Landgoed Westerveld
Bestemmingsplan - gemeente Barneveld
Onherroepelijk op 17-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet bestaande uit ambachtelijke en/of detailhandelsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.2 Aanbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een glastuinbouwbedrijf en een gebruiksgerichte paardenhouderij;
1.6 Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.7 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 Bebouwingspercentage
het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.9 Bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.10 Bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.11 Bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
1.12 Bestaande
bestaand en legaal aanwezig op de dag van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.13 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0203.1057-0004.gml met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.15 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 Bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.17 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.18 Bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte;
1.19 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.22 Bouwmarkt
een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig artikelen in de bouwbranche ter verkoop worden aangeboden. Tot bouwmaterialen worden onder meer gerekend: bouwstoffen zoals cement, hout en bouwstenen, wand- en vloertegels, ijzerwaren, elektrisch installatiemateriaal alsmede sanitair-, badkamer- en keukeninrichtingsmaterialen, en doe-het-zelfproducten;
1.23 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.25 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.28 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 Erf
bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is;
1.30 Extensief recreatief medegebruik
recreatief medegebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen. Voor het extensieve recreatief medegebruik is geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk, maar kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes;
1.31 Gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 Gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.33 Geurgevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.34 Geluidsgevoelige functies
bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.35 Geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.36 Hogere waarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit Geluidhinder;
1.37 Hoofdgebouw
een (deel van een) gebouw, dat vanwege zijn indeling en uiterlijke verschijningsvorm, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel of bouwvlak moet worden aangemerkt en waartoe eventuele uitbouwen, aanbouwen en bijgebouwen niet worden gerekend;
1.38 Landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.39 Maaiveld
gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;
1.40 Nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening;
1.41 Natuur(wetenschappe)lijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.42 Omgevingsvergunning
Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.43 Ondergronds bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;
1.44 Onderhoudsgebouw
een gebouw ten behoeve van het onderhoud van een landgoed, zoals een gebouw voor de stalling van materieel, een houtloods of een berging;
1.45 Overkapping
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand;
1.46 Peil
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.47 Plan
het bestemmingsplan 'Landgoed Westerveld' van de gemeente Barneveld;
1.48 Productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.49 Recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.50 SBI-Code
Standaard Bedrijf Indelingscode van het Centraal Bureau voor Statistiek;
1.51 Staat van Bedrijfsactiviteiten
als bijlage(n) bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst(en) van bedrijven en instellingen;
1.52 Straalpad
vrije ruimte die nodig is voor ongehinderde ontvangst van (radio-)signaal;
1.53 Uitbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.54 Uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.55 Uitwerking
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.56 Verbeelding
De bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven;
1.57 Vloeroppervlak
grootte van de oppervlakte van een bouwlaag;
1.58 Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw;
1.59 Voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
1.60 Voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.61 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.62 Wgh-inrichting
een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 1.1 derde lid van de Wet Milieubeheer en artikel 1 van de Wet geluidhinder en genoemd in bijlage I, onderdeel van het Besluit omgevingsrecht;
1.63 Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening;
1.64 Woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.65 Woongebouw
een gebouw dat ten minste twee woningen omvat;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 De hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.7 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;
2.8 De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk
onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren;
2.9 De oppervlakte van een overkapping
de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;
2.10 Het vloeroppervlak
boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren.
2.11 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders weergegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Onbebouwd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Onbebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch gebruik in de vorm van het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
met daaraan ondergeschikt:
- b. openbare nutsvoorzieningen;
- c. recreatief medegebruik;
- d. erfontsluitingswegen;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
- b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
met daaraan ondergeschikt:
- c. openbare nutsvoorzieningen;
- d. recreatief medegebruik;
- e. infrastructurele voorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen, silo's en overkappingen worden gebouwd.
- 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
4.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 14.1 van toepassing.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het vergraven en egaliseren van gronden;
- b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
- c. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
- d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
- e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
- g. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken;
- h. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
- i. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
- j. diepploegen, zijnde het extra diep - circa 0,4 m of meer - omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
- k. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken.
- 2. Het verbod uit het artikel 4.4, sub 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
- b. het normale onderhoud betreffen;
- c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
- 3. De vergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.
Artikel 5 Bos
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. paden en wegen;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 14.1 van toepassing.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
- b. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen.
- 2. Het verbod uit artikel 5.4, sub 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. het normale onderhoud betreffen;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
- 3. De vergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke of landschappelijke waarden;
- b. waterhuishoudkundige doeleinden;
- c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
- e. infrastructurele voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 14.1 van toepassing.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het vergraven en egaliseren van gronden;
- b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
- c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
- d. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en/of educatief medegebruik;
- f. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
- g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
- h. diepploegen, zijnde het extra diep - circa 0,4 m of meer - omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
- i. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen.
- 2. Het in artikel 6.4, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. het normale onderhoud betreffen;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
- 3. De vergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- e. bermen;
met de daarbij behorende:
ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'pad' alleen voor pad;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' ook voor spoorweg;
- h. gebouwen ten behoeve van de spoorweg, ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen.
7.2 Bouwregels
- 1. Ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' mag een gebouw uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- 2. Het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven.
- 3. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven.
- 4. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 5. Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 4 m bedragen;
- b. de bouwhoogte van palen, masten en verwijsborden mag niet meer dan 9 m bedragen;
- c. de bouwhoogte van een geluidsscherm mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid; en
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 14.1 van toepassing.
7.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken tot een bouwhoogte van 10 m;
- 2. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'groen', ook voor groen;
met de daarbij behorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
8.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
Artikel 9 Wonen - Enkelvoudig
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Enkelvoudig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos- onderhoudsgebouw' tevens voor een onderhoudsgebouw voor een landgoed;
met de daarbij behorende:
- e. tuinen en erven;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
- b. de beeldkwaliteit;
- c. de landschapskwaliteit;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de milieusituatie; en
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 14.1 van toepassing.
9.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.1 en toestaan dat de inhoud van een woning met ten hoogste 150 m3 wordt vergroot, uitsluitend indien sprake is van vermindering (door sloop) van bebouwing die behoort bij de betreffende woning en welke onder het overgangsrecht is gebracht, volgens onderstaande tabel:
Sloop bebouwing | Terugbouwgedeelte | Toevoeging woninginhoud | |
Tot 225 m3 Vanaf 225 m3 | 1/3 1/4 | Max. 75 m3 Max. 75 m3 |
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.1 en toestaan dat de goothoogte van een woning wordt vergroot met maximaal 3 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.2 en toestaan dat de oppervlakte aan bijgebouwen wordt vergroot met maximaal 1/3 deel, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.2 en toestaan dat de oppervlakte aan bijgebouwen nog verder wordt vergroot dan op grond van artikel 9.4, lid 3, kan worden toegestaan, uitsluitend indien sprake is van vermindering (door sloop) van bebouwing die behoort bij de betreffende woning en welke onder het overgangsrecht is gebracht, volgens onderstaande tabel:
Sloop bebouwing | Terugbouwpercentage | Toevoeging oppervlakte bijgebouwen | |
Tot 125 m2 Van 125 m2 tot 312 m2 Van 312 m2 tot 687,5 m2 Vanaf 687,5 m2 | 60 % 40 % 20 % 10 % | Max. 75 m2 Max. 75 m2 Max. 75 m2 Max. 75 m2 |
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.
- 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.2 en toestaan dat de oppervlakte aan bijgebouwen nog verder wordt vergroot dan op grond van artikel 9.4, lid 3, kan worden toegestaan, uitsluitend wanneer deze extra oppervlakte aan bijgebouwen zal worden benut voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en wanneer deze extra oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte die op grond van artikel 9.2.2 is toegestaan.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van bijgebouwen, tot ten hoogste 60 m2, mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
10.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 10.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.
- 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat op deze gronden, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen en in het eerste lid is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd:
- a. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' meer dan 1.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
- b. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' meer dan 250 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
- c. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - historische kern' meer dan 100 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
- d. voor zover de ondergrondse bouwdiepte bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde' meer dan 0,3 m bedraagt.
- 3. In afwijking van artikel 10.1 en 10.2 mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:
- a. Een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- b. Indien uit het in het eerste lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het afwijken van de bouwregels zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken op voorwaarde dat:
- technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; en/of
- opgravingen worden verricht; en/of
- een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van 10.000 m2:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
- c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
- 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals genoemd in artikel 10.3, lid 1, sub a, b en c:
- a. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 1.000 m2;
- b. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 250 m2;
- c. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - historische kern' over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
- d. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde'.
Het in artikel 10.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- c. de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
- a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn;
- b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten.
- 2. Het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in het eerste lid, kan niet indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de afwijking van de bouwregels kan worden voorkomen.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad:
- 1. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
- 2. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 14 Algemene Procedureregels
14.1 Procedure bij het stellen van nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg;
- 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
- 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Landgoed Westerveld' van de gemeente Barneveld.
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld
d.d. tot vaststelling.
Mij bekend,
de griffier.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Groenland Beheer (namens een initiatiefnemer) is voornemens om een nieuw landgoed met vier landhuizen te realiseren op de gronden behorende bij de boerderij Westerveld aan de Molweg 32 te Terschuur (gemeente Barneveld). Het landgoed krijgt een omvang van ruim 20 hectare, exclusief het bestaande bos- en natuurgebied van ongeveer zes hectare. De landbouwgronden worden daarbij grotendeels omgevormd naar nieuwe natuur.
