Hoge Boeschoterweg I
Bestemmingsplan - gemeente Barneveld
Onherroepelijk op 22-05-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.2 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.3 Bebouwingspercentage
het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.4 Bedrijfsmatige exploitatie
het door middel van een bedrijf voeren van een zodanig beheer of exploitatie dat in de lodges recreatieve (nachts)verblijfsmogelijkheden worden geboden;
1.5 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.6 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0203.1048-0004 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.7 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.8 Bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.9 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.10 Bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte;
1.11 Boomlodge
een ecologisch getinte verblijfsaccommodatie bestaande uit een eenvoudig bouwwerk;
1.12 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.14 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.15 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.17 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.19 Extensief recreatief medegebruik
recreatief medegebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen. Voor het extensieve recreatief medegebruik is geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk, maar kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes;
1.20 Gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.21 Gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.22 Grondlodge
een ecologisch getinte verblijfsaccommodatie bestaande uit een eenvoudig bouwwerk, opgericht op maaiveld;
1.23 Maaiveld
gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;
1.24 Mindervaliden lodge
een ecologisch getinte verblijfsaccommodatie bestaande uit een eenvoudig bouwwerk, opricht op maaiveld waarbij de lodge ingericht is voor mindervaliden;
1.25 Intensieve natuurbeleving
natuurbeleving gericht op het beleven van de natuurwaarden doormiddel van informatieve, recreatieve of sportieve elementen;
1.26 Nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening;
1.27 Omgevingsvergunning
Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.28 Ondergronds bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;
1.29 Overkapping
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand;
1.30 Peil
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.31 Plan
het bestemmingsplan 'Hoge Boeschoterweg I' van de gemeente Barneveld;
1.32 Recreatief verblijf
vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf aan bij voorkeur wisselende gezinnen of daarmee gelijkstaande personen of groepen van personen, die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;
1.33 Seksinrichting
een terrein, gebouw, vaar- of voertuig waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.34 Slagboom
boom die dwars over de weg kan worden neergelegd ter afsluiting;
1.35 Tent
een in hoofdzaak uit textiel of hiermee gelijk te stellen materiaal voor recreatief verblijf geschikt onderkomen, welke gemakkelijk verplaatsbaar is;
1.36 Uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.37 Verbeelding
De bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven;
1.38 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.39 Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;
2.7 De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk
onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren;
2.8 De oppervlakte van een overkapping
de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;
2.9 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders weergegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. paden en wegen;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. recreatief medegebruik;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor een parkeerterrein;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'weg' tevens voor een weg;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 9.1 van toepassing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2 voor de bouw van gebouwen ten behoeve van onderhoud zoals houtloodsen en bergingen, met een maximale oppervlakte van 30 m2 en een maximale goothoogte van 2,5 m en met inachtneming van het volgende:
- 1. het aantal gebouwen bedraagt maximaal één per 100 ha bos;
- 2. het afwijken van de bouwregels kan slechts indien de noodzaak wordt aangetoond voor het oprichten van een gebouw uit oogpunt van het op handhaving van de bestemming gerichte beheer;
- 3. het afwijken van de bouwregels kan niet indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden en hieraan door het nemen van maatregelen niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
- b. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen.
- 2. Het verbod uit artikel 3.5, eerste lid sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. het normale onderhoud betreffen;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Artikel 4 Recreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - grondlodge' recreatief verblijf in maximaal 8 grondlodges;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boomlodge' recreatief verblijf in maximaal 14 boomlodges;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - mindervalide lodge' recreatief verblijf in maximaal 2 mindervalidenlodges;
- d. recreatief verblijf in maximaal 10 tenten;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ontmoetingsruimte' tevens voor een ontmoetingsruimte;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor een parkeerterrein;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren mindervaliden' tevens voor een parkeerterrein voor mindervaliden;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - slagboom' tevens voor een slagboom;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'weg' tevens voor een weg;
met daarbij behorende:
- j. gebouwen;
- k. wegen en paden;
- l. waterlopen en waterpartijen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. speelplekken;
- o. loopbruggen;
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- 1. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. seksinrichtingen;
- b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
- 2. Alleen de bedrijfsmatige exploitatie van de lodges is toegestaan.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 10.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.
- 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat op deze gronden, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen en in het eerste lid is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd:
- a. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' meer dan 1.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
- b. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' meer dan 250 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
- c. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - historische kern' meer dan 100 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
- d. voor zover de ondergrondse bouwdiepte bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde' meer dan 0,3 m bedraagt.
- 3. In afwijking van artikel 5.1 en 5.2 mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:
- a. Een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- b. Indien uit het in het eerste lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het afwijken van de bouwregels zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken op voorwaarde dat:
- technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; en/of
- opgravingen worden verricht; en/of
- een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van 10.000 m2:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
- c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
- 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals genoemd in artikel 5.3, lid 1, sub a, b en c:
- a. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 1.000 m2;
- b. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 250 m2;
- c. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - historische kern' over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
- d. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde'.
Het in artikel 5.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- c. de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
- a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn;
- b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten.
- 2. Het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in het eerste lid, kan niet indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de afwijking van de bouwregels kan worden voorkomen.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad:
- a. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
- b. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
9.1 Procedure bij het stellen van nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze.
- 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
- 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotbepaling
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hoge Boeschoterweg I' van de gemeente Barneveld.
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld
d.d. tot vaststelling.
Mij bekend,
de griffier.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Camping "De Zanderij" aan Hoge Boeschoterweg 96 in Voorthuizen (gemeente Barneveld) heeft een plan ontwikkeld voor innovatieve toeristische verblijfsaccommodatie op het perceel kadastraal bekend gemeente Voorthuizen, sectie E, nummer 1803. Dit perceel ligt tussen het terrein van de bestaande camping en vakantiepark "De Eendracht".
Het plan kreeg van de initiatiefnemer de titel "Het Verborgen Bosch". Het oorspronkelijke plan is opgenomen als bijlage bij de toelichting (bijlage 1), evenals de uitwerking (bijlage 2). Het is de bedoeling dat het plan de samenhang tussen het bosperceel en de recreatieve belevingswaarde versterkt. Middels realisatie van het plan wordt gestreefd om de verblijfsrecreatie op de Veluwe te voorzien van nieuwe impulsen. Het plan voorziet in de realisering van bos-lodges, die zowel grondgebonden (grond-lodges) zijn als in of rondom de bomen worden gesitueerd (boom-lodges). Het betreft ecologisch getinte verblijfsaccommodaties. Het concept omvat een combinatie van lodges, enkele kampeerplaatsen, met speelplekken in het bos, platforms en loopbruggen. Ook bij de opzet en vormgeving van 'Het Verborgen Bosch' wordt het natuurlijke aspect tot uitdrukking gebracht, onder andere door het gescheiden afvoeren van afval tot aan het gebruik van natuurlijke en milieuvriendelijke producten en materialen.
Zowel de terreinopzet als de aard van de verblijfsaccommodaties zorgen voor een onderscheidend concept en een toegevoegde waarde voor de verblijfsrecreatie in de gemeente Barneveld. Een dergelijk project is uniek voor de gemeente Barneveld. Het gaat om 100% toeristisch gebruik.
Het plan past niet binnen de voorschriften van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2000". Om deze ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk te maken dient een postzegelplan opgesteld te worden. Het nieuwe bestemmingsplan dient dergelijke recreatiewoningen mogelijk te maken. Overigens rustte tot 1984 de bestemming 'Kampeercentrum' op de bewuste gronden.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Begrenzing Plangebied
Het plangebied betreft een perceel aan de Hoge Boeschoterweg. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Zevenbergjesweg en aan de oostzijde door de Hoge Boeschoterweg. Aan de overzijde van de Zevenbergjesweg is Minicamping en Natuurcamping 't Zevenbosch gelegen. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door het reeds bestaande recreatieterrein van Camping en Recreatiecentrum "De Zanderij". Ten noorden wordt het plangebied door het vakantiepark "De Eendracht" begrensd. Het perceel kenmerkt zich daarmee als een bosperceel dat gelegen is tussen meerdere recreatieterreinen.
Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Voorthuizen, sectie E, nummer 1803. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 3 hectare.
