KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
Artikel 8 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Conclusie
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Inleiding
3.2 Opbouw Van De Regels
3.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Nationaal Beleid
4.2 Provinciaal & Regionaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.4 Conclusie
Hoofdstuk 5 Milieu- & Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
5.2 Wegverkeerslawaai
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Milieuzonering
5.6 Waterhuishouding
5.7 Ecologie
5.8 Cultuurhistorie & Archeologie
5.9 Leidingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Overleg
6.3 Zienswijzen
Bijlagen
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 3 Plan Van Aanpak Bodemsanering
Bijlage 4 Evaluatieverslag Bodemsanering
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Kwantitatieve Risicoanalyse - Nulsituatie
Bijlage 7 Kwantitatieve Risicoanalyse +7 Woningen
Bijlage 8 Archeologisch Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 9 Selectieadvies Archeologie

Herziening Oude Reekstraat - Wolfsbossingel

Bestemmingsplan - Gemeente Beuningen

Vastgesteld op 25-02-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Herziening Oude Reekstraat - Wolfsbossingel' met identificatienummer NL.IMRO.0209.BPherzreekstwolfsb-vadf van de gemeente Beuningen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bed & breakfast

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, met een absoluut maximum van zeven overnachtingen, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.7 begane grondbouwlaag

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.8 bestaand

  • t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.19 bouwwijze

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:

  1. a. onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  2. b. onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  3. c. onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
  4. d. onder 'gestapeld' wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.20 coffeeshop

een bedrijf dat tot hoofdzaak heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.24 mantelzorg

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een op dat perceel wonende huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

1.25 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.26 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.27 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.28 seksinrichting

een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk pornografische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van pornografische en/of erotische aard plaatsheeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht dan wel bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot seksuele handelingen;

1.29 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel;

1.30 waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.;

1.31 woning

een complex van ruimten, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduidingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein.

2.6 peil:

de hoogte gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. kademuren;
  3. c. keerwanden;
  4. d. kunstwerken;
  5. e. langzaamverkeersroutes;
  6. f. in- en uitritten;
  7. g. ontsluitingsweg;
  8. h. nutsvoorzieningen en telecommunicatie;
  9. i. parken;
  10. j. plantsoenen;
  11. k. speelplekken;
  12. l. voorzieningen voor de verkeersgeleiding;
  13. m. water, waterafvoer en waterbeheer;
  14. n. hondenuitlaatplaatsen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ontsluitingsweg;
  3. c. paardenbak, alsmede een paardenstal, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1';
  4. d. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.2;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Ondergeschikte bouwdelen

6.2 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, het volgende:

  1. a. indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

7.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 7.1 met maximaal 10 %.

7.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

7.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

7.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 7.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Herziening Oude Reekstraat - Wolfsbossingel.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan weerszijden van de Oude Reekstraat in Beuningen is de bouw van vrijstaande en halfvrijstaande woningen voorzien op ruime kavels. Op de locatie in de zuidoosthoek Oude Reekstraat en Wolfsbossingel is volgens het geldende bestemmingsplan 'Oude Reekstraat- Wolfsbossingel, 7 vrijstaande woningen' de bouw van 7 vrijstaande woningen mogelijk.

De afgelopen jaren is gebleken dat de kavels op deze locatie moeilijk tot niet verkoopbaar waren, mede door de gedetailleerde regeling. Voorliggend bestemmingsplan is meer flexibel zodat er meer speelruimte komt voor het invullen en het bebouwen van de kavels. Tevens wordt de regeling in overeenstemming gebracht met het bestemmingsplan Kern Beuningen, zoals deze op 3 juni 2013 is vastgesteld.

Door middel van onderhavig bestemmingsplan wordt deze flexibele en actuele regeling mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft de kavels in de zuidoosthoek van Beuningen omringd door de straten Oude Reekstraat - Wolfsbossingel - Lagunesingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPherzreekstwolfsb-vadf_0001.png"

Globale ligging plangebied (rode omkadering) (Bron: http://maps.google.nl)

Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

1.3 Geldende Plannen

Volgens het geldende bestemmingsplan 'Oude Reekstraat- Wolfsbossingel, 7 vrijstaande woningen' is de bouw van 7 vrijstaande woningen mogelijk. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Beuningen op 6 november 2012.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Eerst komen de ruimtelijke opzet en de aanwezige functies in de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving ervan aan bod. Daarna volgt de ruimtelijke en functionele beschrijving van de nieuwe ontwikkelingen en de onderbouwing hiervan;
  • In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling is vormgegeven;
  • In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;
  • In hoofdstuk 5 komen de uitkomsten van de onderzoeken met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten als geluid, bodem en archeologie en leidingen;
  • In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de redenen waarom wordt afgezien van inspraak en overleg aan de orde.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande Situatie

Op onderstaande afbeelding is de voormalige ruimtelijke structuur van het plangebied en de directe omgeving weergegeven. De woningen aan de Oude Reekstraat worden gekenmerkt door hun verspringende rooilijnen. Langs de Reekstraat lagen oorspronkelijk diverse woningen met de rooilijn direct langs de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPherzreekstwolfsb-vadf_0002.png"

Globale begrenzing plangebied (rode omkadering) Boerderij is inmiddels verwijderd

Het plangebied ligt op dit voor het grootste deel braak. Aan de zijde van de Oude Reekstraat is inmiddels één vrijstaande woning gerealiseerd. Ook staan er nog enkele bomen aan de Oude Reekstraat.

