KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Tuin
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Water
Artikel 9 Wonen - 1
Artikel 10 Wonen - 2
Artikel 11 Leiding - Gas
Artikel 12 Leiding - Riool
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 19 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Inrichtingsplan Geluidschermen (2023)
Bijlage 2 Inrichtingsplan Hagen (2023)
Bijlage 3 Nota Parkeernormen (2020)
Bijlage 4 Parkeerplaatsen Op Eigen Terrein (2023)
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Begrenzing Plangebied
2.2 Geldende Bestemmingen
2.3 Ontstaansgeschiedenis
2.4 Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Visie
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Inleiding
4.2 Rijk
4.3 Provincie
4.4 Regio
4.5 Waterschap
4.6 Gemeente
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Bodem
5.2 Cultuurhistorie
5.3 Ecologie
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Geluid
5.6 Geur
5.7 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
5.8 Leidingen En Laagvliegroutes
5.9 Luchtkwaliteit
5.10 Milieueffectrapportage
5.11 Milieuzonering
5.12 Natuur En Landschap
5.13 Ontplofbare Oorlogsresten
5.14 Veiligheid En Gezondheid
5.15 Verkeer
5.16 Water
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Juridische Aspecten
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Kostenverhaal En Zekerstellingen
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Participatie
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.3 Zienswijzen
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai (2023)
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek Barneveld-noord (2018)
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek Barneveld-noord, Oppervlaktekartering (2016)
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek Bloemendal (2018)
Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan (2024)
Bijlage 6 Besluit Hogere Waarden Wet Geluidhinder (2024)
Bijlage 7 Besluit Milieueffectrapportage (2023)
Bijlage 8 Bodemonderzoek (2017)
Bijlage 9 Bodemonderzoek Bloemendaallaan 77 (2007)
Bijlage 10 Bomeneffectanalyse (2024)
Bijlage 11 Bomeneffectanalyse - Bomenposter (2024)
Bijlage 12 Bomeneffectanalyse - Boompunten En -Kronen (2024)
Bijlage 13 Bomeneffectanalyse - Boomveiligheidsgegevens (2024)
Bijlage 14 Bomeneffectanalyse - Inventarisatiegegevens (2024)
Bijlage 15 Bomeneffectanalyse - Kaart Boomnummers (2024)
Bijlage 16 Bomeneffectanalyse - Kaart Conclusie (2024)
Bijlage 17 Bomeneffectanalyse - Ontwerpdocument (2024)
Bijlage 18 Bomeneffectanalyse - Toekomstverwachting (2024)
Bijlage 19 Ecologie, Quickscan Flora En Fauna (2020)
Bijlage 20 Ecologisch Soortgericht Onderzoek (2022)
Bijlage 21 Kabels & Leidingen (2024)
Bijlage 22 Kadernota Supermarkten Kern Barneveld (2024)
Bijlage 23 Kasten Vogels & Vleermuizen (2023)
Bijlage 24 Luchtkwaliteit (2023)
Bijlage 25 Masterplan Barneveld-noord (2017)
Bijlage 26 Masterplan Watersysteem (2018)
Bijlage 27 Nota Zienswijzen (2024)
Bijlage 28 Parkeerbalans Deelgebied A (2023)
Bijlage 29 Parkeerbalans Deelgebied B (2023)
Bijlage 30 Parkeerbalans Deelgebied C (2023)
Bijlage 31 Parkeerbalans Deelgebied C, School (2023)
Bijlage 32 Parkeerbalans Deelgebied D (2024)
Bijlage 33 Stikstofdepositie, Aerius Aanlegfase 2024
Bijlage 34 Stikstofdepositie, Aerius Aanlegfase 2025
Bijlage 35 Stikstofdepositie, Aerius Aanlegfase 2026
Bijlage 36 Stikstofdepositie, Aerius Gebruiksfase 2024
Bijlage 37 Stikstofdepositie, Controle 1.1 (2024)
Bijlage 38 Stikstofdepositie, Controle 1.2 (2024)
Bijlage 39 Stikstofdepositie, Controle 1.3 (2024)
Bijlage 40 Stikstofdepositie, Onderzoek (2024)
Bijlage 41 Stikstofdepositie, Verschilberekening Aanlegfase 2024
Bijlage 42 Stikstofdepositie, Verschilberekening Gebruiksfase 2024
Bijlage 43 Waterhuishoudings- En Rioleringsplan (2023)
Bijlage 44 Quickscan Natuur (2023)

Bloemendal IIB

Bestemmingsplan - Gemeente Barneveld

Vastgesteld op 25-09-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Bloemendal IIB' met identificatienummer 'NL.IMRO.0203.1765-0002' van de gemeente Barneveld;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet bestaande uit ambachtelijke en/of detailhandelsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.4 Aanbouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 Afwijking

een afwijking zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onder a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.8 Archeologisch deskundige

een regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.9 Archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.10 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 Bebouwingspercentage

het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.12 Bed & breakfast

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bijgebouwen en wordt gerund door de hoofdbewoner van de betreffende woning.

1.13 Bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.14 Bestaande

bestaand en legaal aanwezig op de dag van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.15 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.18 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.19 Bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte;

1.20 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 Bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 Bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 Dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 Dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich bevindt tussen de dakgoot en de nok van het dakvlak, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.29 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 Dienstverlening

het verlenen van economische diensten aan derden;

1.31 Dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering – conform NEN 5077 – die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.32 Erf

bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is;

1.33 Gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 Gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.35 Geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.36 Geluidsgevoelige functies

bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.37 Geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.38 Geluidscherm

een geluidwerende voorziening in de vorm van bijvoorbeeld een scherm of een wal;

1.39 Hogere waarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit Geluidhinder;

1.40 Hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.41 Horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties;

1.42 Houtopstand

Eén of meerdere bomen, hakhout, een houtwal en een houtsingel, beplanting van bosplantsoen, begroeiing van hagen, heesters en struiken. Hagen, heesters en struiken met een maximum hoogte van 2 m zijn niet aan te merken als houtopstand;

1.43 Huishouden

persoon of groep personen die in één woning woont, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;

1.44 Hulpdiensten

brandweer, politie en ambulance;

1.45 Kamerverhuur

onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 1, sub d van de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur Gemeente Barneveld, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit Plan.

1.46 Kunstwerk

een door kunst voortgebracht voorwerp, zoals beelden en andere bouwwerken;

1.47 Maaiveld

gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;

1.48 Nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.49 Omgevingsvergunning

Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.50 Ondergronds bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;

1.51 Overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.52 Overkapping

een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand;

1.53 Pad

een weg uitsluitend bedoeld en bestemd voor langzaam verkeer, zoals voetgangers, fietsen (met trapondersteuning), snorfietsen en bromfietsen;

1.54 Particuliere vakantie-verhuur

Het tijdelijk verhuren van een ruimte in een woning dan wel de volledige woning als logiesaccommodatie;

1.55 Peil

  • voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;

1.56 Seksinrichting

een terrein, gebouw, vaar- of voertuig waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.57 Sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag (zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan), waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.58 Sociale koopwoning

koopwoning met een koopprijs vrij op naam, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur Gemeente Barneveld (zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan), waarbij de instandhouding voor de in de gemeentelijke verordening omschreven doelgroep is verzekerd;

1.59 Standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, het een en ander zoals bedoeld in de "Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld" en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit Plan.

1.60 Uitbouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.61 Uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.62 Uitwerking

een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.63 Verbeelding

de bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven;

1.64 Vloeroppervlak

grootte van de oppervlakte van een bouwlaag;

1.65 Voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw;

1.66 Voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

1.67 Voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.68 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.69 Wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.70 Winkelvloeroppervlak

alle inpandige, voor publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.71 Wonen

het zelfstandige gehuisvest zijn van één afzonderlijk huishouden;

1.72 Woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.73 Woning voor middenhuur

huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag, bedoeld in art. 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag (zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan) en ten hoogste een bedrag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur Gemeente Barneveld (zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan), waarbij de instandhouding voor de in de gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandelingskasten en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;

2.7 De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk

onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren;

2.8 De oppervlakte van een overkapping

de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;

2.9 Het vloeroppervlak

boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren.

2.10 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders weergegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%).

2.11 Maten

buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' voor detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorziening toegestaan;
aanduiding Detailhandel
(su) supermarkt
  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' voor wonen;
  2. c. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. een Bed & breakfast;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. groenvoorzieningen;
  4. g. water;
  5. h. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. gebouwen;
  2. j. tuinen, erven en terreinen;
  3. k. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de brandveiligheid;
    3. c. de externe veiligheid;
    4. d. de verkeersveiligheid;
    5. e. de sociale veiligheid;
    6. f. de milieusituatie; en
    7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 19.1 van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de afstandseisen in artikel 3.2.1, mits de bereikbaarheid van de bebouwing voor hulpdiensten voldoende is gewaarborgd.
  4. 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de brandveiligheid;
    3. c. de externe veiligheid;
    4. d. de verkeersveiligheid;
    5. e. de sociale veiligheid
    6. f. de milieusituatie; en
    7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' mag het winkelvloeroppervlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' is weergegeven;
  2. 2. Buitenopslag ten behoeve van binnen de bestemming 'Gemengd' toegelaten functies is niet toegestaan buiten het bouwvlak;
  3. 3. De hoogte van de buitenopslag mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte' is weergegeven;
  4. 4. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - verdieping' is wonen alleen op de verdieping toegestaan;
  5. 5. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is ook een 'Bed & breakfast' toegelaten met dien verstande dat daarvoor niet meer dan twee kamers in de woning mogen worden gebruikt met maximaal twee bedden per kamer en dat het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor een andere maatschappelijke voorziening, mits vanuit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.5 en het gebruik van de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van een 'Bed & breakfast' toestaan, mits:
    1. a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
    2. b. er in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
    3. c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor 'Bed & breakfast' niet meer bedraagt dan 60 m2;
    4. d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. waterlopen, waterpartijen en waterberging;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. verhardingen;
  2. g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  3. 3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m, behoudens palen en masten waarvoor een maximum bouwhoogte van 9 m geldt.

4.3 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van artikel 4.1 zijn speeltoestellen niet toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen uitgesloten - speeltoestellen'.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 ten behoeve van het aanleggen van in- en uitritten om aangrenzende gebouwen en terreinen te kunnen bereiken en verlaten. De breedte van een in- en uitrit mag niet meer bedragen dan 4 m.
  2. 2. Het afwijken kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid; en
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin';
  2. 2. De wijzigingsbevoegdheid mag worden toegepast, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid; en
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende maatschappelijke voorziening toegestaan;
    aanduiding Maatschappelijke voorzieningen
    (gz) gezondheidszorg
    (on) onderwijs
  2. b. bij onderwijs medegebruik als speelvoorziening;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. speelvoorzieningen;
  5. g. water;

met de daarbij behorende:

  1. h. gebouwen;
  2. i. ondergeschikte horeca-activiteiten;
  3. j. ondergeschikte detailhandel;
  4. k. tuinen, erven en terreinen;
  5. l. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de brandveiligheid;
    3. c. de externe veiligheid;
    4. d. de verkeersveiligheid;
    5. e. de sociale veiligheid; en
    6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 19.1 van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.1 voor verhoging van gedeelten van het hoofdgebouw, die om technische redenen boven het dakvlak moeten uitsteken, mits:
    1. a. het bewuste gedeelte niet meer dan 3 m hoger is dan de op de verbeelding weergegeven bouwhoogte; en
    2. b. de te verhogen gedeelten maximaal 10% van de oppervlakte van de het hoofdgebouw beslaan.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  4. 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de brandveiligheid;
    3. c. de externe veiligheid;
    4. d. de verkeersveiligheid;
    5. e. de sociale veiligheid;
    6. f. de milieusituatie; en
    7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 voor gebruiken van gronden en bouwwerken voor een andere maatschappelijke voorziening, mits vanuit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. verharding, waaronder in- en uitrit en parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. c. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. uitbouwen en/of balkons en ondergeschikte bouwdelen van een hoofdgebouw dat op aangrenzende gronden is gelegen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie;
    3. c. de brandveiligheid;
    4. d. de verkeersveiligheid; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 19.1 van toepassing.

6.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2 ten behoeve van het bouwen van kleine bouwwerken, zoals een prieel, plantenkas, hondenkennel, volière of houtberging met in acht name van de volgende bepalingen:
    1. a. de gezamenlijke oppervlakte van kleine bouwwerken op gronden van één bouwperceel mag niet meer bedragen dan 10 m²;
    2. b. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2, ten behoeve van het bouwen van trappenhuizen, liftschachten en portieken bij gestapelde woningen, als bedoeld in artikel 10.1 met in acht name van de volgende bepalingen:
    1. a. de goothoogte van een trappenhuis en van een liftschacht mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de gestapelde woningen of de zorginstelling waaraan zij worden gebouwd, vermeerderd met 3 m;
    2. b. de goothoogte van een portiek mag niet meer bedragen dan 3 m.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  4. 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de brandveiligheid;
    3. c. de verkeersveiligheid;
    4. d. de sociale veiligheid;
    5. e. de milieusituatie; en
    6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen waarbij geldt dat wegen uit maximaal 2 rijstroken (2x1) dienen te bestaan, alsmede parallelrijbanen, opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  5. e. bermen;

met de daarbij behorende:

  1. f. ter plaatse van de aanduiding 'pad' alleen voor een pad als bedoeld in artikel 1.53;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een goede woonsituatie;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de brandveiligheid;
    4. d. de externe veiligheid;
    5. e. de sociale veiligheid; en
    6. f. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 19.1 van toepassing.

7.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken tot een bouwhoogte van 10 m;
  2. 2. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de brandveiligheid;
    3. c. de externe veiligheid;
    4. d. de verkeersveiligheid.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.1 ten behoeve van het gebruik van de grond voor een kunstwerk als bedoeld in artikel 1.46.
  2. 2. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid; en
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin';
  2. 2. De wijzigingsbevoegdheid mag worden toegepast, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid; en
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

8.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 9 Wonen - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen (niet zijnde gestapelde woningen);
  2. b. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. een Bed & breakfast;

met de daarbij behorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bijbehorende bouwwerken;
  3. f. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' voor onderdoorgang ten behoeve van verkeer;
  4. g. tuinen, erven en parkeerplaatsen;
  5. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie;
    3. c. de brandveiligheid;
    4. d. de externe veiligheid;
    5. e. de verkeersveiligheid;
    6. f. de sociale veiligheid; en
    7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 19.1 van toepassing.

9.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.1 ten behoeve van het situeren van de voorgevel van een woning tot ten hoogste 5 m uit de bedoelde gevellijn.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.1 en toestaan dat de goothoogte van een woning, zoals weergegeven op de verbeelding, word(en) vergroot met maximaal 3 m.
  3. 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de brandveiligheid;
    3. c. de externe veiligheid;
    4. d. de verkeersveiligheid;
    5. e. de sociale veiligheid;
    6. f. de milieusituatie; en
    7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Voor een Bed & breakfast geldt dat daarvoor niet meer dan twee kamers in de woning mogen worden gebruikt met maximaal twee bedden per kamer en dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  2. 2. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven;
  3. 3. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
    1. a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. b. degene die de activiteiten uitvoert, dient ook de bewoner van de woning te zijn;
    3. c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    4. d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
  4. 4. Het aandeel sociale huurwoningen bedraagt minimaal 28 % van het totale aantal woningen in het Plan;
  5. 5. Het aandeel sociale koopwoningen bedraagt minimaal 18 % van het totale aantal woningen in het Plan.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.5 en het gebruik van de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van een Bed & breakfast toestaan, mits:
    1. a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
    2. b. er in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
    3. c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor Bed & breakfast niet meer bedraagt dan 60 m2;
    4. d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.1 en de onzelfstandige huisvesting van één of meer huishoudens toestaan (kamerverhuur), mits wordt voldaan aan de minimale oppervlakte zoals genoemd in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld;
  3. 3. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de brandveiligheid;
    3. c. de externe veiligheid;
    4. d. de verkeersveiligheid;
    5. e. de sociale veiligheid;
    6. f. de milieusituatie;
    7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
    8. h. aangetoond dient te worden dat de woningen passen binnen de Woonvisie 2021-2025 'Wonen voor Jong en Oud'.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat
      • de aanduiding 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen', en/of 'vrijstaand' wordt geschrapt en daarmee de voorgeschreven bouwwijze als bedoeld in artikel 9.2.1 komt te vervallen,
      • een aanduiding 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen', en/of 'vrijstaand' wordt toegevoegd aan de verbeelding van het bestemmingsplan;
      • de situering en de vorm van de op de verbeelding weergegeven bouwvlakken worden gewijzigd,
      • op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden weergegeven,
      • en daarbij mogen burgemeester en wethouders dan een gevellijn op de verbeelding weergeven en de goot- en bouwhoogte bepalen tot een maximum van 6 respectievelijk 11 m,
      • en zo nodig de bestemming Wonen - 1 wijzigen in bestemming Tuin, mits:
    1. a. de geluidbelasting door het verkeer op geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
    2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de woonsituatie;
      • de verkeersveiligheid; en
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Wonen - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gestapeld wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. een Bed & breakfast;

met de daarbij behorende:

  1. d. gebouwen met bijbehorende trappenhuizen, liftschachten en portieken
  2. e. bijgebouwen;
  3. f. tuinen, erven en parkeerplaatsen;
  4. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie;
    3. c. de brandveiligheid;
    4. d. de externe veiligheid;
    5. e. de verkeersveiligheid;
    6. f. de sociale veiligheid; en
    7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 19.1 van toepassing.

10.4 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Voor een Bed & breakfast geldt dat daarvoor niet meer dan twee kamers in de woning mogen worden gebruikt met maximaal twee bedden per kamer en dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  2. 2. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. b. degene die de activiteiten uitvoert, dient ook de bewoner van de woning te zijn;
    3. c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    4. d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
  3. 3. Het aandeel sociale huurwoningen bedraagt minimaal 28 % van het totale aantal woningen in het Plan;
  4. 4. Het aandeel sociale koopwoningen bedraagt minimaal 18 % van het totale aantal woningen in het Plan.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.4 en het gebruik van de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van een Bed & breakfast toestaan, mits:
    1. a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
    2. b. er in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
    3. c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor Bed & breakfast niet meer bedraagt dan 60 m2;
    4. d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.1 en de onzelfstandige huisvesting van één of meer huishoudens toestaan, mits wordt voldaan aan de minimale oppervlakte zoals genoemd in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld;
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.1 en de onzelfstandige huisvesting van één of meer huishoudens toestaan.
  4. 4. Het afwijken kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de brandveiligheid;
    3. c. de externe veiligheid;
    4. d. de verkeersveiligheid;
    5. e. de sociale veiligheid;
    6. f. de milieusituatie;
    7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
    8. h. aangetoond dient te worden dat de woningen passen binnen de Woonvisie 2021-2025 'Wonen voor Jong en Oud'.

