Pastoor van de Marckstraat ong. Weurt
Bestemmingsplan - Gemeente Beuningen
Vastgesteld op 25-03-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Pastoor van der Marckstraat ong. Weurt' met identificatienummer NL.IMRO.0209.BPvdMarckstraWeurt-vadf van de gemeente Beuningen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.6 bed & breakfast:
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, met een absoluut maximum van zeven overnachtingen, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.7 begane grondbouwlaag
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.8 bestaand
- t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.12 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.18 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.19 bouwwijze
de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:
- a. onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
- b. onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
- c. onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
- d. onder 'gestapeld' wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.20 coffeeshop
een bedrijf dat tot hoofdzaak heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken;
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.24 mantelzorg
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een op dat perceel wonende huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
1.25 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
1.26 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.27 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.28 seksinrichting
een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk pornografische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van pornografische en/of erotische aard plaatsheeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht dan wel bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot seksuele handelingen;
1.29 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel;
1.30 waterhuishoudkundige doeleinden
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.;
1.31 woning
een complex van ruimten, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduidingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein.
2.6 peil:
de hoogte gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Water
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. oeververbindingen (bruggen);
- b. in- en uitritten;
- c. wandelpad;
- d. oever;
- e. sluis;
- f. aanlegsteiger;
- g. stuw;
- h. vaarweg;
- i. vijver;
- j. water;
- k. waterberging;
- l. waterkering;
- m. waterstaat;
- n. waterhuishouding;
- o. waterlopen en waterpartijen;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.2;
- c. wandelpad, ter plaatse van de aanduiding 'pad';
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties en zonering van 50 m rondom monumenten.
5.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:
- 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;
- 3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
- 4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:
- a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 op te nemen, indien uit nader onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 6 Waterstaat - Waterlopen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie.
6.2 Bouwregels
Op de als 'Waterstaat - Waterlopen' aangeduide gronden mogen uitsluitend worden opgericht andere bouwwerken ten behoeve van de doeleinden omschreven in 6.1, met dien verstande dat het bouwen van aanlegsteigers niet is toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie en waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag, alvorens een vergunning te verlenen, advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergeschikte bouwdelen
8.2 Afwijkingenregeling
In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, het volgende:
- a. indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat die gronden tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor industrie.
9.2 Vrijwaringszone - dijk 1
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.
- b. Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' mag niet worden gebouwd.
- c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub b, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
9.3 Vrijwaringszone - dijk 2
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met maximaal 10 %.
10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanPastoor van der Marckstraat ong. Weurt.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente heeft op 2 januari 2011 en 20 januari 2012 principeverzoeken ontvangen van verschillende particulieren voor de realisatie van 4 woningen op een perceel aan de Pastoor van der Marckstraat te Weurt. Het betreft 3 woningen in het lint van de Pastoor van der Marckstraat en 1 dijkwoning meer achterop het perceel, die ontsloten zal worden door middel van een lange toegangsweg vanaf de Pastoor van der Marckstraat.
Voor de 4 woningen is één samenhangend en integraal plan ontwikkeld. De gemeente is bereid hier medewerking aan te verlenen door voor het plangebied het geldende bestemmingsplan te herzien.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen tussen de Dijk aan de noordzijde en de Pastoor van der Marckstraat aan de noordoostzijde van de kern Weurt. Ten oosten, zuiden en westen van het plangebied zijn burgerwoningen gelegen. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Beuningen, sectie B, nr. 2345.
Globale ligging plangebied (rode omkadering) (Bron: http://maps.google.nl)
Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.
1.3 Geldende Plannen
De gronden binnen het plangebied maken deel uit van het bestemmingsplan 'Kern Weurt' vastgesteld door de gemeenteraad van Beuningen op 6 juni 2006 en onherroepelijk geworden op 23 november 2006.
De gronden in het plangebied hebben binnen dit bestemmingsplan de bestemming 'Kernrandgebied'. De als 'Kernrandgebied' aangegeven gronden zijn bestemd voor: agrarisch grondgebruik, waterstaatkundige doeleinden, water, waterafvoer en waterbeheer een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan, behoudens andere bouwwerken ten behoeve van agrarische doeleinden met een maximale bouwhoogte van 1,0 m. De bouw van 4 woningen is niet toegestaan binnen deze bestemming.
Daarnaast ligt over het noordelijk deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waterkering'.
Gezien de voorgenomen bouw van 4 woningen is het nodig om het geldende bestemmingsplan voor het plangebied te herzien ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro).
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:
- In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Eerst komen de ruimtelijke opzet en de aanwezige functies in de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving ervan aan bod. Daarna volgt de ruimtelijke en functionele beschrijving van de nieuwe ontwikkelingen en de onderbouwing hiervan;
- In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling is vormgegeven;
- In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;
- In hoofdstuk 5 komen de uitkomsten van de onderzoeken met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten als geluid, bodem en archeologie en leidingen;
- In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de redenen waarom wordt afgezien van inspraak en overleg aan de orde.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
Het plangebied betreft een voormalig agrarisch perceel in de kern Weurt. Dit dorp is direct achter de dijk gelegen en ten westen van de bebouwde kom van Nijmegen. Kenmerkend voor het rivierengebied is dat de Waal heeft gezorgd voor een hoofdstructuur in oost-west richting. Zo is er grenzend aan het water het open rivierenlandschap te herkennen met haar uiterwaarden en enkele kleine bosjes. De dijk scheidt deze strook van het stroomruggenlandschap. Op deze oudere, hogere gronden ontstonden vroeger de agrarische dorpen, met hun kerk, boerderijen, boomgaarden, akkers en weitjes. Tussen de linten en de dijk werden dwarsverbindingen aangelegd, waarlangs ook lintbebouwing ontstond. De open ruimtes, gelegen tussen de bebouwingslinten, dwarsverbindingen en de dijklichamen werden vervolgens (planmatig) ingevuld.
Bebouwing vond niet alleen plaats langs evenwijdig aan de dijk lopende linten en langs de dwarsverbindingen met de dijk. Belangrijke cultuurhistorische karakteristiek langs de rivieren zijn ook de dijkwoningen. De hoger gelegen gronden boden bescherming en goede vestigingsmogelijkheden, met name bij de dorpen. De dijk vormt van oudsher dan ook een bebouwingslint. Niet voor niets dat langs de dijk een (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde geldt. In de loop der tijd zijn helaas veel dijkwoningen verdwenen door dijkverzwaringen.
De stedenbouwkundige opbouw van Weurt past binnen bovenstaande gebiedskarakteristiek. Zoals ook zichtbaar op de cultuurhistorische waardenkaart (zie hoofdstuk 5.8.1) vormen de Waaldijk en de Pastoor van der Marckstraat de lijnen waarlangs het dorp is gegroeid. De Kerkstraat en Dijkstraat vormen de verbindingen tussen deze historische lijnen, met aan de uiteinden van deze straten twee voor het dorp belangrijke monumenten (kerk en dijkmagazijn). Daarnaast is direct ten noordwesten en noordoosten van de locatie sprake van enkele historische huislocaties aan de dijk.
Ten oosten, ten zuiden en ten westen van het plangebied bevinden zich op dit moment overwegend burgerwoningen met bijbehorende erven en diepe achtertuinen in een lintstructuur. Ten noordwesten van de locatie is sprake van bebouwing direct aan de dijk. Direct ten zuiden van het plangebied ligt het rijksmonument 'Villa Roozenburg'. Langs een deel van de zuid- en westzijde van het plangebied is sprake van een A-watergang. Aan de noordzijde loopt het plangebied op in verband met de aanwezige Waaldijk. Het dijklichaam zorgt voor een fysieke en visuele barrière richting het uiterwaardengebied. In oostelijke richting gaat de Waaldijk over in de Westkanaaldijk, die de oostelijke begrenzing van de dorpskern. Doordat het plangebied is ingeklemd tussen bebouwing, erven en het dijklichaam (dijklichamen) vormt het een herkenbaar onderdeel van het stedenbouwkundig weefsel van Weurt. Het realiseren van woningen in het plangebied past binnen het karakteristieke occupatiepatroon van dorpen langs de rivierdijken (benutten van open ruimte tussen de bebouwingslinten).
Impressie plangebied vanuit zuidoosten in noordwestelijke richting
Het plangebied bestaat uit een weiland met enkele kleine solitaire bomen daarin. De meeste bomen verkeren echter in een zeer slechte conditie. Gezien de ligging van het perceel in de bebouwde kom en de beperkte toegankelijkheid voor landbouwverkeer ontbreekt het bovendien aan een duurzaam, agrarisch toekomstperspectief. Een nieuwe duurzame invulling van de locatie, die aansluit op de cultuurhistorische karakteristiek is noodzakelijk.
2.2 Toekomstige Situatie
2.2.1 Verkaveling
Het perceel is centraal gelegen in de kern van Weurt en wordt omringd door bestaande woningen en de Waaldijk. Dit gegeven en de ligging op geringe afstand van de uiterwaarden, het centrum van Nijmegen en de toekomstige stadsbrug biedt veel potentie om een uniek, groen woonmilieu te ontwikkelen. In het verlengde daarvan is door de eigenaar van het perceel een plan opgesteld om op het perceel 4 woningen te realiseren in een ruime, groene setting. Ten behoeve van de plannen is een principeverzoek ingediend en heeft vooroverleg plaatsgevonden met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) van gemeente Beuningen. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een goedgekeurd beeldkwaliteitplan.