2.2 Toekomstige Situatie

In deze paragraaf wordt de toekomstige situatie in het plangebied en de directe omgeving beschreven. De geplaatste afbeeldingen ondersteunen het geschetste beeld.

2.2.1 Toekomstige gebiedsvisie

Het stedenbouwkundig plan voor deze locatie gaat uit van 7 vrijstaande woningen. De opzet hiervan is niet veranderd. Het bestemmingsplan is echter flexibeler van aard, waardoor beter ingesprongen kan worden op de wensen van de toekomstige bewoners. de bestaande woning aan de Oude Reekstraat en de (vergunde) woning aan de Lagunesingel zijn opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

de flexibiliteit is ingebracht door een groot bouwvlak op te nemen, waarbinnen de woningen gerealiseerd moeten worden. Deze ruimte mag niet vrijelijk gebruikt worden, in de regels zijn daartoe enkele voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan. Hierbij gaat het onder andere om een maximaal bebouwd oppervlak van een woning. Verder worden de regeling ten aanzien van onder andere mantelzorg en (al dan niet) publiek-gericht beroep of bedrijf aan huis vanuit de Kern Beuningen overgenomen, zodat één standaardregeling geldt in het gebied. Het toekomstige ruimtelijke beeld van de kavels met bebouwing in het plangebied zorgt voor een geleidelijke overgang van het stedelijk gebied naar het meer landelijke beeld.

De brede openbare bermzone aan de voorkant van het perceel aan de Oude Reekstraat, ter handhaving en bescherming van de bestaande bomen, is ook in het nieuwe plan opgenomen. Deze bomen zorgen in de boomloze Reekstraat voor een markant beeld.

Parkeren
Per vrijstaande woning moet voorzien worden in 2 parkeerplaatsen op eigen terrein. Hiertoe is voldoende ruimte aanwezig op de kavels.

Groen
Langs de Reekstraat blijft zoals gezegd een strook openbaar groen met bestaande bomen gehandhaafd.

2.3 Conclusie

Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Het te ontwikkelen woongebied kan gekenschetst worden als een groene woonidylle met een historische verankering in de oorspronkelijke boerenerven. Het initiatief is gelegen binnen de bebouwingscontour, tevens worden geen extra woningen planologisch mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan past binnen de relevante beleidskaders van de (hogere) overheden.

Ook op het gebied van de diverse milieuaspecten zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingsplanherziening.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan reguleert het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het plan biedt het gemeentebestuur een basis voor handhaving, indien op een bepaalde locatie activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met het bestemmingsplan en zodoende uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk worden geacht.

Het bestemmingsplan vormt een belangrijk toetsingskader bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwaanvragen kunnen uitsluitend worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan. Overigens neemt het bevoegd gezag bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen eveneens het Bouwbesluit en de bouwverordening in acht. Tenslotte wordt getoetst aan eisen van welstand.

In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de regels. De verbeelding en de regels dienen in samenhang met elkaar te worden begrepen.

Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Op basis van deze wet, is in het bestemmingsplan de benaming van enkele begrippen veranderd en geldt een aantal standaardbepalingen. In de regels zijn daarnaast wettelijk voorgeschreven bepalingen opgenomen inzake het overgangsrecht en een anti-dubbeltelbepaling.

Een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling zijn niet meer in de regels opgenomen: in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1 een algemeen gebruiksverbod voor gebruik in strijd met de bestemming opgenomen, alsmede een strafbaarstelling voor overtreding van het verbod.

De verbeelding en de regels zijn voorts opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en de digitale eisen die vanaf 1 januari 2010 respectievelijk 1 juli 2013 (SVBP2012) aan bestemmingsplannen gesteld worden. In deze standaard is de opzet van de regels en de benaming en verbeelding van bestemmingen en diverse functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen bindend voorgeschreven.

3.2 Opbouw Van De Regels

In deze paragraaf wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven.

De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: “Inleidende regels”bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.

Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2012):

  • Bestemmingsomschrijving

Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);

  • Bouwregels

In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen;

  • Afwijken van de bouwregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels;

  • Specifieke gebruiksregels

In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;

  • Afwijken van de gebruiksregels

Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;

Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelregel zijn de volgende bepalingen opgenomen:

  • Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden. In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan. Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.

Hoofdstuk 4:“Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de bestemmingsplanbepalingen, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:

  • Overgangsrecht:

In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige bestemmingsplan. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van 2 jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10 %. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het overgangsrecht.
Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd.
Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor het onderhavige bestemmingsplan ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.

  • Slotregel:

In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.

3.3 Bestemmingen

Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

Groen
De groenstrook langs de rand van het plangebied is bestemd als 'Groen'.

