KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel
1.2 Geldende Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige En Gewenste Situatie
2.1 Ligging Plangebied
2.2 Huidige Situatie
2.3 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsonderzoeken
4.1 Quickscan Natuurtoets
4.2 Voortoets
4.3 Verkennend Bodemonderzoek
4.4 Waterparagraaf
4.5 Quickscan Luchtkwaliteit
4.6 Akoestisch Onderzoek
4.7 Verkeer
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Planvorm
5.2 Regels Bestemmingsplan
5.3 Artikelsgewijze Toelichting
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Handhaving
Hoofdstuk 8 Resultaten Van Overleg En Inspraak
8.1 Vooroverleg
8.2 Inspraak
Bijlage 1 Overlegreacties
Bijlage 2 Voortoets Natuuronderzoek
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Luchtkwaliteit

Bestemmingsplan Verlengde Molenstraat 12a te Winssen

Bestemmingsplan - Gemeente Beuningen

Onherroepelijk op 29-11-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Verlengde Molenstraat 12a te Winssen' van de gemeente Beuningen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0209.BPverlmolenstr12a-onhe met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.5 bebouwingspercentage:

een binnen een bouwvlak aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden;

1.6 bedrijfswoning:

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 bijgebouw

een (deel van een) gebouw dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw; dit kan zijn in de vorm van een aanbouw, een uitbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw;

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die

afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. paarden-, katten- en hondenpension;
  2. b. hondenkennel, hondentrimsalon;
  3. c. stalling kampeermiddelen;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - speelweide' is een speelweide voor honden toegestaan;
  6. f. groenvoorzieningen, water, verharding, parkeervoorzieningen, erf en tuinen, voorzieningen, waaronder de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie en zonne-energie alsmede warmte-koude opslag .

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het gebruik van gronden en opstallen voor bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer, zoals dat luidt ten tijde van het ter visie leggen van het plan;
  2. b. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel;
  3. c. het gebruik van de gronden voor buitenopslag;
  4. d. het gebruik van bedrijfswoningen voor bedrijfsactiviteiten;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij woningen voor bewoning.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels

Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van bepalingen in het plan voor het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwen ten openbare nutte zoals gasregelstations en transformatorhuisjes met een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 30 m2 en een bebouwingshoogte van ten hoogste 3,50 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsgunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lidmet maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde als bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

6.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een omgevingsvergunning afwijken.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Verlengde Molenstraat 12a te Winssen'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 29 november 2011

De voorzitter, De griffier,

... ...

Hoofdstuk 1 Inleiding

Het plangebied omvat het perceel verlengde Molenstraat 12a te Winssen. De ligging van het gebied is globaal aangeduid in figuur 1. De eigenaar wil de bestaande activiteiten, die een caravanstalling, kattenpension en paardenstalling omvatten uitbreiden met een hondenpension annex hondentrimsalon en een hondenkennel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPverlmolenstr12a-onhe_0001.png"

Figuur 1: Globale ligging plangebied Verlengde Molenstraat 12 a te Winssen

Ten behoeve van uitbreiding van de activiteiten is een herinrichting van het terrein nodig en tevens een beperkte uitbreiding van de noodzakelijke bedrijfsbebouwing. Zo zal er een speelweide voor honden worden ingericht, waar de honden gedurende een deel van de dag vrij kunnen lopen. De speelweide zal geheel worden omsloten door een hekwerk van circa één meter hoog ten opzichte van het lokale maaiveld. De speelweide zal ingedeeld worden in meerdere compartimenten, zodat de honden van elkaar kunnen worden gescheiden.

1.1 Doel

De plannen passen niet binnen het vigerende bestemmingsplan Buitengebied. Daarom is een nieuw bestemmingsplan voor het betreffende perceel noodzakelijk om de ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk te kunnen maken.

1.2 Geldende Bestemmingsplan

Ter plaatse van het perceel verlengde Molenstraat 12a te Winssen geldt op dit moment het bestemmingsplan Buitengebied van de Gemeente Beuningen. Dit plan is op 14 juni 2011 vastgesteld door de gemeenteraad en is van kracht.

Gebruik

Op het perceel rust de bestemming Bedrijf. De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor niet-agrarische bedrijven, met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen een en ander overeenkomstig de in lid 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

In het vigerende bestemmingsplan is in lid 5.1.2. bepaald, dat buitenopslag en stalling uitsluitend is toegestaan indien en voorzover dit per specifiek bedrijf is aangegeven op de als bijlagen bij deze regels horende 'bedrijventabel met buitenopslag'. In de bijlage 'bedrijventabel met buitenopslag' is de 'Verlengde Molenstraat 12a, Winssen' opgenomen met als aard van de bedrijvigheid 'statische opslag kampeermiddelen en boten, dierenpension'.

In lid 5.1.2 is tevens aangegeven, dat op de gronden met de bestemming Bedrijf, bedrijven zijn toegestaan uit de categorieën 1, 2 en 3.1 van de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten. Op grond van de Staat van bedrijfsactiviteiten is het fokken van huisdieren (hondenkennel) toegestaan (SBI-2008: 149.3) evenals een dierenpension (SBI-2008: 9609.A).

De op het perceel aanwezige en beoogde functies caravanstalling, katten-, honden- en paardenpension en de hondenkennel passen derhalve qua gebruik reeds binnen het vigerende bestemmingsplan. De beoogde hondentrimsalon kun je beschouwen als persoonlijke dienstverlening n.e.g. (n.e.g.= niet eerder genoemd), zoals in het vigerende plan in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder SBI-code (2008) 9609.B is opgenomen.

Bouwen

Voor het perceel is in het vigerende plan een bestemmingsvlak aangegeven, waarbinnen gebouwd mag worden. Voor de bedrijfsgebouwen geldt, dat de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte + 20%, met dien verstande dat de vergroting nooit meer mag bedragen dan 100 m2.

De huidige bedrijfsbebouwing bestaat uit een caravanstalling (in totaal circa 482 m2), een paardenstal (circa 155 m2) en een kattenpension (circa 100 m2). In totaal is er daarmee circa 737 m2 aan bedrijfsbebouwing aanwezig. Op grond van het vigerende bestemmingsplan mag er dus maximaal 100 m2 worden bijgebouwd, tot een totaal van 837 m2. De beoogde bedrijfsbebouwing bedraagt in totaal 1.172 m2. De geprojecteerde bebouwing kan derhalve op grond van het vigerende plan niet worden gerealiseerd.

Onderhavige partiële bestemmingsplanherziening heeft als doel de activiteiten en bebouwing planologisch-juridisch mogelijk te maken. Dit betekent ten opzichte van het vigerende plan dus een uitbreiding van het toegestane oppervlak aan bedrijfsbebouwing. De beoogde hondentrimsalon is expliciet opgenomen in de bestemmingsomschrijving. Bovendien is de speelweide voor de honden toegestaan en specifiek begrensd op de verbeelding (plankaart).

