Vinkekampweg II
Wijzigingsplan - gemeente Barneveld
Vastgesteld op 18-08-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het wijzigingsplan "Vinkekampweg II" met identificatienummer NL.IMRO.0203.1409-0002 van de gemeente Barneveld.
Vinkekampweg II met identificatienummer NL.IMRO.0203.1409-0002 van de gemeente Barneveld;
1.2 bestemmingsplan Buitengebied 2012
het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" met identificatienummer NL.IMRO.0203.1056-0004, vastgesteld door de gemeenteraad van Barneveld d.d. 28 mei 2013, en zoals nadien door het college gewijzigd en in werking getreden, door de raad herzien en in werking getreden en zoals gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad;
De regels van Hoofdstuk 1 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 worden verder niet gewijzigd.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De regels van Hoofdstuk 2 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 worden niet gewijzigd.
Artikel 2 Wonen
De regels van artikel 20 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 worden niet gewijzigd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
De regels van Hoofdstuk 3 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 worden niet gewijzigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
De regels van Hoofdstuk 4 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 worden niet gewijzigd.
Artikel 3 Overgangsrecht
3.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
3.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 4 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan "Vinkekampweg II" van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Barneveld.
Behoort bij het besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld
Bijlagen
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voor het perceel aan de Vinkekampweg 23/39, te Kootwijkerbroek, is een verzoek ingediend om de huidige agrarische bestemming te wijzigen in een woonbestemming.
De uitvoering van dit plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Wel is in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarop voorliggende wijziging van het bestemmingsplan is gebaseerd.
Afb. Ligging locatie
Voorliggend plan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Na dit hoofdstuk beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het beleidskader. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de randvoorwaarden, waarna in het zesde hoofdstuk de juridische aspecten worden besproken. In hoofdstuk 7 is aandacht voor de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op de resultaten van de procedure ten behoeve van dit wijzigingsplan.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt aan de Vinkekampweg 23/39 nabij de kern Kootwijkerbroek. Het plangebied wordt aan alle zijden begrensd door agrarisch gebied met agrarische bedrijven en woningen. Op het perceel Vinkekampweg 19/19B, aan de zuid- westzijde, staat de dichtst bijstaande woning. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
Afb.: Plangebied.
2.2 Geldende Bestemmingen
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" en zoals nadien door het college gewijzigd en in werking getreden, door de raad herzien en in werking getreden en zoals gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad. Het plangebied heeft de bestemming "Agrarisch", met de aanduiding 'intensieve veehouderij'. Realisatie van het wijzigen van de bestemming "Agrarisch" in de bestemming "Wonen" is mogelijk met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid waarbij de bevoegdheid tot vaststelling van het wijzigingsplan bij burgemeester en wethouders is neergelegd.
Afb.: Van toepassing zijnde bestemmingen.
De wijzigingsbevoegdheid volgens artikel 3.7, lid 5 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" kan worden toegepast onder de voorwaarden dat:
- uitsluitend de bestaande bedrijfswoning(en) met de tot dezelfde bouwmassa behorende voormalige bedrijfsruimte mag (mogen) worden gebruikt voor het bestaande aantal woningen, waarbij geldt dat indien een kleine woning is toegestaan, deze toegestaan blijft;
- het nieuwe bestemmingsvlak kleiner is dan het verwijderde agrarische bouwvlak, dat geheel wordt verwijderd;
- indien het nieuwe bestemmingsvlak kleiner is dan het verwijderde agrarische bouwvlak, kunnen op gronden met de bestemming "Agrarisch" dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen worden gelegd indien en voor zover deze op aangrenzende gronden met de bestemming "Agrarisch" liggen.
Van deze wijzigingsmogelijkheid wordt in dit plan gebruik gemaakt.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Het ingediende verzoek betreft het wijzigen van de agrarische bestemming met de aanduiding 'intensieve veehouderij' in een woonbestemming. Binnen het plangebied waarvoor de aanvraag is ingediend zijn naast de agrarische gebouwen twee bedrijfswoningen aanwezig. Over het perceel loopt een aftakking van de Vinkekampweg. Dit is de reden dat er links van deze weg een woning met nummer 23 staat en rechts de woning met huisnummer 39.
De huidige bedrijfswoningen worden na de wijziging als twee zelfstandige woningen aangemerkt. Een belangrijk deel van de huidige agrarische gebouwen wordt gesloopt en voor inzetbare sloopmeters verkocht. Een deel van de bedrijfsgebouwen blijft staan. Deze bebouwing wordt vervolgens aangemerkt als bijgebouwen bij de woningen.
De ontwikkeling past binnen het geldende functieveranderingsbeleid en zoals dit beleid in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" is opgenomen. Het verzoek voldoet aan de gestelde voorwaarden.
