Barneveld-Centrum 2022
Bestemmingsplan - Gemeente Barneveld
Vastgesteld op 29-05-2024 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het bestemmingsplan 'Barneveld-Centrum 2022' met identificatienummer 'NL.IMRO.0203.1434-0003' van de gemeente Barneveld;
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet bestaande uit ambachtelijke en/of detailhandelsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.4 Aanbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 Afhaalhoreca
horecabedrijf dat (ook) gericht is op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren voor het nuttigen elders;
1.8 Afwijking
een afwijking zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onder a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.9 Archeologisch deskundige
een regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.10 Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.11 Avondhorecabedrijf
horecabedrijvigheid, waaronder geen restaurants en hotels zijn begrepen, welke naar aard en openingstijden zich in hoofdzaak richt op het in avond- en nachtelijke uren uitgaande publiek, zoals cafés, bars, discotheken, dancings en/of koffiehuizen of combinaties hiervan dan wel variaties op deze bedrijfsvoering.
1.12 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 Bebouwingspercentage
het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.14 Bed & breakfast
een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bijgebouwen en wordt gerund door de hoofdbewoner van de betreffende woning.
1.15 Bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.16 Bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.17 Bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
1.18 Beperkt kwetsbaar object
een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.19 Bestaande
bestaand en legaal aanwezig op de dag van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.20 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 Bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.23 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.24 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.25 Bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte;
1.26 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.27 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.28 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.29 Bouwmarkt
een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig artikelen in de bouwbranche ter verkoop worden aangeboden. Tot bouwmaterialen worden onder meer gerekend: bouwstoffen zoals cement, hout en bouwstenen, wand- en vloertegels, ijzerwaren, elektrisch installatiemateriaal alsmede sanitair-, badkamer- en keukeninrichtingsmaterialen, en doe-het-zelfproducten;
1.30 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.31 Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.32 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.33 Bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.34 Camper
Een camper of kampeerauto is een motorvoertuig dat is ingericht om in te overnachten en te verblijven;
1.35 Camperterrein / -plaats
een camperterrein / -plaats is een speciaal voor campers ingerichte parkeerplaats, niet op een verblijfsrecreatieterrein gelegen;
1.36 Categorie A evenement
een regulier evenement als bedoeld in het Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2020-2025. Indien dit beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging;
1.37 Categorie B evenement
een aandachtsevenement als bedoeld in het Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2020-2025. Indien dit beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging;
1.38 Categorie C evenement
een risicovol-evenement als bedoeld in het Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2020-2025. Indien dit beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging;
1.39 Cultuur en ontspanning
voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, waaronder: podiumkunsten / theater, bioscopen, musea, expositieruimten, galeries, toeristische attracties, bowling- en poolcentra, muziek- en dansscholen, creativiteitscentra, casino's en zalencentra;
1.40 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.41 Dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich bevindt tussen de dakgoot en de nok van het dakvlak, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.42 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.43 Detailhandel volumineus
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een grote oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, meubels, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
1.44 Dienstverlening
het verlenen van economische diensten aan derden;
1.45 Erf
bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is;
1.46 Evenement
een evenement zoals bedoeld in de "Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld", zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit Plan;
1.47 Evenemententerrein
een terrein bedoeld en geschikt voor het houden van regelmatig terugkerende evenementen als bedoeld in het Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2020-2025. Indien dit beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging;
1.48 Gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.49 Gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.50 Geluidsgevoelige functies
bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.51 Geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.52 Geluidscherm
een geluidwerende voorziening in de vorm van bijvoorbeeld een scherm of een wal;
1.53 Geluidzone - industrie
de met de aanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan;
1.54 Gevelzitplaats
gevelzitplaatsen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit Plan;
1.55 Hogere waarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit Geluidhinder;
1.56 Hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.57 Horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties;
1.58 Horecaconcentratiegebied
een gebied waar ruimte wordt gegeven aan kwaliteitsverbetering van bestaande horeca en uitbreiding van specifieke vormen van horeca, zoals bedoeld in de Omgevingsvisie Barneveld Centrum, die is vastgesteld op 6 oktober 2021.
1.59 Houtopstand
Eén of meerdere bomen, hakhout, een houtwal en een houtsingel, beplanting van bosplantsoen, begroeiing van hagen, heesters en struiken. Hagen, heesters en struiken met een maximum hoogte van 2 m zijn niet aan te merken als houtopstand;
1.60 Huishouden
persoon of groep personen die één woning woont, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
1.61 Hulpdiensten
brandweer, politie en ambulance;
1.62 Industrieterrein
een terrein waarop Wgh-inrichtingen zijn toegelaten;
1.63 Kamerverhuur
onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 1, sub d van de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur Gemeente Barneveld, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit Plan;
1.64 Kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.65 Kantoor- en/of praktijkruimte
een niet voor bewoning bestemd gedeelte van een woning of gebouw bij een woning, dat uitsluitend dient voor de uitoefening van beroepsactiviteiten van de bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied;
1.66 Kunst en cultuur
voorzieningen ten behoeve van kunst en cultuur, zoals een bibliotheek, een museum, een filmzaal en daarmee gelijk te stellen activiteiten;
1.67 Kunstwerk
een door kunst voortgebracht voorwerp, zoals beelden en andere bouwwerken;
1.68 Kwetsbaar object
een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.69 Landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.70 Lawaaimakende materialen
materialen zoals een door brandstof aangedreven bladblazer of aggregaat en/of het gebruik van heftrucks en veegmachines;
1.71 Maaiveld
gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;
1.72 Maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.73 Nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.74 Omgevingsvergunning
Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.75 Ondergronds bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;
1.76 Overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.77 Overkapping
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand;
1.78 Pad
een weg uitsluitend bedoeld en bestemd voor langzaam verkeer, zoals voetgangers, fietsen (met trapondersteuning), snorfietsen en bromfietsen;
1.79 Pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.80 Particuliere vakantie-verhuur
Het tijdelijk verhuren van een ruimte in een woning dan wel de volledige woning als logiesaccommodatie;
1.81 Peil
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
1.82 Productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.83 SBI-Code
Standaard Bedrijf Indelingscode van het Centraal Bureau voor Statistiek;
1.84 Seksinrichting
een terrein, gebouw, vaar- of voertuig waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.85 Staat van Bedrijfsactiviteiten
als bijlage(n) bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst(en) van bedrijven en instellingen;
1.86 Standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, het een en ander zoals bedoeld in de "Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld" en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit Plan;
1.87 Terras
een terras als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit Plan;
1.88 Terrasoverkapping
een dak dat wordt ondersteund door kolommen, waarbij gesloten muurvlakken, vaste glaspuien, openslaande deuren of schuifdeuren en/of borstweringen ontbreken;
1.89 Uitbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.90 Uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.91 Uitwerking
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.92 Verbeelding
de bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven;
1.93 Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg
tankstation waar motorbrandstoffen, uitgezonderd lpg, worden verkocht, eventueel met ondergeschikte detailhandel en horeca;
1.94 Vloeroppervlak
grootte van de oppervlakte van een bouwlaag;
1.95 Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw;
1.96 Voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
1.97 Voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.98 Webwinkel A
detailhandel via een online etalage, waarbij alleen een elektronische transactie tot stand komt dan wel met een opslag- en verzendfunctie, maar zonder afhaalmogelijkheid of toonzaal voor kopers;
1.99 Webwinkel B
detailhandel via een online etalage, waarbij een elektronische transactie tot stand komt en met een opslag- en verzendfunctie dan wel een afhaalmogelijkheid voor kopers, maar zonder toonzaal;
1.100 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.101 Wgh-inrichting
een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 derde lid van de Wet geluidhinder en genoemd in bijlage I, onderdeel van het Besluit omgevingsrecht, zoals deze luiden op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.102 Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.103 Winkelvloeroppervlak
alle inpandige, voor publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.104 Wonen
het zelfstandige gehuisvest zijn van één afzonderlijk huishouden;
1.105 Woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandelingskasten en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 De hoogte van een molen
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw, met uitzondering van de wieken;
2.7 De hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.8 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;
2.9 De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk
onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren;
2.10 De oppervlakte van een overkapping
de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;
2.11 Het vloeroppervlak
boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren.
2.12 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders weergegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%).
2.13 Maten
buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is ook het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
Aanduiding | Bedrijf | SBI-code (2008) | Maximum milieucategorie | |||||
(sb-45) | specifieke vorm van bedrijf - groothandel in overige consumentenartikelen | 464,46733 | 2 | |||||
(sb-78) | specifieke vorm van bedrijf - handel in vloeibare en gasvormige brandstoffen | -- | 2 | |||||
(dhv) | detailhandel volumineus |
- b. een Webwinkel A;
met daaraan ondergeschikt:
- c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige doeleinden;
- g. wegen, straten en paden;
met de daarbij behorende:
- h. gebouwen;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de goede milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak per bouwperceel voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m;
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de afstandseisen in artikel 3.2.1, mits de bereikbaarheid van de bebouwing voor hulpdiensten voldoende is gewaarborgd.
- 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. De buitenopslag van goederen is niet toegestaan op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 3.2.1.
- 2. Per bedrijf mag de maximum oppervlakte in gebruik voor een onzelfstandig kantoor maximaal 40 procent van de bruto vloeroppervlakte van het bedrijf bedragen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, mits het geen Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen betreft.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 3 dan wel daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven, mits:
- a. de gevolgen voor omliggende woningen niet onevenredig ongunstiger zijn dan de invloed van in artikel 3.1, sub a bedoelde bedrijven; en
- b. het functioneren van één of meer bedrijven, die reeds in de omgeving daarvan aanwezig zijn, niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 voor het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander bedrijf dan volgens de aanduiding op de verbeelding is toegestaan, mits dat bedrijf is genoemd in Bijlage 2;
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 voor het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een Webwinkel B;
- 5. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen de bij het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen, dit met inachtneming dat een wijziging betrekking kan hebben op het toevoegen van soorten bedrijven, het afvoeren van soorten bedrijven en het wijzigen van de categorie-indeling van soorten bedrijven.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Bedrijf - 1 wordt gewijzigd in de bestemmingen Wonen - 1 en Tuin. Met inachtneming van de volgende regels:
- a. niet meer dan 1 woning per 300 m2 van het bestemmingsvlak 'Bedrijf - 1';
- b. de woningen dienen georiënteerd te zijn op de weg;
- c. de voorgevel van de woning dient te staan in de voorgevelrooilijn van aansluitende bebouwing;
- d. de minimale perceelsbreedte per woning 14 m en de minimale diepte 23 m bedraagt;
- e. de omvang en de goot- en bouwhoogte dient aan te sluiten bij de omvang en goot- en bouwhoogten in de directe omgeving van het perceel;
- f. na wijziging is het bepaalde in artikel 19Wonen - 1 en artikel 16Tuin van overeenkomstige toepassing;
- g. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
- h. aangetoond dient te worden dat de woningen passen binnen de gemeentelijke woningbouwprogrammering;
- i. voldaan wordt aan alle geldende milieukwaliteitseisen, zo:
- moet de kwaliteit van de bodem geschikt zijn voor de beoogde functie; en
- moet worden voldaan aan de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij;
- j. gegarandeerd is dat de door de gemeente gemaakte grondexploitatiekosten op de particuliere grondeigenaren binnen het te exploiteren gebied verhaald worden;
- 3. Burgemeester en wethouders kunnen gebruik maken van de voornoemde wijzigingsbevoegdheden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Bedrijf - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 onder de categorieën A en B1,uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
Aanduiding | Bedrijf | Maximum milieucategorie | |
(nv) | nutsvoorziening |
met daaraan ondergeschikt:
- b. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterhuishoudkundige doeleinden;
- f. wegen, straten en paden;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de goede milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m;
- 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. De buitenopslag van goederen is niet toegestaan op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 4.2.1'.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 onder de categorieën A en B1, mits het geen Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen betreft.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 onder categorieën B2 en C dan wel daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven, mits:
- a. de gevolgen voor omliggende woningen niet onevenredig ongunstiger zijn dan de invloed van in artikel 4.1, sub a bedoelde bedrijven; en
- b. het functioneren van één of meer bedrijven, die reeds in de omgeving daarvan aanwezig zijn, niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1, sub a voor het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander bedrijf dan volgens de aanduiding op de verbeelding is toegestaan, mits dat bedrijf is genoemd in Bijlage 4 onder de categorieën A en B1;
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 voor het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een Webwinkel B;
- 5. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen de bij het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen, dit met inachtneming dat een wijziging betrekking kan hebben op het toevoegen van soorten bedrijven, het afvoeren van soorten bedrijven en het wijzigen van de categorie-indeling van soorten bedrijven.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen gebruik maken van de voornoemde wijzigingsbevoegdheden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2' bedrijven van categorie 2 uit bijlage 5;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf van categorie 2 tot en met categorie 3.2' bedrijven van categorie 2 tot en met categorie 3.2 uit bijlage 5;
- c. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen is ook het specifieke met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan:
Aanduiding | Bedrijf | SBI-code (2008) | Maximale milieucategorie | |||||
(sb-37) | specifieke vorm van bedrijventerrein- overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 | 2562,3311, nr. 2 | 3.1 | |||||
(sb-68) | specifieke vorm van bedrijf - handelsbemiddeling (kantoren) | 461 | 1 | |||||
(sb-71) | specifieke vorm van bedrijf - handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 451,452,453 | 2 | |||||
(sb-141) | specifieke vorm van bedrijf - veevoederfabrieken, mengvoeder | 1091, nr. 5 en 6 | 4.2 | |||||
(nv) | nutsvoorziening | |||||||
(vm) | verkooppunt motorbrandstof zonder lpg | 473 |
met dien verstande dat Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn uitgesloten, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Wgh-inrichting' want daar zijn ook Wgh-inrichtingen toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en paden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' ook voor spoorweg;
- f. groenvoorzieningen;
- g. waterhuishoudkundige doeleinden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. productiegebonden detailhandel met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, en alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' ook voor detailhandel volumineus;
met de daarbij behorende:
- j. gebouwen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- l. terreinen;
- m. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de brandveiligheid;
- f. de externe veiligheid; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de afstandseisen in artikel 5.2.1, mits de bereikbaarheid van de bebouwing voor hulpdiensten voldoende is gewaarborgd.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.4 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m;
- 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. De buitenopslag van goederen is niet toegestaan op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 5.2.1;
- 2. Per bedrijf mag de maximum oppervlakte in gebruik voor een onzelfstandig kantoor maximaal 40 procent van de bruto vloeroppervlakte van het bedrijf bedragen.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 ten behoeve van bedrijven die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van één lagere categorie zijn, mits het functioneren van omliggende bedrijven niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
- 2. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de verkeersveiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Centrum
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' ook voor kamerverhuur;
- d. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- e. detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' en alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' ook voor detailhandel volumineus;
- f. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende detailhandelsvoorziening toegestaan;
aanduiding Detailhandel (su) supermarkt - g. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt uitgesloten' is geen supermarkt toegestaan;
- h. ter plaatse van aanduiding 'gezondheidszorg' ook voor gezondheidszorg;
- i. horeca (niet zijnde avondhorecabedrijven), uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten';
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - avondhorecabedrijf' ook voor avondhorecabedrijf;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - wijnbar' voor een wijnbar;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - escaperoom' ook voor een escaperoom;
- m. dienstverlening, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten';
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf van categorie A' is een bedrijf als genoemd in bijlage 4 onder categorie A toegestaan;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' ook voor maatschappelijke voorzieningen;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - kunst en cultuur' ook voor kunst en cultuur;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'sport' ook voor sport;
- r. parkeervoorzieningen;
- s. gevelzitplaatsen die voldoen aan de voorwaarden van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld;
met daaraan ondergeschikt:
- t. een Bed & breakfast;
- u. wegen en paden;
- v. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- w. gebouwen;
- x. tuinen, erven en terreinen;
- y. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de brandveiligheid;
- d. de externe veiligheid;
- e. de verkeersveiligheid;
- f. de sociale veiligheid; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 3. Het afwijken van de bouwregels als bedoeld in artikel 6.4, lid 1 en/of lid 2 kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het ssamenhangend traat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.1 en toestaan dat de goothoogte van een gebouw, zoals weergegeven op de verbeelding, wordt vergroot met maximaal 3 meter;
- 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.1 en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw, zoals weergegeven op de verbeelding, wordt vergroot met maximaal 3 meter.
- 6. Het afwijken van de bouwregels als bedoeld in artikel 6.4, lid 4 en/of 5 kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld
b. de waarde van het historische karakter
c. de parkeergelegenheid
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
e. sociale veiligheid.
6.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. Woningen zijn niet toegestaan op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s) van het gebouw, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- 2. Voor een Bed & breakfast geldt dat daarvoor niet meer dan twee kamers in de woning mogen worden gebruikt met maximaal twee bedden per kamer en dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
- 3. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is geen detailhandel toegestaan;
- 4. Ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' mag de winkelvloeroppervlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' is weergegeven;
- 5. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' is geen horeca toegestaan;
- 6. Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten' is geen dienstverlening toegestaan;
- 7. Voor zover detailhandel, dienstverlening dan wel horeca niet expliciet zijn uitgesloten, zijn deze functies alleen toegestaan op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - verdieping', want daar zijn deze functies ook op de verdieping toegestaan;
- 8. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - wijnbar' mag:
a. de wijnbar mag alleen op vrijdag en zaterdag geopend zijn van 17.00 tot 1.00 uur en op zondag van 13.00 tot 18.00 uur;
b. livemuziek is niet toegestaan.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.5 en het gebruik van de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van een Bed & breakfast toestaan, mits:
- a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
- b. er in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
- c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor Bed & breakfast niet meer bedraagt dan 60 m2;
- d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. cultuur en ontspanning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorziening toegestaan;
aanduiding | Cultuur en ontspanning |
(ms) | muziekschool |
(mt) | muziektheater |
(th) | theater |
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. horecavoorzieningen en detailhandel;
- f. educatieve activiteiten ten dienste van de bestemming;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de brandveiligheid;
- d. de externe veiligheid;
- e. de verkeersveiligheid;
- f. de sociale veiligheid; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
7.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 2. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.1 voor het (be)bouwen en gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een andere functie van cultuur en ontspanning, mits vanuit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar.
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel en alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' ook voor detailhandel volumineus;
- b. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorziening toegestaan;
aanduiding | Detailhandel |
(sdh-4) | specifieke vorm van detailhandel - volumineuze goederen |
(su) | supermarkt |
c. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt uitgesloten' is geen supermarkt toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- c. dienstverlening;
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken;
- j. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- k. gevelzitplaatsen die voldoen aan de voorwaarden van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid; en
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
8.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. Het is niet toegestaan een bedrijfswoning die onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw te situeren op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s);
- 2. Ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' mag de winkelvloeroppervlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' is weergegeven;
- 3. Horeca en afhaalhoreca is niet toegestaan.
