een norm voor de voorgrond geurbelasting van 6 ouE/m3 stelt de gehele kern veilig voor woningbouw en biedt voldoende bescherming voor het leefklimaat.”. Die geurnorm drukt de maximale voorgrondbelasting uit voor individuele veehouderijen (toe te passen bij verlening van een omgevingsvergunning).

En verder: “Voor De Glind en Kootwijkerbroek is een hogere streefwaarde van 14 - 20 ouE/m3 als uitgangspunt gekozen die overeenkomt met een matig leefklimaat. De reden hiervoor is dat beide woonkernen zijn gelegen in een sterk agrarische omgeving, waarbij voor Kootwijkerbroek geldt dat het gelegen is in het landbouwontwikkelingsgebied. Gelet op deze ruimtelijke kenmerken is het aanvaarbaar om hogere streefwaarden te hanteren.”. De norm voor de achtergrondbelasing is van belang bij het bepalen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gelet op de collectieve geurhinder van veehouderijen in de omgeving. De norm is voor het reguleren van geurgevoelige objecten.

De Glind ligt in het verwevingsgebied en is gekenschetst als woonkern met landelijk karakter. Op grond van de verordening is een waarde van 6 ouE/m3 de norm voor de maximale (voorgrond) geurbelasting voor de bestaande kern De Glind en het zoekgebied voor woningbouw. Voor De Glind is een streefwaarde voor de maximale achtergrond geurbelasting van 14 - 20 ouE/m3 vastgesteld.

Op grond van de verordening en de bijbehorende visie achten wij een matig leefklimaat nog aanvaardbaar, maar een tamelijk slecht leefklimaat is onaanvaardbaar.

Doorwerking in plangebied
In de omgeving van de kernen zijn meerdere agrarische bedrijven gevestigd. De nabijheid van die agrarische bedrijven is echter irrelevant in zoverre dat dit bestemmingsplan conserverend is en dus niet (rechtstreeks) mogelijk maakt dat nieuwe geurgevoelige objecten komen binnen geurcontouren. In het bestemmingsplan is wel de bevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in 'Wonen-1' en/of 'Tuin'. Bij de toepassing van deze bevoegdheid moet worden voldaan aan de geldende milieukwaliteitseisen. Deze regel staat eraan in de weg dat nieuwe woningen komen binnen de geurcontour van nabijgelegen agrarische bedrijven.

Het aspect geur vroeg in De Glind bijzondere aandacht. In het bestemmingsplan “De Glind”, vastgesteld op 28 juni 1994, geldt voor een groot gedeelte van het dorp de bestemming 'Jeugddorp'. Dit is een brede bestemming waarbinnen diverse functies zijn toegestaan, zoals een instelling voor opvang, begeleiding en huisvesting van uit huis geplaatste kinderen, met voorzieningen voor onderwijs, recreatie, medische en maatschappelijke begeleiding, vorming van personeel, vorming van welzijnswerkers. Het is onwenselijk dat binnen geurcontouren nieuwe geurgevoelige functies kunnen worden gerealiseerd. Om dit te voorkomen is in het voorontwerp van het voorliggende bestemmingsplan een 'milieuzone - geurzone' opgenomen. Het was de bedoeling dat binnen deze milieuzone geen geurgevoelige objecten zouden worden opgericht.

Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het onnodig is om de gebiedsaanduiding 'milieuzone – geurzone' op te nemen op de verbeelding van het bestemmingsplan. Er is geen risico dat nieuwe geurgevoelige objecten komen in een gebied met een tamelijk slecht leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0028.png"

In het voorontwerp is ten onrechte geen rekening gehouden met inmiddels ingetrokken milieuvergunningen en bestaande geurgevoelige objecten zijn genegeerd. In opdracht van de gemeente heeft SRE Milieudienst uit Eindhoven de voorgrond- en achtergrondbelasting bij De Glind opnieuw berekend (bijlagen 2 en 3). Op de bovenstaande afbeeldingen zijn de contouren in beeld gebracht (bijlagen 4 en 5). Daaruit blijkt dat slechts een klein gedeelte van de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' en aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – jeugddorp' wordt geraakt door de geurcontouren (geel: achtergrondbelasting 14 ouE/m3 en roze: voorgrondbelasting 6 ouE/m3 ). Op de bewuste gronden zijn reeds geurgevoelige objecten gebouwd. Er is geen ruimte om daar nieuwe geurgevoelige objecten toe te voegen.