Beschikbare sloopmeters
Uit de inmeting op het perceel blijkt dat er 1.090,19 m2 aan bedrijfsgebouwen aanwezig zijn. Van de aanwezige schuren blijft een deel staan. De oppervlakte van de te behouden schuren is in totaal 417,44 m2. Het geldende beleid staat toe dat er bij de bestemming "Wonen" per woning maximaal 80 m2 aan bijgebouwen is toegestaan. als er een veelvoud van 80 m2 te slopen gebouwen aanwezig is mag er in bepaalde gevallen een grotere oppervlakte aan bijgebouwen blijven staan. In het plan is sprake van twee woningen, zodat er wordt uitgegaan van in ieder geval twee maal 80 m2 aan bijgebouwen.
Afb.: Te slopen gebouwen (aangegeven met X).
Door de aanvrager is aangegeven dat in totaal 417,44 m2 als bijgebouwen voor eigen gebruik niet wordt ingezet voor de te verhandelen sloopmeters. In totaal wordt er 672,75 m2 aan inzetbare sloopmeters geregistreerd en verkocht.
Van de aanwezige voormalige agrarische bebouwing wordt bijna 2/3 gesloopt. Voor de te behouden woningen met bijgebouwen neemt de verdichting af en vindt er een ontstening van het buitengebied plaats.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de gestelde kaders van de wijzigingsbevoegdheid.
Afb.: situatie was, situatie wordt.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Regio
4.1.1 Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016
In maart 2017 is het “Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016” vastgesteld. Dit betreft een actualisering van de regionale beleidsafspraken over hoe de betrokken gemeenten om willen gaan met het toenemende probleem van leegstand van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen. Het beleid stelt (voormalige) agrarische bedrijven in staat om de bedrijfsvoering op een maatschappelijk en ruimtelijk verantwoorde wijze te beëindigen. Daarnaast leidt het tot kwaliteitsverbetering in het buitengebied door de sloopverplichting van overtollige bebouwing en landschappelijke inpassing bij hergebruik / nieuwbouw ten behoeve van nieuwe woonfuncties of niet- agrarische bedrijfsfuncties. Dit regionale beleid is destijds tot stand gekomen als uitwerking van het provinciale functieveranderingsbeleid vanuit het Streekplan 2005. In 2008 is hiervoor de “Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten vastgesteld met in 2012 een "Nadere invulling” daarvan.
Vanuit onder meer de praktijkervaringen van de regiogemeenten en jurisprudentie is de wens ontstaan om de beide beleidskaders uit 2008 en 2012 samen te voegen en te actualiseren. Het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 is dan ook primair geen nieuw beleid. Wel zijn enkele beleidsaanpassingen/-toevoegingen gedaan;
- Vereenvoudiging van de systematiek voor afroming/korting van sloopmeters;
- Een toekomstbestendige en flexibele basissystematiek voor functieverandering naar wonen/werken;
- (Lichte) stijging van de benodigde compensatie van sloopmeters voor functieverandering naar wonen en werken om in te spelen op de trend en ontwikkeling dat meer agrarische bedrijven zullen stoppen en dat meer (voormalige) agrarische bebouwing vrijkomt;
Deelnemende gemeenten
Het regionale beleid voor functieverandering is opgesteld vanuit de samenwerking tussen de gemeenten in het Gelderse gedeelte van de regio Food Valley en de gemeente Putten. Het gebied waarop het regionale beleid van toepassing is omvat de gemeenten Nijkerk, Putten, Barneveld, Scherpenzeel, Ede en Wageningen.
Van sloopmeters naar inzetbare sloopmeters
Om alle sloopmeters gelijkwaardig te maken en de voorgaande systematiek van afroming te vereenvoudigen, worden sloopmeters als eerste stap in een functieveranderingsproces vóór gebruik of verkoop 'omgezet' naar een 'inzetbare sloopmeters'. Bij hergebruik van bestaande bebouwing geldt ditzelfde. De oppervlakte van de te hergebruiken bebouwing wordt eerst berekend als 'sloopmeters', waarna de omzetting plaatsvindt naar 'inzetbare sloopmeters'. Voor het omzetten van de sloopmeters naar inzetbare sloopmeters wordt een korting toegepast (voorheen was dit de afroming), afhankelijk van de grootte van de slooplocatie.
Regionale inzetbaarheid van inzetbare sloopmeters
Het slopen van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen wordt bevorderd door een regionale inzetbaarheid van de sloopmeters. Dit betekent dat er de mogelijkheid is om salderingslocaties te benutten die in een andere regiogemeente liggen dan de locatie waar de meters worden ingezet. De markt voor aankoop en/of verkoop van inzetbare sloopmeters door marktpartijen is daarmee groter.