Voor de realisatie van de landhuizen zijn door de gemeente Barneveld de volgende voorwaarden gesteld:
- uit een inrichtingsplan moet blijken dat een kwalitatief hoogwaardige invulling wordt gegeven aan de architectuur van het hoofdgebouw en de inrichting van omliggende terreinen in hun ruimtelijke samenhang;
- de totale omvang van het landgoed bedraagt een, bij voorkeur aaneengesloten, gebied van minimaal 10 ha dat openbaar toegankelijk is;
- minimaal 6 ha van de betrokken gronden betreft te realiseren bos- en/of natuurgebied;
- de ontwikkeling van het landgoed dient bij te dragen aan een kwaliteitsverbetering voor de omgeving;
- maximaal één hoofdgebouw is toegestaan met een maximale totale inhoud van minimaal 2.500 m³, een maximale inhoud van 4.000 m³, een maximale goothoogte van 10 meter en een maximale hoogte van 15 meter;
- het gebruik van het hoofdgebouw blijft beperkt tot de woonfunctie en aan de woonfunctie ondergeschikte kantooractiviteiten, met dien verstande dat maximaal drie wooneenheden zijn toegestaan en maximaal 5% van de oppervlakte per wooneenheid voor kantooractiviteiten mag worden gebruikt;
- bijgebouwen zijn toegestaan met een maximale bebouwde oppervlakte van 100 m² per wooneenheid, een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale hoogte van 6 meter;
- nieuwe landgoederen moeten de landschappelijke en ecologische kwaliteit, evenals de toegankelijkheid en de aantrekkelijkheid voor recreanten (met name voor wandelaars), bevorderen;
- sloop van minimaal 1.000 m² aan niet-cultuurhistorisch waardevolle agrarische opstallen mag ook op locaties elders in de gemeente Barneveld;
- transformatie van minimaal 60% van de huidige landbouwgronden aan de Molweg naar nieuwe natuur (conform het Gebiedsplan Natuur en Landschap);
- natuurvriendelijke inrichting van de Esvelderbeek en realisatie stapsteen amfibie;
- behouden en versterken van bestaande landschappelijke kwaliteiten;
- openstelling van 90% van de gronden voor recreanten via bestaande en aan te leggen wandelpaden;
- realiseren van vier hoogwaardige woongebouwen van 1.500 m³ elk op de locatie aan de Molweg.
Omdat binnen het gebied aan de Molweg 32 te Terschuur geen agrarische opstallen aanwezig zijn en er geen bedrijfsbeëindiging kan plaatsvinden, dienen er elders in de gemeente Barneveld opstallen gesloopt te worden om de vier landhuizen te realiseren. Daartoe worden twee andere locaties betrokken bij de ruimtelijke ontwikkeling, te weten: Kallenbroekerweg 182 te Barneveld en Kootwijkerbroekerweg 51 te Kootwijkerbroek. Op beide locaties wordt de agrarische bedrijvigheid beëindigd, de milieuvergunning ingeleverd en worden de niet waardevolle agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Deze locaties worden daarom beschreven in dit bestemmingsplan en staan vermeld op de verbeelding.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Begrenzing Plangebied
Het bestemmingsplan betreft drie deelgebieden, verspreid over de gemeente Barneveld. Deze deelgebieden maken allen deel uit van het plangebied. Het betreft de deelgebieden aan:
- 1. de Molweg 32 te Terschuur (kadastraal bekend als gemeente Barneveld sectie A nummers 497-500, 507-509, 511-514, 517-524, 1263, 1264, 1984 en sectie H nummers 20, 21 en 22). Daarmee komt de totale oppervlakte van dit deelgebied uit op circa 29 hectare. Dit deelgebied is gelegen ten westen van de kern Barneveld en ten zuiden van Terschuur. Het deelgebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Esvelderbeek. De oostzijde van dit deelgebied wordt gedeeltelijk begrensd door de Molweg en gedeeltelijk door een houtwal. De Kallenbroekerweg vormt de zuidelijke grens van het deelgebied. Aan de westzijde geeft een houtwal de begrenzing aan;
- 2. de Kallenbroekerweg 182 te Barneveld (kadastraal bekend als gemeente Barneveld sectie A nummer 2134). Dit deelgebied is hemelsbreed op ruim één kilometer afstand van het deelgebied aan de Molweg 32 gelegen en ligt ten westen van Barneveld. Het gebied wordt aan de west- en noordzijde begrensd door weilanden. Aan de zuid- en oostzijde van het deelgebied vormt een bosgebied de plangrens;
- 3. de Kootwijkerbroekerweg 51 te Kootwijkerbroek (kadastraal bekend als gemeente Garderen sectie H nummers 3940 en 3941). Dit deelgebied ligt ten zuiden van Stroe en is langgerekt qua vorm. Het gebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Kootwijkerbroekerweg. Aan de andere zijden vormen weilanden de begrenzing.
![]() |
Ligging deelgebieden |
In het vervolg van dit bestemmingsplan worden de drie deelgebieden, indien relevant, zelfstandig beschreven en getoetst aan beleid en milieuhygiënische aspecten.
2.2 Geldende Bestemmingen
Alle deelgebieden liggen binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Buitengebied 2000", dat op 30 oktober 2001 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 11 juni 2002 door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd.
Molweg 32
De percelen in dit deelgebied hebben de bestemmingen 'Agrarisch gebied II', 'Natuurgebied', 'Bos met meervoudige doelstelling', en 'Woning'.
![]() |
Uitsnede bestemmingsplankaart deelgebied Molweg 32 |
Op basis van dit bestemmingsplan is de vestiging van vier landhuizen en de ontwikkeling van een landgoed niet mogelijk. De volgende wijzigingen in het plan dienen te worden aangebracht:
- de bestemming 'Agrarisch gebied II' wordt grotendeels gewijzigd in de bestemming 'Natuur';
- de bestemming 'Agrarisch gebied II' wordt ter plaatse van de landhuizen gewijzigd in 'Wonen-Enkelvoudig'
- de bestemming 'Bos met meervoudige doelstelling" wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur';
- de bestemming 'Natuurgebied' wordt gewijzigd in bestemming 'Bos';
- de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd in bestemming 'Wonen-Enkelvoudig'.
Kallenbroekerweg 182
De bestemming van gronden binnen het deelgebied aan de Kallenbroekerweg is 'Agrarisch II'. Voorwaarde is dat het agrarisch bedrijf beëindigd wordt en de milieuvergunning wordt ingetrokken. Dit wordt juridisch-planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan. De bestemming van de voormalige agrarische bedrijfswoning wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen-Enkelvoudig'. Het weideland krijgt de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Hier is het niet toegestaan bebouwing te realiseren.
Kootwijkerbroekerweg 51
De gronden binnen dit deelgebied hebben in zijn geheel de bestemming 'Wonen met agrarische activiteiten'. Voorwaarde is dat het agrarisch bedrijf beëindigd wordt en de milieuvergunning wordt ingetrokken. Dit wordt juridisch-planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan. De bestemming 'Wonen met agrarische activiteiten' wordt gedeeltelijk gewijzigd naar 'Wonen- Enkelvoudig' en gedeeltelijk naar 'Agrarisch met waarden'. Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' is het niet mogelijk bebouwing te realiseren.
Deze wijzigingen zullen plaats moeten vinden door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
2.3 Ontstaansgeschiedenis
Molweg 32
De boerderij Westerveld en bijbehorende gronden zijn gelegen in het dekzandgebied van de Gelderse Vallei. Geomorfologisch en cultuurhistorisch gezien bestaat het gebied uit drie delen. Het noordelijke deel van het gebied (deelgebied A) bestaat uit het lager gelegen beekdal van de Esvelderbeek. De gronden langs de beek waren voornamelijk in gebruik als grasland. Het middengedeelte (deelgebied B) bestaat uit meerdere, hoger gelegen, dekzandruggen, welke oost-west georiënteerd zijn. De oudst ontgonnen delen, op enige afstand van de beek, liggen hier. Hier kwamen kleinschalige individuele kampontginningen tot stand. Deze zijn vervolgens in de loop der eeuwen opgehoogd met een mengsel van mest en strooisel uit de omgeving (heideplaggen, grasplaggen, bosstrooisel). Veel oude bouwlanden zijn te herkennen aan hun hoge, bolle ligging. Het historische erf Westerveld treft men aan op het hoger gelegen bouwland-complex in het centrale deel van het plangebied.
![]() |
Historische kaart, situatie rond 1900, locatie Molweg 32 |
Het gebied ten zuiden van de Molweg (deelgebied C) betreft een relatief laag gelegen heideontginning. Het bodemprofiel geeft aan dat de ontginningsgeschiedenis jonger is. Er heeft weinig of geen ophoging plaatsgevonden en de bovenlaag is weinig verstoord. In het landschap in het plangebied is de ontstaansgeschiedenis (daardoor) goed te herkennen. Op de historische kaart, situatie rond 1900, is in het zuidwestelijk deel van de heide een nat gebied te herkennen. Op deze plek ligt het huidige ven. Het gebied eromheen is later bebost.
2.4 Ruimtelijke Structuur
Molweg 32
Het deelgebied aan de Molweg beslaat ruim 29 hectare en is grotendeels aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol landschap, bestaande uit bos, houtwallen en water.
Het erf, waarop de boerderij Westerveld en de bijbehorende opstallen zijn gelegen, ligt in het oosten van dit deelgebied en beslaat ongeveer één hectare. Deze boerderij is een gemeentelijk monument. De boerderij bestaat uit één bouwlaag met rieten zadeldak met wolfseinden. De boerderij heeft een oppervlakte van circa 200 m².