In de toekomstige situatie komen er 3 vrijstaande woningen met bijgebouwen langs de Pastoor van der Marckstraat en 1 vrijstaande woning met bijgebouw, in het gebied tussen deze 3 percelen en de Waaldijk. Hieronder een impressie van de verkavelingsopzet:
Op basis van de ruimtelijke karakteristiek van het oude bebouwingslint, de landschappelijke historie van de projectlocatie, de Nota Ruimtelijke kwaliteit en de aanwezigheid van Villa Roozenburg is door de initiatiefnemer een ontwikkelingsrichting voor de projectlocatie geschetst. Het plan sluit daardoor nauw aan bij de directe omgeving met de gegroeide kleinschaligheid, de mate van openheid en diversiteit, de verkaveling, de positie en de oriëntatie van de bebouwing. De bebouwing wordt wat betreft maat en schaal en ook wat betreft kleur- en materiaalgebruik in harmonie met de omliggende bebouwing ontworpen. Hierbij is sprake van een ruimtelijke zonering: de woningen aan de Pastoor van der Marckstraat sluiten aan bij het bebouwingslint langs deze straat. De woning aan de noordzijde zorgt voor een herstel van het cultuurhistorische beeld van dijkwoningen / historische huislocaties aan de dijk, zoals deze ook in Weurt aanwezig zijn (geweest).
Woningen hebben een dorps karakter en allen een eigen verschijning. Gevelrooilijnen, massa, kapvorm dakrichting en dakvlakken kunnen verschillen. De bouwhoogte van de woonbebouwing bestaat uit één of twee bouwlagen met kap. De bouwhoogte van de woonbebouwing varieert onderling. De nieuwe ontwikkeling vormt een hoogwaardige nieuwe en groene entree van het dorp vanaf de oostzijde, waar ook Villa Roozenburg belangrijk onderdeel van is.
Aan de Pastoor van der Marckstraat worden binnen de grenzen van de projectlocatie drie woningen gerealiseerd op ruime kavels van ongeveer 700 m2. Hiermee wordt aangesloten op de verkaveling in de directe omgeving. Tussen de woningen is een groene ruimte aanwezig van 8 meter, waarmee de transparantie van het lint vanaf de straat wordt gewaarborgd. De woningen worden op gemiddeld 12 m van de weg gesitueerd. Door de verspringende gevelrooilijnen ontstaat een ruime setting rondom de Pastoor van de Marckstraat, die ruimte biedt aan een groene inrichting, waar ook villa Roozenburg onderdeel van uit maakt.
Aan de noordzijde van het perceel wordt een woning gesitueerd aan de voet van de dijk. Deze woning is landschappelijk gesitueerd in een hoogstamboomgaard op een landelijk erf. In overleg met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit is hier gekozen voor een T-vormige opzet. Dit zorgt voor een sterke dubbele gerichtheid, zowel naar de dijk als de Pastoor van der Marckstraat. De woning krijgt een robuuster volume dat qua maat aansluit bij het dijklandschap.
Aan de westzijde van het plan is vanaf de sloot een zone van 10 m gereserveerd. In deze zone ligt het wandelpad naar de dijk, het onderhoudspad langs de sloot en het toegangspad naar de achtergelegen woning.
2.2.2 Landschappelijke en maatschappelijke meerwaarde
Versterking van het karakter van de oeverwal is een uitgangspunt van het plan. Om een bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit worden de woningen gesitueerd in een ruime groene setting van inheemse beplanting. Rondom de dijkwoning wordt een nieuwe hoogstamboomgaard aangeplant, die de landschappelijke karakteristiek van de oeverwal versterkt. Langs watergangen worden natuurvriendelijke oevers aangelegd en bloemrijke grasmengsels ingezaaid. Erven worden omgeven en beplant met inheemse en bij het landschap passende beplanting.
Ook de zone langs de sloot wordt voorzien van beplanting, maar behoud nadrukkelijk een open karakter. Langs de sloot wordt een wandelpad aangelegd dat gebruikt kan worden door wandelaars om vanaf de Pastoor van der Marckstraat de dijk en uiterwaarden te bereiken. Het behoud van de zone langs de sloot sluit aan op het transparante karakter van het lint. Zicht op de villa worden gerespecteerd en de verbinding van de kern met de dijk en de uiterwaarden wordt verbeterd.
De inrichting van het wandelpad vindt plaats in overleg met het waterschap. Het pad wordt middels afsluitbare poortjes aangesloten op de dijk. Hiervoor wordt een vergunning bij het waterschap aangevraagd.
2.2.3 Verkeer en parkeren
De 3 woningen aan de Pastoor van der Marckstraat worden direct ontsloten op deze straat. De dijkwoning wordt door middel van een toerit aan de westzijde van het plangebied verbonden met de Pastoor van der Marckstraat. In plaats van een ontsluiting direct vanaf de dijk is hiervoor gekozen, om zo het aantal autobewegingen over de dijk te beperken in het voordeel van recreatie en natuurwaarden. Daarnaast wordt de waterstaatkundige functie van de dijk op deze wijze in de huidige vorm en in de toekomst gerespecteerd. Verder wordt de oprit van de dijkwoning ook gebruikt als wandelpad, waardoor bewoners van Weurt eenvoudig op de dijk kunnen komen, wat aansluit op de gemeentelijke ambities uit de gemeentebrede Structuurvisie (creëren van ommetjes).
Alle woningen hebben meer dan voldoende ruimte voor het realiseren van 2 parkeerplaatsen op eigen terrein. Hiermee is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
2.3 Conclusie
Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Het initiatief is gelegen binnen het bestaande stedenbouwkundige weefsel van Weurt, de bebouwingscontour en past binnen de relevante beleidskaders van de (hogere) overheden.
Ook op het gebied van de diverse milieuaspecten zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging. Ten aanzien van industrielawaai is het echter wel noodzakelijk om hogere grenswaarden vast te stellen.
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Inleiding
Het bestemmingsplan reguleert het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het plan biedt het gemeentebestuur een basis voor handhaving, indien op een bepaalde locatie activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met het bestemmingsplan en zodoende uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk worden geacht.
Het bestemmingsplan vormt een belangrijk toetsingskader bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwaanvragen kunnen uitsluitend worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan. Overigens neemt het bevoegd gezag bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen eveneens het Bouwbesluit en de bouwverordening in acht. Tenslotte wordt getoetst aan eisen van welstand.
In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de regels. De verbeelding en de regels dienen in samenhang met elkaar te worden begrepen.
Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Op basis van deze wet, is in het bestemmingsplan de benaming van enkele begrippen veranderd en geldt een aantal standaardbepalingen. In de regels zijn daarnaast wettelijk voorgeschreven bepalingen opgenomen inzake het overgangsrecht en een anti-dubbeltelbepaling.
Een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling zijn niet meer in de regels opgenomen: in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1 een algemeen gebruiksverbod voor gebruik in strijd met de bestemming opgenomen, alsmede een strafbaarstelling voor overtreding van het verbod.
De verbeelding en de regels zijn voorts opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en de digitale eisen die vanaf 1 januari 2010 aan bestemmingsplannen gesteld worden. In deze standaard is de opzet van de regels en de benaming en verbeelding van bestemmingen en diverse functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen bindend voorgeschreven.
3.2 Opbouw Van De Regels
In deze paragraaf wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven.
De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: “Inleidende regels”bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.
Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2012):
- Bestemmingsomschrijving
Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);
- Bouwregels
In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen;
- Afwijken van de bouwregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels;
- Specifieke gebruiksregels
In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;
- Afwijken van de gebruiksregels
Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;
Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelregel zijn de volgende bepalingen opgenomen:
- Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden. In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan. Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.
- Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is een regeling opgenomen voor de geluidzone van het industrieterrein binnen de gemeente Nijmegen.
Hoofdstuk 4:“Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de bestemmingsplanbepalingen, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:
- Overgangsrecht:
In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige bestemmingsplan. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van 2 jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10 %. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het overgangsrecht.
Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd.
Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor het onderhavige bestemmingsplan ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.
- Slotregel:
In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.
3.3 Bestemmingen
Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.
Water
De in het plangebied gelegen A-watergang is bestemd als “Water”. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan, zoals bruggen.
Wonen
De gronden binnen “wonen” zijn bestemd voor de gestapelde woningen binnen het plangebied. Voor de situering en maatvoering van de woning zijn er bepalingen opgenomen met betrekking tot:
Bouwwijze
Op de verbeelding is aangeduid dat binnen het bouwvlak uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan. Tevens is door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen binnen een bouwvlak gemaximeerd.
Door middel van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is de maximale oppervlakte van de woning geregeld.
Goot- en bouwhoogte
De maximale goot- en bouwhoogte voor de woningen is aangegeven in het bouwvlak door middel van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte”.
Situering gebouwen
Teneinde de toekomstige situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing “gezoneerd”. Voor de woning is op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt in een bouwvlak, een aanduiding bijgebouwen en een onbenoemd deel, meestal de voor- en zijtuinen. Deze zonering biedt de belangrijkste vorm van rechtszekerheid tussen de eigenaren van bouwpercelen onderling. Het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”, waarbij geldt dat de voorgevel in de gevellijn gebouwd dient te worden indien deze op de verbeelding is aangegeven.
Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) zijn zowel binnen het bouwvlak als ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” toegestaan. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gemaximeerd op 50 m2, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50 %.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als uitgangspunt gehanteerd dat deze op het gehele bouwperceel zijn toegestaan. De maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is gerelateerd aan de ligging. Binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag deze niet meer bedragen dan 2,0 m, hierbuiten maximaal 1,0 m. In afwijking van het voorgaande geldt dat de bouwhoogte van pergola's maximaal 2,75 m mag bedragen.
Aan huis verbonden beroep/ bedrijf
Binnen de woonfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten, die qua functie ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. In het verleden werd hiervoor onderscheid gemaakt tussen aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven.
In dit plan is ervoor gekozen om de mate van publieksaantrekkende werking van de activiteiten als relevant onderscheid te hanteren tussen activiteiten die wel gewenst zijn in een woonomgeving en activiteiten die onder omstandigheden gewenst kunnen zijn in een woonomgeving. De 'niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit' is rechtstreeks mogelijk, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. De 'publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis' is mogelijk indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.
Het onderscheid richt zich zoals vermeld op het al dan niet publieksaantrekkend zijn van de activiteit. Hierbij is ervan uitgegaan dat een niet-publieksaantrekkende activiteit (geen verkeersaantrekkende werking/ geen parkeerdruk) doorgaans zonder problemen in een woning zal kunnen plaatsvinden. Het betreft activiteiten met een introvert karakter, die inherent zijn aan de woonfunctie, zoals kantoorfuncties en ateliers.
Om de beperkte omvang van het aan huis verbonden beroep/ bedrijf te waarborgen is deze gemaximeerd op 45 % van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 45 m². Tevens is in de regels opgenomen dat de bewoner het beroep of bedrijf aan huis zelf dient uit te oefenen.
Uitgangspunt is dat geen milieuvergunningplichtige bedrijven worden toegestaan. Dit is van belang om te voorkomen dat activiteiten kunnen plaatsvinden, die weliswaar geen publieksaantrekkend karakter hebben, maar die in verband met milieuaspecten niet bij de woonfunctie passen. De aan huis verbonden functies zijn toegestaan in de woning en de bijbehorende bouwwerken.
De publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis kunnen wel verkeersaantrekkend zijn en zijn daarom enkel toegestaan indien hiervoor door burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning is verleend. De activiteiten dienen kleinschalig te zijn en in te passen in de woonomgeving. Voorbeelden zijn persoonlijke dienstverlening (kapper/ pedicure), medische/ therapeutische dienstverlening en ambachtelijke bedrijvigheid.
Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)
De gemeente Beuningen heeft een archeologische verwachtingenkaart laten vervaardigen, deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010.
Het plangebied valt binnen het gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde en is daarom voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 2'.
Voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 0,3 m beneden maaiveld wordt bij een omvang van meer dan 100 m2 nader archeologisch onderzoek verplicht gesteld.
De keuze voor 0,3 m is gebaseerd op de gemiddelde verstoringsdiepte in Nederland, ook wel de bouwvoor genoemd. Deze keuze wordt onderbouwd door een uitspraak van de Raad van State van 23 mei 2007: 'Voorts is aannemelijk dat bij het vergraven en het afgraven van de bodem dieper dan 0,3 m de in de bodem archeologische waarden onherstelbaar kunnen worden beschadigd'.
In sommige gevallen is het vanuit praktisch oogpunt niet gewenst om een archeologisch onderzoek te eisen. Dit levert slechts administratieve lasten voor zowel de verstoorder als het bevoegd gezag op, terwijl de archeologische winst minimaal is. Dit geldt in situaties waarvan het zeer aannemelijk is dat de bodem geroerd is en de kans op archeologische vondsten minimaal. Dit betreft:
- voortzetting van normaal agrarisch gebruik zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van bestaande drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden;
- omgevingsvergunningen voor het bouwen waarbij het nieuw te bouwen bouwwerk zich bevindt op de bestaande fundering of ten hoogste 2,5 m hierbuiten;
- vervangen of beheren van riolering, kabels, leidingen of bestratingen.
Voor gronden aangeduid met de dubbelbestemming geldt in geval van bovenstaande situaties een vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming)
Ter bescherming van de A-watergang binnen het plangebied is de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterlopen” opgenomen in het bestemmingsplan.
Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning kan het ook noodzakelijk zijn om voor bepaalde werken en werkzaamheden in de beschermingszone van een waterstaatswerk een watervergunning aan te vragen, zoals voor het aanbrengen of verwijderen van (hout)beplantingen. Op dergelijke werken en werkzaamheden is de Keur van het waterschap Rivierenland van toepassing.
Geluidzone - industrie
Ingevolge de Wet geluidhinder ligt er een geluidzone rond een industrieterrein (in de zin van die wet). Op de grens van die zone mag de geluidbelasting ten gevolge van het industrieterrein niet meer bedragen dan 50 dB(A). De zone dient ertoe om aan de ene kant bescherming te bieden aan geluidgevoelige objecten en aan de andere kant de exploitatiemogelijkheden van de bedrijven die op het industrieterrein zijn gelegen te beschermen. De woningen die met voorliggend bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt, liggen binnen de geluidzone van het industrieterrein Nijmegen West / Weurt. In paragraaf 5.5.1 wordt hier verder op ingegaan. De aanduiding Geluidzone - industrie heeft in voorliggend bestemmingsplan een indicatieve functie (geeft aan dat de geluidzone over het plangebied ligt).
Vrijwaringszone Dijk 1 en Vrijwaringszone Dijk 2 (gebiedsaanduiding)
Ter bescherming van de primaire waterkering is de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone Dijk 1' opgenomen. Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen uitsluitend toegestaan indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend door het bevoegd gezag, waarbij advies moet worden gevraagd aan het waterschap omtrent de vraag of waterstaatkundige belangen worden geschaadt.
Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning kan het ook noodzakelijk zijn om voor bepaalde werken en werkzaamheden in de beschermingszone van een waterstaatswerk een watervergunning aan te vragen, zoals voor het aanbrengen of verwijderen van (hout)beplantingen. Op dergelijke werken en werkzaamheden is de Keur van het waterschap Rivierenland van toepassing.
Ter plaatse van de zogenaamde buitenbeschermingszone is de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone Dijk 2' opgenomen. In het kader van het bestemmingsplan heeft deze geen directe werking/regeling, maar is ter attentie opgenomen in dit plan.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten aan bod.
4.1 Nationaal Beleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.
4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2). De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. De ladder bestaat uit drie treden (de 3 B’s):
- 1. Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.
- 2. Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.
- 3. Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.
In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”
Weurt (en plangebied) als onderdeel van stedelijke conglomeratie Locatie binnen dijklichamen
De kern Weurt is temidden van de grootschalige bebouwingsstructuren van Nijmegen en bedrijventerrein De Sluis gelegen. De dorpskern c.q. de locatie wordt aan de noord- en oostzijde omkaderd door hoge dijklichamen. Deze zorgen voor een fysieke en visuele barrière tussen onder andere de dorpskern (en het plangebied) met de uiterwaarden. Het plangebied wordt dan ook als een onderdeel van het bestaand stedenbouwkundig samenstel van Weurt herkend. De locatie voldoet hiermee aan de definitie van bestaand stedelijk gebied conform de Bro.
Toetsing 'ladder voor duurzame verstedelijking'
De gemeenteraad van Beuningen heeft op 27 september 2011 de woonvisie vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Er is een behoefte van jaarlijks gemiddeld 80 woningen in de gemeente Beuningen. Als dit naar rato van inwoneraantal verdeeld wordt per kern, komt dit neer op circa 8 woningen (10 %) voor Weurt. Vooruitlopend op de woonvisie heeft de gemeenteraad op 14 juni 2011 uitgangspunten voor particuliere verzoeken vastgesteld. Hierin is opgenomen dat de gemeente jaarlijks meewerkt aan 5 losse verzoeken steeds voor de bouw van één woning.
De gemeente heeft principeverzoeken ontvangen van 4 verschillende initiatiefnemers voor de realisatie van in totaal 4 woningen op het perceel aan de Pastoor van der Marckstraat te Weurt. Vervolgens is één samenhangend en integraal plan voor ontwikkeld dat de instemming heeft gekregen van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, zie hoofdstuk 4.3.4. Het college heeft per brief d.d. 12 juni 2012 te kennen gegeven in principe bereid te zijn planologische medewerking te willen verlenen, mits de woningen in de jaren t/m 2014 gefaseerd worden gebouwd, zie ook hoofdstuk 4.3.3.
De kern Weurt ligt 'ingeklemd' tussen de Waaldijk, het Maas-Waalkanaal met de Westkanaaldijk en het bedrijventerrein De Sluis. Ontwikkelingsmogelijkhedenheden zijn op dit moment niet tot beperkt aanwezig. Bovendien worden de woningen op onderhavig plangebied gebouwd/bewoond door de initiatiefnemers zelf en vindt de ontwikkeling gefaseerd plaats. Dit betekent dat onderhavig initiatief past binnen de aanwezige woningbehoefte.