![]() |
2.2 Geldende Bestemmingen
Het perceel ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Buitengebied 2000", dat is vastgesteld op 30 oktober 2001 en goedgekeurd door gedeputeerde staten op 11 juni 2002. Aan de gronden zijn de bestemming "Bos met meervoudige doelstelling" (artikel 9) en gedeeltelijk de bestemming "Zomerhuis" (artikel 18) toegekend.
![]() |
Op basis van dit bestemmingsplan is de realisatie van recreatiewoningen niet mogelijk. De volgende wijziging in het plan dient te worden aangebracht:
- a. De bestemming "Bos met meervoudige doelstelling" (artikel 9) zal moeten worden gewijzigd in de bestemming "Recreatie" en "Bos".
Deze wijziging zal plaats moeten vinden door middel van een postzegelplan.
2.3 Ontstaansgeschiedenis
De kern Voorthuizen is ontstaan bij een kruispunt van routes en heeft in de periode 1850 - 1940 een verdere lintvormige bebouwing gekregen langs de Hoofdstraat en Kerkstraat. Middenstandswoningen werden gebouwd aan de Rubensstraat en Molenweg. Gemengde bebouwing met villa's en middenstandswoningen aan de Baron van Nagelstraat, de Bakkersteeg, de Schoolstraat, de Koninginnelaan en aan het Smidsplein.
![]() |
Het grondgebruik in de periode 1850-1940 heeft in Voorthuizen voornamelijk betrekking op het dekzandgebied. Door werkzaamheden zijn met name de lager gelegen dekzandgebieden veranderd van natte heidevelden in graslanden. De ruggen in dit gebied van beekdalen waren vanouds als bouwland in gebruik. Kleine escomplexen in de omgeving van Voorthuizen zijn op de vlakkere en hoger gelegen dekzandgebieden ontstaan.
Na 1940 heeft Voorthuizen een sterke groei ondergaan, deze vond voornamelijk plaats als planmatige opvulling tussen de radialen. Verspreid over de gemeente is een groot aantal kampeer- en recreatieterreinen aangelegd, waarvan de directe omgeving van onderhavig plangebied één van de belangrijkste is.
2.4 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit bos. Zowel jonge als oude loof- en naaldbomen komen in dit bos voor. Aan de uiterste westzijde van het plangebied komt één zomerhuisje voor. Het plangebied wordt omgeven door een concentratie van verblijfs- en dagrecreatieve voorzieningen.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Functies
Het plan beoogt de herinrichting van de percelen met een drietal nieuwe functies. Dit zijn:
a. 24 boslodges: Een lodge is een ecologisch getinte verblijfsaccomodatie, zonder vaste fundering. De lodges hebben een oppervlakte tot 75 m2 en een inhoud van 250 m3. Er wordt een onderscheid gemaakt in grondlodges (10 grondgebonden lodges, waarvan 2 voor minder validen) en boomlodges (14 lodges in- en rondom bomen). De grondlodges en mindervalidenlodges hebben een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 4 meter. De boomlodges hebben een goothoogte van maximaal 5,5 m en een bouwhoogte van maximaal 8 meter.
b. Een beperkt aantal eenvoudige kampeerplaatsen. Deze vorm van kamperen is het meest te vergelijken met natuurkampeerterreinen.
c. Een ontmoetingsruimte: op de plaats waar nu reeds een als zodanig bestemd zomerhuisje aanwezig is, is een ontmoetingsruimte van maximaal (circa) 92 m2 toegestaan. Dit is een multifunctionele ruimte ten dienste van de recreanten.
De overige oppervlakte van het perceel wordt ingericht met groenelementen en verhardingen ten behoeve van de ontsluiting en parkeervoorzieningen.
3.2 Ontwikkelingen
Het plan maakt twee ontsluitingswegen mogelijk. De ontsluiting van het plan wordt mogelijk gemaakt via de Zevenbergjesweg en de Hoge Boeschoterweg.
Nabij de entree worden 50 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd. Het terrein is zelf autovrij, om de natuurlijke entourage te benadrukken. Er wordt voldoende planologische ruimte geboden aan het realiseren van 50 parkeervoorzieningen in het plangebied.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijk
De 'Nota Ruimte' (23 maart 2005 door 2e kamer vastgesteld) geeft de visie van het kabinet weer op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar is. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier doelen:
- Naar versterking van de concurrentiepositie van Nederland;
- Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- Borging van de veiligheid.
Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd, met tegen de achtergrond de algemene wens om de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte te versterken en duurzaam te ontwikkelen. Van duurzame ruimtelijke ontwikkeling is in de ogen van het Rijk sprake als aan elk van deze waarden gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan en daarmee de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers toeneemt.
Met het beleid legt het kabinet een grotere verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. De uitvoering van het beleid ligt primair bij de gemeenten, terwijl voor de provincies een belangrijke kaderstellende, coördinerende en controlerende taak is weggelegd.
Doorwerking in plangebied
Het plangebied behoort niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gemeenten mogen hier samen met de provincie de gewenste ruimtelijke invulling bepalen, binnen de beleidsdoelen en regels die het rijk stelt. De algemene basiskwaliteit is de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen, dus datgene waar een ruimtelijk plan minimaal aan moet voldoen.
Het economische draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staan onder druk. Om deze te vergroten, wil het kabinet de mogelijkheden voor zowel hergebruik als (vervangende) nieuwbouw in het buitengebied verruimen, gekoppeld aan ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en realisatie van bijvoorbeeld nieuwe natuurgebieden of extra capaciteit voor waterberging. Het plangebied is een uitwerking van het uitgangspunt om nieuwbouw in het buitengebied mogelijk te maken, met handhaving van het bestaande boskarakter. Er wordt ingezet op een extensieve inrichting, met aandacht voor de natuurlijke waarden in het gebied.
4.2 Provincie
De (omgeving van) de Gelderse Vallei, herbergt grootschalige en intensieve dagrecreatieve concentraties van Burgers Zoo, Openluchtmuseum, Kröller-Müller en vrijkomende gebouwen en – terreinen van defensie en zorginstellingen alsmede het Nationaal park Hoge Veluwe. Tevens bestaan er revitaliseringsplannen voor het sportcentrum Papendal. Het Nationaal Park, Papendal en Kröller-Müller liggen in het groenblauwe raamwerk, dit in tegenstelling tot Burgers Zoo en het Openluchtmuseum. Vanwege de te verwachten impact van deze ontwikkelingen op de waarden van het groenblauwe raamwerk is een samenhangende ruimtelijke beoordeling noodzakelijk. De provincie wil samen met de betrokken regio’s Vallei en KAN en het Rijk de mogelijkheden van de EHS-gebiedssaldering na gaan en de uitkomsten daarvan in een samenhangende ruimtelijke uitwerking van de Nota Ruimte in dit streekplan vast leggen. Dat gebeurt binnen de streekplanuitwerking voor de begrenzing van het Nationaal landschap Veluwe uiterlijk in 2006. Voor de zuidflank moet worden nagegaan in hoeverre de gebiedssaldering een significante invloed zal hebben op de waarden in de omgeving die op grond van de VHR-richtlijn worden beschermd en welke passende mitigatie- en compensatiemaatregelen mogelijk noodzakelijk zijn.
Conform de plansystematiek van het streekplan is het perceel aangemerkt als "Extensivering intensieve veehouderij". In de reconstructieplannen zijn zones aangegeven waarmee de mogelijkheden voor nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven worden bepaald.
![]() |
In het reconstructiegebied "Vallei" zijn geen aanvullende beleidslijnen uitgezet voor "extensivering intensieve veehouderij".
Doorwerking in plangebied
Het plangebied ligt niet binnen de grenzen van de EHS-natuur of EHS-verweving. Direct ten noorden en westen van het plangebied ligt EHS-verweving. EHS-verweving omvat landgoederen onder de Natuurschoonwet, landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. Op korte afstand in noordelijke en oostelijke richting is EHS-natuur gelegen. EHS-natuur bestaat uit bestaande natuurgebieden, en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn.
Het plangebied is gelegen in het reconstructieplan Gelderse Vallei in extensiveringsgebied intensieve veehouderij. Binnen deze zone is de realisatie van een recreatief terrein mogelijk, zoals in onderhavig bestemmingsplan wordt voorgestaan.