Ten noorden van de boerderij bevinden zich kleinschalige bijgebouwen, namelijk een bakhuis (circa 40 m²) en een varkenskot (circa 20 m²). Beide bijgebouwen zijn tevens gemeentelijke monumenten. Aan de zuidzijde van de boerderij is een schaapskooi gesitueerd. Deze schaapskooi heeft een oppervlakte van circa 130 m² en is grotendeels uitgevoerd met een rieten kap.
Rondom de boerderij staan nog zeven opstallen op het erf, waaronder een rijtuigenloods van circa 140 m², twee kapbergen, twee kippenhokken, een schuur en een garage. Er zijn geen moderne stallen aanwezig. Het voormalige agrarische bedrijf is al geruime tijd niet meer in functie. Het erf wordt ontsloten op de Molweg, een zandpad met groene bermen. De Molweg sluit aan op de Kallenbroekerweg.
Buiten het erf zijn de gronden in dit deelgebied voor het grootste deel agrarisch in gebruik als weiland (noordzijde) of akkerland (zuid- en westzijde). In totaal gaat het om ruim 20 hectare, bestaande uit verschillende relatief kleine percelen omzoomd door houtwallen (ongeveer één hectare). Deze houtwallen bestaan uit een grote diversiteit aan boom- en struiksoorten. Opvallend is het subtiele hoogteverschil en de bolle ligging van de percelen. Daarnaast is er bijna zes hectare aan bos- en natuurgebied aanwezig. Qua boomplanting komen hier voornamelijk de Grove Den en Berk voor. Er is ongeveer één hectare aan water aanwezig. Het betreft een kleine eendenpoel aan de noordwestelijke zijde en een groot ven aan de zuidoostelijke zijde van het deelgebied. In het noorden is daarnaast de Esvelderbeek aanwezig. Ten slotte bevindt zich aan de zuidzijde van dit deelgebied een ruig landschap (gras- en verschillende plantensoorten).
Kallenbroekerweg 182
Op dit perceel met een oppervlakte van circa zes hectare was een gemengd agrarisch bedrijf aanwezig. Er was een milieuvergunning aanwezig voor 135 vleesvarkens, 59 rundvee-melkkoeien en 15 stuks jongvee.
De bebouwing op het perceel bestaat uit een langgevelboerderij. De opstallen zijn inmiddels gesloopt. De boerderij betreft een gemeentelijk monument. De boerderij bestaat uit één bouwlaag met rieten zadeldak met wolfseinden. Daarnaast is één van de opstallen, de varkensschuur, aangewezen als gemeentelijk monument. Deze schuur bestaat uit één bouwlaag met kap. Deze kap is op de nok uitgevoerd in riet. De overige opstallen (een veestal, kippenhok en veldschuur) zijn niet van cultuurhistorische waarde en hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 470 m².
Het erf wordt aan de west- en noordzijde omgeven door weiland (grasland). Aan de oostzijde grenst het deelgebied aan het bos- en natuurgebied "het Paradijs". De ontsluiting van het deelgebied vindt plaats via de Kallenbroekerweg.
Kootwijkerbroekerweg 51
Het perceel aan de Kootwijkerbroekerweg 51 is gelegen in een open agrarisch gebied met relatief kleine agrarische bedrijven. Het betreft een langgerekt perceel direct langs de Kootwijkerbroekerweg met een oppervlakte van circa 4.700 m². Rondom het perceel is beplanting aanwezig, waaronder enkele eiken.
Op het perceel staat in de huidige situatie een woonboerderij. De negen (voormalige) relatief kleine agrarische opstallen zijn inmiddels gesloopt. De woonboerderij bestaat uit één bouwlaag met rieten zadeldak met wolfseinden. De agrarische opstallen bestonden uit drie kippenhokken, een varkensstal, een vleesvarkensstal, een werkplaats, een washoek, een garage en een veeschuur. Geen van deze opstallen is van cultuurhistorische waarde. Het deelgebied wordt omgeven door weiland. Het erf wordt ontsloten op de Kootwijkerbroekerweg.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Functies
Molweg 32
Aan de Molweg 32 worden verscheidene nieuwe functies mogelijk gemaakt. Dit zijn de bestemmingen 'Natuur', 'Bos', 'Wonen-Enkelvoudig' en 'Water'. Het gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde heeft een dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 1' gekregen. Deze dubbelbestemming is niet op de bouwvlakken van de landhuizen gelegd omdat hier op basis van archeologisch onderzoek (zie paragraaf 5.1) is aangetoond dat de verwachtingswaarde op die plaatsen mag worden gewijzigd naar 'laag'.
Kallenbroekerweg 182
Aan de Kallenbroekerweg 182 worden de gronden bestemd tot 'Wonen-Enkelvoudig' en 'Agrarisch met waarden'. Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' wordt bebouwing niet toegestaan. Dit betekent dat juridisch-planologisch verankerd is dat er geen agrarische bedrijfsactiviteiten zullen plaatsvinden in dit deelgebied. Het gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde heeft een dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 1' gekregen.
Kootwijkerbroekerweg 51
Aan de Kootwijkerbroekerweg 51 worden de gronden bestemd tot 'Wonen-Enkelvoudig' en 'Agrarisch met waarden'. Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' wordt bebouwing niet toegestaan. Dit betekent dat juridisch-planologisch verankerd is dat er geen agrarische bedrijfsactiviteiten zullen plaatsvinden in dit deelgebied. Het gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde heeft een dubbelbestemming '' gekregen.
Huidige situatie plangebied
3.2 Visie
Molweg 32
In het gebied rondom boerderij Westerveld bestaan voor de (intensieve) veehouderij zeer beperkte mogelijkheden om zich te vestigen of uit te breiden. Andere functies als natuur, landschap, recreatie, maar ook landelijk wonen gaan daarentegen een steeds belangrijkere rol spelen.
Met het plan kunnen de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden (historische boerderij, bos, vennen, houtwallen, kleinschalige akkers) worden hersteld en duurzaam in stand gehouden worden.
Het initiatief biedt perspectieven om de kleinschaligheid van het landschap duurzaam te behouden en te versterken. Naast natuurwaarden behoudt het gebied gedeeltelijk ook zijn agrarische functie, hetgeen kenmerkend is voor een landgoed. Door de functie wonen toe te voegen, in ruil voor natuuraanleg, wordt een manier gecreëerd om het landgoed duurzaam in stand te houden.
Vanwege de gebiedskarakteristiek en de impact die de nieuwe landgoedbebouwing heeft, is één bebouwingscluster het meest wenselijk. Hoewel de nieuwe bebouwing van forse omvang is, moet getracht worden de bebouwing zoveel mogelijk te laten aansluiten op de omgeving. De nieuwe landgoedbebouwing wordt gesitueerd op de jonge heideontginning. Landschappelijk gezien is deze locatie minder waardevol dan de kleinschalige akkers. Nieuwe landgoedbebouwing is op deze plek, op de rand van bos en agrarisch gebied, goed denkbaar. Andere argumenten die pleiten voor deze plek zijn:
- vanwege de grote afstand tot het bestaande erf van boerderij Westerveld gaat het nieuwe cluster ruimtelijk niet concurreren met de bestaande boerderij;
- er kan een directe ontsluiting via de Molweg naar de Kallenbroekerweg gemaakt worden;
- de bebouwing kan ruimtelijk goed worden ingepast tegen de bosrand aan;
- het perceel heeft gedeeltelijk een lage en gedeeltelijk een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
Kallenbroekerweg 182 en Kootwijkerbroekerweg 51
Om het landgoed Westerveld te kunnen ontwikkelen, dienen er in voldoende mate agrarische opstallen te worden gesloopt. Aangezien dit op het cultuurhistorisch waardevol erf Westerveld niet mogelijk is, zijn twee andere locaties bij de planvorming betrokken. Op de Kallenbroekerweg 182 en de Kootwijkerbroekerweg 51 zijn de cultuurhistorisch niet-waardevolle opstallen inmiddels gesloopt, zonder dat daarbij gebouwen met cultuurhistorische waarde verloren gaan.
3.3 Ontwikkelingen
3.3.1 Planuitwerking Molweg 32
In dit deelgebied worden alle niet cultuurhistorisch waardevolle opstallen gesloopt (in totaal ca. 100 m2). Dit betekent dat de twee kapbergen en kippenhokken, de garage en een schuur worden gesloopt. De opstallen hebben een gezamenlijke oppervlakte van 380 m². De rijtuigenloods is geen cultuurhistorisch waardevol pand, maar wordt niet gesloopt. In het gemeentelijk landgoederenbeleid is opgenomen dat men een onderhoudsgebouw mag realiseren. Deze rijtuigenloods zal als dusdanig worden aangemerkt. De boerderij behoudt zijn woonfunctie. De bestaande bijgebouwen worden, voorzover nodig, opgeknapt of gerestaureerd.