De conclusie luidt dat er geen aanleiding is om in dit bestemmingsplan de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden te beperken vanwege geur(belasting).

5.7 Leidingen

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van onderhavig bestemmingsplan bescherming behoeven. Het betreffen gasleidingen en rioolpersleidingen. Er zijn geen straalpaden of laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.

5.8 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om dit te toetsen zijn normen opgenomen voor onder andere stikstofdioxide en fijn stof. Dit zijn geen harde grenswaarden. De normen zijn bedoeld om mens en milieu te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Het bestemmingsplan Zwartebroek-Terschuur-De Glind is in hoofdzaak een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die eventueel mogelijk gemaakt worden, zijn dermate kleinschalig dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit Niet in Betekenende Mate Bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeven niet in beeld gebracht te worden.

5.9 Milieuzonering

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden.

Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging geeft een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

5.10 Natuur En Landschap

In de drie kernen zijn objecten met landschappelijke waarde. In Zwartebroek zijn deze vooral aan de Eendrachtstraat gesitueerd. Het gaat hier in hoofdzaak om de invulling van perceelsgrenzen. Op deze perceelsgrenzen komen lijnvormige landschapselementen voor bestaande uit (inheemse) opgaande bomen en soms daaronder (heester)begroeiing. De breedte van dergelijke elementen kan variëren van enkele meters tot meerdere meters. Terschuur kent vooral objecten met landschappelijke waarde gesitueerd aan de rand van de kern aan de rand van de sportvelden, aan de Rijksweg A1 en aan de oostkant van het plangebied. Naast verschillende afscheidingen tussen percelen gaat het hier ook om enkele waterpartijen en een snelwegtalud. In De Glind liggen de objecten met landschappelijke waarde verspreid door de kern, waaronder enkele waardevolle houtopstanden. Op onderstaande afbeeldingen zijn voorbeelden te zien van dergelijke waardevolle landschapselementen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0029.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0030.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0031.png"

Afbeelding 16 Hoevelakenseweg Afbeelding 17 Reijer Bronsstraat Afbeelding 18 Postweg

In alle drie de kernen liggen groenstroken door het plangebied. Veelal liggen deze openbare groenstroken langs de hoofdwegen van de kernen. Daarnaast beschikken de meeste woningen ook over een voortuin. In de kernen Terschuur en De Glind liggen tevens enkele grotere openbare stukken groen, waterpartijen en sportvelden. Samen met de verschillende agrarische bedrijven die zich in het plangebied bevinden zorgen deze elementen voor een ruim, groen aanzicht van de woonstraten en buurten. De gemeente streeft dan ook naar behoud van deze groenelementen in de kernen. De openbare groenelementen zijn als zodanig bestemd, bijvoorbeeld door de bestemming 'Groen' of de bestemming 'Verkeer'. Ook de voortuinen krijgen een passende bestemming, zodat het niet mogelijk is om hier te bouwen.

5.11 Water

In de jaren negentig van de vorige eeuw heeft de rijksoverheid de Commissie Waterbeheer 21ste Eeuw in het leven geroepen om zich te buigen over het waterbeheer in Nederland. Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de commissie doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Eén van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Met voorliggend plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die invloed hebben op de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied. De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied zal dan ook niet verslechteren.

In Zwartebroek liggen twee rioolpersleidingen. Waterschap Vallei en Eem is de beheerder van deze leidingen.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Juridische Aspecten

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een plankaart met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de plankaart en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De plankaart heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De plankaart vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.

De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene ontheffing- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de huidige planologische situatie vastgelegd. Nieuwe ontwikkelingen worden vrijwel niet toegestaan. De regels van het bestemmingsplan kunnen veranderd zijn ten opzichte van de voorschriften in de bestemmingsplannen die worden geactualiseerd, omdat nieuwe standaardregels zijn toegepast. Deze standaardregels zijn opgesteld met het oog op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP). Dit is een nieuwe landelijke norm die deel uitmaakt van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Niet alle bestemmingen in de geldende bestemmingsplannen komen voor in de hoofdgroepen van bestemmingen. Voor deze bestemmingen is een vertaling gemaakt naar de nieuwe standaardregels. De geldende bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn zoveel mogelijk aangehouden.

Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

De omschrijving van het begrip 'bouwperceel' staat in artikel 1. Een voorbeeld van een bouwperceel is een stuk grond waarop een woning staat met een tuin. De bestemmingen 'Wonen-1' en 'Tuin' horen beiden bij het bouwperceel.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. De bepalingen uit bijlage 12 van SVBP2008 zijn overgenomen in de standaardregels van gemeente Barneveld.