Streekplanherziening "Groei en krimp"
De Veluwe is het grootste aaneengesloten natuurgebied en één van de belangrijkste toeristische gebieden van Nederland. Dat wil de provincie Gelderland graag zo houden. Het programma Groei en Krimp (2002) moet dat bewerkstelligen.
Het project Groei en Krimp recreatieterreinen Veluwe wil twee dingen:
- a. Natuur terugwinnen op recreatiebedrijven.
- b. Recreatiebedrijven de ruimte geven uit te breiden op plaatsen waar dat goed kan.
Recreatiebedrijven op voor de natuur kwetsbare locaties in het Centraal Veluws Natuurmassief (CVN) worden op vrijwillige basis gesaneerd of uitgeplaatst. Dit heet krimp. Krimplocaties worden teruggegeven aan de natuur.
Groeien moeten de recreatiebedrijven aan de rand van de Veluwe. De hectares die de provincie door krimp heeft gewonnen, krijgen de recreatiebedrijven terug op minder kwetsbare plekken. De bedrijven worden bovendien geconcentreerd in clusters. Deze recreatieclusters, dertien in totaal, liggen doorgaans meer aan de randen van het Centraal Veluws Natuurmassief
Het plangebied is gelegen binnen het (groei- en) krimpgebied (GK-gebied) van de Streekplanherziening "groei en krimp". De Streekplanherziening moet ervoor zorgen dat de doelen van het project groei en krimp in de uitvoeringsfase daadwerkelijk kunnen worden bereikt en bewaakt. De twee doelen hierbinnen zijn:
- a. Bereiken en bewaken Veluwebrede kwaliteit;
- b. Transparantie en zorgvuldige procesgang.
In de procedure voor uitgifte van groeiruimte kunnen recreatiebedrijven alleen meedoen mits zij gelegen zijn in een zoekgebied recreatiecluster. Dit is voor onderhavig plangebied niet het geval. Het plangebied is gelegen binnen groei- en krimpgrens van het Reconstructieplan maar is volgens de Provincie Gelderland echter ten onrechte als zodanig gekwalificeerd. Het bestaande terrein is gelegen buiten de GK-grens, maar de beoogde ontwikkeling in het plangebied ligt binnen de grens van het krimpgebied. Dit zou betekenen dat uitbreiding niet mogelijk is.
Bij de procedure Reconstructieplan is op grond van bezwaren toegezegd, dat het bedrijf inclusief de beoogde uitbreiding, buiten de GK-grens zou vallen. De provincie heeft erkend dat het plangebied buiten het groei- en krimpbeleid hoort en heeft ingestemd met het initiatief. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor het mogelijk maken van onderhavig plan.
Doorwerking in plangebied
Het plangebied is niet gelegen in EHS-gebied maar in een zone "extensivering intensieve veehouderij". Binnen deze zone is de realisatie van een recreatief terrein mogelijk. De provincie heeft ingestemd met het initiatief. Mede door het feit dat het plan recreatie met een extensieve bebouwing (circa 24 lodges van 75 m2 op circa 3 hectare) mogelijk maakt zijn er geen bezwaren vanuit het provinciaal beleid voor het mogelijk maken van het plan.
Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten
In het streekplan is aangegeven dat samenwerkende gemeenten een regionale beleidsinvulling voor functieverandering kunnen opstellen. In de regio De Vallei is de Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten opgesteld. De gemeenteraad van Barneveld heeft dit stuk in april 2008 vastgesteld. De overleggen voor het onderhavig plan dateren van mei 2007 tot en met november 2008 en moeten worden gezien als een maatwerk invulling.
Beleidsplan Veluwe 2010
De provincie Gelderland heeft in het beleidsplan Veluwe 2010 het initiatief genomen om zogenaamde ecologische poorten actief te beschermen en waar nodig te herstellen.De Veluwe is verbonden met aangrenzende grote natuurgebieden door acht ecologische poorten. Voorthuizen behoort door haar bijzondere ligging aan de randen van de Veluwe tot één van de acht ecologische poorten. De omgeving heeft landschappelijk en ecologisch bijzondere potenties. Het vormgeven en realiseren van de acht ecologische poorten is een belangrijk onderdeel van het plan Veluwe 2010 van de provincie Gelderland.
Doorwerking in plangebied
Met het mogelijk maken van het plan wordt een impuls gegeven aan verblijfsrecreatie op de Veluwe en voor de gemeente Barneveld. Het plan, dat qua maatvoering, opzet en materiaalkeuze wordt gekenmerkt door een ecologisch verantwoorde methodiek, past binnen een ecologische poort en daarmee binnen het Beleidsplan Veluwe 2010.
Uitvoeringsprogramma Vrijetijdseconomie 2009-2012: groeten uit Gelderland
De provincie wil meer toeristen en dagjesmensen verleiden tot een verblijf in Gelderland. Doel is het vergroten van de inkomsten uit toerisme en recreatie. In het Uitvoeringsprogramma Vrijetijdseconomie staat hoe de provincie dit wil bereiken.
Gelderland is onder Nederlanders de belangrijkste binnenlandse vakantiebestemming. Het is een echte wandel- en fietsprovincie. Toch zijn er ook punten van zorg. Bijvoorbeeld de moeilijke positie van veel campings en de zwakke Gelderse positie op de buitenlandse markt.
Het Uitvoeringsprogramma Vrijetijdseconomie 2009-2012 ('Groeten uit Gelderland') is een uitwerking van het Sociaal Economisch Beleidsplan 2007-2011 ('Maak het in Gelderland'). Het programma heeft de volgende doelstellingen:
- a. behoud en waar mogelijk versterking van het Gelderse marktaandeel op de binnenlandse vakantiemarkt, de dagrecreatieve en de zakelijke markt;
- b. een bovengemiddelde toename van het aantal buitenlandse vakantiegangers;
- c. een bovengemiddelde groei van de werkgelegenheid en bestedingen in de vrijetijdseconomie.
Doorwerking in plangebied
Het innovatieve concept komt tegemoet aan de wens om het Gelderse marktaandeel op de binnenlandse vakantiemarkt te versterken. Daarnaast zal het initiatief bijdragen aan een beperkte groei in de werkgelegenheid in de vrijetijdseconomie. Daarmee is het plan conform de uitgangspunten van het Uitvoeringsprogramma Vrijetijdseconomie 2009-2012.
4.3 Gemeente
Landschapsontwikkelingsplan
Het landschapsontwikkelingsplan verwerkt de brede verzameling beleidsdocumenten tot een integrale visie voor de ontwikkeling van het landschap in het buitengebied. Het landschapsontwikkelingsplan is opgesteld door de gemeente Amerongen, Barneveld, Leersum, Leusden, Maarn, Renswoude, Scherpenzeel en Woudenberg.
In de visie van het landschapsontwikkelingsplan is het essentieel dat er ruimte is voor economische activiteiten. Zij vormen immers de basis van het cultuurlandschap. Voor het gebied gelden de volgende doelstellingen voor het landschap. Deze doelstellingen vormen een uitwerking van de Reconstructiedoelstellingen ten aanzien van landschap:
- Versterking van de regionale identiteit van het landschap;
- Nieuwe ruimtelijk ingrepen aangrijpen om de landschaps- en beeldkwaliteit te verhogen;
- Ruimtelijk, ecologisch, hydrologisch en recreatief versterken van de beken;
- Ontwikkelen van een landschapsstructuur, welke ruimte biedt voor (de versterking van) de economische structuur waar nodig en tevens een kwalitatief volwaardig landschap oplevert;
- Waarborging en versterking van karakteristieke aardkundige, cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische patronen en waarden;
- Ontwikkeling van ecologische potenties op diverse niveaus; twee bosgebieden van nationaal belang, een robuuste ecologische corridor, een dynamisch natuurlandschap langs de Lek, diverse verbindingszones en diverse lokale natuurwaarden.
- Verbeteren kwaliteit bestaande verblijfsrecreatie en verbeteren recreatief netwerk;
- Stimuleren van de betrokkenheid van de burger bij het landschap en stimuleren van regionale en lokale initiatieven.
Ten behoeve van het verwevingsgebied in het deelgebied Vallei, waar onderhavig plangebied deel van uitmaakt, worden de voor het plangebied volgende relevante uitgangspunten gesteld:
- Behouden en versterken van waardevolle kampen-, slagen- en jonge broek- en heideontginningenlandschappen;
- Behouden van cultuurhistorische bebouwing;
- Ruimte bieden aan niet-agrarische bedrijvigheid (als drager) binnen landschappelijke kaders.