Basissystematiek
Vanuit het functieveranderingsbeleid zijn nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen door middel van compensatie van inzetbare sloopmeters mogelijk in twee hoofdvormen met een basissystematiek;
- functieverandering naar wonen;
- functieverandering naar werken: (niet-agrarische) bedrijven, maatschappelijke en recreatieve functies.
De basissystematiek is opgebouwd met een standaard 'recht' voor een nieuwe woning/wooneenheid of niet-agrarisch bedrijf, het woningrecht en het bedrijfsrecht waarvoor een compensatie van inzetbare sloopmeters nodig is. Daarnaast wordt compensatie van inzetbare sloopmeters gevraagd per 1 m³ inhoud van de woning of 1 m² vloeroppervlakte niet-agrarisch bedrijf.
Verbrede mogelijkheden (gemeentelijke keuze)
In het geactualiseerde beleid is evenals in de voorgaande beleidsdocumenten een 'gereedschapskist' aan verbrede mogelijkheden voor de inzet van inzetbare sloopmeters opgenomen. Gemeenten hebben de keuzemogelijkheid uit deze regionaal afgestemde 'gereedschapskist' die onderdelen te kiezen die hen passen. Dit in aanvulling op de hoofdopzet van het beleid. De met de actualisering toegevoegde mogelijkheden geven meer ruimte voor nieuwe (maatwerk) ontwikkelingen. Een toegevoegde mogelijkheid is functieverandering van een woning naar een woongebouw, voor onder meer mogelijk toekomstige mantelzorgsituaties of meergeneratiewoningen. Daarnaast is een maatwerkmogelijkheid toegevoegd om in nog niet uitgewerkte situaties oplossingen te bewerkstelligen die in overeenstemming zijn met de lijn en de systematiek van dit beleid.
Bij een wijzigingsplan:
De wijzigingsbevoegdheid die voor het voorliggende initiatief wordt ingezet vormt een uitwerking van een onderdeel van het bovenstaande beleid.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Bodem
5.1.1 Bodemkwaliteit
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is beoordeeld of de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de eis van financiële uitvoerbaarheid en uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aanvaardbaar mag worden geacht voor het beoogde gebruik.
Beoordeling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit vindt plaats op basis van de vastgestelde bodemkwaliteitskaart (BKK) en het bodembeheerplan (BBP).
Met dit instrumentarium kan de bodemkwaliteit binnen het plangebied met een bepaalde statistische zekerheid worden bepaald voor zover blijkens historisch onderzoek geen sprake is van verdachte locaties.
Op basis daarvan zijn er geen risico's te verwachten voor de beoogde bestemming en het gebruik.
Vanwege de voorgenomen sloop van voormalige agrarische gebouwen is een asbestinventarisatie uitgevoerd omdat in het verleden voor de dakbedekking asbesthoudende materialen werden gebruikt.
Afb. te slopen schuren die zijn onderzocht.
Uit de inventarisatie is gebleken dat van de te slopen schuren twee met pannen bedekt zijn die geen asbest bevatten. Op de overige twee schuren liggen wel asbesthoudende golfplaten. Uit het onderzoek blijkt dat er geen aanvullend onderzoek nodig is. Verder is het niet aannemelijk dat er asbestconcentraties op het perceel voorkomen omdat het regenwater via goten wordt afgevoerd en niet rondom de gebouwen op de grond terecht is gekomen. Het onderzoek is als bijlage bij de toelichting opgenomen.
De sloop van de gebouwen moet gebeuren door een erkend asbestsaneringsbedrijf dat beschikt over een SC-530 certificaat.
5.1.2 Niet gesprongen explosieven
Op de gemeentelijke Conventionele Explosieven (CE) kaart is het plangebied niet als risicogebied aangegeven.
Conclusie
Op grond van de uitkomsten van het uitgevoerde asbestonderzoek en dat het plangebied niet als risicogebied voor niet gesprongen explosieven is aangemerkt vormt het aspect bodem geen belemmering.
Voor het overige is er geen aanleiding om onderzoeken uit te voeren. Er zijn geen belemmeringen het plan uit te voeren.
5.2 Cultuurhistorie
Sinds januari 2012 hebben gemeenten op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de opdracht om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Daar waar het voor de archeologie al gemeengoed is, geldt het dus ook voor andere aspecten van de cultuurhistorie. Rekening houden met cultuurhistorie impliceert dat bekend moet zijn wat er voor waarden aanwezig zijn. Dit betekent dat naast archeologie, ook een beschrijving moet worden gegeven van de historische (steden)bouwkunde en historische geografie. Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.