Bestemmingsregels

Bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden'

Binnen deze bestemmingen zijn agrarische bedrijven toegestaan. Het verschil tussen de bestemming 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden' is dat bij de laatste ook het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden van belang is. Hier is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden aan gekoppeld.

Bestemming 'Bedrijf' en 'Bedrijventerrein'

De bestemming 'Bedrijf' wordt gebruikt in gebieden met een variatie aan functies, bijvoorbeeld het centrum of een woongebied met bedrijven. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A en B. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken voor de vestiging van bedrijven met activiteiten uit categorie C. Bij het bepalen van het bouwvlak is het geldende bestemmingsplan het uitgangspunt. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken voor een beperkte verruiming van de bouwmogelijkheden, met het oog op de levensvatbaarheid van bedrijven.

In twee situaties zijn specifieke bedrijven met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. In de eerste situatie is alleen het specifieke bedrijf toegestaan. Hiervoor is gekozen in situaties waarin andere (zwaardere) bedrijven op de locatie niet wenselijk zijn. Bijvoorbeeld bij nutsvoorzieningen en opslag.

In de tweede situatie is een aanduiding op de verbeelding opgenomen voor bestaande zware bedrijven naast bedrijven uit categorie A of B. Dergelijke zware bedrijven horen in beginsel thuis op een bedrijventerrein en niet in een gebied van functiemenging, laat staan in vrij homogene woonwijken. De regeling laat toe dat na het vertrek van zo'n zwaar bedrijf daarvoor bedrijven met activiteiten uit categorie A dan wel B in de plaats komen. Deze bedrijven zitten vaak al jaren op het perceel. Het is niet wenselijk dat hiervoor alsnog met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van de regels.

Daarnaast is een bevoegdheid opgenomen om het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming Bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming Wonen-1 en Tuin. Het doel van deze wijzigingsbevoegdheid is om de mogelijkheid te bieden bij vertrek van een bedrijf een nieuwe passende bestemming aan een perceel te geven.

De Staat van Bedrijfsactiviteiten legt een koppeling tussen de aard van de bedrijven en de ter plaatse acceptabel milieubelasting. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn alleen bedrijven opgenomen. Andere functies zoals maatschappelijke voorzieningen en horeca komen niet voor. Deze functies zijn niet toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijf'. Daardoor is het niet nodig deze in de Staat van Bedrijfsactiviteiten op te nemen.

De bestemming 'Bedrijventerrein' wordt toegepast in gebieden waar meerdere bedrijven bij elkaar gevestigd zijn of waar zwaardere milieucategorieën mogelijk zijn. Via de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is aangegeven welke milieucategorieën toelaatbaar zijn. Bij de bestemming 'Bedrijf' is een bedrijfswoning toegestaan, bij de bestemming 'Bedrijventerrein' niet, vanwege de zwaardere categorieën bedrijven die zijn toegestaan.

In verband met de bereikbaarheid van objecten voor de hulpdiensten (met name de brandweer) is bepaald dat de onderlinge afstand van een bedrijfsgebouw tot een zijdelingse perceelsgrens en tussen bedrijfsgebouwen onderling niet minder dan 5 meter mag bedragen (Notitie Proactie Gemeentebrandweer Barneveld).

De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Bij 'Bedrijf' en 'Bedrijventerrein' kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels voor een hoogte van 4 meter.

Bestemming 'Bos'

Gronden waarop de bestemming 'Bos' rust, zijn alleen bestemd voor bos en groenvoorzieningen. De bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemmingen zijn minimaal.

Bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd'

Binnen de bestemming 'Centrum' zijn meerdere functies toegestaan, waaronder woningen, detailhandel, horecavoorzieningen en dienstverlenende bedrijven. Ook binnen de bestemming 'Gemengd' is een combinatie van functies toegestaan, waaronder kantoren, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en bedrijven.

De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan bij de bestemming 'Gemengd'.

Bestemming 'Groen'

Het structureel groen krijgt de bestemming 'Groen'. Onder structureel groen worden wijkparken, grotere groenelementen op buurt- of blokniveau, groen om wegen en waterlopen en wadi's verstaan. Binnen deze bestemming zijn ook speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en paden toegestaan. De bestemming 'Groen' wordt alleen toegepast op openbare gronden, niet op particuliere terreinen.