Ensemble 4 landhuizen
Aan de zuidoostzijde van het deelgebied worden vier landhuizen mogelijk gemaakt op het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente Barneveld, sectie A nummer 1984. In overleg met de gemeente Barneveld en de provincie Gelderland is een nieuwe bouwlocatie voor de landgoedwoningen bepaald. De oude locatie voor de vier landhuizen bleek hydrologisch gezien ongeschikt voor woningbouw. Bij de locatiekeuze is gelet op de volgende aspecten:
1. Ontsluiting
2. Bestaande structuren
3. Zichtlijnen monumentale boerderij
De nieuwe bouwlocatie is stedenbouwkundig gezien akkoord. Voordeel van de nieuwe locatie is dat de bewoners van de landhuizen niet ver in het natuurgebied in hoeven om bij hun woning te komen. Daarnaast ligt de beouwing aan de rand van het nieuwe landgoed, waardoor de rest van het landgoed open en groen kan blijven. Het gebied rondom de monumentale boerderij moet open blijven; er moet voldoende afstand zijn tussen het nieuwe bebouwingscluster en het bestaande erf. Van belang is dat de woningen een "geclusterd geheel" vormen. De locatie ligt op ruime afstand van de monumentale boerderij, zodat er geen sprake is van ruimtelijke concurrentie met het huidige erf. Daarbij is het uitgangspunt gehanteerd om vier vrijstaande, geclusterde landhuizen te realiseren. De landhuizen worden rondom een gezamenlijk hofje geplaatst, zodat er sprake is van een hoefijzervorm. De maximale inhoud van de vier landhuizen bedraagt 1.500 m³ per woning. De maximaal toegestane goot- en nokhoogte zijn 10 respectievelijk 15 meter. Daarnaast wordt één bijgebouw van 100 m²per woning toegestaan. De maximaal toegestane goot- en nokhoogte daarvan bedragen 3 respectievelijk 6 meter. De kavel krijgen elk een oppervlakte van circa 3.000 m2. Het hofje wordt ontsloten vanaf de Molweg.
Landschappelijke inrichting
Landgoed Westerveld wordt landschappelijk ingericht als een samenhangend geheel, bestaande uit bos- en natuurterrein, landbouwgronden, water en een bebouwingsensemble. Er is gekozen voor een benadering, waarbij het bestaande kleinschalige landschap zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Het plan gaat uit van een landschappelijke opdeling van het gebied in drie zones in dit deelgebied. Deze zones zijn:
1. Het beekdal van de Esvelderbeek.
2. Het conglomeraat van kleinschalige besloten essen / kampen.
3. De jonge ontginning ten zuiden van de Molweg: het veld.
De zonering vormt de basis voor het ontwerp. Het beekdal wordt omgevormd naar natte natuur, waarbij een stapsteen amfibie wordt gerealiseerd. Deze bestaat uit een grote amfibieënpoel, struweel en vochtige graslanden. De stapsteen natuur en de ecologische verbindingszone langs de Esvelderbeek wordt in overleg met het Waterschap natuurvriendelijk ingericht. Het conglomeraat van kleinschalige kampen wordt omgevormd naar flora-en faunarijke natuurakkers, omzoomd door houtwallen. De jonge heideontginning wordt grotendeels omgevormd naar bloemrijk grasland (nieuwe natuur). De bestaande bosgebieden, het ven en de eendenkooi blijven gehandhaafd.
Op het terrein wordt ruim 14 hectare nieuwe natuur gerealiseerd. Dit betekent dat het grootste gedeelte van de huidige agrarische gronden (graslanden en akkers) (ruim 60% van 20 hectare te ontwikkelen landbouwgrond) op het landgoed de bestemming natuur krijgen en extensiever beheerd zullen worden. Conform het Gebiedsplan Natuur en Landschap wordt gebruik gemaakt van een aantal bij het gebied passende natuurdoeltypen. Op de lager gelegen delen zijn dit vochtig schraalgrasland en stapsteen amfibie (nat). Op de hoger gelegen delen zijn dit (natuur)akker, bloemrijk grasland (zuur), droog grasland en kampen-eslandschap. In het plan blijft daarnaast ongeveer 4,5 ha aan landbouwgrond gehandhaafd.
Op de gronden worden wandelpaden aangelegd om het landgoed in voldoende mate open te stellen voor recreanten. De bestemming natuur maakt de aanleg van wandelpaden middels een aanlegvergunning mogelijk. Het bestaande wandelpad vanaf de Molweg kan hiervoor worden gebruikt. Daarnaast wordt een nieuwe wandelroute aangelegd. De paden sluiten aan op de openbare weg (Kallenbroekerweg / Molweg). De wandelpaden lopen door alle gedeeltes van het landgoed; zowel door het bos in de zuidwesthoek, als over de kamp, langs de perceelsranden en langs de beek. Het terrein rondom de boerderij en de vier landhuizen zijn alleen toegankelijk voor de bewoners.
Inrichtingsplan Landgoed Westerveld
Beheer
Het landgoed wordt particulier beheerd. Een antieure overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente moet een duurzame inrichting en beheer veiligstellen. In het inrichting-en beheerplan wordt nader ingegaan op inrichtings-en beheersaspecten van het toekomstige landgoed.
3.3.2 Planuitwerking Kallenbroekerweg 182
Het agrarisch bedrijf aan de Kallenbroekerweg 182 wordt beëindigd. De bijbehorende milieuvergunning uit 1996 wordt ingeleverd. Beëindiging van het agrarisch bedrijf heeft een gunstig milieueffect voor het verzuringgevoelig natuurgebied. Daarnaast heeft het plan positieve effecten op natuur en landschap. De omliggende gronden zullen worden gerangschikt onder de Natuurschoonwet (NSW).
De cultuurhistorisch niet-waardevolle opstallen zijn inmiddels gesloopt. In totaal gaat het om ruim 460 m2.De boerderij en de monumentale varkensschuur blijven behouden. De schuur krijgt een functie als bijgebouw, ten dienste van de woning. Het erf aan de Kallenbroekerweg krijgt een woonfunctie.
Het erf rond woning en bijgebouw zal landschappelijk worden ingericht met erfbeplanting die karakteristiek is voor de streek. Het deel rondom de boerderij wordt ingericht als boerentuin. Het westelijk gedeelte van het perceel zal worden gebruikt als weiland.
3.3.3 Planuitwerking Kootwijkerbroekerweg 51
Alle agrarische opstallen zijn inmiddels gesloopt (in totaal circa 620 m²), met uitzondering van de woning. De milieuvergunning wordt ingeleverd. Het deelgebied krijgt een woonbestemming. De bestaande bijgebouwen zullen worden vervangen door een bijgebouw dat qua architectuur en uitstraling past bij de woning, met een oppervlakte die past binnen het bestemmingsplan (60 m²).
Het erf rond woning en bijgebouw zal landschappelijk worden ingericht met erfbeplanting die karakteristiek is voor de streek. Het centrale deel rondom de woning en het bijgebouw wordt ingericht als boerentuin. Het noordelijke gedeelte van het perceel blijft in gebruik als weiland.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijk
De Nota Ruimte1 geeft de visie van het kabinet weer op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar is. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier doelen:
- versterking van de concurrentiepositie van Nederland;
- bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- borging van de veiligheid.
Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd, met tegen de achtergrond de algemene wens om de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte te versterken en duurzaam te ontwikkelen. Van duurzame ruimtelijke ontwikkeling is in de ogen van het rijk sprake als aan elk van deze waarden gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan en daarmee de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers toeneemt.
Met het beleid legt het kabinet een grotere verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. De uitvoering van het beleid ligt primair bij de gemeenten, terwijl voor de provincies een belangrijke kaderstellende, coördinerende en controlerende taak is weggelegd.
Doorwerking in plangebied
Het plangebied behoort niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gemeenten mogen hier samen met de provincie de gewenste ruimtelijke invulling bepalen, binnen de beleidsdoelen en regels die het rijk stelt. De algemene basiskwaliteit is de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen, dus datgene waar een ruimtelijk plan minimaal aan moet voldoen.
Het economische draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staan onder druk. Om deze te vergroten, wil het kabinet de mogelijkheden voor zowel hergebruik als (vervangende) nieuwbouw in het buitengebied verruimen, gekoppeld aan ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en realisatie van bijvoorbeeld nieuwe natuurgebieden of extra capaciteit voor waterberging. Het plangebied is een uitwerking van het uitgangspunt om vervangende nieuwbouw in het buitengebied mogelijk te maken. Met het plan wordt een kwaliteitswinst voor de beeldkwaliteit en ruimtelijke kwaliteit behaald.
- 1. 23 maart 2005 door de tweede kamer vastgesteld. Op grond van artikel 9.1.2 lid 1 Overgangsrecht Wro is bepaald dat een planologische kernbeslissing (zoals de Nota Ruimte) gelijkgesteld wordt met een structuurvisie. Het recht van de planologische kernbeslissing zoals gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wro blijft van toepassing.
4.2 Provincie En Regio
4.2.1 Streekplan
Molweg 32
Conform de plansystematiek van het streekplan2 is het plangebied aan de Molweg aangemerkt als EHS verbinding (bestaande woning en gebied ten noorden daarvan), EHS verweving (agrarische gebieden zuidzijde) en EHS-natuur (bestaand bosgebied aan de westzijde).
EHS-natuur bestaat uit bestaande natuurgebieden, en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn. Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken.
Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de "nee, tenzij"-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Gedeputeerde Staten beoordelen of een aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities behorende bij een specifieke locatie als significant te beschouwen is. Van een significante aantasting is sprake als deze kan leiden tot de volgende effecten:
- a. een vermindering van areaal en kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen;
- b. een vermindering van de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones;
- c. een vermindering van de kwaliteit van het leefgebied van alle soorten waarvoor conform de Flora en Faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is;
- d. een vermindering van het areaal van de grote natuurlijke eenheden;
- e. een belemmering voor het verloop van natuurlijke processen in de grote eenheden;
- f. een verstoring van de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering, en verbondenheid met het landschap van HEN-wateren;
- g. een verandering van de grond- en oppervlaktewateromstandigheden die de, voor de natuurdoeltypen gewenste, grond- en oppervlaktewater situatie (verder) aantast;
- h. een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden.
Doorwerking in plangebied
Bij het indienen van het plan door initiatiefnemer in 2007, is getoest aan het Streekplan 2005. Volgens de themakaart "Ruimtelijke Structuur" viel het plangebied binnen "EHS-verweving. Het oprichten van langoederen is mogelijk binnen EHS-Verweving.