Het plan ligt in een gebied dat op Histland Barneveld wordt aangeduid als een jonge vochtige landbouwontginning met een lage waardering. De voorgenomen herinrichting is niet strijdig met deze waardering.
5.2.1 Archeologie
5.3 Ecologie
De belangrijkste wet voor natuurbescherming in Nederland is de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. De Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn vertaald in deze wet.
De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
Daarnaast is qua ecologie ook het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Ontwikkelingszone van belang.
5.3.1 Wet natuurbescherming
5.3.2 Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszones
Het plangebied ligt niet binnen de (voormalige) Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de opvolger van de EHS. Met het bestuursakkoord Natuur is de realisatie en het beheer van het NNN de verantwoordelijkheid van de provincies geworden.
Voor de EHS uit de Structuurvisie Gelderland zijn in de Omgevingsvisie twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats gekomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Uit de 'Omgevingsvisie' en de 'Omgevingsverordening' blijkt dat het plangebied niet in het GNN of de GO ligt. Er hoeft geen toetsing plaats te vinden.
5.4 Geur
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan toetst het bevoegde gezag enerzijds of in het plangebied een qua geur acceptabel woon- en leefklimaat gegarandeerd is. Anderzijds is het uitgangspunt dat met het plan de omliggende bedrijven niet vergaand in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt.
Uitgangspunt voor de toetsing zijn de normen zoals die in of op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn vastgelegd. De Wgv maakt het mogelijk om bij verordening af te wijken van de wettelijke geurnormen. De gemeente Barneveld heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt. De Verordening geurhinder en veehouderij is in werking getreden op 18 oktober 2008, waarbij voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Het plan is getoetst aan de normen die zijn vastgesteld in deze verordening, voor zover deze normen van toepassing zijn in of rond het plangebied.
Veel bedrijven hebben geen omgevingsvergunning milieu meer nodig, maar vallen onder algemene milieuregels zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Aangezien de geurnormen uit de Wgv vrijwel één op één zijn overgenomen in het Activiteitenbesluit, kunnen bedrijven die onder dit besluit vallen ook gewoon worden meegenomen in de Wgv-toets.
Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
In de omgeving van het plangebied ligt een veehouderijen op het volgende adres:
- Vinkekampweg 24.
Tussen de toekomstige woning Vinkekampweg 39 en het agrarische bedrijf zit gemeten tussen de bouwvlakken een afstand van ruim 40 meter. de werkelijke afstand tussen de gebouwen is ruim 60 meter. De uitbreidingsmogelijkheid van het agrarische bedrijf Vinkekampweg 24 lig aan de andere kant gerekend vanaf Vinkekampweg 39. Het is niet aannemelijk dat de afstand tussen de woning en het agrarische bedrijf kleiner wordt.
De afstand tussne de woning Vinkekampweg 23 en het agrarische bedrijf is ongeveer 60 meter.
Tegenover het agrarische bedrijf staat een woning op het perceel Vinkekampweg 19 en 19B. de afstand tussen de bouwvlakken van de woning en het agrarisch bedrijf bedraagt ongeveer 20 meter. De ruimte voor uitbreiding binnen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf ligt tegenover de woning aan de Vinkekampweg 19/19B. Gezien de geringe afstand tussen de woning en het agrarische bedrijf, zijn de uitbreidingsmogelijkheden beperkt.
Met het herinrichten van het plangebied wordt met deze afstandsnorm rekening gehouden met de aanwezigheid van dit bedrijf. Voor geurgevoelige objecten die worden gerealiseerd met toepassing van het functieveranderingsbeleid op een voormalige agrarisch bedrijf in het buitengebied, geldt een richtafstand van 50 meter (artikel 14 van de Wet geurhinder en veehouderij). Deze afstandsnorm geldt voor beide woningen, hieraan wordt voldaan.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.5 Natuur En Landschap
De nabije omgeving van het plangebied is een agrarisch gebied met overwegend grasland. het is een open gebied met heel weinig begroeiing lags de kavels en de wegen.
Er komt geen landschappelijk waardevol groen voor. Er zijn daarom geen eisen gesteld aan de landschappelijke inpassing. De bewoners kunnen naar eigen inzicht de percelen landschappelijk inpassen.
5.6 Water
Watertoets
De watertoets betreft het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen. Het is wettelijk verplicht de watertoets toe te passen. Hiermee moet het aspect water een evenwichtige plaats in het ruimtelijk planproces krijgen.
De initiatiefnemer dient tekstueel en/of op een inrichtingstekening aan te geven hoe dit advies in het plan is verwerkt. Dit vormt de input voor de waterparagraaf.