Doorwerking in plangebied
Het plan is conform het landschapsontwikkelingsplan omdat met het plan de bestaande verblijfsrecreatie wordt verbeterd. Met het mogelijk maken van lodges wordt een impuls gegeven aan verblijfsrecreatie op de Veluwe en voor de gemeente Barneveld. Het betreft een innovatief concept met aandacht voor handhaving van het bestaande boskarakter zonder dat het ecologische potenties belemmert.
Toeristisch recreatief ontwikkelingsplan Barneveld (2008)
De gemeente Barneveld heeft in 2008 een toeristisch recreatief ontwikkelingsplan Barneveld opgesteld. Het plan dient als basis voor de verdere ontwikkeling van toerisme en recreatie. Het ontwikkelingsplan stelt de volgende ambities voor Barneveld:
- Een imago dat breder is dan alleen rust en ruimte;
- Een kwaliteit die actief uitnodigt om terug te komen;
- Een veelzijdig aanbod voor jong en oud;
- Verknopen van verschillende kwaliteiten in verrassende arrangementen binnen het gebied;
- Ketensamenwerking tussen de verschillende typen toeristische bedrijven;
- Gedeelde voorzieningen;
- Marketing van de Veluwe met een verbijzondering voor het gebied Barneveld e.o;
- Slimme communicatie die elkaar versterkt en een compleet verrassend beeld geeft;
- Daadkracht in innovatie.
Deze ambities laten zich samenvatten in drie pijlers als basis voor de visie:
- Verbindingen leggen: de verschillende groepen ondernemers, overheid en intermediairs en het verschillende aanbod kunnen samen tot meer en betere producten leiden;
- De toeristen boeien: Toeristisch recreatief Barneveld moet de eigen identiteit beter benutten, klantgericht werken en maatwerk leveren voor specifieke klantgroepen. Daarbij voortdurend blijven vernieuwen waardoor de klant verrast wordt.
- De toeristen bereiken d.m.v goede communicatie en marketing.
Doorwerking in plangebied
Het mogelijk maken van onderhavig concept draagt bij aan het veelzijdig aanbod voor jong en oud. Het plan maakt een recreatieterrein met speelplekken, loopbruggen e.d. voor kinderen mogelijk. Daarnaast is het plan van een kwaliteit en onderscheidendheid die uitnodigt om terug te komen en bijdraagt aan het imago van de omgeving. Ten slotte is het plan een uitwerking van daadkracht in innovatie. Daarmee voldoet het plan aan meerdere ambities van het toeristisch recreatief ontwikkelingsplan Barneveld en is het conform de pijler: toeristen boeien.
Structuurvisie 2009
Voor het buitengebied beschikt de gemeente Barneveld over een separate visie. Deze is vastgesteld in de ontwikkelingsschets voor het buitengebied en is concreet vertaald in het bestemmingsplan "Buitengebied 2000" en in het in 2006 vastgestelde reparatieplan.
In de Structuurvisie van de gemeente wordt als doel gesteld dat de inwoners in 2019 op een prettige manier moeten kunnen wonen, werken en recreëren.
Aandachtspunten van de gemeente zijn:
- Bevorderen duurzame stedelijke ontwikkeling.
- Behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefbaarheid in de dorpen.
- Verbeteren van het gevoel van veiligheid, bijvoorbeeld door verbetering van verkeersge-vaarlijke punten.
- Behoud van de kwaliteitskenmerken van de diverse dorpen, waarmee gedoeld wordt op het behoud van de ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke kernkwaliteiten teneinde recht te doen aan het belang van de verscheidenheid van de afzonderlijke kernen.
Het ruimtelijk beleid richt zich op handhaving en versterking van het functioneren van de bestaande verblijfsrecreatieve sector. Handhaving en versterking moet primair plaatsvinden door verbetering van de kwaliteit van bestaande verblijfsrecreatiebedrijven, op kwaliteitsversterking gerichte schaalvergroting daaronder begrepen.
In het gebied Barneveld-Voorthuizen-Harselaar zal de komende periode een verdere stevige druk op voorzieningen op het terrein van onderwijs, cultuur, sport en recreatie komen. Dit komt niet alleen voort uit de verwachte groei van de bevolking, maar wordt ook aangedreven door een zich sterk wijzigend behoeftepatroon onder de bevolking aan voorzieningen op genoemde terreinen. Dit kwalitatieve aspect veroorzaakt nieuwe behoeften.
Doorwerking plangebied
Met het plan wordt een innovatieve toeristische verblijfsaccommodatie mogelijk gemaakt. Het betreft ecologisch getinte verblijfsaccommodaties met enkele kampeerplaatsen, speelplekken in het bos, platforms en loopbruggen, welke zorgen voor een versterking van de samenhang tussen het bosperceel en de recreatieve belevingswaarde. Het plan levert door zowel de terreinopzet als de aard van de verblijfsaccommodatie een onderscheidend concept binnen de gemeente Barneveld en vormt een toegevoegde waarde voor het aanbod van verblijfsrecreatie op de Veluwe.
Structuurvisie 2011
In paragraaf 2.3.6 van de Structuurvisie Buitengebied Barneveld 2011 staat: "Er is een trend naar meer tweede woningen en naar minder toeristisch verblijf. Dat laatste is niet goed voor de lokale economie en de voorzieningen in de kernen. Daarom willen we sturen op behouden en bevorderen van toeristisch verblijf, niet op meer tweede woningen. De bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatieve terreinen is hierbij van belang. Verder richten we ons op innovatie en kwaliteit (vernieuwen accomodaties, betere seizoensspreiding, innovaties als boomhutten en ondergronds bouwen). Ook de eventuele vraag naar uitbreiding van verblijfsrecreatieterreinen moet gericht zijn op innovatie en kwaliteit."
Doorwerking plangebied
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de structuurvisie.
Ontwikkelingsschets Buitengebied (1998)
De Ontwikkelingsschets Buitengebied bevat de visie van de gemeente op de ontwikkelingsmogelijkheden van het buitengebied. De visie richt zich op de komende 15 tot 20 jaar. Het doel van deze schets is te beschikken over een geïntegreerde gebiedsgerichte visie voor het hele buitengebied.
In de ontwikkelingsvisie die onderdeel uitmaakt van de beschrijving in hoofdlijnen van het "Bestemmingsplan Buitengebied 2000" is onderscheid gemaakt in een aantal deelgebieden. Het plangebied aan de Hoge Boeschoterweg valt binnen het deelgebied 3 "Groen gebieden".
Om binnen het gemeentelijk buitengebied een ecologische hoofstructuur te ontwikkelen dienen zoveel mogelijk de meest waardevolle bestaande natuurelementen in samenhang met elkaar gebracht te worden. Zo ontstaat er een gebied waarvan de omvang van de afzonderlijke delen voldoende groot is om een duurzame ecologische ontwikkeling in stand te houden. Het plangebied valt niet binnen de bestaande natuurgebieden die deel uit maken van deze ecologische hoofdstructuur.
Het accent ligt op behoud en handhaving en waar mogelijk versterking van natuur en landschap door middel van versterking van de ecologische (infra)structuur.
De recreatieve functie wordt aangemerkt als een ondergeschikte functie aan de natuur. In de groene gebieden biedt de gemeente ruimte voor kleinschalige verblijfsrecreatie. Deze mogelijkheden biedt de gemeente uitsluitend aan agrariërs in het kader van het creëren van mogelijkheden tot nevenactiviteiten of functieveranderingen. Het kleinschalig kamperen is in de groene gebieden niet toegestaan.
Er liggen in dit gebied wel kansen in andere vormen van kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals eenvoudige logies met ontbijt, een pension, een groepsaccommodatie of een organisatie die in het leven wordt geroepen die meerdere boerderijen of boerderijappartementen centraal verhuurt. Daarnaast biedt de gemeente ook ruimte aan vormen van dagrecreatie, zoals kanoverhuurbedrijf, een speelplaats, een kinderboerderij enz. De voorwaarden waar rekening mee gehouden dient te worden zijn:
- acceptabel uit het oogpunt van het woonmilieu in de directe omgeving;
- acceptabel uit oogpunt van bereikbaarheid en ontsluiting uitgaande van de bestaande wegenstructuur;
- voldoende relatie met recreatiegebieden of kernen.