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming van een (ondergrondse) aardgasleiding.

11.2 Bouwregels

Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11.2 voor het oprichten van enig bouwwerk mits hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de gasleiding, er geen kwetsbare objecten worden toegelaten en na schriftelijke instemming van de leidingbeheerder.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    2. 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. 3. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. 4. diepploegen;
    5. 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    6. 6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    7. 7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    8. 8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    9. 9. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  1. 2. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden, hetgeen blijkt uit een schriftelijk advies van de leidingbeheerder.
  2. 3. Het verbod uit artikel 25.5,eerste lid is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  2. b. het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  3. c. graafwerkzaamheden zijn als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  4. d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 12 Leiding - Riool

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming van een rioolpersleiding.

12.2 Bouwregels

Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwtjes ten behoeve van het leidingbeheer, met per gebouw een maximum bebouwde oppervlakte van 100 m2 en een maximum bouwhoogte van 4 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.2 voor wat betreft het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de rioolpersleiding, en na schriftelijke instemming van de leidingbeheerder.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    2. b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. d. diepploegen;
    5. e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    6. f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    7. g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    8. h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    9. i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  2. 2. De werken en werkzaamheden als bedoeld in het voorgaande lid zijn slechts toelaatbaar, indien het belang van de leiding daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
  3. 3. Het verbod uit artikel 12.4,eerste lid sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. het normale onderhoud betreffen;
    2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Ondergronds bouwwerk

Ongeacht de bestemming van de gronden is ondergronds bouwen toegestaan waar ook bovengronds bouwen toegestaan is.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

15.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Als gebruik overeenkomstig de bestemming wordt aangemerkt het gebruiken van een woning voor particuliere vakantie-verhuur met dien verstande dat:

  1. a. dit niet meer dan 60 nachten per kalenderjaar is;
  2. b. geen onevenredige aantasting van de milieusituatie plaatsvindt;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig wordt aangetast; en
  4. d. parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

15.2 Gebruik strijdig met de bestemming

15.3 Parkeernormen

  1. 1. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (zoals nieuwbouw- of verbouwplannen) waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is, geldt dat voldoende parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn (en te blijven) conform de Nota Parkeernormen (2020) (bijlage 3). Indien de nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging.
  2. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor het vergroten van een woning.

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 Voorwaardelijke verplichting

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
    1. a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn;
    2. b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten.
  2. 2. Een omgevingsvergunning, als bedoeld in het eerste lid, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het realiseren van buitengevelisolatie (met nieuwe gevelbekleding) aan een bestaand gebouw of bouwwerk en toestaan dat de goot- en bouwhoogte, de grenzen van een bouwvlak en de inhoud worden overschreden, mits:
    1. a. de overschrijding beperkt blijft tot een afstand van 0,5 m;
    2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    3. c. indien er sprake is van een gemeentelijk of rijksmonument, na advies van de daartoe aangewezen adviescommissie.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

18.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad:

  1. 1. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
  2. 2. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

18.2 Standplaats

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - Standplaats' wordt toegevoegd aan de gronden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie; en
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 19 Algemene Procedureregels

19.1 Procedure bij het stellen van nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt ook langs elektronische weg;
  3. 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
  4. 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bloemendal IIB' van de gemeente Barneveld.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Inrichtingsplan Geluidschermen (2023)

Bijlage 2 Inrichtingsplan Hagen (2023)

Bijlage 3 Nota Parkeernormen (2020)

Bijlage 4 Parkeerplaatsen Op Eigen Terrein (2023)

Hoofdstuk 1 Inleiding

Gemeente Barneveld wil een nieuwe woonwijk ontwikkelen aan de noordzijde van de kern Barneveld. De wijk krijgt de naam Bloemendal. Dit is een verwijzing naar familie Bloemendal, die al generaties heeft gewoond en gewerkt op de boerderij "De Oude Vaarst" die zich bevindt in dit gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1765-0002_0001.png"

Afbeelding 1 Ligging plangebied "Bloemendal IIB"

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is in 2017 het Masterplan Barneveld-Noord opgesteld (bijlage 25). Daarin is uiteengezet dat in de nieuwe woonwijk ongeveer 1.500 woningen zijn voorzien en dat de woningen nodig zijn gelet op de verwachte groei van het inwoneraantal en het gegeven dat de jonge woonwijken Veller en De Burgt ten zuiden van de kern Barneveld volgebouwd raken.

Het is de bedoeling om de nieuwe wijk gefaseerd in delen te realiseren.

Deelgebied I
Op 27 mei 2020 heeft de raad van gemeente Barneveld het bestemmingsplan "Bloemendal I" (plannummer 1359) vastgesteld. Op 12 februari 2021 is het vaststellingsbesluit onherroepelijk geworden. Het bestemmingsplan "Bloemendal I" voorzag in de ontwikkeling van het eerste deelgebied met ongeveer 406 woningen.

Deelgebied IIA
Bij besluit van 18 maart 2021 heeft de raad verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor het volgende deelgebied - "Bloemendal IIA". De bekendmaking van het voorbereidingsbesluit vond plaats op 19 maart 2021. Op die datum is het voorbereidingsbesluit ook in werking getreden.

In het voorbereidingsbesluit is duidelijk gemaakt dat het plangebied "Bloemendal IIA" zal bestaan uit twee verschillende locaties:

  1. a. Nieuwe woonwijk - deel "Bloemendal IIA"

In het bewuste deelgebied komen ongeveer 119 grondgebonden woningen en 32 appartementen. De bestaande, te handhaven woningen zijn niet meegeteld.

  1. b. Locatie bestaand agrarisch bedrijf

Afgezien van het nieuwe gedeelte van de woonwijk Bloemendal voorziet het voorliggende bestemmingsplan in een nieuw planologisch regime voor de percelen Peutweg ten noordwesten van de kern Barneveld, kadastraal bekend gemeente Barneveld, sectie H, nummers 305, 310, 311, 314, 316, 317 (alle gedeeltelijk). Daar is een agrarisch bedrijf gevestigd, te weten: Van Dijk Melkgeitenbedrijf B.V.. De eventuele bebouwing en ingebruikname van het braakliggende gedeelte van het agrarische bouwvlak op de hiervoor genoemde percelen en de daarmee gepaard gaande toename van de geurbelasting in de omgeving zouden leiden tot een belemmering van de voorgenomen ontwikkeling van de woonwijk. Gemeente Barneveld zoekt met de betrokken eigenaren van het agrarische bedrijf naar een passende compensatie van de te wijzigen bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Deelgebied IIB
In deelgebied "Bloemendal IIB" komen ongeveer 246 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1765-0002_0002.png"Afbeelding 2 Globale grens totale wijk Bloemendal

Op de bovenstaande afbeelding 2 is de globale grens van de totale wijk weergegeven en is het deelgebied "Bloemendal IIB" oranje gearceerd. De uitvoering van dit deelplan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Daarom is de voorliggende herziening van het bestemmingsplan opgesteld.

Voorliggend plan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Na dit hoofdstuk beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het beleidskader. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de randvoorwaarden, waarna in het zesde hoofdstuk de juridische aspecten worden besproken. In hoofdstuk 7 is aandacht voor de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op de resultaten van de procedure ten behoeve van dit bestemmingsplan. De bijlagen bij de toelichting zijn opgenomen in alfabetische volgorde.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt aan de noordzijde van de kern Barneveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1765-0002_0003.png"
Afbeelding 3 Luchtfoto 2023

Het plangebied "Bloemendal IIB" ligt ten oosten van deelgebied "Bloemendal I" en sluit aan op de westzijde van woonwijk De Vaarst. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich sportpark Oosterbos met de velden van de Mixed Hockey Club Barneveld. Ten noorden van het plangebied liggen nu nog agrarische gronden. In een volgende fase van de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk komen daar ook woningen.

Bovenstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.

2.2 Geldende Bestemmingen

2.2.1 Bestemmingsplan

Er zijn vier planologische regimes relevant:

  • Bestemmingsplan "Buitengebied 2012"
  • Bestemmingsplan "Barneveld-Noordwest"
  • Bestemmingsplan "Wethouder Rebellaan II"
  • Bestemmingsplan "Bloemendal I"

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1765-0002_0004.png"
Afbeelding 4 Contourenkaart

Bestemmingsplan "Buitengebied 2012"
Zoals te zien op de bovenstaande contourenkaart, is het voorliggende bestemmingsplan "Bloemendal IIB" hoofdzakelijk een herziening van een deelgebied van bestemmingsplan "Buitengebied 2012" (vastgesteld 29-5-2013, NL.IMRO.0203.1056-0004). In het laatstgenoemde bestemmingsplan heeft de raad van gemeente Barneveld onderscheidenlijk de enkelbestemming 'Agrarisch' (artikel 3) dan wel 'Water' (artikel 19) toegekend aan de bewuste gronden. De nieuwe woonwijk is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan.

Bestemmingsplan "Barneveld-Noordwest"
Aan de zuidzijde van het plangebied "Bloemendal IIB" is ten behoeve van de ontsluiting een aanpassing van de verkeersstructuur noodzakelijk. In het bestemmingsplan "Barneveld-Noordwest" heeft de raad de enkelbestemming 'Groen' (artikel 13) toegekend aan deze gronden.

Bestemmingsplan "Wethouder Rebellaan II"
Op sommige gronden waar de genoemde aanpassing van de verkeersstructuur noodzakelijk is, geldt het bestemmingsplan "Wethouder Rebellaan II". De raad heeft in het laatstgenoemde bestemmingsplan onderscheidenlijk de enkelbestemmingen 'Agrarisch - Onbebouwd' (artikel 3), 'Groen' (artikel 4), 'Maatschappelijk' (artikel 5), 'Sport' (artikel 6), en 'Verkeer' (artikel 7) toegekend aan de gronden.

Bestemmingsplan "Bloemendal I"
Ook aan de westzijde van het plangebied "Bloemendal IIB" is een infrastructurele aanpassing noodzakelijk. In het bestemmingsplan "Bloemendal I" heeft de raad de enkelbestemming 'Verkeer' (artikel 7) toegekend aan deze gronden. Een deel van de gronden krijgt de bestemming 'Groen'.

Conclusie
In de bestemmingsplannen zijn geen mogelijkheden opgenomen die uitvoering van voorliggend plan mogelijk maken, bijvoorbeeld door wijziging of afwijken met een omgevingsvergunning. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

2.2.2 Voorbereidingsbesluit

Er geldt overigens ook een voorbereidingsbesluit van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met betrekking tot hyperscale datacenters op deze locatie. Nu het plan geen hyperscale datacenter mogelijk maakt, is dit voorbereidingsbesluit niet relevant voor het voorliggende plan.

2.3 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied "Bloemendal IIB" ligt ten westen van gronden van de familie Bloemendal, waaraan de gebiedsontwikkeling haar naam aan heeft te danken. De boerderij ligt aan de Bloemendaallaan tegen de grens van het plangebied. Door het plangebied loopt de zijtak Trammelantbeek als verbinding tussen de wijk "De Vaarst" en de Esvelderbeekzone. De gronden grondom de voormalige boerderij waren vroeger onderdeel van de boerderij waar gewassen werden verbouwd. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door een karakteristieke groenstructuur, waarin de toekomst een fietspad de aansluiting maakt met de bestaande wijk.

2.4 Ruimtelijke Structuur

Het plangebied "Bloemendal IIB" ligt ten noorden van de sportvelden ingebed tussen de Bloemendaallaan aan de Oostzijde en 'de laagte' aan de westzijde (plangebied "Bloemendal I"). Het gebied kenmerkt zich door de verwevenheid van watergangen en groenstructuren als hoofdthema. Het plangebied is op te delen in 4 plandelen te weten: 't Knarrenhof', 'het centrum', 'de Spiekers' en 'de Erven'. Het plangebied wordt ontsloten door de Laan van Verzet die met een lus terugbuigt en aantakt op de Nijkerkerweg. Binnen de woonvelden is een ruime mix van woningtypen aanwezig voor elke doelgroep. 't Knarrenhof aan de zuidzijde is een besloten hofje waar ouderen kunnen worden gehuisvest. Voorzieningen, zoals een collectieve binnentuin met parkeervoorziening, geven extra ruimte om de hoofdwegen groen aan te kleden en te voorzien van mooie boomstructuren. Aan 't Plein komen de voorzieningen op wijkniveau: een 'groene' lagere school aan de Laagte, een supermarkt en een gezondheidscentrum, waarbij het parkeren zoveel mogelijk is geclusterd of dubbelgebruik. De spiekers aan de noordzijde van de Laan van Verzet verwijzen naar historische boerderijen op palen waarin gewassen werden gedroogd. In deze zone staan we meer gestapelde volumes toe. Grenzende aan de Bloemendaallaan ligt het deelgebied 'de Erven'. Daar zetten we in op wat bijzondere woonvolumes zoals de rug-rugwoningen en de verandawoningen. Binnen de woonvelden is geprobeerd om zoveel mogelijk oorspronkelijke structuren en groen te behouden om ruimte te creëren voor spelen en wandelen.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Visie

Bloemendal vertegenwoordigt een duurzame wijk, waarin thematieken als klimaatadaptief en biodiversiteit integraal worden opgenomen in het beleid en ontwerp. De functies zijn min of meer te gast in een groene setting. De groen, blauwe structuren vormen de dragers van het plangebied, waarmee we water op natuurlijke wijze willen bergen door het toepassen van wadi's en groendaken, maar ook zichtbaar willen maken zowel recreatief als het historisch besef van de context van de plek. Verder is de intentie om broedplaatsen en ecosystemen de ruimte te geven en door middel van goede bereikbaarheid het aantal verkeersbewegingen en verhardingen willen beperken en juist de fietser willen stimuleren. Het plangebied "Bloemendal IIB" vormt het kloppende hart en het centrum van de overkoepelende wijk die uitnodigt er te wonen, werken en te recreëren. De visie op het plangebied "Bloemendal IIB" is vervat in het beeldkwaliteitsplan (bijlage 5).

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleidskader. Het gaat om beleid en beleidsnota's die direct dan wel indirect doorwerken in het bestemmingsplan of invloed hebben op de bestemmingsregelingen. Van deze nota's is hierna per bestuursniveau een beknopte samenvatting gegeven.

4.2 Rijk

4.2.1 Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:

  1. 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. 2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. 3. sterke en gezonde steden en regio's;
  4. 4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.

Doorwerking
Het beoogde plan is in lijn met de prioriteiten, in het bijzonder met de prioriteit van sterke en gezonde steden en regio's. De ontwikkeling van de woonwijk Bloemendal draagt bij aan een woningvoorraad die aansluit op de woningbehoeften. De NOVI vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

4.2.2 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015. Het bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de aspecten van het ruimtelijk beleid die daartoe behoren. Het Nationaal Waterplan verankert het nieuwe beleid voor de komende 6 jaar met een vooruitblik richting 2050: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.

In het Nationaal Waterplan staan 5 ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Daarnaast wordt ingezet op een verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt ervoor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is. Verder beschrijft het Nationaal Waterplan dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht en dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. De vijfde ambitie bestaat eruit dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).

4.2.3 Crisis- en herstelwet

Op 1 januari 2010 is de Crisis- en herstelwet (Chw) in werking getreden. Deze wet geeft regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten.

Op 25 april 2013 is de Crisis- en herstelwet via een wijzigingswet permanent gemaakt en zijn verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht doorgevoerd (zie kamerstukken 33.135).

De Chw omvat twee categorieën maatregelen:

  • tijdelijke maatregelen voor afgebakende lijsten met projecten en bevoegdheden;
  • wijzigingen van bijzondere wetten.

In Bijlage I van de Chw worden onder meer de volgende ruimtelijke en infrastructurele projecten genoemd, waarop de wet van toepassing is:

  • zeer diverse projecten op het gebied van duurzame energie;
  • gebiedsontwikkeling en werken van lokaal of regionaal belang, onderverdeeld in:
    1. 1. een bestemmingsplan voor de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied, of de herstructurering van woon- en werkgebieden;
    2. 2. een bestemmingsplan voor de aanleg of wijziging van wegen;
    3. 3. projecten ten behoeve van de inpassing in het landschap, natuurontwikkeling of recreatiedoeleinden, waar deze samenhangen met projecten ten aanzien van de in bijlage I bedoelde projecten ten aanzien van wegen.

Doorwerking in plangebied
In dit geval is de Crisis- en herstelwet van toepassing, want het plan is gericht op de bouw van circa 246 woningen in een aaneengesloten gebied (artikel 1.1, eerste lid onder sub a Chw jo. artikel 3.1 van Bijlage I Chw).

4.3 Provincie

4.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

Algemeen

De provincie Gelderland heeft een Omgevingsvisie en -verordening. Deze plannen gaan over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysiek leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Met de Omgevingsvisie en -verordening loopt de provincie vooruit op de aankomende Omgevingswet, die 1 januari 2024 van kracht wordt. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. Wanneer het nodig is, actualiseert de provincie onderdelen van de Omgevingsvisie en -verordening.

Vanaf 2019 actualiseert de provincie de Omgevingsverordening opnieuw, zodat deze verder in lijn wordt gebracht met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en anticipeert op de eisen van de Omgevingswet.

4.4 Regio

4.4.1 Regionaal Adaptatie Plan Vallei en Veluwe

Op 4 december 2020 is het Regionaal Adaptatie Plan Vallei en Veluwe (RAP) ondertekend door de Manifestregio. In de regio werken 28 gemeenten, waterschap Vallei en Veluwe, provincies Utrecht en Gelderland, Vitens, Veiligheidsregio's en Rijkswaterstaat samen op het gebied van klimaatadaptatie.

Met het RAP geeft de regio invulling aan de landelijke opgave voor overheden om vanaf eind 2020 klimaatadaptief te werken om in 2050 klimaatbestendig te zijn. Deze opgave komt voort uit het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.

