Petronella
Bestemmingsplan - Gemeente Beuningen
Vastgesteld op 02-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Petronella' van de gemeente Beuningen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0209.BPPetronella-vadf met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.6 begeleid wonen
een vorm van al dan niet zelfstandig wonen dat - in ieder geval functioneel - gekoppeld is aan een instelling van maatschappelijke zorgverlening en/of verpleging;
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.10 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.11 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.16 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.17 waterhuishoudkundige doeleinden
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduidingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein.
2.6 peil:
de hoogte gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - Zorgwoning
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Zorgwoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. begeleid wonen, met de bijbehorende gemeenschappelijke (zorg)voorzieningen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en waterhuishoudkundige doeleinden.
3.2 Bouwregels
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen teneinde in de bestaande bebouwing maximaal 12 grondgebonden woningen toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
- a. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- b. vanuit milieuoogpunt bestaan er geen bezwaren tegen de ontwikkeling;
- c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Ondergeschikte bouwdelen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
6.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
6.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 6.1 met maximaal 10%.
6.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 6.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
6.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 6.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
6.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 6.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
6.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 6.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanPetronella.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Stichting Petronella heeft een verzoek ingediend bij de gemeente Beuningen voor het mogen oprichten van een nieuw kleinschalig woon-zorgcomplex in de zuidoosthoek van het gebied Den Elt, te Ewijk.
Den Elt ligt aan de zuidzijde van de kern Ewijk tussen de Vordingstraat en de Hoogstraat in Ewijk. In Den Elt is eerder de multifunctionele accommodatie (MFA) 't Hart ontwikkeld, waarin 2 basisscholen en andere sociaal culturele voorzieningen een plek hebben gekregen. Daarnaast zullen in het gebied woningen worden gebouwd.
Voor een deel wordt deze ruimte nu ingevuld met een nieuw woon-zorgcomplex. Het kleinschalige woon-zorgcomplex bestaat uit de bouw van 6 woongebouwen voor elk 7 personen (dementerende ouderen) in een paviljoen achtige setting en een gemeenschappelijk gebouw.
De gemeente is bereid medewerking te verlenen aan dit verzoek door het geldende bestemmingsplan gedeeltelijk te herzien.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen in de zuidoostelijke hoek van het gebied Den Elt, aan de zuidzijde van de kern Ewijk. Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.
Globale ligging plangebied (rode ster) Bron: http://maps.google.nl
Het plangebied wordt globaal als volgt begrensd:
- Noordzijde: Den Elt;
- Oostzijde: de Hoogstraat;
- Zuidzijde: de zijdelingse perceelsgrens van het perceel Hoogstraat 10;
- Westzijde: de multifunctionele accommodatie.
Globale begrenzing plangebied (rode omkadering)
1.3 Geldende Plannen
De gronden binnen het plangebied maken deel uit van het bestemmingsplan Vording III vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Ewijk op 5 februari 1980 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 29 april 1981. Dit plan heeft door een Kroonbesluit op 13 mei 1987 rechtskracht gekregen.
De gronden die vallen binnen het regime van dit bestemmingsplan hebben de bestemmingen 'Woondoeleinden' (artikel 12).
Gezien de functiewijziging van het gebied van agrarisch naar wonen is het nodig om het geldende bestemmingsplan gedeeltelijk te herzien ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro).
1.4 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
- In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Eerst komen de ruimtelijke opzet en de aanwezige functies in de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving ervan aan bod. Daarna volgt de ruimtelijke en functionele beschrijving van de nieuwe ontwikkelingen en de onderbouwing hiervan;
- In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling is vormgegeven;
- In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;
- In hoofdstuk 5 komen de uitkomsten van de onderzoeken met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten als geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, bedrijven (milieuzonering), waterhuishouding, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en leidingen;
- In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de resultaten uit inspraak en overleg aan de orde.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
Op dit moment bestaat het plangebied uit kortgemaaid gras en komt er geen opgaande begroeiing voor. Langs de west-, zuid- en oostzijde van het gebied liggen sloten. Daarnaast loopt dwars over het perceel een brede, droge greppel.
Ten noordoosten van het plangebied, aan de noordzijde van Den Elt bevindt zich een woning aan de Hoogstraat 14 met direct aangrenzend een eveneens braakliggend gebied. Direct ten oosten van het plangebied, aan de oostzijde van de Hoogstraat is Café-Zaal De Ouwe Deeg gelegen, met direct ten noorden daarvan een slijterij. Ten zuiden van het plangebied is de woning Hoogstraat 10 gesitueerd. Ten westen van het plangebied bevindt zich de multifunctionele accommodatie, beter bekend als Sociaal Cultureel Trefpunt 't Hart.
Impressie plangebied vanaf kruising Den Elt - Hoogstraat in zuidelijke richting
Impressie bebouwing (café-zaal en slijterij) ten oosten van het plangebied
Impressie woning en braakliggend terrein ten noorden van het plangebied
2.2 Toekomstige Situatie
2.2.1 Bouwplan
Het bouwplan bestaat uit 5 losstaande groepswoningen ('paviljoens') met elk 7 woon-/ slaapkamers (42 eenheden). Het hoofdgebouw komt op de hoek van Den Elt en de Hoogstraat, waarbij de 6e groepswoning op de verdieping komen, boven de ruimten voor de algemene voorzieningen. De overige 5 groepswoningen met aangebouwde serres komen tussen de multifunctionele accommodatie, Den Elt en het hoofdgebouw in, en omringen de centrale open plek.
Het hoofdgebouw sluit qua thema aan op een in de loop van de tijd gegroeid boerenerf waar gebouwen niet strak in het gelid zijn geplaatst, maar een zekere mate van onafhankelijkheid ten opzichte van elkaar uitstralen. De bebouwing op het 'boerenerf' staat op geringe afstand van de Hoogstraat en vormt samen met Café-Zaal De Ouwe Deeg, aan de overkant van de Hoogstraat, een ruimtelijke vernauwing van de Hoogstraat, als de zuidelijke entree van het dorp Ewijk. Het hoofdgebouw is (deels) een verdieping hoger dan de achterliggende groepswoningen en is afgedekt met zadelkappen.
Achter het hoofdgebouw wordt de afstand tussen de bebouwing in westelijke richting steeds groter. Bovendien bevindt zich aan de noordzijde een open plek met de mogelijkheid voor het realiseren van buitenruimte. De maximale goothoogte van deze groepswoningen bedraagt 3,5 m en de gebouwen zijn ook afgedekt met zadelkappen.
Het is voor bewoners mogelijk om rond alle groepswoningen te lopen, vanwege de afstand van minimaal 2,5 m tot de zijdelingse perceelsgrens. Elke woon-/ slaapkamer heeft daarvoor een eigen buitendeur. De bewoners van de woningen op de 1e verdieping van het hoofdgebouw hebben hun 'buiten' op het bijbehorende dakterras.