Daarnaast krijgt een groter deel van het perceel van de initiatiefnemer een bedrijfsbestemming. Het gedeelte van het perceel waar bedrijfsgebouwen mogen worden gerealiseerd wordt ten opzichte van het vigerende plan echter kleiner. In het onderhavige plan is het bouwvlak zorgvuldig afgestemd op de bestaande en geprojecteerde bebouwing.

De diepte van het te bebouwen perceel blijft ten opzichte van het vigerende plan gelijk (circa 63 meter), de breedte van het gedeelte van het perceel dat bebouwd mag worden met bedrijfsgebouwen neemt echter van circa 47 meter naar circa 33 meter met 14 meter af. Buiten het bouwvlak zijn de bebouwingsmogelijkheden beperkt.

Dit bestemmingsplan maakt de gewenste ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk.

1.3 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige en gewenste situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het beleid van zowel de provincie Gelderland en de gemeente omschreven. In hoofdstuk 4 komen de verschillende omgevingsaspecten aan de orde. Hoofdstuk 5 omvat een toelichting op de gehanteerde regels. In hoofdstuk 6 komt de economische uitvoerbaarheid aan de orde en in hoofdstuk 7 is een handhavingparagraaf opgenomen. Tot slot bevat 8 de resultaten van overleg en inspraak.

Hoofdstuk 2 Huidige En Gewenste Situatie

In dit hoofdstuk wordt een omschrijving gegeven van de uitbreidingsplannen van Van den Heuvel. Hierbij wordt eerst ingegaan op de ligging van de locatie. Daarna wordt de huidige situatie beschreven, waarna de uitbreidingsplannen worden toegelicht.

2.1 Ligging Plangebied

Het plangebied omvat de percelen kadastraal bekend sectie G, nummers 535, 611 en 612 (voormalig 536), plaatselijk bekend als Verlengde Molenstraat 12a. De huidige bedrijfsbebouwing is gelegen op het perceel 535. De gronden zijn in eigendom van initiatiefnemer familie Van den Heuvel.

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Beuningen ten westen van de kern Winssen. In de directe omgeving van het plangebied liggen verspreid enkele agrarische bedrijven met bedrijfswoning en diverse burgerwoningen (voornamelijk voormalige agrarische bedrijfswoningen). Aan de noordzijde liggen op circa 400 meter een agrarisch bedrijf met bedrijfswoning en 3 burgerwoningen. Aan de zuidkant ligt op circa 300 meter een agrarisch bedrijf met een bedrijfswoning. Aan de oostkant ligt op circa 220 meter een burgerwoning. Aan de westzijde ligt een waterplas en zijn geen bedrijven of woningen gesitueerd. Tussen het perceel van Van den Heuvel en de Verlengde Molenstraat ligt de burgerwoning Verlengde Molenstraat 12. Deze woning is samen met de woning van Van den Heuvel in een voormalige boerderij gerealiseerd via een verticale splitsing van het voormalige bedrijfspand.

2.2 Huidige Situatie

De huidige bebouwing voor de bedrijfsactiviteiten van Van den Heuvel is geconcentreerd op het perceel 535. De bebouwing omvat een woning, een caravanstalling en paardenstal, een kattenpension, een separate caravanstalling, een opslagruimte voor brandhout. Daarnaast wenst de eigenaar nog een mestplaat te realiseren.

De paardenstal heeft een omvang van 155 m2 en biedt plaats aan 10 paarden. Het kattenpension heeft een oppervlakte van 100 m2 en biedt op grond van de milieuvergunning ruimte aan maximaal 20 katten. Er is in de bedrijfsbebouwing plek voor de inpandige stalling van circa 40 caravans. Daarnaast is er op het perceel een container gestald die tijdelijk dient voor de opslag van paardenmest. De hiervoor noodzakelijke mestplaat van 60 m2 is nog niet gerealiseerd. Op perceel 611 is grenzend aan de bebouwing op het perceel 535 een paardenbak gerealiseerd met daarbij 4 lichtmasten.Deze voorziening bevindt zich buiten het bestemmingsvlak voor niet-agrarische bedrijven, zoals in het bestemmingsplan Buitengebied met de bestemming Bedrijf is bepaald. De ontsluiting van het perceel van Van den Heuvel vindt plaats via de inrit/uitrit vanaf de Verlengde Molenstraat ter hoogte van de woning nummer 12. Deze ontsluiting loopt tussen de woning Verlengde Molenstraat 12 en de bijbehorende bijgebouwen door.

2.3 Gewenste Situatie

Van der Heuvel wil de bestaande activiteiten (caravanstalling, kattenpension en paardenstalling) uitbreiden met een hondenpension annex hondentrimsalon en een hondenkennel.

Om de hondenkennel en het hondenpension annex hondentrimsalon optimaal te kunnen vestigen zal de bestaande caravanstalling aan de zuidkant van het perceel worden gesloopt, waardoor er ruimte wordt gecreëerd om nieuwbouw te realiseren. De nieuwbouw bestaat uit een deel voor (opnieuw) de stalling van caravans en een gedeelte voor de vestiging van een hondenpension voor maximaal 40 honden met een beperkte ruimte voor een hondentrimsalon, en een hondenkennel voor maximaal 40 honden. Dit gebouw is geprojecteerd aan de zuidzijde van het perceel 535. Voor de caravanstalling is in de huidige situatie 482 m2 in gebruik. Na sloop van de huidige separate stalling en met de beoogde nieuwbouw zal de ruimte voor caravanstalling toenemen tot maximaal 575m2. Het deel van de beoogde nieuwbouw dat voor hondenkennel, hondenpension en kattenpension is voorzien, bedraagt 442 m2. De paardenstal is 155 m2.

Aan de achterzijde van het hondenpension zal op perceel 611 een speelweide voor de honden worden ingericht, waar de honden gedurende bepaalde perioden van de dag buiten kunnen lopen. Hierbij zal steeds een beperkt aantal honden buiten worden gelaten. De speelweide zal geheel worden omsloten door een hekwerk. Om prikkels van buitenaf zoveel mogelijk te voorkomen wordt een gesloten hekwerk wenselijk geacht. Dit kan ook een open hekwerk zijn, die wordt ingeplant met struiken die passen in het landschap. De speelweide zal met hekken in een aantal compartimenten worden verdeeld, waardoor de honden gescheiden kunnen worden uitgelaten.

Het gebouw dat in gebruik is als kattenpension wordt aan 1 zijde beperkt uitgebreid met een halfopen constructie. Op deze wijze wordt voor de katten die in het pension verblijven een buitenruimte gerealiseerd.

Om de speelweide mogelijk te maken wordt de huidige paardenbak verplaatst. De nieuwe paardenbak is geprojecteerd ten noorden van de huidige paardenstallen / caravanstalling en is even groot als de huidige paardenbak. Bij de paardenbak zijn 4 lichtmasten geprojecteerd om ook na zonsondergang gebruik te kunnen maken van de voorziening. De mestplaat is naast de paardenbak geprojecteerd. De bestaande lichtmasten van de huidige paardenbak blijven staan ter verlichting van de speelweide.