Planontwikkeling en toetsing
De planontwikkeling (wijzigen bestemming "Agrarisch" naar "Wonen" en de sloop van opstallen) is getoetst aan het gemeentelijk waterbeleid en het beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe.
Het algemene uitgangspunt is dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding mag hebben. Onder waterhuishouding vallen alle vormen van water: hemelwater, oppervlaktewater, grondwater en afvalwater. Belangrijk is dat er geen afwenteling van de waterafvoer op de directe omgeving (en in de tijd) plaatsvindt.
Hemelwater
Door de realisatie van dit plan is er sprake van een afname van verhard oppervlak (daken en terreinen). Hierdoor treedt bij neerslag een tragere afstroming van het hemelwater op. Dit is een positieve ontwikkeling.
Het hemelwater dat op het verharde oppervlak (daken en/of terreinen) valt, mag net als in de huidige situatie niet op de drukriolering in de Vinkekampweg worden aangesloten. Als het hemelwater in de huidige situatie toch op de riolering in de Vinkekampweg is aangesloten, dient het water in het kader van de planontwikkeling afgekoppeld te worden.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Dit wijzigingsplan is gebaseerd op het moederplan "Buitengebied 2012" (met identificatienummer NL.IMRO.0203.1056-0004), vastgesteld op 28 mei 2013 en zoals nadien door het college gewijzigd en in werking getreden, door de raad herzien en in werking getreden en zoals gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad.
Het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2012" kent in artikel 3.7, lid 5 - zoals deze luidt na de voornoemde herzieningen en het intrekkingsbesluit - een wijzigingsbevoegdheid waarmee het college van burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden het wijzigen van de bestemming "Agrarisch" naar de bestemming "Wonen" kunnen toestaan. Het voorliggende wijzigingsplan is gebaseerd op die bevoegdheid.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels.
- Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik.
- Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijking- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels.
- Hoofdstuk 4 betreft het overgangsrecht en de slotbepaling.
Bevoegdheid
Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk of de provincie het bevoegd gezag is. Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.
6.2 Inleidende Regels
Begrippen
In artikel 1 van het wijzigingsplan zijn de begrippen plan en bestemmingsplan Buitengebied 2012 gedefinieerd. Het kan bij een partiële herziening voorkomen dat er een begrip wordt toegevoegd.
Er wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
Wijze van meten
In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen, waarbij verwezen wordt naar artikel 2 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" met inbegrip van de wijzigingen en herzieningen daarin. Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten.
6.3 Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 van het wijzigingsplan zijn de bestemmingsregels opgenomen. In dit hoofdstuk en de daarin opgenomen bepalingen over de bestemming "Wonen" worden de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" onverkort van toepassing verklaard evenals de vastgestelde partiële herzieningen en wijzigingsbesluiten en door de raad ingetrokken intrekkingsbesluit. Tevens is de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" op de locatie gewijzigd in die zin dat het bestemmingsvlak en bouwvlak is aangepast.
Zie verder de toelichting bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2012". Hieronder volgt een nadere uiteenzetting van enkele specifieke onderdelen van het wijzigingsplan.
6.4 Algemene Regels
In hoofdstuk 3 is aangegeven dat de algemene regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012", en zoals nadien door het college gewijzigd en in werking getreden, door de raad herzien en in werking getreden en zoals gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad, niet zijn gewijzigd.
6.5 Overgangs- En Slotregels
In het laatste hoofdstuk zijn de regels ten aanzien van het overgangsrecht opgenomen. Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van voorliggend wijzigingsplan.
6.6 Handhaving
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:
- De regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving.
- Handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren.
- Niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.
Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (zoals in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijking van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.
In 2007 heeft de gemeente de 'Nota handhaving ruimtelijke - en bouwregelgeving gemeente Barneveld' opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren is (repressieve handhaving).
Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:
- De regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels.
- Het beleid voor afwijkingen.
In het moederplan (bestemmingsplan "Buitengebied 2012"), en daarmee ook in onderhavig wijzigingsplan, is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.
Verder zijn aan de in het moederplan (bestemmingsplan "Buitengebied 2012") opgenomen afwijkingsmogelijkheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) is een afzonderlijke overeenkomst gesloten. De inhoud voldoet aan die van een anterieure overeenkomst in de zin van artikel 6.24 Wro. Er zijn bij dit plan geen andere kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgenomen moeten worden.
Hoofdstuk 8 Overleg En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedure voor het wijzigen van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het wijzigingsplan opgestart.
8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In artikel 1.1.1, derde lid Bro is bepaald dat in hoofdstuk 3 van het Bro onder een bestemmingsplan, mede een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a van de Wro wordt begrepen.