Doorwerking in plangebied
Met het plan worden tussen het terrein van de bestaande camping "De Zanderij" en vakantiepark "De Eendracht" binnen de gemeente Barneveld ecologisch getinte verblijfsaccommodaties met enkele kampeerplaatsen, speelplekken in het bos, platforms en loopbruggen mogelijk gemaakt. De verblijfsaccommodaties bestaan uit 24 boslodges, die op een ecologisch verantwoorde wijze zijn opgebouwd zonder vaste fundering. De beperkt aantal eenvoudige kampeerplaatsen zijn te vergelijken met natuurkampeerterreinen. De ontmoetingsruimte zal mogelijk gemaakt worden op de plaats waar nu reeds een als zodanig bestemd zomerhuisje is gesitueerd en zal dienen als multifunctionele ruimte voor recreanten.
Deze functies worden niet als zodanig in het hierboven genoemde beleid genoemd als recreatieve mogelijkheden binnen de zogenaamde "Groene gebieden", maar zijn wel qua impact enigszins vergelijkbaar met de andere functies die genoemd worden (zoals kleinschalige verblijfs verblijfsrecreatieve voorzieningen als een pension of groepsaccommodatie).
De verschillende activiteiten worden in de bestaande natuur ingepast met groenelementen binnen een gebied met een overwegend recreatieve functie. Het plan levert een positieve impuls op voor het aanbod van verblijfsrecreatie in de Veluwe en omgeving.
Daarnaast is het plan goed te bereiken door middel van twee ontsluitingswegen en zijn de parkeervoorzieningen aan de randen van het terrein voorzien, zodat het terrein zelf autovrij is om de natuurlijke omgeving te benadrukken.
Hiermee wordt voldaan aan de drie voorwaarden die in het hierbovengenoemde beleid zijn gesteld.
Verder hebben de verblijfsaccommodaties geen storend effect op het aangrenzende natuurgebied de Veluwe en worden mitigerende maatregelen getroffen om de effecten van de realisatie van de lodges zoveel mogelijk te beperken (zoals laten plaatsvinden van werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart tot 15 juli), het tot een minimum beperken van noodzakelijke verlichting, het gebruiken van afgeschermde lantaarns). Kortom, door de verantwoorde inpassing van de ecologisch getinte verblijfsaccommodaties en het treffen van mitigerende maatregelen bij realisatie is het plan verenigbaar en passend binnen het gebied met een overwegend recreatieve functie.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Archeologie
5.1.1 Archeologie middelmatige of hoge verwachting
Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. De gemeente Barneveld heeft een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld voor de gehele gemeente. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat voor het plangebied een middelmatige of hoge archeologische verwachting geldt. Dit betekent dat nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is in de vorm van een gedetailleerd bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek.
![]() |
Een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Er geldt een specifiek hoge trefkans op het aantreffen van archeologische resten uit de periode laat-neolithicum tot en met de vroege bronstijd (complextype: grafveld, nederzetting). De hoogte in het centraal noordwestelijke deel van het plangebied kan op basis van de aanwezigheid van omringende reeds bekende grafheuvels, de cirkelachtige vorm en de bodemkundige opbouw (plaggendek, gelaagde afzettingen) met grote waarschijnlijkheid als een grafheuvel worden geduid.
Op basis van de middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van een vindplaats uit het laat-paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen (complextype: grafheuvel, nederzetting, akkers) vanaf 20 tot 45 cm –mv en de verwachte verstoringsdiepte bestaat er een gerede kans dat eventueel aanwezige archeologische resten verstoord zullen worden door de voorgenomen bouwwerkzaamheden. Derhalve adviseert BAAC bv een vervolgonderzoek door middel van proefsleuven om zodoende eventueel aanwezige archeologische resten te karteren en vervolgens te waarderen. De vermoedelijke grafheuvel zal nader moeten worden geïdentificeerd door middel van een zeer gering kijkgat (smalle sleuf).
Het proefsleuvenonderzoek zal in het kader van de bouwvergunningsprocedure worden uitgevoerd. Voorafgaand aan verlening van de bouwvergunning moet een proefsleuvenonderzoek zijn uitgevoerd. In onderhavig bestemmingsplan is hiervoor een ontheffingsbevoegdheid opgenomen.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RACM) verplicht.
5.2 Bodem
In het kader van de ontwikkeling van het gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd. Er heeft in 1999 een verkennend bodemonderzoek (NVN 5740) plaatsgevonden. Het complete verkennend bodemonderzoek is separaat bijgevoegd.
Conclusie
In het onderzoek zijn geen belemmeringen voor de afgifte van een bouwvergunning gebleken. Voor een bodemonderzoek wordt als stelregel een houdbaarheidstermijn van vijf jaar aangehouden. Daarna dient een actualisatie plaats te vinden in overleg met de gemeente. Onderhavig plangebied betreft een bosperceel dat door middel van een hek en omheining is afgesloten. Sinds het bodemonderzoek van 1999 zijn er op de locatie geen veranderingen geweest en hebben er geen bodembelastende activiteiten plaatsgevonden. Er is geen reden om te veronderstellen dat de huidige milieuhygiënische kwaliteit van de bodem afwijkt van de situatie in 1999. Het is daarom niet noodzakelijk om voor de bestemmingsplanwijziging een actualiserend bodemonderzoek uit te voeren.
5.3 Cultuurhistorie
Het bosgebied behoort tot het landgoed Boeschoten. Dit landgoed behoorde in groter verband tot de jachtgebieden op de Veluwe. Boeschoten kenmerkt zich door de afwisseling tussen oude cultuurgronden, bos- en heidegebieden.
In het bosgebied is een planmatige wegenstructuur aangelegd om de verschillende gebieden en dorpen met elkaar te verbinden. Het plangebied ligt tussen de Zevenbergjesweg en de Hoge Boeschoterweg, beide doorgaande verbindingswegen.
Met het initiatief worden lodges in het bosgebied toegevoegd. Om de lodges te ontsluiten wordt een route aangelegd die met de Zevenbergjesweg en de Hoge Boeschoterweg in verbinding staat. De bouw van de lodges en de onsluitingsroute tasten de karakteristiek van het gebied niet aan. Het bosgebied blijft grotendeels intact en er vindt geen aantasting plaats van de aanwezige karakteristiek.
5.4 Ecologie
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.
5.4.1 Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.
5.4.2 Flora- en Faunawet
De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet.
Conclusie natuurtoets
Uit de quick scan blijkt dat het plangebied niet is gelegen in maar wel nabij gebieden met bijzondere gebiedsbescherming, namelijk Natura 2000, de Veluwe. De relevante natuurbeschermingswetgeving is daarmee de Natuurbeschermingswet en de Flora en Faunawet, als het gaat om soortbescherming.
Het plan betekent dat het bosterrein aangepast dient te worden. Hiervoor zullen bomen en struiken worden gerooid. Er zal een verharding moeten worden aangelegd en er zal moeten worden gebouwd.
Omdat het plangebied op circa 50 meter gelegen is van Natura 2000 gebied, is niet uit te sluiten dat het plan een verhoging van de recreatiedruk op het gebied heeft. Een flora- en faunaonderzoek is daarom uitgevoerd.1 Het complete onderzoek is separaat bij dit bestemmingsplan gevoegd. De belangrijkste resultaten zijn:
- 1. In het onderzoeksgebied komt de gewone dwergvleermuis voor. Een klein deel van het plangebied wordt door de gewone dwergvleermuis als jachtgebied gebruikt. Het overige deel van het jachtgebied bevindt zich buiten het plangebied. De functionaliteit van het gehele jachtgebied van de gewone dwergvleermuis wordt niet aangetast. Een ontheffing van artikel 75 van de Flora- en faunawet in het kader van de soortenbescherming is daarom niet vereist.
- 2. De bouw van de 25 boslodges heeft geen storend effect op het aangrenzende concept Natura 2000-gebied Veluwe. Er behoeft daarom geen vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet te worden aangevraagd.