Artikel 9 Dienstverlening
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. gevelzitplaatsen die voldoen aan de voorwaarden van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. gebouwen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
9.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Gemengd
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' voor bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 2), uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is ook het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
Aanduiding Bedrijf SBi-code (2008) Maximum milieucategorie (dhv) detailhandel volumineus (sdh-1) specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt 4752 2 - b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1' is een bedrijf als genoemd in Bijlage 2 onder categorie 1 toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is ook het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
Aanduiding Bedrijf SBi-code (2008) Maximum milieucategorie (sb-14) specifieke vorm van bedrijf - taxibedrijf 493 2 (sb-20) specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1.000 m² 41 / 42 / 43, nr. 3 2 - c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - kunst en cultuur' voor kunst en cultuur;
- d. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorziening toegestaan;
aanduiding Cultuur en ontspanning (bow) bowlingbaan (mt) muziektheater (sco-4) specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenementenhal (th) theater - e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' voor detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorziening toegestaan;
aanduiding Detailhandel (su) supermarkt - f. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' voor dienstverlening;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' voor horeca met uitzondering van avondhorecabedrijven;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - avondhorecabedrijf' voor avondhorecabedrijf;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horecaconcentratiegebied' voor horeca met uitzondering van avondhorecabedrijven;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' voor kantoren;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' voor maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende maatschappelijke voorziening toegestaan;
aanduiding Maatschappelijke voorzieningen (gz) gezondheidszorg (re) religie (vl) verenigingsleven (zoi) zorginstelling - l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - detailhandel en workshops' voor detailhandel en workshops;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'sport' voor sport;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' voor wonen;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' ook voor kamerverhuur;
- p. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
met daaraan ondergeschikt:
- q. een Bed & breakfast;
- r. wegen en paden;
- s. groenvoorzieningen;
- t. water;
- u. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- v. gebouwen;
- w. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- x. ter plaatse van de aanduiding 'sport' zijn ook voorzieningen, zoals een kantine en ondergeschikte horeca-activiteiten toegestaan;
- y. tuinen, erven en terreinen;
- z. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
10.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.5 en het gebruik van de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van een Bed & breakfast toestaan, mits:
- a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
- b. er in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
- c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor Bed & breakfast niet meer bedraagt dan 60 m2;
- d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
- f. verhardingen;
- g. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 4 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' want daar geldt de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
- 3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m, behoudens palen en masten waarvoor een maximum bouwhoogte van 9 m geldt, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte (m)' want daar geldt de maximum hoogte zoals op de verbeelding is weergegeven.
11.3 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11.1 ten behoeve van het aanleggen van in- en uitritten om aangrenzende gebouwen en terreinen te kunnen bereiken en verlaten. De breedte van een in- en uitrit mag niet meer bedragen dan 4 m.
- 2. Het afwijken kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin';
- 2. De wijzigingsbevoegdheid mag worden toegepast, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecavoorzieningen, met uitzondering van avondhorecabedrijven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - snackbar' alleen voor een snackbar;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. gebouwen;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid; en
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
12.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.1 ten behoeve van het gebruik van avondhorecabedrijven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de sociale veiligheid; en
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 13 Kantoor
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid; en
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
13.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 13.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 13.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 14 Maatschappelijk
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende maatschappelijke voorziening toegestaan;
aanduiding Maatschappelijke voorzieningen (re) religie (zoi) zorginstelling - b. bij onderwijs medegebruik als speelvoorziening;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. water;
met de daarbij behorende:
- h. gebouwen;
- i. ondergeschikte horeca-activiteiten;
- j. ondergeschikte detailhandel;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' voor onderdoorgang ten behoeve van verkeer;
- m. tuinen, erven en terreinen;
- n. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid; en
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
14.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14.2.1 voor verhoging van gedeelten van het hoofdgebouw, die om technische redenen boven het dakvlak moeten uitsteken, mits:
- a. het bewuste gedeelte niet meer dan 3 m hoger is dan de op de verbeelding weergegeven bouwhoogte; en
- b. de te verhogen gedeelten maximaal 10% van de oppervlakte van de het hoofdgebouw beslaan.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14.1 voor gebruiken van gronden en bouwwerken voor een andere maatschappelijke voorziening, mits vanuit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar.
14.6 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Maatschappelijk wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - 2, met inachtneming van de volgende regels:
- a. op eigen terrein, danwel in het openbaar gebied, dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
- het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de brandveiligheid;
- de externe veiligheid;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie, en
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. water;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine;
- h. ondergeschikte horeca-activiteiten;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid; en
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
15.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 15.2.2 voor de bouw van tribunes, mits:
- a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m;
- b. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 5% van het bestemmingsvlak.
- 2. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 16 Tuin
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
met de daarbij behorende:
- b. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' ook voor een geluidscherm;
- d. uitbouwen en/of balkons en ondergeschikte bouwdelen van een hoofdgebouw dat op aangrenzende gronden is gelegen.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de brandveiligheid;
- d. de verkeersveiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
16.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 16.2 ten behoeve van het bouwen van kleine bouwwerken, zoals een prieel, plantenkas, hondenkennel, volière of houtberging met in acht name van de volgende bepalingen:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van kleine bouwwerken op gronden van één bouwperceel mag niet meer dan 10 m² bedragen;
- b. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 16.2, ten behoeve van het bouwen van trappenhuizen, liftschachten en portieken bij gestapelde woningen, als bedoeld in artikel 20.1 dan wel bij een zorginstelling als bedoeld in artikel 14.1, met in acht name van de volgende bepalingen:
- a. de goothoogte van een trappenhuis en van een liftschacht mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de gestapelde woningen of de zorginstelling waaraan zij worden gebouwd, vermeerderd met 3 m;
- b. de goothoogte van een portiek mag niet meer bedragen dan 3 m.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 16.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie; en
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 17 Verkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen waarbij geldt dat wegen uit maximaal 2 rijstroken (2x1) dienen te bestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'aantal rijstroken' want daar geldt dat het aantal rijstroken niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is weergegeven, alsmede parallelrijbanen, opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- e. bermen;
- f. terrassen ten behoeve van een horecainrichting waarvoor een exploitatievergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld is verleend;
- g. gevelzitplaatsen die voldoen aan de voorwaarden van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld;
met daaraan ondergeschikt:
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk' ook voor een kunstwerk;
met daarbij behorende:
- i. ter plaatse van de aanduiding 'pad' alleen voor pad;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' ook voor spoorweg;
- k. gebouwen ten behoeve van de spoorweg, ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
- l. alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' ook voor een overkapping;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een goede woonsituatie;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de brandveiligheid;
- d. de externe veiligheid;
- e. de sociale veiligheid; en
- f. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
17.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.1 voor de bouw van een terrasoverkapping met dien verstande dat:
- a. de terrasoverkapping dient aan een bestaand gebouw gebouwd te worden;
- b. de hoogte van de terrasoverkapping mag niet meer bedragen dan 3 m;
- c. de maximale diepte 4 m bedraagt, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw;
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 17.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken tot een bouwhoogte van 10 m;
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid.
17.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. In afwijking van artikel 17.1 zijn speelvoorzieningen niet toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
- 2. Een terrasoverkapping is alleen mogelijk ten behoeve van een horecainrichting waarvoor een exploitatievergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld is verleend.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 17.1 ten behoeve van het gebruik van de grond voor een kunstwerk als bedoeld in artikel 1.67.
- 2. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin';
- 2. De wijzigingsbevoegdheid mag worden toegepast, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen;
met de daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
18.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
Artikel 19 Wonen - 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen (niet zijnde gestapelde woningen);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' ook voor kamerverhuur;
- c. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
met daaraan ondergeschikt:
- d. een Bed & breakfast;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoor- en/of praktijkruimte' ook voor kantoor- en/of praktijkruimte;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' ook voor een geluidscherm;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. bijbehorende bouwwerken;
- i. tuinen, erven en parkeerplaatsen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de brandveiligheid;
- d. de externe veiligheid;
- e. de verkeersveiligheid;
- f. de sociale veiligheid; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
19.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 19.2.1 ten behoeve van het situeren van de voorgevel van een woning tot ten hoogste 5 m uit de bedoelde gevellijn.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 19.2.1 en toestaan dat de goothoogte van een woning, zoals weergegeven op de verbeelding, word(en) vergroot met maximaal 3 m.
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. Voor een Bed & breakfast geldt dat daarvoor niet meer dan twee kamers in de woning mogen worden gebruikt met maximaal twee bedden per kamer en dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
- 2. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven;
- 3. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kamerverhuur' mag het aantal onzelfstandige woonruimten niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven;
- 4. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
- a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. degene die de activiteiten uitvoert, dient ook de bewoner van de woning te zijn;
- c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
- 5. Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor- en/of praktijkruimte' bedraagt de maximum oppervlakte van de kantoor- en/of praktijkruimte per woning 100 m2, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'oppervlakte (m2)' want daar geldt de oppervlakte die op de verbeelding is weergegeven.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 19.5 en het gebruik van de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van een Bed & breakfast toestaan, mits:
- a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
- b. er in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
- c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor Bed & breakfast niet meer bedraagt dan 60 m2;
- d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
- 2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 19.1 en de onzelfstandige huisvesting van één of meer huishoudens toestaan (kamerverhuur), mits wordt voldaan aan de minimale oppervlakte zoals genoemd in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld;
- 3. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
- h. aangetoond dient te worden dat de woningen passen binnen de Woonvisie 2021-2025 'Wonen voor Jong en Oud'.
19.7 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat
- de aanduiding 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen', en/of 'vrijstaand' wordt geschrapt en daarmee de voorgeschreven bouwwijze als bedoeld in artikel 19.2.1 komt te vervallen,
- een aanduiding 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen', en/of 'vrijstaand' wordt toegevoegd aan de verbeelding van het bestemmingsplan;
- de situering en de vorm van de op de verbeelding weergegeven bouwvlakken worden gewijzigd,
- op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden weergegeven,
- en daarbij mogen burgemeester en wethouders dan een gevellijn op de verbeelding weergeven en de goot- en bouwhoogte bepalen tot een maximum van 6 respectievelijk 11 m,
- en zo nodig de bestemming Wonen - 1 wijzigen in bestemming Tuin, mits:
- a. de geluidbelasting door het verkeer op geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid; en
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 20 Wonen - 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gestapeld wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' ook voor kamerverhuur;
- c. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
met daaraan ondergeschikt:
- d. een Bed & breakfast;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' ook voor detailhandel op de begane grond;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' ook voor dienstverlening op de begane grond;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen met bijbehorende trappenhuizen, liftschachten en portieken
- h. bijgebouwen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' voor onderdoorgang ten behoeve van verkeer;
- j. tuinen, erven en parkeerplaatsen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de brandveiligheid;
- d. de externe veiligheid;
- e. de verkeersveiligheid;
- f. de sociale veiligheid; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 34.1 van toepassing.
20.4 Specifieke gebruiksregels
- 1. Voor een Bed & breakfast geldt dat daarvoor niet meer dan twee kamers in de woning mogen worden gebruikt met maximaal twee bedden per kamer en dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
- 2. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kamerverhuur' mag het aantal onzelfstandige woonruimten niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven;
- 3. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. degene die de activiteiten uitvoert, dient ook de bewoner van de woning te zijn;
- c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 20.4 en het gebruik van de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van een Bed & breakfast toestaan, mits:
- a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
- b. er in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
- c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor Bed & breakfast niet meer bedraagt dan 60 m2;
- d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
- 2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 20.1 en de onzelfstandige huisvesting van één of meer huishoudens toestaan, mits wordt voldaan aan de minimale oppervlakte zoals genoemd in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld;
- 3. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 20.1 en de onzelfstandige huisvesting van één of meer huishoudens toestaan.
- 4. Het afwijken kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de externe veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
- h. aangetoond dient te worden dat de woningen passen binnen de Woonvisie 2021-2025 'Wonen voor Jong en Oud'.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 1
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
21.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 10.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.
- 2. Als artikel 21.2, eerste lid van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - indien de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met een archeologisch onderzoeksrapport en/of advies van een archeologisch deskundige. In dat geval kan aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen de voorwaarde worden verbonden dat technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 3. Indien uit de hiervoor bedoelde onderzoeksrapportage en/of advies blijkt dat de archeologische waarden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag toch een omgevingsvergunning verlenen op voorwaarde dat:
- opgravingen worden verricht en daarvan binnen twee jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning voor het bouwen rapportage wordt gedaan; en/of
- een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van meer dan 10.000 m2:
- a. grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
- c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
- 2. De vergunning kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, hetgeen kan blijken uit een archeologische rapportage en/of advies van een archeologisch deskundige
- 3. Het in artikel 21.3 lid 1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer, dan wel archeologisch onderzoek betreffen;
- b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- c. ten dienste van archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of indien het rijksmonument is geschrapt uit het register op grond van de Erfgoedwet.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
22.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 2.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.
- 2. Als artikel 22.2, eerste lid van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - indien de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met een archeologisch onderzoeksrapport en/of advies van een archeologisch deskundige. In dat geval kan aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen de voorwaarde worden verbonden dat technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 3. Indien uit de hiervoor bedoelde onderzoeksrapportage en/of advies blijkt dat de archeologische waarden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag toch een omgevingsvergunning verlenen op voorwaarde dat:
- opgravingen worden verricht en daarvan binnen twee jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning voor het bouwen rapportage wordt gedaan; en/of
- een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van meer dan 2.000 m2:
- a. grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
- c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
- 2. De vergunning kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, hetgeen kan blijken uit een archeologische rapportage en/of advies van een archeologisch deskundige
- 3. Het in artikel 22.3 lid 1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer, dan wel archeologisch onderzoek betreffen;
- b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- c. ten dienste van archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of indien het rijksmonument is geschrapt uit het register op grond van de Erfgoedwet.
Artikel 23 Waarde - Archeologie 3
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
23.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 250 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.
- 2. Als artikel 23.2, eerste lid van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - indien de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met een archeologisch onderzoeksrapport en/of advies van een archeologisch deskundige. In dat geval kan aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen de voorwaarde worden verbonden dat technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 3. Indien uit de hiervoor bedoelde onderzoeksrapportage en/of advies blijkt dat de archeologische waarden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag toch een omgevingsvergunning verlenen op voorwaarde dat:
- opgravingen worden verricht en daarvan binnen twee jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning voor het bouwen rapportage wordt gedaan; en/of
- een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van meer dan 250 m2 :
- a. grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
- c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
- 2. De vergunning kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, hetgeen kan blijken uit een archeologische rapportage en/of advies van een archeologisch deskundige
- 3. Het in artikel 23.3 lid 1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer, dan wel archeologisch onderzoek betreffen;
- b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- c. ten dienste van archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
23.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of indien het rijksmonument is geschrapt uit het register op grond van de Erfgoedwet.
Artikel 24 Waarde - Archeologie 4
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
24.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 100 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.
- 2. Als artikel 24.2, eerste lid van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - indien de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met een archeologisch onderzoeksrapport en/of advies van een archeologisch deskundige. In dat geval kan aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen de voorwaarde worden verbonden dat technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 3. Indien uit de hiervoor bedoelde onderzoeksrapportage en/of advies blijkt dat de archeologische waarden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag toch een omgevingsvergunning verlenen op voorwaarde dat:
- opgravingen worden verricht en daarvan binnen twee jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning voor het bouwen rapportage wordt gedaan; en/of
- een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van meer dan 100 m2 :
- a. grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
- c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
- 2. De vergunning kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, hetgeen kan blijken uit een archeologische rapportage en/of advies van een archeologisch deskundige.
- 3. Het in artikel 24.3 lid 1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer, dan wel archeologisch onderzoek betreffen;
- b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- c. ten dienste van archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
24.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of indien het rijksmonument is geschrapt uit het register op grond van de Erfgoedwet.
Artikel 25 Waarde - Cultureel Erfgoed
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultureel erfgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van op die grond aanwezig cultureel erfgoed.
25.2 Bouwregels
De hoofdvorm van bestaande bouwwerken met cultuurhistorische waarden, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, moet worden gehandhaafd.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 25.2, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden en na advies van de daartoe aangewezen adviescommissie.
25.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Cultureelerfgoed' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, mits op basis van een (bouw-)historisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel dat deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven.
Artikel 26 Waarde - Landschap
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van monumentale bomen dan wel houtsingels.
26.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
- 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat alleen zitbanken mogen worden opgericht.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Landschap' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- a. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
- b. het aanleggen van verhardingen;
- c. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
- d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m ten opzichte van het maaiveld;
- e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- f. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
- 2. De werken en werkzaamheden als bedoeld in het voorgaande lid zijn slechts toelaatbaar, indien het belang van de landschappelijke waarden van de gronden daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
- 3. Het in artikel 26.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Artikel 27 Waterstaat - Waterlopen
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor:
- a. waterlopen;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen, duikers en/of overkluizingen.
27.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 27.2 voor het oprichten van enig bouwwerk na schriftelijke instemming van de waterbeheerder.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Algemene Bouwregels
29.1 Ondergronds bouwwerk
Ongeacht de bestemming van de gronden is ondergronds bouwen toegestaan waar ook bovengronds bouwen toegestaan is en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwwerk', uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - ondergronds bouwwerk'.
29.2 Uitkraging
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - uitkraging' ook voor een uitkraging van een gebouw op de naastgelegen gronden.
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
30.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Als gebruik overeenkomstig de bestemming wordt aangemerkt het gebruiken van een woning voor particuliere vakantie-verhuur met dien verstande dat:
- a. dit niet meer dan 60 nachten per kalenderjaar is;
- b. geen onevenredige aantasting van de milieusituatie plaatsvindt;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig wordt aangetast; en
- d. parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
30.2 Gebruik strijdig met de bestemming
30.3 Parkeernormen
- 1. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (zoals nieuwbouw- of verbouwplannen) waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is, geldt dat voldoende parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn (en te blijven) conform de Nota Parkeernormen (2020) (bijlage 1). Indien de nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging.
- 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor het vergroten van een woning.
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
31.1 Voorwaardelijke verplichting
31.2 Wonen
31.3 Antennemast
Ongeacht de bestemming van de gronden is ter plaatse van de aanduiding 'Antennemast' één antennemast toegestaan.
31.4 Evenemententerrein
31.5 Geluidzone - industrie
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone – industrie' ook bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten.
31.6 Specifieke vorm van detailhandel - Standplaats
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - Standplaats' tevens bestemd voor een standplaats.
31.7 Markt
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Markt' ook bestemd voor een markt.
31.8 Vrijwaringszone - spoor
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - spoor' tevens bestemd voor het railverkeersbelang.
31.9 Veiligheidszone - Activiteitenbesluit
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
- a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn;
- b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten;
- c. van het bepaalde in artikel 31.4, en toestaan dat:
- er meer bezoekers per dag komen;
- het geluidsniveau hoger wordt dan bedoeld in artikel 31.4 met dien verstande dat het geluidsniveau niet meer bedragen mag dan 91 dB(C);
- op andere tijden opbouwwerkzaamheden als bedoeld in artikel 31.4 plaatsvinden;
- het maximum aantal dagen van categorie A, B of C evenementen als bedoeld in artikel 31.4, wordt verhoogd.
- 2. Het afwijken als bedoeld in artikel 32.1 onder c kan slechts, mits passend binnen het Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2020-2025 en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een goede woonsituatie;
- het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de brandveiligheid;
- de externe veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
- 1. de best beschikbare technieken worden toegepast.
- 3. Een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen;
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het realiseren van buitengevelisolatie (met nieuwe gevelbekleding) aan een bestaand gebouw of bouwwerk en toestaan dat de goot- en bouwhoogte, de grenzen van een bouwvlak en de inhoud worden overschreden, mits:
- a. de overschrijding beperkt blijft tot een afstand van 0,5 m;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- c. indien er sprake is van een gemeentelijk of rijksmonument, na advies van de daartoe aangewezen adviescommissie.
Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels
33.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad:
- 1. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
- 2. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
33.2 Standplaats
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - Standplaats' wordt toegevoegd aan de gronden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie; en
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 34 Algemene Procedureregels
34.1 Procedure bij het stellen van nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt ook langs elektronische weg;
- 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
- 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
35.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 36 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Barneveld-Centrum 2022' van de gemeente Barneveld.