Wonen
De gronden binnen “wonen” zijn bestemd voor de vrijstaande woningen binnen het plangebied. Voor de situering en maatvoering van de woning zijn er bepalingen opgenomen met betrekking tot:

Bouwwijze
Op de verbeelding is aangeduid dat binnen het bouwvlak uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan. Tevens is door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen binnen een bouwvlak gemaximeerd.

Door middel van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw geregeld.

Goot- en bouwhoogte
De maximale goot- en bouwhoogte voor de woningen is aangegeven in het bouwvlak door middel van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte”.

Situering gebouwen
De regeling is flexibel ingestoken. Voor het gehele gebied geldt één bouwvlak waarin alle woningen (vrijstaand) worden gebouwd.

Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) zijn zowel binnen het bouwvlak als ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” toegestaan. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gemaximeerd op 50 m2.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' zijn, om een bouwplan mogelijk te maken, enkele afwijkende bepalingen opgenomen van de bovenstaande regels, onder meer met betrekking tot de oppervlakte en hoogte van hoofdgebouw en bijgebouwen.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als uitgangspunt gehanteerd dat deze op het gehele bouwperceel zijn toegestaan. De maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is gerelateerd aan de ligging. Binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag deze niet meer bedragen dan 2,0 m, hierbuiten maximaal 1,0 m. In afwijking van het voorgaande geldt dat de bouwhoogte van pergola's maximaal 2,75 m mag bedragen.

Aan huis verbonden beroep/ bedrijf
Binnen de woonfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten, die qua functie ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. In het verleden werd hiervoor onderscheid gemaakt tussen aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven.

In dit plan is ervoor gekozen om de mate van publieksaantrekkende werking van de activiteiten als relevant onderscheid te hanteren tussen activiteiten die wel gewenst zijn in een woonomgeving en activiteiten die onder omstandigheden gewenst kunnen zijn in een woonomgeving. De 'niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit' is rechtstreeks mogelijk, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. De 'publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis' is mogelijk indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

Het onderscheid richt zich zoals vermeld op het al dan niet publieksaantrekkend zijn van de activiteit. Hierbij is ervan uitgegaan dat een niet-publieksaantrekkende activiteit (geen verkeersaantrekkende werking/ geen parkeerdruk) doorgaans zonder problemen in een woning zal kunnen plaatsvinden. Het betreft activiteiten met een introvert karakter, die inherent zijn aan de woonfunctie, zoals kantoorfuncties en ateliers.

Om de beperkte omvang van het aan huis verbonden beroep/ bedrijf te waarborgen is deze gemaximeerd op 45 % van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 45 m². Tevens is in de regels opgenomen dat de bewoner het beroep of bedrijf aan huis zelf dient uit te oefenen.

Uitgangspunt is dat geen milieuvergunningplichtige bedrijven worden toegestaan. Dit is van belang om te voorkomen dat activiteiten kunnen plaatsvinden, die weliswaar geen publieksaantrekkend karakter hebben, maar die in verband met milieuaspecten niet bij de woonfunctie passen. De aan huis verbonden functies zijn toegestaan in de woning en de bijbehorende bouwwerken.

De publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis kunnen wel verkeersaantrekkend zijn en zijn daarom enkel toegestaan indien hiervoor door burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning is verleend. De activiteiten dienen kleinschalig te zijn en in te passen in de woonomgeving. Voorbeelden zijn persoonlijke dienstverlening (kapper/ pedicure), medische/ therapeutische dienstverlening en ambachtelijke bedrijvigheid.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- &omgevingsaspecten aan bod.

4.1 Nationaal Beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2). De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. De ladder bestaat uit drie treden (de 3 B’s):

  1. 1. Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.
  2. 2. Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.
  3. 3. Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

Omdat er in dit geval planologisch gezien geen extra woningen mogelijk gemaakt worden hoeft niet getoetst te worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

4.2 Provinciaal & Regionaal Beleid

De provincie Gelderland ziet er op toe dat bestemmingsplannen ook inderdaad worden vastgesteld conform hun beleid, waarbij zij een reactieve rol vervult. Een en ander vraagt om een nadere vertaling van het Streekplanbeleid. Die vertaling is neergelegd in de Wro-agenda, die beoogt een kader te bieden voor de toepassing van nieuwe instrumenten en duidelijkheid te bieden waar dit reeds kan. In deze agenda wordt beschreven welke instrumenten toegepast (kunnen) worden voor het verwezenlijken van provinciale doelen. De nieuwe wet verandert niets aan de inhoud van het 'Streekplan Gelderland 2005'.

4.2.1 Structuurvisie: Streekplan Gelderland 2005

In het streekplan kiest de provincie voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt door te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: water, natuur, landschap (groenblauwe raamwerk) én de ruimtelijke ontwikkelingen in het rode raamwerk van stedelijke functies en infrastructuur. De ruimtebehoefte wordt zorgvuldig in regionaal verband geaccommodeerd zodat publieke en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Met het ruimtelijke beleid beoogt de provincie bij te dragen aan de versterking van de ecologische, economische en sociaal-culturele positie van Gelderland als één van de Europese regio's. Dit wil de provincie onder andere bereiken door sterke stedelijke netwerken en regionale centra te bevorderen en de vitaliteit van het landelijke gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen te versterken. In beginsel wordt gekozen voor het beter, efficiënter en hoogwaardiger benutten van het bestaand stedelijk gebied, de al geplande uitbreidingen en de meest kansrijke knooppunten.