Om het bedrijfsperceel beter te ontsluiten is het wenselijk aan de noordkant een nieuwe inrit te realiseren en een ontsluitingsweg aan te leggen (halfverharding). Op deze wijze hoeft het verkeer niet meer langs de woning Verlengde Molenstraat 12 om het achterliggende bedrijfsperceel te bereiken, waardoor eventuele hinder van dat verkeer op die woning wordt weggenomen. Op het perceel zullen bovendien een aantal parkeervoorzieningen worden gerealiseerd voor bezoekers.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk bevat een uiteenzetting van het provinciale- en gemeentelijke beleid.

3.1 Provinciaal Beleid

Structuurvisie

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Gemeenten krijgen een grotere eigen verantwoordelijkheid in het afhandelen van hun locale zaken. De Structuurvisie bevat geen nieuw beleid ten opzichte van het Streekplan Gelderland 2005.

Op de beleidskaarten behorende bij de structuuurvise is de locatie Verlengde Molenstraat 12a geen onderdeel van een ruimtelijke structuur danwel -ontwikkeling (zie figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPverlmolenstr12a-onhe_0002.png"

Figuur 2: Uitsneden Beleidskaart ruimtelijke structuur en Beleidskaart ruimtelijke ontwikkeling, provinciale structuurvisie.

Ten noorden van het plangebied is het terrein direct ten zuiden van de Waal aangeduid als EHS (groene arcering). Op de ruimtelijke ontwikkelingskaart zijn op enige afstand ten westen van het plangebied diverse als zoekzone stedelijke functies benoemd. In de structuurvisie worden geen eisen (meer) gesteld aan de inhoud van een burgerwoning in het buitengebied. Deze taak is aan gemeenten overgedragen.

Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 15 december 2010 heeft de provincie Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld, die op 22 januari 2011 in werking is getreden. In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. Doorwerking vindt plaats in bijvoorbeeld bestemmingsplannen. De verordening geeft niet alleen regels over de inhoud van het plan, maar ook over de toelichting of de onderbouwing. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005).

In de Ruimtelijke Verordening zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen/ -parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • nationale landschappen.

Voorschriften ten aanzien van enkele specifieke onderwerpen zijn verwoord in deeluitwerkingen, zoals bijvoorbeeld het door de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vastgestelde beleidskader "Notitie functieverandering".

Bebouwing functioneel gebonden aan buitengebied:

Volgens de structuurvisie zijn in het multifunctionele gebied de gebiedsfuncties medebepalend voor de vestigingsmogelijkheden op nieuwe bouwlocaties. Het kan hierbij gaan om bedrijvigheid die nodig is voor of verwant is aan landbouw, bosbouw, natuurbeheer en recreatie. Voorbeelden zijn paardenstalling, stations voor kunstmatige inseminatie en verhuurbedrijven van agrarische machines, collectieve mestvergistingsinrichtingen, maneges en dierenasiels.Een paardenstalling en een honden/kattenpension met daaraan ondergeschikt een trimsalon, zijn naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen met een dierenasiel en zijn derhalve buitengebiedgerelateerde functies. Hiervoor geldt volgens de Ruimtelijke Verordening Gelderland geen maximum voor het aantal toegestane m2 gebouwen.

De beoogde omvang voor deze functies betreft:

  • paardenstal: 155 m2
  • hondenkennel en honden- en kattenpension (inclusief daaraan gerelateerde trimsalon): 442 m2.

Uitbreiding niet-agrarische functies

Voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied, die niet aan het buitengebied is gebonden, geldt op basis van de Ruimtelijke Verordening Gelderland een maximum van 20% van het bebouwd oppervlak per planperiode tot maximaal 375 m2. Op basis van regionaal beleid (dat door GS als streekplanuitwerking is vastgesteld) is in onderhavige situatie echter rechtsreeks 500 m2 toegestaan, met daarbij 15% uitbreidingsruimte.

De bestaande caravanstalling is 482 m2. Na de beoogde sloop van de bestaande caravanstalling en nieuwbouw is 575 m2 caravanstalling voorzien. De uitbreiding van de caravanstalling voldoet daarmee aan de provinciale regels.

Conclusie is dat dit plan past binnen de provinciale Verordening Gelderland.

3.2 Gemeentelijk Beleid

Bestemmingsplan Buitengebied (2011)

Het perceel Verlengde Molenstraat 12a te Winssen ligt in het bestemmingsplan Buitengebied Beuningen (2011) en heeft de bestemming Bedrijf. Voor wat betreft de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van het perceel in het vigerende bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 1.2, waarin dit uitgebreid is beschreven. De beoogde situatie kan niet volledig binnen het vigerende bestemmingsplan worden gerealiseerd.

De gemeente heeft in 2004 besloten in principe bereid te zijn medewerking te verlenen aan de uitbreiding van de activiteiten. In dat kader is in 2006 een milieuvergunning verleend voor de beoogde activiteiten. Deze is inmiddels van rechtswege vervallen. De inrichting valt nu onder het Activiteitenbesluit en er is tevens een omgevingsvergunning noodzakelijk.

Onderhavige partiële bestemmingsplanherziening heeft als doel de activiteiten en bebouwing planologisch-juridisch mogelijk te maken. Dit betekent ten opzichte van het vigerende plan dus een beperkte uitbreiding van het toegestane oppervlak aan bedrijfsbebouwing. Daarnaast geldt dat de beoogde hondentrimsalon nu expliciet is opgenomen in de bestemmingsomschrijving. Bovendien is de speelweide voor de honden toegestaan en specifiek begrensd op de verbeelding (plankaart).

Daarnaast krijgt een groter deel van het perceel van de initiatiefnemer een bedrijfsbestemming. Het gedeelte van het perceel waar bedrijfsgebouwen mogen worden gerealiseerd wordt ten opzichte van het vigerende plan echter kleiner. In het onderhavige plan is het bouwvlak zorgvuldig afgestemd op de bestaande en geprojecteerde bebouwing. De diepte van het te bebouwen perceel blijft ten opzichte van het vigerende plan gelijk (circa 63 meter), de breedte van het gedeelte van het perceel dat bebouwd mag worden met bedrijfsgebouwen neemt echter van circa 47 meter naar circa 33 meter met 14 meter af. Buiten het bouwvlak zijn de bebouwingsmogelijkheden beperkt.

Voor wat betreft de bouwmogelijkheden sluit de regeling in het onderhavige plan zo veel mogelijk aan bij het vigerende bestemmingsplan Buitengebied (2011). Voor de bedrijfswoning geldt qua omvang in dat kader een maximum van 1.000 m3, waarbij maximaal 120 m2 aan bijgebouwen is toegestaan. De maximale goot- en (nok) hoogte voor de bedrijfswoning, de bijgebouwen bij de woning en de bedrijfsgebouwen zijn overeenkomstig het vigerende plan overgenomen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsonderzoeken

4.1 Quickscan Natuurtoets

In het kader van het bestemmingsplan heeft Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. een quickscan natuurtoets uitgevoerd. De resultaten van deze quickscan zijn integraal in deze paragraaf opgenomen; er is geen apart rapport voor opgesteld. Bij de quickscan wordt gekeken of de uitbreiding negatieve effecten heeft op de wettelijke beschermde soorten.

