Kern Beuningen
Bestemmingsplan - Gemeente Beuningen
Vastgesteld op 03-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Kern Beuningen' van de gemeente Beuningen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0209.BpKernBeuningen-vadf met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;
1.6 ambachtelijk bedrijf
een bedrijfsuitoefening waarbij het werk geheel of grotendeels met de hand wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld timmerwerk, meubelmaken, schoenmaken, pottenbakken, zilversmeden e.d.) en veelal van beperkte omvang met eventueel als nevenactiviteit ondergeschikte detailhandel in ter plaatse be- en verwerkte goederen;
1.7 archeologische waarden
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk in de bodem bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bed & breakfast
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, met een absoluut maximum van zeven overnachtingen, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.10 bedrijfswoning
een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;
1.11 begane grondbouwlaag
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.12 beperkt kwetsbaar object
de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.13 bestaand
- t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.17 bijgebouw
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of geringere afmetingen visueel onderscheid;
1.18 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag
een begane grond of hoger gelegen verdieping, waarbij ruimten in de kap zonder zelfstandige functie niet worden meegerekend;
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 bouwwijze
de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:
- a. onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
- b. onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
- c. onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
- d. onder 'gestapeld' wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.27 coffeeshop
een bedrijf dat tot hoofdzaak heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken;
1.28 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.30 extensief recreatief medegebruik
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 geluidzoneringsplichtige inrichtingen
bedrijven die op grond van de Wet geluidhinder zijn aangewezen als categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
1.33 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.34 horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
Hierbij worden de volgende vormen van horeca onderscheiden:
horeca categorie 1:
een café, eetcafé, grand café, bar, pub, taverne dat wil zeggen een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
horeca categorie 2:
brasserie, bistro, lunchroom, ijssalon, broodjeszaak, koffiehuis (geen coffeeshop), theehuis, konditorei, café-restaurant, restaurant, detailhandel ondersteunende horeca, dat wil zeggen een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken c.q. snel serveren van kleine en/of grote maaltijden, broodjes, hapjes, ijs en gebak, waarbij het verstrekken van dranken, in de vorm van koffie, thee, frisdranken en zwak-alcoholische dranken, daaraan ondergeschikt is;
horeca categorie 3:
cafetaria, snackbar, afhaalrestaurant, fastfood, dat wil zeggen een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleinere etenswaren voor consumptie ter plaatse dan wel elders, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken, in de vorm van koffie, thee, frisdranken en zwak-alcoholische dranken;
horeca categorie 4:
hotel, motel, dat wil zeggen een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
horeca categorie 5:
zalencentrum, partycentrum, dat wil zeggen een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en besloten partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen, en tot het houden van activiteiten in het kader van het verenigingsleven, waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
horeca categorie 6:
discotheek, bar-dancing, dat wil zeggen een bedrijf dat is gericht op het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren en met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie, gedurende de avond en de nacht;
horeca categorie 7:
coffeeshop, dat wil zeggen een bedrijf dat tot hoofdzaak heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken;
1.35 kantoor
het bedrijfsmatig houden van kantoor en het verlenen van administratieve diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder vergaderaccommodatie ten behoeve van de aanwezige kantoorfunctie;
1.36 kwetsbaar object
de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.37 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.38 landschapstuin
gronden, gelegen binnen een agrarische bestemming, en ingericht als tuin behorende bij een direct aangrenzende (bedrijfs)woning, met dien verstande dat op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen ten behoeve van de tuininrichting en erfafscheiding zijn toegestaan;
1.39 langzaamverkeersroutes
routes voor ongemotoriseerd verkeer, scootmobielen, wandelaars, skeeleraars, en dergelijke, daarbij behorende bermen en straatmeubilair;
1.40 maatschappelijke voorziening
voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, religie, onderwijs, (kinder)dagopvang, naschoolse opvang en opvoeding;
1.41 mantelzorg
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een op dat perceel wonende huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
1.42 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.43 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
1.44 ondersteunende horeca
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
1.45 praktijkruimte
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verlenen van medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee gelijk te stellen diensten;
1.46 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.47 risicovolle inrichting
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.48 seksinrichting
een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk pornografische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van pornografische en/of erotische aard plaats heeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht dan wel bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot seksuele handelingen;
1.49 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel;
1.50 waterhuishoudkundige doeleinden
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.;
1.51 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, en dat in z'n geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.52 woning
een complex van ruimten, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduidingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;
2.2 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein.
2.7 peil
de hoogte gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit categorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Lijst van bedrijven, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de onderstaande aanduidingen tevens de onderstaande bedrijven toe zijn gestaan;
- 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf - brandweerkazerne'; een gemeentewerf annex brandweerkazerne;
- 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf'; maximaal één aannemersbedrijf;
- 'specifieke vorm van bedrijf - koelvriesbedrijf'; een koelvriesbedrijf;
- 1. ter plaatse van de onderstaande aanduidingen tevens de onderstaande bedrijven toe zijn gestaan;
- b. detailhandel, met inachtneming van het bepaalde in 4.3.1;
- c. een sauna, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sauna';
- d. een praktijkruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
- e. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- f. één woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. groenvoorzieningen;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Bedrijventerrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit categorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Lijst van bedrijven, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de onderstaande aanduidingen tevens de onderstaande bedrijven toe zijn gestaan;
- een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', en met dien verstande dat het lpg-vulpunt, de afleverzuilen en het ondergrondse reservoir uitsluitend zodanig gesitueerd mogen zijn dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 zich binnen de grenzen van het bouwperceel en/of de grenzen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' bevindt;
- 1. ter plaatse van de onderstaande aanduidingen tevens de onderstaande bedrijven toe zijn gestaan;
- b. detailhandel, met inachtneming van het bepaalde in 6.3.1;
- c. kantoren;
- d. een dansschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dansschool';
- e. kinderopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kinderopvang';
- f. een praktijkruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
- g. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' voor bouwpercelen waar nog geen bedrijfswoning is gerealiseerd geldt dat per bouwperceel maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met dien verstande dat:
- 1. detailhandel uitsluitend op de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw is toegestaan;
- 2. de bedrijfsvloeroppervlakte per winkel niet meer mag bedragen dan 100 m²;
- 3. de bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel in totaal niet meer mag bedragen dan 600 m²;
- b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
- c. horeca, met dien verstande dat:
- 1. horeca uitsluitend op de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw is toegestaan;
- 2. uitsluitend horeca uit horecacategorie 2 en 3 is toegestaan;
- d. kantoren, uitsluitend op de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
- e. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
- f. wonen.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ambachtelijke bedrijven met bijbehorende showrooms, uitsluitend op de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
- b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
- c. kantoren en praktijkruimten, uitsluitend op de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
- d. wonen;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Gemengd - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. kantoor;
- e. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Gemengd - 4
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoor;
- b. praktijkruimten;
- c. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. kademuren;
- c. keerwanden;
- d. kunstwerken;
- e. langzaamverkeersroutes;
- f. in- en uitritten;
- g. nutsvoorzieningen en telecommunicatie;
- h. parken;
- i. plantsoenen;
- j. speelplekken;
- k. voorzieningen voor de verkeersgeleiding;
- l. water, waterafvoer en waterbeheer;
- m. hondenuitlaatplaatsen;
- n. een jongerenontmoetingsplek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek';
- o. een kinderboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij';
- p. geluidwerende voorzieningen, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' uitsluitend een geluidscherm is toegestaan met een minimale hoogte van 9 m;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' uitsluitend horeca uit horecacategorie 1 is toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' uitsluitend horeca uit horecacategorie 3 is toegestaan;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van horeca - café en midgetgolfbaan' uitsluitend een café met een midgetgolfbaan is toegestaan;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 13 Kantoor
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Maatschappelijk
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
- c. een molen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen';
- d. ondersteunende horeca;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' is uitsluitend een praktijkruimte toegestaan;
- f. het behoud en herstel van de monumentale waarde van de bestaande toren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - torentje kasteel Blankenburg';
- g. het behoud en herstel van de monumentale waarde van het bestaande grafmonument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - grafmonument';
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- a. sportvoorzieningen;
- b. een sporthal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
- c. ondersteunende horeca;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. fiets- en voetpaden, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'pad' uitsluitend een voet- en fietspad is toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'pad' geen bouwwerken, hieronder begrepen wachthuisjes voor busdiensten, zijn toegestaan;
- b. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- c. kademuren;
- d. keerwanden;
- e. kunstwerken;
- f. oeververbindingen (bruggen);
- g. parkeervoorzieningen;
- h. verblijfsgebied;
- i. verkeersvoorzieningen;
- j. waterlopen;
- k. wegen, straten en paden;
- l. wegverkeer;
- m. hondenuitlaatplaatsen;
- n. een jongerenontmoetingsplek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek';
- o. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- p. geluidwerende voorzieningen, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' uitsluitend een geluidscherm is toegestaan met een minimale hoogte van 9 m;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. oeververbindingen (bruggen);
- b. in- en uitritten;
- c. oever;
- d. sluis;
- e. aanlegsteiger;
- f. stuw;
- g. vaarweg;
- h. vijver;
- i. water;
- j. waterberging;
- k. waterkering;
- l. waterstaat;
- m. waterhuishouding;
- n. waterlopen en waterpartijen;
- o. een weg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. een praktijkruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
- c. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
- d. zorgwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
- e. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in lid 18.4.2;
- f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. geluidwerende voorzieningen, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' uitsluitend een geluidscherm is toegestaan met een minimale hoogte van 9 m;
- h. een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 19 Wonen - 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in lid 19.5.2;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen van de bebouwing alsmede de kapvorm, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. het beeldkwaliteitsplan;
- c. toetsing aan welstand.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 20 Wonen - Woonwagens
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonwagens;
- b. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in lid 20.4.2;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 21 Leiding - Gas
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
21.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Leiding - Riool
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding, één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
22.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologie 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
23.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:
- 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 1 m onder het bestaande maaiveld;
- 3. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 3, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:
- a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 24 Waarde - Archeologie 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties en zonering van 50 m rondom monumenten.
24.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:
- 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;
- 3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
- 4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:
- a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 op te nemen, indien uit nader onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 25 Waarde - Archeologie 3
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een middelhoge en lage archeologische verwachting.
25.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2000 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:
- 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;
- 3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
- 4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:
- a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 op te nemen, indien uit nader onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 26 Waarde - Archeologisch Rijksmonument
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologisch Rijksmonument aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.