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Nota Parkeernormen (2020)
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijf - 1
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijf - 1 Bij Afwijking
Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging Bedrijf - 2
Bijlage 5 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein
Bijlage 6 Julianaplein Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Rozenstraat Inrichtingstekening
Bijlage 8 Valkseweg Inrichtingsplan Geluidsscherm
Bijlage 9 Amersfoortsestraat Inrichtingsplan
Bijlage 10 Catharijnesteeg Inrichtingsplan
Bijlage 11 Langstraat Gevelimpressie
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorliggend bestemmingsplan omvat het centrumgedeelte van de kern Barneveld. Ook omvat het de omliggende wijk Gelreweg/Julianaplein. Met dit bestemmingsplan wordt een aantal bestemmingsplannen herzien.
Het bestemmingsplan is voor een groot deel beheersgericht. Dat wil zeggen dat de in het geldende bestemmingsplan toegekende bestemmingen worden overgenomen. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de komende tien jaar wordt bevroren.
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Vooruitlopend op die nieuwe wet zijn in dit bestemmingsplan alvast kleine aanpassingen gemaakt. Die aanpassingen gaan niet zo ver dat al sprake is van een 'omgevingsplan', waarin ook regels zijn opgenomen uit gemeentelijke verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving. Een voorbeeld van een aanpassing is de aanduiding van monumenten op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is vanwege de actualisering (op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening) een goede bouwsteen voor een toekomstig omgevingsplan.
Wijziging naam bestemmingsplan
Gelet op het feit dat het ontwerpbestemmingsplan ruimschoots na het voorontwerp ter inzage is gelegd, is de naam van het plan gewijzigd naar "Barneveld-Centrum 2022" (in plaats van "Barneveld-Centrum 2018").
Afbeelding: luchtfoto
Voorliggend plan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Na dit hoofdstuk beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het beleidskader. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de randvoorwaarden, waarna in het zesde hoofdstuk de juridische aspecten worden besproken. In hoofdstuk 7 is aandacht voor de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op de resultaten van de procedure ten behoeve van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Begrenzing Plangebied
De gemeente Barneveld maakt, samen met de andere gemeenten uit de Gelderse Vallei, deel uit van de schil van de oprukkende Randstad. Aan de oostzijde van de gemeente ligt een deel van het grondgebied in het Veluwemassief.
De gemeente wordt doorkruist door twee autosnelwegen, de rijksweg A1 als oost-west verbinding en de rijksweg A30 als noord-zuid verbinding. In de nabijheid van het knooppunt van deze twee wegen ligt het gebied Barneveld-Harselaar-Voorthuizen. Veruit de meeste mensen van de gemeente Barneveld wonen en werken in dit gebied. Harselaar is het grootste bedrijventerrein van de gemeente. Barneveld en Voorthuizen zijn de grootste kernen van de gemeente.
Het plangebied beslaat het centrum van de kern Barneveld, alsmede het gebied gelegen ten noorden van de spoorlijn met de omliggende wijk (Gelreweg/Julianaplein).
De grens van het plangebied loopt grofweg langs de Thorbeckelaan, Gasthuisstraat, Stationsweg, Van Zuijlen van Nieveltlaan, spoorlijn/Wilhelminastraat, Churchillstraat, Koterweg, Bouwheerstraat, Plantagelaan, Rozenstraat, Schoutenstraat en Groen van Prinstererlaan.
De zwarte lijn in onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding: ligging plangebied
2.2 Geldende Bestemmingen
2.2.1 Bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan is een actualisering van alle bestemmingsplannen binnen de hiervoor beschreven plangrens. Dit houdt in dat de volgende 14 bestemmingsplannen/wijzigingsplannen worden herzien.
Nr. | Bestemmingsplan | Vastgesteld | |
1012 | Barneveld-Centrum | 22 januari 2013 | |
1140 | Koterweg I | 28 mei 2013 | |
1168 | Leeuwerikstraat I | 6 mei 2014 | |
1310 | Barneveld-Noordwest | 1 februari 2017 | |
1351 | Barneveld-Zuidoost | 7 juli 2018 | |
1390 | Julianaplein I | 27 september 2017 | |
1392 | Catharijnesteeg I | 27 september 2017 | |
1422 | Parapluherziening Parkeernormen | 7 maart 2018 | |
1453 | Pastoor Gowthorpestraat I | 3 oktober 2018 | |
1583 | Gelreweg I | 30 juni 2020 | |
1560 | Valkseweg XIX | 17 september 2020 | |
1588 | Amersfoortsestraat I | 12 november 2020 | |
1617 | Rozenstraat-Burgemeester Aschofflaan | 7 juli 2021 | |
1515 | Parapluherziening Cultuurhistorie-Archeologie | 22 maart 2023 |
Op onderstaande afbeelding is weergegeven waar de bestemmingsplanherzieningen gelden. De "Parapluherziening Parkeernormen" en "Parapluherziening Cultuurhistorie-Archeologie" gelden voor het gehele gebied.
Afbeelding: contouren van de bestemmingsplannen
2.2.2 Voorbereidingsbesluit
Er geldt overigens ook een voorbereidingsbesluit van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met betrekking tot hyperscale datacenters op deze locatie. Nu het plan geen hyperscale datacenter mogelijk maakt, is dit voorbereidingsbesluit niet relevant voor het voorliggende plan.
2.3 Ontstaansgeschiedenis
De kern Barneveld bestaat als kerkdorp sinds 1333, alhoewel de oudste vermelding - in de persoonsnaam Volframus de Barnevelde - al uit 1174 dateert. De plaats vervult vanouds een marktfunctie in de Gelderse Vallei. In de 17e en 18e eeuw was Barneveld een belangrijk knooppunt in het netwerk van Hessenwegen.
De historische kern van het dorp Barneveld wordt gevormd door het knooppunt van de huidige Schoutenstraat-Langstraat, Amersfoortsestraat en Jan van Schaffelaarstraat. In de loop van de 18e eeuw is het gebied rond de huidige Nieuwstraat-Raadhuisplein een wezenlijk onderdeel van de dorpskern gaan vormen. Tot de Tweede Wereldoorlog vindt de ontwikkeling van Barneveld vooral plaats langs en tussen de genoemde straten. De groei is uit te drukken in individuele panden of hooguit in kleine groepjes van woningen. Na de oorlog treedt een aanmerkelijke versnelling van de groei op en worden hele wijken projectmatig gebouwd. Het resultaat van dit groeiproces is, dat de omvang van de kern in enkele decennia is verveelvoudigd.
Aanvankelijk ontwikkelde de bebouwing zich vooral langs de huidige Langstraat en Jan van Schaffelaarstraat. In de loop van de 19e eeuw ontstond er ook bebouwing langs de huidige Nieuwstraat. Hierdoor werd de min of meer driehoekige kern van het dorp gevormd, die nog steeds goed herkenbaar is. Verder bleef de bebouwing zich vooral ontwikkelen in de linten langs de toegangswegen tot het dorp. De bebouwing bestond hoofdzakelijk uit individueel gebouwde woningen en winkelpanden, maar er werden in die tijd ook al rijwoningen gebouwd.
Met de groei van de kern is ook het centrum meegegroeid. Schaalvergroting en vernieuwing van bebouwing, alsmede de aanleg van nieuwe verkeersaders en parkeerterreinen hebben hun sporen in het centrum nagelaten.
Hoewel Barneveld inmiddels de omvang van een kleine stad heeft bereikt, heeft het zijn dorpse allure behouden. Met name in het centrum is de oorspronkelijke, kleinschalige parcelering goed terug te vinden. Aan de randen van het centrum is de schaalvergroting duidelijker te onderkennen.
Afbeelding: Barneveld 1970
2.4 Ruimtelijke Structuur
In het centrum van Barneveld zijn twee ringstructuren te onderscheiden. In de historische kern ligt het winkelachtje (winkel 8'je). Deze is vanuit de historie op organische wijze gegroeid. Dankzij het Structuurplan Barneveld uit 1970 is er in het centrum van Barneveld een centrumring aanwezig. Deze twee structuren onderscheiden zich van elkaar in het gebruik en in de uitstraling. Het winkelachtje vormt voornamelijk een verblijfsgebied en is ingericht voor de voetganger, de centrumring heeft daarentegen een doorstroomfunctie en faciliteert een aantal parkeergebieden. Deze parkeergebieden zijn belangrijke entreezones richting de historische kern van het centrum van Barneveld.
Afbeelding: te onderscheiden ringstructuren in het centrumgebied
Het oude centrum kenmerkt zich door zijn kleinschaligheid en fijnkorreligheid. Het centrum is qua ruimtelijke structuur te verdelen in drie gebieden met elk een eigen herkenbare karakteristiek, te weten:
- de historische kern;
- het gebied rondom de historische kern (schil);
- de buitenring.
Afbeelding: ruimtelijke karakteristiek
De historische kern
In de kern is de historische structuur goed herkenbaar. Deze kenmerkt zich door de fijnmazige bebouwingsstructuur met stegen en doorkijken en gesloten straatwanden met "individuele panden" die direct aan de straat staan. Over het algemeen is de bebouwing opgebouwd uit twee bouwlagen met kap. Het vormt een schakering van daken, dat als karakteristiek, te beschouwen is. Solitaire bomen waren van oudsher karakteristiek. Grootschalige ingrepen vormen hier een uitzondering. In de winkelstraten, en dan met name bij panden met etalages en/of luifels, ontbreekt vaak de visuele eenheid tussen onderlaag en bovenverdiepingen. Dat is jammer, het verstoort het historische karakter. In de historische kern staat het behoud van de karakteristieke bebouwing (monumenten, beeldbepalende bebouwing en karakteristieke bomen), het samenspel van bebouwing en open ruimten (kerk en plein) voorop.
Het gebied rondom de historische kern
Het gebied rondom de historische kern kent veel meer variatie in korrelgrootte van de bebouwing. Het kleinschalige karakter en een onderlinge samenhang van bebouwing ontbreekt veelal. De bebouwing vormt een minder gesloten wand dan in de historische kern. Grotere openingen tussen de bebouwing, soms nog met beeldbepalende bomen en sprongen in de rooilijn, komen hier vaak voor. Ze zijn karakteristiek voor dit deel van het centrum.
De buitenring
De buitenring is over het algemeen minder oud en kenmerkt zich door soms grootschalige bebouwing, zoals bijvoorbeeld de Bijeberg en de bedrijfsbebouwing ten oosten van het station, afgewisseld met kleinschalige bebouwing van woningen. Door de buitenring gaan herkenbare historische patronen zoals bijvoorbeeld de Amersfoortsestraat.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" is voornamelijk beheersgericht. De gemeente is verplicht te onderzoeken of op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen wellicht andere bestemmingen en regels voor gronden moeten worden vastgesteld. Onderzocht moet worden of de bestemmingen (nog steeds) in overeenstemming zijn met de goede ruimtelijke ordening.
Nieuwe visies, zoals de Omgevingsvisie Barneveld Centrum en Visie Verblijfsrecreatie, zorgen voor aanpassingen. In het kader van de beleidscyclus zal beleid doorvertaald moeten worden in een bestemmingsplan. Op 6 oktober 2021 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Barneveld Centrum vastgesteld. De visie is, op die punten die in een bestemmingsplan thuishoren, vertaald in het ontwerpbestemmingsplan “Barneveld-Centrum 2022”. Op 29 september 2022 heeft de raad ingestemd met de uitgangspunten en kaders zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Actualisatie Visie Verblijfsrecreatie 'Kansen en Koersen: Visie op de toekomst van de verblijfsrecreatie in de gemeente Barneveld'. In paragraaf 4.5 (gemeentelijk beleid) is per visie (met uitzondering van de Omgevingsvisie Barneveld, want dit wordt hieronder in hoofdstuk 3 al beschreven) omschreven van de visie inhoudt en wat de doorwerking is. Dit omdat de Omgevingsvisie Barneveld Centrum specifiek voor het plangebied Barneveld Centrum is opgesteld.
De geldende bestemmingen kunnen voor het overgrote deel in dit bestemmingsplan worden overgenomen. In de voorbereiding van het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" is aan het licht gekomen dat in het plangebied op sommige plekken de feitelijke situatie (illegale bouw en/of gebruik) niet in overeenstemming is met de vigerende plannen. Ingeval geen concreet zicht op legalisatie bestaat (door middel van een afzonderlijke planologische procedure), is ook de geldende bestemming overgenomen.
Hieronder wordt ingegaan op de Omgevingsvisie Barneveld Centrum en overige aanpassingen in het bestemmingsplan.
Omgevingsvisie Barneveld Centrum
Op 6 oktober 2021 heeft de raad de Omgevingsvisie Barneveld Centrum vastgesteld. Deze visie is opgesteld voor het gebied Barneveld-Centrum (zie Bijlage 1). In deze visie zijn keuzes gemaakt die op een aantal punten leiden tot aanpassing van de regels van de geldende bestemmingsplannen. De Omgevingsvisie Barneveld Centrum is doorvertaald in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022".
Hieronder gaan we nader in op de onderstaande thema's, te weten:
- winkelen
- horeca
- behoud ruimtelijke kwaliteit
- kansrijke ontwikkellocaties
Winkelen
In de Omgevingsvisie Barneveld Centrum wordt ingezet op concentratie van detailhandel in het kernwinkelgebied. Buiten het kernwinkelgebied in onder meer de aanloopstraten, wordt ruimte gezien voor functieverandering, daar waar winkels vrijkomen.
Hieronder is een afbeelding opgenomen van het kernwinkelgebied uit de Omgevingsvisie Barneveld Centrum.
Afbeelding: kernwinkelgebied uit Omgevingsvisie Barneveld Centrum
Het kernwinkelgebied behoudt de bestemming 'Centrum'. Binnen de bestemming 'Centrum' is onder andere detailhandel bij recht toegestaan. Wonen op de begane grond is in het kernwinkelgebied op grond van het vigerende bestemmingsplan al uitgesloten (tenzij het specifiek is aangeduid dat het wel mag). Dit wijzigt niet.
Wonen op de verdieping is toegestaan, afhankelijk van de aanduiding 'maximum aantal woningen'. Voor het toestaan van extra woningen is een afwijking nodig. Dit geldt ook bij verkamering van gebouwen. Bij het toestaan van extra woningen moet (onder meer) aangetoond worden dat de woningen passen binnen de Woonvisie Barneveld 2021-2025 'Wonen voor Jong en Oud'. In het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" is geen binnenplanse afwijking voor kamerverhuur opgenomen. In het nu voorliggende bestemmingsplan is dit wel als een binnenplanse afwijking opgenomen.
Het gebied dat in de visie gelegen is buiten het kernwinkelgebied krijgt de bestemming 'Gemengd' (waar voorheen de bestemming 'Centrum' gold). Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn op de verbeeldingen aanduidingen per perceel opgenomen, die aangegeven waarvoor de gronden mogen worden gebruikt. Denk hierbij aan onder andere wonen. Binnen de bestemming 'Gemengd' mag op de begane grond worden gewoond. Voor het toevoegen van extra woningen blijft een afwijking nodig (binnenplans).
Bestaand gebruik is in dit plan als zodanig bestemd. In de aanloopstraten wordt functieverandering naar een breder functiepalet of wonen toegestaan (met een afwijking).
Daar waar bestaande rechten niet overeenkomen met de doelstellingen van de visie is hiervoor een uitsterfregeling opgenomen (zie het kopje 'uitsterfregeling' hierna).
Afbeelding: kernwinkelgebied én 'nieuwe' bestemming 'Gemengd'
Horeca
In de Omgevingsvisie Barneveld Centrum is aangegeven dat in het kernwinkelgebied de focus vooral ligt op daghoreca. Essentie is dat we geen cafés (avondhoreca) willen hebben in het kernwinkelgebied die veelal pas rond sluitingstijd van de winkels opengaan. Wel is er ruimte voor avondhoreca inclusief restaurants met name op de drie genoemde punten voor concentratie van horeca (zie onderstaande afbeelding). Bestaande horeca kan ook buiten het kerngebied blijven, maar er is geen ruimte voor nieuwe horecabedrijven.
Binnen de bestemming 'Centrum' is horeca in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" toegestaan, en avondhoreca wanneer het is aangeduid. Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn bestaande horecabedrijven en avondhoreca bedrijven specifiek aangeduid.
In het nieuwe bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022", binnen de bestemming 'Centrum' (dit is het kernwinkelgebied), is horeca bij recht toegestaan. Buiten het kernwinkelgebied is een uitsterfregeling opgenomen voor locaties waar geen horeca aanwezig is. De uitsterfregeling geldt overigens niet voor gebieden die liggen in een horecaconcentratiegebied (zie verder het kopje 'uitsterfregeling').
Afbeelding: uitsnede concentratie horeca
Er zijn in de Omgevingsvisie drie concentratiegebieden voor horeca opgenomen: het Torenplein, het Raadhuisplein en de omgeving Schaepsmarkt. Voor zover het gaat om horeca binnen het kernwinkelgebied is horeca bij recht toegestaan (tenzij dit specifiek is uitgezonderd). Voor de horecaconcentratiegebieden, gelegen buiten het kernwinkelgebied, is een aparte regel opgenomen in de bestemmingsomschrijving. In een horecaconcentratiegebied wordt ruimte gegeven aan kwaliteitsverbetering van bestaande horeca en uitbreiding van specifieke vormen van horeca, zoals bedoeld in de Omgevingsvisie Barneveld Centrum.
Het betreft de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horecaconcentratiegebied'. Het gaat hierbij om locaties aan de Kapteijnstraat, Stationsplein (concentratiegebied omgeving Schaepsmarkt) en Langstraat (nabij de kerk, concentratiegebied Torenplein).
Uitsterfregeling
In bepaalde gebieden willen we sommige gebruiksmogelijkheden op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan, schrappen. We hanteren hiervoor een overgangstermijn en hebben daarvoor in het plan zogenaamde uitsterfregelingen opgenomen.
De uitsterfregelingen die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan zijn alleen opgenomen voor gebieden waar we de bestemming 'Centrum' gewijzigd hebben naar de bestemming 'Gemengd' dan wel waar de bestemming 'Gemengd' geldt. Het gaat om een gebied dat gelegen is buiten het kernwinkelgebied. Op onderstaande kaart is het gebied met de bestemming 'Gemengd' aangegeven.
Afbeelding: bestemming 'Gemengd' (nieuwe situatie)
In dit bestemmingsplan wordt voor een locatie waar horeca buiten het kernwinkelgebied niet aanwezig is, binnen de bestemming 'Gemengd', onder een uitsterfregeling gebracht.
De uitsterfregeling houdt in dat een horecabedrijf niet gestart mag worden indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaar na terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan niet aanwezig is. Horeca mag dus niet worden gestart indien de locatie niet gebruikt is als horeca binnen drie jaar na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Voor bestaande horeca, waar nu een aanduiding 'Horeca' op een locatie is gelegen, geldt deze uitsterfregeling niet. Ook geldt dit niet voor gebieden waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horecaconcentratiegebied' is weergegeven op de verbeelding.
Ook detailhandel buiten het kernwinkelgebied, binnen de bestemming 'Gemengd', wordt onder een uitsterfregeling gebracht. Er geldt een termijn van drie jaar. Concentratie van detailhandel is volgens de visie in het kernwinkelgebied gewenst. Het gebruik mag niet worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaar gestaakt is geweest.
Verder is ook voor de functies detailhandel en horeca op de verdieping buiten het kernwinkelgebied, binnen de bestemming 'Gemengd', een uitsterfregeling in de regels opgenomen. Zo mag het gebruik van de verdieping (ten behoeve van detailhandel of horeca) niet worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaar gestaakt is geweest.