Het klimaat verandert namelijk snel en merkbaar. Klimaatadaptatie is omgaan met het nieuwe klimaat met extremer weer: heftige buien of juist lange periodes van hitte en droogte. De omgeving waarin we leven, werken en ontspannen, maar ook de manier van leven moeten we daarop aanpassen.

In het RAP zijn de regionale aandachtsgebieden voor de komende jaren bepaald, aanvullend op wat elke partij zelf moet of kan doen. Vooraf zijn voor het hele gebied de kwetsbaarheden van wateroverlast, droogte en hitte in kaart gebracht in een klimaateffectatlas. Tevens zijn risicodialogen met elkaar gevoerd over de gevolgen van klimaatverandering en de opgaven voor de regio.

Het RAP is een strategische agenda rondom 4 thema's: Prettig wonen en werken, Aangenaam recreëren, Basisfuncties (elektriciteit, hoofdwegennet, verpleeghuizen, etc.) veilig stellen en Natuurlijk bodem- en watersysteem. Per thema zijn (hoofd)ambities, speerpunten en maatregelen geformuleerd.

  • Het thema prettig wonen ambieert een klimaatbestendige, veilige en gezond ingerichte stedelijke omgeving. Speerpunten zijn Ketenafspraken klimaatbestendig bouwen, Ontwikkelafspraken met woningcoöperaties, Instrumentenmix voor bestaand stedelijk gebied, Stimuleringsregeling klimaatbestendige maatregelen en Hitteplan.
  • Het thema Aangenaam recreëren ambieert een klimaatbestendige, veilige en gezond ingericht recreatief buitengebied. Het speerpunt is Groen-blauwe recreatie.
  • Het thema Basisfuncties ambieert een veilig en robuust ontworpen nutsvoorzieningen en infrastructuur. Speerpunten zijn Natuurbranden preventieplan, Overstromingsbestendige gebieden en gebouwen, (Hoofd)verdeelstations beoordelen en Doorgaande wegen klimaatrobuust.
  • Het thema Natuurlijk bodem- en watersysteem ambieert een klimaatbestendig, robuust en veerkrachtig natuurlijk bodem- en watersysteembeheer. Speerpunten zijn Loofbomen advies, Waterbeschikbaarheidsstrategie, Duurzaam grondwatersysteem en Verkenning regio Vallei en Veluwe – 2120.

In Werkplannen wordt concreet aangegeven hoe de ambities in het RAP voor telkens een periode van 2 jaar worden uitgewerkt. De opgaven worden regionaal verdeeld en er worden verbindingen gelegd. Van belang is dat ook inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken.

Doorwerking in plangebied

In de waterparagraaf (§ 5.16) staat beschreven hoe invulling wordt gegeven aan de thema's die in dit plan van toepassing zijn.

4.5 Waterschap

4.5.1 Blauwe Omgevingsvisie 2050

De driedimensionale Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI) is de langetermijnvisie van Waterschap Vallei en Veluwe. Met deze BOVI zet Waterschap Vallei en Veluwe op een geheel nieuwe wijze koers naar een duurzame en waterinclusieve leefomgeving. Daarbij kijkt Waterschap Vallei en Veluwe integraal, grensontkennend, over de grenzen van taken en gebieden heen en werkt vanuit de drie zogenoemde waterprincipes:

  1. 1. Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening.
  2. 2. Maximaal vasthouden en schoonhouden van water.
  3. 3. Partnerschap als watermerk.

Deze principes leiden tot één samenhangende weergave van water in het landschap van Vallei en Veluwe: één kringloop van bron tot monding, door stedelijk en landelijk gebied en van boven- en ondergrond.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de BOVI 2050 zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).

4.5.2 Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027 Waterschap Vallei en Veluwe

Het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) is het waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe voor de planperiode 2022-2027. Het gebied, de maatschappelijke thema's en samenwerking met partners zijn meer centraal gezet dan in voorgaande waterbeheerprogramma's. Het waterbeheerprogramma is een kerninstrument onder de Omgevingswet en bevat naast de verplichte onderdelen van het programma (zoals Kader Richtlijn Water (KRW), Richtlijn Overstromings Risico's (ROR), zwemwaterrichtlijn) ook een niet verplicht deel. Het BOP is daarmee het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. In het BOP worden doelen uit de Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI2050) doorvertaald naar gebiedsgerichte doelen. De hoofddoelen van het BOP zijn hieronder kort beschreven.

Waterveiligheid
Een zo goed mogelijke bescherming tegen overstromingen volgens de wettelijke normen.


Watersysteem
Een toekomstbestendig en klimaatrobuust grond- en oppervlaktewatersysteem, dat passend is ingericht naar de veranderende gebiedswensen.


Wonen en zuiveren
Een robuust proces voor het verwerken van extreme neerslag en inzameling van stedelijk en industrieel afvalwater in bebouwd gebied, tot aan het lozen van effluent in het watersysteem.


Circulaire economie
Volledig circulair opereren in 2050 door anders om te gaan met grondstoffen en goed samen te werken met partners en de omgeving.


Energietransitie
Het eerste energieneutrale waterschap van Nederland worden om een voorbeeld te zijn op het gebied van de energietransitie.

Doorwerking in plangebied

De bevindingen en resultaten van het BOP zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).

4.6 Gemeente

4.6.1 Structuurvisie Buitengebied Barneveld

De structuurvisie Buitengebied Barneveld is op 21 september 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De vastgestelde versie is gepubliceerd op 29 december 2011 (Staatscourant, nr. 23938).

De gemeente Barneveld heeft op 28 september 2016 de Strategische Visie Barneveld 2030 vastgesteld. De Strategische Visie geeft aan welke doelen het gemeentebestuur nastreeft voor de periode tot 2030. Daaraan voorafgaand heeft de raad in januari 2009 de Structuurvisie 2009 vastgesteld waarin de stedelijke ontwikkelingen voor de komende 10 jaar zijn weergegeven. Mede op basis van de Strategische Visie is de Structuurvisie 2009 geactualiseerd door de vaststelling van de Structuurvisie Kernen 2022. De Structuurvisie Buitengebied is het derde en laatste onderdeel van deze beleidstrilogie. In de op 21 september 2011 vastgestelde Structuurvisie Buitengebied wordt specifiek ingegaan op onderwerpen als landbouw, recreatie en landschap in de periode tot 2020. De twee structuurvisies vullen elkaar hierbij inhoudelijk aan. De strategische visie geeft aan wat de overkoepelende doelen zijn.

Met deze Structuurvisie Buitengebied biedt de gemeente Barneveld ruimte voor economische ontwikkeling in samenhang met behoud en ontwikkeling van de omgevingskwaliteiten landschap, natuur, woon - en leefmilieu. Ontwikkelingen in de landbouw en bij recreatieve bedrijven zijn van grote invloed op de omgevingskwaliteiten natuur, landschap en woon- en leefomgeving. Deze omgevingskwaliteiten zijn ook de belangrijkste vestigingsfactoren voor het buitengebied. Initiatieven beoordeelt de gemeente daarom mede op de mate waarin ze bijdragen aan behoud en ontwikkeling van de omgevingskwaliteit, bijvoorbeeld effecten op landschap (beeldkwaliteit), woon en leefmilieu, verkeer en natuur. Dit moet leiden tot een landschappelijk fraai buitengebied met goed ingepaste ontwikkelingen. Een buitengebied dat op die manier wordt ingericht is een aangename plek om te werken en te recreëren. De structuurvisie beoogt daarbij ontwikkelingsruimte te bieden aan goede initiatieven en wil een basis zijn voor samenwerking om die te realiseren.

Bovenstaande aanpak geldt voor het hele buitengebied. Daarnaast worden deelgebieden onderscheiden met beleidsaccenten op grond van landschappelijke kenmerken en zones op grond van een specifieke functie (zie bijlage 8 Structuurvisie). Onderstaand is per deelgebied en zone een ontwikkelingsrichting met kwaliteitsbeeld beschreven. Het kwaliteitsbeeld vormt het ruimtelijk toetsingskader. Het stelt eisen die richtinggevend zijn voor ruimtelijke ontwikkeling. Deze (minimum) eisen zijn kaderstellend voor het bestemmingsplan.

Stedelijke zone
Het concentratiebeleid voor woningbouw, ontwikkeling van bedrijventerreinen en voorzieningen in het gebied Barneveld Harselaar Voorthuizen blijft onverkort uitgangspunt.

Ontwikkelingsfonds Platteland
De structuurvisie beschrijft het type projecten die tot doel hebben de beschreven ruimtelijke kwaliteiten te realiseren. Investeringen voor die projecten kunnen, al dan niet gedeeltelijk, worden gefinancierd uit het Ontwikkelingsfonds. Dit fonds wordt gevuld door bijdragen uit ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied, namelijk functieverandering, nieuwe landgoederen en stedelijke uitbreidingen. De werking van dit fonds beoogt hiermee samenhangende ruimtelijke ontwikkeling van het buitengebied met ruimtelijke en maatschappelijke winst.

De uitbreidingsgebieden van de gemeente Barneveld hebben een eigen grondexploitatie. Voor dergelijke ontwikkelingen stort de gemeente jaarlijks een vaste bijdrage in het Ontwikkelingsfonds Platteland. Een separate bijdrage voor het plangebied "Bloemendal IIB" is niet aan de orde.

Doorwerking in plangebied
De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de structuurvisie.

4.6.2 Structuurvisie Kernen Barneveld 2022

De gemeenteraad heeft op 22 november 2011 de "Structuurvisie Kernen Barneveld 2022" vastgesteld. De structuurvisie legt de gemeentelijke visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het eigen grondgebied vast. Het bestemmingsplan zal hierbinnen moeten passen. De structuurvisie bevat een uitvoeringsprogramma. Hierin laat de gemeente zien hoe het voorgenomen beleid gerealiseerd zal worden. In de structuurvisie is een groot aantal ruimtelijke projecten opgenomen, waarvoor investeringen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn. Ook is er een groot aantal lopende en potentiële bouwmogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1765-0002_0006.png"
Afbeelding 6 Fragment visiekaart Structuurvisie Kernen Barneveld 2022

Uit de visiekaart blijkt dat het plangebied in de structuurvisie is aangemerkt als zoekzone voor wonen (lange termijn).

Op paginanummer 22 van de structuurvisie staat: 'Aangezien de structuurvisie een horizon kent tot en met 2022 zijn de zoekzones rondom Voorthuizen en Barneveld voorlopig voldoende om de genoemde extra groei op te kunnen vangen.' Als zoekzone voor woningbouw is Barneveld-Noord expliciet benoemd. In tabel 1 op paginanummer 24 van de structuurvisie is het accent per woninbouwlocatie benoemd. Voor de zoekzone Barneveld-Noord geldt dat het accent ligt op 'Gemengd, maar met accent op bijzonder woonmilieu (nabij natuur en bosgebieden), o.a. gericht op doorstroming en kapitaalkrachtige ouderen.'.

De volgende passage komt uit § 4.1.5. en gaat specifiek over Barneveld-Noord (c.q. Bloemendal): 'Barneveld Noord betreft het gebied aan de noordzijde van Barneveld, tussen de Nijkerkerweg en de Stationsweg. Aan de noordzijde wordt het gebied globaal begrensd door de Esweg en het denkbeeldige verlengde daarvan. Het gebied kan zich ontwikkelen tot een bijzonder en luw woongebied. Het kent weliswaar een goede bereikbaarheid met korte afstanden tot de aansluitingen van de A1 en de A30, maar tegelijk ligt het gebied aan de (nog in te richten) groene bufferzone Esvelderbeek en wordt het niet doorkruist door infrastructuur. Hier ligt een kans om bij de invulling van het gebied een accent te leggen op een meer luxe woonmilieu om daarmee kapitaalkrachtige ouderen te faciliteren en de doorstroming binnen Barneveld te bevorderen (duurdere koop). Uitgangspunten voor de invulling van dit gebied zijn:

  • Ruimte reserveren voor een groene schakel tussen het Oosterbos en de Esvelderbeek;
  • Een lage dichtheid, die richting de bestaande woonkern iets dichter kan worden;
  • Bebouwing met een gezicht naar de groene bufferzone.'

Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met deze structuurvisie. Met de genoemde uitgangspunten is rekening gehouden.

4.6.3 Bestemmingsplannen globaal en flexibel

Op 6 mei 2014 heeft de raad de kaderstellende notitie 'Bestemmingsplannen globaal en flexibel' vastgesteld. Met deze notitie geeft de raad voor met name grote(re) uitleggebieden kaders aan om bestemmingsplannen globaal en flexibel te maken, om adequaat te kunnen inspelen op maatschappelijke en marktontwikkelingen. Daarmee ontstaat enige ruimte om een plan te kunnen wijzigen, maar zonder significant verlies van kwaliteit in de openbare ruimte, beeldkwaliteit en rechtszekerheid.

Globaal en flexibel zijn twee naast elkaar staande begrippen. Een globaal bestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij de belangrijkste uitgangspunten voor een gebied zijn vastgelegd. In een globaal bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet vastgelegd of gebonden aan een concreet perceel. Het tegenovergestelde van globaal bestemmen is gedetailleerd bestemmen, want een gedetailleerd bestemmingsplan legt juist wel een eindbeeld vast.

Naast het begrip globaal, kennen we ook nog de begrippen star en flexibel. We spreken van een star bestemmingsplan als het niet of nauwelijks mogelijk is om van een bestemmingsplan af te wijken. Flexibel bestemmen is het tegenovergestelde. Flexibel bestemmen laat meer ruimte om in te spelen op initiatieven die niet direct zijn geregeld. Flexibiliteit is in het bestemmingsplan in te bouwen door te werken met afwijkingsregels, wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten.

De notitie richt zich op toekomstige ontwikkelingen in de kernen, waarbij met name is gekeken naar de bestemmingen voor wonen en bedrijven.

Doorwerking in plangebied
In voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende kaders uit de notitie toegepast:

  • binnenplanse afwijkingen in te bouwen;
  • de hoofdstructuur van wegen, water en groen vast te leggen;
  • ruimere bouwvlakken in te tekenen op de verbeelding, althans bij sommige deelgebieden;
  • de vrije situering van woningen binnen het bouwvlak toe te laten - ook hier alleen bij sommige deelgebieden.

4.6.4 Energiebeleid gemeente Barneveld 2015-2020

De raad heeft in 2015 de Energievisie gemeente Barneveld 2015-2020 ('investeren in Barneveldse bronnen') vastgesteld. Het energievraagstuk staat de laatste jaren landelijk stevig op de (politieke) agenda. Naast het milieumotief en betaalbaarheid zijn ook maatschappelijke verantwoordelijkheid en energie-onafhankelijkheid steeds meer een argument om actie te ondernemen. De gemeente Barneveld voelt de urgentie om een bijdrage te leveren aan een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening en heeft een doelstelling vastgesteld die hoger ligt dan de landelijke energiedoelstellingen.

Woningen en bedrijfspanden moeten de komende jaren fors energiezuiniger worden. Eind 2021 heeft de gemeenteraad "De warmtevisie Barneveld" vastgesteld, dat de basis vormt voor het verminderen van het gebruik (isoleren) en het uitfaseren van het gebruik van aardgas. Vooruitlopend op de nieuwe energiewetgeving en energieneutraliteit in 2050, ziet de gemeente graag dat de woningen en bedrijven aardgasloos en energieneutraal worden gebouwd.


Wettelijke eisen Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG)
Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat aanvragen om een omgevingsvergunning sinds 1 juli 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG).


Warmtepompen
Er zijn voorbeelden van geluidsoverlast veroorzaakt door warmtepompen, omdat er bij de plaatsing geen rekening gehouden is met het geluidsaspect of de warmtepomp verouderd is. Een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de warmtepomp is noodzakelijk en er moet voldaan worden aan een acceptabel geluidsniveau. Als het geluidniveau op 5 meter van warmtepomp hoger is dan 30 dB(A) of als dit het geval is bij een kortere afstand tot de buurwoning dan is het toepassen van een geluiddempende omkasting nodig. Hiervoor komen steeds meer innovaties op de markt (bijvoorbeeld in een dummy schoorsteen).

Sinds 1 april 2021 worden geluidseisen gesteld aan (nieuw te plaatsen) buiten opgestelde installaties voor warmte- of koude opwekking. Het gaat hierbij om warmtepompen en airco's die worden toegepast bij woningen en woongebouwen. Deze installaties mogen niet meer dan 40 dB geluid veroorzaken bij de buren.


Zonnepanelen
Gebruik van zonne-energie kan significant bijdragen aan de benodigde duurzame energieopwekking. In dit plan zijn zonnepanelen opgenomen, die direct bij de bouw worden meegenomen. De zonnepanelen zijn geïntegreerd in het ontwerp van het gebouw.


Materialen
In het ontwerp van een woning of gebouw kan door een slim ontwerp daglicht optimaal worden benut en zodat de benodigde energie voor verlichting zo laag mogelijk is en de binnen temperatuur zo min mogelijk fluctueert. Ook kunnen groendaken aangelegd worden.

De hoeveelheid materialen wordt zoveel mogelijk beperkt en gebruik van gezonde en duurzame materialen – gezien over de hele levenscyclus - heeft de voorkeur.


Laadpalen
Elektrisch autorijden is beter voor het milieu dan rijden op fossiele brandstoffen. Er wordt namelijk geen CO2 uitgestoten door de auto. De gemeente staat dan ook positief tegenover het plaatsen van laadpalen voor elektrische voertuigen.


Duurzaamheid in het openbaar gebied of op eigen terrein
Er moet aandacht zijn voor energiezuinige openbare verlichting. Daarbij denken we aan een verlichtingsplan, waarbij zo weinig mogelijk lantaarnpalen worden toegepast, uitgevoerd met (dimbare) LED-lampen.

Daarnaast is het vanuit duurzaamheidsoogpunt van belang om de hoeveelheid materiaalgebruik voor wegen en de verharde oppervlakte in het plangebied zo laag mogelijk te houden. Dat kan worden bereikt door de weglengte en -breedte zoveel mogelijk te beperken en doorlatende verharding toe te passen. Bij de keuze voor het materiaalgebruik heeft de gemeente ook hier de voorkeur voor het gebruik van duurzame materialen, bij zowel productie en gebruik en die bij sloop hergebruikt kunnen worden.