- 3. Om de effecten van de bouw van de boomlodges zoveel mogelijk te beperken worden de volgende mitigerende maatregelen voorgesteld:
- a. om verstoring te voorkomen dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart tot 15 juli) plaats te vinden, tenzij onderzocht en duidelijk is dat er geen broedgevallen aanwezig zijn;
- b. de noodzakelijke verlichting wordt tot een minimum beperkt;
- c. de verlichting langs de toegangsweg zal bestaan uit afgeschermde lantaarns waarbij geen licht naar boven uitstraalt.
Als voldaan wordt aan bovenstaande eisen zijn er geen belemmeringen voor het mogelijk maken van boslodges in het plangebied vanuit de Flora- en faunawet.
- 1. Bureau Viridis, effecten van 25 boomlodges op camping de Zanderij, mei 2009
5.5 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen en het ontwerp-Besluit externe veiligheid buisleidingen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, buisleiding etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
(Beperkt) kwetsbare objecten
Er moet getoetst worden aan het Bevi, de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen en het ontwerp-Besluit externe veiligheid buisleidingen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants.
Risicovolle activiteiten
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.
Risicovolle bedrijven
Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" van de provincie Gelderland uit 2006 kan worden geconcludeerd dat er in de omgeving van het perceel aan de Hoge Boeschoterweg 96 een drietal risicovolle bedrijven zijn gevestigd. Deze bedrijven zijn gevestigd aan de:
- 1. Hoge Boeschoterweg 96. Op camping de Zanderij is een propaantank (5.000 liter) aanwezig met een plaatsgebonden risicocontour van 25 meter. De dichtstbijzijnde recreatiewoning ligt op circa 120 meter van deze propaantank. Daarmee ligt het gehele terrein buiten de plaatsgebonden risicocontour. Gezien het extensieve karakter van de ontwikkeling (24 eenheden) en de lage dichtheid van de bebouwing aan de oostzijde van de Hoge Boeschoterweg, is het niet aannemelijk dat het groepsrisico significant toeneemt. Omdat het plangebied tot dit recreatieterrein behoort en een uitbreiding betreft, behoeft bovendien deze inrichting niet in ogenschouw genomen te worden vanuit het kader van externe veiligheid en kan deze dus onmogelijk beperkingen opleggen.
- 2. Hoge Boeschoterweg 88. Ook in bungalowpark de Eendracht is een propaantank (8.000 liter) aanwezig met een plaatsgebonden risicocontour van 25 meter. Vanaf deze tank bedraagt de afstand tot de dichtstbijzijnde recreatiewoning eveneens 120 meter. Daarmee ligt het gehele terrein buiten de plaatsgebonden risicocontour. Gezien het extensieve karakter van de ontwikkeling (24 eenheden) en de lage dichtheid van de bebouwing aan de oostzijde van de Hoge Boeschoterweg, is het niet aannemelijk dat het groepsrisico significant toeneemt.
- 3. Zevenbergjesweg 27. Op dit recreatieterrein ligt een propaantank (20.000 liter) met een plaatsgebonden risicocontour van 30 meter. Het plangebied ligt op ten minste 270 meter afstand van deze propaantank. Gezien deze afstand en het extensieve karakter van de ontwikkeling is het niet aannemelijk dat het groepsrisico significant toeneemt.
Zodoende zijn er geen risico's aanwezig in het kader van de externe veiligheid waar bij dit verzoek rekening mee gehouden moet worden.
Transportroutes
Op circa 470 meter afstand van het plangebied is Apeldoornsestraat (N344) gelegen. Deze weg geldt als een transportroute voor gevaarlijke stoffen.
Op basis van de transportaantallen van de N344 blijkt uit de Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen en de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen dat langs de N344 ter hoogte van Voorthuizen geen sprake is van een Plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6). In onderstaande tabel wordt een indicatie gegeven van het aantal gevaarlijke transporten. In de handreiking externe veiligheid wordt als richtlijn voor een plaatsgebonden risicocontour voor een autoweg buiten de bebouwde kom een aantal LPG-tankwagens van 2.300 gegeven of een totaal aantal van 7.500 voor de externe veiligheid relevante tankwagens. Beide richtlijnen worden niet overschreden, wat betekent dat er geen sprake is van een Plaatsgebonden risicocontour. Tevens is, gezien deze hoeveelheden, het niet aannemelijk dat het groepsrisico significant toeneemt.
Tabel: Aantal tankwagens per jaar: N344
Stofcategorie | Intensiteit |
LF1 | 131 |
LF2 | 99 |
GF3 (LPG) | 230 |
Totaal EV | 460 |
Totaal | 476 |
Transportleidingen
Nabij het plangebied is geen sprake van leidingen met gevaarlijke stoffen.
Advies lokale en regionale brandweer
De regionale brandweer heeft een advies uitgebracht over het over het voorontwerpbestemmingsplan Hoge Boeschoterweg. De regionale brandweer adviseert het volgende:
1. in overleg met de lokale brandweer na te gaan of er mogelijkheden zijn voor optimalisatie van de bluswatervoorziening in de omgeving van het plangebied en de mogelijkheden voor een ontruimingsplan voor de recreatieterreinen na te gaan c.q. voor te schrijven aan de eigenaar;
2. om de kans op slachtoffers te verminderen heeft het de voorkeur om de bevoorrading van de propaantanks zoveel mogelijk plaats te laten vinden op momenten dat zo min mogelijk recreanten aanwezig zijn op het recreatieterrein, bijvoorbeeld buiten het hoog(seizoen);
3. als algemeen breed toepasbare maatregel kan aandacht worden besteed aan risicocommunicatie zodat mensen op de hoogte zijn van wat men moet doen in geval van een ongeval.
Ad 1
Er ligt een advies van de lokale brandweer, hier zal later in deze paragraaf op ingegaan worden; zie onderstaand.
Ad 2
Dit advies moet meegenomen worden in het overleg met de eigenaars van de propaantanks en via de Wet milieubeheervergunning geregeld worden, dit is niet ruimtelijke relevant en kan niet via het bestemmingsplan geregeld worden.
Ad 3
Dit advies moet meegenomen worden in het overleg met de eigenaars, dit is niet ruimtelijke relevant en kan niet via het bestemmingsplan geregeld worden.
De lokale brandweer is om advies gevraagd. De lokale brandweer adviseert dat:
1. er bij de aanleg van verhardingen rekening gehouden moet worden met de specifieke afmetingen van de brandweervoertuigen, waarbij het uitgangspunt is dat de boslodges tot 40 meter benaderd moeten kunnen worden;
2. wegen en verhardingen een onbelemmerende doorgang bieden aan de brandweer;
3. de bereikbaarheid is goed, vanaf twee onafhankelijke zijde, slagbomen komen de bereikbaarheid niet ten goede. De lokale brandweer adviseert om mogelijkheden van een sleutelkluis met hen contact op te nemen;
- 4. er een aanvullende bluswatervoorziening noodzakelijk is, dit kan door een geboorde put op het terrein aan te leggen met een minimale capaciteit van 60 m3 per uur (levertijd van 4 uur onafgebroken water te leveren);
- 5. de compartimenten (kampeervelden) niet groter mogen zijn dan 1.000 m3;
- 6. afstand tussen de compartimenten (kampeervelden) moet minimaal 5 meter zijn;
- 7. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen (lodges) moet minimaal 3 meter zijn;
- 8. er een ontruimingsplan door de eigenaar opgesteld moet worden;
- 9. er advies wordt gevraagd aan de regionale brandweer i.v.m. het van toepassing zijn van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- 10. het de lokale brandweer niet lukt in acht minuten ter plaatse te zijn. Het plangebied ligt net niet binnen het dekkingsgebied van de brandweer Voorthuizen. De brandweer is in 8.03 minuten op de plaats van het plangebied. Dit betekent een overschrijding van de norm.
Alleen de punten 4, 5, 6 en 7 zijn ruimtelijke relevant. De overige punten zijn met name inrichtingsvraagstukken.
Ad 4
In de regels van het bestemmingsplan is voor het college de mogelijkheid opgenomen om nadere eisen te stellen ter waarborging van brandveiligheid en rampenbestrijding. Deze nadere eisen zijn voldoende ter borging van de plaats en de afmetingen van de bluswatervoorziening.