26.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch Rijksmonument' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is. Van deze wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend gebruik worden gemaakt indien de monumentenstatus van (een gedeelte van) het archeologisch rijksmonument door het bevoegd gezag is ingetrokken.
Artikel 27 Waterstaat - Waterlopen
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie.
27.2 Bouwregels
Op de als 'Waterstaat - Waterlopen' aangeduide gronden mogen uitsluitend worden opgericht andere bouwwerken ten behoeve van de doeleinden omschreven in 27.1, met dien verstande dat het bouwen van aanlegsteigers niet is toegestaan.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie en waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag, alvorens een vergunning te verlenen, advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Algemene Bouwregels
29.1 Ondergeschikte bouwdelen
29.2 Afwijkingenregeling
In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, het volgende:
- a. indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.
29.3 Ondergrondse bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds tot maximaal 4 m onder de verdiepingsvloer van de begane grondbouwlaag.
Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels
30.1 Vrijwaringszone molenbiotoop
Ter plaatse van de aanduidingen "vrijwaringszone - molenbiotoop 100 m" en "vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m"gelden, aanvullend op de voor deze gronden aangegeven bestemmingen, nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van de waarde als landschapsbepalend element.
30.2 Veiligheidszone - lpg
Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels
31.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemming 'Wonen' teneinde ter plaatse één woning toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. in de woonbestemming wordt voor de bouwregels aansluiting gezocht bij de geldende bouwmogelijkheden;
- b. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren tegen woonfunctie;
- c. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
32.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
32.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 32.1 met maximaal 10 %.
32.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 32.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
32.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
32.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 32.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
32.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 32.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
32.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 32.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 33 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanKern Beuningen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Hierbij is het per 1 januari 2010 verplicht om plannen digitaal vast te stellen en beschikbaar te stellen. Verder stelt de nieuwe Wro dat bestemmingsplannen verplicht zijn voor het hele gemeentelijke grondgebied. Dus niet meer, zoals voorheen, alleen voor het buitengebied. Daarnaast moeten deze plannen elke 10 jaar opnieuw worden vastgesteld (actualiseringsplicht).
Het gemeentelijke bestemmingsplannen-bestand is de laatste jaren voor het grootste deel geactualiseerd, maar bevat nog plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Daarnaast bereikt een aantal geactualiseerde plannen ook opnieuw de leeftijd van 10 jaar. Alle bestemmingsplannen die op 1 juli 2003 onherroepelijk waren moeten, volgens artikel 9.1.4 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, uiterlijk op 1 juli 2013 zijn herzien, of in procedure zijn genomen. Daarom is een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld om het gehele bestand te actualiseren, en actueel te houden, zoals de wet voorschrijft. Dit PvA is op 5 oktober 2010 vastgesteld in de gemeenteraad.
Elke herziening start met het vaststellen van de kaderstellende beleidsuitgangspunten die specifiek zijn voor het betreffende gebied. Het gaat daarbij om de grote gemene deler die op elk woongebied van toepassing kan worden verklaard. Aanvullend zijn op basis van deze kaderstellende beleidsuitgangspunten meer specifieke beleidsuitgangspunten voor de thema's 'aan huis gebonden beroepen', 'mantelzorg' en 'bebouwingsmogelijkheden' opgesteld. De gemeenteraad heeft deze uitgangspunten op 14 juni 2011 vastgesteld.
Met onderhavig bestemmingsplan wordt een actuele en uniforme regeling verkregen voor de woongebieden van de kern van Beuningen exclusief het nog te ontwikkelen deel van de wijk Beuningse Plas (Waterdorp), maar inclusief het kleinschalige bedrijventerrein Aalsterveld. Kapershof, Notenhof en het buurtschap Hogewald vallen eveneens buiten het plangebied omdat deze gebieden al opgenomen zijn in het bestemmingsplan deelplan 6 dat nog in procedure is. Er is vanwege de bijzondere problematiek voor gekozen het centrum van Beuningen in een apart bestemmingsplan onder te brengen.
Voorliggend bestemmingsplan heeft primair een beheersfunctie, dat wil zeggen het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige situatie. Nieuwe ontwikkelingen zijn van ondergeschikte aard en beperken zich voornamelijk tot reeds bestaande realisatiemogelijkheden van enkele woningen (conform vastgestelde bestemmingsplannen) en het bieden van uitbreidingsmogelijkheden voor de bestaande bebouwing.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied omvat de woongebieden van de kern Beuningen, exclusief Waterdorp, Kapershof, Notenhof en het buurtschap Hogewald, maar inclusief het kleinschalige bedrijventerrein Aalsterveld. De navolgende afbeelding bevat een luchtfoto waarop met rood de globale begrenzing van het plangebied is aangeduid. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan:
1.3 Geldende Plannen
De juridisch-planologische basis voor het plangebied wordt gevormd door een aantal grotere en kleinere bestemmings- en herzieningsplannen en/ of delen van bestemmingsplannen. De plangrenzen van de geldende plannen komen namelijk niet volledig overeen met de plangrens in het voorliggende bestemmingsplan. Gronden die ten tijde van het vorige bestemmingsplan tot het buitengebied werden gerekend worden nu tot de bebouwde kom gerekend en vice versa. Voor het plangebied vigeren de volgende (delen van) plannen en worden door het voorliggende bestemmingsplan (deels) vervangen:
Naam plan | Vaststellingsdatum | Goedkeuringsdatum |
Bestemmingsplan Park de Heuve deelplan 4 | 8 september 1992 | 1 april 1993 |
Uitwerkingsplan Beuningse Plas Deelplan 2 De Parken | 21 mei 1996 | 4 juli 1996 |
Uitwerkingsplan Beuningse Plas De Vaarten | 27 mei 1997 | 29 juli 1997 |
Bestemmingsplan Kern Beuningen deelplan 1 | 29 mei 2001 | 8 januari 2002 |
Bestemmingsplan Kern Beuningen deelplan 2 | 29 mei 2001 | 8 januari 2002 |
Bestemmingsplan Kern Beuningen deelplan 3 | 29 mei 2001 | 8 januari 2002 |
Bestemmingsplan Kern Beuningen deelplan 4 | 29 mei 2001 | 8 januari 2002 |
Bestemmingsplan Beuningse Plas De Waterplas | 3 juni 2003 | 16 december 2003 |
Bestemmingsplan Beuningse Plas De Rietlanden | 18 november 2003 | 28 januari 2004 |
Bestemmingsplan Beuningse Plas uitwerking Het Ganzeneiland | 16 december 2003 | 16 februari 2004 |
Bestemmingsplan Olden Tempel | 2 februari 2010 | |
Bestemmingsplan Fietspad Burgemeester Van Suchtelenstraat | 6 april 2010 | |
Bestemmingsplan Wilgenoord | 18 mei 2010 | |
Bestemmingsplan Oude Reekstraat - Wolfsbossingel, 2 vrijstaande woningen | 9 november 2010 | |
Bestemmingsplan Oude Reekstraat - Lagunesingel, 2 vrijstaande woningen | 9 november 2010 | |
Bestemmingsplan Olden Tempel, 1e herziening | 10 mei 2011 | |
Bestemmingsplan Verlengde Reekstraat ongenummerd | 26 mei 2009 | |
Bestemmingsplan Oranjekwartier Zuid | 7 februari 2012 |
Tevens worden alle onherroepelijke vrijstellings- en projectbesluiten en buitenplanse omgevingsvergunningen in dit bestemmingsplan opgenomen.
1.4 Leeswijzer
Om te komen tot een planologische opzet die zoveel mogelijk recht doet aan de specifieke karakteristiek van het plangebied, rekening houdend met bestaande rechten, flexibiliteit biedt voor de gebruikers/bewoners van het gebied en tevens aansluit bij de uitgangspunten van rechtszekerheid, uniformiteit en toegankelijkheid, is aan het daadwerkelijke opstellen van het bestemmingsplan een zorgvuldig traject vooraf gegaan.
In eerste instantie heeft een inventarisatie en bestudering plaatsgevonden van de geldende bestemmingsplannen. Daarna is aan de hand van bronnenonderzoek nagegaan welke functies binnen de respectievelijke deelplannen aanwezig zijn. Met deze achtergrondinformatie is vervolgens gekeken in hoeverre informatie en praktijk overeenkomen. De veldinventarisatie, in combinatie met een beleidsinventarisatie en literatuurstudie, vormen de basis voor deze toelichting.
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
- In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Achtereenvolgens komen de historie van de kern, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur van het plangebied aan de orde.
- In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling is vormgegeven;
- In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;
- In hoofdstuk 5 komen de uitkomsten van de onderzoeken aan de orde met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten als geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, bedrijven (milieuzonering), waterhuishouding, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en leidingen;
- In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de resultaten uit inspraak en overleg aan de orde.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Historie
Het gebied waar Beuningen nu ligt werd vroeger mogelijk al door de Romeinen bewoond. In ieder geval worden er met regelmaat Romeinse opgravingen gedaan. Tot ongeveer 1900 was Beuningen, net zoals Ewijk en Winssen, een arm boerendorp dat vaak door overstromingen getroffen werd. Toch waren er ook een behoorlijk aantal zeer goed bemiddelde families in Beuningen, met name grote boeren, die voor de hoogste belastingopbrengst in de streek zorgden.
Van 1900 tot 1970 was er een nonnenklooster gevestigd, dat trachtte de armoede te verlichten. Eind jaren twintig veranderde deze situatie door de bouw van de nieuwe Waalhaven op de grens van Weurt en Nijmegen (1928) en de aanleg van betere straten. Ook was er de aanleg van de stoomtram van Nijmegen naar Druten. De stoomtram kwam over de Van Heemstraweg door Beuningen. De komst van de Van Heemstraweg (1927 - 1959) verbond Beuningen met Nijmegen aan de oostkant en aan de westkant de dorpen aan de Waal tot aan Zaltbommel.
Tegenwoordig is Beuningen uitgegroeid tot een groeikern c.q. voorstadje van Nijmegen met vele nieuwbouwwijken. Het is de grootste kern binnen de gemeente Beuningen, ontstaan in 1980 na samenvoeging van de gemeenten Beuningen en Ewijk, met een inwoneraantal van circa 17.400 per januari 2012. De kern Beuningen ligt centraal in de gemeente.