2.2.2 Beeldkwaliteit
De woningen in het plangebied hebben een luchtig 'paviljoen-achtig' karakter met in de voorgevel van elke woning een veranda met houten kolommen onder een dakoverstek. Hiermee wordt een zachte geleidelijke overgang tussen de 'paviljoens' en de buitenruimte gerealiseerd in het smalle toegangsstraatje (pad) en krijgen de toekomstige bewoners een gevoel van beschutting en bescherming.
Voorbeeld mogelijke uitwerking veranda's
Het begin van dit met klinkers bestrate toegangsstraatje wordt gemarkeerd door 2 stenen palen, versierd met beeldjes met een verhaal. Vervolgens waaiert het pad uit naar een grote buitenruimte met ruimte voor groen, bomen, en eventueel een wadi en wat dieren. Het buitenterrein zal ingericht worden als groen en bloemrijke buitenruimte, waarmee de paviljoens met hun veranda's en begroeide gevels een totaalbeeld zullen vormen.
Elk 'paviljoen' heeft zijn eigen kenmerk in de vorm van een versierd huisnummer, gevelsteen of anderszins. Qua materiaal wordt gebruik gemaakt van houten gevelbekleding (in lichte kleuren), glas, en kappen afgedekt met rode dakpannen.
Het hoofdgebouw langs de Hoogstraat heeft dezelfde uitstraling, vanwege dezelfde materiaalkeuze voor de gevels en daken als de 'paviljoens'. Echter, de gevels moeten wel deels in baksteen uitgevoerd worden om qua materiaal ook een duidelijke link te leggen met het café aan de overzijde van de Hoogstraat.
Rondom het terrein komt, in het hart van een circa 80 cm brede heg, een hek van circa 1,0 m hoog. Aan de uiterste west- en oostzijde van het plangebied wordt deze afscheiding gevormd door een sloot, die tevens kan fungeren als waterberging.
2.2.3 Verkeer & parkeren
De 'paviljoens' zijn niet per auto bereikbaar. Het parkeren vindt plaats aan de 'achterzijde' van het hoofdgebouw dat via een inrit verbonden is met Den Elt. Voor leveranciers wordt er een toegang gemaakt naar het hoofdgebouw via een sobere betonnen brug over de sloot langs de Hoogstraat.
Gelet op de zwaarte van de toekomstige doelgroep (dementerende ouderen) zal er niet tot nauwelijks sprake zijn van mobiel autoverkeer door bewoners. Dit betekent dat qua parkeernorm (CROW, publicatie 128: Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering) uitgegaan kan worden van de onderkant van de bandbreedte van 0,5 - 0,7 parkeerplaatsen per bewoner. De parkeerplaatsen zullen dus (vrijwel) alleen door personeel en bezoekers gebruikt worden. Omdat er 42 wooneenheden worden gerealiseerd betekent dit een parkeerbehoefte van 21 parkeerplaatsen. Aan deze behoefte wordt op eigen terrein voldaan.
2.3 Conclusie
In het plangebied is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Het initiatief past binnen de relevante beleidskaders van de (hogere) overheden en er zijn belemmeringen op het gebied van bodem, geluid, archeologie.
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Inleiding
Het bestemmingsplan reguleert het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het plan biedt het gemeentebestuur een basis voor handhaving, indien op een bepaalde locatie activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met het bestemmingsplan en zodoende uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk worden geacht.
Het bestemmingsplan vormt een belangrijk toetsingskader bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwaanvragen kunnen uitsluitend worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan. Overigens neemt het bevoegd gezag bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen eveneens het Bouwbesluit en de bouwverordening in acht. Tenslotte wordt getoetst aan eisen van welstand.
In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de regels. De verbeelding en de regels dienen in samenhang met elkaar te worden begrepen.
Met ingang van 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Op basis van deze wet, is in het bestemmingsplan de benaming van enkele begrippen veranderd en geldt een aantal standaardbepalingen. In de regels zijn daarnaast wettelijk voorgeschreven bepalingen opgenomen inzake het overgangsrecht en een anti-dubbeltelbepaling.
Een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling zijn niet meer in de regels opgenomen: in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1 een algemeen gebruiksverbod voor gebruik in strijd met de bestemming opgenomen, alsmede een strafbaarstelling voor overtreding van het verbod.
De verbeelding en de regels zijn voorts opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) en de digitale eisen die vanaf 1 januari 2010 aan bestemmingsplannen gesteld worden. In deze standaard is de opzet van de regels en de benaming en verbeelding van bestemmingen en diverse functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen bindend voorgeschreven.
3.2 Opbouw Van De Regels
De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken.
Hoofdstuk 1: “Inleidende regels”bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.
Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2008).
Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelbepaling zijn de volgende bepalingen opgenomen:
- Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden.
Hoofdstuk 4:“Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de bestemmingsplanbepalingen, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:
- Overgangsrecht:
Het overgangsrecht is een standaard-bepaling welke is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 en 3.2.2.).
- Slotregel:
In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.
3.3 Bestemmingen
Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens is de bestemming weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.
Wonen - Zorgwoning
De gronden binnen “Wonen - Zorgwoning” zijn bestemd voor 'begeleid wonen', dat wil zeggen een vorm van al dan niet zelfstandig wonen welke - in ieder geval functioneel - gekoppeld is aan een instelling van maatschappelijke zorgverlening en/of verpleging. Naast de zorgwoningen zijn tevens gemeenschappelijke voorzieningen toegestaan ten behoeve van het begeleid wonen, hieronder kunnen onder meer logeerkamers voor familie, een atelier en gezamenlijke verblijfsruimtes worden verstaan.
De gebouwen binnen deze bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij de maximale goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven door middel van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte”. Op de verbeelding is een maximum bebouwingspercentage opgenomen teneinde te voorkomen dat het bouwvlak volledig wordt bebouwd.
In de gebouwen zijn in totaal 42 wooneenheden toegestaan.
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als uitgangspunt gehanteerd dat deze op het gehele bouwperceel zijn toegestaan. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat in afwijking van het voorgaande geldt dat de bouwhoogte van pergola's maximaal 2,75 m mag bedragen.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- &omgevingsaspecten aan bod.
4.1 Nationaal Beleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.
Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft alleen die regels uit het eerdere ontwerp van de AMvB Ruimte (d.d. 2 juni 2009), die als nationaal belang in de SVIR zijn herbevestigd: 2) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, 3) Kustfundament, 4) Grote Rivieren (exclusief Maas), 5) Waddenzee en waddengebied, 6) Defensie en 13) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Enkele bepalingen zijn hier echter van uitgezonderd. Deze hebben betrekking op provinciaal medebewind en op ontheffingsmogelijkheden en kunnen pas in werking treden op het moment waarop is voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels. Dit betekent tevens dat de artikelen ten behoeve van nationaal belang 13) 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde' van inwerkingtreding uitgezonderd zijn.
De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen, behalve die voor belang 9) buisleidingen, worden neergelegd in een ontwerpwijziging van het Barro. De wijziging van het Barro treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking. Het betreft de nationale belangen: 1) Rijksvaarwegen 4) Grote Rivieren (alleen Maas) 7) Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, 8) Elektriciteitsvoorziening, 10) EHS, 11) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en 12) IJsselmeergebied.