Ad 5, 6 en 7
Aan de drie genoemde voorwaarden wordt voldaan aangezien er geen sprake is van een kampeerveld en er geen open land gereserveerd is voor tenten. Slechts een aantal eenvoudige kampeerplaatsen voor tenten behoren tot de mogelijkheid, deze plaatsen zijn zogenoemde natuurkampeerplaatsen. De afstand tussen de kampeermiddelen (i.c.) tenten dient minimaal 3 meter te bedragen vanwege de brandveiligheid, een en ander conform Handreiking Brandveiligheid Kampeerterreinen. In deze handreiking wordt gesteld dat tenten enige afstand van elkaar borgen door hun wijze van opzetten (scheerlijnen).
Ad 9
Er is advies gevraagd aan de regionale brandweer, zie eerder in deze paragraaf.
Ad 10
Dit is een aspect in het kader van de verantwoording van het groepsrisico. We gaan er nu vanuit dat het groepsrisico niet significant toeneemt en er dus geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.
Conclusie
Er is in de directe nabijheid van het plangebied sprake van een drietal risicovolle inrichtingen. Deze inrichtingen betreffen allemaal recreatieterreinen met een propaantank. Deze tanks hebben een plaatsgebonden risicocontour van 25 of 30 meter. Het plangebied ligt buiten deze plaatsgebonden risicocontouren. Het is aannemelijk dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden, gezien het extensieve karakter van het plangebied en de oostelijke zijde van de Hoge Boeschoterweg.
De N344, gelegen op 470 meter afstand van het plangebied, heeft geen plaatsgebonden risicocontour en het is redelijkerwijs niet aannemelijk dat het groepsrisico significant toeneemt. Daarmee zijn er geen belemmeringen vanuit het aspect externe veiligheid voor het mogelijk maken van het plan.
5.6 Geluid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Dit betekent, onder meer, dat wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige objecten, moet worden nagegaan of voor deze gronden een zogenaamde geluidszone van kracht is. Met uitzondering van een aantal wegen, bevinden zich in principe langs alle wegen geluidzones. Binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden verricht, waaruit blijkt of de voorkeursgrenswaarde of de maximaal toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden.
Conclusie
Recreatiewoningen zijn geen geluidsgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder, mits zij niet permanent bewoond worden. Van permanente bewoning is in onderhavig bestemmingsplan geen sprake. Daarom behoeft geen akoestisch onderzoek verricht te worden. Vanuit de Wet geluidhinder zijn daarom geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
5.7 Geur
De Wet geurhinder en veehouderij geeft gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid vast te stellen door middel van een geurverordening. De standaardnormen zoals opgenomen in de Wet mogen binnen een bandbreedte naar boven en beneden worden bijgesteld. Op 7 oktober 2008 heeft de raad een geurverordening vastgesteld. Deze verordening trad in werking op 18 oktober 2008. Buiten de gebieden die zijn genoemd in de Geurverordening gelden de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij.
![]() |
Conclusie
Voor het gebied geldt een geurnorm van 8 odeur eenheden per kubieke meter. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen agrarische bedrijven gelegen. Daarom kan verondersteld worden dat voldaan kan worden aan de gestelde geurnorm.
5.8 Leidingen
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van onderhavig bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen straalpaden die beperkingen stellen aan de bouwhoogten. Volgens de digitale kaart "Mijn Leefomgeving" van de provincie Gelderland ligt het plangebied wel in een laagvlieggebied voor militaire luchtvaart. Militaire vliegtuigen in dit gebied vliegen overdag op een minimumhoogte van 75 meter. Een boomlodge heeft een maximale bouwhoogte van 8 meter en vormt hierdoor geen belemmering voor het vliegverkeer.
5.9 Luchtkwaliteit
Sinds 2001 stelt de Europese regelgeving strengere regels aan de luchtkwaliteit. In de Nederlandse regelgeving zijn daarvoor in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer eisen opgenomen voor onder andere stikstofdioxide en fijn stof. Deze normen zijn vastgesteld op basis van onderzoek van de World Health Organization. Ze zijn bedoeld om mens en milieu te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen neergelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Conclusie
De nieuwe activiteit in het plangebied genereert op basis van gegevens van het CROW 2 een verkeersaantrekkende werking van 56 motorvoertuigbewegingen per weekdag. Dit is een dusdanig gering aantal verkeersbewegingen dat er geen sprake is van een waarneembare toename in de ter plaatse heersende concentraties van stikstof (NO2) en fijn stof. (PM10)
Op grond van het Besluit Niet In Betekenende Mate is het plan vrijgesteld van de onderzoeksplicht voor luchtkwaliteit. Er zal daarom geen substantiële verslechtering optreden van de luchtkwaliteit.
- 2. CROW publicatie 272, Verkeersgeneratie voorzieningen, december 2008
5.10 Milieuzonering
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, uitgave juni 2009, wordt in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.
Conclusie
In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven gesitueerd, waarmee wat betreft de hinder op de omgeving rekening moet worden gehouden. In het plangebied worden recreatiewoningen gerealiseerd. Dit is een passende ontwikkeling in de omgeving, die gekenmerkt wordt door recreatieterreinen. Het leefklimaat van de recreatiewoningen wordt daarmee niet beperkt, noch wordt het economisch functioneren van aanwezige bedrijven beperkt door het mogelijk maken van recreatiewoningen in het plangebied.
5.11 Natuur En Landschap
Het bos bestaat uit zowel jonge als oude loof- en naaldbomen en verkeert in acceptabele staat. Het is aan te merken als een waardevol element wat betreft natuur- en landschapswaarden. De gemeente Barneveld vindt het noodzakelijk om het plan dusdanig in te richten dat de geparkeerde voertuigen vanaf de Zevenbergjesweg uit het zicht worden onttrokken. Tevens dient voldoende gebruiksgroen in de buurt te zijn.
De gemeente heeft een beplantingsplan niet noodzakelijk geacht, mits er maximaal één ontsluitingsweg op het perceel wordt gerealiseerd. Aan deze voorwaarde wordt in onderhavig plan voldaan (zie 5.1).
Conclusie
Het plan maakt boomlodges en grondlodges mogelijk. De lodges komen qua uitvoering, materiaalkeuze en kleurstelling overeen met de entourage van het bosperceel. Om het natuurlijke karakter van het Verborgen Bosch te benadrukken, zullen de lodges een bij de omgeving passende kleur krijgen. De voorkeur gaat uit naar natuurlijke materialen en een uitvoering in rondstambalken of potdekselplanken. Er worden daarnaast geen verharde wegen en paden aangelegd, met uitzondering van de centrale parkeerplaats en er worden geen auto's toegelaten. Aan de zijde van de Eendracht wordt ruimte vrijgemaakt voor een groenbuffer van circa 30 meter en ook naar de Zanderij wordt een groenruimte in acht genomen. Ten slotte wordt gekozen voor een extensief karakter inzake het aantal boslodges.
Ten aanzien van de boscompensatie is in dit bestemmingsplan de bestemming "Recreatie" zo klein mogelijk gehouden. De oppervlakte van de bestemming recreatie bedraagt 13.763 m2. Bovendien is er een bouwvlak gedefinieerd dat gelijk loopt met de werkelijke bouwgrenzen van de lodges. Het bos dat door deze ontwikkeling alsnog zal gaan verdwijnen, zal elders volledig gecompenseerd gaan worden. Deze compensatie moet in dit geval 120% van het ontrrokken perceel groot zijn. In gemeente Oude IJsselland en in gemeente Berkelland zijn geschikte locaties gevonden.
Locatie boscompensatie Het Bijvanck, Oude IJsselland
De voorbereiding van de herziening van het bestemmingsplan ten behoeve van de verwezenlijking van de compensatielocatie Het Bijvanck is gestart (bijlagen 3, 4 en 5).
Gemeente Berkelland is bereid de bestemming 'Bos' toe te kennen aan de gronden van het perceel Oude Zelhemseweg, kadastraal bekend gemeente Ruurlo, sectie H, nummer 978 (bijlagen 6, 7 en 8).
Daarmee is de boscompensatie geregeld conform de eisen die gesteld zijn door de provincie Gelderland middels de brief van 16 februari 2010 (zie vooroverlegreacties). Er is een schriftelijke verklaring van de initiatiefnemer over boscompensatie met een bankgarantie (bijlage 9).