Het plangebied waar de woningen worden gerealiseerd betreft een voormalig agrarisch perceel aan de Pastoor van der Marckstraat. Vanwege de omvang en de ligging in de dorpskern ontbreekt het hier aan duurzaam agrarische ontwikkelingsmogelijkheden en de locatie wordt derhalve al enige tijd niet meer als zodanig gebruikt. Doordat de locatie wordt ingeklemd door woningen, erven en hoge dijklichamen, maakt de locatie zoals gezegd onderdeel uit van het bestaande stedenbouwkundige weefsel van Weurt. Het gaat hierbij om een verdichting van de (historische) linten en is derhalve een zogenaamde binnenstedelijke locatie. De voorgenomen ontwikkeling betreft een kleinschalig initiatief, passend binnen de organische groei en ontwikkeling van de lintstructuren van de Pastoor van der Marckstraat. Daarnaast wordt met dit plan het cultuurhistorische bebouwingsbeeld van dijkwoningen hersteld (zie hoofdstukken 2 en 5.8.1).
4.2 Provinciaal & Regionaal Beleid
De provincie Gelderland ziet er op toe dat bestemmingsplannen ook inderdaad worden vastgesteld conform hun beleid, waarbij zij een reactieve rol vervult. Een en ander vraagt om een nadere vertaling van het Streekplanbeleid. Die vertaling is neergelegd in de Wro-agenda, die beoogt een kader te bieden voor de toepassing van nieuwe instrumenten en duidelijkheid te bieden waar dit reeds kan. In deze agenda wordt beschreven welke instrumenten toegepast (kunnen) worden voor het verwezenlijken van provinciale doelen. De nieuwe wet verandert niets aan de inhoud van het 'Streekplan Gelderland 2005'.
4.2.1 Structuurvisie: Streekplan Gelderland 2005
In het streekplan kiest de provincie voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt door te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: water, natuur, landschap (groenblauwe raamwerk) én de ruimtelijke ontwikkelingen in het rode raamwerk van stedelijke functies en infrastructuur. De ruimtebehoefte wordt zorgvuldig in regionaal verband geaccommodeerd zodat publieke en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.
Met het ruimtelijke beleid beoogt de provincie bij te dragen aan de versterking van de ecologische, economische en sociaal-culturele positie van Gelderland als één van de Europese regio's. Dit wil de provincie onder andere bereiken door sterke stedelijke netwerken en regionale centra te bevorderen en de vitaliteit van het landelijke gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen te versterken. In beginsel wordt gekozen voor het beter, efficiënter en hoogwaardiger benutten van het bestaand stedelijk gebied, de al geplande uitbreidingen en de meest kansrijke knooppunten.
De grootste stedelijke dynamiek in het zogenaamde KAN-gebied (nu Stadsregio Arnhem - Nijmegen) concentreert zich in het 'rode raamwerk' (of 'bundelingsgebied'). Uit de beleidskaart ruimtelijke structuur blijkt dat het plangebied is gelegen binnen het rode raamwerk in het (Inter)nationaal stedelijk netwerk KAN.
4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.
In de provinciale verordening is aangegeven dat in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in de Stadsregio slechts is toegestaan:
- binnen bestaand bebouwd gebied,
- binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen;
- binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90 % van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector;
- binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen.
Zoals is weergegeven in hoofdstuk 4.1.3 voldoet de locatie, vanwege diverse locatiekarakteristieken, aan de definitie van bestaand stedelijk gebied conform de Bro. Het plan is daarnaast verankerd in het cultuurhistorisch occupatiepatroon van Weurt, zie ook hoofdstuk 2.2.
Het plangebied is volgens de RVG gelegen binnen de 'woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem – Nijmegen'. Conform artikel 2.2 is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken hier toegestaan.
Tevens moet bij nieuwe woningen voldaan worden aan het bepaalde in artikel 3 over 'Wonen'. In dit artikel is opgenomen dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het geldende, door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma (KWP) voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen.
Op dit moment is het KWP3 van toepassing. In het KWP3 wordt de Stadsregio een netto woningbouwprogramma opgelegd van 26.000 woningen. De gemeenten in de Stadsregio hebben in de Regionale Verstedelijkingsvisie 'Van Koers naar keuze' afspraken gemaakt over de 'binnenregionale verdeling' van het programma.
De locatie is binnenstedelijk gelegen. De 4 woningen worden gefaseerd gerealiseerd in de komende jaren t/m 2014 door de toekomstige bewoners. Drie woningen zijn gelegen aan het lint. Eén woning is gelegen nabij de Waaldijk, waarmee tevens invulling gegeven kan worden (ondanks de binnenstedelijke ligging) aan de behoefte van landelijk wonen. Het plan is derhalve passend binnen het KWP3 en de afspraken over de binnenregionale verdeling.
4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020
De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel.
Met de inwerkingtreding van de RVG zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan hierin overgenomen. Het RVG is het beleidskader waaraan de provincie bestemmingsplannen toetst.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Strategische visie
In 2008 – 2009 onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen heeft de gemeenteraad 6 strategische hoofdlijnen bepaald:
- 1. De 4 verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;
- 2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;
- 3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;
- 4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;
- 5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;
- 6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.
Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen.
De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en toekomstgerichtheid genoemd.
4.3.2 Structuurvisie Gemeente Beuningen
De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen vastgesteld op 8 mei 2012.
Hoofdopgaven
De hoofdopgaven van Weurt:
- 1. Verbinden van Weurt. Weurt wordt doorsneden door de van Heemstraweg. Deze weg vormt een barrière in het dorp die de inwoners van Weurt graag zien verdwijnen.
- 2. Op zoek naar een hart. Het dorp Weurt kent geen duidelijk dorpshart. De bevolking van Weurt zou graag zien dat er een dorpsplein zou zijn waar voorzieningen meer geconcentreerd liggen en waar ontmoetingen kunnen plaatsvinden.
- 3. Versterken van synergie tussen voorzieningen. Weurt beschikt over een redelijk voorzieningenniveau. Het is naar de toekomst toe een opgave deze voorzieningen te behouden en te versterken. De centrale opgave is meer synergie te bereiken.
- 4. Accupunctuur, verbeteren van de openbare ruimte. De openbare ruimte in Weurt en de structuur van verschillende woongebieden is tamelijk schraal. De structuurvisie reikt ideeën aan hoe de belevingswaarde en functionaliteit van de ruimte in de toekomst verbeterd kan worden.
Keuzes hoofdopgaven
De keuzes met betrekking tot de hoofdopgaven hebben geen specifieke betrekking op het plangebied. Wel vindt de gemeente het belangrijk dat er de komende jaren in iedere kern gebouwd wordt en dat daarbij sprake is van organische groei, passend bij de ontwikkeling van de kern. Geen grootschalige uitbreidingen, maar kleinschaliger impulsen, passend bij de bestaande sfeer en identiteit.
Overige keuzes
Kwaliteitsverbetering oude linten
Het is de ambitie om de herkenbaarheid van de oudere linten te versterken. De linten die de Van Heemstraweg kruisen, waaronder de Pastoor van der Marckstraat, kunnen weer aangesloten worden op de Van Heemstraweg. Het is tevens de ambitie deze routes fraaier en in aansluiting op de historische karakteristiek her in te richten.
De karakteristieke lintbebouwing met z’n afwisselende functies, perceelgroottes, bebouwingsmassa’s en bouwstijlen dienen als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen binnen deze linten en onderstrepen daarmee de hoofdstructuur van de kern. Versterking en herkenbaarheid van deze ruimtelijke structuur worden nagestreefd. Ook de profielen zullen zodanig moeten worden ingericht dat deze recht doen aan de betekenis als hoofdstructuur en het landelijke karakter van de kern. De overgang naar het landschap van deze linten gebeurt geleidelijk, de bebouwing neemt in dichtheid af en hier en daar wordt het landschap zichtbaar.
Op beperkte schaal zal op specifieke plekken nog bebouwing kunnen worden toegevoegd. De afwisseling in open, groene plekken en bebouwing met zicht op het achterliggende landschap blijft uitgangspunt.
Weurt ligt in het rivierengebied en de daarbij behorende te onderscheiden landschapstypen omringen de kern. Verrommeling van het landschap moet worden tegengegaan en er kan worden geanticipeerd op de groeiende behoefte aan landelijk wonen en (stedelijk) recreatief uitloopgebied. Het groen-blauwe raamwerk in het gebied kan worden versterkt, bijvoorbeeld door de aanleg van wandelpaden. Door middel van een netwerk van wandel- en fietspaden wordt het mogelijk lokale ‘ommetjes’ rond de kernen te maken. Een dergelijk ommetje is gedacht tussen de kern Weurt en de uiterwaarden van de Waal.
Met voorgenomen ontwikkeling wordt invulling gegeven aan het gemeentelijke beleid (zie ook paragraaf 2.2 Toekomstige situatie).
4.3.3 Woonvisie
De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:
- kwaliteit voor kwantiteit;
- betaalbaarheid van de woningen;
- duurzaamheid van de woningen;
- sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;
- aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;
- wensen van de woonconsument centraal.
Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern.
Op 14 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Beuningen uitgangspunten voor particuliere verzoeken vastgesteld. Hierin is opgenomen dat de gemeente jaarlijks meewerkt aan 5 losse verzoeken steeds voor de bouw van één woning.