Wanneer de werkzaamheden negatieve effecten hebben op tabel 2 of 3 soorten van de Flora- en Faunawet, moet een ontheffing voor deze soorten worden aangevraagd. In het kader van deze toetsing is een bureaustudie en een veldbezoek uitgevoerd om te bepalen of er negatieve effecten zijn op de toekomstige plannen. Hieronder staan kort de bevindingen.

Bureaustudie

Plangebied

Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom van Winssen op circa 300 meter afstand van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal. Dit Natura 2000-gebied is aangewezen als vogelrichtlijngebied.

In het kilometerhok (x:175/y:433) zijn door het natuurloket de soortgroepen amfibieën, watervogels en vaatplanten goed onderzocht. Er zijn 4 amfibieën van tabel 1 van de Flora en Faunawet, 2 amfibieën van tabel 2/3 van de Flora- en Faunawet, 1 vaatplant van tabel 1 van de Flora en Faunawet en 1 vaatplant van tabel 2/3 van de Flora- en Faunawet waargenomen. De soortgroepen zoogdieren, broedvogels, vissen, dagvlinders en libellen zijn slecht tot matig onderzocht, waarbij er 1 libel van tabel 2/3 van de Flora- en Faunawet is waargenomen. Hierbij gaat het om de Rivierrombout, die in verschillende bronnen wordt genoemd als soort die in de uiterwaarden van de Waal bij Winssen voorkomt. In de uiterwaarden, die deels ook in het kilometerhok van het plangebied liggen, groeien ook strikt beschermde plantensoorten. Dit zijn plantensoorten die zijn gebaat bij het specifieke habitat van de uiterwaarden.

In de "atlas reptielen en amfibieën in Gelderland 1985 - 2005" worden de Kamsalamander en de Poelkikker (beiden soorten van tabel 3 van de Flora- en Faunawet) genoemd als soorten die in de ruimere omgeving van het plangebied voorkomen. Via www.digitalnature.org en Ravon is achterhaald dat er inderdaad Kamsalamanders voorkomen in Winssen. In de uiterwaarden bij Ewijk komt de Knoflookpad voor. Westelijk van het plangebied ligt een waterplas, waar veel vogels voorkomen, zoals de Grutto, Tureluur, Kievit, ganzen en eenden.

Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal:

De Uiterwaarden Waal is in de omgeving van het plangebied aangewezen als vogelrichtlijngebied. Diverse vogelsoorten zijn aangewezen als kwalificerende vogels voor het gebied.

Dit zijn de onderstaande soorten in de tabel:

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPverlmolenstr12a-onhe_0003.png"

Deze soorten mogen bij een ontwikkeling in het plangebied geen negatief effect hebben. Veldbezoek

Op maandag 15 december 2008 heeft een ecoloog van Oranjewoud het plangebied aan de Verlengde Molenstraat 12a in Winssen bezocht. Er is gekeken naar de aanwezigheid van de diverse biotopen. Figuur 3 geeft de huidige situatie en de gewenste situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPverlmolenstr12a-onhe_0004.png"

Figuur 3: Het linkerfiguur geeft de huidige situatie weer. Het rechterfiguur geeft de gewenste (toekomstige) situatie weer.

Het westelijke gedeelte bestaat uit een paardenbak, die niet geschikt is als habitat voor beschermde soorten. Het noordelijke deel van het plangebied is een weiland, dat door paarden wordt begraasd. Het gras is kort, wordt regelmatig betreden en struweel is afwezig. Hierdoor is het weiland ongeschikt voor broedvogels, foeragerende en migrerende beschermde zoogdieren, beschermde vaatplanten, dagvlinders, reptielen en amfibieën. Ook voor de kwalificerende vogels van het vogelrichtlijngebied is het plangebied ongeschikt.

Door de afwezigheid van soorten die beschermd zijn door de Flora- en faunawet, zijn effecten van uitbreiding op de beschermde soorten niet te verwachten. Effecten op de kwalificerende soorten van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal zijn niet uit te sluiten. Hierbij kan gedacht worden aan de effecten van geluid op de verschillende vogels in de uiterwaarden. Om deze effecten te toetsen dient een voortoets te worden uitgevoerd.

Conclusie

In het plangebied zijn geen beschermde soorten van de Flora- en faunawet te verwachten, door de afwezigheid van geschikte biotopen. Hierdoor zijn effecten op de door de Flora- en faunawet beschermde soorten niet te verwachten.

Eventuele effecten op de kwalificerende soorten van het Natura 2000-gebied kan door een zogenaamde "voortoets" worden bepaald. Deze voortoets is uitgevoerd. De resultaten ervan zijn in onderstaande paragraaf 4.2 beschreven.

4.2 Voortoets

De "voortoets' is in mei 2009 door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. uitgevoerd. De resultaten ervan zijn beschreven in het rapport "Voortoets realisatie hondenpension aan de Verlengde Molenstraat 12a te Winssen, toetsing realisatie hondenpension aan Natuurbeschermingswet" (kenmerk 184709, mei 2009).

De werkzaamheden van de voortoets zijn gericht op het in beeld brengen van de mogelijke effecten van aanleg en realisatie van het hondenpension aan de Verlengde Molenstraat 12a op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Waal'. De voorgenomen uitbreiding wordt aan de rand van het beschermde gebied 'Uiterwaarden Waal. gerealiseerd. Aangezien het hondenpension buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied wordt gerealiseerd, betreffen het alleen indirecte effecten. Om te toetsen of de hondenkennel/ hondenpension negatieve effecten heeft op de omgeving, wordt gebruik gemaakt van de effectenindicator van het ministerie van LNV. Hierin worden alle mogelijke storingsfactoren afgezet tegen de soorten. Omdat de realisatie van het hondenpension niet in het Natura 2000-gebied zelf plaatsvindt, spelen storingsfactoren, zoals oppervlakteverlies, optische verstoring en versnippering geen rol spelen. Ook vindt er geen verandering van het grond- en oppervlaktewater plaats. Behalve geluid, kunnen alle andere storingsfactoren worden uitgesloten. De externe werking van het toekomstige hondenpension dient bekeken te worden in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Hierbij is het van belang om te bepalen of sprake is van een mogelijke verstoring of verslechtering of een significant negatief effect van het voorgenomen project op de aangewezen vogelsoorten.

Zoals eerder is vermeld zal alleen verstoring door geluid van invloed zijn op de instandhoudingsdoelen. Daarom wordt hier alleen op ingegaan.