Klimaat
Het klimaat verandert met extremer weer als gevolg. We zullen vaker te maken krijgen met hoosbuien / wateroverlast, langere perioden van droogte en hitte. Het veranderende klimaat vraagt om maatregelen op alle schaalniveaus om de gevolgen voor gezondheid, veiligheid, productiviteit en natuur te beperken. Klimaatbestendig handelen en waterrobuust inrichten wordt vanzelfsprekend in het gemeentebrede beleid en handelen vóór 2020. Zodat in 2050 de fysieke ruimte in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is. Eén van de maatregelen is het anders omgaan met het inzamelen van en verwerken van hemelwater dat op verhard oppervlak valt, bijvoorbeeld door het aanleggen van groene daken. Zie voor een verdere beschrijving de waterparagraaf (§ 5.16).

Door op een slimme manier om te gaan met (robuust) groen in de openbare ruimte in relatie tot de positionering van de woningen en de productie van zonne-energie op daken van woningen kan het microklimaat in de woningen en in een gebied op een positieve manier beïnvloed worden.

4.6.5 Groenstructuurplan Barneveld (2011)

De doelstelling van het Groenstructuurplan Barneveld (2011) is het beschrijven van de lange termijn visie ten aanzien van de inrichting van het openbaar groen van de gemeente Barneveld om de groenstructuren in en de herkenbaarheid van de kernen te behouden, ontwikkelen en versterken. Om de gewenste groenstructuur te realiseren worden in het groenstructuurplan een aantal verbetervoorstellen gedaan.

Doorwerking in plangebied
Het bestemmingsplan "Bloemendal IIB" sluit aan op de doelen zoals gesteld in het groenstructuurplan.

Het gedeelte IIB van de nieuwe woonwijk Bloemendal krijgt evenals deelgebieden Bloemendal I en IIA een groene opzet, geënt op het huidige aanwezige landschap met uitgangspunt om de bestaande groenstructuren zoveel mogelijk in te passen. Als de inpassing niet mogelijk blijkt, dan vindt compensatie plaats binnen het plangebied.

4.6.6 Waterplan Barneveld (2005) en Hemelwaterplan 2017-2020 'Klimaatactief!'

Het Waterplan geeft een integrale watervisie op het verhogen van de gebruikswaarde en belevingswaarde van water. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan ook in de toekomst gebruik worden gemaakt van een gezond watersysteem. De volgende ambities worden genoemd:

  • Vasthouden en/of vertraagd afvoeren van hemelwater.
  • Het scheiden van vuil en schoon water. Bij nieuwbouw het hemelwater van schone oppervlakken niet op de riolering lozen en bij voorkeur lokaal gebruiken, infiltreren of lozen op oppervlaktewater. In bestaand gebied hemelwater afkoppelen van het gemengd riool indien technisch en financieel haalbaar.
  • De afvoer van schoon hemelwater vindt bovengronds plaats.
  • Rioolwateroverstorten beperken om de doelstellingen voor waterkwaliteit te bereiken.

In het plan is een concrete doelstelling opgenomen: in 2025 is 10% van het verharde oppervlak afgekoppeld van de gemengde riolering (referentiejaar 2005). Dit betreft 18 ha. afkoppelen. In het Hemelwaterbeleidsplan is deze doelstelling uitgewerkt in concrete maatregelen.

Het Hemelwaterplan 2017-2020 'Klimaatactief!' richt zich op een duurzame omgang met hemelwater. Het geeft aan wat het gemeentelijk beleid is ten aanzien van afstromend hemelwater in bestaande situaties en bij nieuwe ontwikkelingen. Het plan zet in op een integrale benadering en meervoudige inrichting van totale openbare ruimte. Barneveld gaat aan de slag met het waterbestendig inrichten van de openbare ruimte om bestand te zijn tegen klimaatverandering.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).

4.6.7 Woonvisie Barneveld 2021-2025 en regionale bouwafspraken, Faseren en doseren woningmarkt en Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld

In maart 2021 heeft de raad de Woonvisie Barneveld 2021-2025 'Wonen voor jong en oud' met doorkijk tot 2030/2040, vastgesteld. In de woonvisie is een streefprogramma woningbouw opgenomen om te voorzien in de woningbehoefte van de hier woonachtige en werkzame bevolking. In deze visie is een nieuwbouwprogramma van gemiddeld 500 woningen per jaar (als uitbreiding) opgenomen.

In verband met de grote woningbouwopgaven in Nederland is in de Woondeal met het Rijk voor Barneveld tot en met 2030 een programma van circa 5.400 woningen overeengekomen. Daarmee komt de programmering op gemiddeld 600 woningen per jaar. In oktober 2022 zijn de prijsklassen aangepast naar de huidige marktomstandigheden.

Dit betekent dat gemiddeld 40% ten behoeve van sociale huur- en koopwoningen (sociale huur 20%, sociale koop laag tot € 260.000 en sociale koop hoog van € 260.000 tot € 320.000), 20% middeldure woningen (midden dure huur tot € 1.080,- en koop van € 320.000 tot € 355.000 en tot de actuele NHG grens van € 405.000,-) en 30% duurdere woningen vanaf de NHG-grens en 10% vrij in te delen.

In regio FoodValley zijn in verband met deze Woondeal onderlinge woningbouwafspraken gemaakt, waarbij Barneveld voor de periode 2022 t/m 2030 zo'n 5.400 woningen mag groeien, mede vanwege een zekere overloop vanuit regio Amersfoort. Er loopt verder een Verstedelijkingsstrategie Arnhem, Nijmegen, Foodvalley, waarbij er in de periode 2020-2040 in Foodvalley zo'n 40.000 woningen aan de voorraad moeten worden toegevoegd. Voor gemeente Barneveld zou dit een opgave van tenminste 8.000 woningen tot 2040 betekenen. Provincie Gelderland streeft in het Aktieplan Wonen naar versnelling van woningbouwontwikkelingen, gezien de woningtekorten op de woningmarkt. Daarbij wordt ook naar gemeente Barneveld gekeken.

In regio Amersfoort loopt een soortgelijke studie, namelijk het 'Ontwikkelbeeld regio Amersfoort' en wordt een woninguitbreiding met 36.000 in 2020-2040 als opgave gezien. De woningbouw in Barneveld is hier mede input voor.

Door middel van de voortgangsrapportage woningbouw wordt halfjaarlijks een actueel beeld van het planaanbod voor de komende vier jaar gegeven, waarbij ook een beeld wordt geschetst van de aantallen op te leveren woningen per kern, alsmede de differentiatie van deze nieuwbouw in termen van prijsklassen, eigendomsverhouding en bouwvorm (gestapeld of grondgebonden). Ook wordt een beeld geschetst van de mate waarin voor bepaalde doelgroepen wordt gebouwd (zoals starters, ouderen of mensen met een beperking) om zo vraag en aanbod meer met elkaar in overeenstemming te brengen.

Voor de periode 2024 t/m 2027 is een programma van gemiddeld bruto 785 woningen per jaar voorzien. Dit is circa 130% ten opzichte van de gewenste uitbreiding met zo'n 600 woningen per jaar. Rekening houdend met planuitval, vertraging en dergelijke en het gegeven dat in 2022 minder dan 300 woningen zijn opgeleverd, wordt deze 130% programmering als wenselijk beschouwd. Dit is geheel in lijn met de vastgestelde woonvisie en gemaakte woningbouwafspraken.

Sinds 1 januari 2018 is de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld van kracht. Deze verordening is in 2022 geactualiseerd, met als werktitel Doelgroepenverordening gemeente Barneveld 2021. Deze verordening ziet toe op sturing van de totale woningvoorraad en het bereikbaar houden van een deel van de woningvoorraad voor lage en midden inkomensgroepen. Het gaat daarbij om drie categorieën: sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en middendure huurwoningen.

In bestemmingsplannen en overeenkomsten met marktpartijen kan voor een bepaalde minimale tijdsduur de ingebruikname van sociale huurwoningen (25 jaar), goedkope koop (1 jaar met boetebeding tot 10 jaar) en middendure huurwoningen (15 jaar) worden vastgelegd evenals de maximale hoogte van de huur- en koopprijs. Verder is een zekere prijs-/kwaliteitsverhouding geformuleerd om in relatie tot de hoogte van de huur- of koopprijs toch een minimale woninggrootte te garanderen. Daarbij is ook aangegeven dat deze drie woningcategorieën met voorrang aan bepaalde lage en middeninkomensgroepen moeten worden aangeboden om zo tot een rechtvaardige verdeling van de woningvoorraad te komen. Prijs- en inkomensgrenzen worden geïndexeerd conform de bepalingen in de verordening.

Doorwerking in plangebied
In het plangebied "Bloemendal IIB" zullen 246 woningen komen. Dit plan is een vervolg op fase I en fase IIA. Per fase kan er worden afgeweken van het streefprogramma in de woonvisie, maar overall wordt dit programma bewaakt. Zo zaten er in fase I relatief veel goedkope woningen en in fase II relatief wat minder. In fase IIB zit ruim 40% sociale woningbouw en aangevuld met middeldure woningen tot de bereikbaarheidsgrens komt dit op 57% uit. De differentiatie sluit overall aan op het streefprogramma in de vastgestelde woonvisie houdt rekening met de toewerking naar 2/3 betaalbaarheid uit het Aktieprogramma Wonen.

Er zullen verschillende woningtypen in verschillende prijsklassen worden gerealiseerd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de prijscategorieën en woningtypen van fase IIB en van fase I en IIa samen.

In het programma is ook een woonhof opgenomen, een soort 'Knarrenhof' met 28 woningen, deels seniorenwoningen, verschillende in grootte en prijsklassen. Het aandeel stapeling ligt met 67% relatief hoog en is verklaarbaar aangezien dit het centrumgebied van Bloemendal vormt.

Behalve deze woningbouw is in dit gebied ook een supermarkt, een gezondheidscentrum en een school voorzien. Daarmee is dit gebied ook interessant voor kleinere huishoudens, zoals jongeren en ouderen, die dicht bij voorzieningen willen wonen.

Programma fase IIB Bloemendal in Barneveld *)

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1765-0002_0007.png"*) Sociale Koop Laag (< 260.000,- januari 2024), Sociale Koop Hoog (< 320.000,-, januari 2024), Middelduur laag betaalbaar (< 390.000,- , januari 2024), Middelduur tot NHG (< 345.000,- januari 2024); Duur > NHG (> 345.000,- januari 2024).

Het programma, kan gezien de vraag vanuit de markt en de gewenste toevoeging, op voldoende belangstelling rekenen. Het woningbouwplan past binnen de totale woningbouwprogrammering van de gemeente.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Bodem

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is beoordeeld of de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de eis van financiële uitvoerbaarheid en uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aanvaardbaar mag worden geacht voor het beoogde gebruik.

Beoordeling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit vindt (o.a.) plaats op basis van de vastgestelde bodemkwaliteitskaart (PFAS) regio De Vallei en de nota bodembeheer regio De Vallei.

Met dit instrumentarium kan de bodemkwaliteit binnen het plangebied met een bepaalde statistische zekerheid worden bepaald voor zover blijkens historisch onderzoek geen sprake is van verdachte locaties.

Binnen het plangebied zijn voor zover bekend een tweetal relevante verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd:

  • Verkennend bodemonderzoek Bloemendaallaan 77 Barneveld (d.d. 25 juni 2007, Vink, bijlage 9)
  • Verkennend bodemonderzoek Barneveld Noord (d.d. 11 april 2017, Ingenieursbureau Land, bijlage 8)

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat ter plaatse van de bebouwde en onbebouwde delen binnen het plangebied, in de zintuiglijk schone boven- en ondergrond, incidenteel licht verhoogde gehalten aan de onderzochte parameters zijn aangetoond. Het grondwater bevat over het algemeen een licht verhoogde concentratie aan barium. Incidenteel zijn licht (cadmium, chroom, koper, kwik, nikkel en/of zink) en plaatselijk matig (arseen) verhoogde concentraties aan overige zware metalen aangetoond. De matig verhoogde concentraties aan arseen worden veelal toegeschreven aan natuurlijke processen in de bodem. Naast zware metalen zijn in enkele peilbuizen licht verhoogde concentraties aan xylenen en/of naftaleen gemeten.

De conclusie luidt: 'Op de 2007 en 2017 onderzochte terreindelen zijn geen gevallen van ernstige bodem-verontreiniging aangetoond. In de bovengrond en de (lemige) ondergrond zijn plaatselijk enkele parameters in gehaltes boven de achtergrondwaarde aangetoond. De milieuhygiënische bodemkwaliteit van deze terreindelen is vastgesteld. Op basis van de aangetoonde gehaltes/concentraties in grond en grondwater wordt de opgestelde hypothese 'onverdacht' verworpen. De aangetoonde gehaltes/concentraties zijn echter van dien aard dat het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek niet noodzakelijk is.'

Gezien de ouderdom van de reeds uitgevoerde bodemonderzoeken heeft Omgevingsdienst De Vallei aanbevolen om voor de voorgenomen bestemmings-/functiewijziging van Bloemendal fase IIB een actualiserend bodemonderzoek uit te laten voeren. Naast de reguliere standaard parameters zal dit onderzoek zich onder andere richten op de aanwezigheid van asbest op en/of in de bodem ter plaatse van de agrarische erven en waar in de weilanden/akkers sprake was van agrarische bebouwing. Op basis van de resultaten van het vooraf uit te voeren historisch vooronderzoek zal de uiteindelijke onderzoeksopzet worden bepaald. De actualisering van het bodemonderzoek zal plaatsvinden voorafgaand aan het bouwrijp maken van de gronden in het plangebied en voordat gemeente Barneveld de gronden verkoopt. De deskundige van Omgevingsdienst De Vallei heeft bevestigd dat de actualisering nog kan plaatsvinden bij de aanvraag van de noodzakelijke omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen.

5.2 Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daar waar het voor de archeologie al gemeengoed is, geldt het dus ook voor andere aspecten van de cultuurhistorie. Rekening houden met cultuurhistorie impliceert dat bekend moet zijn wat er voor waarden aanwezig zijn. De gemeente heeft daarom een proces opgestart om bestaande kennisdocumenten te actualiseren en waar nodig nieuwe kennis op te bouwen. De gemeente beschikt over de volgende vastgestelde kaarten:

  • Archeologische waarden- en verwachtingenkaart;
  • Cultuurlandschappelijke waardenkaart;
  • Historische stedenbouwkundige waardenkaarten.

Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.

5.2.1 Archeologie

Bij een planontwikkeling moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Archeologische waarden- en verwachtingenkaart' als archeologisch toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Uit deze kaart blijkt dat binnen het plangebied een lage en een middelhoge archeologische verwachting geldt.

Bureau Archol uit Leiden heeft in opdracht van gemeente Barneveld een verkennend en karterend veldonderzoek uitgevoerd (bijlagen 3, 2, 4). In april 2016 is het archeologisch proces gestart met een bureauonderzoek voor Barneveld-Noord c.q. Bloemendal. Op basis van dit onderzoek zijn zes deelgebieden aangewezen, waar een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten gold. Het plangebied "Bloemendal IIB" ligt niet in één van die zes deelgebieden.

Het plangebied is naar het oordeel van de gemeentelijke archeoloog voldoende onderzocht. Er zijn geen archeologische waarden aangetroffen. Het is dan ook niet nodig om een dubbelbestemming voor archeologie op te nemen.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 Erfgoedwet melding van de desbetreffende vondst bij de minister (namens deze de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) verplicht.

5.2.2 Historische stedenbouwkundige waarden

De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'stedebouwkundige waardevolle gebieden' als weergegeven in de 'Historische stedebouwkundige waardenkaart' en de aangegeven 'vast te leggen kenmerken' in de bijbehorende Tabel, en deze te hanteren als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied heeft volgens deze kaart geen bijzondere waarde(n).

Bij de bouwkundige monumenten is sprake van rijks- en gemeentelijke monumenten.

Er zijn geen monumenten aanwezig binnen of in de omgeving van het plangebied. Het aspect monumenten vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan.

5.2.3 Cultuurlandschappelijke waarden

De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Cultuurlandschappelijke waardenkaart' als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plan ligt in een gebied dat wordt aangeduid als vochtige kampontginning danwel jonge vochtige landbouwontginning met een middelmatige waardering.

Dit bestemmingsplan is niet strijdig met deze waardering. De historische lijnen in het landschap vormen de basis voor de hoofdstructuur en verdere verkaveling van het plangebied Bloemendal. De waardevolle cultuurhistorische landschappelijke elementen blijven door deze zorgvuldige inpassing zichtbaar in de gehele wijk Bloemendal en in het plangebied "Bloemendal IIB".

5.3 Ecologie

De belangrijkste wet voor natuurbescherming in Nederland is de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. De Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn vertaald in deze wet.

Daarnaast is qua ecologie ook het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Ontwikkelingszone van belang.

5.3.1 Wet natuurbescherming

5.3.2 Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszones

Het plangebied ligt niet binnen de (voormalige) Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de opvolger van de EHS. Met het bestuursakkoord Natuur is de realisatie en het beheer van het NNN de verantwoordelijkheid van de provincies geworden.

In de periode tot 2027 willen Rijk en provincies een forse extra stap zetten op weg naar realisatie van de doelen van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Hierbij moet maximale synergie worden bereikt tussen natuur- en watermaatregelen. De provincies geven elk in hun eigen provincie uitwerking aan het natuurbeleid op basis van het Natuurpact.

Voor de EHS uit de Structuurvisie Gelderland zijn in de Omgevingsvisie twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats gekomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO.) Uit de Omgevingsverordening Gelderland blijkt dat het plangebied niet in het GNN of de GO ligt, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1765-0002_0009.png"Afbeelding 8 Fragment Kaart 3 "Regels Natuur - kaart 1", Omgevingsverordening Gelderland

5.4 Externe Veiligheid

Doel
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Eerst wordt het wettelijk kader op nationaal niveau beschreven, daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Tot slot wordt zo nodig het groepsrisico verantwoord.

Wettelijk kader
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt: april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2015). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jaar) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jaar) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.

Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Plasbrandaandachtsgebied (PAG)
Binnen het werkveld externe veiligheid wordt sinds jaren gewerkt met twee risiconormen, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij de ontwikkeling van het Basisnet is hieraan een derde voorwaarde toegevoegd: het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Hiermee wordt het effectgebied weergegeven van het scenario met de grootste kans van voorkomen: de plasbrand. In deze gebieden moet er in samenhang met mogelijkheden van plasbrandbestrijding en bouwtechnische maatregelen beargumenteerd worden waarom er gebouwd wordt.

Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 is het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen van kracht geworden. Dit Basisnet geeft aan over welke routes (spoor, water en weg) gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het Basisnet spoor heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over het hoofdspoorwegennet. Op basis van de wet- en regelgeving omtrent het Basisnet worden, rekening houdend met te verwachten groei van vervoer van gevaarlijke stoffen door Nederland en verdichting van de ruimte naast het spoor (binnen een afstand van 200 m van het spoor) in met name stedelijke kernen, afspraken gemaakt over de risicoruimte.

Beleidsvisie externe veiligheid
In 2009 heeft de gemeente Barneveld de 'Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. In deze visie is onder meer vastgelegd hoe in Barneveld nabij risicobronnen zal worden omgegaan met het veiligstellen van een acceptabel niveau van risico's externe veiligheid en beheersbaarheid.

Beoordeling risicobronnen
Ten aanzien van het aspect externe veiligheid geldt dat er geen risicobronnen in de directe nabijheid aanwezig zijn. Het plangebied "Bloemendal IIB" ligt op een afstand groter dan 200 meter van risicobronnen. Een toename van het groepsrisico is daarmee uit te sluiten en een onderzoek naar het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.

Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van vervoer van gevaarlijke stoffen over de A30. Hierdoor dient de veiligheidsregio in gelegenheid te worden gesteld om advies te geven over bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van de optredende scenario's. Dit restrisico dient verantwoord te worden.

Op basis van het Bevt dient in dit geval ingegaan te worden op:

  • De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op de rijksweg;
  • De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op de rijksweg een ramp voordoet. Dit is alleen van toepassing op nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten.

Daarnaast stelt het Bevt dat de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld moet worden om advies uit te brengen over de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Maatgevende scenario's
De maatgevende scenario´s voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarbij het plangebied binnen het invloedsgebied van brandbare gassen en dat van toxische vloeistoffen/gassen ligt, is een toxische wolk. Onderstaand is vanuit dit scenario ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied.

De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

5.5 Geluid

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Bij verlening van de omgevingsvergunning of het vaststellen van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van deze wet aan de orde: het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen en onderwijsgebouwen) binnen zones langs (spoor-)wegen en zones rondom industrieterreinen; het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, dan wel reconstructie van gezoneerde (spoor-)wegen; het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen en herziening van zonegrenzen van industrieterreinen.


De Wet geluidhinder gaat uit van zones langs (spoor-)wegen en zones bij industrieterreinen. Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied waar, voor bouwplannen en bestemmingsplannen, een akoestische toetsing uitgevoerd dient te worden. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Indien de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Hierbij mag de geluidbelasting de uiterste grenswaarde niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per geluidsbron. In geval van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen of spoorwegen, of binnen de zone van een industrieterrein, is akoestisch onderzoek vereist.

De nieuwe woonfunctie is op grond van de Wet geluidhinder aangewezen als geluidgevoelige bestemming. Daarom dient de geluidbelasting vanwege het wegverkeer te worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder in samenhang met het geldende geluidsbeleid "Beleidsregels hogere grenswaarden Wet geluidhinder Barneveld 2009".

In opdracht van gemeente Barneveld heeft ingenieursbureau SPA WNP uit Ede akoestisch onderzoek gedaan naar wegverkeerslawaai ten behoeve van de woonwijk Bloemendal fase IIB, rapport d.d. 29 november 2023 (bijlage 1).

Binnen het plangebied "Bloemendal IIB" zullen nieuwe woningen, nieuwe wegen, een supermarkt, een basisschool en een medisch centrum worden gerealiseerd. Er komt onder meer een aansluiting op de Laan van Verzet en een aansluiting op de Wethouder Rebellaan, die ter plaatse van de aansluiting fysiek gewijzigd zal worden.

Ten behoeve van het bestemmingsplan (fase IIB) zijn de volgende (deel)onderzoeken uitgevoerd:

  1. 1. Akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe geluidgevoelige bestemmingen (woningen, lagere school en medisch centrum) binnen het bestemmingsplan Bloemendal fase IIB, vanwege het verkeer op de bestaande weg (Wethouder Rebellaan) en de relevante nieuwe wegen door Bloemendal (Laan van Verzet en de nieuwe weg tussen de Laan van Verzet en de Wethouder Rebellaan).
  2. 2. Akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting op de gevels van de bestaande geluidgevoelige bestemmingen, vanwege het verkeer op de relevante nieuwe wegen door Bloemendal fase IIB (Laan van Verzet en de nieuwe weg tussen de Laan van Verzet en de Wethouder Rebellaan).
  3. 3. Akoestisch onderzoek naar de gevolgen van het geluid buiten het plan fase IIB voor de bestaande geluidgevoelige bestemmingen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt ook de geluidtoename bij de overige bestaande geluidgevoelige gebouwen langs de Wethouder Rebellaan/Meester Troelstralaan onderzocht vanwege het extra verkeer, na realisatie van fase IIB (verkeersaantrekkende werking plangebied).

Geluidbelastingen wegen op bestaande en nieuwe geluidgevoelige bestemmingen
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevels van de:

  • bestaande geluidgevoelige bestemmingen, vanwege het verkeer op de nieuwe wegen binnen fase IIB, niet hoger zullen zijn dan de voorkeurswaarde van 48 dB;
  • nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, alleen vanwege het verkeer op de gezoneerde weg Laan van Verzet (50 km/uur), hoger is dan de voorkeurswaarde, maar lager dan de maximaal toelaatbare waarde. De voorkeurswaarde wordt bij vier grondgebonden woningen en bij de twee noordelijke appartementengebouwen overschreden;
  • nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, vanwege het verkeer op beide niet-gezoneerde wegen (Laan van Verzet en nieuwe weg; beide 30 km/uur), hoger is dan de voorkeurswaarde, maar lager dan de maximaal toelaatbare waarde zoals deze gelden voor gezoneerde wegen.

Bij toetsing aan het gemeentelijke geluidbeleid blijkt dat:

  • als rekening gehouden wordt met alle wegen (inclusief 30 km/uur-wegen), één nieuwe woning geen geluidluwe gevel heeft en ook niet over een buitenruimte beschikt, die gelegen is aan de geluidluwe gevel, hetgeen wel de voorkeur heeft van de gemeente. Het gaat hier om de woning ter plaatse van rekenpunt 005;
  • afhankelijk van de indeling van de appartementengebouwen, er bij de gebouwen bij de rekenpunten 082, 083 en 084, zonder aanvullende geluidreducerende maatregelen, appartementen zijn zonder geluidluwe gevel en buitenruimte;
  • alleen bij appartementengebouw 082, aan de zuidgevel op de begane grond en de eerste verdieping, de geluidbelasting hoger zal zijn dan 53 dB en bedraagt maximaal 54 dB (rekenpunt 082.1). Voor deze appartementen geldt de gemeentelijke indelingseis.

Gezien de situatie en de berekende waarden zijn er binnen het bouwplan geen reële maatregelen mogelijk om de geluidbelasting bij alle nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te reduceren tot maximaal 48 dB (de voorkeurswaarde). Wel kan de gemeente overwegen om op de nieuwe wegen geluidreducerende wegdekken toe te passen, waarmee de geluidbelasting gereduceerd wordt.

Het toepassen van stillere wegdekken op de Laan van Verzet zal er niet toe leiden dat bij veel woningen, appartementengebouwen en het gezondheidszorggebouw voldaan wordt aan de voorkeurswaarde (slechts één woning minder). Als het 30 km/uur-deel van de Laan van Verzet uitgevoerd wordt met stille klinkers of DAB, zijn er geen appartementengebouwen meer met een geluidbelasting hoger dan 53 dB. Daarmee hoeft bij de bouw van de appartementen geen rekening meer gehouden te worden met de gemeentelijke indelingseis.

Als de nieuwe weg (30 km/uur) uitgevoerd wordt met een wegdek dat minimaal 1 dB stiller is dan klinkers in keperverband (bijvoorbeeld met stille klinkers of DAB), beschikken alle grondgebonden woningen over minimaal één geluidluwe gevel en geluidluwe buitenruimte.

Om de geluidgevoelige bestemmingen binnen fase IIB te kunnen realiseren, moet de gemeente Barneveld hogere waarden, ten gevolge van het wegverkeerslawaai op de Laan van Verzet (50 km/uur) vaststellen en vastleggen in het kadaster.

Afhankelijk van de wegdekkeuze op de nieuwe wegen binnen fase 2b, kunnen nog aanvullende maatregelen nodig zijn om:

  • geluidluwe gevels en buitenruimten bij de woning, ter plaatse van rekenpunt 005, te realiseren. Als er geen stillere wegdektype dan klinkers in keperverband toegepast wordt op de nieuwe weg, kan bij deze woning een geluidluwe gevel en buitenruimte gerealiseerd worden door een tuinscherm met een hoogte van minimaal 1,1 meter;
  • aan de gemeentelijke indelingseis bij appartementengebouw 082 te kunnen voldoen. Als de gemeente ervoor kiest om een stiller wegdektype dan klinkers in keperverband toe te passen, vervalt de indelingseis. Als klinkers toch gewenst zijn, moet bij de realisatie rekening gehouden worden met de indelingseis. Hierbij kan gedacht worden aan akoestisch gunstige loggia's of balkons, of (plaatselijke) schermen aan de gevels;
  • geluidluwe gevels en buitenruimte bij appartementengebouwen 082, 083 en 084 te realiseren. Hierbij kan gedacht worden aan akoestisch gunstige loggia's of balkons, of (plaatselijke) schermen aan de gevels.

Onderzoek buiten het onderzoeksgebied fase IIB
Ten gevolge van de veranderende verkeersintensiteiten op de bestaande wegen buiten het onderzoeksgebied (Wethouder Rebellaan en Meester Troelstralaan) zal de geluidbelasting op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen niet relevant wijzigen. Het is de verwachting dat het extra verkeer ten gevolge van "Bloemendal" niet zal leiden tot extra geluidhinder bij de bewoners en gebruikers van de bestaande geluidgevoelige bestemmingen langs de Wethouder Rebellaan en Meester Troelstralaan.

Overwegingen ten aanzien van het geluidbeleid
Het geluidbeleid van de gemeente Barneveld ziet er tevens op toe dat de geluidbelasting van 30 km/uur wegen op dezelfde wijze getoetst wordt als wegen onder de Wet geluidhinder. Voor deze wegen kan echter geen hogere waarde worden vastgesteld. Uit de toetsing van deze 30 km/uur wegen aan het geluidbeleid blijkt het volgende:

  • Voor één woning is er geen geluidluwe gevel of geluidluwe buitenruimte aanwezig.
  • Voor 3 appartementsgebouwen wordt voorzien dat maatregelen nodig zijn om aan het geluidbeleid te kunnen voldoen. Bij definitieve uitwerking van het plan dient dan ook opnieuw aan het geluidbeleid te worden getoetst. Maatregelen als loggia's, geluidreducerende balkon schermen of plaatselijke geluidschermen voor ramen dienen daarbij in ogenschouw te worden genomen. Regels in het bestemmingsplan zien er op toe dat deze toets bij uitwerking wordt uitgevoerd: artikel 10.2.1 onder sub e.
  • In het plan is de nieuwe ontsluitingsweg en het 30 km/uur gedeelte van de Laan van verzet uitgevoerd als klinkerverharding in keperverband. Een significante geluidreductie kan worden behaald door hier een stille elementenverharding toe te passen. Alle woningen hebben dan een geluidluwe gevel en veel woningen en appartementsgebouwen een lagere geluidbelasting.

Conclusie
Voor de te realiseren nieuwe geluidgevoelige bestemmingen moeten hogere grenswaarden worden vastgesteld, ten gevolge van het wegverkeerslawaai op de Laan van Verzet (50 km/uur). De procedure voor vaststelling van hogere grenswaarden liep gelijktijdig met de procedure tot bestemmingsplanherziening. Nadat de hogere grenswaarden in het kader van de Wet geluidhinder zijn verleend, vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Het besluit hogere waarden Wet geluidhinder is bijgevoegd (bijlage 6).

5.6 Geur

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan toetst het bevoegde gezag enerzijds of in het plangebied een qua geur acceptabel woon- en leefklimaat gegarandeerd is. Anderzijds is het uitgangspunt dat met het plan de omliggende bedrijven niet vergaand in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt.

Uitgangspunt voor de toetsing zijn de normen zoals die in of op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn vastgelegd. De Wgv maakt het mogelijk om bij verordening af te wijken van de wettelijke geurnormen. De gemeente Barneveld heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt (bij besluit van 7 oktober 2008). Op 18 oktober 2008 is de Verordening geurhinder en veehouderij in werking getreden, waarbij voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Op 15 december 2021 is er een nieuwe Verordening door de raad vastgesteld en is de Verordening geur en veehouderij (vastgesteld op 7 oktober 2008) ingetrokken. Deze nieuwe Verordening geurhinder en veehouderij is in werking getreden op 24 december 2021, waarbij opnieuw voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Het plan is getoetst aan de normen die zijn vastgesteld in deze verordening, voor zover deze normen van toepassing zijn in of rond het plangebied.

Veel bedrijven hebben geen omgevingsvergunning milieu meer nodig, maar vallen onder algemene milieuregels zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Aangezien de geurnormen uit de Wgv vrijwel één op één zijn overgenomen in het Activiteitenbesluit, kunnen bedrijven die onder dit besluit vallen ook gewoon worden meegenomen in de Wgv-toets.

Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

Beoordeling
In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de geurnormenkaart die hoort bij de gemeentelijke geurverordening op grond van artikel 6 Wet geurhinder en veehouderij. Het plangebied Bloemendal IIB is gelegen in de blauw gemarkeerde zone. In deze zone geldt een geurnorm van 6 ouE/m3, wat kan worden aangemerkt als een redelijk goed woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1765-0002_0010.png"
Afbeelding 9 Kaart geurnormen

Rondom het plangebied ligt één agrarisch bouwvlak, aan de Bloemendaallaan 87 (85-89). De geurbelasting vanuit dit bedrijf was bepalend voor het woon- en leefklimaat ter plaatse. Deze locatie is in eigendom verworven door gemeente Barneveld en daardoor geen relevante factor meer.

Andere agrarische bedrijven in de omgeving liggen op meer dan 100 meter afstand van de grenzen van het plangebied.

De conclusie luidt dat het aspect geur geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.7 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt per 1 juli 2017 als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro).

Toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' houdt een antwoord op de volgende rechtsvragen in. Indien een rechtsvraag positief kan worden beantwoord, dient de ladder verder te worden doorlopen. Indien dit niet het geval is, dan is de ladder niet verder van toepassing dan wel kan niet aan de ladder voor duurzame verstedelijking worden voldaan.

  1. 1. Voorziet het onderhavige besluit in een stedelijke ontwikkeling?
  2. 2. Voorziet het onderhavige besluit in een nieuwe stedelijke ontwikkeling?
  3. 3. Is er sprake van een behoefte aan de voorziene ontwikkeling?
  4. 4. Is de voorziene ontwikkeling gelegen buiten bestaand stedelijk gebied?
  5. 5. Is het mogelijk om de voorziene ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren?

Hieronder de antwoorden op bovenstaande vragen wat betreft de functie wonen:

1. Voorziet het onderhavige besluit in een stedelijke ontwikkeling?
Uit de 'overzichtsuitspraak' d.d. 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) blijkt dat wanneer een ruimtelijk besluit voorziet in méér dan 11 woningen, die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie is aan te merken, deze ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling dient te worden aangemerkt.

Het onderhavige ruimtelijke besluit maakt ter plaatse van het plangebied de bouw van circa 246 woningen mogelijk. De ontwikkeling is daarom gelet op de omvang als 'stedelijke ontwikkeling' te classificeren. De 'ladder voor duurzame ontwikkeling' moet verder worden doorlopen.

2. Voorziet het onderhavige besluit in een nieuwe stedelijke ontwikkeling?
Uit de eerder genoemde 'overzichtsuitspraak' blijkt dat van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling kan worden gesproken als uit een onderling samenhangende beoordeling blijkt dat er sprake is van een functiewijziging en dat sprake is van een groter planologisch beslag op de ruimte.

Het plangebied 'Bloemendal' kent thans in hoofdzaak een agrarische bestemming. Gronden met deze bestemming zijn met name bedoeld voor bedrijven met een agrarische bedrijfsvoering. Het onderhavige ruimtelijke besluit maakt ter plaatse van het plangebied de bouw van circa 246 woningen (fase IIB), tot ruim 1.550 woning voor geheel Bloemendal mogelijk. Op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' is het niet mogelijk om binnen het onderhavige plangebied een samenhangend nieuw woongebied te ontwikkelen. Gelet hierop is sprake van een functiewijziging en vindt tevens een vergroting van het planologische beslag op de ruimte plaats. De 'ladder voor duurzame ontwikkeling' moet verder worden doorlopen.

3. Is er sprake van een behoefte aan de voorziene ontwikkeling?
Uit de 'overzichtsuitspraak' blijkt dat, indien sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling', de behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling in het ruimtelijk besluit dient te worden beschreven. Het kan hierbij zowel gaan om de kwantitatieve behoefte als een kwalitatieve behoefte. De beschrijving van de behoefte dient te worden gebaseerd op voldoende actuele, concrete en zo mogelijk cijfermatige gegevens. Het is niet in strijd met art. 3.1.6, tweede lid van het Bro als voor de onderbouwing van de behoefte in het ruimtelijk besluit wordt verwezen naar één of meer onderzoeksrapporten of beleidsdocumenten.

Kwantitatieve behoefte
Uit jurisprudentie blijkt dat de behoefte aan woningen kan worden onderbouwd met gebruikmaking van regionale woningbouwafspraken. Regionale bouwafspraken zijn vastgelegd in de regionale notitie 'advies toedeling woningbehoefte regio FoodValley' (okt. 2017, tabel 2). Deze is als zodanig overgenomen in het uitvoeringsplan Regionale Woonagenda 2.0, regio FoodValley (jan 2018).

Het provinciale Aktieplan Wonen streeft om in Gelderland versnelt tot woningbouw over te gaan en in komende 5 jaar de bouw van 45.000 woningen in de hele provincie te realiseren. Tot 2030 wil de provincie zo'n 80.000 nieuwbouwwoningen gerealiseerd zien.