De gemeente heeft principeverzoeken ontvangen van 4 verschillende initiatiefnemers voor de realisatie van in totaal 4 woningen op het perceel aan de Pastoor van der Marckstraat te Weurt. De woningen worden voor eigen gebruik gebouwd en derhalve passend binnen de woningbehoefte. Hiertoe is vervolgens één samenhangend en integraal plan voor ontwikkeld dat de instemming heeft gekregen van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, zie hoofdstuk 4.3.4.
Het college heeft per brief d.d. 12 juni 2012 te kennen gegeven in principe bereid te zijn planologische medewerking te willen verlenen, mits deze gefaseerd gebouwd worden. Dit wil zeggen dat de eerste 2 woningen in 2012 gebouwd mogen worden (één woning met terugwerkende kracht in 2011), woning 3 in 2013 en woning vier in 2014. de fasering wordt in een overeenkomst vastgelegd.
Het onderhavig bestemmingsplan is in overeenstemming met de genoemde beleidsregel en de gemeentelijke woonvisie.
4.3.4 Nota Ruimtelijke kwaliteit (2008)
Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.
Naast de welstandscriteria geeft de gemeentelijke welstandsnota ook de beleidsregels weer voor de uitvoering en organisatie van de welstandszorg in de gemeente Beuningen. De welstandscriteria worden ingedeeld in algemene criteria, gebiedscriteria, criteria voor specifieke gebouwtypologieën en criteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van zogenaamde 'welstandsniveaus'.
De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit zal het uiteindelijke bouwplan positief moeten beoordelen alvorens er in dit kader een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend.
Het plangebied ligt in deelgebied 2 'projectmatige woonbuurten'. Vanwege de beperkte kwetsbaarheid van het architectonische karakter van de oudere projectmatige woonbuurten, wordt voor deze buurten welstandsniveau 3 aangehouden. Waar deze buurten grenzen aan hoofdontsluitingswegen, wordt welstandsniveau 2 'reguliere toetsing' toegepast. Dit geldt ook voor de buurten ten noorden van de van Heemstraweg in Weurt.
Om zorg te dragen voor een goede ruimtelijke inpassing in de omgeving, heeft initiatiefnemer een beeldkwaliteitplan opgesteld. Deze is akkoord bevonden door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en vormt het toetsingskader voor de behandeling van bouwplannen.
4.3.5 Kadernota Duurzaam Beuningen 2009 - 2012
Deze kadernota (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 april 2009) biedt inzicht in de maatschappelijke verantwoordelijkheid die Beuningen neemt met betrekking tot de onderwerpen:
- Klimaat & Energie;
- Duurzaam inkopen;
- Millenniumdoelstellingen.
De kaderstellende nota biedt een overkoepelend kader ten behoeve van diverse deelprojecten. Het biedt inzicht in de mate waarin huidige en nieuwe projecten een bijdrage kunnen leveren aan de overkoepelende doelen.
In de kadernota worden twee ambities uitgewerkt voor het klimaatbeleid in Beuningen:
- 1. Beuningen in 2020: 20 % CO2-reductie in 2020 (ten opzichte van 2005) en 20 % duurzame energie (Rijksdoelen CO2 beleid);
- 2. Beuningen in 2050: CO2-neutraal (100 % CO2-reductie en 100 % duurzame energie).
Er moet een keuze gemaakt worden tussen deze twee ambities. Beide doelen zijn haalbaar voor Beuningen. Eventueel kan ambitie 1 een tussenstap zijn voor ambitie 2, waar later alsnog voor gekozen wordt. De eerste ambitie sluit aan op de Rijksdoelen voor 2020 voor CO2-reductie en duurzame energie, het VNG Klimaatakkoord uit 2007 en de MARN klimaatdoelen.
In dit scenario gaat Beuningen pragmatisch aan de slag met een aantal energiemaatregelen die de gemeente reeds heeft voorbereid, zoals:
- Eigen gebouwen van de gemeente 3 % energiebesparing per jaar;
- Nieuwbouw gemeente energiezuinig en duurzaam;
- Energieafspraken met woningcorporatie over nieuwbouw en bestaande bouw;
- Liefst alle woningen in Beuningen over 10 jaar gemiddeld een energielabel B;
- Groene welkomstbox voor nieuwe en verhuizende bewoners;
- Stimuleren van duurzame energiebronnen, zoals warmte-/ koudeopslag (WKO, warmteterugwinning uit grond- of oppervlaktewater) voor nieuwbouw;
- Nieuwbouw in Beuningen voortaan CO2-neutraal; onderzoek waar extra energie-eisen nog ingepast kunnen worden in lopende nieuwbouw- en renovatieprojecten.
De focus van het klimaatbeleid in Beuningen ligt de komende 4 jaren op de eigen organisatie (inclusief schoolgebouwen) en woningbouw. De kansen in grote nieuwbouwprojecten en de bestaande woningen en bedrijven moeten benut worden. Voor de andere thema's zoals verkeer worden kansen op natuurlijke momenten benut, zoals bij nieuwe ontwikkelingen.
4.4 Conclusie
Het voorgenomen plan past binnen de beleidskaders van de verschillende overheidslagen.
Hoofdstuk 5 Milieu- & Omgevingsaspecten
Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van technische onderzoeken met conclusies. Alleen de voor het plangebied relevante milieuaspecten worden beschreven.
5.1 Bodem
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (envita, nr. 202598-10/ R02, d.d. 24 september 2012) voor het hele plangebied. Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt dat:
- de (zeer) zwak puin- en koolhoudende bovengrond licht verontreinigd is met nikkel. In de bovengrond waarin geen bodemvreemd materiaal is aangetroffen, is een lichte verontreiniging met nikkel aangetoond;
- de bovengrond niet verontreinigd blijkt met organochloorbestrijdingsmiddelen;
- de ondergrond licht verontreinigd is met nikkel;
- in het grondwater voor barium overschrijdingen van de streef- en tussenwaarde zijn aangetoond.
In het grondwater is een overschrijding van de tussenwaarde voor barium aangetoond. Formeel gezien is een overschrijding van de tussenwaarde aanleiding voor het uitvoeren van een nader onderzoek. Aangezien de verhoogde concentraties aan barium naar alle waarschijnlijkheid van nature aanwezig zijn, wordt de uitvoering van een nader onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Het aspect bodem vormt daarom geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.
5.2 Wegverkeerslawaai
In de Wet geluidhinder (Wgh, art. 74 lid 1) is bepaald dat elke weg van rechtswege een zone heeft. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied. Bij vaststelling van een bestemmingsplan (art. 3.1 Wet ruimtelijke ordening) dient voor alle wegen waarvan de zone een overlap met het plangebied kent, een akoestisch onderzoek te worden verricht (art.76 lid 1 Wgh). De breedte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de status van de weg. Wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur (binnen de bebouwde kom) hebben overigens geen geluidszone.
De woningen komen binnen de geluidszones van de Pastoor Van der Marckstraat (wegvak buiten de bebouwde kom) en de Westkanaaldijk / Dijk te liggen. De onderzoekszone bedraagt voor deze wegen 250 meter. Ter hoogte van het plangebied bedraagt de maximum snelheid van de Pastoor Van der Marckstraat 30 km/uur en voorzien van een klinkerverharding. Ter hoogte van de bocht gaat het wegdek over van klinkers naar asfalt. Meteen na de bocht gaat het snelheidsregime over van 30 km/uur naar 60 km/uur. De afstand van het wegvak (60 km/uur) tot aan de dichtstbijzijnde geprojecteerde woningen bedraagt 58 meter.
Voor nieuwe woningen bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde 48 dB. Indien de geluidsbelasting op de gevel van de geprojecteerde woning uitkomt boven de 48 dB, kan er op bepaalde gronden ontheffing van de wettelijke voorkeursgrenswaarde verkregen worden (door burgemeester en wethouders van Beuningen) tot 58 dB ten gevolge van autosnelwegen en 63 dB ten gevolge van overige wegen.
Het totale binnenniveau moet daarnaast voldoen aan het Bouwbesluit (hoofdstuk 3) en mag niet meer dan 33 dB bedragen. De minimale gevelreductie moet 20 dB bedragen.
Er is een onderzoek wegverkeerslawaai (Pouderoyen Compagnons nr. 018-585, d.d. november 2012) uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van de 4 nieuwe woningen. Hierbij is gebruik gemaakt van Standaard rekenmethode I. Deze rekenmethode biedt de mogelijkheid om voor eenvoudige situaties de geluidberekeningen uit te voeren.
In het onderzoek is de geluidsbelasting op de dichtst bij de weg gelegen gevel bepaald. De verkeersgegevens van de omliggende wegen zijn ontleend aan de Regionale Verkeersmodel van de gemeente Beuningen. De werkdagverkeersintensiteit voor het jaar 2020 bedraagt op de Pastoor Van der Marckstraat 700 motorvoertuigen en op de Westkanaaldijk 200 motorvoertuigen per etmaal. De verkeersintensiteit op de Westkanaaldijk (doorlopend in de Dijk) is zeer beperkt en bovendien wordt deze weg alleen gebruikt voor bestemmingsverkeer. Door een knip ten noordwesten van de planlocatie is doorgaand autoverkeer niet mogelijk. Vanwege de zeer beperkte invloed is deze weg niet in de berekening meegenomen.