In verschillende onderzoeken zijn de opvliegafstanden van vogels bepaald. Dit is de afstand van de verstoring totdat een vogel opvliegt. Voor de Grutto en de Wulp, de meest gevoelige vogels, varieert deze afstand tussen de 134 en de 300 meter bij verstoring door een wandelaar. De Rosse Grutto heeft een opvliegafstand van 134 tot maximaal 225 meter en de Wulp van 173 tot 300 meter. De honden die verblijven in het hondenpension maken geluid door hun geblaf. Dit leidt tot geluidsverstoring in de omgeving. Uit bovenstaande opvliegafstanden van vogels kan worden geconcludeerd, dat verstoring van vogels tot maximaal 300 meter vanaf de uiterwaarden plaatsvindt. Omdat het hondenpension op circa 300 meter afstand van de rand van het Natura 2000-gebied wordtgerealiseerd zijn geluidseffecten niet te verwachten. Bovendien is van de meest gevoelige vogel, de Wulp, maar 1 waarneming bekend en is er hier dus niet sprake van een significant effect.

Cumulatieve effecten vanwege voorgenomen ingrepen elders in en rond het beschermde gebied "Uiterwaarden Waal" in relatie tot de realisering van het hondenpension zijn niet van toepassing. Er zijn namelijk geen effecten als gevolg van de realisatie van het hondenpension aan de Verlengde Molenstraat 12a te Winssen te verwachten en dus is er ook geen sprake van cumulatieve effecten.

Conclusie

De voorgenomen realisatie van het hondenpension aan de verlengde Molenstraat 12a heeft geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal. Voor aanvang van de realisatie van het hondenpension, hoeft derhalve geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet ex art. 19d lid 1 te worden aangevraagd.

4.3 Verkennend Bodemonderzoek

In het uitgevoerde bodemonderzoek is overeenkomstig de NEN 5740 de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld.

Grond

In beide mengmonsters van de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan cadmium aangetoond. In het mengmonster van de puinhoudend laag zijn daarnaast licht verhoogde gehalten aan zink, PAK en PCB aangetoond. Voor de overige geanalyseerde componenten zijn geen gehalten boven de AW2000 en/of detectielimiet aangetoond.

Het mengmonster afkomstig uit de ondergrond bevat voor geen van de geanalyseerde componenten een gehalte dat de AW2000 en/of detectielimiet overschrijdt.

Grondwater

In het grondwater uit peilbuis 001 is een licht verhoogd gehalte aan barium aangetoond. Voor de overige geanalyseerde componenten zijn geen gehalten boven de streefwaarde en/of detectielimiet aangetoond.

Toetsing hypothese

De vooraf opgestelde hypothese .onverdachte locatie. wordt op basis van de aangetroffen licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PCB verworpen. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende tussen- en interventiewaarde. De resultaten vormen geen milieuhygiënische belemmering voor de bestemmingsplanwijziging en de voorgenomen uitbreiding van de bestaande activiteiten met een hondenpension annex hondentrimsalon en een hondenkennel.

Voornoemde conclusies zijn gebaseerd op het vooronderzoek, de zintuiglijke waarnemingen en analyseresultaten van dit onderzoek.

4.4 Waterparagraaf

In het waterbeheer in de 21ste eeuw heeft water ruimte nodig. Sinds november 2003 is een watertoets daarom wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. In deze waterparagraaf is beschreven hoe in dit plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Op het perceel aan de Verlengde Molenstraat 12a te Winssen exploiteren de heer en mevrouw van den Heuvel een caravanstalling, katten- en paardenpension. Daarnaast willen ze nu ook een hondenpension plus trimsalon en een hondenkennel exploiteren. Hiervoor zal een deel van het perceel worden heringericht, komt er ter hoogte van de caravanstalling nieuwbouw en aan de noordzijde een ontsluitingsweg. In de nieuwe situatie is er sprake van een toename van verhard oppervlak, waardoor er ten opzichte van de huidige situatie meer water wordt afgevoerd.

In het kader van deze ontwikkeling is er contact geweest met het waterschap en de gemeente. Waterschap Rivierenland (Stephan Fontein) heeft aangegeven, dat indien de extra verharding niet meer dan 1.500 m2 (landelijk gebied) bedraagt er geen compensatie nodig is. Voor de nieuwe ontsluitingsweg zal halfverharding worden toegepast. Daarnaast wordt een opslagruimte en mestplaat gesloopt. In de nieuwe situatie komt op een andere locatie een nieuwe mestplaat en wordt de caravanstalling uitgebreid met een hondenpension, trimsalon en hondenkennel. Door de nieuwe ontsluitingsweg vanuit een worstcase benadering als geheel verhard oppervlak te zien is de toename van verhard oppervlak in totaal 1.100 m2 (700 m2 ontsluitingsweg en 400 m2 mestplaat, hondenpension plus trimsalon en hondenkennel). Er is dus geen compensatie nodig voor de toename van verhard oppervlak.

De gemeente Beuningen (Leo van Halen) heeft aangegeven, dat er in de huidige situatie een gemengd rioolstelsel onder vrij verval aanwezig is. In de toekomst wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd. De gemeente heeft aangegeven, dat het regen- en vuilwater van het hondenpension plus trimsalon en hondenkennel hierop aangesloten kan worden. Indien hiervoor wordt gekozen, wordt geadviseerd om tegelijk met de voorgenomen ontwikkeling, het regen- en vuilwater van het hele perceel gescheiden naar de straat af te voeren en daar gezamenlijk aan het huidige riool te koppelen. Wanneer in de toekomst een gescheiden stelsel wordt aangelegd is op dit perceel deze inspanning niet meer nodig.

Het waterschap heeft aangegeven, dat er oppervlakte water aanwezig is in de vorm van een kavelsloot aan de zuidzijde van het perceel, haaks op de Verlengde Molenstraat. Deze sloot is op de legger aangegeven met een C-status. Met ontheffing is het mogelijk het schone dakwater hierop aan te sluiten. De riolering wordt dan gescheiden uitgevoerd en daarmee kan het schone hemelwater afgekoppeld worden naar de watergang. Bij de verdere uitwerking kan dan nog gekeken worden naar de mogelijkheid om de bestaande dakoppervlakken, voor zover nu al aangesloten op de riolering, ook naar de watergang te brengen. Opgemerkt wordt dat hiervoor eventueel wel een compensatie vereist kan zijn.

4.5 Quickscan Luchtkwaliteit

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) is vastgelegd wanneer een project/plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een plan/project draagt niet in betekenende mate bij als de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel NO2 als PM10 niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor die stoffen. Dit komt voor beide stoffen overeen met een maximale toename van de concentraties met 1,2 µg/m3. Projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Wel moet worden aangetoond dat als gevolg van het project de jaargemiddelde concentraties PM10 en NO2 niet met meer dan 1,2 µg/m3 toenemen. In de onder het Besluit NIBM vallende Regeling niet in betekenende mate bijdragen is tot slot een aantal categorieën van plannen (projecten) opgenomen waarvoor zonder meer geldt dat deze plannen niet in betekenende mate bijdragen. Blijft de ontwikkeling binnen de voor deze categorieën opgenomen grenzen, dan is het project per definitie niet in betekenende mate, hoeft dit niet met berekeningen te worden aangetoond en hoeft ook in dat geval verder geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.