De opname van het onderwerp buisleidingen in het Barro wordt uitgesteld in afwachting van de behandeling van de Structuurvisie Buisleidingen.
Aangezien het plangebied geen van deze nationale belangen schaad, is een nadere toetsing niet noodzakelijk.
4.2 Provinciaal & Regionaal Beleid
De provincie Gelderland ziet er op toe dat bestemmingsplannen ook inderdaad worden vastgesteld conform hun beleid, waarbij zij een reactieve rol vervult. Een en ander vraagt om een nadere vertaling van het Streekplanbeleid. Die vertaling is neergelegd in de Wro-agenda, die beoogt een kader te bieden voor de toepassing van nieuwe instrumenten en duidelijkheid te bieden waar dit reeds kan. In deze agenda wordt beschreven welke instrumenten toegepast (kunnen) worden voor het verwezenlijken van provinciale doelen. De nieuwe wet verandert niets aan de inhoud van het 'Streekplan Gelderland 2005'.
4.2.1 Streekplan Gelderland 2005
In het streekplan kiest de provincie voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt door te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: water, natuur, landschap (groenblauwe raamwerk) én de ruimtelijke ontwikkelingen in het rode raamwerk van stedelijke functies en infrastructuur. De ruimtebehoefte wordt zorgvuldig in regionaal verband geaccommodeerd zodat publieke en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.
Met het ruimtelijke beleid beoogt de provincie bij te dragen aan de versterking van de ecologische, economische en sociaal-culturele positie van Gelderland als één van de Europese regio's. Dit wil de provincie onder andere bereiken door sterke stedelijke netwerken en regionale centra te bevorderen en de vitaliteit van het landelijke gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen te versterken. In beginsel wordt gekozen voor het beter, efficiënter en hoogwaardiger benutten van het bestaand stedelijk gebied, de al geplande uitbreidingen en de meest kansrijke knooppunten.
De grootste stedelijke dynamiek in het zogenaamde KAN-gebied (nu Stadsregio Arnhem - Nijmegen) concentreert zich in het 'rode raamwerk' (of 'bundelingsgebied'). Uit de beleidskaart ruimtelijke structuur blijkt dat het plangebied is gelegen binnen het rode raamwerk in het (Inter)nationaal stedelijk netwerk KAN.
4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld en deze is op 2 maart 2011 in werking getreden. In een provinciale ruimtelijke verordening ex artikel 4.1 Wro worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. De RVG vormt een beleidsneutrale vertaling van het in het Streekplan Gelderland 2005 en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoorde beleid. Hier is verder geen nieuw beleid aan toegevoegd.
In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een bestemmingsplan slechts is toegestaan:
- binnen bestaand bebouwd gebied;
- binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen;
- binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90% van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector.
Het plangebied (rode ster) is gelegen in binnen de woningbouwcontour (roze omkadering) van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen.
Tevens moet bij nieuwe woningen voldaan worden aan het bepaalde in artikel 3 over 'Wonen'. In dit artikel is opgenomen dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het geldende, door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma (KWP) voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen.
Op dit moment is het KWP3 van toepassing. In het KWP3 wordt de Stadsregio een netto woningbouwprogramma opgelegd van 26.000 woningen. De gemeenten in de Stadsregio hebben nog geen verdere afspraken gemaakt over de 'binnenregionale verdeling' van het programma. Het bruto woningbouwprogramma van voorliggend plan betreft 42 woon-zorgeenheden verdeeld over 6 groepswoningen.
De verstedelijkingsafspraken betreffen de bouw van woningen, voor Beuningen is uitgegaan van ons woningbouwprogramma van netto ongeveer 800 woningen. Bedoeld wordt hier de bouw van zelfstandige woningen. De zorgeenheden in huize Petronella zijn onzelfstandige wooneenheden. De bouw van onzelfstandige wooneenheden valt buiten de verstedelijkingsafspraken. Het CBS telt deze niet als woning. Het is daarom niet nodig om toestemming te vragen aan de Stadsregio voor de bouw van de 42 zorgeenheden van Petronella. Wel is afgesproken in de subregio dat de vier gemeentes elkaar informeren over woningbouwontwikkelingen in hun jaarlijks overleg. Deze ontwikkeling moet daarom in dat overleg gemeld worden. Het is daarom niet nodig om toestemming te vragen aan de Stadsregio voor de bouw van de 42 zorgeenheden van Petronella. Wel is afgesproken in de subregio dat de vier gemeentes elkaar informeren over woningbouwontwikkelingen in hun jaarlijks overleg. Deze ontwikkeling moet daarom in dat overleg gemeld worden.
Mocht Standvast Wonen in de toekomst besluiten de eenheden om te zetten in woningen, bijvoorbeeld door samenvoeging, dan moeten ze wel als woning gemeld worden bij het CBS. Ze tellen dan wel mee als toe te voegen woning.
Het voornemen is daarmee passend binnen het provinciale beleidskader.
4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020
De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel.
De Stadsregio wil zich verder ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. In de woonconcessies is bepaald dat de steden tenminste 35% van het totale bouwprogramma in de betaalbare huur- en koopsector bouwen en de overige gemeenten, zoals Beuningen, 50%.
Met de inwerkingtreding van de RVG zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan hierin overgenomen. Het RVG is het beleidskader waaraan de provincie bestemmingsplannen toetst.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Strategische visie
In 2008 – 2009 onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen heeft de gemeenteraad 6 strategische hoofdlijnen bepaald:
- 1. De 4 verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;
- 2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;
- 3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;
- 4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;
- 5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;
- 6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.
Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen. Het plangebied zorgt voor een aanvulling van het woonmilieu met woon-zorgeenheden in een suburbane setting.
De gemeente heeft steeds welwillend een bijdrage geleverd aan de uitbreiding van de woningvoorraad in de regio. Maar de gemeenschap hecht ook veel waarde aan zorgvuldige inpassing, organische groei en een behoedzame verandering die past bij de gemeenschappen. De vergrijzing en de ontgroening vragen om slimme toekomstbestendige investeringen in voorzieningen, door flexibele oplossingen en clustering van activiteiten. De kracht van de gemeenschap zal in sterke mate afhangen van het vermogen om de inwoners als vrijwilligers en mantelzorgers te betrekken bij het in stand houden van de voorzieningen, die fijnmaziger en kleinschaliger zullen worden.
De klimaatverandering vereist dat de uitstoot van CO2 drastisch wordt teruggebracht en dat de inrichting klimaatbestendig wordt gemaakt. De gemeente wil de kwaliteit van de gemeente en de opgaven rondom duurzaamheid, met name op het gebied van wonen, een centrale rol geven. Dat betekent dat de gemeente meer wil doen dan wettelijk nodig is en haar eigen visie op kwaliteit van leven binnen de gemeente actief bewaakt en uitbouwt.
De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25%. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en toekomstgerichtheid genoemd.