Uitsnede kaart Streekplan 2005
Uitsnede Kaart Streekplanherziening 2009
In 2009 heeft de provincie de herziening van het streekplan 2005 vastgesteld. In de herziening van het streekplan is de aanduiding van de locatie echter gewijzigd van EHS-verweving naar EHS-natuur. In overleg met de provincie wordt uitgegaan van het feit dat de landhuizen worden gerealiseerd op de gronden die in eerste instantie aangemerkt waren als EHS-verweving conform het streekplan 2005.
Kallenbroekerweg 182
De locatie aan de Kallenbroekerweg is gelegen in een gebied dat is aangeduid als EHS-natuur. Het slopen van agrarische opstallen en het beëindigen van een agrarisch bedrijf en wijzigen in woonfunctie is conform de beleidsregels voor deze gebieden. Daarom zijn er geen belemmeringen tegen het juridisch-planologisch vastleggen ervan.
Kootwijkerbroekerweg 51
De locatie aan de Kootwijkerbroekerweg is gelegen in een gebied dat is aangeduid als multifunctioneel platteland. Het slopen van agrarische opstallen en het beëindigen van een agrarisch bedrijf en wijzigen in een woonfunctie is conform de beleidsregels voor deze gebieden. Daarom zijn er geen belemmeringen tegen het juridisch-planologisch vastleggen ervan.
- 2. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Het provinciale streekplan is vervangen door de provinciale structuurvisie. De provincie Gelderland heeft geen nieuwe provinciale structuurvisie gemaakt, maar het streekplan van rechtswege, beleidsneutraal, omgezet. Hierdoor is het beleid, zoals opgenomen in het streekplan, nog steeds van toepassing.
4.3 Gemeente
4.3.1 Ontwerp Structuurvisie Buitengebied Barneveld
De Structuurvisie Barneveld geeft op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijke inrichting van het buitengebied voor de komende 10 jaar weer. De structuurvisie is voor het gemeentebestuur een belangrijke leidraad voor het nieuw op te stellen Bestemmingsplan Buitengebied en toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Gelijktijdig met de Ontwerp structuurvisie is een PlanMER opgesteld, waarbinnen een aantal mogelijke ontwikkelingsscenario's voor het buitengebied op milieueffecten is doorgerekend.
In de Structuurvisie Buitengebied wordt specifiek ingegaan op onderwerpen als landbouw, recreatie en landschap. Ten aanzien van het ontwikkelen van nieuwe landgoederen wordt vooralsnog uitgegaan van het Landgoederen beleid zoals is vastgesteld in de Beleidsevaluatie van eind 2006.
Doorwerking in het plangebied
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de doelstellingen zoals geformuleerd in de Structuurvisie Buitengebied Barneveld. Ten aanzien van het ontwikkelen van nieuwe landgoederen wordt vooralsnog uitgegaan van het Landgoederen beleid, zoals is vastgelegd in de Beleidsevaluatie van eind 2006.
4.3.2 Landschapsontwikkelingsplan
Het landschapsontwikkelingsplan Gelderse Vallei 2005 verwerkt de brede verzameling beleidsdocumenten tot een integrale visie voor de ontwikkeling van het landschap in het buitengebied. Het landschapsontwikkelingsplan is opgesteld door de gemeente Amerongen, Barneveld, Leersum, Leusden, Maarn, Renswoude, Scherpenzeel en Woudenberg.
In de visie van het landschapsontwikkelingsplan blijkt dat het essentieel is dat er ruimte is voor economische activiteiten. Zij vormen immers de basis van het cultuurlandschap. Voor het gebied gelden de volgende doelstellingen voor het landschap. Deze doelstellingen vormen een uitwerking van de Reconstructiedoelstellingen ten aanzien van landschap:
- a. versterking van de regionale identiteit van het landschap;
- b. nieuwe ruimtelijk ingrepen aangrijpen om de landschaps- en beeldkwaliteit te verhogen;
- c. ruimtelijk, ecologisch, hydrologisch en recreatief versterken van de beken;
- d. ontwikkelen van een landschapsstructuur, welke ruimte biedt voor (de versterking van) de economische structuur waar nodig en tevens een kwalitatief volwaardig landschap oplevert;
- e. waarborging en versterking van karakteristieke aardkundige, cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische patronen en waarden;
- f. ontwikkeling van ecologische potenties op diverse niveaus; twee bosgebieden van nationaal belang, een robuuste ecologische corridor, een dynamisch natuurlandschap langs de Lek, diverse verbindingszones en diverse lokale natuurwaarden;
- g. verbeteren kwaliteit bestaande verblijfsrecreatie en verbeteren recreatief netwerk;
- h. stimuleren van de betrokkenheid van de burger bij het landschap en stimuleren van regionale en lokale initiatieven.
Molweg 32
Het plangebied aan de Molweg is gelegen in een kampenlandschap, dat wordt gezien als een waardevol landschap. De doelstellingen voor dergelijke waardevolle landschappen zijn de volgende:
- a. behoud en versterken van landschappelijke waarden, ondermeer kleine landschapselementen;
- b. verbeteren en ontwikkelen recreatief netwerk;
- c. ontwikkelen systeem voor extensief landelijk wonen binnen huidig gebruik en waarden;
- d. behoud en versterken regionale structuurlijnen, zowel ruimtelijk als functioneel;
- e. versterken van landschappelijke karakteristieken en diversiteit;
- f. ontwikkelen en versterken beeldkwaliteit bij bebouwing.
Doorwerking in plangebied
Het plan maakt behoud en versterking van landschappelijke waarden en karakteristieken mogelijk. Daarnaast wordt het recreatieve netwerk verbeterd omdat het landgoed voor 90% wordt opengesteld voor het publiek. Om deze ontwikkeling mogelijk te kunnen maken, dienen er elders opstallen te worden gesloopt. Dit is gebeurd aan de Kallenbroekerweg 182 en Kootwijkerbroekerweg 51.
4.3.3 Ontwikkelingsschets Buitengebied
Voor het buitengebied beschikt de gemeente Barneveld over een separate visie. Deze is vastgesteld in de ontwikkelingsschets voor het buitengebied en is concreet vertaald in het bestemmingsplan "Buitengebied 2000" en in het in 2006 vastgestelde reparatieplan. De Ontwikkelingsschets Buitengebied bevat de visie van de gemeente op de ontwikkelingsmogelijkheden van het buitengebied. De visie richt zich op de komende 15 tot 20 jaar. Het doel van deze schets is te beschikken over een geïntegreerde gebiedsgerichte visie voor het hele buitengebied.
In de ontwikkelingsvisie, die onderdeel uitmaakt van de beschrijving in hoofdlijnen van het "Bestemmingsplan Buitengebied 2000", is onderscheid gemaakt in een aantal deelgebieden. Het plangebied aan de Molweg valt gedeeltelijk binnen "gebied waar functieveranderingen mogelijk zijn". In deze zone worden woningen mogelijk gemaakt. Tevens is het landgoed vlakbij een gewenste droge ecologische verbindingszone gelegen.
Doorwerking in plangebied
Het plan draagt met de geplande natuurontwikkeling bij aan de droge ecologische verbindingszone. De landhuizen worden mogelijk gemaakt in een zone waar functieveranderingen mogelijk gemaakt worden. Dit betekent dat het plan aansluit op de ontwikkelingsschets Buitengebied.
4.3.4 Van Schaffelaar tot Otelaar
In "Van Schaffelaar tot Otelaar" evalueert de gemeente Barneveld het landgoederenbeleid. Uit de analyse van de Nota Ruimte, het Reconstructieplan Gelderse Vallei/ Utrecht -oost, het Streekplan Gelderland 2005 en de casus Otelaar, kan worden opgemaakt dat niet langer het toevoegen van hectaren bos centraal staat, maar het realiseren van een kwaliteitsverbetering in een specifiek gebied, aldus de nota. Om deze kwaliteitsslag bij toekomstige verzoeken te maken, zijn een negental kaders benoemd, waarop het huidige beleid dient te worden aangescherpt. Het gaat om de volgende negen kaders:
- 1. bevordering van de landschappelijke en ecologische kwaliteit, evenals de toegankelijkheid voor recreanten;
- 2. realiseren binnen zoekgebieden gemeentelijk beleid uitgebreid met robuuste ecologische verbindingszone;
- 3. bestaande bos- en natuurgebieden tellen niet mee in de berekening;
- 4. minimaal 60% moet bestaan uit nieuwe bos- en natuurgebieden;
- 5. rangschikking onder de Natuurschoonwet (NSW) 1928;
- 6. op termijn ontwikkelingsbijdrage als voorwaarde, waarbij aangesloten zou kunnen worden op het nog op te richten landschapsfonds Gelderse Vallei en de grondexploitatiewet;
- 7. het plangebied dient een bouwperceel van een (voormalig) reëel agrarisch bedrijf te omvatten. Cultuurhistorische niet-waardevolle opstallen dienen te worden gesloopt;
- 8. onderhoudsgebouw toegestaan bij minimaal 20 ha nieuw landgoed;
- 9. gebouw(en) van allure. Bruto inhoud tussen 2.500 m³ en 4.000 m³ woongebouw, met maximaal drie wooneenheden óf twee architectonisch samenhangende geclusterde woongebouwen van elk 1.500 m³. Bij vijf hectare extra natuur én 1.000 m² sloop aan niet-waardevolle opstallen één extra woongebouw met maximaal één wooneenheid.