Er is in het gebied van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van bijzondere waarden of andere situaties waardoor deze ontwikkeling zou raken aan enig nationaal belang. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Dit plan is gebaseerd op de Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten en voldoet daar ook aan.
Verder is er geen sprake van provinciale belangen, zodat ook is afgezien van vooroverleg met de provincie Gelderland. Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro kan derhalve worden afgezien van overleg in door de provincie en het Rijk aangegeven gevallen.
Het Waterschap Vallei & Veluwe heeft aangegeven dat geen vooroverleg nodig is indien de toename van de verharding kleiner is dan 4.000 m² en de waterhuishoudkundige doelen van het waterschap niet in het geding komen door een bestemmingsplan. Er is in dit plan een afname van het verhard oppervlak omdat er bebouwing gesloopt gaat worden. Om die reden heeft geen vooroverleg met het waterschap plaatsgevonden.
Ook belangen van omliggende gemeenten zijn bij dit plan niet in het geding.
8.2 Inspraak
Op 17 november 2008 heeft het college besloten dat voor wijzigingsplannen ex artikel 3.6, eerste lid, onder a van de Wro geen inspraak wordt gevoerd. Daarom heeft er geen inspraak plaatsgevonden.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 7 juli tot en met 17 augustus 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn geen reacties ingediend.
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Lijst Intrekkingsbesluit, Wijzigingen En Herzieningen Bestemmingsplan Buitengebied 2012
Het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.1056-0004), welk bestemmingsplan is vastgesteld op 28 mei 2013 (en onherroepelijk geworden op 16 september 2015), is inmiddels gewijzigd door het college, herzien door de raad en gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad. In eerste instantie is een tweetal uitspraken verwerkt:
- de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, ABRvS 29 april 2015, zaaknummer 201307247/1/R2, 201305071/1/R2, 201305215/1/R2 en 201402967/1/R2;
- de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, ABRvS 16 september 2015, zaaknummer 201307247/5/R2.
De volgende herzieningen en het intrekkingsbesluit van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" zijn verwerkt:
- "partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.1241-0001);
- "Tweede partiele herziening Buitengebied 2012" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.1253-0003);
- "Parapluherziening De Puurveense Molen" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.1248-0002);
- Intrekkingsbesluit "Wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 door het intrekken vanenkele onderdelen" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.IB1056-0001);
- "4e partiële herziening Buitengebied 2012" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.1268-0002);
- "Apeldoornsestraat-Kieftveen, partiële herziening Buitengebied 2012" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.1368-0002);
- "Harremaatweg I, partiële herziening Buitengebied 2012" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.1366-0002);
- "Plaggenweg I, partiële herziening Buitengebied 2012" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.1370-0002);
- "Vergroten inhoud woningen, partiële herziening Buitengebied 2012" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.1376-0002).