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.2.1 Landschappelijke structuur
De gemeente Beuningen is gelegen in een groot groen buitengebied nabij het water van de Waal. Het Beuningse grondgebied vormt min of meer een geleidelijke overgang van de stad naar het meer landelijke ‘Land van Maas en Waal’.
Dijkdoorbraken en overstromingen hebben hun sporen nagelaten in het Beuningse landelijk gebied. De landschappelijke opbouw van de gemeente Beuningen kent hierdoor 3 landschapszones parallel aan de Waal:
- 1. Het rivierenlandschap. Een ruig, contrastrijk gebied, gekenmerkt door de dynamiek van rivier, natuurlijke beelden en extensief gebruik.
- 2. Het oeverwallenlandschap. Een kleinschalig patchwork-landschap met onregelmatige patronen. Hier liggen de bebouwingslinten, dorpen en veel fruitboomgaarden. De oude dorpen liggen op de oeverwal, de stedelijke uitbreidingen liggen daaromheen. De kern Beuningen is gegroeid tot aan de A73.
- 3. Het kommenlandschap, of ‘Beuningse Veld’. Een grootschalig open rationeel landschap en tevens een agrarisch productielandschap met weides en veehouderijen. Door de ontwikkeling van een aantal ontzandingen ontstaat in delen een meer parkachtig landschap. Het gebied kenmerkt zich naast de openheid door de lange rechte weteringen en rechte wegen met strakke wegbeplantingen.
De noordzijde van de kern Beuningen ligt op de overgang van het oeverwallenlandschap naar het rivierenlandschap. Het Beuningse Veld bevindt zich ten zuiden van de A73 (buiten het plangebied).
Impressie ligging Beuningen in het landschap (Bron: Structuurvisie Gemeente Beuningen)
2.2.2 Stedenbouwkundige structuur
Het plangebied omvat de woongebieden van de kern Beuningen, exclusief Waterdorp, Kapershof, Notenhof en het buurtschap Hogewald, maar inclusief het kleinschalige bedrijventerrein Aalsterveld. Het centrumgebied, met daarin de historische kern, valt dus buiten het plangebied.
2.2.3 Verkeersstructuur
Beuningen heeft als belangrijke doorgaande weg de Van Heemstraweg aan de noordzijde van de kern en de Schoenaker (N847) aan de westzijde. De Van Heemstraweg vormt de verbinding naar Druten in westelijke en naar Nijmegen in oostelijke richting. De Schoenaker vormt de verbinding tussen de Van Heemstraweg in Beuningen en de Randweg Noord in Wijchen. Via de Schoenaker is de kern Beuningen aangesloten op de A73 en de A325. De belangrijkste wegen in het plangebied zijn de Leigraaf, de Wilhelminalaan, de Burgemeester Geradtslaan en de Haagstraat.
Ook per fiets wordt Beuningen goed ontsloten. Met name de vrijliggende fietspaden zorgen een goede bereikbaarheid van de verschillende kernen. Verder wordt Beuningen ook via de vrijliggende fietspaden van de Nieuwe Pieckelaan verbonden met Nijmegen. In het dorp loopt deze snelle verbinding via de Burgemeester van Suchtelenstraat door naar de Wilhelminalaan.
In 2012 start de gemeente Beuningen met de aanleg van het eerste deel van de zogenaamde zuidelijke snelfietsroute, het gedeelte tussen de Wilhelminalaan en de rotonde Koningstraat. Dit gedeelte heet de 'snelfietsroute Leigraaf'. Dit gedeelte loopt vanaf de Koningstraat - Klokkengieter – Pompenmaker - Glazenier naar de Wilhelminalaan. Nu moeten fietsers nog veel bochten maken en is er maar een beperkte ruimte om te fietsen. Wanneer de snelfietsroute klaar is zijn veel hindernissen, zoals scherpe bochten en smalle paden, niet meer aanwezig.
2.2.4 Groen- & waterstructuur
Naast de eerder genoemde plantsoenen, het sportcomplex en de begraafplaats komt er (behoudens de projectmatige woonbuurten) met name aan de randen van de woonbuurten veel openbaar groen voor in de vorm van plantsoenen met watergangen. In combinatie met de straatbomen en de private tuinen hebben de buurten over het algemeen een groen karakter.
In de buurt Beuningse Plas is het water prominent aanwezig en zijn zelfs eilanden gemaakt in het water waarop zich clusters met woningen bevinden. Ook in De Heuve aan de zuidwestzijde van het plangebied bevindt zich veel water in de vorm van watergangen.
2.3 Functionele Structuur
Het plangebied is een vrijwel monofunctioneel woongebied. Uitzondering hierop vormt het kleinschalige bedrijventerrein Aalsterveld. De meeste maatschappelijke en commerciële voorzieningen bevinden zich in het centrum van Beuningen. Verspreid in het plangebied is wel sprake van enige beroepen of bedrijven aan huis. Dit zijn kleinschalige functies, passend binnen de woonomgeving. De woonfunctie blijft hierdoor overheersen.
Verspreid over de verschillende woonbuurten komen maatschappelijke voorzieningen voor in de vorm van basisscholen, kinderdagverblijven en praktijkruimtes van artsen en therapeuten. Daarnaast bevinden er zich een zwembad aan de Houtduiflaan op het voormalige sportcomplex De Hutgraaf, een sporthal aan de Leigraaf, een molen aan de Molenstraat en een begraafplaats aan de noordoostzijde van het plangebied.
Ook komen er nog enkele bedrijven voor in het plangebied. Deze bevinden zich voornamelijk aan de Van Heemstraweg (onder andere de brandweerkazerne en de gemeentewerf), de Wilhelminalaan, de Molenstraat en de Koningstraat. Aan de Houtduiflaan bevindt zich tenslotte een horecavestiging in de vorm van een snackbar.
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Inleiding
Het bestemmingsplan reguleert het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het plan biedt het gemeentebestuur een basis voor handhaving, indien op een bepaalde locatie activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met het bestemmingsplan en uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk worden geacht.
Het bestemmingsplan vormt een belangrijk toetsingskader bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwaanvragen kunnen rechtstreeks worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan. Overigens neemt het bevoegd gezag bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen eveneens het Bouwbesluit en de bouwverordening in acht. Tenslotte wordt getoetst aan eisen van welstand.
In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de regels. De verbeelding en de regels dienen in samenhang met elkaar te worden begrepen.
Met ingang van 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Op basis van deze wet, is in het bestemmingsplan de benaming van enkele begrippen veranderd en geldt een aantal standaardbepalingen. In de regels zijn daarnaast wettelijk voorgeschreven bepalingen opgenomen inzake het overgangsrecht en een anti-dubbeltelregel.
Een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling zijn niet meer in de regels opgenomen: in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1 een algemeen gebruiksverbod voor gebruik in strijd met de bestemming opgenomen, alsmede een strafbaarstelling voor overtreding van het verbod.
De verbeelding en de regels zijn voorts opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) en de digitale eisen die vanaf 1 januari 2010 aan bestemmingsplannen gesteld worden. In deze standaard is de opzet van de regels en de benaming en verbeelding van bestemmingen en diverse functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen bindend voorgeschreven.
3.2 Opbouw Van De Regels
In deze paragraaf wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven. Het betreft hier de volgende aspecten:
- verantwoording;
- planvorm;
- systematiek;
- bestemmingen;
- specifieke elementen;
- overig.
De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: “Inleidende regels”bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.
Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2008), voor zover deze relevant zijn voor het betreffende artikel:
- Bestemmingsomschrijving
Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);
- Bouwregels
In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen. In algemene zin geldt dat gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd.
- Afwijken van de bouwregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels;
- Specifieke gebruiksregels
In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;
- Afwijken van de gebruiksregels
Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
In deze bepaling is opgenomen voor welke werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vereist is.
Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelregel zijn de volgende bepalingen opgenomen:
- Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden, en een regeling voor ondergronds bouwen. In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan. Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.
- Algemene aanduidingsregels
In de algemene aanduidingsregels is een regeling opgenomen voor de molenbiotoop van molen 'De Haag' en een regeling voor de veiligheidszone rondom het lpg-verkooppunt.
Vrijwaringszone - Molenbiotoop
Ten behoeve van het waarborgen van de windvang van de molen is in het bestemmingsplan een directe beschermingsregeling opgenomen, die is afgestemd op de algemeen gangbare formule om molenbiotopen te berekenen, zoals deze voorheen was opgenomen in de Gelderse Molenverordening. Met het regelen van de molenbiotoop wordt tevens voldaan aan het bepaalde in artikel 22 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Voor uitleg over de biotoopformule wordt verwezen naar subparagraaf 5.9.
In de regels wordt onderscheid gemaakt tussen het gebied tot 100 m van de molen en het gebied daarbuiten. De maximale bouwhoogte tot 100 m vanaf de molen bedraagt de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, zijnde 0 m ten opzichte van het maaiveld ter hoogte van de voet van de molen. Vanaf 100 m loopt de maximaal toegestane bouwhoogte langzaam op, en wordt de hoogte berekend aan de hand van de biotoopformule.
Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de maximaal toegestane hoogte op basis van de molenbiotoop indien blijkt dat door het bouwwerk de molenbiotoop niet wordt aangetast, bijvoorbeeld in het geval de windvang al wordt verstoord door bebouwing tussen het te bouwen bouwwerk en de molen. Alvorens de vergunning te verlenen wordt advies ingewonnen bij een deskundige hieromtrent.
Naast het oprichten van bebouwing kan ook het aanleggen van opgaande beplanting leiden tot een verslechtering van de molenbiotoop. Daarom is, overeenkomstig de molenverordening, een omgevingsvergunningstelsel opgenomen teneinde het planten van opgaande beplanting omgevingsvergunningplichtig te maken.
- Algemene wijzigingsregels
Op het perceel Burgemeester Verstraatenlaan 35 is de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' opgenomen. In de wijzigingsregels is een regeling opgenomen teneinde de maatschappelijke bestemming om te kunnen zetten in de bestemmming 'Wonen'.
Veiligheidszone - lpg
Het verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG is voorzien van een veiligheidszone rondom het lpg-vulpunt, het lpg-afgiftepunt en de lpg-tank. Binnen deze veiligheidszone is het oprichten van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, niet toegestaan. Het bevoegd gezag kan hiervan echter afwijken door middel van een omgevingsvergunning als voldaan wordt aan de wet- en regelgeving ten aanzien van het aspect externe veiligheid. Daarbij wordt een verantwoording gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van het lpg-vulpunt.