Daarnaast lopen er de regionale (verstedelijkings-)studies in regio Amersfoort (Ontwikkelbeeld) en regio Foodvalley/Arnhem/Nijmegen (ANF) met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling van deze regio's. Voor Foodvalley staat tot 2040 een gewenste uitbreiding van 40.000 woningen genoemd, voor regio Amersfoort circa 36.000 woningen. De behoefte is mede onderbouwd op basis van een onderzoek van STEC (Woningbehoefte regio Foodvalley, september 2020).

In de gemeentelijke Hoofdlijnennotitie die in juli 2021 door de raad zal worden vastgesteld, wordt aan de hand van verschillende groeiscenario's nader ingegaan op de mogelijke koers van gemeente Barneveld, mede in relatie tot deze regionale ruimtelijke verkenningen. Het advies hierin is om te koersen op een woningbouwprogramma van 8.000 tot 10.000 woningen in de periode tot 2040. In verband met de landelijke ontwikkelingen op de woningmarkt, de gewenste versnelling woningbouw vanuit het Rijk, wil de gemeente de eerstkomende jaren inzetten op een groei met gemiddeld 600 woningen per jaar. Met als speciaal accent dat meer aandacht voor de bouw in de kleinere kernen is gevraagd, 'de kracht van de kernen', mede in verband met het willen versterken van de leefbaarheid in deze kernen.

In de in maart 2021 vastgestelde Woonvisie 2021-2025 'Wonen voor Jong en Oud', was nog de koers van de bouw van gemiddeld 500 woningen per jaar vastgesteld. Daarbij is ook een streefprogramma opgenomen, dat voorziet in een gewenste differentiatie naar huur- en koopprijsklassen.

Gelet op het regionale woningbouwprogramma, het gemeentelijk woningbouwprogramma alsook de genoemde onderzoeken, kan worden gesteld dat het onderhavige planvoornemen past binnen de kwantitatieve behoefte aan woningen in gemeente Barneveld.

Kwalitatieve behoefte
Onderzoeksbureau RIGO heeft in 2019 op basis van het WoON2018 onderzoek een woningbehoefteonderzoek in opdracht van gemeente Barneveld uitgevoerd. Behalve genoemde kwantitatieve ontwikkelingen is ook op de kwalitatieve behoefte ingegaan. Dit heeft geresulteerd in de gemeentelijke woonvisie geresulteerd in het volgende streefprogramma voor de periode 2021-2025.

Tabel: Streefprogramma woningbouw gemeente Barneveld 2021-2025

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1765-0002_0011.png"

*) exclusief onzelfstandige woonruimten (zoals studentenkamers, woonruimten arbeidsmigranten, flex woonruimten voor spoedzoekers, intramurale verpleegplaatsen).

Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Het stedenbouwkundig plan gaat uit van het programma zoals is opgenomen in onderstaande tabel. Per fase kan er worden afgeweken van het streefprogramma in de woonvisie, maar overall wordt dit programma bewaakt. Zo zaten er in fase I relatief veel goedkope woningen en in fase IIA relatief wat minder.

*) Sociale Koop Laag (< 260.000,- januari 2024), Sociale Koop Hoog (< 320.000,-, januari 2024), Middelduur laag betaalbaar (< 390.000,- , januari 2024), Middelduur tot NHG (< 345.000,- januari 2024), Duur > NHG (> 345.000,- januari 2024).

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1765-0002_0012.png"

Het programma, kan gezien de vraag vanuit de markt en de gewenste toevoeging, op voldoende belangstelling rekenen.

4. Is de voorziene ontwikkeling gelegen buiten bestaand stedelijk gebied?
Uit de wetstekst en de 'overzichtsuitspraak' blijkt dat indien de 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' buiten 'bestaand stedelijk gebied' is gelegen, de verantwoording in het ruimtelijke besluit een motivering dient te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Ex artikel 1.1.1 van het Bro verstaat onder 'bestaand stedelijk gebied': bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

Het voorgaande bestemmingsplan maakt slechts een beperkt stedenbouwkundig samenstel van bebouwing, infrastructuur en groen mogelijk. Het gaat echter in belangrijke mate om agrarische bedrijfsvoering. Gelet daarop is het onderhavige plangebied voornamelijk gelegen buiten het 'bestaand stedelijk gebied' van de kern Barneveld.

5. Is het mogelijk om de voorziene ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren?
Realisatie van genoemd aantal woningen (circa 246 woningen in de fase IIB, totaal Bloemendal ruim 1.550 woningen) door middel van inbreiding binnen de kern Barneveld ligt niet voor de hand. De kern Barneveld is relatief 'jong' en kent veel naoorlogse woningbouw. De grootste aantallen zijn vanaf de jaren zeventig gerealiseerd. Derhalve kent Barneveld weinig herstructurering en weinig (beschikbare) functieveranderingslocaties binnen de kern. Er is ook geen leegstand van bestaand vastgoed.

Bloemendal speelt een belangrijke rol in het invullen van de kwantitatieve opgave die er ligt, naast de kwalitatieve overwegingen (behoefte). Er is zeer beperkt sprake van inbreidingslocaties. Deze aantallen verhouden zich niet tot genoemde ruimteclaim voor ruim 1.550 woningen.

Na de afronding van Veller II en Eilanden-Oost is deze locatie gewenst om de vraag naar woonruimte te accommoderen. Ook gezien de beperkte inbreidingscapaciteit die de kern Barneveld (meer) heeft (relatief weinig leegstand en weinig functieveranderingslocaties) is woningbouw op een uitleglocatie noodzakelijk.

De kern Barneveld kan derhalve enkel worden uitgebreid buiten bestaand stedelijk gebied. Onderhavige locatie wordt daarbij als geschikt aangemerkt, aangezien het aansluit op een bestaande buurt in Barneveld Noord (De Vaarst) en de nabijheid van bestaande voorzieningen als sportvelden, basis- en voortgezet onderwijs en nabij de A30/A1.

De locatie ligt op fietsafstand van het centrum en van het NS-station. Het plangebied voor Bloemendal was als zoekzone voor wonen al opgenomen in de vastgestelde Structuurvisie Kernen Barneveld 2022 (in 2011 vastgesteld).

Geconcludeerd wordt dat in deze situatie sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling. De onderbouwing van de functie supermarkt is opgenomen in bijlage 22.

5.8 Leidingen En Laagvliegroutes

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van dit bestemmingsplan bescherming behoeven (bijlage 21). Om die reden zijn de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - Riool' opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. De gedeeltelijke verlegging van een gasleiding van Liander is noodzakelijk.

Er zijn geen straalpaden of laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.

5.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen heeft betrekking op de vraag of de gevolgen van een plan voor de luchtkwaliteit dienen te worden onderzocht. In het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) dient de luchtkwaliteit ter plaatse van nieuwe gevoelige bestemming die gelegen zijn op een afstand van minder dan 300 m vanaf de rand van een rijksweg of minder dan 50 m vanaf de rand van een provinciale weg te worden beoordeeld. In dit geval is er geen sprake van een plan waar een gevoelige bestemming in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen mogelijk wordt gemaakt. Toetsing aan dit besluit behoeft derhalve niet plaats te vinden.

Tevens dient te worden beoordeeld of het mogelijk maken van nieuwe woningen, gelet op de bestaande luchtkwaliteit ter plaatse, in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Binnen het plangebied worden enkel woningen mogelijk gemaakt. Het aantal te realiseren woningen binnen dit plan overschrijdt de grens voor het maximaal aantal woningen dat mogelijk is onder het Besluit Niet In Betekende Mate bijdrage aan de luchtkwaliteit niet. Hiermee is een onderzoek naar de emissie vanuit dit plan vanwege de luchtkwaliteit niet noodzakelijk. Het plan draagt niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit.

Beoordeling
In opdracht van gemeente Barneveld heeft ingenieursbureau SPA WNP uit Ede een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd ten behoeve van de woonwijk Bloemendal fase IIB, rapport d.d. 30 november 2023, (bijlage 24).

Het plan voldoet ruim aan de criteria zoals deze gelden voor NIBM. Met andere woorden, de realisatie van de nieuwe bestemmingen draagt niet of nauwelijks bij aan de luchtverontreiniging en is in dat opzicht niet in betekenende mate. Daarom is een onderzoek naar de luchtkwaliteit en/of toetsing aan de grenswaarden voor de realisatie van de nieuwe bestemmingen niet nodig.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van de nieuwe en bestaande bestemmingen (woningen en scholen) verder onderzocht en berekend. Hieruit blijkt dat zowel in de toekomstige situatie zonder planrealisatie (autonome situatie) als in de situatie na planrealisatie de berekende concentraties, ten gevolge van het (extra) verkeer op de wegen, ruim lager zijn dan de grenswaarden. Ook wordt aan de advieswaarden uit het Schone Lucht Akkoord voldaan.

De conclusie is dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling.

5.10 Milieueffectrapportage

De verplichting om een milieueffectrapport op te stellen geldt als er sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De activiteiten waarvoor dit geldt zijn opgenomen in Bijlage C en activiteiten waarvoor dat mogelijk geldt zijn opgenomen in Bijlage C respectievelijk Bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage. Woningbouwprojecten zijn alleen opgenomen in Bijlage D onder 11.2: stedelijke ontwikkelingsprojecten.

Voor activiteiten genoemd in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage moet het bevoegd gezag beoordelen of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dat gebeurt door de gevolgen van de voorgenomen activiteit te toetsen aan de criteria van Bijlage III van de Europese richtlijn milieueffectrapportage. Als er een passende beoordeling moet worden gemaakt en het plangebied betreft een relatief klein gebied in de gemeente, dan geldt een plan-m.e.r.-beoordelingsplicht. Als uit die plan-m.e.r.-beoordeling blijkt dat er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, dan is een plan-m.e.r. noodzakelijk.

Een derde mogelijkheid waardoor een m.e.r.-plicht zou kunnen gelden is als de activiteit als zondig is aangewezen in de provinciale milieuverordening. De provincie Gelderland heft hier geen gebruik van gemaakt.

Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 153 woningen maar maakt onderdeel uit van een ontwikkeling van ongeveer 1.500 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee onder de drempelwaarden. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Op 19 december 2023 is bij besluit van college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld vastgesteld dat ten behoeve van de vaststelling van dit bestemmingsplan geen milieueffectrapportage nodig is, omdat er ten gevolge van dit plan geen belangrijke nadelige effecten voor net milieu kunnen optreden. Het besluit is als bijlage 7 opgenomen.

Het woningbouwproject vindt plaats op een locatie ten oosten van de A30 en ten zuiden van de A1. Het gebied heeft geen bijzonder kenmerken. Ook gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Passende beoordeling via de Wet natuurbescherming
Voor het vaststellen van plannen die significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied kunnen hebben, dient een passende beoordeling gemaakt te worden (artikel 7.2a Wet milieubeheer juncto artikel 2.8, eerste lid Wet natuurbeschermingswet). Uit de beoordeling van het aspect ecologie (zie paragraaf 5.3) blijkt dat er voor dit plan geen passende beoordeling nodig is. De plan-m.e.r-(beoordelings)plicht op grond van de noodzaak van een passende beoordeling voor de Wet natuurbescherming is hier niet aanwezig. Er is voor dit plan geen passende beoordeling nodig.

Conclusie
De conclusie is dat er geen milieueffectrapportage nodig is, omdat zich geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunne voordoen.

5.11 Milieuzonering

Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, worden in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.

In dit kader zijn voor dit plan de volgende bedrijven en aspecten van belang:

  • sportvelden ten zuiden van het plangebied, aan de Wethouder Rebellaan 136
  • sporthal "Oosterboshal", aan de Wethouder Rebellaan 138
  • sportschool aan de Wethouder Rebellaan 134
  • nieuwe school binnen het plangebied
  • nieuwe supermarkt en winkelruimten binnen het plangebied
  • nieuw gezondheidscentrum binnen het plangebied

Op basis van de VNG-publicatie valt het sportcomplex en de sportvelden onder milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter. Gemotiveerd kan hiervan afgeweken worden, aangezien de afstand tussen de sportvelden en de nieuwe milieugevoelige functies (minimaal) 30 meter bedraagt. Eerste vereiste is om dan te voldoen aan de richtwaarden voor een rustige woonwijk (45 dB(A) etmaalwaarde).

De sportvelden zijn voorzien van een 3 meter hoge geluidwerende voorziening en de doelplanken zijn akoestisch geluidarm uitgevoerd. Op 30 meter afstand is hierdoor in dit geval een goed woon- en leefklimaat geborgd. Door de geluidswal en de voorzieningen aan de plank in de goal worden de geluidemissies verder gereduceerd. Een indicatieve berekening duidt er op dat de waarde van 45 dB(A) voor een rustige woonwijk ook wordt gehaald.

De sportschool aan de Wethouder Rebellaan 134 valt op basis van de VNG-publicatie onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter. De afstand van de sportschool tot de dichtstbij geplande nieuwe woning bedraagt 30 meter. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan.

Ook de nieuwe basisschool binnen het plangebied valt op basis van de VNG-publicatie onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan in dit plan.

De nieuwe supermarkt en overige detailhandel binnen het plangebied valt op basis van de VNG-publicatie onder milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 meter. Hetzelfde geldt voor het gezondheidscentrum. Aan deze richtafstand wordt voldaan in dit plan, met uitzondering van de studio's die zich boven de winkelruimten bevinden. Het gaat om een gebouw met gemengde functies (detailhandel op de begane grond en wonen op de verdieping), waarbij de functies bouwkundig van elkaar gescheiden moeten worden. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en de detailhandelsbedrijven zijn daarbij toereikend. Daarbij zal uit onderzoek moeten blijken dat in de representatieve bedrijfssituatie bij de woonstudio's voldaan wordt aan de geluideisen uit het Activiteitenbesluit voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidniveaus die gelden voor de inrichting.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat bij de nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen een goed woon- en leefklimaat zal zijn gewaarborgd.

5.12 Natuur En Landschap

Hoofdstuk C3 uit het Masterplan Barneveld-Noord (bijlage 25) is gewijd aan het landschap. Verder is hoofdstuk D2 van het genoemde masterplan over het landschappelijk raamwerk van belang.

Belangrijke lijnen in het landschap zijn ingepast in de stedenbouwkundige opzet, waardoor het huidige landschap gerespecteerd wordt.

De belangrijkst weg in plangebied "Bloemendal IIB" is de doortrekking van de Laan van Verzet. Komende vanaf De Nijkerkerweg, in deelgebied "Bloemendal I" (in het westen) en ongeveer midden in het plangebied omhoog buigend naar de toekomstige fase Bloemendal IV, waar deze uiteindelijk terug zal buigen naar het deelgebied "Bloemendal IIA".Het profiel van de Laan van Verzet wordt doorgetrokken in deze fase met uitzondering van het stuk waar deze van een 50 km/u naar een 30 km/u weg wordt afgewaardeerd. Dit is ter hoogte van het voorzieningenplein. Hier ontdubbelt de laanbeplanting zich ook om zo het profiel van de weg te versmallen.

In de bestaande situatie kent het landschap in het plangebied "Bloemendal IIB" een drietal houtopstanden / solitaire bomen, die zich van oost naar west oriënteren. De stedenbouwkundige opzet van de wijk heeft hier zoveel als mogelijk rekening mee gehouden om deze in de toekomstige woonwijk in te passen. Waar mogelijk worden de houtopstanden aangevuld met een voornamelijk inheems assortiment. Hierbij zijn dan ook de aanwezige watergangen / perceelgrenzen ingezet als nieuwe groene-blauwe velden, waarin (regen-)water kan worden begeleid naar de aanwezige laagte in het westen in het plangebied. In de groene-blauwe velden kan worden gespeeld, gerecreëerd en de hond kan worden uitgelaten.

De nieuwe structuren worden aangebracht om zo een aantrekkelijk beeld, maar vooral verscheidenheid aan te brengen die zowel de flora als fauna ten goede komt. Hierbij rekening houdend dat het een gasloze wijk wordt, waarbij de woningen kunnen worden voorzien van zonnepanelen. Ze sluiten daarbij aan op de eerder gerealiseerde laagte. De randen van deze zone kunnen worden gebruikt door recreanten en bewoners.

Doordat het parkeren veelal in parkeerhofjes, aangekleed met bomen en/of begroeide pergola's, is gepositioneerd, ontstaan ruimtes tussen de woningen/appartementen om grotere aaneengesloten groenzones te ontwikkelen.

Wat betreft de inrichting van het openbaar gebied en spelen: het plangebied "Bloemendal IIB" wordt ingericht volgens de normen uit het Speelruimteplan 2016-2025 dat de raad van gemeente Barneveld heeft vastgesteld op 25 mei 2016. Er komt in de nieuwe woonwijk een grote centrale speelplek die het ontmoetingspunt is voor jong en oud. Er is expliciet ruimte gemaakt voor jongvolwassen, waarbij gedacht wordt aan ruimte voor balspel en/of (buiten) fitnes/sport.

Binnen het plangebied komt een hondenuitlaatplaats (hup), waar honden los mogen lopen. Voor de hele wijk geldt een opruimplicht, zoals die in alle kernen van de gemeente geldt.

In opdracht van gemeente Barneveld heeft Pius Floris Boomverzorging uit Veenendaal een bomeneffectanalyse (hierna kortweg: BEA) uitgevoerd (bijlage 10). In het rapport zijn de mogelijkheden voor herinrichting benoemd. Verder is aangegeven welke bomen duurzaam zijn te behouden en welke niet. Bij de inrichting van natuur en landschap in het plangebied volgt gemeente Barneveld de BEA.

5.13 Ontplofbare Oorlogsresten

Gemeente Barneveld heeft voor haar gehele grondgebied een historisch vooronderzoek uit laten voeren naar de aanwezigheid van Ontplofbare Oorlogsresten (OO) uit de Tweede Wereldoorlog. Gemeente Barneveld heeft de "Beleidsnota Ontplofbare Oorlogsresten" vastgesteld.

Uit het beleid volgt dat een initiatiefnemer, ingeval voor de realisering van een plan grondverzet noodzakelijk is (hier: de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk), Omgevingsdienst De Vallei moet laten beoordelen of er risico's zijn te verwachten betreffende OO. In een bijlage van de Nota is een stroomschema opgenomen waar de noodzakelijke stappen in zijn beschreven.