5.12 Water
Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Één van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'Watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De resultaten van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder worden hieronder verwoord.
Conclusie
Omgaan met regenwater
Het waterschap Veluwe hecht belang aan een adequate afvoer van regenwater. Bij het afvoeren van regenwater ligt de nadruk op infiltratie in de bodem of lozing op het oppervlaktewater.
Het huidige terrein bestaat uit bos. In het plan worden 24 boslodges en paden toegevoegd. In de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Het regenwater afkomstig van de lodges en de verharding (ten behoeve van paden) zal binnen de perceelsgrenzen worden opgevangen en geborgen. De voorkeur gaat er naar uit dat water in de directe omgeving kan infiltreren, zodat er geen toename van verdroging plaatsvindt. In het plan wordt dan ook een kleine greppel of wadi opgenomen.
Het afgekoppelde hemelwater dient aan de kwaliteitseisen te voldoen. Om verontreinigen te voorkomen mogen geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt worden.
Omgaan met huishoudelijk afvalwater
Het hemelwater en vuilwater dienen in ieder geval gescheiden ingezameld en aangeleverd te worden.
In de huidige situatie zit er geen aansluiting voor riolering in de directe omgeving.
Het huishoudelijke afvalwater afkomstig van de boslodges zal worden aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel. Er is reeds een riolering aangelegd op de grens Zanderij/Verborgen Bosch.
Omgaan met bluswater
Aan de Zevenbergjesweg is een bluskraan aanwezig. Deze bluskraan is niet voldoende voor de uitbreiding van de camping. De camping zal voor de ontwikkeling van meerdere bluskranen worden voorzien. In de regels van het bestemmingsplan is voor het college de mogelijkheid opgenomen om nadere eisen te stellen ter waarborging van brandveiligheid en rampenbestrijding (zie eerder paragraaf 5.5 Externe veiligheid).
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Juridische Aspecten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een plankaart met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de toepassing van ontheffingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de plankaart en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De plankaart heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De plankaart vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene ontheffing- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. De bepalingen uit bijlage 12 van SVBP2008 zijn overgenomen in de standaardregels van gemeente Barneveld.
Bestemmingsregels
Bestemming 'Bos'
Algemeen
Voor deze bestemming is aangesloten bij het gemeentelijk handboek.
Gebruik
Gronden waarop de bestemming 'Bos' rust, zijn alleen bestemd voor bos en groenvoorzieningen. Ter plaaste van de nadere aanduidingen zijn een weg en parkeerterrein toegestaan.
Bouwen
De bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemmingen zijn minimaal.
Bestemming 'Recreatie'
Algemeen
Voor deze bestemming is aangesloten bij bestemmingsplan "Buitengebied 2000". Om de ecologische natuurbeleving na te streven zijn de gebruiksregels en de toegestane bouwwerken strikt omschreven.
Gebruik
De gronden bestemd als Recreatie zijn ter plaate van de nadere aanduidingen bestemd voor recreatief verblijf in maximaal 2 mindervalide lodges, 12 boomlodges en 8 grondlodges. Daarnaast is recreatief verblijf in tenten toegestaan. Ten behoeve van dit recreatieve verblijf is een ontmoetingsruimte ter plaaste van de nadere aanduiding toegestaan. Ter plaatse van de daarmee corresponderende functieaanduidingen zijn een weg, slagboom en parkeerterrein toegestaan.
Bouwen
De lodges en ontmoetingsruimte mogen enkel opgericht worden in de daartoe aangegeven bouwvlakken. De bebouwingsmogelijkheden in bouwhoogte zijn beperkt door het opnemen van goot- en bouwhoogten op de verbeelding.
Dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 1'
In alle gebieden die (nog) niet zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek of waar is besloten tot behoud in situ wordt de dubbelbestemming Waarde – archeologie toegepast. 'Waarde – archeologie 1' wordt toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m:
- in gebieden met een lage verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 10.000 m²);
- in gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m²);
- in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 250 m²);
- in historische kernen (bij een oppervlakte van meer dan 100 m²) en
- voor niet zichtbare terreinen met archeologische waarde.
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling
Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene aanduidingsregels
De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. De volgende soorten gebiedsaanduidingen zijn toegepast: geluidszone, vrijwaringszone, veiligheidszone en archeologische waarden.
Daarnaast is de bouwaanduiding antennemast mogelijk. Nieuwvestiging van antennemasten binnen de bebouwde kom is in principe niet toegestaan. Bij andere bestemmingen zoals bedrijventerreinen, sportparken, grote parkeerplaatsen, benzinestations, nutsvoorzieningen en/of langs grootschalige infrastructuur is dit wel mogelijk. In de regels is een aanduiding opgenomen die bij de betreffende bestemmingen kan worden toegevoegd.
Algemene ontheffingsregels
Er is een algemene ontheffingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze ontheffingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.
Algemene procedureregels
Voor het verlenen van een ontheffing, het wijzigen van het plan en het stellen van een nadere eis zijn procedureregels aangegeven. In afwijking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ligt het voornemen om ontheffing te verlenen met bijbehorende stukken twee weken ter inzage.
Overgangs- en slotregels
Overgangsregels
Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties.
De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.
6.2 Handhaving
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:
- de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
- handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
- niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.
Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavings-instrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (o.a. in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, verlening van vrijstellingen en de bouw-, aanleg- en sloopvergunningen worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.
In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving).
Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:
- de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels;
- het ontheffingenbeleid.
In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.
Verder zijn aan de in het plan opgenomen ontheffingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Grondexploitatie
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen wat onder een bouwplan valt.
Dit plan maakt de bouw van één of meer hoofdgebouwen mogelijk. Volgens artikel 6.2.1 onder sub a van het Bro wordt een bouwplan voor een of meer woningen aangewezen als een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 eerste lid van de Wro.
In artikel 6.12 tweede lid onder sub a staat dat de gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Doordat het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is, stelt de gemeenteraad geen exploitatieplan vast.
De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) en kosten voor aanleg van voorzieningen in het plangebied is een afzonderlijke overeenkomst gesloten (bijlage 15). Er zijn bij dit plan geen andere kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgenomen moeten worden.
Hoofdstuk 8 Overleg
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Onderstaande instanties hebben een reactie op het voorontwerp van bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" gegeven:
- Provincie Gelderland;
- Waterschap Veluwe;
- Hulpverlening Gelderland Midden, Brandweer regionaal;
- Brandweer lokaal;
- Vrouwen Advies Commissie Barneveld.
In de bijgevoegde Nota Zienswijzen is ook verslag gedaan van het bestuurlijk vooroverleg (bijlage 16).
Ambtshalve wijzigingen van het ontwerp-bestemmingsplan en wijzigingen naar aanleiding van zienswijzen zijn opgenomen in de bijgevoegde Staat van wijzigingen (bijlage 17).
Bijlage 1 Schetsplan
Bijlage 2 Uitwerking 'Het Verborgen Bosch'
Bijlage 2 Uitwerking 'Het Verborgen Bosch'
Bijlage 3 Inrichtingsplan Bijvanck
Bijlage 3 Inrichtingsplan Bijvanck
Bijlage 4 Inrichtingstekening Bijvanck
Bijlage 4 Inrichtingstekening Bijvanck
Bijlage 5 Verklaring Gemeente Oude Ijsselland
Bijlage 5 Verklaring gemeente Oude IJsselland
Bijlage 6 Verklaring Gemeente Berkelland
Bijlage 6 Verklaring gemeente Berkelland
Bijlage 7 Overzichtskaart Berkelland
Bijlage 7 Overzichtskaart Berkelland
Bijlage 8 Boscompensatie Berkelland
Bijlage 8 Boscompensatie Berkelland
Bijlage 9 Verklaring Boscompensatie Bankgarantie
Bijlage 9 Verklaring boscompensatie bankgarantie
Bijlage 10 Bodemonderzoek
Bijlage 11 Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 11 Flora- en Faunaonderzoek
Bijlage 12 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 12 Archeologisch onderzoek
Bijlage 13 Reacties Vooroverleg
Bijlage 13 Reacties vooroverleg
Bijlage 14 Ontwerp-besluit
Bijlage 15 Verhaalsovereenkomst Planschade
Bijlage 15 Verhaalsovereenkomst planschade