Hoofdstuk 4:“Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de bestemmingsplanbepalingen, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:
- Overgangsrecht:
In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige bestemmingsplan. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van 2 jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10 %. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het overgangsrecht.
Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd.
Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor het onderhavige bestemmingsplan ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.
- Slotregel:
In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.
3.3 Bestemmingen
Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.
Agrarisch met Waarden
Aan de oostzijde van Beuningen is nog een aantal agrarische percelen aanwezig, deze zijn bestemd als 'Agrarisch met Waarden'.
Bedrijf
Verspreid over de kern is bedrijvigheid aanwezig, deze bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijf'.
Het uitgangspunt van de bestemming “bedrijf” is dat bedrijven zijn toegestaan tot maximaal categorie 2 uit de als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Dit zijn bedrijven die weinig overlast veroorzaken en daardoor te combineren zijn met de woonfuncties in de omgeving.
Binnen het plangebied zijn echter ook bedrijven aanwezig uit hogere milieucategorieën (3.1 en 3.2) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Om deze bedrijven niet weg te bestemmen zijn deze op de verbeelding voorzien van een specifieke aanduiding, namelijk de volgende:
- 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf', voor een aannemersbedrijf;
- 'specifieke vorm van bedrijf - koelvriesbedrijf', voor een koelvriesbedrijf;
- 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf - brandweerkazerne', voor zowel een gemeentewerf als een brandweerkazerne;
Ter plaatse van deze aanduidingen zijn zowel de bestaande, aangeduide, bedrijven toegestaan, alsmede bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de genoemde milieucategorieën teneinde bedrijven toe te staan die ontbreken op de bedrijvenlijst, danwel zich in een hogere milieucategorie bevinden, en die geen onevenredige inbreuk maken op het woon- en leefmilieu van de omgeving.
Uitgangspunt binnen de bestemming 'bedrijf' is dat detailhandel niet is toegestaan, hierop bestaat echter de volgende uitzondering:
- detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen;
- detailhandel bij het verkooppunt motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tot maximaal 25 m².
Bedrijf – Nutsvoorziening
De grote nutsvoorzieningen binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Op de verbeelding is voor de gebouwen een bouwvlak opgenomen waarbinnen de nutsgebouwen zijn toegestaan. De bouwhoogte van de nutsgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,0 m, met dien verstande dat indien in een bouwvlak de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is opgenomen de aangeduide bouwhoogte als maximum geldt.
Bedrijventerrein
Aan de westzijde van het plangebied is een klein bedrijventerrein aanwezig, dat is bestemd als 'Bedrijventerrein'.
Evenals binnen de bestemming 'Bedrijf' is het uitgangspunt dat bedrijven zijn toegestaan tot maximaal categorie 2 uit de als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Dit zijn bedrijven die weinig overlast veroorzaken en daardoor te combineren zijn met de woonfuncties in de omgeving.
Op het bedrijventerrein zijn echter ook bedrijven aanwezig uit hogere milieucategorieën (3.1 en 3.2) van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Om deze bedrijven niet weg te bestemmen zijn deze op de verbeelding voorzien van een specifieke aanduiding, namelijk de volgende:
- 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', een tankstation met lpg-verkoop;
Ter plaatse van deze aanduiding(en) zijn zowel de bestaande, aangeduide, bedrijven toegestaan, alsmede bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de genoemde milieucategorieën teneinde bedrijven toe te staan die ontbreken op de bedrijvenlijst, danwel zich in een hogere milieucategorie bevinden, en die geen onevenredige inbreuk maken op het woon- en leefmilieu van de omgeving.
Uitgangspunt binnen de bestemming 'bedrijf' is dat detailhandel niet is toegestaan, hierop bestaan echter de volgende uitzonderingen:
- 1. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
- 2. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m².
Naast bedrijven zijn ook enkele functies aanwezig die niet als een bedrijf zijn aan te merken. Het betreft onder meer kinderopvang en een dansschool, voor deze functies is op de verbeelding en in de regels een specifieke regeling opgenomen om deze toe te staan.
Binnen deze bestemming zijn zelfstandige kantoren toegestaan.
Gemengd - 1
Binnen het voorzieningencentrum aan het Koolzaadveld zijn conform het geldende plan meerdere functies toegestaan, en daarom is gekozen voor een gemengde bestemming.
Op de begane grond zijn toegestaan:
- detailhandel;
- dienstverlening;
- horeca;
- kantoren;
- maatschappelijke voorzieningen.
Voor de woonfunctie geldt dat deze zowel op de begane grond als op de verdieping is toegestaan.
Gemengd - 2
Binnen het voorzieningencentrum aan de Wilhelminalaan zijn conform het geldende plan ambachtelijke bedrijven toegestaan, evenals dienstverlening, praktijkruimten en kantoren.
Wonen is zowel op de begane grond als op de verdieping toegestaan.
Gemengd - 3
De bestemming 'Gemengd - 3' is van toepassing op het politiebureau, waar de volgende functies zijn toegestaan:
- detailhandel;
- dienstverlening;
- maatschappelijke voorzieningen;
- kantoren.
Gemengd - 4
In het pand aan de Koningstraat 2 is een kantoor en een praktijkruimte toegestaan.
Groen
Deze bestemming is bestemd voor groen en bijbehorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, voet- en fietspaden et cetera.
Binnen de bestemming mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut (uitsluitend binnen een bouwvlak) en andere bouwwerken worden gebouwd, zoals speeltoestellen, prullenbakken, wegwijzers, banken en degelijke.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen teneinde hondenuitlaatplaatsen en/ of jongerenontmoetingsplaatsen op te richten.
Horeca
Horecabedrijven zijn voorzien van de bestemming 'Horeca'. Binnen een bestemmingsvlak is door middel van de aanduiding 'horeca van categorie (...)' aangegeven welke horecacategorieën ter plaatse zijn toegestaan. In de begrippenlijst is onder het begrip 'horeca' opgenomen welke horecabedrijven vallen onder een horecacategorie.
Kantoor
Bestaande kantoren binnen het plangebied zijn bestemd als 'Kantoor'. Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
Maatschappelijk
Maatschappelijke voorzieningen, zoals kerken, scholen, verenigingen, voorzieningen voor openbaar bestuur et cetera, zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Enkele functies zijn binnen deze bestemming specifiek aangeduid, zoals de begraafplaats, het torentje van kasteel Blankenburg en een grafmonument. Voor de overige bestemmingsvlakken is volstaan met een ruimere regeling waarbinnen verschillende maatschappelijke doeleinden mogelijk zijn.
Sport
De sporthal aan de Leigraaf en het sportpark 'De Hutgraaf' zijn bestemd als 'Sport'.
Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is naast ondersteunende horeca ook zelfstandige horeca toegestaan in de vorm van een sportcafé.
Verkeer
De gronden met een verkeersfunctie, zoals wegen en parkeerplaatsen, zijn bestemd als “Verkeer”. Daarnaast valt ook het zogenaamde “snippergroen” langs de wegen en parkeerplaatsen onder deze bestemming.
Binnen de bestemming zijn zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
In Beuningen komen op meerdere plaatsen garageboxen voor. Deze gebouwen zijn aangeduid als 'garage' en voorzien van een bouwvlak. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
Water
De in het plangebied gelegen A-watergangen en vijvers zijn bestemd als “Water”. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan, zoals bruggen.
Wonen
De gronden binnen “Wonen” zijn bestemd voor de woningen binnen het plangebied. Naast wonen zijn op bepaalde locaties ook andere functies toegestaan, voorzover deze zijn aangeduid op de verbeelding. Het betreft onder meer:
- een praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte'.
- maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'.
Voor de situering en maatvoering van de woningen zijn er bepalingen opgenomen met betrekking tot:
Bouwwijze
Op de verbeelding is aangeduid of binnen het bouwvlak een vrijstaande woning, een halfvrijstaande woning (twee-aaneen), aaneengebouwde woningen of gestapelde woningen (appartementen) zijn toegestaan.
Goot- en bouwhoogte
De maximale goot- en bouwhoogte voor woningen is aangegeven in het bouwvlak door middel van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte”.
Situering gebouwen
Teneinde de toekomstige situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing “gezoneerd”. Voor woningen is op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt in een bouwvlak, een aanduiding bijgebouwen en een onbenoemd deel, meestal de voor- en zijtuinen. Deze zonering biedt de belangrijkste vorm van rechtszekerheid tussen de eigenaren van bouwpercelen onderling. Het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”.
Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) zijn zowel binnen het bouwvlak als ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” toegestaan. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gemaximeerd op 50 m2, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50 %.
In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om op percelen bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen met een oppervlakte van meer dan 500 m² een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m² toe te staan.
Op bepaalde bouwpercelen is een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken gerealiseerd dan toegestaan op grond van de regels in dit bestemmingsplan. Voor deze percelen is opgenomen dat de bestaande oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken als maximum geldt.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als uitgangspunt gehanteerd dat deze op het gehele bouwperceel zijn toegestaan. De maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is gerelateerd aan de ligging. Binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag deze niet meer bedragen dan 2,0 m, hierbuiten maximaal 1,0 m. In afwijking van het voorgaande geldt dat de bouwhoogte van pergola's maximaal 2,75 m mag bedragen.
Aan huis verbonden beroep/ bedrijf
Binnen de woonfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten, die qua functie ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. In het verleden werd hiervoor het onderscheid gemaakt tussen aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven.
In dit plan is ervoor gekozen om de mate van publieksaantrekkende werking van de activiteiten als relevant onderscheid te hanteren tussen activiteiten die wel gewenst zijn in een woonomgeving en activiteiten die onder omstandigheden gewenst kunnen zijn in een woonomgeving. De 'niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit' is rechtstreeks mogelijk, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. De 'publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis' is mogelijk indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.
Het onderscheid richt zich zoals vermeld op het al dan niet publieksaantrekkend zijn van de activiteit. Hierbij is ervan uitgegaan dat een niet-publieksaantrekkende activiteit (geen verkeersaantrekkende werking/ geen parkeerdruk) doorgaans zonder problemen in een woning zal kunnen plaatsvinden. Het betreft activiteiten met een introvert karakter, die inherent zijn aan de woonfunctie, zoals kantoorfuncties en ateliers.
Om de beperkte omvang van het aan huis verbonden beroep/ bedrijf te waarborgen is deze gemaximeerd op 45 % van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 45 m². Tevens is in de regels opgenomen dat de bewoner het beroep of bedrijf aan huis zelf dient uit te oefenen.