Bij de beoordeling maakt de omgevingsdienst gebruik van de gemeentelijke OO-Belastingkaart en het hiervoor genoemde historisch vooronderzoek.

Volgens het vooronderzoek van Expload met kenmerk RN-14037-2.0 van 27 oktober 2015 blijkt dat de planlocatie niet verdacht is van ontplofbare oorlogsresten. De onderstaande afbeelding is een kaartuitsnede van de OO-belastingkaart van gemeente Barneveld, waarop het plangebied is te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1765-0002_0013.png"
Afbeelding 10 OO-belastingkaart

Voor de bestemmingsplanprocedure is daarmee in voldoende mate aangetoond dat er geen risico's zijn voor de ontwikkeling van de locatie met betrekking tot ontplofbare oorlogsresten.

Er is geen aanvullend onderzoek nodig naar ontplofbare oorlogsresten.

5.14 Veiligheid En Gezondheid

Om een veilige omgeving te creëren of te behouden is er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden. Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen. Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de “Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid” een uitgave van Brandweer Nederland worden deze eisen gesteld. Voor wat betreft de bereikbaarheid zijn er binnen de gemeente Barneveld hoofd- en subaanrijdroutes vastgesteld.

Tevens worden er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de bestemming. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet zo is. De opkomsttijden zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio’s (1 oktober 2010) met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio’s. In het Besluit zijn de tijdnormen voor de opkomsttijden vastgelegd.

Situatie
Nieuwe ontwikkelingen zullen worden getoetst aan de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid, het Besluit veiligheidregio’s en aan de eisen van de aangewezen hoofd- en subaanrijdroutes. Dit zal gebeuren bij de bouwplannen en inrichtingsplannen.

Conclusie
Er zijn voor wat betreft de eisen voor de veiligheid geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Gezondheid
De aanwezigheid van een intensieve veehouderij kan invloed hebben op de gezondheid van omwonenden. Uit het onderzoek Veehouderij Gezondheid Omwonenden (VGO) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu is gebleken dat longontsteking vaker voorkomt bij mensen die in veedicht gebied wonen. Een deel van de longontstekingen is geassocieerd met het wonen in de buurt van een geitenhouderij. De oorzaak is niet duidelijk. Met andere woorden: het wonen in de buurt van een geitenhouderij verhoogt de kans op een longontsteking, maar we tasten nog in het duister wat deze verhoogde kans veroorzaakt.

Eind oktober 2020 kwam de GGD met de richtlijn 'Veehouderij en gezondheid'. De richtlijn gebruikt de GGD bij de advisering over ruimtelijke plannen. De GGD heeft twee uitgangspunten bij zijn adviezen.

De eerste is voorzorg: wees terughoudend met het plaatsen van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen, en ziekenhuizen) en veehouderijen binnen 250 meter van elkaar (bij geitenhouderijen binnen 2 kilometer).

Het tweede uitgangspunt is het streven om de uitstoot van geur, stof, endotoxinen (kleine stukjes bacteriën) en ammoniak van veehouderijen te verminderen.

De GGD-richtlijn betreft een niet-bindende aanbeveling en deze bevat geen harde normen. De richtlijn heeft geen bindende status. De GGD heeft niet willen uitsluiten dat er nieuwe woningen komen in de omgeving van geitenhouderijen. De GGD adviseert doorgaans aan gemeenten om in hun besluitvorming het risico van longontsteking zorgvuldig mee te wegen.

Volgens de GGD is het risico op longontsteking het hoogst binnen een straal van 500 meter. Buiten die straal loopt het verhoogde risico af. Omdat we niet weten waardoor de longontstekingen rondom geitenhouderijen wordt veroorzaakt, ontbreekt het inzicht in effectieve bronmaatregelen om gezondheidsrisico's te voorkomen.

Conclusie
Het plangebied bevindt zich in de invloedssfeer van de bedrijven:

  • Geitenhouderij aan de Peutweg 1-3 in Barneveld
  • Geitenhouderij aan de Kallenbroekerweg 133 in Barneveld

De afstand tussen het nieuwe bouwvlak van de eerstgenoemde geitenhouderij en de dichtstbijzijnde nieuwe woning in het plangebied "Bloemendal IIB" zal ongeveer 900 meter bedragen. De afstand tussen het tweede bedrijf en de dichtsbijzijnde nieuwe woning in het plangebied zal ongeveer 1.500 meter bedragen. De meeste nieuwe woningen komen dus in het gebied waarvoor een licht verhoogde risico op longontsteking geldt. Desondanks is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd in het plangebied.

Uit jurisprudentie blijkt dat het gemeentebestuur in de afweging van belangen het zwaarwegende, maatschappelijke belang van de urgente woonbehoefte mag laten prevaleren. Het is zeer belangrijk dat er voldoende woningen worden gebouwd. In gemeente Barneveld is de agrarische sector groot. Het is nu eenmaal een veedicht gebied. Het is dan ook onmogelijk om bij woningbouw overal de strengste voorzorgsrichtlijnen in acht te nemen. Anders zou de woningbouwproductie sterk afnemen. Naar ons oordeel is het verantwoord en aanvaardbaar om de bouw van 246 woningen mogelijk te maken. De mogelijke gezondheidsrisico's voor de nieuwe bewoners vanwege de genoemde bedrijven acht het bestuur van gemeente Barneveld gering. De voorzorgsrichtlijn is niet doorslaggevend in de belangenafweging ook omdat het causale verband tussen geitenhouderijen in de omgeving en de hogere incidentie van longontstekingen (nog) niet is aangetoond.

5.15 Verkeer

Bereikbaarheid en verkeersveiligheid
Het plangebied "Bloemendal IIB" is bereikbaar via de Laan van Verzet, welke weer via een verkeerslicht geregeld kruispunt ontsluit op de Nijkerkerweg. Dit VRI-kruispunt is ingericht om de verkeersgeneratie van geheel Bloemendal op een goede manier te kunnen verwerken. De Laan van Verzet is de toekomstige hoofdstructuur door Bloemendal, ingericht als gebiedsontsluitingsweg 50 km/uur waarbij fietsers gebruik maken van de naastgelegen vrij liggende tweerichtingenfietspaden of parallelwegen.

Het gedeelte van de Laan van Verzet tussen de brug bij het 'Zondagspad' en net voorbij de ontsluitingsweg richting de Wethouder Rebellaan wordt ingericht als 30 km/uur gebiedsontsluitingsweg (GOW-30). Dit vanwege dat er een aantal inritten en zijstraten kort op elkaar zijn gelegen met naar verwachting veel bestemmingsverkeer naar deze inritten en zijstraten door verkeer aantrekkende functies zoals een gezondheidscentrum, school, supermarkt / detailhandel, maar ook vanwege te verwachten oversteekbewegingen door fietsers en voetgangers. Het 30 km/uur gedeelte krijgt een afwijkend wegbeeld ten opzichte van het 50 km/uur gedeelte: zo wordt dit gedeelte uitgevoerd in elementenverharding, komt er een plateau ter hoogte van de aansluiting met de toegangsweg naar de Wethouder Rebellaan en ligt het voetpad tegen de rijbaan aan in plaats van op enige afstand van de rijbaan. In het noorden van plangebied "Bloemendal IIB" kruist de hoofdfietsroute Koeriersterspad de Laan van Verzet, dit kruispunt wordt vormgegeven als fietsoversteek met midden eiland, waarbij de overstekende fietser voorrang moet verlenen aan gemotoriseerd verkeer op de Laan van Verzet.

Alle zijstraten -of parkeerterreinen die ontsluiten op de Laan van Verzet worden aangesloten middels een uitritconstructie. De enige uitzondering hierop is de toegangsweg naar de Wethouder Rebellaan welke wordt aangesloten middels een plateau met voorrangsregeling. Dit om te benadrukken wat de route is tussen Bloemendal & woonwijk de Vaarst tussen de Laan van Verzet en de Wethouder Rebellaan. Deze route zal naar verwachting voornamelijk gebruikt gaan worden door bewoners van de Vaarst en Bloemendal om de voorzieningen in het gebied te kunnen bereiken. De toegangsweg wordt daarom ingericht als 30 km/uur zone met elementenverharding en is gecategoriseerd als erftoegangsweg waarbij fietsers gebruik maken van de rijbaan. Voor voetgangers komt aan één zijde een trottoir.

Centraal in het plangebied "Bloemendal IIB" komt een plein met daar om heen appartementen en een supermarkt / detailhandel met daarboven studio's. Rond dit plein is een "parkeerstraat" voorzien. Om doorgaand gemotoriseerd verkeer over de "parkeerstraat" te ontmoedigen (deze kunnen de toegangsweg tussen Laan van Verzet en Wethouder Rebellaan beter gebruiken) wordt de parkeerstraat aangesloten middels uitritconstructies en worden voetgangersoversteekplaatsen gerealiseerd, zowel richting de school als voor overstekende voetgangers met bijv. boodschappen. Fietsers kunnen op meerdere locaties het plein betreden en aan de randen rijwielen stallen. Tussen het plein en de Bloemendaallaan komt een vrijliggend tweerichtingenfietspad met voetpad om de bereikbaarheid voor fietsers en voetgangers vanuit de bestaande woonwijk te borgen en het aantrekkelijk te maken dit lopend of fietsend te doen. Deze verbinding maakt ook een speelplek met wijkfunctie bereikbaar.

De wijkschool is voor gemotoriseerd verkeer bereikbaar via de "parkeerstraat". De school is voor fietsers goed bereikbaar doordat het perceel aan twee zijden bereikbaar is via een tweerichtingenfietspad en het 'Zondagspad', wat aansluit op de hoofdfietsstructuur van Bloemendal. De school en het schoolplein liggen zo ver mogelijk van de gemotoriseerd verkeerroute naar de Laan van Verzet af om een veilige schoolomgeving te borgen. Langs het schoolplein is uitsluitend parkeren en Kiss & ride voorzien.

De bevoorrading van de supermarkt is voorzien middels een rondrij-principe. Hiermee rijdt een vrachtwagen die komt bevoorraden aan de ene kant van de laad en los plaats in en aan de andere zijde er weer uit. Hiermee worden achteruitrijdende vrachtwagens voorkomen waarmee de verkeersveiligheid voor het laden -en lossen geborgd is. De route rond het plein is geschikt om via de Laan van Verzet aan te rijden maar ook om het gebied weer te verlaten. De laad -en los plaats is van beide kanten in -en uit te rijden.

De woongebieden ten noorden van het plein en de voorzieningenfuncties, zowel ten westen als ten oosten van de Laan van Verzet, worden beiden ontsloten middels twee uitritconstructies, zodat in geval van een calamiteit altijd een alternatief beschikbaar is. Ook maakt dit rondrijden mogelijk voor bijvoorbeeld een vuilnis -of verhuiswagen, zonder dat deze hoeft te steken of keren in het woongebied. De woongebieden worden ingericht als 30 km/uur zones, gecategoriseerd als erftoegangswegen en ingericht met elementenverharding. Voor voetgangers wordt vrijwel overal aan tenminste één zijde van de rijbaan een trottoir gerealiseerd, met uitzondering van enkele zeer autoluwe doodlopende gedeeltes.

De 30 km/uur erftoegangsweg tussen de Laan van Verzet en de Wethouder Rebellaan kruist een tweerichtingenfietspad tussen de Bloemendaallaan en de IKC Juliana school. Vanwege de toename van verkeer op deze weg wordt dit kruispunt ingericht als twee richtingen fietsoversteek in de voorrang, met een midden geleider. Dit is een in Barneveld uniform toegepaste ontwerp voor een dergelijke fietsoversteek in de voorrang. Het kruispunt van deze erftoegangsweg met de Wethouder Rebellaan zelf wordt vormgegeven als kruispuntplateau, waarbij een voorrangsregeling wordt ingesteld waarbij verkeer op de Wethouder Rebellaan voorrang heeft.

Toegankelijkheid
Vanwege de wijkfunctie van de voorzieningen is het plangebied "Bloemendal IIB" getoetst op toegankelijkheid. Zo wordt er voorzien in gelijkvloerse oversteekmogelijkheden, afritjes waar nodig en geleide lijnen zodat voor iedereen het openbaar gebied rond de voorzieningen te gebruiken is.

Parkeren
Voor het bepalen van de parkeereis is de ligging van het plangebied bepaald in de zone Barneveld Rest Kom. Het programma is opgenomen in de parkeerbalans in bijlagen 28, 29, 30, 31, 32. Voor het woonprogramma zijn geen reductiefactoren toegepast. Voor de school is het scenario 'Gemiddeld' aangehouden; de school in Bloemendal is bedoeld als 'wijkschool'. Dat betekent dat de kinderen vooral uit de directe omgeving komen en naar verwachting weinig met de auto zullen komen. Omdat Bloemendal echter een grote wijk wordt zullen niet alle kinderen met de fiets of lopend naar school komen, zeker uit de toekomstige deelgebieden die verder van de school af gelegen zijn. Voor het inrichtingsplan van de wijk is daarom de parkeereis uit scenario gemiddeld aangehouden.

Omdat er meerdere functies in het gebied komen, verschilt de onderlinge parkeervraag per dagdeel van een aantal functies, zoals de supermarkt, gezondheidscentrum en de school, terwijl veel bewoners conform de aanwezigheidspercentages overdags niet aanwezig zijn. Daarom is in het bepalen van de parkeerbalans rekening gehouden met dubbelgebruik, op basis van de in de Nota Parkeernormen vastgestelde aanwezigheidspercentages. De hoogste gestapelde werkelijke parkeervraag is gehanteerd als parkeereis en in het plangebied wordt daar in voorzien. Het plangebied "Bloemendal IIB" is voor het bepalen van de locaties van de parkeerplaatsen opgedeeld in vier deelgebieden, zodat binnen acceptabele loopafstand de parkeerplaatsen gesitueerd zijn. Het plangebied voldoet in voldoende goed bruikbare parkeerplaatsen om aan de parkeereis te voldoen. Mocht in de toekomst blijken dat het dubbelgebruik anders uitpakt dan verwacht, kan op dat moment overwogen worden dit nog te reguleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1765-0002_0014.png"Afbeelding 11 Indeling zones parkeerbalans

5.16 Water

Masterplan watersysteem Bloemendal
Het plangebied van de wijk Bloemendal wordt omsloten door de Valleilijn, de wijk De Vaarst, het Oosterbos, de Thorbeckelaan, de Nijkerkerweg en een zone langs de Esvelderbeek. De wijk biedt ruimte voor ca. 1500 woningen en wordt in fasen gerealiseerd. Het Masterplan watersysteem Bloemendal behandelt het totale plangebied Bloemendal.

Dit plan (bijlage 26) beschrijft de ambities en ontwerpuitgangspunten waaraan het watersysteem in Bloemendal moet voldoen. Tevens geeft het plan inzicht in de grondwaterstanden en handvatten voor de invulling van de waterberging.

Voor de ontwikkeling van Bloemendal zijn de gebiedskenmerken "beekdal" en "ervenstructuur" bepalend voor de uitwerking van het stedebouwkundig en waterhuishoudkundig plan. Daarnaast zijn algemeen geldende waterdoelen van belang:

  • een veilig en goed woonklimaat: droge voeten en geen wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met klimaatscenario's;
  • een klimaatrobuust en duurzaam watersysteem: voorkomen van afvoer grondwater en voldoende waterberging;
  • een gezond watersysteem: beperken van ziektes door afvoer van afvalwater en goede waterkwaliteit.

Waterhuishouding- en rioleringsplan woonontwikkeling Bloemendal fase IIB
Dit waterhuishoudingsplan (bijlage 43) beschrijft de wijze waarop de waterhuishouding en riolering is geïntegreerd binnen het ruimtelijk plan voor het deelgebied fase IIB. Het plan is daarmee een nadere uitwerking van het Masterplan.

Dit plan beschrijft voor de bestaande situatie de aspecten hoogteligging, bodemopbouw, grondwater, oppervlaktewater en riolering en geeft gedetailleerd aan hoe de waterhuishouding en riolering in het deelgebied fase IIB geregeld worden.

Gebiedsinventarisatie

Hoogteligging, bodemopbouw en grondwater
De gemeente heeft het terrein volledig ingemeten. De maaiveldhoogtes in fase IIB variëren grofweg van 8,20 m NAP in het westen tot 9,50 m NAP in het oosten.

Op de Bodemkaart van Nederland is het plangebied grotendeels gekarteerd als lemig fijn zand (vlakvaaggronden).

Op basis van boringen is vastgesteld dat de bodem voornamelijk uit uiterst tot matig fijn zand bestaat. Dit zand heeft gemiddeld een doorlatendheid van 4 tot 5 meter per dag. In de zandlaag bevinden zich ook leem-, klei- en veenlagen op verschillende dieptes, voornamelijk tussen de 0,5 en 1,5 meter, op een enkele plaats op een diepte van minder dan 50 cm. Deze leemlagen hebben een zwak tot sterk zandig karakter en zijn over het algemeen goed doorlatend en hebben een lage weerstand.

Op basis van peilbuizen en een grondwatermodel is een betrouwbaar beeld verkregen van de gemiddeld hoogste grondwaterstanden (GHG). De berekende GHG varieert van 0 (nabij Zijtak Trammelantbeek) tot 0,2 - 0,5 meter (oostzijde plangebied) onder maaiveld.

Oppervlaktewater
Het watersysteem rondom het plangebied is in beheer bij het Waterschap Vallei en Veluwe. De Zijtak Trammelantbeek loopt dwars door het plangebied en voert vrij af naar het westen. Dit betreft een A-watergang. Deze beek voert vervolgens door de laagte (gelegen tussen Bloemendal fase I en IIB) in noordwestelijke richting af naar de Esvelderbeek. Het waterpeil in de Zijtak Trammelantbeek varieert afhankelijk van de periode in het jaar. Visuele waarnemingen geven het beeld van een watervoerende Zijtak Trammelantbeek het jaar door op circa 7,50 m NAP.

Bovenstrooms in deze beek ligt een stuw nabij de Bloemendaallaan. Deze reguleert het waterpeil in het oppervlaktewater van woonwijk De Vaarst en heeft een doorlaat op 8,5 m NAP. In het kader van Bloemendal fase IIA wordt er stroomafwaarts in de Zijtak Trammelantbeek, ter hoogte van de aansluiting op de Trammelantbeek, een stuw (vertraagde afvoer op 6.95 m NAP en stuwhoogte op 8,30 m NAP) geplaatst. De berging in de Zijtak Trammelantbeek (plas-draszones in de laagte) wordt benut vanaf een waterpeil in de beek van 7,80 m NAP. Dit gebeurt wanneer de waterafvoer in de beek groter is dan de toegestane vertraagde afvoer.