Uit de berekeningen (zie bijlagen) blijkt dat vanwege de Pastoor van der Marckstraat (30 km/u) de geluidsbelasting op de voorgevel van de dichtst bij de weg gelegen woning 46 dB bedraagt. Uit de berekeningen vanwege de Pastoor van der Marckstraat (60 km/u) blijkt dat ook dat de wettelijke voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. De weergegeven resultaten zijn de waarden zonder toepassing van artikel 110g Wgh. Er mag dus nog 5 dB van de berekende Lden waarde worden afgetrokken (snelheid minder dan 70 km/uur), zodat de geluidsbelasting op de begane grond 37 dB bedraagt en op de 1e en de 2e verdieping 39 dB.
Geconcludeerd kan worden dat er geen belemmeringen zijn ten gevolge van het aspect wegverkeerslawaai.
5.3 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden en voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Op grond van de Wet milieubeheer hoeft niet nader onderzocht te worden of er sprake is van een (dreigende) grenswaardenoverschrijding in (het invloedsgebied van) het plangebied, omdat:
- het plan niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De NIBM-grens (3 % criterium) voor woningbouwlocaties is < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg met een gelijkmatige verkeersverdeling. Aangezien het plan slechts voorziet in de realisatie van 4 nieuwe woningen voldoet dit aantal ruimschoots aan het NIBM-criterium voor woningbouwlocaties.
- het plan geen 'gevoelige bestemming' betreft binnen 300 m van een rijksweg of 50 m van een provinciale weg'. Woningen vallen bovendien niet onder het Besluit (luchtkwaliteit) gevoelige bestemmingen. Hieronder vallen alleen scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
- in de nabijheid van het plangebied geen significante bronnen aanwezig zijn die luchtverontreiniging veroorzaken. Dit betekent dat de normen zoals die in de wet zijn opgenomen niet overschreden worden en er ook geen dreigende overschrijding plaatsvindt. Het plangebied ligt op circa 250 m van de vaarroute op het Maaswaalkanaal en ruim 600 m van de vaarroute op de Waal. Dit is ruimschoots voldoende. Uit onderzoek van Oranjewoud ten behoeve van het bestemmingsplan Ruimte voor de Waal – Nijmegen (deelonderzoek luchtkwaliteit 28 maart 2011) blijkt namelijk het volgende: 'Ondanks toetsing aan het Besluit blijven gezondheidsrisico's langs snelwegen, provinciale wegen en drukke gemeentelijke wegen aanwezig. In de recente landelijke GGD-richtlijn "Medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid?" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van (lucht)gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 motorvoertuigen per etmaal) om een afstand van minimaal 50 m van de rand van een drukke gemeentelijke weg in acht te nemen. Ook scheepvaart is een aanzienlijke bron van luchtverontreiniging. Het is gerechtvaardigd om, in de geest van de GGD-richtlijn, ook ten opzichte van de rand van de Waal een afstand van 50 m tot de nieuwbouw van luchtgevoelige bestemmingen aan te houden. Hierin wordt in het bestemmingsplan voorzien aangezien hier overal een afstand van meer dan 50 m wordt gehanteerd.'
Derhalve kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Wetgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (d.d. 26 mei 2009).
In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's:
- het plaatsgebonden risico;
- het groepsrisico.
Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.(invloedsgebied).
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi.
Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Op dit moment is een Besluit transport externe veiligheid (Btev) in voorbereiding.
Provinciale risicokaart
De risicokaart Gelderland informeert onder andere de inwoners van Gelderland over de risico's waarmee zij in hun leefomgeving kunnen worden geconfronteerd en hoe te handelen. In de nabijheid van het plangebied (blauwe omcirkeling) zijn enkele risicovolle inrichtingen en transportzones gelegen. Zie verderop voor de bespreking hiervan.
Uitsnede risicokaart met globale aanduiding plangebied (blauwe cirkel)
Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid gemeente Beuningen
Er is een inventarisatie nulsituatie externe veiligheid Beuningen opgesteld (Royal Haskoning, 25 maart 2008). Dit document is de onderlegger van de signaleringskaart Beuningen. De signaleringskaart toont locaties, risicocontouren en veiligheidsafstanden van zowel stationaire als mobiele risico's van externe veiligheid voor de gemeente Beuningen. Op de kaart zijn tevens huidige woon-, industrie- en buitengebieden binnen de gemeente Beuningen te zien alsmede geprojecteerde en geplande woningbouwprojecten. Zo kan de gemeente Beuningen in één oogopslag zien of sprake is van ongewenste verwevingtendensen tussen externe veiligheidsrisico's en kwetsbare bestemmingen. Een uitsnede van de kaart is onderstaand weergegeven. Conform deze kaart is de locatie gelegen in de toetsingsafstand (200 meter) langs het Maas-Waalkanaal. In hoofdstuk 5.4.2 wordt ingegaan op de toetsing aan het Basisnet Water.
Uitsnede Inventarisatiekaart Nulsituatie externe veiligheid Beuningen met globale aanduiding plangebied
5.4.2 Plangebied
Inrichtingen c.q. bedrijven
Uit de gemeentelijke inventarisatiekaart blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting. Ten oosten van het plangebied zijn de elektriciteitscentrale Electrabel en de BRZO inrichting CP Kelco, gelegen. Voor beiden geldt dat het invloedsgebied geen overlap kent met plangebied.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een rijks- of provinciale weg. Het vervoer van gevaarlijke stoffen is dan ook niet van invloed op onderhavige ontwikkeling.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water
Het plangebied is op ruim 500 m van de Waal en op ruim 100 m van het Maas-Waalkanaal gelegen. Conform de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, bijlage 3, Basisnet Water, zijn de Waal en het Maas-Waalkanaal zwarte vaarwegen (belangrijke vaarwegen). Voor een dergelijke vaarweg geldt dat de 10-6/jr plaatsgebonden risicocontour niet verder dan de oever komt. Er bevindt zich een plasbrandaandachtsgebied van 25 m tot aan de waterlijn (inclusief uiterwaarden en tot aan de winterdijk). Er bevinden zich geen nieuwe woningen binnen het plasbrandaandachtsgebied. De ontwikkeling vindt plaats binnen 200 m uit de as van het Maas-Waalkanaal. Binnen dit gebied worden 2 woningen gerealiseerd. De toename van het aantal personen bedraagt gemiddeld 5 personen. Uit de samenvatting van het Basisnet Water blijkt dat er alleen een groepsrisico verantwoording hoeft plaats te vinden als de bevolkingsdichtheid meer dan 1.500 personen per hectare bedraagt dubbelzijdig of meer dan 2.250 personen per hectare bij een enkelzijdige bebouwing. In dit gebied is de overgang van (lege) uiterwaarden naar de randen van het dorp Weurt en de omliggende bedrijventerreinen van Nijmegen West en Weurt. Een maximale personendichtheid van 1.500 personen per hectare komt in het aandachtsgebied niet voor. Een verantwoording van het groepsrisico is dus niet noodzakelijk. Er vindt daarnaast ook geen significante toename van het groepsrisico plaats.
In het Maas-Waalkanaal ligt ten zuidoosten van het plangebied aan de Weurtse zijde een kegelligplaats. Dit is een speciaal aangewezen meerplaats voor schepen met gevaarlijke stoffen. De kegelligplaats bij Weurt mogen alleen 1-kegelschepen (schepen die 1 blauwe kegel of 1 blauw licht voeren) aanmeren. In de Europese vervoersregelgeving ADNR zijn voor het innemen van kegelligplaatsen regels gesteld. Deze regelgeving is overgenomen in de Richtlijnen Vaarwegen (Ministerie V&W, 2005). Voor een kegelligplaats voor 1-kegelschepen gelden de volgende veiligheidsafstanden: 10 m afstand van andere schepen en 100 m afstand van aaneengesloten woongebieden, kunstwerken en tankopslagplaatsen bij een schip met 1 blauwe kegel of 1 blauw licht (brandbare gassen en vloeistoffen). In de regelgeving is de mogelijkheid geboden dat de bevoegde autoriteit kan afwijken van deze afstanden. De afstand van het plangebied tot de kegelligplaats is ruim 100 meter. Aan de bovengenoemde afstanden wordt binnen dit bestemmingsplan voldaan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door een buisleiding
In de nabijheid van het plan liggen geen hogedruk aardgastransportleidingen waarvan de inventarisatieafstand een overlap kent met het plangebied.
5.4.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.
5.5 Milieuzonering
5.5.1 Plangebied
Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (editie 2009). Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, geur). De hierin weergegeven maten zijn richtinggevend. Een afwijking is in beginsel mogelijk met dien verstande dat de afwijking dient te worden gemotiveerd. Indien gevoelige objecten binnen de contouren gelegen zijn, betekent dit dat overlast kan ontstaan vanuit de bestaande bedrijvigheid op die gevoelige functie of dat het betreffende bedrijf kan worden beperkt in de bedrijfsvoering.
Aan de hand van de kaart van de provincie Gelderland, Mijn Leefomgeving, is bepaald dat er geen bedrijven in een straal van 100 m rond het plangebied aanwezig zijn. Uit deze inventarisatie blijkt tevens dat er geen bedrijven in de omgeving aanwezig zijn, waarvan de hindercontour een overlap kent met de toekomstige woningen.
Wel is het plangebied gelegen binnen de geluidzone van het bedrijventerrein 'Nijmegen-west/ Weurt'. Daarom is er een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd voor het plangebied door de gemeente Nijmegen (nr. 018-585, 12 december 2012).