4.3.2 Structuurvisie gemeente Beuningen (ontwerp)
Voor de kern Ewijk bestaat een 'structuurvisie Ewijk' voor de uitbreiding van de dorpskern en een 'structuurvisie centrum Ewijk' voor het centrum. Beide plannen zijn door de gemeenteraad vastgesteld en blijven van kracht. De hoofdlijnen van deze plannen zijn in de gemeentelijke structuurvisie geintegreerd.
Hoofdopgaven
De hoofdopgaven van Ewijk:
- 1. Centrumontwikkeling. De hoofdlijn van de structuurvisie centrum Ewijk is het centrum zowel ruimtelijk als functioneel te versterken. Dit is een van de grootste opgaven voor Ewijk in de nabije toekomst waarmee de leefbaarheid van deze kern wordt ondersteund.
- 2. Relatie met het landschap en historie. Bij de ontwikkeling van het dorp Ewijk zijn de landschappelijke waarden en de cultuurhistorie steeds een drager van de ontwikkelingen. Ewijk ligt ingeklemd tussen de van Heemstraweg, Schoenaker en de omliggende Rijkswegen. Ewijk heeft rondom de kern voldoende uitloopmogelijkheden. In de nabije toekomst zal de kern Ewijk echter verder groeien. Daarbij is het ontwikkelen van goede relaties met het landschap van groot belang.
- 3. Ontwikkeling woningbouw. De gemeente Beuningen is enige jaren geleden gestart met de ontwikkeling van een aanzienlijk aantal woningen rond de kern Ewijk. Daarmee werd beoogd het voorzieningenniveau van Ewijk te ondersteunen en een onderscheidend nieuw woonmilieu te realiseren. Vanwege de temporisering (faseren en doseren) die heeft plaats gevonden, staat de woningbouw in Ewijk onder druk. De gemeente Beuningen wil zich sterk maken de voorgenomen plannen te realiseren.
De Keuzes
Voor de gehele ontwikkeling van Ewijk geldt dat respect voor het onderliggende landschap, verbinding met het omringende landschap en aandacht voor cultuurhistorie als belangrijke keuze. Deze keuze werkt in allerlei voorstellen door. Ook voor de uitbreiding van de kern Ewijk is het onderliggende landschap een bron van inspiratie. De uitbreiding wordt gedragen door de oude linten van Ewijk waar vooral het behoud van het karakter voorop staat. Voor de linten is slechts een beperkte verdichting mogelijk (zie verder). In de nieuwe uitleggebieden zal het onderliggende landschapspatroon gebruikt worden als inspiratie voor de vormgeving van de woongebieden.
De afronding van Ewijk
Deze gemeentelijke structuurvisie neemt de hoofdkeuzes uit de bestaande structuurvisie voor Ewijk over.
- 1. Het landschap wordt gebruikt als onderlegger.
- 2. Linten vormen de dragers van Ewijk.
- 3. Het Groene Hart en historie vormen het hart van de kern.
- 4. Ewijk wordt door groen omarmd.
- 5. Woningbouw rondom de bestaande kern.
Alleen de hoofdkeuzes 2 en 3 zijn voor dit plan van belang.
Ad 2
Historische linten dragen zowel de bestaande kern als de nieuwe ontwikkelingen. Om de nieuwe wijken te dragen worden nieuwe linten ontwikkeld. Om het karakter en kwaliteit van de historische linten te behouden en te versterken worden deze linten zoveel mogelijk ontzien van (auto) verkeersdruk. Voor de linten die liggen in het hart van het dorp (in het groene hart) wordt gekozen voor een beheerstrategie. Hier wordt niet nieuw gebouwd. Alleen vervangende nieuwbouw is hier mogelijk. Voor de historische linten buiten het Groene Hart is enige verdichting mogelijk. Tussen de bebouwingsclusters moet voldoende open ruimte en doorzicht aanwezig zijn.
Ad 3
Het Groene Hart, waar het plangebied net binnen valt, is een belangrijke drager van de identiteit. Dit Groene Hart strekt zich uit tot over enkele linten heen, waaronder de Hoogstraat die direct ten oosten van het plangebied loopt. Het Groene Hart zal functioneren als een tweede centrum van activiteiten, vooral maatschappelijk gericht, naast het bestaande winkelcentrum. Door nieuwe uitbreidingen rondom het Groene Hart, op enige afstand van het Groene Hart, krijgt het hart een centrale positie in Ewijk. Het Groene Hart met de linten die hier samenkomen is een belangrijke identiteitsdrager van de dorpse sfeer en geeft uitstraling van Ewijk. Het is Groene Hart wordt op plekken toegankelijk en verbindt verschillende delen van het dorp. Nu en op termijn kan het Groene Hart plaats geven aan allerlei dorpsfuncties die zich goed laten inpassen in dit landschap.
Op onderstaande plankaart van de structuurvisie Ewijk is te zien dat het plangebied aan de zuidelijke rand van de bestaande kern van Ewijk en aan de rand van het groene middengebied is gelegen.
De bebouwing op de locatie is in zwart weergegeven, wat betekent dat deze onderdeel is van het bestaande dorpsgebied.
4.3.3 Woonvisie
De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:
- kwaliteit voor kwantiteit;
- betaalbaarheid van de woningen;
- duurzaamheid van de woningen;
- sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;
- aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;
- wensen van de woonconsument centraal.
Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern.Voor Ewijk worden de volgende accenten gelegd.
Het grootste deel van de nieuwbouwopgave komt terecht in de uitbreiding Ewijk. Voor Ewijk geldt dat een belangrijk deel van de uitbreiding Ewijk niet specifiek gericht is op de inwoners van Ewijk. De gemeente vindt het belangrijk dat bij het ontwikkelen van die uitbreidingen er aandacht is voor een goede aansluiting bij de kern Ewijk, ook in sociaal opzicht.
De komende jaren komen verschillende locaties gefaseerd tot ontwikkeling in Ewijk. Om onderlinge concurrentie te voorkomen en om keuzemogelijkheden te bieden aan woonconsumenten, vindt de gemeente het belangrijk dat deze locaties zich van elkaar onderscheiden voor wat betreft doelgroepen, woonprogramma en woonmilieu.
In het kader WWZ is aangegeven dat er 2 centra ontstaan voor wonen, welzijn en zorg: Waelwick en Den Elt die een ruim aanbod aan diensten hebben.
Aandachtspunt bij de ontwikkeling van de locatie Den Elt is dat de MFA zich verder kan ontwikkelen als wijksteunpunt en dat er samenhang ontstaat met de rest van de kern. Een gemengde en levendige buurt vanwege de MFA, die voorziet in de behoefte van bewoners van Ewijk is hiervoor het uitgangspunt. Rondom de MFA zouden nultredenwoningen en flexibel gebouwde woningen gebouwd kunnen worden. Ook hier zou het concept vitale wijk toegepast kunnen worden.
De voorgenomen plannen voor een kleinschalig woon-zorgcomplex bestaande uit de bouw van 6 wooneenheden voor elk 7 personen in een woonhuisachtige setting en een gemeenschappelijk gebouw passen goed binnen het concept van wijksteunpunt in een gemengde en levendige buurt.