Wanneer sprake is van landschappelijke waarden wordt aan de hand van de geldende bestemming en de eigendomssituatie bepaald welke bestemming wordt toegekend. Bij gemeentelijk eigendom kan het hierbij gaan om diverse bestemmingen, zoals 'Groen' en 'Verkeer' in combinatie met de dubbelbestemming 'Waarde-Landschap'. Bij particulier eigendom kan het gaan om de bestemming 'Tuin', met de aanduiding 'groen'.

Het is mogelijk om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor de aanleg van in- en uitritten.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Groen' in 'Tuin' te wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheid kan toegepast worden wanneer de gemeente grond verkoopt aan particulieren ter uitbreiding van tuinen.

Doorgaande fietsroutes die onderdeel uitmaken van het fietsnetwerk uit het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP 2010) "Barneveld bereikbaar voor de toekomst" krijgen de bestemming 'Verkeer'.

Bestemming 'Horeca'

Binnen de bestemming 'Horeca' zijn gebouwen ten behoeve van horecavoorzieningen toegestaan. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.

Bestemming 'Maatschappelijk'

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Door middel van een aanduiding op de verbeelding wordt een specifieke maatschappelijke voorziening aangegeven, zoals begraafplaats, kinderopvang of religie. In principe wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van aanduidingen om het bestemmingsplan zo flexibel mogelijk te maken. Wanneer echter een andere maatschappelijke voorziening niet wenselijk is, door de ligging of omvang van het perceel, dan wordt wel een aanduiding toegepast. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.


Bestemming 'Sport'

Binnen de bestemming 'Sport' zijn sportterreinen en gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden toegestaan. Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels voor het mogelijk maken van een tribune. Via deze constructie kan het bestuursorgaan de locatie bepalen.


Bestemming 'Tuin'

De bestemming 'Tuin' is gelegen bij andere bestemmingen zoals 'Wonen-1' en 'Bedrijf'. De bestemming wordt alleen toegepast op terreinen van particulier eigendom. Dit deel van het perceel mag beperkt bebouwd worden.

De bedrijvenbestemming wordt toegepast bij bedrijven in een woonomgeving. Omdat de woonfunctie dominant is, dienen andere functies hierbij aan te sluiten. Bij bedrijven is, net als bij woningen, sprake van een tuinbestemming tussen het bedrijf en de weg.

In een tuinbestemming mag verharding worden gerealiseerd. Het is ook mogelijk om binnen een tuinbestemming te parkeren.

De grens tussen de bestemming 'Wonen-1' en de bestemming 'Tuin' verspringt. Buiten het bouwvlak is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn geen bebouwing toegestaan. Zo is gewaarborgd dat hoofdgebouwen hun prominente positie behouden. Dit is wenselijk vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Bebouwing buiten het bouwvlak is ondergeschikt.

Wanneer de aanduiding 'groen' is aangegeven, is de grond alleen bestemd voor groen. Bouwwerken en verharding zijn niet toegestaan.

Bestemming 'Verkeer'

De bestemming 'Verkeer' wordt opgenomen voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden. Daarnaast zijn parkeer-, groen- en speelvoorzieningen mogelijk. Evenals waterhuishoudkundige doeleinden en bermen.

Wanneer de aanduiding 'pad' is aangegeven, is de grond alleen voor pad bestemd. Hiermee wordt voorkomen dat auto's gebruik kunnen maken van het pad.

Bestemming 'Water'

Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, wordt de bestemming 'Water' toegekend. In de andere gevallen valt water onder de bestemming 'Groen'.

Bestemming 'Wonen-1'

De bestemming 'Wonen-1' wordt opgenomen voor het woonperceel (met eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen). Het gedeelte van het perceel tussen de woning en de weg krijgt de bestemming 'Tuin'.

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, overkappingen en overige bijgebouwen is een regeling opgenomen waarbij de omvang van het bouwwerk is gekoppeld aan de omvang van het perceel. In principe mag de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen niet meer bedragen dan 20% van het bouwperceel. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bebouwingspercentage en toestaan dat de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen maximaal 30% bedraagt.

De totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 60 m2 bedragen. De totale oppervlakte van aan- en uitbouwen mag niet meer dan de helft van de oppervlakte van het bouwvlak bedragen.

Omdat aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten zowel in de woning als in de aan- en uitbouwen onder voorwaarden zijn toegestaan, is gekozen voor een algemene gebruiksbepaling in een apart artikel.