Uitgangspunt is dat geen milieuvergunningplichtige bedrijven worden toegestaan. Dit is van belang om te voorkomen dat activiteiten kunnen plaatsvinden, die weliswaar geen publieksaantrekkend karakter hebben, maar die in verband met milieuaspecten niet bij de woonfunctie passen. De aan huis verbonden functies zijn toegestaan in de woning en de bijbehorende bouwwerken.
De publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis kunnen wel verkeersaantrekkend zijn en zijn daarom enkel toegestaan indien hiervoor door burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning is verleend. De activiteiten dienen kleinschalig te zijn en in te passen in de woonomgeving. Voorbeelden zijn persoonlijke dienstverlening (kapper/ pedicure), medische/ therapeutische dienstverlening en ambachtelijke bedrijvigheid.
De bestaande publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn op de verbeelding aangeduid door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit'.
Wonen - Woonwagens
Het woonwagenkamp aan de Wilgenoord is specifiek bestemd als 'Wonen - Woonwagens'.
Voor het bouwen geldt dat woonwagens en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50 %.
De maximaal toegestane goot- en/of bouwhoogte is aangeduid op de verbeelding door middel van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' of 'maximale bouwhoogte'.
Binnen het bestemmingsvlak zijn maximaal 12 woonwagens toegestaan.
Leiding – Gas (dubbelbestemming)
Aan de west- en oostzijde van het plangebied bevinden zich ondergrondse gasleidingen, die zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de onderliggende bestemmingen niet toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen echter een omgevingsvergunning verlenen teneinde van het voorgaande af te wijken, indien hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat.
Voor alle gasleidingen in het plangebied is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden opgenomen die de gasleidingen kunnen beschadigen. Dit houdt onder meer in dat voor het planten van (diepwortelende) bomen en het aanleggen van verhardingen een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag moet worden verleend.
Leiding – Riool (dubbelbestemming)
Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een rioolpersleiding van het waterschap, die is bestemd als 'Leiding - Riool'. Binnen deze dubbelbestemming is het bouwen van gebouwen uitsluitend toegestaan indien hiervoor een binnenplanse omgevingsvergunning is verleend.
Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3 en Waarde - Archeologisch Rijksmonument (dubbelbestemmingen)
De gemeente Beuningen heeft een archeologische verwachtingenkaart laten vervaardigen, deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010.
Het archeologisch beleid is voor de bestemmingsplannen vertaald in 4 dubbelbestemmingen, 'Waarde - Archeologie 1, 2 en 3' en 'Waarde - Archeologisch rijksmonument'. In tegenstelling tot de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1 t/m 3' is er in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch Rijksmonument' geen inhoudelijke bestemmingsregeling opgenomen. Voor archeologische rijksmonumenten geldt namelijk op grond van de Monumentenwet dat de Minister het bevoegd gezag is, en dat voor werkzaamheden binnen het rijksmonument bij de Minister een vergunning aangevraagd dient te worden. Een regeling in het bestemmingsplan zou derhalve dubbelop zijn.
De gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' liggen tegen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch Rijksmonument' aan.
De gebieden met hoge archeologische verwachtingswaarde, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties evenals een zonering van 50 m rondom de monumenten zijn op de verbeelding opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 2'.
De gebieden met een middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde zijn op de verbeelding opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 3'. De samenvoeging van de middelhoge en lage archeologische verwachting in één dubbelbestemming is het gevolg van de meanderende rivieren in het verleden en het daarbij behorende patroon van leefgebieden rond deze rivieren.
Voor gebieden die reeds zijn onderzocht of verstoord is geen dubbelbestemming archeologie op de verbeelding opgenomen.
Voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 30 cm beneden maaiveld in gebieden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' (hoge archeologische verwachtingswaarde) wordt bij een omvang van meer dan 100 m2 nader archeologisch onderzoek verplicht gesteld.
Voor bodemingrepen in een gebied met een middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde ('Waarde-archeologie 3') wordt pas een nader archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en een omvang van meer dan 2.000 m2.
De keuze voor 30 cm is gebaseerd op de gemiddelde verstoringsdiepte in Nederland, ook wel de bouwvoor genoemd. Deze keuze wordt onderbouwd door een uitspraak van de Raad van State van 23 mei 2007: 'Voorts is aannemelijk dat bij het vergraven en het afgraven van de bodem dieper dan 30 cm de in de bodem archeologische waarden onherstelbaar kunnen worden beschadigd'.
In sommige gevallen is het vanuit praktisch oogpunt niet gewenst om een archeologisch onderzoek te eisen. Dit levert slechts administratieve lasten voor zowel de verstoorder als het bevoegd gezag op, terwijl de archeologische winst minimaal is. Dit geldt in situaties waarvan het zeer aannemelijk is dat de bodem geroerd is en de kans op archeologische vondsten minimaal. Dit betreft:
- voortzetting van normaal agrarisch gebruik zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van bestaande drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden;
- omgevingsvergunningen voor het bouwen waarbij het nieuw te bouwen bouwwerk zich bevindt op de bestaande fundering of ten hoogste 2,5 m hierbuiten;
- vervangen of beheren van riolering, kabels, leidingen of bestratingen.
Voor gronden aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' of 'Waarde - archeologie 3' geldt in geval van bovenstaande situaties een vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming)
Ter bescherming van de A-watergangen binnen het plangebied is de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterlopen” opgenomen in het bestemmingsplan.
Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning kan het ook noodzakelijk zijn om voor bepaalde werken en werkzaamheden in de beschermingszone van een waterstaatswerk een watervergunning aan te vragen, zoals voor het aanbrengen of verwijderen van (hout)beplantingen. Op dergelijke werken en werkzaamheden is de Keur van het waterschap Rivierenland van toepassing.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- &omgevingsaspecten aan bod.
4.1 Nationaal Beleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.
4.2 Provinciaal & Regionaal Beleid
4.2.1 Structuurvisie: Streekplan Gelderland 2005
Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005 vastgesteld. Op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt een streekplan, dat onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand is gekomen, gelijkgesteld aan een structuurvisie onder de nieuwe Wro. In de Wro-agenda 2008 - 2009 geeft de provincie aan hoe zij toepassing geeft aan de verschillende Wro-instrumenten om haar beleid te realiseren.
De provincie beschrijft in het Streekplan Gelderland 2005 ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van Gelderland in nationaal perspectief en van de samenstellende regio's. De provincie onderkent in haar plan de landschappelijke diversiteit en de regionale verscheidenheid, die hebben geleid tot een structureel verschillende, ruimtelijke opbouw. De structuurvisie geeft – in provinciaal perspectief – op hoofdlijnen aan waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. De ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten spelen daarbij een bepalende rol. Daarbij zijn kwetsbare kwaliteiten aan de orde, die bescherming behoeven of een specifieke ontwikkeling, maar het gaat ook om het geleiden van hoogdynamische ontwikkelingen om de kansen op maatschappelijke meerwaarde te vergroten en nieuwe kwaliteiten toe te voegen.
De provincie hanteert voor het ruimtelijke beleid in het Streekplan Gelderland 2005 de volgende uitgangspunten:
- regionale inzet:
ontwikkelingsgerichtheid en afstemming op regionale schaal staan hierbij centraal. Het Regionaal Structuurplan vormt als het ware grotendeels de uitwerking van het provinciale beleid op regionaal niveau; - versterking ruimtelijke kwaliteit:
ruimtelijke kwaliteit werkt op alle schaalniveaus door en heeft betrekking op de betekenissen die aan de kenmerken van de ruimte kunnen worden ontleend. Die betekenis kan worden uitgedrukt in de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Ruimtelijke plannen moeten dan ook een minimale basiskwaliteit hebben, zoals vastligt in diverse wetten, regelgeving en beleid.
Bebouwd gebied
Op grond van de Beleidskaart ruimtelijke structuur valt de kern Beuningen grotendeels binnen het 'bebouwd gebied' onder het '(Inter) nationaal stedelijk netwerk KAN. Dit betekent dat de kern deel uitmaakt van een stedelijk netwerk. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
- een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
- het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
- door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland;
- intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen;
- optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte).
Multifunctioneel gebied
Het deel van het plangebied buiten het bestaand bebouwd gebied valt op grond van de Beleidskaart ruimtelijke structuur in het multifunctionele gebied. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing verricht. De vitaliteit van multifunctionele platteland wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid te geven aan gemeenten onder andere wat betreft de regionale behoefte aan 'dorps' wonen te accommoderen.
4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.
Met de inwerkingtreding van de RVG zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan hierin overgenomen. Het RVG is het beleidskader waaraan de provincie bestemmingsplannen toetst.
Voor het plangebied zijn de volgende thema's van toepassing:
Verstedelijking
In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een bestemmingsplan slechts is toegestaan:
- binnen bestaand bebouwd gebied;
- binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen;
- binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90 % van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector;
- binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen.
Daarnaast is nieuwe bebouwing toegestaan in het buitengebied mits deze bebouwing functioneel gebonden is aan het buitengebied, het functieverandering naar niet-agrarische functies betreft (vervangende nieuwbouw), het de oprichting van nieuwe landgoederen betreft of het om de uitbreiding van een bestaand niet-agrarisch bedrijf gaat. Niet-agrarische bedrijvigheid mag uitbreiden met maximaal 20 % tot een maximum bebouwd oppervlak van 375 m2. Een grotere uitbreiding is mogelijk indien deze uitbreiding in overeenstemming is met het specifiek voor de niet-agrarische bedrijven opgenomen beleidskader in de regionale 'Notitie functieverandering buitengebied'. Voor uitbreiding die meer ruimte nodig heeft kan een verzoek om ontheffing worden ingediend door de gemeenteraad.
Overzicht bestaand bebouwd gebied Beuningen (donkergrijze arcering) en woningbouwcontour Stadsregio (roze contour)
Nieuwe woningen zijn conform artikel 3 RVG enkel toegestaan voor zover deze passen binnen het Kwalitatief Woonprogramma (Thans KWP3: 2010 - 2019) en de regio-opgaven. Recreatiewoningen zijn alleen toegestaan op de locaties waar ook reguliere woningen gebouwd mogen worden.
Molenbiotoop
Binnen het plangebied is de standerdmolen 'De Haag' gelegen. Ten behoeve van het waarborgen van de windvang van deze molen is in het bestemmingsplan een directe beschermingsregeling opgenomen, die is afgestemd op de bepalingen uit de Molenverordening Gelderland en de bijbehorende Uitvoeringsregeling. Met het regelen van de molenbiotoop wordt tevens voldaan aan het bepaalde in artikel 22 van de ruimtelijke verordening Gelderland.