Behoud ruimtelijke kwaliteit
In Omgevingsvisie Barneveld Centrum wordt ingestoken op behoud van de ruimtelijke kwaliteit:
- alle ontwikkelingen dragen bij aan het behoud, herstel of versterking van de ruimtelijke kwaliteit;
- ontwikkelingen in de historische kern sluiten aan bij en passen in de maatvoering van de historische bebouwing.
Zoals in hoofdstuk 2 van de toelichting is weergegeven kenmerkt het oude centrum zich door zijn kleinschaligheid en fijnkorreligheid. Het centrum is qua ruimtelijke structuur te verdelen in een drie gebieden met elk een eigen herkenbare karakteristiek, te weten:
- de historische kern;
- het gebied rondom de historische kern;
- de buitenring.
In de historische kern is de maatvoering en karakteristiek van de bestaande bebouwing maatgevend. De historische kern is op perceelsniveau nader uitgewerkt en begrensd. De bescherming van de historische kern is geborgd in een aantal bestemmingen in het ontwerpbestemmingsplan, met name in de bestemming 'Centrum'. De wijze van bescherming vindt plaats door de daadwerkelijke hoogte als maximaal toegestane hoogte aan te houden.
Binnen de historische kern is in het onderhavige plan de goothoogte afgestemd op de feitelijke goothoogte. Wanneer er geen bebouwing aanwezig is, heeft dit tot gevolg dat voor zo'n locatie er geen bebouwing bij recht wordt toegestaan. Binnen de bestemming 'Centrum' is eveneens de feitelijke bouwhoogte op de verbeelding weergegeven. Dit wijzigt dus ten opzichte van het geldende bestemmingsplan "Barneveld-Centrum".
Binnen de bestemming 'Gemengd' (buiten de historische kern) zijn de geldende rechten gerespecteerd (goothoogte uit het bestemmingsplan is overgenomen dan wel de vergunde goothoogte en is een bouwhoogte opgenomen die hier stedenbouwkundig akkoord is). Ook bij andere bestemmingen is uitgegaan van de planologische hoogten.
Kansrijke ontwikkellocaties
Met de Omgevingsvisie voor het centrum wil de gemeente ontwikkelingen zodanig sturen dat dit bijdraagt aan een betere kwaliteit van de leefomgeving. Voor bepaalde gebieden geldt dat er kansen liggen om tot een betere invulling te komen dan nu het geval is. Gebieden als de Stationsomgeving, de omgeving van de AH en versstraat, de oostzijde van het station en de omgeving Kapteijnstraat zijn kansrijke ontwikkellocaties. Dat vergt een eigen aanpak met een eigen proces. Tegelijkertijd wordt er voor gekozen om bepaalde mogelijkheden die conflicteren met de ambities te schrappen. Als gevolg hiervan worden de mogelijkheden voor zware bedrijvigheid aan de oostzijde van het station ingeperkt (maximaal categorie 3.2 bedrijvigheid toegestaan). Het bestaande veevoederbedrijf (categorie 4.2) wordt specifiek bestemd als 'specifieke vorm van bedrijf - veevoederfabrieken, mengvoeder'. Vergelijkbare zware bedrijvigheid is niet meer toegestaan, bedrijven met een lagere milieucategorie kunnen zich wel vestigen.
Voor het gebied dat als kansrijke ontwikkellocatie is aangewezen als 'Stationsomgeving (Oostzijde)' zijn de binnenplanse afwijkingen grotendeels geschrapt in het nu voorliggende plan (ten opzichte van het vorige bestemmingsplan, "Barneveld-Centrum"). We willen hier geen nieuwe bedrijven, andere bedrijfsuitbreidingen en op den duur helemaal geen bedrijven. Het is een tranformatiegebied naar woongebied met kleinschalige bedrijfsfuncties waarmee een markant nieuw aanzicht voor Barneveld worden gecreëerd. De volgende binnenplanse afwijkingen blijven - onder voorwaarden - bestaan binnen de bestemming 'Bedrijventerrein':
- afwijken van de afstandseisen in verband met de bereikbaarheid van bebouwing voor hulpdiensten;
- bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 meter;
- bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m;
- bedrijven die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van één lagere categorie zijn, mits het functioneren van omliggende bedrijven niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
Het schrappen van de afwijkingsbevoegheden is evenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, namelijk het gebied transformeren naar woningbouwlocatie.
Overige aanpassingen
Bedrijf
In het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" is de bestemming 'Bedrijf' toegepast. Deze bestemming is gesplitst in enerzijds de bestemming 'Bedrijf-1' en anderzijds de bestemming 'Bedrijf-2'. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 6.1.2.1.
Bijbehorende bouwwerken
De bouwregels voor aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn aangepast ten opzichte van de voorheen geldende bestemmingsplannen. De terminologie is veranderd. Er is aansluiting gezocht bij het Besluit omgevingsrecht. De termen 'aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen' zijn vervangen door de term 'bijbehorende bouwwerken'. Verder zijn de bouwregels vereenvoudigd met als uitgangspunt dat de bouwmogelijkheden zoveel mogelijk gelijk blijven. De totale oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen bijbehorende bouwwerken mag in beginsel niet meer bedragen dan 20% van het bouwperceel - met een maximum van 150 m2. Uitzonderingen op deze bouwregel zijn met de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Cultuurhistorie
Op 25 april 2018 heeft de raad ingestemd met drie kaarten in het kader van cultuurhistorie als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Gekeken is waar dit vertaald moet worden. Onder meer is de bestemming 'Tuin' geïntroduceerd bij de bestemming 'Gemengd' en 'Centrum' in het kader van cultuurhistorie. Ook zijn aan delen van de Amersfoortsestraat, de Emmastraat en Nairacstraat bouwvlakken (om het hoofdgebouw) opgenomen. Verder zijn de nieuwe grenzen voor archeologische verwachtingen overgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.2.
Dakhelling
In het vigerende bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" mag bij de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd' daar waar op de verbeelding de aanduiding 'maximale dakhelling (graden)' staat weergegeven de dakhelling niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven. Veel locaties kennen nu een dakhelling van 55 graden. Een bouwhoogte is niet in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" opgenomen. Qua uniformiteit is er voor gekozen om geen dakhelling meer op te nemen bij deze voornoemde bestemmingen en een bouwhoogte op te nemen. Dit sluit aan op de gewenste ruimtelijke kwaliteit in het historische kern.
Binnen de bestemming 'Centrum' is de feitelijke bouwhoogte op de verbeelding weergegeven (vertaling Omgevingsvisie Barneveld Centrum).
Binnen de bestemming 'Gemengd' (buiten de historische kern) geldt het volgende:
- Wanneer een goothoogte is opgenomen binnen het bouwvlak (in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum"), dan is er bij de goothoogte 3 meter opgeteld voor de bouwhoogte.
- Wanneer het gaat om een locatie buiten een bouwvlak en er is een goothoogte op de verbeelding "Barneveld-Centrum" opgenomen, dan is de bouwhoogte gelijk aan de goothoogte.
- Wanneer het gaat om een locatie buiten het bouwvlak en er is geen goothoogte bekend maar wel een bouwhoogte, dan geldt in de nieuwe situatie dat de goothoogte 3 meter lager is dan de bouwhoogte.
Evenemententerreinen
In het nu geldende plan is een aantal evenemententerreinen aangeduid. Omdat er in de praktijk op meer locaties evenementen plaatsvinden dan die al waren aangeduid, zijn er meer locaties aangewezen. Hierbij is het Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2020-2025 gevolgd. Daarnaast zijn per evenemententerrein specifieke regels opgenomen waarbij onder meer aantallen bezoekers en tijdstippen zijn opgenomen. Dit is in lijn met vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De gemeente Barneveld wil zich profileren als een gemeente die in beweging is. In de gemeente Barneveld vinden jaarlijks dan ook diverse evenementen in de open lucht plaats.
Vanuit dit perspectief bezien wordt ruimte gegeven voor de organisatie van evenementen binnen de grenzen van de gemeente. Daarentegen kan plezier en entertainment voor de één een bron van ergernis en overlast vormen en voor de ander een bron van vermaak. Er is sprake van een spanningsveld tussen de verschillende belangen die betrokken zijn bij evenementen in de open lucht. Dit betekent dat bij de verlening van een evenementenvergunning een afweging van alle belangen dient plaats te vinden.
In Barneveld-Centrum betreft het deze evenemententerreinen:
- Gowthorpeplein
- Kapteijnstraat
- Raadhuisplein
- Theaterplein
- Torenplein (parkeerterrein)
- Torenplein (evenementengedeelte)
- Veluwehal (parkeerterrein)
- winkelstraten centrum
- Nieuwe Markt
- Krommestraat
Onduidelijkheid over gehanteerde geluidsnormen bij evenementen in de open lucht kan leiden tot klachten, gezondheidsschade, het niet of niet voldoende kunnen optreden tegen geluidsoverlast, of het aanspannen van bestuursrechtelijke procedures.
Volgens het evenementenbeleid geldt er een basisnorm voor geluid. Deze basisnorm is 70 dB(A) en 80 dB(C) tot 85 dB(C) ter hoogte van de gevel van de meest nabij gelegen woning. Daarnaast geldt voor bepaalde evenemententerreinen een norm van 78 dB(A) en 88 dB(C) tot 23.00 uur, en 75 dB(A) en 85 dB(C) van 23.00 uur tot 24.00 uur op 1,5 meter hoogte voor de eerst getroffen gevel dan wel het referentiepunt gemeten voor een aaneengesloten periode van drie minuten. Of er geluid tussen 23.00 uur en 24.00 uur ten gehore mag worden gebracht staat expliciet in de regels per evenementenlocatie. Ook is het mogelijk dat er geluid tot 20.00 uur ten gehore mag worden gebracht. Dit is een vertaling vanuit het beleid om hier een onderscheid in te hebben.
De basisnorm geldt voor locaties die niet specifiek zijn aangeduid als evenemententerrein in de regels van dit bestemmingsplan. Voor die specifieke situaties zijn de normen zoals die in de regels staan vermeld van toepassing.
Wij verwijzen voor een verdere toelichting naar paragraaf 6.1.3.4 (de regels/voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn leidend, waaronder de meethoogten).
Geluidzone industrieterrein
Binnen het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" is het industrieterrein De Vallei opgenomen. Binnen dit industrieterrein is een grote lawaaimaker gevestigd (mengveevoederbedrijf Agruniek Rijnvallei). Voor dit bedrijf en een aantal omliggende bedrijven is een geluidzone vastgesteld. Bij de vorige vaststelling van het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" is de grens van het gezoneerde deel van het industrieterrein abusievelijk niet afgebeeld. In het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Wgh-inrichting' aan industrieterrein Rijnvallei (en omgeving) toegekend. De grens is overgenomen uit het rapport Actualisatie industrieterrein De Vallei te Barneveld, d.d. 3 november 2016 opgesteld door Adviesburo Van der Boom. De industrieterreingrenzen zijn om praktische redenen op sommige plekken iets verlegd naar bestaande kadastrale grenzen.
Het industrieterrein heeft in het nu geldende bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" wel al een gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie'. Deze gebiedsaanduiding moet alleen gelden buiten het gezoneerde industrieterrein, en niet binnen de Wgh-inrichting zelf. De buitengrens van deze zone is wel al op een juiste wijze opgenomen in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum".
Gevelzitplaatsen
Doordat we een beperkte overlap van horeca en detailhandel mogelijk willen maken, worden gevelzitplaatsen toegestaan binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Centrum' en 'Detailhandel' en 'Dienstverlening' mits dit voldoet aan hetgeen is aangegeven in de Algemene Plaatselijke verordening (hierna: APV) gemeente Barneveld (en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld). Wij verwijzen naar paragraaf 6.1.2.2.
Herinrichting openbare ruimte en verleende vergunningen
Daar waar er een herinrichting van de openbare ruimte heeft plaatsgevonden (Burgemeester Kuntzelaan en de Van Zuijlen van Nieveltlaan) zijn deze op een juiste wijze opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Verder zijn verleende vergunningen (activiteit 'planologisch strijdig gebruik') ook vertaald, waarbij tijdelijke omgevingsvergunningen niet zijn vertaald.
Kunstwerken
Kunstwerken zijn aangeduid als zijnde 'specifieke vorm van kunst en cultuur - kunstwerk'. Indien de hoogte hoger is dan 2 meter is hiervoor een maximum bouwhoogte opgenomen.
Maatvoering
De maatvoering 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte, maximum bebouwingspercentage' is op diverse percelen aangepast. Dit is gedaan vanwege een uniforme manier van tekenen en vertaling van de huidige regels onder het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" of gedaan op basis van een verleende omgevingsvergunning.
Monumenten
Voor monumenten is in dit nieuwe plan de dubbelbestemming 'Waarde - Cultureel erfgoed' opgenomen. Daar waar bij monumenten de goot- en bouwhoogten afweek in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" ten opzichte van de feitelijke aanwezige bebouwing, is dit aangepast conform de (indien vergunde) feitelijke aanwezige bebouwing.
Ontbrekende aanduidingen
In het vigerende bestemmingsplan ontbreken op een aantal percelen een aantal aanduidingen, waaronder maatvoeringsaanduidingen (maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage, aantal woningen) en functieaanduidingen (wonen) en bebouwingspercentages. Dit is hersteld in het onderhavige plan.
Standplaatsen en markt
Binnen het plangebied zijn de plaatsen waar standplaatsen aanwezig (en vergund) zijn toegevoegd. Ook is er een aanduiding opgenomen voor de markt aan het Gowthorpeplein.
Terrassen en terrasoverkappingen
Er zijn voor terrassen en terrasoverkappingen in het nieuwe plan regels opgenomen. Wij verwijzen naar paragraaf 6.1.2.11.
Visie verblijfsrecreatie
De gemeenteraad heeft op 29 september 2022 ingestemd met de uitgangspunten en kaders zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Actualisatie Visie Verblijfsrecreatie 'Kansen en Koersen: Visie op de toekomst van de verblijfsrecreatie in de gemeente Barneveld' (Visie verblijfsrecreatie). Ook die visie is, voor zover mogelijk, vertaald in het ontwerpbestemmingsplan. Dit betreft de aspecten particuliere vakantie-verhuur, bed&breakfast en camperterrein/-plaats.
Voldoende concreet plan
Het plan voor nieuwbouw aan het Torenplein, Gowthorpestraat, Langstraat is voldoende concreet, tijdig kenbaar gemaakt en ten tijde van de vaststelling van dit plan kan op basis van de op dit moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid worden beoordeeld. Ook zijn er onder meer afspraken over de financiële uitvoerbaarheid gemaakt, de doelgroepen en openbare inrichting. Het plan is daarom vertaald in onderhavig plan.
Woningen en kamerverhuur
Bij de bestemmingen 'Gemengd' en 'Centrum' is in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" aangegeven dat het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' is weergegeven. Doordat er vergunningen zijn verleend na de vaststelling van het nu geldende plan heeft dit er toe geleid dat hierin aanpassingen zijn doorgevoerd in het nieuwe plan. In hoofdstuk 3 van de regels is dit nader geregeld met een aanduiding de aanduiding 'overige zone - woningen/kamerverhuur'.
In de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur Gemeente Barneveld is aangegeven wat onder kamerverhuur wordt verstaan (zie ook artikel 1, begripsbepalingen van dit bestemmingsplan). Geïnventariseerd is waar er op basis van vergunningen kamerverhuur plaatsvindt. Kamerverhuur is aan de orde bij de bestemmingen 'Centrum', 'Gemengd', 'Wonen-1' en 'Wonen-2'. De kamerverhuur is op de vergunde locaties specifiek aangeduid met de aanduiding 'kamerverhuur'. In hoofdstuk 2 van de regels is kamerverhuur geregeld voor de bestemmingen 'Centrum', 'Gemengd', 'Wonen- 1' en 'Wonen-2'.
Indien er bij de bestemming 'Centrum' en/of 'Gemengd' sprake is van kamerverhuur dan geldt ook de aanduiding 'overige zone - woningen/kamerverhuur'. Daarvoor is het in hoofdstuk 3 van de regels nader geregeld: ter plaatse van de aanduiding 'aantal' mag het aantal onzelfstandige woonruimten niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven. Bij de bestemmingen 'Wonen-1' en 'Wonen-2' is er in hoofdstuk 2 een specifieke gebruiksregel opgenomen wat betreft het aantal onzelfstandige woonruimten.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleidskader. Het gaat om beleid en beleidsnota's die direct dan wel indirect doorwerken in het bestemmingsplan of invloed hebben op de bestemmingsregelingen. Van deze nota's is hierna per bestuursniveau een beknopte samenvatting gegeven.
4.2 Rijk
4.2.1 Nationale Omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
- 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. duurzaam economisch groeipotentieel;
- 3. sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
Doorwerking
Het beoogde plan is in lijn met de prioriteiten. De NOVI vormt daarom geen belemmering voor dit plan.
4.2.2 Nationaal Waterplan 2016-2021
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015. Het bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de aspecten van het ruimtelijk beleid die daartoe behoren. Het Nationaal Waterplan verankert het nieuwe beleid voor de komende 6 jaar met een vooruitblik richting 2050: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.
In het Nationaal Waterplan staan 5 ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Daarnaast wordt ingezet op een verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt er voor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is. Verder beschrijft het Nationaal Waterplan dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht en dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. De vijfde ambitie bestaat er uit dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
4.2.3 Crisis- en herstelwet
Op 1 januari 2010 is de Crisis- en herstelwet (Chw) in werking getreden. Deze wet geeft regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten.
Op 25 april 2013 is de Crisis- en herstelwet via een wijzigingswet permanent gemaakt en zijn verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht doorgevoerd (zie kamerstukken 33.135).
De Chw omvat twee categorieën maatregelen:
- tijdelijke maatregelen voor afgebakende lijsten met projecten en bevoegdheden;
- wijzigingen van bijzondere wetten.
In Bijlage I van de Chw worden onder meer de volgende ruimtelijke en infrastructurele projecten genoemd, waarop de wet van toepassing is:
- zeer diverse projecten op het gebied van duurzame energie;
- gebiedsontwikkeling en werken van lokaal of regionaal belang, onderverdeeld in:
- 1. een bestemmingsplan voor de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied, of de herstructurering van woon- en werkgebieden;
- 2. een bestemmingsplan voor de aanleg of wijziging van wegen;
- 3. projecten ten behoeve van de inpassing in het landschap, natuurontwikkeling of recreatiedoeleinden, waar deze samenhangen met projecten ten aanzien van de in bijlage I bedoelde projecten ten aanzien van wegen.
Doorwerking in plangebied
In dit geval is de Crisis- en herstelwet niet van toepassing, want het bestemmingsplan voorziet niet in een ruimtelijk, infrastructureel project dat in de Crisis- en herstelwet is bedoeld.
4.3 Provincie
4.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening
Algemeen
De provincie Gelderland heeft een Omgevingsvisie en -verordening. Deze plannen gaan over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysiek leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Met de Omgevingsvisie en -verordening loopt de provincie vooruit op de aankomende Omgevingswet, die 1 januari 2024 van kracht wordt. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. Wanneer het nodig is, actualiseert de provincie onderdelen van de Omgevingsvisie en -verordening.
Vanaf 2019 actualiseert de provincie de Omgevingsverordening opnieuw, zodat deze verder in lijn wordt gebracht met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en anticipeert op de eisen van de Omgevingswet.