4.3.4 Nota Ruimtelijke kwaliteit (2008)
Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.
Naast de welstandscriteria geeft de gemeentelijke welstandsnota ook de beleidsregels weer voor de uitvoering en organisatie van de welstandszorg in de gemeente Beuningen. De welstandscriteria worden ingedeeld in algemene criteria, gebiedscriteria, criteria voor specifieke gebouwtypologieën en criteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van zogenaamde 'welstandsniveaus'.
Het Gelders Genootschap (adviseert de gemeente op het gebied van welstand, monumenten en ruimtelijke kwaliteit) zal het uiteindelijke bouwplan positief moeten beoordelen alvorens er in dit kader een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend.
Het plangebied maakt onderdeel uit van deelgebied 4: 'thematische woongebieden' De thematische woongebieden (vanaf 1990) kenmerken zich door een gevarieerde en expressieve uitstraling. In de stedenbouwkundige opzet van de wijken krijgen verschillende architectuurthema's van traditioneel, klassiek tot modern een bewuste plek toegewezen.
Vanwege het zorgvuldig ontworpen en samenhangende karakter van de bebouwing wordt welstandsniveau 2 toegepast, een regulier welstandstoezicht.
4.3.5 Milieubeleidsplan 2010 - 2014
Aansluitend bij de landelijke voornemens om de leefomgeving te verbeteren en een betere gezondheid van de burgers te verwezenlijken, heeft de gemeente Beuningen ervoor gekozen om een gezonde leefomgeving voor haar burgers centraal te stellen in het nog te ontwikkelen/ formuleren milieubeleid. In het milieubeleidsplan (vastgesteld door de gemeenteraad op 18 mei 2010) voor de periode 2010 - 2014 van de gemeente Beuningen wordt beschreven hoe er voldaan wordt aan de wettelijke verplichtingen, die worden gesteld op het gebied van milieu en wat de ambities zijn van de gemeente om te streven naar een gezonde leefomgeving.
Een zeer belangrijke rol van het milieubeleidsplan is het bieden van een toetsingskader voor ontwikkelingen binnen de gemeente de gemeentelijke organisatie. Om de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving te verbeteren is het belangrijk dat het aspect milieu proactief wordt ingebracht bij ontwikkelingen in de ruimtelijke – en bouwplanvorming. Om proactief te kunnen handelen is het nodig dat doelen en ambities van beleid zijn vastgesteld.
4.3.6 Kadernota Duurzaam Beuningen 2009 - 2012
Deze kadernota (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 april 2009) biedt inzicht in de maatschappelijke verantwoordelijkheid die Beuningen neemt met betrekking tot de onderwerpen:
- Klimaat & Energie;
- Duurzaam inkopen;
- Millenniumdoelstellingen.
De kaderstellende nota biedt een overkoepelend kader ten behoeve van diverse deelprojecten. Het biedt inzicht in de mate waarin huidige en nieuwe projecten een bijdrage kunnen leveren aan de overkoepelende doelen.
In de kadernota worden twee ambities uitgewerkt voor het klimaatbeleid in Beuningen:
- 1. Beuningen in 2020: 20% CO2-reductie in 2020 (ten opzichte van 2005) en 20% duurzame energie (Rijksdoelen CO2 beleid);
- 2. Beuningen in 2050: CO2-neutraal (100% CO2-reductie en 100% duurzame energie).
Er moet een keuze gemaakt worden tussen deze twee ambities. Beide doelen zijn haalbaar voor Beuningen. Eventueel kan ambitie 1 een tussenstap zijn voor ambitie 2, waar later alsnog voor gekozen wordt. De eerste ambitie sluit aan op de Rijksdoelen voor 2020 voor CO2-reductie en duurzame energie, het VNG Klimaatakkoord uit 2007 en de MARN klimaatdoelen.
In dit scenario gaat Beuningen pragmatisch aan de slag met een aantal energiemaatregelen die de gemeente reeds heeft voorbereid, zoals:
- Eigen gebouwen van de gemeente 3% energiebesparing per jaar;
- Nieuwbouw gemeente energiezuinig en duurzaam;
- Energieafspraken met woningcorporatie over nieuwbouw en bestaande bouw;
- Liefst alle woningen in Beuningen over 10 jaar gemiddeld een energielabel B;
- Groene welkomstbox voor nieuwe en verhuizende bewoners;
- Stimuleren van duurzame energiebronnen, zoals warmte-/ koudeopslag (WKO, warmteterugwinning uit grond- of oppervlaktewater) voor nieuwbouw;
- Nieuwbouw in Beuningen voortaan CO2-neutraal; onderzoek waar extra energie-eisen nog ingepast kunnen worden in lopende nieuwbouw- en renovatieprojecten.
De focus van het klimaatbeleid in Beuningen ligt de komende 4 jaren op de eigen organisatie (inclusief schoolgebouwen) en woningbouw. De kansen in grote nieuwbouwprojecten en de bestaande woningbouw en bedrijven moeten benut worden. Voor de andere thema's zoals verkeer worden kansen op natuurlijke momenten benut, zoals bij nieuwe ontwikkelingen.
4.3.7 Kwaliteitsplan Openbare Ruimte
De gemeente Beuningen is bezig om een Kwaliteitsplan Openbare Ruimte op te stellen. Hierin worden de verschillen eisen met betrekking tot de inrichting van de openbare eisen geformuleerd. De inrichting van de (groene) openbare ruimte van het plangebied zal voldoen aan deze eisen.
4.4 Conclusie
Het voorgenomen plan past binnen het nationale, provinciale en regionale beleidskader. Ook is het voornemen passend binnen de gemeentelijke structuurvisie en de overige gemeentelijke beleidskaders.
Hoofdstuk 5 Milieu- & Omgevingsaspecten
Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van technische onderzoeken met conclusies. Alleen de voor het plangebied relevane milieuaspecten hoeven beschreven te worden.
Aan het eind van elke paragraaf volgt een conclusie met betrekking tot het aspect.
5.1 Bodem
In het kader van de bestemmingsplanwijziging en uiteindelijk de aanvraag van een omgevingsvergunning op de locatie Den Elst te Ewijk is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Buro BOOT, projectnr. P11-0428-033, 13 december 2011). De opzet van het onderzoek is gebaseerd op de Nederlandse norm voor verkennend bodemonderzoek (NEN 5740 en NEN 5725) en de Nederlandse norm voor asbestonderzoek (NEN 5707).
In de onderzochte grondmonsters zijn geen van de onderzochte stoffen met verhoogde concentraties ten opzichte van de achtergrondwaarde grond aangetroffen. Het bemonsterde grondwater afkomstig van beide peilbuizen is licht verontreinigd (conc. > streefwaarde) met barium. Mogelijk aanwezige verontreinigingen met chloorfenolen in het grondwater, afkomstig van naburige percelen, zijn niet aangetroffen. De oorzaak van de verontreiniging met barium is niet duidelijk; omdat er geen duidelijke antropogene bron aanwezig is, wordt aangenomen dat het van nature aanwezige verhoogde concentraties betreft.