De grootste stedelijke dynamiek in het zogenaamde KAN-gebied (nu Stadsregio Arnhem - Nijmegen) concentreert zich in het 'rode raamwerk' (of 'bundelingsgebied'). Uit de beleidskaart ruimtelijke structuur blijkt dat het plangebied is gelegen binnen het rode raamwerk in het (Inter)nationaal stedelijk netwerk KAN.

4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.

In de provinciale verordening is aangegeven dat in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in de Stadsregio slechts is toegestaan:

  • binnen bestaand bebouwd gebied,
  • binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen;
  • binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90 % van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector;
  • binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen.

Op onderstaande uitsnede van de kaart 'Verstedelijking' behorende bij de RVG is te zien dat het plangebied (rode cirkel) behoort tot het 'bestaand bebouwd gebied' (grijze arcering).

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPherzreekstwolfsb-vadf_0003.png"

Het plangebied is tevens gelegen binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen. Hiermee is het voornemen passend binnen het provinciale beleidskader.

Omdat ten opzichte van het geldende bestemmingsplan geen extra woningen planologisch worden mogelijk gemaakt, hoeft geen nadere toetsing aan artikel 3 'Wonen' plaats te vinden.

4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020

De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel.

Met de inwerkingtreding van de RVG zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan hierin overgenomen. Het RVG is het beleidskader waaraan de provincie bestemmingsplannen toetst.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Strategische visie

In 2008 – 2009 onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen heeft de gemeenteraad 6 strategische hoofdlijnen bepaald:

  1. 1. De 4 verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;
  2. 2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;
  3. 3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;
  4. 4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;
  5. 5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;
  6. 6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.

Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen.

De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en toekomstgerichtheid genoemd.

4.3.2 Structuurvisie Gemeente Beuningen

De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen vastgesteld op 8 mei 2012. In de kern Beuningen is de laatste jaren al veel geïnvesteerd. Daardoor kent de kern Beuningen op structuurniveau momenteel een beperkt aantal opgaven. Het plangebied maakt op de structuurvisiekaart onderdeel uit van een gebied dat is aangeduid als woningbouwlocatie. Voor het overige zijn voor het plangebied geen specifieke aandachtspunten opgenomen.

4.3.3 Woonvisie

De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:

  • kwaliteit voor kwantiteit;
  • betaalbaarheid van de woningen;
  • duurzaamheid van de woningen;
  • sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;
  • aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;
  • wensen van de woonconsument centraal.

Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern.

Door het bestemmingsplan blijft de mogelijkheid gehandhaafd om 7 vrijstaande woningen te realiseren op grote particuliere kavels op een aantrekkelijke locatie en in een aantrekkelijke fysieke woonomgeving. Daarmee is het initiatief conform de Woonvisie. Overigens worden planologisch gezien geen extra woningen mogelijk gemaakt, maar wordt vooral de flexibiliteit vergroot.

4.3.4 Kadernota Duurzaam Beuningen 2009 - 2012

Deze kadernota (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 april 2009) biedt inzicht in de maatschappelijke verantwoordelijkheid die Beuningen neemt met betrekking tot de onderwerpen:

  • Klimaat & Energie;
  • Duurzaam inkopen;
  • Millenniumdoelstellingen.

De kaderstellende nota biedt een overkoepelend kader ten behoeve van diverse deelprojecten. Het biedt inzicht in de mate waarin huidige en nieuwe projecten een bijdrage kunnen leveren aan de overkoepelende doelen.

In de kadernota worden twee ambities uitgewerkt voor het klimaatbeleid in Beuningen:

  1. 1. Beuningen in 2020: 20 % CO2-reductie in 2020 (ten opzichte van 2005) en 20 % duurzame energie (Rijksdoelen CO2 beleid);
  2. 2. Beuningen in 2050: CO2-neutraal (100 % CO2-reductie en 100 % duurzame energie).

Er moet een keuze gemaakt worden tussen deze twee ambities. Beide doelen zijn haalbaar voor Beuningen. Eventueel kan ambitie 1 een tussenstap zijn voor ambitie 2, waar later alsnog voor gekozen wordt. De eerste ambitie sluit aan op de Rijksdoelen voor 2020 voor CO2-reductie en duurzame energie, het VNG Klimaatakkoord uit 2007 en de MARN klimaatdoelen.

In dit scenario gaat Beuningen pragmatisch aan de slag met een aantal energiemaatregelen die de gemeente reeds heeft voorbereid, zoals:

  • Eigen gebouwen van de gemeente 3 % energiebesparing per jaar;
  • Nieuwbouw gemeente energiezuinig en duurzaam;
  • Energieafspraken met woningcorporatie over nieuwbouw en bestaande bouw;
  • Liefst alle woningen in Beuningen over 10 jaar gemiddeld een energielabel B;
  • Groene welkomstbox voor nieuwe en verhuizende bewoners;
  • Stimuleren van duurzame energiebronnen, zoals warmte-/ koudeopslag (WKO, warmteterugwinning uit grond- of oppervlaktewater) voor nieuwbouw;
  • Nieuwbouw in Beuningen voortaan CO2-neutraal; onderzoek waar extra energie-eisen nog ingepast kunnen worden in lopende nieuwbouw- en renovatieprojecten.