In artikel 22 van de RVG is opgenomen dat in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen een molenbiotoop geen nieuwe bebouwing danwel beplanting is toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt. Hierbij is het begrip 'molenbiotoop' gedefinieerd als 'de omgeving van een molen gelegen binnen een straal van 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen'.
De provincie Gelderland heeft in 2009 een onderzoek laten uitvoeren naar biotopen van molens in Gelderland, de “Molenbiotoopinventarisatie Gelderland 2009”, waarin ook de biotoop van molen 'De Haag' is onderzocht en hieruit blijkt dat de molenbiotoop op dit moment als 'matig' is aan te merken.
De bouwregels met betrekking tot de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken zijn afgestemd op de algemeen gangbare molenbiotoopformule (www.molenbiotoop.nl), die voorheen opgenomen was in de inmiddels ingetrokken Gelderse Molenverordening. Deze luidt als volgt:
H(x) = X/n + c * z
waarin:
H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters). De toelaatbare hoogte wordt gemeten vanaf het waterpasniveau van de begane grond of het maaiveld van de molen;
X = afstand van een obstakel tot de molen (in meters)
n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied.
c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2, zijnde de constante behorend bij een algemeen aanvaardbaar geachte windsnelheidsreductie tot 95 %;
z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling)
Op basis van de informatie op basis van de Molenbiotoopinventarisatie Gelderland 2009 leidt het bovenstaande tot de volgende uitkomsten:
n: het gebied rondom de molen is aan te merken als een gesloten gebied, dus de ruwheidscoëfficiënt is 50;
c: constante = 0,2;
z: de vlucht van de molen is 22,5 m, dus de halve lengte is 11,25 m. Dit betekent dat de askophoogte daaraan gelijk is.
Binnen een afstand van 100 m vanaf het middelpunt van de molen mogen er zich geen obstakels bevinden met een bouwhoogte die hoger is dan het onderste punt van de verticaal staande wiek (= 0 m). De maximale bouwhoogte wordt gerelateerd aan de begane grond van de molen. Voor zover ter plaatse van een op te richten bouwwerk het maaiveld hoger respectievelijk lager is gelegen, dient de afstand van het maaiveld tot het onderste punt van de verticaal staande wiek in de maximale hoogte te worden verdisconteerd. Het maaiveld ter plaatse van de molen is 10,9 m +NAP.
Na 100 m loopt de maximaal toegestane bouwhoogte langzaam op tot maximaal: 400/50 + 0,2 * 11,25 = 400/50 + 2,25 = 10,25 m bij een afstand van 400 m.
Omdat er op basis van dit bestemmingsplan geen uitbreiding plaatsvindt van de planologische mogelijkheden voor bouwen, heeft dit bestemmingsplan geen extra invloed op de molenbiotoop in vergelijking met de bestaande planologische situatie.
4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020
De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel.
De Stadsregio wil zich verder ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. In de woonconcessies is bepaald dat de steden tenminste 35 % van het totale bouwprogramma in de betaalbare huur- en koopsector bouwen en de overige gemeenten, zoals Beuningen, 50 %.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Strategische visie
In 2008 – 2009 is onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen heeft de gemeenteraad zes strategische hoofdlijnen bepaald:
- 1. De vier verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;
- 2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;
- 3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;
- 4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;
- 5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;
- 6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.
Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen.
De gemeente heeft steeds welwillend een bijdrage geleverd aan de uitbreiding van de woningvoorraad in de regio. Maar de gemeenschap hecht ook veel waarde aan zorgvuldige inpassing, organische groei en een behoedzame verandering die past bij de gemeenschappen. De vergrijzing en de ontgroening vragen om slimme toekomstbestendige investeringen in voorzieningen, door flexibele oplossingen en clustering van activiteiten. De kracht van de gemeenschap zal in sterke mate afhangen van het vermogen om de inwoners als vrijwilligers en mantelzorgers te betrekken bij het in stand houden van de voorzieningen, die fijnmaziger en kleinschaliger zullen worden.
De klimaatverandering vereist dat de uitstoot van CO2 drastisch wordt teruggebracht en dat de inrichting klimaatbestendig wordt gemaakt. De gemeente wil de kwaliteit van de gemeente en de opgaven rondom duurzaamheid, met name op het gebied van wonen, een centrale rol geven. Dat betekent dat de gemeente meer wil doen dan wettelijk nodig is en haar eigen visie op kwaliteit van leven binnen de gemeente actief bewaakt en uitbouwt.
De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en toekomstgerichtheid genoemd.
4.3.2 Structuurvisie Gemeente Beuningen
De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen vastgesteld op 8 mei 2012.
Hoofdopgaven
In de kern Beuningen is de laatste jaren al veel geïnvesteerd. Daardoor kent de kern Beuningen op structuurniveau momenteel een beperkt aantal opgaven. De hoofdopgaven voor Beuningen zijn:
- 1. Aandacht voor cultuurhistorie. De kern Beuningen is in de laatste drie decennia erg hard gegroeid. Dat heeft Beuningen bijzondere woonwijken gegeven met ieder een eigen identiteit, maar de consequentie is ook dat er geen sterke zichtbare herinnering bestaat aan de kern Beuningen. Het is de ambitie om de nog aanwezige structuren en elementen in het dorp beter zichtbaar te maken.
- 2. Versterken van de relatie met het omliggende landschap. De ambitie is de relatie tussen het dorp en het ommeland te versterken.
- 3. Gebiedsopgave Asdonck. Op deze plek ligt een specifieke opgave om de hier beoogde woningbouw te ontwikkelen in samenhang met de kwaliteit of potentie die deze locatie heeft als entree voor de kern Beuningen. Ook de ligging van de Asdonck aan de drukke Van Heemstraweg, welke nu min of meer een barrière vormt, vormt onderdeel van de gebiedsopgave. Locatie Asdonck wordt als vitale wijk ontwikkeld. Ook ligt er een mogelijkheid om hier een gemeentebrede accommodatie te vestigen.
- 4. Herontwikkeling Hutgraaf, de vitale wijk. De locatie van de Hutgraaf kan herontwikkeld worden ten behoeve van woningbouw. De gemeente Beuningen wil met deze herontwikkeling de omliggende woonomgeving een positieve impuls geven. Hier wordt de vitale wijk ontwikkeld. Ook hier ligt er een mogelijkheid om een gemeentebrede accommodatie te vestigen.
- 5. Afronding van het centrum. Het centrum is het afgelopen decennium stevig vernieuwd. Het is de ambitie om een laatste verbeterslag te geven aan het centrum. Deze kans bestaat door herontwikkeling van het gemeenschapshuis ‘de Lèghe Polder’ en door kwaliteitsversterking van het gebied Wilhelminalaan - Thorbeckeplein.
- 6. Evenemententerrein Beuningen.
Keuzes hoofdopgaven
Aandacht voor cultuurhistorie
De gemeente Beuningen wil de cultuurhistorische waarden die “onder” de structuur van het dorp liggen meer zichtbaar maken. In het verleden zijn veel structuren reeds verdwenen. Daar waar de geschiedenis nog zichtbaar is wil de gemeente de waarden en elementen bewaren. Recent zijn het kwaliteitshandboek openbare ruimte en een groenstructuurplan opgesteld. Beide documenten sturen op verbetering van de buitenruimte.
Versterken van de relatie met het omliggende landschap
Op verschillende plekken wil de gemeente de bereikbaarheid van het omliggende landschap verbeteren. Zo wordt er aan de noordzijde ingezet op een betere oversteekbaarheid van de Van Heemstraweg en bestaat de ambitie om het landschap ten noorden van de kern toegankelijker te maken. Hiervoor is de visie “Oeverwal als landgoed” ontwikkeld. De essentie van deze visie is geïntegreerd in de structuurvisie.
Aan de zuidzijde grenst de A73 aan de kern Beuningen. Het zou een meerwaarde zijn als de A73 op meer plaatsen oversteekbaar is, waarmee het Beuningse Veld en Personnenbos beter bereikbaar worden. Op dit moment is dat niet realistisch. Wel zal de gemeente zich sterk maken voor een betere oversteekbaarheid op het moment dat een reconstructie van de A73 en/ of de zogenaamde “Duitse bocht” (knooppunt Neerbosch) aan de orde komt.
Tussen Beuningen en Weurt ligt een landschap dat de beide kernen van elkaar scheidt. De gemeente Beuningen wil de kwaliteit en functionaliteit van dit landschap versterken. Dit wordt verder uitgewerkt bij de gebiedsgerichte uitwerking van de kern Weurt. Daarbij behoort natuurlijk ook aandacht voor een goede bereikbaarheid van het landschap.
Ruimtelijke kwaliteitsversterking Asdonck
Eind 2010 is op locatie Asdonck reeds gestart met de bouw van een bioscoop in dit gebied. Nu bestaat het voornemen op de Asdonck woningbouw te realiseren. De locatie Asdonck heeft door de ligging (dichtbij het centrum, aan de Van Heemstraweg) en de kwaliteit van de omgeving (een open, groen gebied rond de kerk) de potentie om een beeldbepalende plek voor de kern Beuningen te zijn. Ook liggen er kansen om hier de entree naar het centrum vorm te geven of te markeren. Om deze poort naar het centrum goed vorm te geven, zal naast de woningbouwontwikkeling, ook de openbare ruimte tussen de Asdonck en het centrum een impuls moeten krijgen. De locatie de Asdonck sluit redelijk aan op het centrumgebied. Zowel via Wilhelminalaan, de Dorpssingel en de Schoolstraat zijn de locatie Asdonck en centrum goed met elkaar verbonden. Door een aantrekkelijker inrichting – met meer verblijfskwaliteit – kan deze ruimte als een echte schakel gaan werken tussen centrum en de Asdonck. In die ontwikkeling is het ook gewenst dat de oostelijke pleinwand (aan de Klaproosstraat) wordt verbeterd. In deze wand zitten nu enkele functies (detailhandel en zakelijke dienstverlening) die beter een plek kunnen krijgen in het centrum.
Binnen deze gebiedsontwikkeling kan mogelijk ook de vestiging van een gemeentebrede accommodatie worden geïntegreerd.