Er kan worden geconcludeerd dat de resultaten van het verkennend bodemonderzoek wijzen op een lichte bodemverontreiniging. De kwaliteit van de onderzochte bodem vormt geen belemmering voor het beoogde gebruik (wonen met tuin). Overigens is eventueel te ontgraven grond niet vrij in gebruik. Het is niet toegestaan op basis van de voorliggende gegevens de grond buiten de locatie multifunctioneel vrij te verwerken.
5.2 Wegverkeerslawaai
Er is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai ten behoeve van het bestemmingsplan Petronella in de kern Ewijk verricht (Pouderoyen Compagnons, nr. 018-565, mei 2012). Het plan voorziet in de realisatie van 6 woonhuizen voor 42 dementerende ouderen.
De woningen komen binnen de geluidszone te liggen van de Haagstraat. Deze weg is deels buitenstedelijk gelegen en heeft maximaal 2 rijstroken; de zone bedraagt 250 m. Het deel gelegen binnen de bebouwde kom heeft geen geluidszone omdat wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur deze niet hebben (artikel 74 lid 2 onder b, Wet geluidhinder, Wgh). De verkeersgegevens zijn verstrekt door de gemeente Beuningen.
De wettelijke voorkeursgrenswaarde voor nieuw te bouwen woningen danwel verpleeghuizen, ten gevolge van een weg bedraagt 48 dB, de maximaal te ontheffen geluidsbelasting bedraagt in een binnenstedelijke situatie 63 dB (omdat de woningen binnen de bebouwde kom komen te liggen).
Uit het akoestisch onderzoek dat met standaard rekenmethode II (conform reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006) en met het programma Geomilieu 1.90, blijkt dat de geluidsbelasting op de voorgevel (oost) de wettelijke voorkeursgrenswaarde niet overschrijdt (de geluidsbelasting bedraagt 43 dB). Alle gevels zijn dus geluidsluw.
Geconstateerd kan worden dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de realisatie van het initiatief.
5.3 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
- 1. negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
- 2. mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3% ten opzichte van de grenswaarde);
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden, nadat de EU op 7 april 2009 derogatie heeft verleend.
NIBM-grens woningbouwlocatie, 3% criterium:
- < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg met een gelijkmatige verkeersverdeling;
Formeel valt de beoogde ontwikkeling (42 wooneenheden en een gemeenschappelijke ruimte) niet onder de Nibm-regeling. Derhalve is met behulp van de CROW-publicatie 256, verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, de verkeersgeneratie berekend. In onderstaande tabel is dit weergegeven. In de berekening is uitgegaan dat de wooneenheden overeenkomen met het type woning, huur, senioren:
functie | aantal | kencijfer verkeersgeneratie | per | totale verkeersgeneratie |
wooneenheden | 42 | 2,9 | wooneenheid | 122 |
totaal | 122 bewegingen |
Met behulp van de Nibm-tool (versie 8 juni 2011) is de berekening gemaakt, in onderstaand overzicht weergegeven.
Geconcludeerd kan worden dat voldaan wordt aan de Nibm-norm en dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de realisatie van het initiatief.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Wetgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (d.d. 26 mei 2009).
In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's:
- het plaatsgebonden risico;
- het groepsrisico.
Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1%-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.(invloedsgebied).
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Revi) in werking getreden
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi.
Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Op dit moment is een Besluit transport externe veiligheid (Btev) in voorbereiding.
Provinciale risicokaart
De risicokaart Gelderland informeert onder andere de inwoners van Gelderland over de risico's waarmee zij in hun leefomgeving kunnen worden geconfronteerd en hoe te handelen. Op de risicokaart zijn binnen een straal van 750 m van het plangebied (blauwe omcirkeling) geen risicovolle inrichtingen en transportzones gelegen.
Uitsnede risicokaart met globale aanduiding plangebied (blauwe cirkel)
Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid gemeente Beuningen
De gemeente heeft een inventarisatie gemaakt van de aanwezige risicobronnen in de gemeente Beuningen met bijbehorende veiligheidsafstanden (Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid Beuningen, 25 maart 2008). In onderstaande afbeelding is dit weergegeven.
Uitsnede Inventarisatiekaart Nulsituatie externe veiligheid Beuningen met globale aanduiding plangebied (blauwe cirkel)
5.4.2 Plangebied
Inrichtingen c.q. bedrijven
Uit de gemeentelijke inventarisatiekaart blijkt dat het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van 1.500 m van het bedrijf InterCheM op bedrijventerrein de Schoenaker. Het gaat hierbij om de opslagtanks.
Volgens de provinciale risicokaart reikt het invloedsgebied echter niet verder dan 300 m. Aangezien het plangebied is gelegen op ruim 1.100 m van het bedrijf InterCheM en er geen andere bedrijven in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt, zijn er geen inrichtingen die van invloed zijn op het plangebied.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied is op circa 1,0 km van de A50 gelegen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg is dan ook niet van invloed op onderhavige ontwikkeling.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water
Het plangebied is op ruim 1,8 km van de Waal gelegen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze rivier is dan ook niet van invloed op onderhavige ontwikkeling.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door een buisleiding
Het plangebied is op ruim 750 m van de dichtsbijgelegen leiding gelegen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is dan ook niet van invloed op onderhavige ontwikkeling.
5.4.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.
5.5 Milieuzonering
Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (2009). Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, geur). De hierin weergegeven maten zijn richtinggevend. Een afwijking is in beginsel mogelijk met dien verstande dat de afwijking dient te worden gemotiveerd. Indien gevoelige objecten binnen de contouren gelegen zijn, betekent dit dat overlast kan ontstaan vanuit de bestaande bedrijvigheid op die gevoelige functie of dat het betreffende bedrijf kan worden beperkt in de bedrijfsvoering.
De bij de gemeente bekende bedrijvigheid in de directe omgeving “Den Elt” betreffen de volgende inrichtingen en daarbij behorende hindercontouren:
- Hoogstraat 7 Ewijk (Tuinbouwbedrijf (champignon)), SBI 0112:
Op basis van Besluit landbouw geldt een afstand van 50 m vanaf de inrichtingsgrens tot de gevel van woningen. Indien de afstand minder dan 50 m bedraagt is het bedrijf vergunningplichtig. De werkelijke afstand betreft ruim 80 m. Bovendien zijn tussen het plangebied en het bedrijf reeds woningen gelegen.
- Hoogstraat 7c Ewijk (slagerij), SBI 5222:
Op basis van de VNG-brochure geldt een richtafstand van 10 m (geur en geluid) vanaf grens inrichting. Werkelijke afstand betreft ruim 20 m.
- Hoogstraat 9 Ewijk (café), SBI 5540:
Op basis van de VNG-brochure geldt een richtafstand van 10 m (geluid) vanaf de grens van de inrichting. De werkelijke afstand betreft circa 20 m. Café De Ouwe Deeg organiseert ieder jaar een aantal evenementen (carnaval en kermis). Voor dergelijke activiteiten gelden ruimere geluidnormen.