De focus van het klimaatbeleid in Beuningen ligt de komende 4 jaren op de eigen organisatie (inclusief schoolgebouwen) en woningbouw. De kansen in grote nieuwbouwprojecten en de bestaande woningen en bedrijven moeten benut worden. Voor de andere thema's zoals verkeer worden kansen op natuurlijke momenten benut, zoals bij nieuwe ontwikkelingen.

4.4 Conclusie

Het voorgenomen plan past binnen de beleidskaders van de verschillende overheidslagen.

Hoofdstuk 5 Milieu- & Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van technische onderzoeken met conclusies. Alleen de voor het plangebied relevante milieuaspecten worden beschreven.

5.1 Bodem

Er is al eerder een bodemonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan Oude Reestraat – Wolfsbossingel, 7 vrijstaande woningen. Aangezien het plangebied gelijk is gebleven is de paragraaf bodem daarom hieronder integraal overgenomen:

'Het perceel behorend bij Oude Reekstraat 9 (voorheen Reekstraat 21) is in het verleden gebruikt als boerenerf. In 2008 zijn de opstallen gesloopt en in 2009 is de voormalige boerderij afgebrand. Tussen 2001 en 2008 zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd en in 2007 is op een gedeelte van het terrein een bodemsanering uitgevoerd (Econsultancy, Saneringsplan 07055394 en Saneringsevaluatie 07055396).

Uit het verkennend bodemonderzoek is een matige tot ernstige verontreiniging in 1 boring (A02) met koper, zink en lood aangetroffen in het traject 0,6 – 1,0 m –mv (Econsultancy, nr. 10123811, d.d. februari 2011). Ook zijn er diverse lichte verontreinigingen aangetroffen in de bovenlaag over het gehele perceel die geen aanleiding zijn voor het instellen van een nader onderzoek. In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen die aanleiding zijn voor een vervolgonderzoek.

In het nader onderzoek naar de matige tot ernstige verontreiniging is de verontreinigingssituatie verder ingeperkt en is geconcludeerd dat in totaal 39 m3 grond verontreinigd is met koper en zink waarvan 16 m3 sterk verontreinigd (Econsultancy, nr. 11023134, d.d. maart 2011). Formeel is er sprake van een niet ernstig geval van bodemverontreiniging volgens de Wet Bodembescherming.

Gelet op het toekomstig gebruik is het door de Gemeente Beuningen toch wenselijk gevonden om de verontreinigingslocatie te saneren volgens een goedgekeurd plan van aanpak (Econsultancy, nr. 11033252, d.d. april 2011).

Uit de analyseresultaten van de putwanden is gebleken dat de locatie is gesaneerd en de doelstellingen uit het plan van aanpak zijn behaald (Econsultancy, nr. 11043313, d.d. mei 2011). De aangetroffen waarden zijn beneden de achtergrondwaarden en het de sanering is geslaagd.

Geconcludeerd kan worden dat het terrein geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Er zijn geen belemmeringen om woningbouw te ontwikkelen.'

5.2 Wegverkeerslawaai

Er is al eerder een akoestisch onderzoek (Pouderoyen Compagnons, nr. 018-559, d.d. mei 2011) uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan Oude Reestraat – Wolfsbossingel, 7 vrijstaande woningen. De paragraaf wegverkeerslawaai is daarom hieronder integraal overgenomen:

'De te onderzoeken weg is de Lagunesingel. De weg is over het algemeen buitenstedelijk gelegen. Voor dit gedeelte bedraagt de onderzoekszone 250 m (maximaal twee rijstroken). Voor een goede ruimtelijke ordening zijn ook de Wolfsbossingel en de Oude Reekstraat onderzocht alhoewel dit 30 km/uur wegen zijn. Voor nieuwe woningen bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde 48 dB. De maximaal te ontheffen geluidsbelasting bedraagt 63 dB.

De verkeersgegevens zijn verstrekt door de gemeente Beuningen en zijn gebaseerd op een het verkeersmodel voor 2020. Van de Oude Reekstraat zijn geen verkeersgegevens zijn bekend. Daar de Oude Reekstraat alleen een beperkt aantal woningen ontsluit is uitgegaan van een verkeersintensiteit van 200 motorvoertuigen per etmaal.

De geluidsbelasting op de gevels van de woningen, als gevolg van de Lagunesingel, Oude Reekstraat en van de Wolfsbossingel, is berekend met standaard rekenmethode II, conform Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006 met behulp van het programma Geomilieu v1.71.

Uit de berekeningen blijkt dat op alle gevels en ten gevolge van de Lagunasingel wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde. Daarnaast blijkt dat de totale gevelbelasting ten gevolge van alle wegen niet zal leiden tot een knelpunt met betrekking tot de binnenwaarde van de woningen.

Derhalve kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn vanwege het aspect wegverkeerslawaai.'