Voor industrieterrein Nijmegen-west/Weurt is op 12 oktober 1990 bij Koninklijk Besluit de geluidzone vastgesteld. Destijds is rekening gehouden met de geluidsvoorschriften uit de bestaande (toenmalige) Hinderwetvergunningen van alle inrichtingen welke zich op het industrieterrein bevinden. Voor de toenmalig nog niet in gebruik zijnde kavels is een bepaalde geluidsruimte gereserveerd. Sinds 1999 wordt jaarlijks het zonebeheer model geactualiseerd.
De ontwikkellocatie Pastoor van der Marckstraat bevindt zich binnen de vastgestelde geluidzone. Ten behoeve van de procedure Hogere Waarde (HW) zijn in dit onderzoek de geluidbelastingen bepaald.
Ter plaatse van de ontwikkellocatie Pastoor van der Marckstraat is de vastgestelde geluidzone nagenoeg geheel opgevuld. Dit betekent dat toekomstige ontwikkelingen, danwel wijzigingen op het industrieterrein, de geluidbelasting ter plaatse niet mogen verhogen.
Ter plaatse van de geprojecteerde woningen zijn rekenpunten gelegd. De berekeningen zijn uitgevoerd met het geactualiseerde zonebeheer model, versie juni 2012 in Geomilieu v2.11. Buiten de industrieterreingrens is gerekend met poldercontouren.
De geluidbelasting (Bi) als gevolg van het geluidgezoneerde industrieterrein Nijmegenwest/Weurt op de geprojecteerde woningen varieert tussen 51 dB(A) en 55 dB(A), afhankelijk van de beoordelingshoogte. De maximaal te ontheffen geluidsbelasting wordt niet overschreden.
Alle geprojecteerde woningen hebben op minimaal één beoordelingshoogte een geluidbelasting van respectivelijk 54 dB(A) of 55 dB(A).
Geadviseerd wordt per woning één HW IL van 55 dB(A) vast te stellen met een begrenzing van de bouwhoogte tot 12,0 m (3 woonlagen).
Het akoestisch onderzoek is als bijlage bij de toelichting toegevoegd.
5.5.2 Conclusie
Het plangebied ligt binnen de geluidszone van het Industrieterrein Nijmgen-west / Weurt. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel van de woningen 55 dB(A) bedraagt. Voor de 4 woningen moet een procedure hogere grenswaarden doorlopen worden. Daarmee vomt dit aspect geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.
5.6 Waterhuishouding
In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken. Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Stijging van de zeespiegel, en een verhoogde afvoer van de rivieren. Daarnaast blijft in laag-Nederland ook de bodem dalen. Dat alles vraagt om ruimtelijke plannen die rekening houden met deze ontwikkelingen.
Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding. De waterparagraaf is in overleg met hert waterschap tot stand gekomen.
5.6.1 Ligging
Het plangebied is gelegen in Weurt, tussen de Pastoor van der Marckstraat en de Waaldijk.
5.6.2 Randvoorwaarden
5.6.3 Huidige situatie
Oppervlaktewater
Ten zuiden en westen van het perceel is een A-watergang gelegen. Op de watergang is de keur van het waterschap van toepassing.
Voor het overige komt geen oppervlaktewater in het plangebied voor.
Hemelwater
De locatie betreft een (voormalig) agrarisch perceel, er is geen bebouwing of verharding aanwezig. Het hemelwater infiltreert vrij in de bodem.
Overig
Direct ten noorden van de locatie is de Waaldijk gelegen.
5.6.4 Toekomstige situatie
Nieuwe ontwikkeling
De planvorming bestaat uit de realisatie van een drietal woningen aan de zijde van de Pastoor van der Marckstraat en 1 woning aan de zijde van de Waaldijk. Alle woningen worden vanaf de Pastoor van der Marckstraat ontsloten. Om de toename van het verharde oppervlak te compenseren, dient een retentievoorziening te worden gerealiseerd. Het voorstel voor de omgang met afstromend hemelwater is hieronder omschreven.
Watertoets
In het kader van de watertoets heeft Buro Boot een Notitie Waterhuishouding opgesteld (projectnummer P12-0522-002, 1 juli 2013). Om de toestand van de bodem in beeld te krijgen is hierbij tevens gebruik gemaakt van de rapportage “Geohydrologische adviezen betreffende Pastoor van der Marckstraat te Weurt”, d.d. 27 november 2012 door ASC Sports & Water. Onderstaand betreft een samenvatting van deze notitie, de notitie zelf is als bijlage aan het bestemmingsplan gevoegd.
Voor het onderhavige plangebied is getracht de thema's van duurzaam waterbeheer aan te houden volgens de trits: vasthouden-bergen-afvoeren. Hieronder zijn de ondernomen stappen weergegeven.
Hemelwaterafvoer
Vanwege de relatief hoge grondwaterstand en de aanwezige afdekkende kleilaag wordt infiltreren van hemelwater naar de ondergrond niet wenselijk geacht. Aan de west- en zuidzijde van het plangebied is een A-watergang aanwezig. Vanwege de hoge ligging van de bodem (8,50 – 9,00 m +NAP) en het door het waterschap gehanteerde waterpeil (zomerpeil 7,30 m +NAP) is deze watergang droogvallend.
De benodigde ruimte om het afstromende hemelwater te bergen kan aan de westzijde van het plangebied worden gevonden in de vorm van oppervlaktewater. De bestaande (droogvallende) A-watergang kan aan de planzijde verbreed worden, waarmee extra berging in het watersysteem zal worden gerealiseerd.
Voorgesteld wordt conform de wens van het waterschap het hemelwater, afkomstig van daken en verhardingen, bovengronds af te laten stromen naar de west- en zuidelijk gelegen (te verbreden) A-watergang. De watergang zal oppervlakkig verbreed worden. Dit om kweltoename, als gevolg van het doorsnijden van de aanwezige kleilaag, zoveel mogelijk te beperken. Tevens zal hierdoor de bodemhoogte aansluiten op de hoogteligging van de bestaande, ondiepe, A-watergang.
Voor de bodemhoogte van de uitbreiding langs de A-watergang wordt uitgegaan van de bestaande bodemhoogte (ca. 8,65 – 8,85 m +NAP) in de bestaande watergang. Om kweltoename en mogelijke opbarsting te voorkomen, dient onder de bodem een afdekkende kleilaag van minimaal 1,0 m aanwezig te zijn. Uit de berekening in de notitie blijkt dat bij zowel een bui T=10+10%, als bij een bui T=100+10% voldoende berging aanwezig is in de uitbreiding van de watergang. Hiermee zijn de eisen van zowel het waterschap als de gemeente gewaarborgd.
Door middel van de verkavelingsopzet is de toegankelijkheid van de A-watergang gewaarborgd. Toekomstige eigenaren moeten rekening houden met de ontvangstplicht van slootvuil.
Aanlegpeilen
De aanlegpeilen van woningen en verhardingen wordt afgestemd op de bestaande omliggende straatpeilen en maaiveldhoogtes (zie tekening). Ter plaatse van de beschermingszone van de primaire waterkering zal het vloerpeil van de woning op de noordelijk gelegen kavel dusdanig worden aangehouden, dat geen doorsnijding van het profiel van vrije ruimte zal plaatsvinden. Tevens zal voldoende drooglegging en ontwatering gewaarborgd zijn.
Ontsluiting
Ten behoeve van de ontsluiting van de toekomstige kavels zal deze dam vervangen worden door een tweetal dammen met duikers (Ø800 mm). De nieuw te realiseren dam ten behoeve van ontsluiting van de twee oostelijk gesitueerde woningen is ter plaatse van een bestaande duiker onder de Pastoor van der Marckstraat geprojecteerd. Om de waterafvoer te kunnen waarborgen zal de nieuwe duiker middels een duikerput worden verbonden met de bestaande duiker.
Vuilwaterafvoer
De vier woningen binnen het plan zullen middels een DWA huisaansluitleiding rechtstreeks op de bestaande rioolleiding kunnen worden aangesloten. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de hoogteligging ter plaatse van de kruising met de te realiseren duikers. Geadviseerd wordt de woning aan de noordzijde van het plangebied, vanwege de relatief lange afstand tot de Pastoor van der Marckstraat, middels een extra controleput aan het eind van de toegangsweg, op het hoofdriool aan te sluiten. De capaciteit van de bestaande leiding Ø250 mm in de Pastoor van der Marckstraat bedraagt ca. 12,1 l/s (uitgaande van 2‰ verhang). Volgens bovenstaande gegevens is de toename van het debiet in de bestaande DWA-leiding marginaal en wordt geen aanpassing in het bestaande stelsel noodzakelijk geacht.
5.6.5 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.7 Ecologie
Econsultancy heeft in opdracht van initiatiefnemers een quickscan flora en fauna uitgevoerd aan de Pastoor van der Marckstraat (ong.) te Weurt in de gemeente Beuningen (BEU.EEL.ECO1, 12063467_v2, 7 oktober 2013).
Rondom de te realiseren woningen zal veel gazon en weiland aanwezig blijven, waarin hoogstamfruitbomen, struweelhagen en meidoornhagen aangeplant zullen worden. In de aangrenzende uiterwaarden zal de initiatiefnemer een steenuilenkast ophangen. Ten behoeve van de ingreep zal een deel van het grasland verwijderd worden. De oude hoogstamfruitbomen blijven waar mogelijk behouden, de jonge bomen krijgen allemaal een nieuwe plaats in het plangebied.