Aan de zuidkant van het plangebied ligt een C-watergang. Op deze watergang loost de drainage van de sportvelden en een deel van de greppels langs de Bloemendaallaan. De watergang langs de sportvelden heeft een vrije afvoer op de al aangelegde bergingsvijver ten behoeve van Bloemendal fase I. De vijver wordt op peil gehouden door een vaste stuw. Het rustwaterpeil is 7,70 m NAP en kan maximaal stijgen tot 8,70 m NAP.

Er liggen nog enkele oostwestgerichte C-watergangen in, of aan de rand van, het gebied. Deze komen (in)direct uit in de Zijtak Trammelantbeek. Langs de Bloemendaallaan bevindt zich ook een C-watergang.

Riolering
In het plangebied zelf is geen riolering aanwezig. In de Bloemendaallaan ligt een gemengd riool. Het water wordt via een gemaal verpompt naar het vrij verval riool in de woonwijk De Vaarst.

In het deelgebied "Bloemendal I" ligt een gescheiden rioolsysteem. Het hemelwater wordt bovengronds afgevoerd naar omliggend groen, wadi's en de bergingsvijver. Het vuilwaterriool voert af naar een transportriool (diameter 1000 mm) in de Nijkerkerweg. In fase I is een ontvangstput gerealiseerd voor een aansluiting van een persleiding uit fase IIB. De persleiding hoort bij een te realiseren pompgemaal in fase IIB.

Hemelwater
De ontwikkeling van Bloemendal fase IIB mag niet leiden tot meer afvoer van hemelwater dan in de huidige situatie (de zogenaamde landelijke afvoer). Dit betekent dat er waterberging in het plangebied nodig is met een gedoseerde afvoer naar het watersysteem buiten het plangebied. De hoeveelheid waterberging is afgestemd op de maatgevende bui van het Waterschap Vallei en Veluwe (87 mm in 24 uur). Er is een bergingsopgave van 2.062 m3.

De waterberging wordt gevonden in de reeds bestaande vijver en plas-dras berging (geïntegreerd met de te behouden Zijtak Trammelantbeek) aan de westrand van het plangebied. Het zuidelijk deel van fase IIB voert het water af naar de vijver, het noordelijk deel voert af naar de plas-drasberging of de wadi's. De capaciteit van deze reeds gerealiseerde bergingen is bedoeld voor de ontwikkeling van Bloemendal fase I, IIA en IIB. De vijver heeft een overcapaciteit van 2.678 m3 die voor fase IIB beschikbaar is. De plas-dras berging ter hoogte van fase IIB heeft een overcapaciteit van 246 m3 die voor IIB gebruikt kan worden.

Tevens worden wadi's (inhoud 105 m3) in het plangebied gerealiseerd. Deze wadi's zijn droogvallend, geschikt voor de aanplant van grassen, kruiden en struiken. De appartementengebouwen en de school krijgen een groen dak met 60 mm waterberging. Bij 36 grondgebonden woningen kan aan de voorwaarden voor infiltratiekratten worden voldaan. Dit levert 36 m3 berging op.

De openbare wegen voeren het hemelwater van alle openbare verhardingen en het overtollig dakwater bovengronds af naar de oostwestgerichte groenblauwe velden. Dit zijn de openbare groene ruimtes, aangelegd met een verlaagd profiel om afstroming mogelijk te maken naar de waterbergingszones. Er is een nauwkeurig peilenplan (woningen, wegen) opgesteld dat bovengrondse afvoer mogelijk maakt. Het vloerpeil van de woningen ligt altijd hoger dan de openbare ruimte. Bij bovengrondse afwatering is water op straat acceptabel zo lang het geen schade veroorzaakt en de situatie beperkt blijft tot stroming over de rijbaan. Hier wordt in het ontwerp aan voldaan. Door bovengrondse afvoer blijft het water zichtbaar en draagt het bij aan de bewustwording van een klimaatbestendig afwateringssysteem.

Zesendertig percelen bufferen 1 m3 aan hemelwater in de vorm van een infiltratievoorziening waar ten minste het dak van de woning (en eventuele overige gebouwen op het perceel) op is aangesloten. Onder en rondom het infiltratiekrat wordt grondverbetering toegepast. De overloop van het krat vindt plaats via een voorziening op de perceelsgrens (voor- of achterzijde) op maaiveldniveau. Vanaf dat punt kan het overtollige water in de openbare ruimte onder afschot afstromen. Het realiseren van de infiltratievoorziening is onderdeel van de bouw van de woning. De bouwer is verplicht bij de aanleg eventueel aan te treffen leemlagen te doorbreken zodanig dat infiltratie in het zandpakket mogelijk is. De perceeleigenaren zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor het goed blijven functioneren van de voorziening.

Het hemelwater in de achterpaden wordt opgevangen in infiltratiekolken en de hoogteligging van de paden wordt zodanig gekozen dat bij extremen een waterstroom richting de openbare weg plaatsvindt. De bouwer regelt deze afwatering van het achterpad. De achterpaden komen in beheer en onderhoud bij de perceeleigenaren. Zij zijn verantwoordelijk voor het goed blijven functioneren van de infiltratiekolken, onder meer door reiniging.

Grondwater
De grondwaterstanden worden mede bepaald door de ligging en diepte van watergangen in en rondom het plangebied. De meeste van deze watergangen blijven behouden of worden verplaatst. Hierdoor is de kans op een significante vernatting uitgesloten.

Grondwateroverlast wordt voorkomen door het plangebied op te hogen. Hierbij wordt rekening gehouden met de beoogde ontwateringsdiepten (verschil in hoogte tussen maaiveld en GHG) voor woningen, straten, groen en wadi's zoals genoemd in de Standaard Ontwerp- en Materiaaleisen van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is om geen ontwateringsmiddelen toe te passen. In de technische uitwerking wordt bepaald of drainage wordt toegepast om extreem hoge grondwaterstanden af te vangen.

Met behulp van de berekende GHG is de minimaal benodigde aanleghoogte bepaald. Het minimaal te hanteren wegpeil bedraagt 9.20 m in het westen, oplopend naar 9.60 m tot op de oostelijke plangrens.

Vuilwater
Het vuilwater dat in het plangebied vrijkomt, wordt onder vrij verval ingezameld. Het water voert af naar een pompgemaal in het westelijk deel van het plangebied. Dit gemaal pompt het vuilwater in het vuilwaterstelsel van Bloemendal fase I.

Het vuilwaterstelsel is ontworpen op en heeft ruim voldoende capaciteit om de afvalwaterhoeveelheden uit fase IIB en de toekomstige overige fasen ten noordoosten van fase IIB te kunnen verwerken. Daarnaast is er ruim voldoende buffercapaciteit in het stelsel om een calamiteit op te vangen.

De nieuwe woningen aan de Bloemendaallaan worden aangesloten op het bestaande gemengde stelsel in de Bloemendaallaan. Dit gemengd riool kan aangesloten worden op het vuilwaterontwerp van fase IIB. Hiermee kan het gemaal in de Bloemendaallaan komen te vervallen.

Duurzaamheid
In het kader van duurzaamheid, klimaatadaptatie en het vergroten van het klimaatbewustzijn onder bewoners worden de volgende aanvullende maatregelen genomen:

  • het toepassen van een regenton per perceel. De overloop wordt daarbij aangesloten op de infiltratievoorziening;
  • het stimuleren van een maximum percentage aan verharding in de tuinen van de woningen. Dit uit oogpunt van hittestress, biodiversiteit, tegengaan van verdroging en wateroverlast;
  • alle platte daken van woningen, garages en schuren krijgen een groen dak.

Bovengenoemde maatregelen zijn overigens niet in de bergingsberekeningen meegenomen. De groene daken op de appartementengebouwen en de school wel.

In het kader van duurzaam bouwen en vanwege de beoogde grond- en oppervlaktewaterkwaliteit mogen in principe geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zink, koper, lood en PAK-houdende materialen) worden toegepast. Er zijn voldoende milieuvriendelijke alternatieven die vergelijkbaar zijn wat betreft uitstraling, gebruiksgemak, levensduur en onderhoud. Indien vanwege zwaarwegende argumenten toch uitlogende materialen worden voorgesteld, is de voorwaarde dat ze jaarlijks gecoat worden om diffuse waterverontreinigingen te voorkomen.

Watervergunning
Voor de realisatie van de woonwijk is een watervergunning van het waterschap Vallei en Veluwe nodig. De watervergunning is minimaal noodzakelijk voor de toename aan verhard oppervlak, wijzigingen aan watergangen en voorzieningen voor de waterberging.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Juridische Aspecten

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.

De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.

Bevoegdheid

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is.

Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.

6.1.1 Inleidende regels

6.1.2 Bestemmingsregels

6.1.3 Algemene regels

6.1.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Kostenverhaal En Zekerstellingen

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Nu het onderhavige plan de bouw van meerdere woningen (artikel 6.2.1 Bro) mogelijk maakt, is dit aan de orde. Echter, zijn alle te ontwikkelen gronden binnen het plangebied in eigendom van de gemeente waarmee de kosten worden gedekt uit de gronduitgifte (kavel verkopen). Doordat het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden hiermee anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is, behoeft de raad op grond van artikel 6.12, tweede lid Wro in dit geval geen exploitatieplan vast te stellen.

7.2 Economische Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de ontwikkeling is een grondexploitatie opgesteld. Uit de grondexploitatie blijkt dat er sprake is van een positief resultaat. De geprognotiseerde opbrengsten uit de gronduitgifte zijn hoger dan de kosten. De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.

Hoofdstuk 8 Overleg En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Conform artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft het college op 14 september 2023 in de Barneveldse Krant en Barneveld Huis-aan-Huis en langs elektronische weg kennisgegeven van het voornemen om het voorliggende bestemmingsplan voor te bereiden. Aangegeven is verder dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

8.1 Participatie

Participatie gaat over het goede gesprek tussen initiatiefnemers, de samenleving en de beslissers. Het is de bedoeling om elkaar zo vroeg mogelijk te betrekken in het proces ter voorbereiding van een besluit en gezamenlijk te zoeken naar de beste oplossingen. Dit is verankerd in beleid dat moet leiden tot plannen met een hogere kwaliteit en een breder draagvlak. Op 20 april 2022 heeft de raad het "Participatiebeleid Gemeente Barneveld" vastgesteld.

Het beleid onderscheidt drie sporen:

  • Participatie bij ruimtelijke initiatieven;
  • Participatie bij initiatieven van de overheid;
  • Participatie bij initiatieven vanuit de gemeenschap.

Het beleid is in werking getreden op 1 januari 2023, met uitzondering van de participatieverplichting uit spoor 1 want die is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

In het beleid is de participatieladder opgenomen. Die ladder gaat over verschillende gradaties van meedoen en is er om de rol van de deelnemers duidelijk te communiceren. Er zijn vier treden op de ladder:

  1. 1. Meeweten | informeren
  2. 2. Meedenken | raadplegen
  3. 3. Meewerken | adviseren
  4. 4. Meebepalen | co-creatie

De voorbereiding van bestemmingsplan "Bloemendal IIB" is gestart vóór de vaststelling van het participatiebeleid, namelijk in 2017 met Masterplan Barneveld-Noord. Vanzelfsprekend is in dit geval het toentertijd nog niet tot stand gekomen beleid dan ook niet toegepast. Er is al wel gehandeld in de geest van het nieuwe beleid. Het onderstaande dient ter toelichting.

Op 20 april 2022 heeft de raad het "Participatiebeleid Gemeente Barneveld" vastgesteld. Het beleid onderscheidt drie sporen. Dit voorstel valt onder het spoor van participatie bij initiatieven van de overheid (spoor 2). Op paginanummer 21 e.v. van het beleid is de zogeheten participatiemeter opgenomen om de rol van de omgeving te bepalen bij de ontwikkeling van een plan. De voorgenomen ontwikkeling van de woonwijk scoort 4 op de participatiemeter. De score is zo tot stand gekomen:

  • Het bestemmingsplan voorziet namelijk in een grote maatschappelijke behoefte (deelscore: 5).
  • Naar verwachting krijgt de ontwikkeling gemiddelde aandacht van media en politiek (deelscore: 3).
  • De verwezenlijking van het bestemmingsplan heeft een aanzienlijke impact op de mens en leefomgeving (deelscore: 4).
  • De gevolgen worden vooral ondervonden op het niveau van het dorp (deelscore: 4).

De totaalscore van 4 op de participatiemeter betekent dat participatietrede 3 (adviseren) van toepassing is. Volgens de Inspiratiegids Participatie dient aan de omgeving te worden gevraagd om advies over het plan. In dit geval is advies gevraagd en opgehaald in de vorm van zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 22 december 2023. Eenieder heeft de gelegenheid gekregen om inhoudelijk te reageren op het ontwerpbestemmingsplan en de bijbehorende stukken. De samenvatting en de beoordeling van de twee ontvangen zienswijzen zijn opgenomen in de nota, die is opgenomen als bijlage 21 van de toelichting bij het bestemmingsplan. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan aangepast ten opzichte van het ontwerp. In de nota is dit uiteengezet.

Afgezien van de mogelijkheid om zienswijzen naar voren te brengen, hebben vertegenwoordigers van gemeente Barneveld meermaals gesprekken gevoerd met de huidige bewoners van de Bloemendaallaan over de invulling van het plangebied. In oktober 2022 is een schetsontwerp gepresenteerd. Aan de hand van de opmerkingen van de bewoners is het schetsontwerp aangepast en in juli 2023 opnieuw voorgelegd. De gemeente kreeg daarbij complimenten voor het luisteren.

8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader hiervan wordt het bestemmingsplan voor overleg aan onderstaande instanties toegezonden:

  • Liander N.V.
  • Natuur en Milieu Gelderland
  • Natuurmonumenten
  • N.V. Nederlandse Gasunie
  • Provincie Gelderland
  • Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
  • Vitens N.V.
  • Waterschap Vallei en Veluwe

Er is in het gebied van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van bijzondere waarden of andere situaties waardoor deze ontwikkeling zou raken aan enig nationaal belang.

Ook belangen van omliggende gemeenten zijn bij dit plan niet in het geding.

Op grond van artikel 3.1.1, tweede lid van het Bro kan worden afgezien van overleg in door de provincie en het Rijk aangegeven gevallen. Gelet op de brief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft geen vooroverleg plaatsgevonden, aangezien de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geen adviserende en coördinerende rol meer heeft met betrekking tot de advisering over een voorontwerp betreffende gemeentelijke ruimtelijke plannen. Nu er sprake is van een gemeentelijk ruimtelijk plan, waarbij er geen nationale rijksbelangen aan de orde zijn en de betrokken rijksdiensten niet als direct belanghebbende zijn aan te merken, behoeft het plan niet voor vooroverleg naar de ILT opgestuurd te worden.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan en de bijbehorende stukken hebben ter inzage gelegen van 22 december 2023 tot en met 1 februari 2024. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn twee reacties ingediend.

Eén van de zienswijzen heeft geleid tot aanpassingen van het plan. In bijlage 27 van de toelichting bij het bestemmingsplan is de Nota Zienswijzen bijgevoegd.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai (2023)

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek Barneveld-noord (2018)

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek Barneveld-noord, Oppervlaktekartering (2016)

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek Bloemendal (2018)

Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan (2024)

Bijlage 6 Besluit Hogere Waarden Wet Geluidhinder (2024)

Bijlage 7 Besluit Milieueffectrapportage (2023)

Bijlage 8 Bodemonderzoek (2017)

Bijlage 9 Bodemonderzoek Bloemendaallaan 77 (2007)

Bijlage 10 Bomeneffectanalyse (2024)

Bijlage 11 Bomeneffectanalyse - Bomenposter (2024)

Bijlage 12 Bomeneffectanalyse - Boompunten En -Kronen (2024)

Bijlage 13 Bomeneffectanalyse - Boomveiligheidsgegevens (2024)

Bijlage 14 Bomeneffectanalyse - Inventarisatiegegevens (2024)

Bijlage 15 Bomeneffectanalyse - Kaart Boomnummers (2024)

Bijlage 16 Bomeneffectanalyse - Kaart Conclusie (2024)

Bijlage 17 Bomeneffectanalyse - Ontwerpdocument (2024)

Bijlage 18 Bomeneffectanalyse - Toekomstverwachting (2024)

Bijlage 19 Ecologie, Quickscan Flora En Fauna (2020)

Bijlage 20 Ecologisch Soortgericht Onderzoek (2022)

Bijlage 21 Kabels & Leidingen (2024)

Bijlage 22 Kadernota Supermarkten Kern Barneveld (2024)

Bijlage 23 Kasten Vogels & Vleermuizen (2023)

Bijlage 24 Luchtkwaliteit (2023)

Bijlage 25 Masterplan Barneveld-noord (2017)

Bijlage 26 Masterplan Watersysteem (2018)

Bijlage 27 Nota Zienswijzen (2024)

Bijlage 28 Parkeerbalans Deelgebied A (2023)

Bijlage 29 Parkeerbalans Deelgebied B (2023)

Bijlage 30 Parkeerbalans Deelgebied C (2023)

Bijlage 31 Parkeerbalans Deelgebied C, School (2023)

Bijlage 32 Parkeerbalans Deelgebied D (2024)

Bijlage 33 Stikstofdepositie, Aerius Aanlegfase 2024

Bijlage 34 Stikstofdepositie, Aerius Aanlegfase 2025

Bijlage 35 Stikstofdepositie, Aerius Aanlegfase 2026

Bijlage 36 Stikstofdepositie, Aerius Gebruiksfase 2024

Bijlage 37 Stikstofdepositie, Controle 1.1 (2024)

Bijlage 38 Stikstofdepositie, Controle 1.2 (2024)

Bijlage 39 Stikstofdepositie, Controle 1.3 (2024)

Bijlage 40 Stikstofdepositie, Onderzoek (2024)

Bijlage 41 Stikstofdepositie, Verschilberekening Aanlegfase 2024

Bijlage 42 Stikstofdepositie, Verschilberekening Gebruiksfase 2024

Bijlage 43 Waterhuishoudings- En Rioleringsplan (2023)

Bijlage 44 Quickscan Natuur (2023)