5.3 Luchtkwaliteit

Aangezien er planologisch gezien geen extra woningen mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit.

5.4 Externe Veiligheid

5.4.1 Wetgeving

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (d.d. 26 mei 2009).

In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's:

  • het plaatsgebonden risico;
  • het groepsrisico.

Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.(invloedsgebied).

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden.

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi.

Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Op dit moment is een Besluit transport externe veiligheid (Btev) in voorbereiding.

Provinciale risicokaart
De risicokaart Gelderland informeert onder andere de inwoners van Gelderland over de risico's waarmee zij in hun leefomgeving kunnen worden geconfronteerd en hoe te handelen. In de nabijheid van het plangebied (blauwe omcirkeling) zijn enkele risicovolle inrichtingen en transportzones gelegen. Zie verderop voor de bespreking hiervan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPherzreekstwolfsb-vadf_0004.png"

Uitsnede risicokaart met globale aanduiding plangebied (blauwe cirkel)

Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid gemeente Beuningen
Er is een inventarisatie nulsituatie externe veiligheid Beuningen opgesteld (Royal Haskoning, 25 maart 2008). Dit document is de onderlegger van de signaleringskaart Beuningen. De signaleringskaart toont locaties, risicocontouren en veiligheidsafstanden van zowel stationaire als mobiele risico's van externe veiligheid voor de gemeente Beuningen. Op de kaart zijn tevens huidige woon-, industrie- en buitengebieden binnen de gemeente Beuningen te zien alsmede geprojecteerde en geplande woningbouwprojecten. Zo kan de gemeente Beuningen in één oogopslag zien of sprake is van ongewenste verwevingtendensen tussen externe veiligheidsrisico's en kwetsbare bestemmingen. Een uitsnede van de kaart is onderstaand weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPherzreekstwolfsb-vadf_0005.png"

Uitsnede Inventarisatiekaart Nulsituatie externe veiligheid Beuningen met globale aanduiding plangebied

5.4.2 Plangebied

Inrichtingen c.q. bedrijven
Er zijn binnen het plangebied geen bedrijven aanwezig met een veiligheidsrisico als bedoeld in het Bevi. Verder zijn er geen bedrijven in de directe omgeving van het plangebied aanwezig waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied is op circa 650 m van de rijksweg A73 gelegen. Dit betekent dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze rijksweg dan ook niet van invloed is op het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water
Het plangebied is op circa 3 km van de Waal gelegen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze rivier is dan ook niet van invloed op onderhavige ontwikkeling.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door een buisleiding
Ten oosten van het plangebied ligt een aantal (hogedruk) aardgastransportleidingen. Het betreft een drietal hoofdtransportleidingen en een regionale leiding. Voor de leidingen gelden de volgende grenzen in meters:

Parameter N-576-01 A-524 A-533 nieuwe leiding
1 % letaliteitgrens (9,8 kW/m2 contour) 45 540 540 580
100 % letaliteitgrens (35 kW/m2 contour) 25 210 210 220

Omdat er met onderhavig bestemmingsplan planologisch gezien geen extra woningen worden mogelijk gemaakt hoeft in dit bestemmingsplan geen toets te worden uitgevoerd. Er treedt geen verandering op in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Onderstaand volgt een samenvatting, zoals ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan, van het onderzoek van het MARN naar dit aspect.

De leidingen hebben een risicocontour waardoor bij enkele potentiële rampscenario's slachtoffers zouden kunnen vallen. Door het MARN is hiernaar onderzoek verricht en weergegeven in een tweetal rapportages (Kwantitatieve Risicoanalyse Reekstraat Wolfsbossingel Beuningen 7 woningen en Kwantitatieve Risicoanalyse Reekstraat Wolfsbossingel Beuningen + 7 woningen). Met de berekeningen is onderzocht wat de toename is van het risico (nieuw) ten opzichte van de bestaande situatie.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico komt zowel in de bestaande als in de nieuwe situatie niet uit boven de PR 10-6 contour.

Groepsrisico

Van alle buisleidingen in de omgeving zijn groepsrisicoberekeningen gemaakt voor zowel de oude als de nieuwe situatie. Deze berekeningen zijn uitgevoerd met CAROLA versie 1.0.0.51.

Van geen enkele leiding in de omgeving ontstaat een significante toename van het groepsrisico. Van de leiding A-524 bestaat zowel in de bestaande als in de nieuwe situatie een groepsrisico van 35 slachtoffers met een kans van 3,7 *10-8. Van de leiding A-533 bestaat een groepsrisico van 46 slachtoffers met een kans van 2,1*10-8. Van leiding A-663 bestaat een groepsrisico van 36 slachtoffers 1,5*10-8. Het risico blijft dus gelijk.

Het risico stijgt niet significant en blijft uitermate klein en ruim onder de oriëntatiewaarde. Uitgedrukt tegen de afstand ten opzichte van de oriëntatiewaarde blijft het risico 0,0046 * OW.