Bij hoekwoningen worden beide gevels die naar de weg zijn gekeerd aangemerkt als voorgevels.


Bestemming 'Wonen-2'

De bestemming 'Wonen-2' wordt opgenomen wanneer sprake is van gestapelde woningen.

Dubbelbestemming 'Leiding - Gas'

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een (ondergrondse) aardgasleiding.

Dubbelbestemming 'Leiding - Riool'

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een rioolpersleiding.

Dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 1'

In alle gebieden die (nog) niet zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek of waar is besloten tot behoud in situ wordt de dubbelbestemming Waarde – archeologie toegepast. 'Waarde – archeologie 1' wordt toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m:

  • in gebieden met een lage verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 10.000 m²);
  • in gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m²);
  • in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 250 m²);
  • in historische kernen (bij een oppervlakte van meer dan 100 m²) en
  • voor niet zichtbare terreinen met archeologische waarde.

Dubbelbestemming 'Waarde – Landschap'

Voor te handhaven bijzondere bomen en houtsingels is een dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' opgenomen. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden gekoppeld, zodat de bomen niet zonder een dergelijke vergunning kunnen worden gekapt, gerooid of verplaatst. Ook zijn werkzaamheden en werken in de bodem niet toegestaan zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.


Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling

Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene afwijkingsregels

Er is een algemene afwijkingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.

Het is niet de bedoeling dat deze algemene bevoegdheid wordt toegepast in combinatie met het afwijken zoals dat bij een specifieke bestemming is genoemd. Met andere woorden: cumulatie van deze bevoegdheden is uitgesloten. Een voorbeeld: de maximale bouwhoogte voor een woning is 12 meter. Bij de bestemming 'Wonen-1' is de bevoegdheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en die bouwhoogte te vergroten met maximaal 3 meter. Het is niet de bedoeling dat dan nog eens toepassing wordt gegeven aan de algemene afwijkingsbevoegdheid met een vergroting van nog eens 10% tot gevolg.

Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging.

Voor het stellen van nadere eisen is geen procedure opgenomen in de wet. De procedure staat beschreven in hoofdstuk 3 "Algemene regels" van dit bestemmingsplan.

Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Overgangs- en slotregels

Overgangsregels

Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties.

De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.

6.2 Handhaving

De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:

  • de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
  • handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
  • niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.

Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.

In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving).

Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.

Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:

  • de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels;
  • het afwijkingenbeleid.

In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.

Verder zijn aan de in het plan opgenomen ontheffingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Dit plan heeft in de eerste plaats tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.

Nieuwe ontwikkelingen

Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het afwijken door middel van een omgevingsvergunning of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.

Mochten er andere kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de afwijking of wijziging nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.

Planschade

De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. Door de gekozen uitgangspunten worden de financiële consequenties in de vorm van planschade echter zo veel mogelijk beperkt. Bijvoorbeeld doordat geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen worden. Daardoor worden eventuele financiële consequenties als gevolg van nieuwe ontwikkelingen buiten het bestemmingsplan al afgewogen en uitvoerbaar bevonden.

Geen exploitatieplan

Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend onder wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.

Hoofdstuk 8 Overleg En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Het voorontwerpbestemmingsplan is aan diverse instanties toegestuurd. De samenvatting en beoordeling van de ingediende vooroverlegreacties staan in de bijgevoegde nota (bijlage x).

8.2 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft twee weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode had een ieder de mogelijkheid om een reactie over het plan naar voren te brengen.

De samenvatting en beoordeling van de reacties staan in de bijgevoegde nota (bijlage 6).

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 9 maart tot en met 19 april 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken is één zienswijze ingediend.

Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het plan. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is de Nota Zienswijzen bijgevoegd.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 1 STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN FUNCTIEMENGING

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein

Bijlage 2 STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN BEDRIJVENTERREIN

Bijlage 1 Externe Veiligheid

Bijlage 1 Externe veiligheid

Bijlage 2 Onderzoek Geurcontouren

Bijlage 2 Onderzoek geurcontouren

Bijlage 3 Aanvulling Onderzoek Geurcontouren

Bijlage 3 Aanvulling onderzoek geurcontouren

Bijlage 4 Kaart Geurcontouren

Bijlage 4 Kaart geurcontouren

Bijlage 5 Kaart Geurcontouren Met Luchtfoto

Bijlage 5 Kaart geurcontouren met luchtfoto

Bijlage 6 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 6 Nota inspraak en overleg