Onderzoek

De voorgenomen ontwikkeling valt niet onder één van de categorieën die is opgenomen in de Regeling niet in betekende mate bijdragen (NIBM). Dat betekent dat de luchtconcentraties en de toename daarvan als gevolg van de geplande ontwikkeling moeten worden getoetst aan de norm. Volgens de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (RBL2007) dient de luchtkwaliteit langs enkele van de te beschouwen wegen op basis van de wegkenmerken berekend met een rekenmodel dat geaccrediteerd is als Standaardrekenmethode 2. Aangezien een dergelijk onderzoek aanmerkelijk duurder is dan een screening, is de niet in betekenende mate bijdrage van de ontwikkeling aangetoond met het rekenprogramma CARII, versie 9.0. Dit programma is geaccrediteerd als Standaardrekenmethode 1 en voldoet volgens de RBL2007 daarmee voor de te beschouwen wegen niet aan de gestelde eisen. Berekeningen met CARII geven in bijna alle gevallen een conservatiever beeld van de concentraties dan Pluim Snelweg 1.5 (het model dat gebruikt wordt als Standaardrekenmethode 2) en betreft derhalve een worst case-benadering. De risico's die deze keuze met zich meebrengt zijn besproken met de opdrachtgever.

Voor dit onderzoek zijn berekeningen uitgevoerd voor de jaren 2011, 2015 en 2020. Waarbij voor ieder jaar de autonome situatie en de plansituatie is doorgerekend. Het autonome verkeer is gelijkgesteld aan 0. In het kader van het aantonen van een niet in betekenende mate bijdrage is dit een worst case-aanname, aangezien extra verkeer bij een groter aandeel autonoom verkeer een lagere bijdrage aan concentraties luchtverontreinigende stoffen tot gevolg heeft.Er is gerekend met een bijdrage van 0 voertuigen in de autonome situatie en een bijdrage van 100 zware voertuigen in de plansituatie. 100 zware voertuigen is het maximale extra verkeer dat gaat rijden als gevolg van de ontwikkeling. Ook dit is weer worst case, aangezien in het principeverzoek (Principeverzoek; Uitbreiding bedrijfsbebouwing Verlengde Molenstraat 12-a/proj.nr. 131890 Oranjewoud Advies- en Ingenieursbureau B.V., 21 juni 2004) wordt gesteld dat het maximaal verwachte aantal extra ritten als gevolg van de ontwikkeling circa 20 bedraagt.

Resultaten

Tabel 1: Maximale concentratietoename als gevolg van de ontwikkeling

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPverlmolenstr12a-onhe_0005.png"

Uit het onderzoek bleek dat de maximale bijdrage van NO2 in 2011 0,3 µg/m3, in 2015 0,2 µg /m3 en in 2020 0,1 µg/m3 bedraagt. Verder bleek dat de maximale concentratiebijdrage PM10 in 2011 en 2020 0,0 µg/m3 en in 2015 0,1 µg/m3 bedraagt. Dit ligt ruim onder de NIBM-grens van 1,2 µg /m3. Het verschil in 2015 ten opzichte van de andere rekenjaren is toe te schrijven aan de afronding door het berekeningsprogramma.

Conclusie

Uit de berekeningen blijkt dat uitbreiding van de activiteiten een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen tot gevolg heeft van maximaal 0,3 µg/m3. De maximaal toegestane bijdrage op grond van artikel 1 van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) bedraagt 1,2 µg/m3 (= 3% van de grenswaarde stikstofdioxide of fijn stof). De nieuwbouw ten behoeve van uitbreiding van de activiteiten, te weten hondenpension annex hondentrimsalon en een hondenkennel draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit conform artikel 5.16 lid 1 onder c, van de Wet milieubeheer. Er wordt derhalve voldaan aan titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitbreiding van de activiteiten aan de Verlengde Molenstraat 12a te Winssen.

Ter wille van de volledigheid merken we aanvullend het volgende op. Zoals aangegeven is het effect van het plan op de luchtkwaliteit berekend met het rekenprogramma CARII, versie 9.0. Momenteel is er een nieuwere versie van het rekenprogramma beschikbaar. Aangezien uit het uitgevoerde onderzoek volgt, dat ruim wordt voldaan aan de normen is het effect op de luchtkwaliteit niet opnieuw doorgerekend met de nieuwere versie van het rekenprogramma. Naast het feit dat ruim wordt voldaan aan de normen heeft daarbij de volgende overweging een rol gespeeld.

"In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen is opgenomen dat woningbouw-projecten tot 1.500 woningen per definitie niet in betekenende mate bijdragen. Uitgaande van het minimale van 5 mvt/etmaal per woning bedraagt de totale verkeersgeneratie van deze 1.500 woningen circa 7.500 mvt/etmaal. Aangezien het voorgenomen plan gemiddeld slechts circa 20 mvt/etmaal extra zal genereren (zie paragraaf 4.7) ten opzichte van de autonome situatie is het aannemelijk, dat het voorgenomen plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

4.6 Akoestisch Onderzoek

Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd om inzicht te geven in de totale geluidsbelasting van de voorgenomen uitbreiding op de omgeving. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in het rapport "Akoestisch onderzoek dierenpension annex caravanstalling Van den Heuvel " (februari 2005, rev01) en twee aanvullende briefnotities van 28 juli 2005 en 13 oktober 2005.

Uit het onderzoek en de briefnotities volgt, dat met toepassing van een aantal geluidsreducerende maatregelen op alle woningen in de omgeving van de inrichting wordt voldaan aan de streefwaarden voor een landelijk gebied uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. De maximale geluidsniveaus voldoen op alle woningen in de omgeving aan de maximale grenswaarde uit de Circulaire. Ter plaatse van de woningen aan de Verlengde Molenstraat 10 en 12 worden de streefwaarden uit de Circulaire overschreden. Echter, volgens de jurisprudentie levert het overschrijden van de streefwaarden, maar voldoen aan de maximale grenswaarden voldoende bescherming op van de geluidsgevoelige bestemmingen.

Met betrekking tot de schermhoogte rond de speelweide blijkt dat uit het akoestisch onderzoek dat een scherm van 0,5 meter voldoende afscherming biedt. Het kan echter zijn dat de afschermende werking in de praktijk minder effectief is dan de resultaten uit het onderzoek doen vermoeden. Voor de zekerheid is uit overleg met de initiatiefnemer gebleken, dat hij akkoord gaat met het plaatsen van een scherm met een hoogte van 1 meter ten opzichte van het lokale maaiveld. Dit scherm zal tevens een minimale massa hebben van 10 kg/m2 .