Het gemeentelijk beleid nieuwe landgoederen staat bij de realisatie van een landgoed van 10 ha één woongebouw van allure toe. Bij een landgoed van 20 ha worden twee landgoedwoningen toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken. Als er sprake is van het ontwikkelen van een nieuw landgoed, waarbij een milieubelastende functie wordt gesaneerd, dan kan er een rodere rood-groen verhouding worden toegestaan. Bij de ontwikkeling van landgoed Westerveld is heirvan sprake. Er worden twee agrarische bedrijven elders in de gemeente beëindigd. Daarbij is sprake van sloop van tenminste 1000 m2 aan agrarische opstallen.
In de beleidsevaluatie "Van Schaffelaar tot Otelaar" is aangegeven dat voor een landgoed van 10 ha gekozen kan worden voor: één woongebouw met een bruto inhoud tussen de 2500 m3 en 4000 m3 , met maximaal drie wooneenheden, of twee geclusterde woongebouwen met ieder één wooneenheid, onder een samenhangende architectuur, waarbij de inhoud per woongebouw maximaal 1500 m3 mag zijn.
Doorwerking in plangebied
Realisatie van een nieuw landgoed past binnen de gemeentelijke beleidskaders. Het totale object heeft een omvang van ruim 29 hectare. Het nieuwe landgoed (de om te vormen landbouwgrond) heeft een omvang van minimaal 2 x 10 = 20 hectare. De bestaande bos- en natuurgebieden zijn hierin niet meegerekend. Er wordt tenminste 12 hectare nieuwe natuur gerealiseerd (dit komt overeen met minimaal 60 %).
Er dient een (voormalig) reëel agrarisch bedrijf te worden beëindigd. Aangezien dit binnen het plangebied niet aanwezig is, worden twee kleine agrarische bedrijven elders in de gemeente beëindigd. Daarbij is sprake van sloop van tenminste 1.000 m² aan agrarische opstallen.
Wat betreft het te realiseren rood is een samenhangend cluster van vier woongebouwen van elk 1.500 m³ mogelijk. Het geheel wordt gerangschikt onder de NSW.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Archeologie
5.1.1 Archeologie middelmatige of hoge verwachting
Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. De gemeente Barneveld heeft een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld voor de gehele gemeente. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek.
Molweg 32
Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente Barneveld blijkt dat voor het perceel aan de Molweg gedeeltelijk een (middel)hoge archeologische verwachting geldt. Voor de gronden waar woningen worden mogelijk gemaakt, geldt een middelmatige archeologische verwachtingswaarde. Dit betekent dat nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is in de vorm van een gedetailleerd bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek. Door ingenieursbureau Oranjewoud is in juli 2008 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek verricht. Als gevolg van herziening van het inrichtingsplan heeft daarnaast in juni 2011 een aanpasing van dit onderzoek plaatsgvonden. Voor de lager gelegen gronden (beekdal) en de gronden waarop de vier landgoedwoningen worden gerealiseerd, geldt een lagere archeologische verwachtingswaarde. Het archeologisch onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd.
![]() |
Uitsnede archeologische waarden- en verwachtingskaart gemeente Barneveld |
Kallenbroekerweg 182 en Kootwijkerbroekerweg 51
Voor het plangebied aan de Kallenbroekerweg en Kootwijkerbroekerweg geldt een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. De bestaande opstallen worden gesloopt (het bodemarchief is hier reeds aangetast) en er wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt. Daarmee behoeft er geen archeologisch onderzoek plaats te vinden.
Conclusie
Het bodemprofiel in het plangebied aan de Molweg 32 is grotendeels tot in de natuurlijke ondergrond verstoord. De verstoringsdiepte varieert van 20 tot 80 cm –mv. Deze verstoring is grotendeels ontstaan door de maïsteelt op het perceel. Er zijn zowel aan het oppervlak als in de boringen geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op een archeologische vindplaats in de bodem. Aanbevolen wordt om deze zone voor wat betreft archeologie vrij te geven. Dit betekent dat er geen belemmeringen zijn voor het mogelijk maken van de woningen. Het archeologisch onderzoek is op 23 oktober 2008 akkoord bevonden door de Cultuurhistorische Adviescommissie van de gemeente Barneveld. Het bevoegd gezag stemt in met de conclusie van de commissie.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.
5.2 Bodem
In het kader van de ontwikkeling van het gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd.
Molweg 32
Daar waar woningbouw mogelijk wordt gemaakt, wordt een gevoeligere functie mogelijk gemaakt en dient de bodemkwaliteit in ogenschouw genomen te worden. Dit geldt tevens ter plekke van het onderhoudsgebouw ten oosten van het plangebied aan de Molweg 32. Er heeft dan ook een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden aan de Molweg 32 (Oranjewoud, juli 2011) Het complete verkennende bodemonderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd. In onderhavig bestemmingsplan wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies van het verkennend bodemonderzoek.
Bouwlocatie 4 woningen
In de bovengrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen in gehalten boven de streefwaarden. In de ondergrond is een licht verhoogd gehalte aan kobalt aangetroffen. In het grondwater zijn licht tot matig verhoogde concentraties aan nikkel geconstateerd. Omdat door de gemeente Barneveld is bekrachtigd dat in de directe omgeving van het plangebied van nature verhoogde concentraties aan nikkel in het grondwater voorkomen, wordt deze verhoogde concentratie beschouwd als een achtergrondconcentratie. Daarnaast zijn licht verhoogde concentraties aan barium, zink en molybdeen aangetoond.
Conclusie verkennend bodemonderzoek Molweg 32
De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende tussen- en interventiewaarde.
Kallenbroekerweg 182 en Kootwijkerbroekerweg 51
Voor deze plangebieden is een bodemonderzoek niet noodzakelijk. De percelen worden in de huidige situatie reeds bewoond. Er worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt.
5.3 Cultuurhistorie
Molweg 32
Binnen het plangebied liggen diverse objecten die zijn aangewezen tot gemeentelijk monument. Het betreft de boerderij, het bakhuis en het varkenskot aan Molweg 32. Al deze objecten blijven behouden. Het cultuurhistorisch waardevol ensemble wordt niet geschaad in zijn huidige verschijningsvorm. Eveneens blijven de cultuurhistorische waardevolle houtwallen en overige landschappelijke elementen behouden. De cultuurhistorisch waardevolle objecten worden integraal opgenomen in het inrichtingsplan.
Kallenbroekerweg 182
Op de locatie zijn twee gebouwen aanwezig die zijn aangemerkt als gemeentelijk monument of cultuurhistorisch waardevol. Het betreft de boerderij en de varkensschuur. Deze gebouwen blijven behouden. Het cultuurhistorisch waardevol erf wordt niet geschaad in zijn huidige verschijningsvorm.
Kootwijkerbroekerweg 51
Op het erf zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig.
5.4 Ecologie
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.
5.4.1 Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.
5.4.2 Flora- en faunawet
Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Door middel van een quick scan flora- en fauna (inclusief veldbezoek)3 is door ingenieursbureau Oranjewoud (nr. 184837, datum juli 2011) een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving.
Molweg 32
Het plangebied maakt geen deel uit van de beschermende status in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of de Natuurbeschermingswet 1998. Het plangebied aan de Molweg 32 maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. (EHS). Het grootste deel van het plangebied ligt in EHS-natuur; het gedeelte langs de Esvelderbeek is aangewezen als EHS-verweving. Volgens de streekplanherziening juli 2009 van de Provincie Gelderland ligt de locatie waar de landgoedwoningen zijn gepland in EHS- natuur.
In het plangebied komen geen streng beschermde dier- of plantsoorten voor die de voorgenomen ingreep wezenlijk beïnvloeden. Voor de oppervlakte aan EHS die verloren gaat door de bouw van de landhuizen, kan de saldobenadering worden gekozen. Voorwaarde is dan wel dat de plannen als één ruimtelijk plan worden ingediend en dat met die plannen een beter functionerende EHS ontstaat.
De verzoeker heeft overleg gevoerd met de SVGV. Aan de hand van het voorontwerpbestemmingsplan hebben initiatiefnemer en gemeente gezamenlijk contact opgenomen met de provincie en de SVGV over de saldobenadering. Op 25 november 2010 hebben de gemeente, de provincie en de SVGV een bezoek gebracht aan de locatie. Het nieuwe inrichtingsvoorstel voor de landhuizen is akkoord bevonden.
Bij de sloop van de bebouwing aan de Molweg 32 gaan mogelijk tijdelijke rustplekken verloren van de kerkuil en de steenuil. Tijdens de terreinbezoeken zijn echter geen aanwijzingen aangetroffen dat deze locaties gebruikt worden als broedlocatie, de locaties zijn dan ook niet beschermd onder art. 11 Flora-en Faunawet. Het verdwijnen van de bebouwing heeft geen effect op de gunstige staat van instandhouding van de kerkuil en de steenuil in het gebied.
Omdat de aanwezige flora en fauna tot de algemene soorten worden gerekend, geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht. Er behoeft daarmee geen ontheffing in het kader van de Flora en faunawet te worden aangevraagd voor uitvoering van de werkzaamheden.
Conclusie
Samengevat bevinden zich in het plangebied geen strikt beschermde dier-of plantensoorten, die de voorgenomen ingreep wezenlijk kunnen beïnvloeden.