5.4.3 Conclusie

Er wordt voldaan aan het Bevb (volgens hoofdstuk 4 Wro). Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

5.5 Milieuzonering

5.5.1 Plangebied

Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (editie 2009). Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, geur). De hierin weergegeven maten zijn richtinggevend. Een afwijking is in beginsel mogelijk met dien verstande dat de afwijking dient te worden gemotiveerd. Indien gevoelige objecten binnen de contouren gelegen zijn, betekent dit dat overlast kan ontstaan vanuit de bestaande bedrijvigheid op die gevoelige functie of dat het betreffende bedrijf kan worden beperkt in de bedrijfsvoering.

Aan de hand van de kaart van de provincie Gelderland, Mijn Leefomgeving, is bepaald dat er geen bedrijven in een straal van 100 m rond het plangebied aanwezig zijn. Ten oosten van het plangebied is de Afvalverwerking Regio Nijmegen gelegen. Het plangebied ligt aan de buitenste rand van de zogenaamde richtwaarde. Binnen deze contour kan het voorkomen dat de inrichting te ruiken is, maar dit zal niet tot ernstige hinder leiden.

5.5.2 Conclusie

Hiermee vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

5.6 Waterhuishouding

In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken. Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Stijging van de zeespiegel, en een verhoogde afvoer van de rivieren. Daarnaast blijft in laag-Nederland ook de bodem dalen. Dat alles vraagt om ruimtelijke plannen die rekening houden met deze ontwikkelingen.

Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

5.6.1 Ligging

Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Waal, op enige afstand van de Waaldijk.

5.6.2 Randvoorwaarden

5.6.3 Huidige situatie

Oppervlaktewater
In de Oude Reekstaat liggen sloten die afvoeren naar B-watergangen. De functie van het water is kijkwater.

Voor het overige komt geen oppervlaktewater in het plangebied voor.

Bodem
De bodem bestaat uit een kleilaag met een dikte van circa 1,5 m. Het maaiveld ligt op circa 7,9 m +NAP.

Grondwater
Alle sloten liggen in een peilvak met een zomerpeil van 6,6 m +NAP en een winterpeil van 6,3 m +NAP;

Afvalwater
Het afvalwater van de voormalige boerderij woning wordt door middel van drukriool afgevoerd naar het gemengd rioolstelsel van Beuningen;

Hemelwater
Hemelwater mag niet afgevoerd worden via het drukrioolsysteem. Al het hemelwater moet dus via het oppervlaktewater worden afgevoerd.

5.6.4 Toekomstige situatie

Nieuwe ontwikkeling
In het onderhavige plan zal door de flexibelere regeling ten opzichte van het geldende bestemmingsplan het verharde oppervlak niet toenemen. Derhalve hoeft niet voorzien te worden in extra berging. De afwatering zal plaatsvinden zoals ook reeds in het geldende bestemmingsplan was voorzien.

Op de locatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' wordt een woning toegestaan die een grotere bebouwde oppervlakte heeft dan in de algemene regeling wordt toegestaan. Voor de locatie is een aparte procedure doorlopen waarin de waterhuishouding planologisch is verantwoord en geregeld.

Het af te koppelen verhard oppervlak wordt aan de Wolfsbossingel afgevoerd middels het RWA-riool dat daar is aangelegd. De woningen aan de Lagunesingel blijven het water afvoeren naar het oppervlaktewater dat aan de voorzijde van de woning is aangelegd. De woning midden in het plan voert het water af naar de naast gelegen sloot.

Waterkwantiteit
Het onderhavige plan ligt binnen het geïsoleerd watersysteem van de Beuningse Plas. De plas heeft een natuurlijk peil. Het lozen van de toename van het verhard oppervlak op het geïsoleerd watersysteem heeft in dit geval geen significante stijging van het waterpeil tot gevolg, daar dit een relatieve geringe toename betreft. Derhalve zijn geen compenserende maatregelen noodzakelijk.

Waterkwaliteit
Het hemelwater wordt rechtstreeks afgevoerd op de aanwezige sloten en het RWA-riool zoals hier boven beschreven.

Riolering
Het afvalwater van alle woningen wordt afgevoerd naar het DWA-riool, behalve de woning midden in het plan. Deze woning wordt aangesloten op het drukriool in de Oude Reekstraat.

Watertoets
Deze waterparagraaf is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap.

5.6.5 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.7 Ecologie

Vogel- en habitatrichtlijn
Het plangebied is niet gelegen in en nabij een Natura 2000, Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied.

Flora en faunawet/ natuurbeschermingsplan
Op basis van de Flora en faunawet (april 2002) wordt een groot aantal inheemse bedreigde dier- en plantsoorten beschermd. Vanwege de aard van het initiatief dient in principe bepaald te worden, of zich in, of in de directe nabijheid van de op te richten bebouwing, natuurwaarden bevinden, die verstoord zouden kunnen worden.

In het braakliggende plangebied zijn geen wettelijke beschermde flora- en faunasoorten aangetroffen en worden ook niet verwacht. De voorgenomen wijziging heeft dus geen invloed op de beschermde soorten.

Voor de te verwachten grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt een algehele vrijstelling van de Flora- en Faunawet met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkelingen en herinrichting die plaats vinden in het plangebied. Het is echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen. Dit betekent dat tijdens opschoonwerkzaamheden van het buitenterrein rekening dient te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van grondgebonden diersoorten.