4.7 Verkeer

Intensiteit

De verkeersintensiteit op de Verlengde Molenstraat is laag. Het gemiddeld aantal verkeersbewegingen per etmaal is minder dan 200. Om de verkeerseffecten van de uitbreidingsplannen in beeld te brengen is uitgegaan van de volgende activiteiten:

  • hondenkennel (fokken) met 40 honden;
  • hondenpension met 40 honden;
  • hondentrimsalon.

Hondenkennel

In de hondenkennel worden honden gefokt. Uitgegaan wordt van een worst case scenario, waarbij één teef per jaar maximaal één nest krijgt, van gemiddeld 8 jongen. Hierbij wordt uitgegaan dat in de kennel alleen teefjes aanwezig zijn. Per jaar zijn er (40*8) 320 pups die worden verkocht. Per pup zullen er gemiddeld twee bezoeken worden gebracht door de kopende partij (het uitzoeken en het ophalen). Dit betekent (320*2) 640 bezoeken per jaar of te wel 1-2 bezoeken per dag. Dit zijn gemiddeld 3-4 ritten per dag op de Verlengde Molenstraat (bezoek dat arriveert en vertrekt).

Hondenpension

In het hondenpension verblijven honden in de periode dat hun baas op vakantie is. Gemiddeld genomen is een hondenpension in de zomer volgeboekt (3 maanden) en in het laagseizoen voor de helft. Als uitgangspunt is gesteld dat een verblijf van een hond in de zomer gemiddeld 2 weken bedraagt en in het laagseizoen gemiddeld 1 week. Voor de zomer betekent dit, dat in een periode van 2 weken ofwel 14 dagen, 40 honden worden gebracht en gehaald. Dit zijn (2*40/14) 5-6 bezoeken per dag. In het laagseizoen betekent dit, dat in een periode van 1 week ofwel 7 dagen, 20 honden worden gebracht en gehaald. Dit zijn (2*20/7) 5-6 bezoeken per dag. Dit zijn gemiddeld 10-12 ritten per dag op de Verlengde Molenstraat.

Hondentrimsalon

De hondentrimsalon is met name bedoeld als aanvullende service op de activiteiten van het hondenpension. Honden die hier verblijven kunnen als extra service worden getrimd. Uiteraard kunnen ook honden die niet in het pension zijn gevestigd in de salon worden geholpen. Uitgangspunt is dat gemiddeld 2 honden per dag van buiten het pension naar de salon komen om te worden getrimd. Dit zijn 4 ritten per dag op de Verlengde Molenstraat.

De hondenkennel levert gemiddeld per dag 3-4 ritten extra, het hondenpension 10-12 en de hondentrimsalon circa 4. Dit betekent 17-20 gemiddeld verkeersbewegingen (ritten) per dag extra op de Verlengde Molenstraat. Met een toename van gemiddeld circa 20 verkeersbewegingen per dag blijft het aantal verkeersbewegingen op de Verlengde Molenstraat zeer laag. Op grond van verkeersoverwegingen wordt de gewenste uitbreiding derhalve acceptabel geacht.

Verkeersveiligheid

Voor wat betreft het passeren van twee auto's geldt het volgende. De Verlengde Molenstraat heeft een breedte van 3 meter en is aan weerszijden voorzien van een grasberm. De auto's kunnen elkaar - met aanpassing van de snelheid - wel passeren (met gebruikmaking van de berm). Dat is in de huidige situatie reeds het geval en verandert niet in de toekomstige situatie. Gelet op de lage verkeersintensiteit is er geen sprake van een onaanvaardbare situatie. In feite fungeert de Verlengde Molenstraat voor het autoverkeer als een ontsluitingsweg/toegangsweg voor de woningen aan de Verlengde Molenstraat en één woning aan de Dijk.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Planvorm

Het onderhavige bestemmingsplan is gericht op de plannen voor het perceel Verlengde Molenstraat 12a te Winssen. De huidige eigenaar wil de bestaande activiteiten die een caravanstalling, kattenpension en paardenstalling omvatten uitbreiden met een hondenpension annex hondentrimsalon en een hondenkennel.

De planvorm is redelijk gedetailleerd vanwege de specifieke bestemming van de voorgenomen activiteit op het perceel. Door het opnemen van een bouwvlak met daarbij heldere, specifieke maatvoeringseisen is er enige flexibiliteit in het situeren van de gebouwen, maar is de omvang van de verschillende activiteiten goed handhaafbaar.

Het plan is opgesteld conform de eisen van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Als uitgangspunt is het Handboek bestemmingsplan standaardregels gemeente Beuningen gehanteerd.

5.2 Regels Bestemmingsplan

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat het bestemmingsplan regels die gekoppeld zijn aan de bestemming die de grond heeft meegekregen. Deze regels betreffen onder meer het gebruik van de grond en opstallen en de wijze waarop er gebouwd mag worden.

De regels van dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op het concept Handboek bestemmingsplan standaard regels gemeente Beuningen alsmede de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) van het rijk. Voorts zijn de regels afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Dit betreffen de begrippen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).

In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsregels opgenomen. In dit hoofdstuk zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Deze kennen de volgende opzet:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels.


De anti-dubbeltelbepaling en de algemene afwijkingsregels zijn opgenomen in hoofdstuk 3. Tot slot bevat hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotregels.

In paragraaf 5.3 volgt een toelichting op de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen.

5.3 Artikelsgewijze Toelichting

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Artikel 1: Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan het betreffende begrip toegekende betekenis.

Artikel 2: Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Artikel 3: Bedrijf

Het perceel Verlengde Molenstraat 12a is gebracht onder de bestemming 'Bedrijf'. De specifieke activiteiten op het perceel zijn benoemd in de bestemmingsomschrijving. Bij de inrichting van de bestemmingsregels is zoveel mogelijk aangesloten bij de regels die zijn opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied.

Op het perceel is een bouwvlak gelegd. Hierbinnen zijn bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning met bijgebouwen toegestaan. Hieraan zijn bouwregels gekoppeld. Er is binnen het bouwvlak maximaal 1.172 m2 aan bedrijfsgebouwen toegestaan. Buiten het bouwvlak is een aanduiding opgenomen waar een speelweide voor de honden is toegestaan. Buiten het bouwvlak mogen een mestplaat van 60 m2 en een paardenbak van maximaal 300 m2 worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Artikel 4: Anti-dubbeltelbepaling

Met de anti-dubbeltelbepaling wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen (voorheen bouwvergunning of een mededeling op een meldingplichtig bouwwerk) is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. Deze regel is conform het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 5: Algemene afwijkingsregels

Hierin is geregeld welke afwijkingsbevoegdheden het bevoegd gezag heeft ten aanzien van de maatvoering.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregel

Artikel 7: Overgangsrecht

Hierin staan de overgangsregels voor bestaande bouwwerken en bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van de bestemmingen en/of de regels in het bestemmingsplan.