Herontwikkeling Hutgraaf (vitale wijk)
Specifiek voor de Hutgraaf ziet de gemeente een kans om met de herontwikkeling naar een woongebied en eventuele gemeentebrede accommodatie, ook de omliggende woonwijk een positieve impuls te geven waarmee hier een vitale wijk kan ontstaan.
Voor de ontwikkeling van de Hutgraaf zijn stedenbouwkundige uitgangspunten vastgelegd in een notitie. De gemeente streeft naar een kwaliteit op de Hutgraaf die recht doet aan de locatie en de context. De volgende uitgangspunten gelden voor de gebiedsontwikkeling:
- De Hutgraaf vertoont in ruimtelijke opzet, bebouwingsbeeld, architectonische uitwerking en inrichting van de openbare ruimte een duidelijke samenhang;
- Het beeld van de Hutgraaf reageert in lijn en structuur op de aangrenzende woonbuurten waarbij maat en schaal in harmonie zijn met de omgeving;
- Waar mogelijk openhouden van doorzichten van en naar het buitengebied en het laten binnendringen van het landschap;
- De oorspronkelijke kenmerken van de oude landwegen zo veel mogelijk versterken waarbij de lintbebouwing langs de Lindenstraat duidelijk verschilt ten opzichte van overige bebouwing op de Hutgraaf, waarbij er wel een samenhang is;
- Bebouwing langs de oude linten is geïnspireerd op de traditionele bebouwing met zadeldaken;
- Duurzaamheid als uitgangspunt voor zowel de gebouwde voorziening als het openbaar gebied.
Afronding van het centrum
Bij een eventuele herontwikkeling of verplaatsing van het dorpshuis ontstaat een kans het centrum aan deze zijde opnieuw vorm te geven en af te ronden. De locatie kan ruimte bieden aan de versterking van de detailhandelsstructuur. Ook kan er ruimte worden geboden om extra woningen toe te voegen aan het centrum. In een nadere uitwerking moet in beeld gebracht worden met welk programma het centrum het meest versterkt wordt. In ruimtelijk opzicht ontstaat er een kans het introverte en stenige karakter van dit gebied te doorbreken.
Het centrum is de afgelopen jaren stevig aangepakt. Als zich de kans voordoet ziet de gemeente voor de toekomst nog de wens de locatie tussen Thorbeckeplein en Wilhelminalaan te verbeteren. Vanaf de Wilhelminalaan zou de herkenbaarheid van het centrum verbeterd kunnen worden.
Overige keuzes
Beeld vanaf de snelweg
De kernen Beuningen en Ewijk liggen aan de A73. Aan de A73 bestaan verschillende beelden van de kern(-en). Ter hoogte van de nieuwe wijk de Beuningse plas zijn recent geluidswalwoningen gerealiseerd en is een tamelijk groen beeld ontstaan, even verderop presenteert het bedrijventerrein zich naar de A73 en er wordt hard gewerkt aan de ontwikkeling van het zogenaamde “geluidduinenlandschap” ter hoogte van Ewijk. Alleen de entree van Beuningen kan positiever. Met name de kleine kassen die zichtbaar zijn vanaf de A73 verstoren het beeld. Dit beeld vraagt om verbetering.
Het is de wens dat aan het beeld vanuit het Beuningse Veld naar de dorpsrand groener zal worden. Door zorgvuldige plaatsing van enkele bosjes kan het beeld verzacht worden, echter zodanig dat de openheid van het Beuningse Veld niet verloren gaat.
Clusteren scholen, clusteren zorgvoorzieningen
In de komende planperiode zal een herschikking van de basisscholen in Beuningen plaatsvinden. Concreet is de gedachte in Beuningen-noordwest van zeven naar zes scholen te gaan, in de periode tot 2020. Na 2020 is de capaciteit van vijf scholen voor geheel Beuningen voldoende. Nieuwbouw is niet aan de orde.
Naast de clustering van scholen kent Beuningen twee clusters waar verschillende zorgvoorzieningen aanwezig zijn, te weten aan het Tujapark en Aalsterveld. De structuurvisie biedt de ruimte dat deze clusters in de toekomst verder versterkt kunnen worden.
Fietsen in Beuningen
In Beuningen bestaat al een fijnmazig fietsnetwerk. Op enkele punten zijn verbeteringen gewenst. De belangrijkste verbetering ligt op de snelfietsroute langs de Van Heemstraweg en de snelfietsroute van Ewijk naar Nijmegen door de kern Beuningen.
4.3.3 Algemene uitgangspunten kernplannen
De gemeenteraad heeft op 14 juni 2011 enkele beleidsuitgangspunten voor de 4 kernplannen vastgesteld.
Bij het opstellen van de bestemmingsplannen voor de 4 kernen zullen de volgende kaderstellende beleidsuitgangspunten gehanteerd worden:
- Meer vrijheid bieden aan de bewoners waar het gaat om de vestiging van aan huis gebonden beroepen en bedrijven, zonder het karakter van de woonbuurt aan te tasten;
- Meer vrijheid bieden aan de bewoners voor het verlenen van mantelzorg op het perceel van de mantelzorgverlener;
- Bij het opstellen van de bebouwingsregeling in de plannen zorgdragen voor een zorgvuldige aansluiting bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
- Behouden c.q. versterken van de bestaande ruimtelijke functionele karakteristiek, waarbij nieuwe ontwikkelingen ondergeschikt van aard zijn;
- Niet méér regelen dan noodzakelijk voor het behouden c.q. versterken van de ruimtelijke kwaliteit.
Dit beleid komt tot uitdrukking in de volgende specifiekere beleidsuitgangspunten voor de thema's:
Aan huis gebonden beroepen
- 1. Beroepen en bedrijven die niet gericht zijn op het aantrekken van publiek, rechtstreeks toestaan onder voorwaarden, waarbij gebruik van een vrijstaand bijgebouw mogelijk wordt voor dit doel;
- 2. De beroepen en bedrijven die wel gericht zijn op aantrekking van publiek, niet rechtstreeks toestaan maar na afwijking/ omgevingsvergunning.
Mantelzorg
- 1. Mantelzorg in of aan de woning toelaten indien er sprake blijft van 1 woning;
- 2. Mantelzorg toestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken na een afwijking van het bestemmingsplan/ omgevingsvergunning, onder voorwaarden, naar het voorbeeld van de mantelzorgregeling in het buitengebied.
Bebouwingsmogelijkheden
- 1. Behoud van de ruimtelijke beeldkwaliteit, waarbij, vooral in situaties waar bebouwing grenst aan het openbaar gebied, de aandacht is gericht op het voorkomen van verstening;
- 2. De nieuwe regeling zoveel mogelijk laten aansluiten bij de Wabo, en de hieruit voortvloeiende regelingen;
- 3. De regeling zo inrichten dat deze in combinatie met de vergunningvrije bouwwerken niet zal leiden tot een te verregaande verstening van de huispercelen;
- 4. De regeling zo inrichtingen dat deze begrijpelijk is voor de burger, waarbij de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zoveel mogelijk uit de verbeelding blijken.
4.3.4 Woonvisie
De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:
- kwaliteit voor kwantiteit;
- betaalbaarheid van de woningen;
- duurzaamheid van de woningen;
- sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;
- aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;
- wensen van de woonconsument centraal.
Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern. Voor Beuningen worden de volgende accenten gelegd:
Beuningen is vanwege haar voorzieningenniveau aantrekkelijk voor senioren en zorgvragers. In het kader Wonen Welzijn en Zorg is aangegeven dat Beuningen gezien haar omvang 2 woonservicezones zou kunnen bevatten.
Het is daarom wenselijk dat in en rondom het centrum van Beuningen woningen toegevoegd worden die geschikt zijn voor deze beide doelgroepen. Met name de inbreidingslocatie Hutgraaf en het Asdonckterrein zijn gezien hun ligging geschikt voor deze doelgroepen, al dan niet in combinatie met een zorgpunt. Op dit moment is een discussie gaande over de invulling van deze locaties: woningbouw of de bouw van een accommodatie voor sport.
Een ontwikkeling op de Hutgraaf zou in samenhang gezien moeten worden met de demografische ontwikkelingen in de omringende wijken om zo te komen tot een vitale wijk. Mocht een van beide locaties gebruikt worden voor nieuwbouw en clustering van accommodaties, dan is het belangrijk dat er alternatieve locaties nabij het centrum beschikbaar komen voor deze doelgroepen.
De locatie Reekstraat voorziet in de behoefte aan grote particuliere kavels. Voor de wijken aan de westzijde geldt dat mochten er locaties vrijkomen, deze bestemd moeten worden voor woningbouw ten behoeve van de wijk, aansluitend bij de leefstijlen in die wijk.
4.3.5 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2008)
Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.
Naast de welstandscriteria geeft de gemeentelijke welstandsnota ook de beleidsregels weer voor de uitvoering en organisatie van de welstandszorg in de gemeente Beuningen. De welstandscriteria worden ingedeeld in algemene criteria, gebiedscriteria, criteria voor specifieke gebouwtypologieën en criteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van zogenaamde 'welstandsniveaus'.
Het Gelders Genootschap (adviseert de gemeente op het gebied van welstand, monumenten en ruimtelijke kwaliteit) zal het uiteindelijke bouwplan positief moeten beoordelen alvorens er in dit kader een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend.
Het plangebied maakt onderdeel uit van de volgende deelgebieden:
1: Buitengebied;
2: Projectmatige woonbuurten;
3: Individuele woningbouw;
4: Thematische woonbuurten;
5: Bedrijventerreinen;
8: Recreatieterreinen, sportcomplexen, begraafplaatsen;
9: Bijzondere bebouwing.
Voor de historische bebouwingslinten in het buitengebied is welstandsniveau 1 van toepassing. De linten en oude dorpskernen stralen namelijk een hoge ruimtelijke kwaliteit uit, er komen relatief veel monumenten voor en er wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd. De linten en oude dorpskernen bevatten bijzondere cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke of stedenbouwkundige karakteristieken. Voor de rest van het buitengebied is welstandsniveau 2 van toepassing. Dit gebied is waardevol en zal behouden moeten worden zonder dat ingrepen die voor een moderne bedrijfsvoering nodig zijn, gefrustreerd worden.
Vanwege de beperkte kwetsbaarheid van het architectonische karakter van de oudere projectmatige woonbuurten, wordt voor deze buurten welstandsniveau 3 aangehouden. Waar deze buurten grenzen aan hoofdontsluitingswegen, wordt welstandsniveau 2 aangehouden. De oudere woningen aan de Burgemeester Geradtslaan zijn erg kwetsbaar en hebben een waardevolle karakteristiek. Op deze woningen wordt welstandsniveau 1 toegepast.