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

5.8 Cultuurhistorie & Archeologie

5.8.1 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied zijn geen monumenten of cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.

5.8.2 Archeologie

In 1992 is op Malta een Europees Verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valletta (kortweg: Malta). Doel van Malta is om bij ruimtelijke plannen meer en beter rekening te houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden en deze, waar mogelijk, beter te beschermen. Het Verdrag van Valletta is in 1998 geratificeerd en inmiddels als wijziging van de Monumentenwet (1988) geïmplementeerd via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die per 1 september 2007 van kracht is geworden. Dit betekent dat er niet meer in de “geest” van de wet moet worden gewerkt maar dat bij elke schop die de grond in gaat, gekeken moet worden of er sprake is van archeologische waarden en/of verwachtingen. Bij van rijkswege beschermde archeologische terreinen is een vergunning nodig van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

De gemeente Beuningen heeft een archeologische beleidsadvieskaart laten vervaardigen (RAAP Archeologisch Adviesbureau, RAAP-rapport 2170, kaartbijlage 3). Deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010. Het grondgebied van de gemeente Beuningen is op de beleidsadvieskaart ingedeeld in beleidszones. Volgens deze kaart heeft het plangebied deels een hoge verwachtingswaarde en valt binnen beleidszone 3. Dit betekent dat nader onderzoek uitgevoerd zal moeten worden naar de archeologische waarden in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPherzreekstwolfsb-vadf_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPherzreekstwolfsb-vadf_0007.png"

Er is al eerder een archeologisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan Oude Reestraat – Wolfsbossingel, 7 vrijstaande woningen. De paragraaf archeologie is daarom hieronder integraal overgenomen:

'Er is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (J. Oosterbaan, Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) aan de Wolfsbossingel te Beuningen (Gld), ARC, nr. 2012-81, d.d. 2012). Uit een eerder uitgevoerd bureauonderzoek met aansluitend booronderzoek (Hebinck, K.A., 2011. Een archeologisch bureau-onderzoek en een verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Wolfsbossingel te Beuningen (Gld). Geldermalsen (nr. 2011-127) was gebleken dat er een kans bestond op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische sporen. Om dit te verifiëren en zo nodig te begrenzen en te waarderen was een proefsleuvenonderzoek nodig.

Tijdens het onderzoek zijn twee proefsleuven aangelegd, die laten zien dat de voormalige bebouwing (de Reeksche Hof) geheel gesloopt lijkt te zijn. Er zijn tevens wat andere sporen aangetroffen, en vondsten die in verband gebracht kunnen worden met de historie van de Reeksche Hof. Van een behoudenswaardige vindplaats is echter geen sprake. De kwaliteit van de sporen is niet zodanig dat er sprake is van een behoudenswaardige vindplaats, zoals de KNA 3.2 die definieert. Op basis van deze gegevens lijkt een vervolgonderzoek of het verbinden van verdere voorwaarden niet nodig te zijn.

Op basis van de onderzoeksresultaten is een selectieadvies opgesteld door de regioarcheoloog (nr. I 01 01 020, d.d. 6 augustus 2012): “Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat geen behoudenswaardige vindplaats aanwezig is. Daarmee lijkt er vanwege de archeologie niets meer de voorgenomen plannen in de weg te staan. Omdat er altijd kans bestaat op toevalsvondsten of kleine, dan wel moeilijk op te sporen, complextypen, dient er wel gewezen te worden op de wettelijke meldingsplicht.'

De gemeente heeft besloten conform het selectieadvies.

5.8.3 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat de aspect cultuurhistorie en archeologie geen belemmeringen vormen voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.9 Leidingen

In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, gas, brandstof gelegen, die in het kader van het bestemmingsplan op de verbeelding met bijbehorende bebouwingsvrije zones dienen te worden opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De in het plangebied gelegen gronden zijn eigendommen van de gemeente. Betreffende gronden zijn bouwrijp en de beschikbare kavels zijn uitgeefbaar. De in dat kader gemaakte kosten alsmede de geraamde opbrengsten uit de kavelverkoop zijn opgenomen en verwerkt in de bij het bestemmingsplan De Beuningse Plas, De Waterplas behorende en vastgestelde exploitatieopzet. Het plan is financieel uitvoerbaar.

6.2 Overleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Gezien de ondergeschikte wijzigingen die zijn doorgevoerd in dit bestemmingsplan ten opzichte van het nu geldende bestemmingsplan heeft de gemeente besloten af te zien van vooroverleg.

6.3 Zienswijzen

In het kader van de zienswijzen is het plan op grond van het bepaalde in afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht gedurende 6 weken ter visie gelegd, te weten van 31 oktober tot en met 11 december 2013. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlagen

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Nader Bodemonderzoek

Bijlage 3 Plan Van Aanpak Bodemsanering

Bijlage 4 Evaluatieverslag Bodemsanering

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 6 Kwantitatieve Risicoanalyse - Nulsituatie

Bijlage 7 Kwantitatieve Risicoanalyse +7 Woningen

Bijlage 8 Archeologisch Proefsleuvenonderzoek

Bijlage 9 Selectieadvies Archeologie