- Den Elt 17 Ewijk (multifunctioneel gebouw), SBI 9133, 9234, 9261
Op basis van de VNG-brochure geldt een richtafstand van 30 m (geluid) vanaf grens inrichting. De werkelijke afstand betreft circa 13 m tot aan de terreingrens van de MFA. De afstand tussen de MFA en het bouwvlak voor Petronella bedraagt circa 29 m. Bij de melding van de MFA is een akoestische onderbouwing gevoegd om aan te tonen dat voldaan kan worden aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit. In deze akoestische onderbouwing is men er vanuit gegaan dat alleen ten noordwesten van het MFA-gebouw woningen worden gerealiseerd. Nu men ook voornemens is om woningen te realiseren aan de oostzijde moet dit akoestisch worden bekeken.
- Vordingstraat 37 Ewijk (autoherstelinrichting), SBI 5010:
Op basis van de VNG-brochure geldt een richtafstand van 30 m (geluid) vanaf de grens van de inrichting. Werkelijke afstand betreft circa 255 m.
MFA Den Elt
Ten westen van het plangebied ligt het multifunctioneel activiteitengebouw, MFA Den Elt. In het gebouw zijn de volgende functies aanwezig: kantoorruimtes, dagopvang ouderen, kinderopvang, gehandicaptenopvang, bovenbouw basisschool, jeugdsoos (met oefenruimte). Door een wijziging van het Activiteitenbesluit (2009) is het stemgeluid van spelende kinderen bij scholen uitgezonderd bij de meting van het geluidsniveau.
Door De Roever omgevingsadvies is een akoestisch onderzoek verricht naar de jeugdsoos die in het MFA is gevestigd (akoestisch onderzoek Bouw van zorgwoningen met wooneenheden naast jeugdhonk Ewijk, d.d. 28 juni 2012, 20120815/D01/SB). Uit het onderzoek zijn de volgende conclusies te trekken.
De optredende geluidsniveaus vanwege muziekactiviteiten binnen het jeugdhonk te Ewijk aan den Elt 17 te Ewijk zijn berekend ter plaatse van de westelijke plangrens en de meest relevante gevels van het nieuwbouwplan Petronella.
Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidsniveaus vanwege de muziekactiviteiten op woensdagavond de grenswaarden uit stap 2 niet zullen overschrijden.
Uit dit onderzoek blijkt dat de maandelijkse activiteiten op zaterdag de grenswaarden uit stap 2 wel zullen overschrijden. Het bevoegd gezag moeten motiveren waarom voor deze concrete situatie wel sprake is van inpasbaarheid. Enige argumenten hiervoor zijn opgenomen in hoofdstuk 4.6 van deze rapportage1 .
De maximale geluidsniveaus zullen de grenswaarden niet overschrijden.
Het bevoegd gezag wordt verzocht om voor enige woningen te motiveren dat een hogere geluidsbelasting de inpasbaarheid niet in de weg staat. Argumenten hiervoor zijn opgenomen in deze rapportage (hoofdstuk 4.6).
Door de activiteiten in het jeugdhonk worden de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit niet overschreden.
Gelet op bovenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering bij het realiseren het woningbouwplan.
Conclusie
Er zijn in de directe omgeving (buiten het plangebied) geen (bedrijfs-) activiteiten aanwezig die conflicteren met de woonfunctie. Evenmin zijn er in de omgeving functies gelegen die beperkingen ondervinden van het voorliggende bestemmingsplan.
- 1. Het bevoegd gezag wordt verzocht om bij het plangebied een hogere geluidbelasting toe te staan om de volgende redenen: - alle mogelijk te treffen maatregelen ook getroffen worden, doordat tijdens feestavonden de entreedeur gesloten blijft; - de kosten voor het vernieuwen van de voorpui niet in verhouding staan met de maandelijkse overschrijding met 3 dB; - het jongerenwerk in het MFA maatschappelijk wenselijk wordt geacht; - de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit niet worden overschreden; - de situatie maar 10-12 maal per jaar voorkomt.
5.6 Waterhuishouding
In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken. Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Stijging van de zeespiegel, en een verhoogde afvoer van de rivieren. Daarnaast blijft in laag-Nederland ook de bodem dalen. Dat alles vraagt om ruimtelijke plannen die rekening houden met deze ontwikkelingen.
Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.
Er is een waterhuishoudingsplan opgesteld (BOOT organiserend ingenieursburo, nr. P11-0428-049, d.d. 19 juni 2012). Doel van het waterhuishoudingplan is bepalen op welke wijze de waterhuishouding in het plangebied vorm kan worden gegeven om daarmee aan te sluiten bij de ambitie voor duurzaam waterbeheer.
Gezien de grondwaterstand en de aanwezigheid van een afdekkende kleilaag binnen het plangebied wordt het infiltreren van hemelwater naar de bodem niet wenselijk geacht.
Conform de notitie van Royal Haskoning d.d. 19 juli 2007 is voor het onderhavige plan ‘Petronella’ reeds hemelwaterberging verzorgd in het totale plan ‘Den Elt’ . Daarnaast is in het plangebied, conform opgave van de gemeente, reeds een wadi aangelegd conform de voormalige planopzet. Deze wadi zal vanwege de huidige planopzet komen te vervallen. Tevens is het verharde oppervlak in de nieuwe planopzet toegenomen ten opzichte van het voormalige plan in de genoemde notitie van Haskoning. Dit is in deze rapportage herberekend.
De toekomstige bewoners/ gebruikers van plan ‘Petronella’ betreffen dementerende mensen. Zij zullen in een gesloten woongroep binnen het plangebied verblijven. Vanwege deze achtergrond wordt het door alle partijen niet wenselijk geacht om open bergingssystemen (watergang/ retentievijver/ wadi) binnen het plangebied toe te passen.
De benodigde ruimte om het afstromende hemelwater van de bebouwing en verharding tijdelijk te bergen kan worden gevonden in de vorm van waterpasserende verharding met een bergend funderingspakket. Deze constructie wordt reeds toegepast rondom de MFA ten westen van het plangebied en komt daarmee de uniformiteit van het watersysteem ten goede.
Hemelwater, afkomstig van de waterpasserende verharding rondom het paviljoen aan de oostzijde van het plangebied, stroomt rechtstreeks naar de waterbergende funderingsconstructie onder de verharding. De fundering zal vlak worden aangelegd, zodat de berging maximaal kan worden benut. In deze funderingsconstructie is een holle ruimte tussen het funderingsmateriaal aanwezig, waarin hemelwater kan worden geborgen. Tevens heeft de funderingsconstructie een filterende werking, waardoor de ‘first-flush’ wordt gezuiverd.
De drain, gesitueerd aan de onderzijde van het pakket, zorgt voor de afvoer van het hemelwater en werkt tevens als bodempassage c.q. debietregulerende constructie. Deze drain wordt aangesloten op de te realiseren HWA-afvoerleiding naar de watergang ten westen van het plangebied.