Verder zijn de volgende wijzigingsplannen - met toepassing van de binnen het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" opgenomen wijzigingsbevoegdheden - en partiële herzieningen (op perceelsniveau) verwerkt:
Naam wijzigingsplan (wp)/ partiële herziening (ph) | IMRO-identificatienummer | Datum vastgesteld | |
Apeldoornsestraat VII (wp) | NL.IMRO.0203.1223-0002 | 26-8-2014 | |
Barnseweg VI (wp) | NL.IMRO.0203.1246-0002 | 10-7-2014 | |
Boshuisweg I (wp) | NL.IMRO.0203.1279-0002 | 1-4-2015 | |
Brunesengweg II (wp) | NL.IMRO.0203.1273-0002 | 3-10-2014 | |
Brugveenseweg-Walhuisweg (wp) | NL.IMRO.0203.1301-0002 | 4-6-2015 | |
Drieënhuizerweg III (wp) | NL.IMRO.0203.1312-0002 | 17-11-2015 | |
Essenerweg XII (wp) | NL.IMRO.0203.1272-0002 | 25-3-2015 | |
Essenerweg XIII (wp) | NL.IMRO.0203.1365-0002 | 26-8-2016 | |
Garderbroekerweg XVII (wp) | NL.IMRO.0203.1234-0002 | 3-1-2014 | |
Grote Hegweg I (wp) | NL.IMRO.0203.1303-0002 | 30-6-2015 | |
Helweg I (wp) | NL.IMRO.0203.1265-0002 | 8-9-2014 | |
Hessenweg X (wp) | NL.IMRO.0203.1327-0002 | 21-1-2016 | |
Kapweg-Graafhorstweg (wp) | NL.IMRO.0203.1334-0002 | 8-3-2016 | |
Klettersteeg I (wp) | NL.IMRO.0203.1338-0002 | 19-2-2016 | |
Klettersteeg-Grote Fliertweg, partiële herzieningBuitengebied 2012 (ph) | NL.IMRO.0203.1363-0002 | 14-12-2016 | |
Laageinderweg III (wp) | NL.IMRO.0203.1309-0002 | 4-8-2015 | |
Laageinderweg IV (wp) | NL.IMRO.0203.1356-0002 | 21-6-2016 | |
Lange Zuiderweg III (wp) | NL.IMRO.0203.1306-0002 | 21-8-2015 | |
Lange Zuiderweg IV (wp) | NL.IMRO.0203.1329-0002 | 15-2-2016 | |
Muldersweg I (wp) | NL.IMRO.0203.1244-0002 | 17-7-2014 | |
Nachtegaalweg II (wp) | NL.IMRO.0203.1313-0002 | 5-1-2016 | |
Oosterbrinkweg IV (wp) | NL.IMRO.0203.1326-0002 | 16-12-2015 | |
partiële herziening Buitengebied 2012-Esweg II (ph) | NL.IMRO.0203.1324-0002 | 13-4-2016 | |
Peutweg I (wp) | NL.IMRO.0203.1247-0002 | 17-2-2015 | |
Renswoudsestraatweg III (wp) | NL.IMRO.0203.1317-0002 | 7-6-2016 | |
Rudolphlaan I (wp) | NL.IMRO.0203.1218-0002 | 26-4-2016 | |
Sandersstraat I (wp) | NL.IMRO.0203.1210-0002 | 15-2-2016 | |
Scherpenzeelseweg IX (wp) | NL.IMRO.0203.1276-0002 | 6-11-2014 | |
Valkseweg XII (wp) | NL.IMRO.0203.1307-0002 | 13-7-2015 | |
Valkseweg XIII (wp) | NL.IMRO.0203.1353-0002 | 24-5-2016 | |
Vinkekampweg I (wp) | NL.IMRO.0203.1288-0002 | 13-3-2015 | |
Wesselseweg VII (wp) | NL.IMRO.0203.1191-0002 | 18-3-2014 |
Daarnaast is inmiddels het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" vervangen door de volgende bestemmingsplannen. Eveneens geldt dit voor het provinciale inpassingsplan "Rondweg Voorthuizen N303" (met IMRO-idn. NL.IMRO.9925.IPN303Voorthuizen-VST1) welke is vastgesteld op 17-12-2014.
Naam bestemmingsplan | IMRO-identificatienummer | Vastgesteld | ||
Apeldoornsestraat-Stoutenburgerweg | NL.IMRO.0203.1340-0002 | 1-2-2017 | ||
Baron van Nagellstraat-Oude Zeumerseweg | NL.IMRO.0203.1237-0002 | 30-9-2015 | ||
Baron van Nagellstraat VIII | NL.IMRO.0203.1271-0003 | 11-11-2015 | ||
Barneveld-Noordwest | NL.IMRO.0203.1310-0003 | 1-2-2017 | ||
Dijkerweg I | NL.IMRO.0203.1277-0002 | 6-5-2014 | ||
Dijkerweg II | NL.IMRO.0203.1335-0002 | 25-5-2016 | ||
Dunenkamperweg I | NL.IMRO.0203.1196-0002 | 1-10-2013 | ||
Drieenhuizerweg-Heetkamperweg | NL.IMRO.0203.1264-0002 | 28-1-2015 | ||
Dwarsakker | NL.IMRO.0203.1214-0003 | 20-8-2014 | ||
Dwarsakker II | NL.IMRO.0203.1277-0002 | 30-9-2015 | ||