4.4 Regio
4.4.1 Regionaal Adaptatie Plan Vallei en Veluwe
Op 4 december 2020 is het Regionaal Adaptatie Plan Vallei en Veluwe (RAP) ondertekend door de Manifestregio. In de regio werken 28 gemeenten, waterschap Vallei en Veluwe, provincies Utrecht en Gelderland, Vitens, Veiligheidsregio's en Rijkswaterstaat samen op het gebied van klimaatadaptatie.
Met het RAP geeft de regio invulling aan de landelijke opgave voor overheden om vanaf eind 2020 klimaatadaptief te werken om in 2050 klimaatbestendig te zijn. Deze opgave komt voort uit het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.
Het klimaat verandert namelijk snel en merkbaar. Klimaatadaptatie is omgaan met het nieuwe klimaat met extremer weer: heftige buien of juist lange periodes van hitte en droogte. De omgeving waarin we leven, werken en ontspannen, maar ook de manier van leven moeten we daarop aanpassen.
In het RAP zijn de regionale aandachtsgebieden voor de komende jaren bepaald, aanvullend op wat elke partij zelf moet of kan doen. Vooraf zijn voor het hele gebied de kwetsbaarheden van wateroverlast, droogte en hitte in kaart gebracht in een klimaateffectatlas. Tevens zijn risicodialogen met elkaar gevoerd over de gevolgen van klimaatverandering en de opgaven voor de regio.
Het RAP is een strategische agenda rondom 4 thema's: Prettig wonen en werken, Aangenaam recreëren, Basisfuncties (elektriciteit, hoofdwegennet, verpleeghuizen, etc.) veilig stellen en Natuurlijk bodem- en watersysteem. Per thema zijn (hoofd)ambities, speerpunten en maatregelen geformuleerd.
- Het thema prettig wonen ambieert een klimaatbestendige, veilige en gezond ingerichte stedelijke omgeving. Speerpunten zijn Ketenafspraken klimaatbestendig bouwen, Ontwikkelafspraken met woningcoöperaties, Instrumentenmix voor bestaand stedelijk gebied, Stimuleringsregeling klimaatbestendige maatregelen en Hitteplan.
- Het thema Aangenaam recreëren ambieert een klimaatbestendige, veilige en gezond ingericht recreatief buitengebied. Het speerpunt is Groen-blauwe recreatie.
- Het thema Basisfuncties ambieert een veilig en robuust ontworpen nutsvoorzieningen en infrastructuur. Speerpunten zijn Natuurbranden preventieplan, Overstromingsbestendige gebieden en gebouwen, (Hoofd)verdeelstations beoordelen en Doorgaande wegen klimaatrobuust.
- Het thema Natuurlijk bodem- en watersysteem ambieert een klimaatbestendig, robuust en veerkrachtig natuurlijk bodem- en watersysteembeheer. Speerpunten zijn Loofbomen advies, Waterbeschikbaarheidsstrategie, Duurzaam grondwatersysteem en Verkenning regio Vallei en Veluwe – 2120.
In Werkplannen wordt concreet aangegeven hoe de ambities in het RAP voor telkens een periode van 2 jaar worden uitgewerkt. De opgaven worden regionaal verdeeld en er worden verbindingen gelegd. Van belang is dat ook inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
4.5 Waterschap
4.5.1 Blauwe Omgevingsvisie 2050
De driedimensionale Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI) is de langetermijnvisie van Waterschap Vallei en Veluwe. Met deze BOVI zet Waterschap Vallei en Veluwe op een geheel nieuwe wijze koers naar een duurzame en waterinclusieve leefomgeving. Daarbij kijkt Waterschap Vallei en Veluwe integraal, grensontkennend, over de grenzen van taken en gebieden heen en werkt vanuit de drie zogenoemde waterprincipes:
- 1. Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening.
- 2. Maximaal vasthouden en schoonhouden van water.
- 3. Partnerschap als watermerk.
Deze principes leiden tot één samenhangende weergave van water in het landschap van Vallei en Veluwe: één kringloop van bron tot monding, door stedelijk en landelijk gebied en van boven- en ondergrond.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de BOVI 2050 zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
4.5.2 Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027 Waterschap Vallei en Veluwe
Het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) is het waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe voor de planperiode 2022-2027. Het gebied, de maatschappelijke thema's en samenwerking met partners zijn meer centraal gezet dan in voorgaande waterbeheerprogramma's. Het waterbeheerprogramma is een kerninstrument onder de Omgevingswet en bevat naast de verplichte onderdelen van het programma (zoals Kader Richtlijn Water (KRW), Richtlijn Overstromings Risico's (ROR), zwemwaterrichtlijn) ook een niet verplicht deel. Het BOP is daarmee het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. In het BOP worden doelen uit de Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI2050) doorvertaald naar gebiedsgerichte doelen. De hoofddoelen van het BOP zijn hieronder kort beschreven.
Waterveiligheid
Een zo goed mogelijke bescherming tegen overstromingen volgens de wettelijke normen.
Watersysteem
Een toekomstbestendig en klimaatrobuust grond- en oppervlaktewatersysteem, dat passend is ingericht naar de veranderende gebiedswensen.
Wonen en zuiveren
Een robuust proces voor het verwerken van extreme neerslag en inzameling van stedelijk en industrieel afvalwater in bebouwd gebied, tot aan het lozen van effluent in het watersysteem.
Circulaire economie
Volledig circulair opereren in 2050 door anders om te gaan met grondstoffen en goed samen te werken met partners en de omgeving.
Energietransitie
Het eerste energieneutrale waterschap van Nederland worden om een voorbeeld te zijn op het gebied van de energietransitie.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
4.6 Gemeente
4.6.1 Omgevingsvisie Barneveld Centrum
In 2019 is gestart met de Omgevingsvisie Barneveld Centrum. De raad heeft vervolgens op 6 oktober 2021 de Omgevingsvisie Barneveld Centrum vastgesteld.
De Omgevingsvisie is één van de nieuwe instrumenten van de Omgevingswet. De Omgevingsvisie voor het centrum is een pilot, vooruitlopend op de Omgevingsvisie voor de gehele gemeente. Bij het opstellen van de Omgevingsvisie hebben bewoners, ondernemers, belangenorganisaties en de gemeenteraad een belangrijke inbreng gehad. Met deze partijen is een intensieve dialoog gevoerd.
De Omgevingsvisie is een samenhangend, strategisch plan over de leefomgeving. De belangrijkste kaders voor de Omgevingsvisie zijn de Strategische Visie 2030 en de Hoofdlijnennotitie geweest.
In de Omgevingsvisie Barneveld Centrum wordt een aantal ambities omschreven. Daarmee wordt beoogd om Barneveld Centrum aantrekkelijker te maken om te wonen, met een sterke en vitale middenstand voor bewoners en bezoekers en een gezond en interessant verblijfsklimaat. De Omgevingsvisie Barneveld Centrum biedt een koers om op te sturen.
De Omgevingsvisie Barneveld Centrum is resultaat van een intensief proces met de omgeving. Bewoners, ondernemers, vastgoedeigenaren en belangenorganisaties zijn betrokken en hebben input geleverd voor deze visie. Zo is voor het pleintje aan de Brouwerstraat en Krommestraat een intensief participatieproces gestart.
In de uitvoeringsagenda, zoals deze is opgenomen in de Omgevingsvisie Barneveld Centrum, wordt een aanzet voor bundeling van programma's, initiatieven en projecten voor de verschillende gebieden gegeven. Daarmee worden partijen uitgenodigd mee te denken over de kansen voor de verschillende gebieden. Maar bovenal beogen we met deze gebiedsgewijze aanpak meer integraliteit en synergie bij de realisatie.
In de Omgevingsvisie Barneveld Centrum komen vier punten krachtig naar voren:
1. De economische kracht van het centrum versterken
Barneveld heeft een gevarieerd winkelaanbod, met veel speciaalzaken. In toenemende mate wordt naast de winkelfunctie ook de verblijfsfunctie belangrijk. Het kernwinkelgebied zal compacter worden gemaakt. Buiten het kernwinkelgebied zal er meer ruimte worden geboden om winkels te transformeren naar wonen. De aanloopstraten naar het centrum zullen uitnodigender gemaakt worden met meer groen.
Horeca zit momenteel verspreid in het centrum. Uit de visie volgt dat gewenst is om dat meer te concentreren. Daghoreca in het kernwinkelgebied en avondhoreca in de omgeving van de Schaepsmarkt, het Raadhuisplein en het Torenplein. Voor jongeren zal er meer ruimte in Villa 29 (aan de Nieuwe Markt) worden geboden.
Voor evenementen ligt de focus op kwaliteitsverbetering. Bij evenementen wordt meer aandacht besteed aan duurzaamheid en gezonde voeding.
2. Het centrum aantrekkelijker maken om te wonen
Door de centrale ligging dicht bij voorzieningen en openbaar vervoer is het centrum aantrekkelijk om te wonen. Op een aantal plekken is verdere verdichting mogelijk. De omgeving rondom een aantal pleinen zoals Torenplein, Gowthorpeplein en het gebied bij Albert Heijn lenen zich voor verdere ontwikkeling en verdichting. Ook nabij het station is een transformatie naar meer en intensiever wonen in combinatie met werken mogelijk.
Deze groei vraagt wel om zorgvuldigheid, dit om het DNA van Barneveld te behouden of te versterken. Ontwikkelingen dragen bij aan behoud, herstel of versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Vooral in de historische kern sluiten ontwikkelingen aan op de maatvoering van de historische bebouwing. In de schil rond de historische kern is meer ruimte voor (hogere) bebouwing. Dit geldt ook voor de buitenring.
3. Het centrum moet beter bereikbaar worden (voor de juiste mobiliteitsvormen)
Binnen het centrum wordt ingezet op prioriteit voor fietser en voetganger. Daar is de auto te gast. De kleinere parkeerterreinen binnen de ring worden groener. Routes naar het centrum worden aantrekkelijker, elektrisch mobiliteit wordt beter gefaciliteerd.
4. Een toekomstbestendig en gezonde omgevingskwaliteit in het centrum (Barneveld is klimaatbestendig in 2050)
Verandering van het klimaat vraagt om aanpassingen in de openbare ruimte. Het centrum wordt groener. Meer groen wordt aangelegd op de kleinere parkeerterreinen. Maar ook op andere plekken zoals Raadhuisplein en Torenplein dragen grote bomen bij aan gezonde omgeving voor mens, dier en plant. Er zal voor worden gezorgd dat hemelwater meer in de bodem kan infiltreren. Daar waar mogelijk zal de Kleine Barneveldse Beek bovengronds worden gehaald.
Afbeelding: kaart Omgevingsvisie Barneveld Centrum
De Omgevingsvisie Barneveld Centrum is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
Doorwerking in plangebied
In hoofdstuk 3 van de toelichting is aangegeven wat uit de Omgevingsvisie Barneveld Centrum is doorvertaald in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022".
4.6.2 Dorpsplannen en -visies
In alle dorpen in Barneveld zetten verenigingen plaatselijk belang zich actief in voor de leefbaarheid en toekomst van de dorpen en buurtschappen. Verschillende dorpen hebben in dit kader hun visie op de toekomst vastgelegd in een dorpsplan of –visie of zijn daar mee bezig. De dorpsplannen bevatten zowel een visie op de toekomst als een overzicht van concrete ideeën en wensen om de leefbaarheid van het dorp te versterken en zijn in samenspraak met veel inwoners en de gemeente tot stand gekomen. Vanuit de visie op burgerkracht ('Zelf-samen-gemeente') en netwerksamenleving is in de Strategische Visie 2030 (september 2016) ten aanzien van de dorpsplannen een voorstel opgenomen om een andere werkwijze te gaan volgen die de plannen een sterkere positie geeft. Op die manier kan recht worden gedaan aan de geleverde inspanningen en de lokaal gemaakte keuzes. Dorpsplannen hebben - waar mogelijk - een positie bij de ontwikkeling en uitvoering van gemeentelijk beleid. Dit geldt in ieder geval voor de recente dorpsplannen (die opgesteld zijn na 2016) die in samenspraak met de gemeente tot stand gekomen zijn. Deze dorpsplannen bevatten een goede weergave van de ideeën en behoeften die er leven in de kernen. De gemeente houdt daarom bij ruimtelijke plannen en –initiatieven rekening met de inhoud van het dorpsplan en kan – indien nodig – hierover in overleg gaan met Plaatselijk Belang.
Voor Barneveld is geen dorpsplan gemaakt.
4.6.3 Bestemmingsplannen globaal en flexibel
Op 6 mei 2014 heeft de raad de kaderstellende notitie 'Bestemmingsplannen globaal en flexibel' vastgesteld. Met deze notitie geeft de raad voor met name grote(re) uitleggebieden kaders aan om bestemmingsplannen globaal en flexibel te maken, om adequaat te kunnen inspelen op maatschappelijke en marktontwikkelingen. Daarmee ontstaat enige ruimte om een plan te kunnen wijzigen, maar zonder significant verlies van kwaliteit in de openbare ruimte, beeldkwaliteit en rechtszekerheid.
Globaal en flexibel zijn twee naast elkaar staande begrippen. Een globaal bestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij de belangrijkste uitgangspunten voor een gebied zijn vastgelegd. In een globaal bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet vastgelegd of gebonden aan een concreet perceel. Het tegenovergestelde van globaal bestemmen is gedetailleerd bestemmen, want een gedetailleerd bestemmingsplan legt juist wel een eindbeeld vast.
Naast het begrip globaal, kennen we ook nog de begrippen star en flexibel. We spreken van een star bestemmingsplan als het niet of nauwelijks mogelijk is om van een bestemmingsplan af te wijken. Flexibel bestemmen is het tegenovergestelde. Flexibel bestemmen laat meer ruimte om in te spelen op initiatieven die niet direct zijn geregeld. Flexibiliteit is in het bestemmingsplan in te bouwen door te werken met afwijkingsregels, wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten.
De notitie richt zich op toekomstige ontwikkelingen in de kernen, waarbij met name is gekeken naar de bestemmingen voor wonen en bedrijven.
Doorwerking in plangebied
In voorliggend bestemmingsplan zijn de gebruikelijke binnenplanse afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Voor het overige is geen toepassing gegeven aan de kaders uit de notitie, omdat het een actualiseringsplan betreft.
4.6.4 Energiebeleid gemeente Barneveld 2015-2020
De raad heeft in 2015 de Energievisie gemeente Barneveld 2015-2020 ('investeren in Barneveldse bronnen') vastgesteld. Het energievraagstuk staat de laatste jaren landelijk stevig op de (politieke) agenda. Naast het milieumotief en betaalbaarheid zijn ook maatschappelijke verantwoordelijkheid en energie-onafhankelijkheid steeds meer een argument om actie te ondernemen. De gemeente Barneveld voelt de urgentie om een bijdrage te leveren aan een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening en heeft een doelstelling vastgesteld die hoger ligt dan de landelijke energiedoelstellingen.
Woningen en bedrijfspanden moeten de komende jaren fors energiezuiniger worden. Ook moet de gemeentelijke overheid in opdracht van de rijksoverheid uiterlijk in 2021 een warmteplan opstellen, dat de basis gaat vormen voor het uitfaseren van het gebruik van aardgas.
Vooruitlopend op de nieuwe energiewetgeving in 2020 en energieneutraliteit in 2050, ziet de gemeente graag dat de woningen en bedrijven aardgasloos en energieneutraal worden gebouwd. De gemeente is medio 2018 een verkenning gestart naar hoe een aardgasvrije gemeente vorm zou kunnen krijgen. Naar aanleiding van de uitkomsten hiervan kunnen keuzes voor de energievoorziening voor nieuw te bouwen woningen en/of bedrijven in de toekomst beïnvloed worden. Bijvoorbeeld waar het gaat om mogelijkheden om aan te sluiten bij een collectieve warmtevoorziening of een wijkgerichte aanpak voor het verduurzamen van woningen (Wijk van de Toekomst).
Wettelijke eisen Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG)
Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat aanvragen om een omgevingsvergunning vanaf 1 juli 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG).
Warmtepompen
Er zijn voorbeelden van geluidsoverlast veroorzaakt door warmtepompen, omdat er bij de plaatsing geen rekening gehouden is met het geluidsaspect of de warmtepomp verouderd is. Een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de warmtepomp is noodzakelijk en er moet voldaan worden aan een acceptabel geluidsniveau. Als het geluidniveau op 5 meter van warmtepomp hoger is dan 30 dB(A) of als dit het geval is bij een kortere afstand tot de buurwoning dan is het toepassen van een geluiddempende omkasting nodig. Hiervoor komen steeds meer innovaties op de markt (bijvoorbeeld in een dummy schoorsteen).
Per 1 april 2021 worden nieuwe geluidseisen gesteld aan (nieuw te plaatsen) buiten opgestelde installaties voor warmte- of koude opwekking. Het gaat hierbij om warmtepompen en airco's die worden toegepast bij woningen en woongebouwen. Deze installaties mogen niet meer dan 40 dB geluid veroorzaken bij de buren.
Zonnepanelen
Gebruik van zonne-energie kan significant bijdragen aan de benodigde duurzame energieopwekking. In dit plan zijn zonnepanelen opgenomen, die direct bij de bouw worden meegenomen. De zonnepanelen zijn geïntegreerd in het ontwerp van het gebouw.
Materialen
In het ontwerp van een woning of gebouw kan door een slim ontwerp daglicht optimaal worden benut en zodat de benodigde energie voor verlichting zo laag mogelijk is en de binnen temperatuur zo min mogelijk fluctueert. Ook kunnen groendaken aangelegd worden.
De hoeveelheid materialen wordt zoveel mogelijk beperkt en gebruik van gezonde en duurzame materialen – gezien over de hele levenscyclus - heeft de voorkeur.
Laadpalen
Elektrisch autorijden is beter voor het milieu dan rijden op fossiele brandstoffen. Er wordt namelijk geen CO2 uitgestoten door de auto. De gemeente staat dan ook positief tegenover het plaatsen van laadpalen voor elektrische voertuigen.
Duurzaamheid in het openbaar gebied of op eigen terrein
Er moet aandacht zijn voor energiezuinige openbare verlichting. Daarbij denken we aan een verlichtingsplan, waarbij zo weinig mogelijk lantaarnpalen worden toegepast, uitgevoerd met (dimbare) LED-lampen.
Daarnaast is het vanuit duurzaamheidsoogpunt van belang om de hoeveelheid materiaalgebruik voor wegen en de verharde oppervlakte in het plangebied zo laag mogelijk te houden. Dat kan worden bereikt door de weglengte en -breedte zoveel mogelijk te beperken en doorlatende verharding toe te passen. Bij de keuze voor het materiaalgebruik heeft de gemeente ook hier de voorkeur voor het gebruik van duurzame materialen, bij zowel productie en gebruik en die bij sloop hergebruikt kunnen worden.
Klimaat
Het klimaat verandert met extremer weer als gevolg. We zullen vaker te maken krijgen met hoosbuien / wateroverlast, langere perioden van droogte en hitte. Het veranderende klimaat vraagt om maatregelen op alle schaalniveaus om de gevolgen voor gezondheid, veiligheid, productiviteit en natuur te beperken. Klimaatbestendig handelen en waterrobuust inrichten wordt vanzelfsprekend in het gemeentebrede beleid en handelen vóór 2020. Zodat in 2050 de fysieke ruimte in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is. Eén van de maatregelen is het anders omgaan met het inzamelen van en verwerken van hemelwater dat op verhard oppervlak valt, bijvoorbeeld door het aanleggen van groene daken. Zie voor een verdere beschrijving de waterparagraaf (§ 5.15).