Afstromend hemelwater van het nieuw te realiseren dakoppervlak van de 3 meest oostelijk gelegen paviljoens wordt via een HWA-verzamelleiding ondergronds naar de waterbergende funderingsconstructie onder de verharding getransporteerd. De HWA-verzamelleiding zal rechtstreeks op het funderingspakket worden aangesloten middels speciaal hiervoor ontworpen kunststof blokken, om een goede spreiding van hemelwater in het pakket te waarborgen.
Rondom de 3 westelijke paviljoens zal een ringleiding worden aangelegd, die wordt aangesloten op de te realiseren HWA-leiding, onder het voetpad centraal binnen het plan. Deze leiding zal middels een uitstroomvoorziening uitstromen in de bestaande B-watergang aan de westzijde van het plangebied. De voetpaden binnen het plangebied zullen oppervlakkig afwateren op het aangrenzende groen.
Vanwege de minimale vervuilingsgraad van de oppervlakken in het plangebied is het toepassen van overige zuiverende voorzieningen niet noodzakelijk.
In de rapportage is berekend dat er 187,5 m3 retentie gerealiseerd moet worden. Binnen het totaalplan 'Den Elt' wordt reeds voor een deel (117,5 m3) van de toename van het verhard oppervlak van het plangebied in retentie voorzien . Hieruit voortvloeiend dient binnen het plangebied nog 70 m3 waterberging te worden gerealiseerd. De beschikbare berging (géén infiltratie naar de ondergrond) in het waterbergende funderingspakket onder de waterpasserende verharding voorzien in een berging van 85,4 m3. Deze berging is groter dan de benodigde berging van 70 m3. Hiermee zijn de eisen van het waterschap geborgd.
5.7 Ecologie
Er is een flora- en faunaonderzoek (Bureau Blijerveld, d.d. 8 november 2011) uitgevoerd in het plangebied. De conclusies van het onderzoek zijn als volgt:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in of in de omgeving van een beschermd gebied. Een negatief effect op beschermde gebieden is uitgesloten.
Flora
Er zijn geen bedreigde of beschermde plantensoorten aangetroffen. Het voorkomen van bedreigde en strikter beschermde soorten is uit te sluiten.
Fauna
- De ingreep kan een negatief effect hebben op algemene zoogdieren en amfibieën van tabel 1. Voor soorten van tabel 1 geldt een algemene vrijstelling in geval van ruimtelijke ingrepen.
- Het voorkomen van algemene broedvogels zonder vaste nestplaats is vrijwel uitgesloten.
- Het voorkomen van broedvogels met een vaste nestplaats is uitgesloten.
- Het plan is niet van invloed op vleermuizen in het algemeen.
- Een negatief effect op beschermde soorten van overige soortgroepen is uitgesloten.
Uit het onderzoek komen geen beschermde natuurwaarden naar voren die conflicteren met het plan. Ten aanzien van broedvogels wordt wel aanbevolen de vegetatie kort te houden door regelmatig te maaien.
5.8 Cultuurhistorie & Archeologie
In 1999 heeft RAAP een bureauonderzoek met aansluitend booronderzoek verricht in een groot gebied tussen en ten zuiden van Ewijk en Beuningen. Daarbij is ook het plangebied door middel van 6 boringen onderzocht. Eén van de boringen bevatte houtskool, en leek met enkele meer westelijker geplaatste boringen te wijzen op een vindplaats uit de vroege en / of volle middeleeuwen. De onderzoekers concludeerden dat het waarschijnlijk is dat de aangetroffen archeologische indicatoren het gevolg zijn van bemesting, en dus van oorsprong van elders aangevoerd zijn. Destijds is geadviseerd geen verder onderzoek uit te voeren op deze locatie.
Het hieronder genoemde rapport is de weerslag van het destijds uitgevoerde onderzoek:
- I.A. Schute, G.H. de Boer en J.A.M. Roymans, Plangebied Ewijk Gemeente Beuningen, Een archeologische kartering en waardering, RAAP rapport 371, Amsterdam 1999.
In het rapport waren de oorspronkelijke boordata niet opgenomen, deze zijn apart opgevraagd bij RAAP.
Op basis van het destijds door RAAP uitgevoerde onderzoek kan volgens het advies (nr. I 01 02 009, d.d. 29 september 2011) van de regioarcheoloog inderdaad geconcludeerd worden dat er geen aanvullende voorwaarden ten aanzien van archeologie bij de vergunningverlening ten behoeve van Huize Petronella gesteld hoeven te worden. Wel dient gewezen te worden op de wettelijke verplichting toevalsvondsten te melden conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
5.9 Leidingen
In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, gas, brandstof of riool gelegen, die in het kader van het bestemmingsplan op de verbeelding met bijbehorende bebouwingsvrije zones dienen te worden opgenomen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de economische haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen en de uitkomsten van overleg en inspraak.
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De realisering van de woningen en algemene ruimte en de daarmee samenhangende kosten (bijvoorbeeld de ontsluiting via de nieuwe straat zijn geheel en al voor risico van Standvast Wonen. Financiële afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst met de gemeente. Tevens is een planschaderisico-overeenkomst afgesloten met Standvast Wonen. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.
6.2 Overleg
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De opmerkingen van de vooroverleginstanties geven geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
6.3 Zienswijzen
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft op grond van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht vanaf 5 juli 2012 tot en met 15 augustus 2012 voor een ieder ter inzage gelegen. Tegen het plan zijn geen zienswijzen ingediend.
6.4 Handhaving
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft weinig waarde, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen toezicht en, indien nodig, handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Voor een goed handhavingsbeleid zijn 4 factoren van wezenlijk belang:
a. Voldoende kenbaarheid van het plan.
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
b. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan.
De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
c. Realistische en inzichtelijke regeling.
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De voorschriften moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is.
d. Actief handhavingsbeleid.
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de voorschriften worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. De gemeente voert een actief handhavingsbeleid. De toezichthouders van het team Vergunningen en Handhaving (afdeling VROM) voeren het toezicht uit op de naleving van de Wabo, de Woningwet en de Wro. Daartoe is de gemeente verdeeld in 21 rayons die periodiek worden bezocht, met als hoofddoel de controle van de naleving van de bestemmingsplanregels, de verleende vergunningen en het opsporen van illegale bouw. Ook wordt door de gemeentelijke afdeling Openbare werken mogelijk illegale bouw en gebruik in kaart gebracht en gemeld aan het team Vergunningen en Handhaving. Tevens is een nota integraal handhavingsbeleid opgesteld. De gemeenteraad heeft op 13 juli 2010 de nota vastgesteld. In de nota staat beschreven op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de toezicht- en handhavingstaken.
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Mfa
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek MFA
Bijlage 4 Rapport Waterhuishouding
Bijlage 4 Rapport Waterhuishouding
Bijlage 5 Flora- En Fauna-onderzoek
Bijlage 5 Flora- en Fauna-onderzoek