Voor gebruik van gronden en opstallen is bepaald dat het strijdig gebruik mag worden gecontinueerd. Hierop is echter een uitzondering gemaakt. Gebruik dat reeds onder het hiervoor geldende bestemmingsplan illegaal is aangevangen en ook volgens het nieuwe bestemmingsplan niet kan, blijft illegaal en mag dus niet worden gecontinueerd.

Tevens wordt in dit artikel bepaald dat bestaande bouwwerken en vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze van de overige regels af. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet toegestaan om dergelijke bouwwerken af te breken en geheel opnieuw op te bouwen.

Evenmin is het geoorloofd om een dergelijk bouwwerk geleidelijk aan geheel te vernieuwen. Ingeval een bouwwerk door een calamiteit geheel verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van twee jaren na de calamiteit is aangevraagd. Deze bouwwerken mogen via afwijking, eenmalig nog met maximaal 10% worden uitgebreid. Deze regel is conform het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 8: Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven onder welke titel de regels van het bestemmingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

De kosten van de voorgenomen ontwikkeling op het perceel Verlengde Molenstraat 12a worden volledig gedragen door de particuliere initiatiefnemers. Vanuit de gemeente is geen financiële bijdrage voor de uitvoering van het plan benodigd. De gemeentelijke kosten voor het begeleiden van de bestemmingsplanprocedure worden gedekt via de leges. Alle kosten worden gedragen door de initiatiefnemers.

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is, staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bouwplannen omvatten:

  • de bouw van één of meer woningen;
  • de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m2 of met één of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.000 m2 bedraagt; en
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m2.


Om te voorkomen dat de gemeente ook bij kleine functiewijzigingen in de vorm van de verbouwing van een bestaand gebouw een exploitatieplan zal of moet opstellen, heeft de wetgever voor functiewijzigingen een ondergrens gesteld van 1.000 m2 bruto vloeroppervlak voor kantoor en horeca en een aantal van 10 voor woningen. Voor bouwplannen met functiewijzigingen onder deze grens is de wettelijke verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan niet van toepassing. Een gemeente kan in zo'n geval wel afspraken maken in een overeenkomst over grondexploitatie, maar geen exploitatieplan vaststellen.

Aangezien de bouwmogelijkheden van dit bestemmingsplan niet onder deze omschrijving vallen is het opstellen van een exploitatieplan niet verplicht.

De initiatiefnemer en de gemeente Beuningen hebben een overeenkomst gesloten inzake het kostenverhaal, inclusief planschade. Hiermee is voldoende aangetoond dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van de regels in het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de bescherming van mens en omgeving te waarborgen tegen

ongewenste activiteiten en overlast. In het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij overtreding van deze regels kan gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een toestemming om daarvan af te wijken.

Uitvoering van bestemmingsplannen dient strikt te worden toegepast en gehandhaafd, omdat met het bestemmingsplan het waarborgen en verbeteren van het leefmilieu kan
worden aangestuurd. Een recent bestemmingsplan met duidelijke en hanteerbare regels maakt handhaving eenvoudiger. Wat hierbij wel noodzakelijk is zijn eenduidige en eenvoudige bestemmingsplanbepalingen die goed werkbaar zijn. De bestemmingsomschrijving is daarbij belangrijk.

Hoofdstuk 8 Resultaten Van Overleg En Inspraak

8.1 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro verzonden aan:

  • Provincie Gelderland;
  • Waterschap Rivierenland.

Zowel de provincie als het waterschap zien geen aanleiding om advies uit te brengen ten aanzien van onderhavig bestemmingsplan. De volledige reacties zijn opgenomen in bijlage 1.

8.2 Inspraak

Gelet op de aard en impact van onderhavig bestemmingsplan op de omgeving is ervoor gekozen om geen inspraak te verlenen op een voorontwerpplan, maar direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 26 mei 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De terinzagelegging is 25 mei 2011 bekend gemaakt in de Staatscourant en de Koerier Beuningen.

Gedurende deze periode zijn 7 zienswijzen ingediend. De zienswijzen en beantwoording ervan zijn opgenomen in een aparte Nota van Zienswijzen. De ingebrachte zienswijzen zijn ongegrond verklaard.

Als gevolg van de zienswijzen en ambtshalve aanpassingen zijn ten opzichte van het ontwerpplan de volgende aanpassingen doorgevoerd:

  1. a. in hoofdstuk 1 was abusievelijk vermeld dat er een hek van 2 meter om de speelweide zou komen. Dit is aangepast in 1 meter. Uit akoestisch onderzoek volgt dat 0,5 meter voldoende is, maar Van den Heuvel heeft aangegeven voor de zekerheid uit te gaan van 1 meter. Dit was in de regels in het ontwerpbestemmingsplan al wel als zodanig geregeld;
  2. b. vanwege het vaststellen van het bestemmingsplan Buitengebied (2011) is de beschrijving van het vigerende plan aangepast in hoofdstuk 1.2 (geldende bestemmingsplan) en 3.2 (gemeentelijk beleid);
  3. c. in paragraaf 4.5 (luchtkwaliteit) is aanvullend aan het uitgevoerde luchtkwaliteitonderzoek het volgende opgemerkt: "In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen is opgenomen, dat woningbouwprojecten tot 1.500 woningen per definitie niet in betekenende mate bijdragen. Uitgaande van het minimale van 5 mvt/etmaal per woning bedraagt de totale verkeersgeneratie van deze 1.500 woningen circa 7.500 mvt/etmaal. Aangezien het voorgenomen plan gemiddeld slechts circa 20 mvt/etmaal extra zal genereren (zie paragraaf 4.7) ten opzichte van de autonome situatie is aannemelijk, dat het voorgenomen plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10)";
  4. d. in paragraaf 4.6 (geluid) zijn de twee aanvullende briefrapporten opgenomen (28 juli 2005 en 13 oktober 2005);
  5. e. als gevolg van de ingebrachte zienswijzen is paragraaf 4.7 (verkeer) toegevoegd;
  6. f. in paragraaf 5.1 (planvorm) is de beschrijving van de wijze van bestemmen gewijzigd: in plaats van een bebouwingspercentage wordt nu aangegeven, dat er gewerkt wordt met specifieke maatvoeringseisen binnen het bouwvlak;
  7. g. bijlage 6 is verwijderd (was bijlage Reactienota), deze beoogde bijlage is niet aan de orde, er zijn immers in het vooroverleg geen opmerkingen gemaakt die van commentaar moesten worden voorzien. Dit is in paragraaf 8.1 aangegeven. De ingebrachte overlegreacties zijn integraal opgenomen in bijlage 1 van de toelichting.

Bijlage 1 Overlegreacties

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPverlmolenstr12a-onhe_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPverlmolenstr12a-onhe_0007.png"

Bijlage 2 Voortoets Natuuronderzoek

Bijlage 2 Voortoets natuuronderzoek

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Luchtkwaliteit

Bijlage 5 Luchtkwaliteit