Door op een slimme manier om te gaan met (robuust) groen in de openbare ruimte in relatie tot de positionering van de woningen en de productie van zonne-energie op daken van woningen kan het microklimaat in de woningen en in een gebied op een positieve manier beïnvloed worden.
Doorwerking in plangebied
Het bestemmingsplan is een actualiseringsplan. Een toets aan bovengenoemde blijft nu achterwege, maar zal plaatsvinden bij nieuwe ontwikkelingen.
4.6.5 Groenstructuurplan Barneveld (2011)
De doelstelling van het Groenstructuurplan Barneveld (2011) is het beschrijven van de lange termijn visie ten aanzien van de inrichting van het openbaar groen van de gemeente Barneveld om de groenstructuren in en de herkenbaarheid van de kernen te behouden, ontwikkelen en versterken. Om de gewenste groenstructuur te realiseren worden in het groenstructuurplan een aantal verbetervoorstellen gedaan.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten zijn beschreven in de paragraaf 5.12.
4.6.6 Waterplan Barneveld (2005) en Hemelwaterplan 2017-2020 'Klimaatactief!'
Het Waterplan geeft een integrale watervisie op het verhogen van de gebruikswaarde en belevingswaarde van water. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan ook in de toekomst gebruik worden gemaakt van een gezond watersysteem. De volgende ambities worden genoemd:
- Vasthouden en/of vertraagd afvoeren van hemelwater.
- Het scheiden van vuil en schoon water. Bij nieuwbouw het hemelwater van schone oppervlakken niet op de riolering lozen en bij voorkeur lokaal gebruiken, infiltreren of lozen op oppervlaktewater. In bestaand gebied hemelwater afkoppelen van het gemengd riool indien technisch en financieel haalbaar.
- De afvoer van schoon hemelwater vindt bovengronds plaats.
- Rioolwateroverstorten beperken om de doelstellingen voor waterkwaliteit te bereiken.
In het plan is een concrete doelstelling opgenomen: in 2025 is 10% van het verharde oppervlak afgekoppeld van de gemengde riolering (referentiejaar 2005). Dit betreft 18 ha. afkoppelen. In het Hemelwaterbeleidsplan is deze doelstelling uitgewerkt in concrete maatregelen.
Het Hemelwaterplan 2017-2020 'Klimaatactief!' richt zich op een duurzame omgang met hemelwater. Het geeft aan wat het gemeentelijk beleid is ten aanzien van afstromend hemelwater in bestaande situaties en bij nieuwe ontwikkelingen. Het plan zet in op een integrale benadering en meervoudige inrichting van totale openbare ruimte. Barneveld gaat aan de slag met het waterbestendig inrichten van de openbare ruimte om bestand te zijn tegen klimaatverandering.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
4.6.7 Woonvisie Barneveld 2021-2025 en regionale bouwafspraken, Faseren en doseren woningmarkt en Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld
In maart 2021 heeft de raad de Woonvisie Barneveld 2021-2025 'Wonen voor jong en oud' met doorkijk tot 2030/2040, vastgesteld. In de woonvisie is een streefprogramma woningbouw opgenomen om te voorzien in de woningbehoefte van de hier woonachtige en werkzame bevolking.
Er is een nieuwbouwprogramma van gemiddeld 500 woningen per jaar (als uitbreiding) opgenomen, waarvan gemiddeld 40% ten behoeve van sociale huur- en koopwoningen (sociale huur 20%, sociale koop laag tot € 230.000 en sociale koop hoog van € 230.000 tot € 280.000), 20% middeldure woningen (middendure huur tot € 1.067,- en koop van € 280.000 tot € 350.000) en 30% duurdere woningen vanaf € 350.000,- en 10% vrij in te delen.
In regio FoodValley zijn onderlinge woningbouwafspraken gemaakt, waarbij Barneveld voor de periode 2017-2027 maximaal zo'n 3.800 woningen mag groeien, mede vanwege een zekere overloop vanuit regio Amersfoort. Er loopt verder een Verstedelijkingsstrategie Arnhem, Nijmegen, Foodvalley, waarbij er in de periode 2020-2040 in Foodvalley zo'n 40.000 woningen aan de voorraad moeten worden toegevoegd. Voor gemeente Barneveld zou dit een opgave van tenminste 6.000 woningen beteken. Provincie Gelderland streeft in het Aktieplan Wonen naar versnelling van woningbouwontwikkelingen, gezien de woningtekorten op de woningmarkt. Daarbij wordt ook naar gemeente Barneveld gekeken.
In regio Amersfoort loopt een soortgelijke studie, namelijk het 'Ontwikkelbeeld regio Amersfoort' en wordt een woninguitbreiding met 36.000 in 2020-2040 als opgave gezien. De woningbouw in Barneveld is hier mede input voor.
Door middel van het project 'Faseren en doseren woningmarkt Barneveld' wordt jaarlijks een actueel beeld van het planaanbod voor de komende vier jaar gegeven, waarbij ook een beeld wordt geschetst van de aantallen op te leveren woningen per kern, alsmede de differentiatie van deze nieuwbouw in termen van prijsklassen, eigendomsverhouding en bouwvorm (gestapeld of grondgebonden). Ook wordt een beeld geschetst van de mate waarin voor bepaalde doelgroepen wordt gebouwd (zoals starters, ouderen of mensen met een beperking) om zo vraag en aanbod meer met elkaar in overeenstemming te brengen. Voor de periode 2021 t/m 2024 is een programma van ruim 2.600 woningen voorzien. De ervaring leert dat hiervan circa 75-80% daadwerkelijk in de genoemde periode wordt gerealiseerd, dit betekent zo'n 500 woningen per jaar. Dit is geheel in lijn met de vastgestelde woonvisie en gemaakte woningbouwafspraken.
Sinds 1 januari 2018 is de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld van kracht. Deze verordening is in 2021 geactualiseerd, met als werktitel Doelgroepenverordening gemeente Barneveld 2021. Deze verordening ziet toe op sturing van de totale woningvoorraad en het bereikbaar houden van een deel van de woningvoorraad voor lage en midden inkomensgroepen. Het gaat daarbij om drie categorieën: sociale huurwoningen, sociale koopwoningen (opgesplitst in sociale koop laag tot € 230.000 en sociale koop hoog € 230.000 - € 280.000) en middendure huurwoningen (prijsgrens van € 1.067,- in 2022).
In bestemmingsplannen en overeenkomsten met marktpartijen kan voor een bepaalde minimale tijdsduur de ingebruikname van sociale huurwoningen, goedkope koop (1 jaar met boetebeding tot 10 jaar) en middendure huurwoningen worden vastgelegd evenals de maximale hoogte van de huur- en koopprijs. Er geldt een bepaalde instandhoudingstermijn. Verder is een zekere prijs-/kwaliteitsverhouding geformuleerd om in relatie tot de hoogte van de huur- of koopprijs toch een minimale woninggrootte te garanderen. Daarbij is ook aangegeven dat deze drie woningcategorieën met voorrang aan bepaalde lage en middeninkomensgroepen moeten worden aangeboden om zo tot een rechtvaardige verdeling van de woningvoorraad te komen. Voor middendure huurwoningen en sociale koop hoog ligt deze inkomensgrens voor huishoudens op € 65.000, voor sociale koop laag op € 55.000 en voor sociale huurwoningen is de grens vanuit de Woningwet van belang. Prijs- en inkomensgrenzen worden geïndexeerd conform de bepalingen in de verordening.
Doorwerking in plangebied
Het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" is beheersgericht. Voor het centrumgebied is naast het vastgestelde woonbeleid (vastgelegd in de woonvisie) de doelgroepenverordening aan de orde als ook de regels van de Huisvestingsverordening 2019-2023 gemeente Barneveld.
4.6.8 Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2020-2025
Op 16 juni 2020 heeft het college het Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2020-2025 vastgesteld en deze is op 1 juli 2020 in werking getreden. Bij het opstellen van dit beleid zijn onder meer organisatoren, evenementencoördinatoren, plaatselijk belang, omwonenden, politie, brandweer en geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) betrokken.
Het evenementenbeleid geeft aan op welke locaties in de gemeente evenementen kunnen plaatsvinden. Evenementen worden geclassificeerd op basis van de risico's (en de mate van te verwachten overlast) en de daaraan gerelateerde mogelijke gevolgen die kunnen optreden bij een evenement.
Voor Barneveld-Centrum zijn in dit nieuwe evenementenbeleid locaties opgenomen waar evenementen plaatsvinden.
Doorwerking in plangebied
Evenemententerreinen zijn opgenomen op de verbeelding en in de regels. Per evenemententerrein gelden er specifieke regels.
4.6.9 Visie Verblijfsrecreatie
Op 29 september 2022 heeft de raad ingestemd met de uitgangspunten en kaders zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Actualisatie Visie Verblijfsrecreatie 'Kansen en Koersen: Visie op de toekomst van de verblijfsrecreatie in de gemeente Barneveld'.
In de uitwerking van de Visie Toerisme en Recreatie 2030, de Visie Verblijfsrecreatie (2022), staat dat de gemeente Barneveld kansen ziet voor de camperaar. Het streven is gericht op een geschikt en divers aanbod. Binnen de gemeente zijn in beginsel maximaal 5 camperterreinen mogelijk, met op elk terrein ten hoogste 8 camperplaatsen. Het realiseren van een dergelijk terrein is altijd maatwerk. Hierbij staat de kwaliteit van het initiatief voorop. We vinden het belangrijk dat een camperterrein in de nabijheid (fietsafstand) van toeristische plaatsen, horeca, middenstand, dagrecreatieve voorzieningen, wandel- en fietsroutes ligt. Het camperterrein draagt daarmee bij aan het recreatieve product van de gemeente Barneveld.
Op het camperterrein moet het ook goed verblijven zijn. Dat betekent dat bijvoorbeeld een ligging aan een drukke weg of bij een bedrijf met veel geluid of geuroverlast niet wenselijk is. Het camperterrein moet goed in de omgeving en het landschap worden ingepast. Een camperterrein mag het woon- en leefgenot van woningen, voorzieningen en scholen niet aantasten. Om onderscheidend te zijn ten opzichte van reguliere verblijfsrecreatieterreinen zijn op camperterreinen in principe geen recreatieve voorzieningen en sanitaire voorzieningen toegestaan. Er gelden ook een aantal (organisatorische) randvoorwaarden.
In Barneveld is het toegestaan een eigen woning te verhuren aan toeristen voor kort verblijf: Particuliere vakantie-verhuur. De woning is in dit geval duidelijk ingericht voor eigen bewoning. Er mogen geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken om particulier te worden verhuurd voor recreatief gebruik. Een woning mag daarom niet meer dan 60 nachten per kalenderjaar worden verhuurd tijdens afwezigheid van de bewoner. Dit kan een aaneengesloten periode zijn of meerdere korte periodes van in totaal 60 nachten. De bewoner van de woning is verantwoordelijk voor de verhuur.
In bijzondere situaties, bijvoorbeeld ten behoeve van het behoud van erfgoed, kan van bovenstaande worden afgeweken. Bij een dergelijk initiatief is altijd sprake van maatwerk waarbij onder andere wordt gekeken of het initiatief aanvullend is op het bestaande verblijfsrecreatieve aanbod in Barneveld.
Doorwerking in plangebied
De Visie Verblijfsrecreatie is, voor zover er een planologische vertaling noodzakelijk is, doorvertaald in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022". Het gaat over de volgende aspecten:
- bed & breakfast;
- particuliere verhuur;
- camperterrein/-plaats.
Hetgeen over hotels is opgenomen in de Visie Toerisme en Recreatie 2030 is niet planologisch vertaald. Het is de bedoeling om dat met een afzonderlijke planologische procedure te gaan regelen.
Binnen woningen is een bed & breakfast onder voorwaarden toegestaan. In een bijgebouw is alleen met een omgevingsvergunning en onder voorwaarden een bed & breakfast toegestaan. Particuliere vakantie-verhuur en camperterrein/-plaats wordt gefaciliteerd in de algemene gebruiksregels. In hoofdstuk 6 van de toelichting is dit nader uitgewerkt en beschreven.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Bodem
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is beoordeeld of de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de eis van financiële uitvoerbaarheid en uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aanvaardbaar mag worden geacht voor het beoogde gebruik.
Beoordeling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit vindt (o.a.) plaats op basis van de vastgestelde bodemkwaliteitskaart (PFAS) regio De Vallei en de nota bodembeheer regio De Vallei.
Met dit instrumentarium kan de bodemkwaliteit binnen het plangebied met een bepaalde statistische zekerheid worden bepaald voor zover blijkens historisch onderzoek geen sprake is van verdachte locaties.
Op basis daarvan zijn er geen risico's te verwachten voor de beoogde bestemming en het gebruik.
Dit bestemmingsplan is beheersgericht. Het voorziet niet in specifieke nieuwe ontwikkelingen. Er is geen aanleiding om de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van bepaalde gronden in dit bestemmingsplan te beperken ten opzichte van het geldende planologische regime. Een eventuele gebruiksbeperking is pas aan de orde als zich een nieuwe ontwikkeling voordoet en het nadere onderzoek is uitgevoerd.
5.2 Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daar waar het voor de archeologie al gemeengoed is, geldt het dus ook voor andere aspecten van de cultuurhistorie. Rekening houden met cultuurhistorie impliceert dat bekend moet zijn wat er voor waarden aanwezig zijn. De gemeente heeft daarom een proces opgestart om bestaande kennisdocumenten te actualiseren en waar nodig nieuwe kennis op te bouwen. De gemeente beschikt over volgende vastgestelde kaarten:
- Archeologische waarden- en verwachtingenkaart;
- Historische stedenbouwkundige waardenkaarten;
- Cultuurlandschappelijke waardenkaart.
Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.
5.2.1 Archeologie
Er zijn in het plangebied zones met een lage, middelhoge dan wel hoge archeologische verwachtingswaarde. Ook is een deel gelegen binnen de historische kern.
Bij een planontwikkeling moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Archeologische waarden- en verwachtingenkaart' als archeologisch toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Uit deze kaart blijkt dat voor diverse percelen in het plangebied een lage archeologische verwachting geldt. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 10.000 m² of groter voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.
Bij de zone middelhoge verwachtingswaarde geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 2.000 m² of groter voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.
Bij de zone hoge verwachtingswaarde geldt dat voor deze zone archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 250 m² of groter voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.
Tot slot geldt voor de historische kern dat archeologisch onderzoek is nodig in plangebieden groter dan 100 m² bij bodemingrepen dieper dan 30 cm.
Voor enkele zones geldt geen dubbelbestemming archeologie meer, omdat deze zones na archeologisch onderzoek zijn vrijgegeven.
Indien bij uitvoering van werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.
5.2.2 Historische stedenbouwkundige waarden
Bij historische (steden)bouwkundige waarden gaat het om gebouwde elementen met bijzondere betekenis, zoals molens, bruggen, kastelen of hele dorpen en binnensteden. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'stedebouwkundige waardevolle gebieden' als weergegeven in de 'Historische stedebouwkundige waardenkaart' en de aangegeven 'vast te leggen kenmerken' in de bijbehorende Tabel, en deze te hanteren als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Bouwkunst en stedenbouw
Na onderzoek van de stedebouwkundige structuren in de dorpskernen van de gemeente is op basis van stedebouwkundige en architectonische kwaliteiten een lijst met waardevolle gebieden ontstaan. Per gebied zijn daarbij de te beschermen waardevolle kenmerken weergegeven, waar rekening mee moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Voor alle kernen in de gemeente Barneveld is de stedebouwkundige en architectonische kwaliteit
beoordeeld. Daarbij is gelet op vijf aspecten:
A - De stedebouwkundige structuur
B - De groepering/verkaveling van de objecten
C - De stedebouwkundige vormgeving van het openbaar gebied
D - De vormgeving/architectuur van de objecten
E - De gaafheid van het ensemble
Binnen de grenzen van dit bestemmingsplan liggen vier stedebouwkundige waardevolle gebieden. Dit betreft de gebieden Amersfoortsestraat, Julianaplein e.o., Nairacstraat/Emmastraat en Spoorstraat.
Afbeelding: overzicht historische stedebouwkundige waardevolle gebieden Barneveld
Op bovenstaande kaart zijn deze gebieden aangegeven als nummers 1 (Amersfoortsestraat), 5 (Julianaplein e.o.), 6 (Nairacstraat Emmastraat) en 7 (Spoorstraat) aangegeven.
Al deze gebieden zijn stedebouwkundige waardevol vanwege diverse kenmerken welke beschermd moeten worden.
Amersfoortsestraat
Op onderstaande afbeelding is het gebied 'Amersfoortsestraat' weergegeven.
Afbeelding: Amersfoortsestraat (nummer 1)
Aan de hand van de volgende kenmerken is voor het gebied Amersfoortsestraat bekeken wat er vastgelegd moet worden. Dit betreft: rooilijn, korrelgrootte, ritmiek, kapvorm, materialen/kleuren, gevels en bijgebouwen.
In het bestemmingsplan zijn de kenmerken als volgt geborgd:
Kenmerken | |||
Rooilijn: variërende rooilijn | De variërende rooilijn is geborgd op de verbeelding. Verplicht is de hoofdgebouwen in de gevellijn te situeren. | ||
Korrelgrootte: grote variatie | De bloklengte is geborgd op de verbeelding doordat er een bouwvlak om de hoofdgebouwen ligt. | ||
Ritmiek: sterk wisselende onderlinge afstand tussen woningen | Dit is geborgd op de verbeelding met afzonderlijke bouwvlakken. | ||
Kapvorm: variërende kapvorm | De kapvorm wordt bij de bestemmingen 'Wonen-1', 'Detailhandel', 'Dienstverlening' en 'Kantoor' niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Materialen/kleuren: overwegend baksteen en gesmoorde dakpannen | De materialisering en kleurstelling wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Gevels: variërende gevel | De variërende gevel wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Bijgebouwen: achter de woning gesitueerd | De situering van de bijgebouwen is geregeld in het bestemmingsplan. Voor zover de bestemming 'Tuin' terugliggend achter de woningen is gelegd, mogen hierachter de bijgebouwen gerealiseerd worden. |
Julianaplein e.o.
Het gebied Julianaplein e.o. is als volgt begrensd.
Afbeelding Julianaplein e.o. (nummer 5)
Aan de hand van de volgende kenmerken is voor het gebied Julianaplein e.o. bekeken wat er vastgelegd moet worden. Dit betreft: hoofdstructuur, rooilijn, korrelgrootte, kapvorm, materialen/kleuren, gevels en bijgebouwen.
Kenmerken | |||
Hoofdstructuur: Carré/Hof | Het carré is geborgd door op de verbeelding bouwvlakken op te nemen in de vorm van een carré/hof. | ||
Rooilijn: per blok 1 rooilijn | De rooilijn is geborgd op de verbeelding. Verplicht is de woningen in de gevellijn te situeren. | ||
Korrelgrootte: rijen en twee onder een kap | De bloklengte is geborgd op de verbeelding doordat er een bouwvlak strak om de hoofdgebouwen ligt. | ||
Kapvorm: variërende kapvorm | De kapvorm wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar geborgd via de welstandsnota. | ||
Materialen/kleuren: baksteen en (overwegend rode) dakpannen | De materialisering en kleurstelling wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Gevels: sterke relatie tussen begane grond en verdieping | De sterke relatie tussen begane grond en verdieping wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Bijgebouwen: achter de woning gesitueerd | De bestemming 'Tuin' is terugliggend achter de woningen gelegd. Hier achter mogen de bijgebouwen gerealiseerd worden. |
Nairacstraat/Emmastraat
Op onderstaande afbeelding is het gebied 'Nairacstraat/Emmastraat' weergegeven.