Dwarsgraafweg V | NL.IMRO.0203.1290-0002 | 13-5-2015 | ||
Essenerweg X | NL.IMRO.0203.1238-0002 | 6-5-2014 | ||
Esweg I | NL.IMRO.0203.1318-0002 | 27-1-2016 | ||
Garderbroekerweg-Kerkweg | NL.IMRO.0203.1189-0003 | 4-3-2015 | ||
Garderbroekerweg-Wencopperweg | NL.IMRO.0203.1236-0002 | 10-6-2015 | ||
Garderbroekerweg XIV | NL.IMRO.0203.1195-0002 | 17-12-2013 | ||
Garderbroekerweg XV | NL.IMRO.0203.1212-0002 | 28-1-2014 | ||
Garderbroekerweg XVIII | NL.IMRO.0203.1315-0002 | 11-11-2015 | ||
Gelkenhorsterweg I | NL.IMRO.0203.1369-0001 | ontwerp | ||
Gruttoweg I | NL.IMRO.0203.1295-0002 | 30-9-2015 | ||
Harskamperweg V | NL.IMRO.0203.1362-0002 | 9-11-2016 | ||
Harskamperweg-Kootwijkerdijk | NL.IMRO.0203.1304-0002 | 2-3-2016 | ||
Hazendonkweg-Heetweg (fietspad N310) | NL.IMRO.0203.1229-0002 | 16-12-2014 | ||
Hazendonkweg I | NL.IMRO.0203.1211-0002 | 12-11-2013 | ||
Heideweg-Garderbroekerweg | NL.IMRO.0203.1322-0002 | 25-5-2016 | ||
Hessenweg XI | NL.IMRO.0203.1361-0001 | 5-7-2017 | ||
Holzenbosch | NL.IMRO.0203.1124-0002 | 16-12-2015 | ||
Houtbeekweg I | NL.IMRO.0203.1257-0003 | 8-7-2015 | ||
Hunnenweg V | NL.IMRO.0203.1328-0002 | 13-4-2016 | ||
Kootwijkerdijk-Harderwijkerkarweg | NL.IMRO.0203.1323-0002 | 25-5-2016 | ||
Kootwijkerdijk II | NL.IMRO.0203.1293-0002 | 8-7-2015 | ||
Laageinderweg I | NL.IMRO.0203.1235-0002 | 6-5-2014 | ||
Laageinderweg V | NL.IMRO.0203.1383-0001 | ontwerp | ||
Laageinderweg-Drieënhuizerweg | NL.IMRO.0203.1283-0002 | 9-11-2016 | ||
Lange Zuiderweg II | NL.IMRO.0203.1219-0002 | 10-6-2014 | ||
Molenweg III | NL.IMRO.0203.1342-0002 | 6-7-2016 | ||
Nachtegaalweg-Appelseweg | NL.IMRO.0203.1180-0002 | 27-1-2016 | ||
Nijkerkerweg VI | NL.IMRO.0203.1286-0002 | 6-7-2016 | ||
Noordersingel I | NL.IMRO.0203.1336-0002 | 6-7-2016 | ||
Otelaarseweg II | NL.IMRO.0203.1220-0002 | 6-5-2014 | ||
Oud Milligenseweg VI | NL.IMRO.0203.1254-0002 | 30-9-2014 | ||
Oud Vellerseweg/Hunnenweg | NL.IMRO.0203.1169-0002 | 10-6-2015 | ||
Overhorsterweg I | NL.IMRO.0203.1331-0002 | 14-12-2016 | ||
Puurveenseweg III | NL.IMRO.0203.1321-0002 | 9-7-2013 | ||
Rijksweg IV | NL.IMRO.0203.1314-0002 | 27-1-2016 | ||
Rubensstraat II | NL.IMRO.0203.1291-0002 | 4-3-2015 | ||
Schoonengweg I | NL.IMRO.0203.1339-0002 | 25-5-2016 | ||
Schoonengweg-Postweg | NL.IMRO.0203.1393-0001 | 5-7-2017 | ||
Sleedoornweg-Harskamperweg-Engelsestadweg | NL.IMRO.0203.1152-0003 | 10-6-2014 | ||
Speulderbosweg I | NL.IMRO.0203.1204-0002 | 1-2-2017 | ||
Stationsweg-Binnenveld | NL.IMRO.0203.1325-0002 | 13-4-2016 | ||
Stationsweg XI | NL.IMRO.0203.1263-0002 | 13-5-2015 | ||
Stroeërweg I | NL.IMRO.0203.1200-0002 | 8-7-2015 | ||
Stroe VI | NL.IMRO.0203.1250-0003 | 4-3-2015 | ||
Thorbeckelaan Zuid I | NL.IMRO.0203.1239-0003 | 8-7-2015 | ||
Valkseweg-Nijkerkerweg | NL.IMRO.0203.1350-0002 | 6-7-2016 | ||
Veluweweg-Essenerweg | NL.IMRO.0203.1297-0002 | 10-6-2015 | ||
Veluweweg-Lankerenseweg | NL.IMRO.0203.1202-0002 | 10-6-2015 | ||
Veluweweg-Lankerenseweg I | NL.IMRO.0203.1289-0002 | 10-6-2015 | ||
Wethouder Rebellaan I | NL.IMRO.0203.1184-0003 | 9-7-2013 | ||
Wethouder Rebellaan II | NL.IMRO.0203.1367-0003 | 1-2-2017 | ||
Wencopperweg II | NL.IMRO.0203.1245-0002 | 6-7-2016 | ||
Wencopperweg III | NL.IMRO.0203.1249-0002 | 16-12-2014 | ||
Wencopperweg IV | NL.IMRO.0203.1357-0002 | 14-12-2016 | ||
Wikselaarse Eng | NL.IMRO.0203.1348-0002 | 24-05-2017 | ||
Wolweg I | NL.IMRO.0203.1330-0002 | 29-9-2016 |