Voor de oppervlakte aan EHS die hier verloren gaat door de bouw van de landhuizen, kan de saldobenadering worden gekozen. Voorwaarden is dan wel dat de plannen als één ruimtelijk plan worden ingediend en dat met die plannen een beter functionerende EHS ontstaat. De saldobenadering is toepasbaar omdat binnen de EHS een kwaliteitsslag wordt gemaakt:
- het oppervlak natuur neemt toe, doordat er functiewijziging plaatsvindt (landbouwgrond naar natuur), welke tevens ter compensatie kan dienen voor het EHS-areaal welke niet meer beschikbaar is door de bouw van vier landhuizen;
- er ontstaat een beter functionerende EHS door de aanleg van gevarieerde natuur, lijnelementen (houtwallen) welke het landgoed doorsnijden en een stapsteen amfibie;
- er wordt een ruimtelijke barrière opgeheven door de aanleg van een natuurvriendelijke oever met beekbegeleidende beplanting langs de Esvelderbeek.
Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt een zogenaamde 'algemene zorgplicht'. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen zal nemen om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden, zoals de winterslaap en de voortplantingstijd. Voor de volledige beschrijving van het onderzoek wordt verwezen naar de natuurtoets, die als bijlage bij dit bestemmingsplan is toegevoegd.
- 3. Natuurtoets Westerveld te Barneveld. Oranjewoud, april 2009.
5.5 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen4 vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
(Beperkt) kwetsbare objecten
Voor het plangebied aan de Molweg, Kootwijkerbroekerweg en Kallenbroekerweg is getoetst aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen omdat kwetsbare objecten worden toegestaan of positief bestemd5.
Molweg 32
Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" van de provincie Gelderland uit 2006 kan worden geconcludeerd dat er zich binnen een straal van 1 kilometer van het plangebied geen risicovolle inrichtingen bevinden. Daarmee zijn er geen belemmeringen voor het mogelijk maken van woningen of het openstellen van een landgoed.
Kallenbroekerweg 182
Er bevinden zich binnen een straal van 1 kilometer van het plangebied geen risicovolle inrichtingen. Daarmee zijn er geen belemmeringen voor het positief bestemmen van een woning.
Kootwijkerbroekerweg 51
Aan de Kootwijkerbroekerweg 53 (Van den Brink) is een bovengrondse propaantank gelegen. De plaatsgebonden risicocontour van deze tank is gelegen op 25 meter afstand. Het plangebied is gelegen op circa 120 meter afstand van deze tank. Daarmee ligt de woning buiten de plaatsgebonden risicocontour en is er geen belemmering voor het positief bestemmen van de woning. Van een toename van het groepsrisico is geen sprake en dus kan toetsing aan het groepsrisico achterwege blijven.
Transportroutes
Op circa 700 meter afstand van de gronden in het plangebied waar woningen mogelijk worden gemaakt (aan de Molweg) is een spoorlijn en de Rijksweg A1 gelegen. Deze routes vormen geen belemmeringen voor het plangebied omdat de afstand voldoende groot is. Voor de overige plangebieden zijn tevens geen transportroutes nabij gelegen.
Gastransportleidingen
Op circa 600 meter afstand van het deelgebied aan Molweg 32 is een aardgastransportleiding (N-571-81-KR-010) gelegen. Deze leiding vormt geen belemmering voor het mogelijk maken van woningen in het plangebied.
Conclusie
Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect externe veiligheid voor het mogelijk maken van kwetsbare objecten.
- 4. Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Staatscourant d.d. 4 augustus 2004. Deze Circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen en het Bevi en sluit zoveel als mogelijk aan op het Bevi.
- 5. Zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
5.6 Geluid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd, indien dat plan mogelijkheden biedt voor:
- 1. de nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige functies (functies zoals genoemd in artikel 82, lid 2 van de Wet geluidhinder juncto artikel 4, lid 2 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en artikel 106, lid 1 onder e van de Wet geluidhinder);
- 2. de aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;
- 3. functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld via ontheffings- of wijzigingsbevoegdheid).
In onderhavig bestemmingsplan worden woningen en een onderhoudsgebouw mogelijk gemaakt. Het onderhoudsgebouw wordt vanuit de Wgh niet beschouwd als een gevoelige bestemming. De woningen, die wel geluidsgevoelige functies zijn, zijn gelegen binnen de wettelijke geluidzones rond de Kallenbroekerweg en de Molweg. Beide wegen hebben een wettelijke zone van 250 meter. De A1 is gelegen op meer dan 400 meter afstand en het plangebied ligt daarmee buiten de onderzoekszone van de A1. Door ingenieursbureau Oranjewoud (datum 21 juli 2011) is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het wegverkeerslawaai.
De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Ten gevolge van het wegverkeer op de Kallenbroekerweg bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 45 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden, waarmee nader onderzoek voor deze weg achterwege kan blijven.
Ten gevolge van het wegverkeer op de Molweg bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 48 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden, waarmee nader onderzoek ook voor deze weg achterwege kan blijven. Uit de rekenresultaten kan worden geconcludeerd dat de beoogde bouwlocatie voor de vier landhuizen past binnen de geluidgrenswaarden van de Wet geluidhinder, er zijn derhalve geen geluidbeperkende maatregelen nodig.
5.7 Geur
Per 1 januari 2007 is de nieuwe wet 'Geurhinder en veehouderij' (Wgv) in werking getreden. Ten behoeve van de ontwikkeling van de woningen is het van belang dat omliggende agrarische bedrijven niet belemmerd worden in hun bedrijfsontwikkeling. Aan de andere kant dient er een goed leefklimaat te worden gegarandeerd voor de geurhindergevoelige locatie. Er zal dus duidelijkheid gegeven worden in de invloed van nabijgelegen veehouderijbedrijven op het plangebied.
De Wet geurhinder en veehouderij geeft gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid vast te stellen door middel van een geurverordening. De standaardnormen zoals opgenomen in de Wet mogen binnen een bandbreedte naar boven en beneden worden bijgesteld. Op 7 oktober 2008 heeft de gemeenteraad een geurverordening vastgesteld. Deze verordening trad in werking op 18 oktober 2008. Buiten de gebieden die zijn genoemd in de Geurverordening gelden de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij.
Conclusie
Er bevinden zich in een straal van 1 kilometer van het plangebied aan de Molweg 32 geen geurrelevante inrichtingen. Ter plaatse geldt een norm van 14 Oue/m3. Dit betekent dat er geen belemmeringen zijn voor het toelaten van woningbouw.
Voor de Kallenbroekerweg 182 en Kootwijkerbroekerweg 51 is er reeds sprake van een woning, die behouden blijft. Er wordt hier geen nieuwe woningbouw of een ander geurgevoelige object mogelijk gemaakt, waardoor er ook daar geen belemmeringen zijn.
5.8 Kabels En Leidingen
De Nederlandse bodem ligt vol met kabels en leidingen. Om graafschade te voorkomen en de veiligheid van de graver en de directe omgeving te bevorderen, dient voor alle mechanische graafwerkzaamheden een graafmelding ingediend te worden bij het kadaster.
Molweg 32
Uit de KLIC-melding blijkt dat in de directe nabijheid van de betrokken locaties diverse kabels en leidingen liggen. Evenwijdig aan de Molweg ligt een riool onder druk, een waterleiding en een gasleiding lage druk. De geplande bebouwing ligt op ten minste 5 meter van deze kabels en leidingen. Hierdoor zijn er geen belemmeringen met betrekking tot de bouw van de vier landhuizen. Er zijn geen straalpaden of laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogtes.
5.9 Luchtkwaliteit
Sinds 2001 stelt de Europese regelgeving strengere regels aan de luchtkwaliteit. In de Nederlandse regelgeving zijn daarvoor in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer eisen opgenomen voor onder andere stikstofdioxide en fijn stof. Deze normen zijn vastgesteld op basis van onderzoek van de World Health Organization. Ze zijn bedoeld om mens en milieu te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen neergelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Conclusie
Op grond van het Besluit Niet In Betekenende Mate is het plan vrijgesteld van de onderzoeksplicht voor luchtkwaliteit. De nieuwe activiteit op het perceel aan de Molweg genereert naar verwachting een dusdanig aantal verkeersbewegingen dat er geen waarneembare toename in de ter plaatse heersende concentraties van stikstof (NO2) en fijn stof (PM10) zal zijn. Er zal daarom geen substantiële verslechtering optreden van de luchtkwaliteit.
Voor de Kallenbroekerweg 182 en Kootwijkerbroekerweg 51 worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die het aantal motorvoertuigbewegingen doen toenemen. Daardoor zijn er ook daar geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkelingen.
5.10 Milieuzonering
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, uitgave juni 2009, worden in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.
Conclusie
Er bevinden zich geen bedrijven in de directe omgeving van het plangebied. Het dichtstbijzijnde bedrijf (een sportschool) is gelegen aan de Kallenbroekerweg 173 op circa 400 meter afstand van de gronden waar woningbouw wordt toegelaten. Dit betekent dat noch de sportschool wordt beperkt in zijn functioneren, noch het woon- en leefklimaat van de bewoners van de woningen wordt beperkt door de sportschool. Voor de Kallenbroekerweg 182 en Kootwijkerbroekerweg 51 is er reeds sprake van een woning, die behouden blijft. Er wordt hier geen nieuwe woningbouw mogelijk gemaakt waardoor er daar ook geen belemmeringen zijn.
5.11 Natuur En Landschap
Molweg 32
Voor het landgoed Westerveld is een inrichtingsplan gemaakt. Het landschap is te typeren als een kleinschalige kampontginning. Landschappelijk gezien is er sprake van een driedeling. Van noord naar zuid zijn dit achtereenvolgens het Beekdal van Esvelderbeek, het complex van kleinschalige essen en de jonge heideontginning. Het plangebied is landschappelijk gezien een waardevol object bestaande uit kleinschalige agrarische percelen, houtopstanden, twee vennen en een erf.