Afbeelding Nairacstraat/Emmastraat (nummer 6)
Aan de hand van de volgende kenmerken is voor het gebied Nairacstraat Emmastraat bekeken wat er vastgelegd moet worden. Dit betreft: rooilijn, korrelgrootte, ritmiek, kapvorm, materialen/kleuren, gevels en bijgebouwen.
In het bestemmingsplan zijn de kenmerken als volgt geborgd:
Kenmerken | |||
Rooilijn: marginale verspringingen | De variërende rooilijn is geborgd op de verbeelding. Verplicht is de hoofdgebouwen in de gevellijn te situeren. | ||
Korrelgrootte: vrijstaand / twee onder een kap | Er geldt geen bouwaanduiding voor vrijstaand of twee onder een kap (bij de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd'). Wel is de bloklengte geborgd op de verbeelding doordat er een bouwvlak om de hoofdgebouwen ligt. Binnen de bestemming 'Wonen-1' is de bouwaanduiding voor vrijstaand of twee onder een kap toegepast. | ||
Ritmiek: geringe onderlinge afstand tussen woningen | Dit is geborgd op de verbeelding met afzonderlijke bouwvlakken. | ||
Kapvorm: overwegend schilddaken | De kapvorm wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Materialen/kleuren: baksteen en (overwegend rode) dakpannen | De materialisering en kleurstelling wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Gevels: sterke relatie tussen begane grond en verdieping | De sterke relatie tussen begane grond en verdieping wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Bijgebouwen: achter de woning gesitueerd | De situering van de bijgebouwen is geregeld in het bestemmingsplan. Voor zover de bestemming 'Tuin' terugliggend achter de woningen is gelegd, mogen hierachter de bijgebouwen gerealiseerd worden. |
Spoorstraat
Op onderstaande afbeelding is het gebied 'Spoorstraat' weergegeven.
Afbeelding Spoorstraat (nummer 7)
Aan de hand van de volgende kenmerken is voor het gebied Spoorstraat bekeken wat er vastgelegd moet worden. Dit betreft: rooilijn, korrelgrootte, ritmiek, kapvorm, materialen/kleuren, gevels en bijgebouwen.
Kenmerken | |||
Rooilijn: marginale verspringingen | De variërende rooilijn is geborgd op de verbeelding. Verplicht is de woningen in de gevellijn te situeren. Deze varieert. | ||
Korrelgrootte: vrijstaand/twee onder een kap | De korrelgrootte vrijstaand/twee onder een kap is geborgd op de verbeelding doordat er een bouwaanduiding 'vrijstaand' dan wel 'twee-aaneen' op de hoofdgebouwen (bouwvlak) ligt. | ||
Ritmiek: wisselende onderlinge afstand tussen woningen | De wisselende onderlinge afstand tussen woningen is op de verbeelding geborgd door het opnemen van bouwvlakken. | ||
Kapvorm: samengestelde kapvorm | De kapvorm wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Materialen/kleuren: overwegend baksteen en gesmoorde dakpannen | De materialisering en kleurstelling wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Gevels: sterke relatie tussen begane grond en verdieping | De sterke relatie tussen begane grond en verdieping wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Bijgebouwen: achter de woning gesitueerd | De bestemming 'Tuin' is terugliggend achter de woningen gelegd. Hier achter mogen de bijgebouwen gerealiseerd worden. |
Monumenten
Binnen het plangebied zijn gemeentelijke monumenten aanwezig op de onderstaande adressen:
- Achterdorpstraat 3
- Amersfoortsestraat 8/15/18/21/23/23-1/28/30/34/36/38/40
- Emmastraat 62
- Gasthuisstraat 14
- Jan van Schaffelaarstraat 11/33/35/53/54
- Langstraat 36/38/47/81/83/achter 81-83
- Nieuwstraat 29/31/48
- Raadhuisplein pomp/1/46/55/56
- Schoutenstraat 8
- Spoorstraat 1/3/7/9/11/13/15/17/19
Ook zijn de volgende rijksmonumenten in het plangebied aanwezig:
- Brouwerstraat 1
- Langstraat 10/13/33
- Torenplein 1/1a
De in het plangebied voorkomende monumenten en bijbehorende gronden zijn op de verbeelding aangeduid. Op de genoemde adressen (en de omgeving van het monument) is de dubbelbestemming 'Waarde – Cultureel erfgoed' gelegd.
Het dorpskarakter en de historische uitstraling worden in belangrijke mate bepaald door de monumenten, andere karakteristieke bebouwing en stratenpatronen in het centrum. De gebouwen staan niet op zichzelf, maar gaan een relatie met elkaar en de omgeving aan. De geografische en maatschappelijke context zegt namelijk vaak iets over de functie, het type en de uitstraling van het monument. Tegelijkertijd zorgt een goede omgang met monumenten voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van een plek. Kortom, de beïnvloeding is tweezijdig.
5.2.3 Cultuurlandschappelijke waarden
Historisch-geografische waarden verwijzen naar de ontstaanswijze en bijzondere plekken van onze cultuurlandschappen, zoals polders, kavelstructuren, terpen en het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Cultuurlandschappelijke waardenkaart' als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied heeft volgens deze kaart geen bijzondere waarde.
5.3 Ecologie
De belangrijkste wet voor natuurbescherming in Nederland is de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. De Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn vertaald in deze wet.
Daarnaast is qua ecologie ook het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Ontwikkelingszone van belang.
5.3.1 Wet natuurbescherming
5.3.2 Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszones
Het plangebied ligt niet binnen de (voormalige) Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de opvolger van de EHS. Met het bestuursakkoord Natuur is de realisatie en het beheer van het NNN de verantwoordelijkheid van de provincies geworden.
In de periode tot 2027 willen Rijk en provincies een forse extra stap zetten op weg naar realisatie van de doelen van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Hierbij moet maximale synergie worden bereikt tussen natuur- en watermaatregelen. De provincies geven elk in hun eigen provincie uitwerking aan het natuurbeleid op basis van het Natuurpact.
Voor de EHS uit de Structuurvisie Gelderland zijn in de Omgevingsvisie twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats gekomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO.)
Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie zich in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO)
Uit de onderstaande afbeelding blijkt dat het plangebied niet in GNN/GO ligt.
Afbeelding: fragment kaart 3 Regels Natuur - kaart 1 Omgevingsverordening Gelderland
5.4 Externe Veiligheid
Doel
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Eerst wordt het wettelijk kader op nationaal niveau beschreven, daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Tot slot wordt zo nodig het groepsrisico verantwoord.
Wettelijk kader
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt: april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2015). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jaar) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jaar) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
Plasbrandaandachtsgebied (PAG)
Binnen het werkveld externe veiligheid wordt sinds jaren gewerkt met twee risiconormen, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij de ontwikkeling van het Basisnet is hieraan een derde voorwaarde toegevoegd: het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Hiermee wordt het effectgebied weergegeven van het scenario met de grootste kans van voorkomen: de plasbrand. In deze gebieden moet er in samenhang met mogelijkheden van plasbrandbestrijding en bouwtechnische maatregelen beargumenteerd worden waarom er gebouwd wordt.
Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 is het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen van kracht geworden. Dit Basisnet geeft aan over welke routes (spoor, water en weg) gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het Basisnet spoor heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over het hoofdspoorwegennet. Op basis van de wet- en regelgeving omtrent het Basisnet worden, rekening houdend met te verwachten groei van vervoer van gevaarlijke stoffen door Nederland en verdichting van de ruimte naast het spoor (binnen een afstand van 200 m van het spoor) in met name stedelijke kernen, afspraken gemaakt over de risicoruimte.
Beleidsvisie externe veiligheid
In 2009 heeft de gemeente Barneveld de 'Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. In deze visie is onder meer vastgelegd hoe in Barneveld nabij risicobronnen zal worden omgegaan met het veiligstellen van een acceptabel niveau van risico's externe veiligheid en beheersbaarheid.
Beoordeling risicobronnen
Uit toetsing aan de signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat in het plangebied zich geen bedrijven bevinden, waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn.
In het plangebied vindt transport van brandbare vloeistoffen plaats, voor de bevoorrading van de tankstations aan de Baron van Nagellstraat en Van Dompselaerstraat en de brandstofhandel aan de Van Zuijlen van Nieveltlaan. De hoeveelheden die getransporteerd worden zijn gering. De vluchtmogelijkheden aan deze transportroutes zijn voldoende.
Over de spoorlijn Barneveld-Noord/Ede Wageningen vindt geen transport van gevaarlijke stoffen meer plaats.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
5.5 Geluid
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Bij verlening van de omgevingsvergunning of het vaststellen van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van deze wet aan de orde: het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen en onderwijsgebouwen) binnen zones langs (spoor-)wegen en zones rondom industrieterreinen; het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, dan wel reconstructie van gezoneerde (spoor-)wegen; het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen en herziening van zonegrenzen van industrieterreinen.
De Wet geluidhinder gaat uit van zones langs (spoor-)wegen en zones bij industrieterreinen. Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied waar, voor bouwplannen en bestemmingsplannen, een akoestische toetsing uitgevoerd dient te worden. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Indien de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Hierbij mag de geluidbelasting de uiterste grenswaarde niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per geluidsbron. In geval van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen of spoorwegen, of binnen de zone van een industrieterrein, is akoestisch onderzoek vereist.
Voorliggend plan is voornamelijk een beheersgericht plan. Met het plan worden geen nieuwe ontwikkelingen die vallen onder het regime van de Wet geluidhinder mogelijk gemaakt.
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrieterreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht. Rondom zo'n terrein dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt er een onderzoeksplicht. Wanneer voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) is gelegen, kan de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie worden toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).
Agruniek Rijnvallei, een mengvoederfabriek, is een zogenaamde 'grote lawaaimaker'. Doordat er een grote lawaaimaker binnen het plangebied is gelegen, is er een zone voor die grote lawaaimaker op de verbeelding opgenomen.
Het gezoneerde industrieterrein was in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" niet correct weergegeven. In het nu voorliggende plan is dit hersteld. Hiervoor verwijzen we naar de onderstaande tekening.
Afbeelding: grens gezoneerd industrieterrein
Tevens is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Adviesburo Van der Boom B.V. (versie 3 november 2016), waarin is gekeken of alle bedrijven tezamen nog passen binnen de geluidszone qua geluidsbelasting. Uit het onderzoek blijkt dat dit zo is. Het onderzoek is toegevoegd als Bijlage 2 bij de toelichting.
Conclusie
Geluid vormt geen belemmering.
5.6 Geur
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan toetst het bevoegde gezag enerzijds of in het plangebied een qua geur acceptabel woon- en leefklimaat gegarandeerd is. Anderzijds is het uitgangspunt dat met het plan de omliggende bedrijven niet vergaand in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt.
Uitgangspunt voor de toetsing zijn de normen zoals die in of op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn vastgelegd. De Wgv maakt het mogelijk om bij verordening af te wijken van de wettelijke geurnormen. De gemeente Barneveld heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt (bij besluit van 7 oktober 2008). Op 18 oktober 2008 is de Verordening geurhinder en veehouderij in werking getreden, waarbij voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Op 15 december 2021 is er een nieuwe Verordening door de raad vastgesteld en is de Verordening geur en veehouderij (vastgesteld op 7 oktober 2008) ingetrokken. Deze nieuwe Verordening geurhinder en veehouderij is in werking getreden op 24 december 2021, waarbij opnieuw voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Het plan is getoetst aan de normen die zijn vastgesteld in deze verordening, voor zover deze normen van toepassing zijn in of rond het plangebied.
Veel bedrijven hebben geen omgevingsvergunning milieu meer nodig, maar vallen onder algemene milieuregels zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Aangezien de geurnormen uit de Wgv vrijwel één op één zijn overgenomen in het Activiteitenbesluit, kunnen bedrijven die onder dit besluit vallen ook gewoon worden meegenomen in de Wgv-toets.
Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
Conclusie
In de omgeving van het plangebied liggen geen veehouderijen. Geur vormt derhalve geen belemmering.
5.7 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt per 1 juli 2017 als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro).
Conclusie
Onderhavig plan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk. Er is geen verdere toelichting vereist.
5.8 Leidingen En Laagvliegroutes
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van dit bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.
5.9 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" is in hoofdzaak een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die eventueel mogelijk gemaakt worden, zijn dermate kleinschalig dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit Niet in Betekenende Mate Bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeft niet in beeld gebracht te worden.
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen heeft betrekking op de vraag of de gevolgen van een plan voor de luchtkwaliteit dienen te worden onderzocht. In het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) dient de luchtkwaliteit ter plaatse van nieuwe gevoelige bestemming die gelegen zijn op een afstand van minder dan 300 m vanaf de rand van een rijksweg of minder dan 50 m vanaf de rand van een provinciale weg te worden beoordeeld. In dit geval is er geen sprake van een plan waar een gevoelige bestemming in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen mogelijk wordt gemaakt. Toetsing aan dit besluit behoeft derhalve niet plaats te vinden.
Conclusie
Op basis van het voorgaande vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor uitvoering van onderhavige plan.
5.10 Milieueffectrapportage
Niet voor alle nieuwe activiteiten hoeft een m.e.r.-procedure gevolgd te worden. Uitgangspunt van de m.e.r.-beoordeling is het 'nee, tenzij' -principe. Dat wil zeggen dat alleen een milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld, wanneer er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen.
De Wet milieubeheer maakt onderscheid in een m.e.r.-procedure voor plannen (planMER) en voor besluiten (besluitMER of projectMER). Voor een bestemmingsplan kan zowel de plan-m.e.r.-plicht als de besluit-m.e.r.-plicht gelden.
Er zijn drie sporen waarlangs de m.e.r.-plicht kan ontstaan:
- 1. Plan- en/of besluit-m.e.r.-plicht: als de voorgenomen activiteit vermeld is in het Besluit milieueffectrapportage;
- 2. Plan-m.e.r.-plicht: als voor het plan een zogeheten passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming gemaakt moet worden. Dat is het geval als het plan significante negatieve gevolgen kan hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied;
- 3. Toetsing aan de provinciale milieuverordening.
Besluit milieueffectrapportage
De lijst van activiteiten in de onderdelen C en D van het Besluit bestaat uit vier kolommen. De eerste kolom bevat een omschrijving van de m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten. De tweede kolom vermeldt eventuele drempelwaarden.
Wettelijk kader
Voor de vraag of een bestemmingplan besluit-m.e.r.-plichtig is, geldt dat het Besluit milieueffectrapportage onderscheid maakt naar m.e.r.-plichtige activiteiten en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Onderdeel C van de bijlage bij dit Besluit vermeldt voor welke activiteiten altijd verplicht een MER moet worden opgesteld, voordat een (m.e.r.-plichtig) besluit mag worden genomen. In onderdeel D is vermeld welke activiteiten beoordelingsplichtig zijn. Voor dergelijke activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of op basis van 'belangrijke nadelige gevolgen die de voorgenomen activiteit voor het milieu kan hebben', een m.e.r.-procedure noodzakelijk is. Daarbij geldt dat een bestemmingsplan alleen besluit-m.e.r.-plichtig is, als het bestemmingsplan in kolom 4 wordt genoemd.
Voor de vraag of een bestemmingsplan plan-m.e.r.-plichtig is, geldt dat dit het geval is als het plan genoemd is in kolom 3 en activiteiten mogelijk maakt die in onderdeel C en D, kolom 1 vermeld zijn en voldoen aan de in kolom 2 genoemde drempelwaarden.
Als een bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die Besluit-m.e.r.-plichtig is op grond van de uitkomst van een toets van een activiteit die onder de drempelwaarden blijft, dan is dat bestemmingsplan alsnog plan-m.e.r.-plichtig. Het maakt dan immers een (besluit) m.e.r.-plichtige activiteit mogelijk.
Voor zowel de plan-m.e.r.- als besluit-m.e.r.-plicht geldt dat als de activiteit onder de drempelwaarden uit kolom 2 van bijlage D blijft, met een vormvrije m.e.r. beoordeeld moet worden of alsnog een MER moet worden opgesteld. De centrale vraag die daarbij beantwoord moet worden is of er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Daarbij moet in ieder geval worden getoetst aan de criteria die opgenomen zijn in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als dergelijke milieugevolgen kunnen optreden, geldt alsnog de betreffende plan- en/of besluit-m.e.r.-plicht.
Toetsing
In dit geval is geen m.e.r.-plicht aanwezig want het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" is een beheersgericht plan waar niet of nauwelijks ontwikkelingen toegestaan worden. Het is gericht op het behoud van bestaande bebouwing en functies. Overigens hebben de in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn opgenomen criteria niet uitgewezen dat er sprake zal zijn van belangrijke milieugevolgen, zodat een m.e.r.-beoordeling achterwege kan blijven.
Passende beoordeling via de Wet natuurbescherming
Voor het vaststellen van plannen die significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied kunnen hebben, dient een passende beoordeling gemaakt te worden (artikel 7.2a Wet milieubeheer juncto artikel 2.8, eerste lid Wet natuurbescherming). De plan-m.e.r-plicht op grond van de noodzaak van een passende beoordeling voor de Wet natuurbescherming is hier niet aanwezig.
Er is voor dit plan geen passende beoordeling nodig.
Provinciale milieuverordening
Provinciale Staten kunnen in de provinciale milieuverordening extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aanwijzen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en dus m.e.r.-plichtig zijn (artikel 7.6 Wet milieubeheer). Dit is dus aanvullend op de m.e.r.-plicht op basis van onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. (en dus ook aanvullend op de verplichting vanuit de Europese richtlijnen) én conform dezelfde systematiek.
Provinciale staten van Gelderland hebben geen extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en zo m.e.r.-plichtig zijn).
5.11 Milieuzonering
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, worden in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.
In dit kader zijn voor dit plan de volgende bedrijven en aspecten van belang:
- bedrijven aan de Prins Hendrikweg 2 en 4;
- het bedrijf achter Van Zuijlen van Nieveltlaan 33;
- het bedrijf aan de Van Zuijlen van Nieveltlaan 21;
- het bedrijventerrein 'De Rijnvallei' (en omgeving).
Door het karakter van het bestemmingsplan vindt er geen toename plaats van de milieuhinder op de milieugevoelige functies. Dit geldt voor de voorgaande genoemde bedrijven. De bovenstaande bedrijven hebben respectievelijk de bestemming 'Bedrijf - 1' of 'Bedrijventerrein'.
Binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd' zijn ook bedrijfsmatige activiteiten toegestaan.
Immers daar waar de bestemming 'Centrum' geldt zijn waar een aanduiding bedrijf is opgenomen bedrijven van categorie A (genoemd in bijlage 4 bij de regels) toegestaan. Dit gebied wordt gekenmerkt als functiemenging. In de VNG- brochure is opgenomen dat bedrijven van de categorie A zodanig weinig milieubelastend zijn voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen - in gebieden van functiemenging - kunnen worden uitgevoerd.
Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn daar waar een aanduiding bedrijf is opgenomen, bedrijven van categorie 1 en 2 danwel 1 (genoemd in bijlage 2 bij de regels) toegestaan.
Daarnaast zijn er nutsvoorzieningen in het plangebied gelegen: Wilhelminastraat 20-01, Gowthorpeplein 2-01, Torenplein 2-01, Catharijnesteeg 10-01 en Nieuwstraat 44-1. Deze nutsvoorzieningen hebben de bestemming 'Bedrijf - 2' met een specifieke aanduiding 'nutsvoorziening' in het plangebied.