De onderzoekslocatie ligt binnen de invloedsfeer van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal. In de effectenindicator van het Ministerie van EZ zijn de meest voorkomende storende factoren met betrekking tot Natura 2000-gebieden beschreven. De effectenindicator onderscheidt 19 storende factoren. Op basis van de beschreven storingsfactoren en de gevoeligheid voor deze factoren van de soorten en habitats die aangewezen zijn voor Uiterwaarden Waal is een analyse gemaakt van de invloed die het realiseren van de woningen kan hebben. Hieruit blijkt dat externe werking op beschermde natuurgebieden, zoals het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal of EHS-gebied, gelet op de aard en kleinschaligheid van de ingreep (bouw van vier woonhuizen) niet aan de orde is.
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is verkort weergegeven welke maatregelen te treffen zijn om overtreding (indien van toepassing) van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Uit bovenstaande tabel volgt dat het aspect flora en fauna niet leidt tot een belemmering voor de realisatie van het initiatief.
5.8 Cultuurhistorie & Archeologie
5.8.1 Cultuurhistorie
De gemeente heeft een zogenaamde cultuurhistorische kenmerkenkaart opgesteld (RAAP-rapport 1603, kaartbijlage 3). Het plangebied behoort tot de gebiedscategorie "oud cultuurland (vroege middeleeuwen)".
Voorts zijn nevengeulen, (voormalige) wegen of paden, boerengroen, veedriften e.d. weergegeven. Opvallend is dat deze elementen nog herkenbaar zijn in de huidige opbouw van het noordelijk deel van de dorpskern en het omliggende landschap.
De Waaldijk en de Pastoor van der Marckstraat vormen lijnen waarlangs het dorp is gegroeid. De Kerkstraat en Dijkstraat vormen de verbindingen tussen deze historische linten, met aan de uiteinden van deze straten twee voor het dorp belangrijke monumenten (kerk en dijkmagazijn). Daarnaast is direct ten noordwesten en noordoosten van de locatie sprake van enkele historische huislocaties aan de dijk. Het beeld sluit aan bij het historisch occupatiepatroon van veel dorpen in het rivierenlandschap.
In het plangebied komen geen monumenten voor. Wel bevindt zich direct ten zuiden van het plangebied, op enige afstand van de Van der Marckstraat het rijksmonument van Villa Roozenburg. De villa is momenteel vanaf de Pastoor van der Marckstraat en vanaf de dijk goed zichtbaar. Er bestaat echter geen historische relatie tussen de projectlocatie en Villa Roozenburg. Zowel de projectlocatie als de tuin rondom Villa Roozenburg zijn ruim een eeuw gekenmerkt door een zeer zware beplanting. De villa was daardoor vanaf de Pastoor van der Marckstraat moeilijk zichtbaar en vanaf de dijk zelfs helemaal aan het oog onttrokken. Door stormschade en ouderdom zijn zowel in de tuin rondom de villa als op de projectlocatie vrijwel alle oude bomen gekapt. Rondom de villa heeft geen herplant plaatsgevonden. Op de projectlocatie zijn hoogstambomen herplant, maar in een veel lagere dichtheid dan oorspronkelijk het geval was. Bovendien heeft de jonge aanplant nog lang niet de omvang als de oude bomen. De huidige karakteristiek verschilt daarmee sterk van de historische situatie.
In de verkaveling wordt uiteraard rekening gehouden met de aanwezigheid van de villa. Zo staan de woningen aan de Pastoor van der Marckstraat op ruime afstand van de weg. tevens is langs de westzijde van het plangebied een zichtrelatie mogelijk gehouden tussen de villa en de dijk.
5.8.2 Archeologie
In 1992 is op Malta een Europees Verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valletta (kortweg: Malta). Doel van Malta is om bij ruimtelijke plannen meer en beter rekening te houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden en deze, waar mogelijk, beter te beschermen. Het Verdrag van Valletta is in 1998 geratificeerd en inmiddels als wijziging van de Monumentenwet (1988) geïmplementeerd via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die per 1 september 2007 van kracht is geworden. Dit betekent dat er niet meer in de “geest” van de wet moet worden gewerkt maar dat bij elke schop die de grond in gaat, gekeken moet worden of er sprake is van archeologische waarden en/of verwachtingen. Bij van rijkswege beschermde archeologische terreinen is een vergunning nodig van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
De gemeente Beuningen heeft een archeologische beleidsadvieskaart laten vervaardigen (RAAP Archeologisch Adviesbureau, RAAP-rapport 2170, kaartbijlage 3). Deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010. Het grondgebied van de gemeente Beuningen is op de beleidsadvieskaart ingedeeld in beleidszones. Volgens deze kaart heeft het plangebied een hoge verwachtingswaarde en valt binnen beleidszone 3. Dit betekent dat nader onderzoek uitgevoerd zal moeten worden naar de archeologische waarden in het plangebied.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een bureauonderzoek met aansluitend verkennend booronderzoek uitgevoerd (Econsultancy, Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Pastoor Van der Marckstraat (ong.) te Weurt in de gemeente Beuningen, rapport 12063466, 19 oktober 2012). Uit het bureauonderzoek komt een gespecificeerde archeologische verwachting, die in het aansluitende verkennend booronderzoek getoetst is. Deze verwachting is als volgt uitgesplitst:
- resten jagers/verzamelaars: middelhoog
- late ijzertijd – vroege middeleeuwen middelhoog
- volle middeleeuwen - nieuwe tijd: hoog
Op basis van het behoud van een hoge verwachting voor resten uit de Nieuwe tijd, en de mogelijkheid dat oudere resten slechts deels geërodeerd zijn, wordt naar aanleiding van het rapport geadviseerd geen bodemingrepen dieper dan de (sub-)recente ophogingslaag uit te voeren. Indien deze ingrepen onvermijdelijk zijn, dan wordt geadviseerd een (beperkt) proefsleufonderzoek uit te voeren, bestaande uit één noord-zuid georiënteerde sleuf ter plaatse van de bodemingrepen.
Op basis van het rapport heeft de regioarcheoloog een advies uitgebracht (12 december 2012 / 15 januari 2013, kenmerk I 01 05 003). Het uitgevoerde onderzoek heeft niet kunnen uitsluiten dat er archeologische waarden aanwezig zijn, een vervolg lijkt derhalve logisch. Hiertoe zijn 2 opties mogelijk: het terrein ophogen waardoor eventuele archeologische waarden in situ bewaard blijven of het archeologisch begeleiden van het uitgraven van de bouwkuipen. De eerste optie heeft daarbij de voorkeur. Het (plaatselijk) ophogen van het terrein lijkt in overeenstemming lijkt te zijn met de bebouwing links en rechts van het perceel, alsmede het aan de overkant gelegen huis. Door het ophogen zal de (vorstvrije) fundering niet in contact komen met mogelijk archeologisch interessante lagen. Dan geldt simpelweg dat wat niet verstoord gaat worden, ook niet verder onderzocht, of beschermd, moet worden. Paalfunderingen blijven mogelijk, zeker als deze slechts een gering deel van de ondergrond verstoren door middel van hun omvang en door verdringing. De gevolgen voor de waterberging zullen wel doorgerekend moeten worden, dit kan namelijk betekenen dat de bestaande sloten of groter moeten worden (= graafwerkzaamheden = kans op verstoren archeologie) of met extra sloten aangevuld / uitgebreid moeten worden.
Aangezien reeds het voornemen bestaat om, mede uit het oogpunt van de waterhuishouding, het terrein op te hogen, wordt gekozen voor optie 1. Nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk meer. Wel zal in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen worden ter bescherming van de eventueel dieper gelegen archeologische waarden.
5.8.3 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat de aspect cultuurhistorie en archeologie geen belemmeringen vormen voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.9 Leidingen
In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, gas, brandstof gelegen, die in het kader van het bestemmingsplan op de verbeelding met bijbehorende bebouwingsvrije zones dienen te worden opgenomen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de economische haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen en de uitkomsten van overleg en inspraak.
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De realisatie van de woningen en de daarmee samenhangende procedurele kosten zijn geheel en al voor risico van de initiatiefnemer. Financiële afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst met de gemeente, waardoor de vergoeding van de kosten is verzekerd. Tevens is een planschaderisico-overeenkomst afgesloten met de initiatiefnemer.
6.2 Overleg
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De resultaten van dit vooroverleg worden verwerkt in het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg verzonden aan de provincie Gelderland, waterschap Rivierenland en de gemeente Nijmegen. De provincie en het waterschap hebben vervolgens een reactie verzonden. Deze reacties hebben geleid tot aanpassing c.q. aanvulling van de toelichting.
6.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 14 november 2013 tot en met 27 december 2013 voor een ieder ter inzage gelegen op de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling van de gemeente. De publicatie hiervan heeft plaatsgevonden in de Staatscourant en op de gemeentelijke website. Gedurende die periode zijn 3 zienswijzen ingediend. In de zienswijzennota wordt per (sub)onderdeel een samenvatting gegeven van deze reacties en van een gemeentelijk antwoord voorzien. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Tevens is geen sprake van ambtshalve wijzigingen.