In het beekdal worden plasdrasbermen en een stapsteen amfibie gerealiseerd. De Esvelderbeek kan zo beter als ecologische verbindingszone fungeren. De kampen worden omgevormd tot extensieve natuurakkers. Aan de westzijde van het veld, is de nieuwe landgoedbebouwing voorzien.
Het open water blijft gehandhaafd. Ten behoeve van de stapsteen amfibie wordt extra open water gegraven op het laag gelegen perceel langs de Esvelderbeek. Langs de Esvelderbeek wordt een strook van ongeveer 10 meter vrijgehouden voor herinrichting van het beekprofiel. De beek krijgt over een lengte van ruim 50 meter tot aan de stuw een natuurlijker flauwer oeverprofiel.
De stapsteen amfibie bestaat uit circa 2 hectare waarvan minimaal 20% water, minimaal 10% moeras, 20-30% uit grasland en ten minste 20% uit struweel. Op de natuurakkers worden graansoorten verbouwd. De nieuwe landgoedbebouwing wordt als nieuwe cluster gerealiseerd in de zuidoosthoek van het plangebied (jonge heideontginning).
90% van het landgoed dient opengesteld te zijn voor het publiek. De bestaande toegangsweg vanaf de Kallenbroekerweg wordt opengesteld voor publiek. Aansluitend op de bestaande paden wordt een nieuw onverhard wandelpad aangelegd. Het pad loopt grotendeels langs bestaande kavelgrenzen. Over de sloten worden houten bruggen gemaakt.
Kallenbroekerweg 182 en Kootwijkerbroekerweg 51
Beide erven liggen in agrarisch gebied. Op de locatie zijn de voormalige agrarische opstallen gesloopt. Er wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt. De erven krijgen een woonbestemming en worden ingepast in het agrarische landschap. Het inrichtingsplan is als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd.
5.12 Water
Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Één van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'Watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Molweg 32
Door ingenieursbureau Oranjewoud is een watertoets uitgevoerd (datum 26 augustus 2008). De watertoets is als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd.
Wateroverlast
Het plangebied is in de huidige situatie nagenoeg onverhard. De enige verharding betreft de woning in het noordoosten van het plangebied. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 29 ha. Aan de noordkant van het plangebied loopt de Esvelderbeek. Het water moet in het eigen gebied worden opgeslagen en/ of geïnfiltreerd. De toename van het verharde oppervlak dient gecompenseerd te worden. De bodem is geschikt om te infiltreren en bij voorkeur wordt het hemelwater dan ook in de bodem geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening.
Grondwateroverlast
In de toekomst dient voor de nieuw te bouwen landhuizen voldoende ontwateringsdiepte gerealiseerd te worden voor het voorkomen van wateroverlast. Voor het plangebied betekent dit een ontwateringsdiepte van 0,80 m-mv. Om voldoende ontwateringsdiepte te behalen moet het plangebied worden opgehoogd, de grondwaterstand mag niet worden verlaagd. De ondergrondse constructies moeten waterdicht worden aangelegd.
Kallenbroekerweg 182 en Kootwijkerbroekerweg 51
Voor beide locaties geldt dat het bebouwd oppervlak op het perceel afneemt. Voor het hemelwater zullen de nieuw te bouwen bijgebouwen op eigen terrein hun afvoer regelen. Het regenwater mag niet via het verzamelriool naar de drukriolering.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Juridische Aspecten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een plankaart met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de toepassing van ontheffingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de plankaart en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De plankaart heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De plankaart vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene ontheffing- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. De bepalingen uit bijlage 12 van SVBP2008 zijn overgenomen in de standaardregels van gemeente Barneveld.
Bestemmingsregels
Bestemming 'Agrarisch - Onbebouwd'
Veel postzegelplannen in het buitengebied hebben betrekking op functieverandering. Het nieuwe bestemmingsvlak is vaak kleiner dan het voormalige bouwperceel, waardoor er een passende bestemming voor het restgebied gevonden moet worden. De bestemming 'Agrarisch – Onbebouwd' is bedoeld als eenvoudige oplossing voor dit soort situaties. De omschrijving is zo gekozen, dat ook niet-bedrijfsmatig agrarisch gebruik, bijvoorbeeld het houden van een paar schapen door de bewoner van de nieuwe woning, passend is binnen deze bestemming.
Bestemming 'Agrarisch met waarden'
Binnen deze bestemmingen zijn agrarische bedrijven toegestaan. Ook het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden is van belang. Dit vertaalt zich in een aanlegvergunningenstelsel.
Bestemmingen 'Bos' en 'Natuur'
Gronden waarop de bestemming 'Bos' rust, zijn alleen bestemd voor bos en groenvoorzieningen. Gronden waaraan de bestemming 'Natuur' is toegekend, zijn bestemd voor behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke of landschappelijke waarden, waterhuishoudkundige doeleinden, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen.
De bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemmingen zijn minimaal.
Bestemming 'Wonen - Enkelvoudig'
De bestemming 'Wonen - Enkelvoudig' is bedoeld voor vrijstaande woningen (met name in het buitengebied) waarvan de maximale inhoud is vastgelegd binnen de bouwregels van deze bestemming. Verder is voor de bijgebouwen een regeling opgenomen die afwijkt van de bouwregels voor situaties binnen de bebouwde kom.
De regeling voor een onderhoudsgebouw in de bestemmingsomschrijving en de bouwregels is bedoeld voor een specifieke situatie en moet niet standaard in een herziening worden meegenomen. Wel kan het als voorbeeld dienen voor een eventuele andere specifieke situatie.
Dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 1' en 'Waarde – archeologie 2'
In alle gebieden die (nog) niet zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek of waar is besloten tot behoud in situ wordt de dubbelbestemming Waarde – archeologie toegepast. 'Waarde – archeologie 1' wordt toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m:
- in gebieden met een lage verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 10.000 m²);
- in gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m²);
- in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 250 m²);
- in historische kernen (bij een oppervlakte van meer dan 100 m²) en
- voor niet zichtbare terreinen met archeologische waarde.
Tot slot wordt 'Waarde – archeologie 2' toegepast voor zichtbare terreinen met archeologische waarde bij elke bouwdiepte.
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling
Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene aanduidingsregels
De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. De volgende soorten gebiedsaanduidingen zijn toegepast: geluidszone, vrijwaringszone, veiligheidszone en archeologische waarden.
Daarnaast is de bouwaanduiding antennemast mogelijk. Nieuwvestiging van antennemasten binnen de bebouwde kom is in principe niet toegestaan. Bij andere bestemmingen zoals bedrijventerreinen, sportparken, grote parkeerplaatsen, benzinestations, nutsvoorzieningen en/of langs grootschalige infrastructuur is dit wel mogelijk. In de regels is een aanduiding opgenomen die bij de betreffende bestemmingen kan worden toegevoegd.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Algemene ontheffingsregels
Er is een algemene ontheffingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze ontheffingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.
Algemene procedureregels
Voor het verlenen van een ontheffing, het wijzigen van het plan en het stellen van een nadere eis zijn procedureregels aangegeven. In afwijking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ligt het voornemen om ontheffing te verlenen met bijbehorende stukken twee weken ter inzage.
Overgangs- en slotregels
Overgangsregels
Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties.
De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.
6.2 Handhaving
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:
- de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
- handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
- niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.
Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavings-instrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (o.a. in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, verlening van vrijstellingen en de bouw-, aanleg- en sloopvergunningen worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.
In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving).
Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:
- de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels;
- het ontheffingenbeleid.
In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.
Verder zijn aan de in het plan opgenomen ontheffingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen wat onder een bouwplan valt.
Dit plan maakt de bouw vier landhuizen mogelijk. Volgens artikel 6.2.1 onder sub a van het Bro wordt een bouwplan voor een of meer woningen aangewezen als een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 eerste lid van de Wro.
In artikel 6.12 tweede lid onder sub a staat dat de gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Doordat het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden door middel van een anterieure overeenkomst anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is, stelt de gemeenteraad geen exploitatieplan vast.
De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) is een afzonderlijke overeenkomst gesloten. Daaarnaast zullen de verplichtingen ten aanzien van de toekomstige inrichting en beheer middels een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente Barneveld worden vastgelegd.
Het plan wordt gefinancierd en uitgevoerd vanuit private middelen, afgezien van eventuele inrichting- en beheersubsidies vanuit de overheid. Uitvoering zal plaatsvinden overeenkomstig het beeldkwaliteitsplan en inrichtings-en beheersplan.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In het kader hiervan wordt het bestemmingsplan voor overleg aan onderstaande instanties toegezonden:
- Provincie Gelderland;
- Waterschap Vallei & Eem;
- VROM-inspectie;
- Brandweer;
- Stichting Het Geldersch Landschap.
De reacties van deze instanties zullen in dit plan verwerkt worden. Door de Provincie Gelderland is in het kader van overleg ex artikel 3.1.1. Bro een reactie ingediend. De samenvatting en de gemeentelijke reactie staan in bijlage 1 aangegeven.
8.2 Inspraak
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de inspraakverordening opgenomen procedure.
Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 29 januari 2010 tot en met 11 februari 2010. Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn twee mondelinge inspraakreacties ingediend. Het resultaat van de inspraak is verwoord in een inspraakverslag. Deze is als bijlage 1 bij onderhavig bestemmingsplan gevoegd.
Bijlage 1 Vooroverleg En Inspraakverslag
Bijlage 1 Vooroverleg en inspraakverslag
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 3 Inrichtings-en Beheerplan
Bijlage 3 Inrichtings-en beheerplan
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Archeologisch onderzoek
Bijlage 6 Flora En Fauna Onderzoek
Bijlage 6 Flora en fauna onderzoek