Bedrijventerrein 'De Rijnvallei' (en omgeving)
Op het bedrijventerrein 'De Rijnvallei' is één bedrijf, waar Agruniek Rijnvallei gevestigd is, met een milieucategorie 4.2 toegestaan.
Hierover merken we het volgende op. Er is een geluidzone gelegen op het bedrijventerrein (zie hiervoor ook paragraaf 5.5 van de toelichting). Een geluidzone is een ruimtelijk instrument om de scheiding tussen woningen en bedrijven te borgen. Buiten de zone is een geluidbelasting van minder dan 50 dB(A) geborgd. Er is dan dus sprake van een goed woon- en leefklimaat. Binnen de zone is er onder voorbehoud woningbouw mogelijk. De geluidbelasting mag dan niet meer bedragen dan 55 dB(A). Ook dan is een goed woon- en leefklimaat nog geborgd. Bij deze 55 dB(A) en de verplichte minimale gevelwering van 20 dB uit het Bouwbesluit borgt dat de binnenwaarde van 35 dB(A) wordt behaald. Binnen het bedrijventerrein mogen geen woningen worden gebouwd.
Ongeacht dus de richtafstanden wordt het speciale vestigingsklimaat van grote lawaaimakers bewaakt door de aanwezigheid van de geluidzone. Deze zone geeft daarmee dus voldoende bescherming voor de activiteiten van Agruniek Rijnvallei, tevens wordt met dezelfde zonering ook het woon- en leefklimaat van woningen beschermd.
Wat betreft externe veiligheid geldt voor een veevoederfabriek waarbij hier sprake van is, een richtafstand voor gevaar van 50 meter. Binnen deze 50 meter zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien voor woningbouw. Agruniek Rijnvallei is geen BEVI-inrichting. De veevoederfabriek komt ook niet voor op de risicokaart en de signaleringskaart. Doordat het niet op de kaarten voorkomt, is dit bedrijf niet direct Externe Veiligheid (hierna: EV) gerelateerd. Er behoeft daarom geen beoordeling EV plaats te vinden. Maatregelen en regels tegen stofexplosie volgen uit de ATEX (Franse benaming ATmosphères EXplosibles) en de arbowetgeving. Deze wetgeving volstaat om risico's te beperken. Al met al geeft dit dus geen aanleiding tot onderzoek op gebied van EV. Uit navraag bij de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (hierna: ODRN) blijkt dat ook de ODRN in de milieuvergunning alleen verwijst naar de ATEX in geval van stofexplosie.
Wanneer dit bestemmingsplan nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk zou maken binnen de geurcontour van Agruniek Rijnvallei, dan zou hier een toetsing aan moeten plaatsvinden. Op bestaande geurgevoelige objecten hoeft dat niet. Deze zijn in het kader van het bestemmingsplan al getoetst (bij de situatie dat een bestemmingsplan een nieuwe geurgevoelig object mogelijk maakt) of deze zijn getoetst in het kader van de vergunning van Agruniek. Hiervoor hoeft niet opnieuw getoetst te worden.
Veiligheidszone - Activiteitenbesluit
Binnen de grenzen van het bestemmingsplan is geen gasdrukmeet- en regelstation aanwezig. In het Activiteitenbesluit zijn veiligheidsafstanden opgenomen die moeten worden aangehouden tussen kwetsbare respectievelijk beperkt kwetsbare objecten en (onder andere) een gasdrukmeet- en regelstation (4-6 meter). Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten volgens het Activiteitenbesluit zijn dezelfde objecten als die genoemd zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het gaat dan om onder andere woningen, ziekenhuizen en bedrijven.
Gelet op de vooroverlegreactie van Liander van 28 mei 2019 is om het gasdrukmeet- en regelstation aan de Wilhelminastraat 79 een gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - Activiteitenplan' opgenomen. Het plangebied is aangepast (in het ontwerp) en de contour is nu gelegen in het plan "Barneveld-Centrum 2022". Hiervoor is een aanduiding opgenomen op de verbeelding.
Voor het overige heeft Liander geen belangen in het gebied en hoeven er verder in dit bestemmingsplan geen veiligheidsafstanden opgenomen te worden.
Conclusie
Vanuit milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het plan.
5.12 Natuur En Landschap
Verspreid door het plangebied liggen groenstroken. Naast de openbare groenstroken hebben de meeste woningen in het plangebied een voortuin. De groenstroken en voortuinen zorgen voor een ruim, groen aanzicht van de woonstraten.
De gemeente streeft naar behoud van deze groenelementen. De openbare groenstroken zijn als 'Groen' bestemd. Dit geldt derhalve ook voor de laanstructuren waar groen aanwezig is aan de Thorbeckelaan, Burgemeester Kuntzelaan, Gasthuisstraat, Van Zuijlen van Nieveltlaan, Churchillstraat en de Bouwheerstraat.
Ook de voortuinen krijgen een passende bestemming, zodat de bouwmogelijkheden daar beperkt zijn.
Voor groenelementen waarbij landschappelijke waarden in de vorm van monumentale bomen dan wel houtsingels aanwezig zijn, worden deze elementen met een dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' aangeduid. Dit is gebeurd op de volgende locaties, te weten:
- de hoek bij de Van Zuijlen van Nieveltlaan/Dr. Willem Dreeslaan/Drostendijk en
- de bomenrij aan de overzijde van de weg bij de woningen/bedrijven aan de Van Zuijlen van Nieveltlaan 47 t/m 65.
5.13 Ontplofbare Oorlogsresten
Gemeente Barneveld heeft voor haar gehele grondgebied een historisch vooronderzoek uit laten voeren naar de aanwezigheid van Ontplofbare Oorlogsresten uit de Tweede Wereldoorlog.
Het plan voorziet niet in nieuwe bouwmogelijkheden. Het aspect ontplofbare oorlogsresten vormt geen belemmering voor dit actualiseringsplan.
Indien bij werkzaamheden een verdacht object uit de Tweede Wereldoorlog zou worden aangetroffen, zal er gewerkt moeten worden volgens het Protocol Toevalstreffer Ontplofbare Oorlogsresten (OO).
5.14 Veiligheid En Gezondheid
Veiligheid
Om een veilige omgeving te creëren of te behouden is er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden. Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen. Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de “Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid” een uitgave van Brandweer Nederland worden deze eisen gesteld. Voor wat betreft de bereikbaarheid zijn er binnen de gemeente Barneveld hoofd- en subaanrijdroutes vastgesteld.
Tevens worden er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de bestemming. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet zo is. De opkomsttijden zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio’s (1 oktober 2010) met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio’s. In het Besluit zijn de tijdnormen voor de opkomsttijden vastgelegd.
Situatie
Nieuwe ontwikkelingen zullen worden getoetst aan de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid, het Besluit veiligheidregio’s en aan de eisen van de aangewezen hoofd- en subaanrijdroutes. Dit zal gebeuren bij de bouwplannen en inrichtingsplannen.
Conclusie
Het betreft een beheersgericht plan. Er zijn voor wat betreft de eisen voor de veiligheid geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Gezondheid
De aanwezigheid van een intensieve veehouderij kan invloed hebben op de gezondheid van omwonenden. Uit het onderzoek Veehouderij Gezondheid Omwonenden (VGO) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu is gebleken dat longontsteking vaker voorkomt bij mensen die in veedicht gebied wonen. Een deel van de longontstekingen is geassocieerd met het wonen in de buurt van een geitenhouderij. De oorzaak is niet duidelijk. Met andere woorden: het wonen in de buurt van een geitenhouderij verhoogt de kans op een longontsteking, maar we tasten nog in het duister wat deze verhoogde kans veroorzaakt.
Eind oktober 2020 kwam de GGD met de richtlijn 'Veehouderij en gezondheid'. De richtlijn gebruikt de GGD bij de advisering over ruimtelijke plannen. De GGD heeft twee uitgangspunten bij zijn adviezen.
De eerste is voorzorg: wees terughoudend met het plaatsen van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen, en ziekenhuizen) en veehouderijen binnen 250 meter van elkaar (bij geitenhouderijen binnen 2 kilometer).
Het tweede uitgangspunt is het streven om de uitstoot van geur, stof, endotoxinen (kleine stukjes bacteriën) en ammoniak van veehouderijen te verminderen.
De GGD-richtlijn betreft een niet-bindende aanbeveling en deze bevat geen harde normen. De richtlijn heeft geen bindende status. De GGD heeft niet willen uitsluiten dat er nieuwe woningen komen in de omgeving van geitenhouderijen. De GGD adviseert doorgaans aan gemeenten om in hun besluitvorming het risico van longontsteking zorgvuldig mee te wegen.
Volgens de GGD is het risico op longontsteking het hoogst binnen een straal van 500 meter. Buiten die straal loopt het verhoogde risico af. Omdat we niet weten waardoor de longontstekingen rondom geitenhouderijen wordt veroorzaakt, ontbreekt het inzicht in effectieve bronmaatregelen om gezondheidsrisico's te voorkomen.
Conclusie
Het plangebied bevindt zich in de invloedssfeer van de geitenhouderij(en) aan de Kallenbroekerweg 133 in Barneveld. De afstand bedraagt meer dan één kilometer. Bovendien voorziet het plan niet in het realiseren van een hindergevoelige functie.
5.15 Verkeer
Binnen het plangebied is er een centrumring te onderscheiden. Zo wordt de centrumring gevormd door de Burgemeester Kuntzelaan, Bouwheerstraat, Amersfoortsestraat en de Gasthuisstraat. In het in 2017 vastgestelde Gemeentelijk verkeers- en vervoerplan (GVVP) wordt het wegennet van Barneveld geschetst (horizon 2030). Het streven is om de centrumring te benutten voor het bestemmingsverkeer en het doorgaande autoverkeer buiten het centrum om te leiden.
De volgende kruisingen vormen de belangrijkste entrees voor het autoverkeer van de centrumring:
- Thorbeckelaan, Gasthuisstraat, Burgemeester Kuntzelaan;
- Van Dompselaerstraat, Bouwheerstraat, Burgemeester Kuntzelaan;
- Plantagelaan, Amersfoortsestraat, Bouwheerstraat.
Er zijn binnen het plangebied diverse parkeerclusters gesitueerd, waaronder De Vetkamp, de Kapteijnstraat, het Torenplein, het Theaterplein en het Gowthorpeplein.
Binnen en op de grens van het plangebied liggen een aantal wegen met voor het centrum een ontsluitende functie:
• Churchillstraat;
• Van Dompselaerstraat
• Valkseweg/Van Zuijlen van Nieveltlaan
• Drostendijk/Dr. Willem Dreeslaan/Van Zuijlen van Nieveltlaan
• Thorbeckelaan
• Schoutenstraat/Amersfoortsestraat/Plantagelaan
Deze invalswegen vormen vanuit de historie radialen die vanaf de - toekomstige, gewenste - rondwegenstructuur van Barneveld verbindingen maken met het (historische) centrum van Barneveld of de centrumrand raken.
5.16 Water
In de jaren negentig van de vorige eeuw heeft de rijksoverheid de Commissie Waterbeheer 21e Eeuw in het leven geroepen om zich te buigen over het waterbeheer in Nederland. Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de commissie doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Eén van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Conclusie
Met voorliggend plan worden in beginsel geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die invloed hebben op de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied. De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied zal dan ook niet verslechteren. De doelen van het waterschap en de gemeente komen niet in het gedrang door dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Juridische Aspecten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Bevoegdheid
Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is.
Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.
6.1.1 Inleidende regels
6.1.2 Bestemmingsregels
6.1.3 Algemene regels
6.1.4 Overgangs- en slotregels
6.2 Handhaving
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:
- de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
- handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
- niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.
Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.
In 2016 heeft de gemeente de Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving, VTH-beleid vastgesteld. In dit VTH-beleid staat beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders op hoofdlijnen omgaat met de uitvoering van VTH-taken en welke prioriteiten hieraan zijn toegekend.Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de VTH-taken en heeft de uitvoering van deze taken met ingang van 1 april 2013 grotendeels belegd bij de Omgevingsdienst de Vallei.
Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:
- de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels;
- het afwijkingenbeleid.
In dit bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.
Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Kostenverhaal En Zekerstellingen
Dit plan heeft in de eerste plaats tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.
Nieuwe ontwikkelingen
In het plan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het afwijken van het bestemmingsplan of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt. Mochten er andere kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de ontheffing of wijziging nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.
Planschade
De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. Door de gekozen uitgangspunten worden de financiële consequenties in de vorm van planschade echter zo veel mogelijk beperkt. Bijvoorbeeld doordat geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen worden. Daardoor worden eventuele financiële consequenties als gevolg van nieuwe ontwikkelingen buiten het bestemmingsplan al afgewogen en uitvoerbaar bevonden.
Wat betreft het beperken van de bebouwingsmogelijkheden is er met het oog op planschade in dit plan gekozen om een lange termijn tussen de vooraankondiging (voorontwerp) en het vervolgens ter inzage leggen van het ontwerpplan te laten zijn. Ook is bij de publicatie in 2019 (van het voorontwerp) al aangegeven dat de Omgevingsvisie vertaald zou gaan worden in het (ontwerp)bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2018/2022".
Vanaf mei 2019 zijn de betrokkenen in de gelegenheid gesteld om een aanvraag omgevingsvergunning in te dienen volgens het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum". Voor wat betreft het beperken van de gebruiksmogelijkheden inzake horeca en detailhandel buiten het kernwinkelgebied (bestemming 'Gemengd') is een uitsterfregeling opgenomen, zodat betrokkenen nog gedurende een termijn (van drie jaar) gebruik kunnen maken van de nu geldende rechten. Uit jurisprudentie volgt dat de gestelde termijn een redelijke termijn is.
Afwijkingsbevoegdheden worden bij de planologische vergelijking buiten beschouwing gelaten. Het wegbestemmen van afwijkingsbevoegdheden leidt op zichzelf niet tot planschaderisico op directe planschade. Dit blijkt uit jurisprudentie.
Het terugbrengen van de toegestane bedrijfscategorieën binnen het transformatiegebied 'Stationsomgeving (Oostzijde)' zal naar onze mening niet leiden tot planschade. De bestaande bedrijfsvoering en exploitatie kan normaal worden voortgezet. Dit betreft ook alle nevenactiviteiten van de veevoederfabriek zoals op- en overslag alsmede het gebruik van het spoor.
Geen exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Nu het plan niet de bouw van een woning (of een ander bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is opgenomen) mogelijk maakt, is dit niet aan de orde.
Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend onder wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.
Hoofdstuk 8 Overleg En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Conform artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft het college op 18 april 2019 in de Barneveldse Krant en Barneveld Huis-aan-Huis en langs elektronische weg kennisgegeven van het voornemen om het voorliggende bestemmingsplan voor te bereiden. Aangegeven is verder dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
8.1 Participatie
Participatie gaat over het goede gesprek tussen initiatiefnemers, de samenleving en de beslissers. Het is de bedoeling om elkaar zo vroeg mogelijk te betrekken in het proces ter voorbereiding van een besluit en gezamenlijk te zoeken naar de beste oplossingen. Dit is verankerd in beleid dat moet leiden tot plannen met een hogere kwaliteit en een breder draagvlak. Op 20 april 2022 heeft de raad het "Participatiebeleid Gemeente Barneveld" vastgesteld.
Het beleid onderscheidt drie sporen:
- Participatie bij ruimtelijke initiatieven;
- Participatie bij initiatieven van de overheid;
- Participatie bij initiatieven vanuit de gemeenschap.
Het beleid is in werking getreden op 1 januari 2023, met uitzondering van de participatieverplichting uit spoor 1 want die is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
In het beleid is de participatieladder opgenomen. Die ladder gaat over verschillende gradaties van meedoen en is er om de rol van de deelnemers duidelijk te communiceren. Er zijn vier treden op de ladder:
- Meeweten | informeren
- Meedenken | raadplegen
- Meewerken | adviseren
- Meebepalen | co-creatie
In dit geval is het voorontwerpbestemmingsplan in 2019 ter inzage gelegd; ruim voor de vaststelling van het participatiebeleid. Het gevolgde traject is vergelijkbaar met spoor Participatie bij initiatieven van de overheid van het beleid.
Op 15 mei 2019 heeft een inloopbijeenkomst in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan alsmede een startbijeenkomst voor de Omgevingsvisie Barneveld Centrum plaatsgevonden.
In het kader van de Omgevingsvisie Barneveld Centrum zijn er meerdere momenten van participatie geweest. Na de startbijeenkomst op 15 mei zijn dit geweest:
- Uitslag enquête gehouden door de jongerenraad (mei 2019);
- Straatinterviews (7 september 2019);
- twee buurtdialogen over het plein Krommestraat/Brouwerstraat (2 oktober en 20 november 2019).
In de coronaperiode is er een digitale sessie geweest via Buurbook (dit is terug te zien op You Tube, via Omgevingsvisie Barneveld Centrum 05 11 20). Dit ter vervanging van een bijeenkomst in de Veluwehal die oorspronkelijk gepland stond. Dit is geweest op 5 november 2020.
De opgehaalde resultaten zijn verwerkt in een concept Omgevingsvisie. Dit is nog ter inzage gelegd voor het indienen van zienswijzen (in juni en juli 2021) over deze Omgevingsvisie.
De Omgevingsvisie is vervolgens in oktober 2021 vastgesteld.
Uit het voorgaande blijkt dat bij de Omgevingsvisie Barneveld Centrum een heel intensief participatietraject is doorlopen. Het nu voorliggende plan vloeit daar uit voort (voor wat betreft de doorvertaling in het bestemmingsplan).
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen, zie paragraaf 8.3. Dit komt overeen met trede Meedenken I raadplegen uit de participatieladder. Daarna heeft het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen, zie paragraaf 8.4.
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader hiervan is het voorontwerpbestemmingsplan voor overleg aan onderstaande instanties toegezonden:
- Barneveldse Industriële Kring
- Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
- Kamer van Koophandel Veluwe en Twente
- Provincie Gelderland
- Regiopolitie Gelderland-Midden
- Waterschap Vallei en Veluwe
Er is in het gebied van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van bijzondere waarden of andere situaties waardoor deze ontwikkeling zou raken aan enig nationaal belang.
Ook belangen van omliggende gemeenten zijn bij dit plan niet in het geding.
Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro kan worden afgezien van overleg in door de provincie en het Rijk aangegeven gevallen. Gelet op de brief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft geen vooroverleg plaatsgevonden, aangezien de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geen adviserende en coördinerende rol meer heeft met betrekking tot de advisering over een voorontwerp betreffende gemeentelijke ruimtelijke plannen. Nu er sprake is van een gemeentelijk ruimtelijk plan, waarbij er geen nationale rijksbelangen aan de orde zijn en de betrokken rijksdiensten niet als direct belanghebbende zijn aan te merken, behoeft het plan niet voor vooroverleg naar de ILT opgestuurd te worden.
Er zijn drie overlegreacties ingediend. In Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan is de Nota inspraak en overleg bijgevoegd. In die nota is aangegeven welke overlegreacties tot een wijziging hebben geleid.
8.3 Inspraak
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Het voorontwerpbestemmingsplan ("Barneveld-Centrum 2018") heeft van 17 mei tot en met 13 juni 2019 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een reactie over het plan naar voren te brengen.
Tijdens deze inspraakperiode zijn er 58 reacties ingediend.
De reacties hebben geleid tot aanpassing van het plan. In Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan is de Nota inspraak en overleg bijgevoegd.
8.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 9 juni tot en met 20 juli 2023 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn 15 reacties ingediend.
Deze reacties hebben geleid tot aanpassing van het plan. In Bijlage 4 bij dit bestemmingsplan is de Nota Zienswijzen bijgevoegd.