Vanwege de bijzondere beeld- en verblijfswaarde de uitstijgt boven de gebruikswaarden voor de bewoners zelf wordt welstandsniveau 2 aangehouden voor individuele woningbouw. Waar deze buurten grenzen aan het buitengebied, hoofdontsluitingswegen, of met de achterzijde naar het openbare gebied (inclusief water) wordt welstandsniveau 1 toegepast.
Vanwege het zorgvuldig ontworpen en samenhangend karakter van de bebouwing wordt welstandsniveau 2 toegepast voor de thematische woongebieden, een regulier welstandstoezicht. De randbebouwing aan de Oude Reekstraat en de Verlengde Reekstraat krijgt vanwege het karakteristieke afwisselende beeld, welstandsniveau 1. Dit geldt ook voor de 'De Asdonck' en voor woningen die met de achterzijde grenzen aan het openbare gebied (inclusief water).
Het bedrijventerrein Aalsterveld en de recreatieterreinen, sportcomplexen en begraafplaatsen krijgen welstandsniveau 2.
De bijzondere bebouwing krijgt welstandsniveau 2.
4.3.6 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan
Eind 2011 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. In dit plan staat hoe de gemeente omgaat met verkeersveiligheid, openbaar vervoer, bereikbaarheid en duurzaamheid.
Het doel van dit plan is een verkeersveilig, leefbaar en bereikbaar Beuningen tot 2020. Het plan beschrijft eerst de knelpunten en visies voor de verschillende thema's. Daarna komen de gewenste verkeersmaatregelen aan bod in combinatie met een uitvoeringsplan.
De gemeente streeft er naar de verkeersveiligheid verder te verbeteren en het verkeer in goede banen te leiden. Dit wil de gemeente bereiken door het creëren van een robuuste verkeersstructuur. De belangrijkste maatregel, het realiseren van de zuidelijke structuurweg is momenteel in voorbereiding. Ook de reconstructie van de Leigraaf is in voorbereiding.
Daarnaast wordt, door de Burgemeester Geradtslaan en de Houtduiflaan ook aan het netwerk van gebiedsontsluitingswegen toe te voegen en aan de volledige Van Heemstraweg de functie van gebiedsontsluitingsweg toe te kennen, een logische en herkenbare ontsluitingsstructuur voor Beuningen gecreëerd. Wel heeft de gemeente de wens om de Van Heemstraweg in het centrum van Beuningen af te waarderen zodat deze weg veel minder een barrière vormt in het dorp.
De te realiseren snelfietsroute vormt een comfortabele verbinding vanaf de wijk Keizershoeve in Ewijk via de Koningstraat, de Burgemeester van Suchtelenstraat en de Nieuwe Pieckelaan in Beuningen naar Nijmegen.
Om de verkeerscirculatie in en rond het centrum van Beuningen te verbeteren worden enkele suggesties gedaan om met name het bevoorradingsverkeer beter af te wikkelen en een duidelijke parkeerroute rondom het centrum te realiseren via de Burgemeester Geradtslaan en de Alexiastraat.
Op lokaal niveau zijn infrastructurele aanpassingen gewenst op kruispunten en wegvakken. Met name het kruispunt Burgemeester Geradtslaan - Houtduiflaan en enkele kruispunten in het buitengebied verdienen hierbij de aandacht. Op wegvakniveau is snelheidsverlaging gewenst op de Trajanussingel en de Wolfsbossingel. Ten slotte verdient de parkeersituatie in met name de wat oudere woonwijken de aandacht.
4.3.7 Milieubeleidsplan 2010 - 2014
In het Milieubeleidsplan zijn diverse kaders opgenomen met betrekking tot ontwikkelingen binnen verschillende milieubeleidsvelden. In het hoofdstuk 'Milieu & Ruimtelijke Ordening' is het volgende ten aanzien van nieuwbouwprojecten (woningen) opgenomen:
Duurzaamheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeente en haar partners (projectontwikkelaars, aannemers, architecten, makelaars etcetera). Samenwerking en partnerschap is daarom cruciaal. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling wordt: leren in de praktijk, het uitwisselen van ervaringen, een multidisciplinaire aanpak, partnerschappen en netwerken, inspraak en participatie, innovatieve voorlichtingsmethoden en bewustmaking.
De gemeente Beuningen streeft naar:
- het toepassen van duurzaamheid als sturend principe bij ruimtelijke inrichting;
- het verankeren van duurzame ontwikkeling bij ruimtelijke processen.
Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen / nieuwbouwprojecten worden onder andere de volgende randvoorwaarden gehanteerd:
- energieprestaties (EPC-norm) nieuwbouwwoningen minimaal 10 % lager dan de geldende eis in het Bouwbesluit (uit de Kadernota Duurzaam Beuningen);
- optimale woning-oriëntatie op de zon (maakt verlichtingsbehoefte geringer);
- optimale dakvlak-oriëntatie op de zon (maakt latere plaatsing van zonnepanelen mogelijk);
- een laag temperatuur-afgiftesysteem in de vloeren en wanden (voor latere aansluiting op warmtepomp of collectief systeem).
Realisering van deze randvoorwaarden biedt toekomstwaarde, want energietarieven stijgen en duurzame energietechnieken worden goedkoper.
Om bovenstaande visie te realiseren gaat de gemeente Beuningen onder andere:
- duurzaamheidsambities van de gemeente (zie: Kadernota Duurzaam Beuningen) verankeren in de structuurvisie (wettelijke verankering), bestemmingsplannen, de woonvisie, bouwplannen, de nota Ruimtelijke kwaliteit en bij ruimtelijke ontwikkelingen/ - projecten;
- energievisies vereisen bij aanbestedingen van woningbouw en utiliteitsbouw;
- duurzaam bouwen verder stimuleren;
- toetsen van bouwplannen op energieprestaties.
4.3.8 Gebiedsvisie: De oeverwal als landgoed
In 2008 heeft de gemeente een gebiedsvisie voor het Waaloeverwalgebied ontwikkeld. Voor deze visie is nog geen uitvoeringsplan gereed. Er is daarmee nog geen toetsingskader voor nieuwe initiatieven. De visie heeft betrekking op het gedeelte van de Waaloeverwal voor zover die gelegen is binnen het grondgebied van de gemeente Beuningen. Deze langgerekte zone wordt aan de noordzijde begrensd door de Waalbandijk en aan de zuidzijde door de Van Heemstraweg. Dit betekent dat alleen een heel klein gedeelte ten noorden van de Van Heemstraweg er binnen valt.
Vanuit de ontwerpopgave om de basis te leggen voor de ontwikkeling van een superlandgoed is een groen-blauw raamwerk benoemd voor het gebied op basis van een gebiedszonering. De gebiedszonering bestaat uit 3 parallel gelegen deelgebieden: de kwelzone aan de noordzijde, het middengebied en de landgoederenzone aan de zuidzijde. Elke zone heeft specifieke gebruiksmogelijkheden en ontwikkelpotenties. De zone tegen de kern Beuningen behoord bij de landgoederenzone.
Met het raamwerk wordt de ruimtelijke en infrastructurele structuur vastgelegd. In het plangebied wordt de aanleg van de volgende elementen nagestreefd:
- Het tweezijdig beplanten van de Van Heemstraweg;
- Het consequent eenzijdig beplanten van de verbindingsweg Waardhuizenstraat.
4.3.9 Landschapsontwikkelingsplan
De gemeente Beuningen heeft in 2006 samen met de gemeente Wijchen en Druten een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. De visie zet in op de versterking en ontwikkeling van de verschillende landschapstypen die het landschap in deze gemeenten karakteriseren.
De kern Beuningen en het omliggende gebied zijn gelegen binnen de gebieden 'Waaloeverwallen' en 'Waalkommen'.
4.3.10 Groenbeleidsplan
De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 het groenbeleidsplan vastgesteld. Met de ontwikkeling van de groenstructuurkaart is het groene netwerk van de gemeente vastgelegd. De elementen en structuren op de groenstructuur:
- hebben een hogere status dan overig groen;
- hebben een streefbeeld en kwaliteit waar de gemeente actief aan werkt;
- krijgen een hogere prioriteit bij beheer en onderhoud;
- worden beschermd tegen kap of andere vormen van beschadiging of vernietiging.
4.3.11 Bomenverordening
De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 de Bomenverordening 2012 vastgesteld. De Bomenverordening is gekoppeld aan een 'Groene Kaart' (inclusief administratieve lijst). Hierop staan monumentale en waardevolle particuliere en gemeentelijke houtopstanden. Bomen op de Groene Kaart vallen onder het kapverbod. Voor de monumentale en waardevolle bomen geldt een ontheffingsstelsel. Voor gemeentelijke bomen zonder monumentale of waardevolle status geldt een vergunningsstelsel.
4.3.12 Kadernota Duurzaam Beuningen 2009 - 2012
Deze kadernota (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 april 2009) biedt inzicht in de maatschappelijke verantwoordelijkheid die Beuningen neemt met betrekking tot de onderwerpen:
- Klimaat & Energie;
- Duurzaam inkopen;
- Millenniumdoelstellingen.
De kaderstellende nota biedt een overkoepelend kader ten behoeve van diverse deelprojecten. Het biedt inzicht in de mate waarin huidige en nieuwe projecten een bijdrage kunnen leveren aan de overkoepelende doelen.
De gemeenteraad heeft op 14 april 2009 de volgende Duurzaamheidsdoelstelling vastgelegd:
- Beuningen in 2020: 20 % CO2-reductie in 2020 (ten opzichte van 2005) en 20 % duurzame energie (Rijksdoelen CO2 beleid);
De ambitie sluit aan op de Rijksdoelen voor 2020 voor CO2-reductie en duurzame energie, het VNG Klimaatakkoord uit 2007 en de MARN klimaatdoelen.
De gemeente Beuningen is in de periode 2009 – 2012 pragmatisch aan de slag gegaan met een groot aantal Duurzaamheids-, Energie- en Klimaatprojecten, zoals:
- Energiezuinige woningbouw;
- Energieafspraken met woningcorporatie over nieuwbouw en bestaande bouw;
- Liefst alle woningen in Beuningen over 10 jaar gemiddeld een energielabel B;
- Groene welkomstbox voor nieuwe en verhuizende bewoners;
- Stimuleren van duurzame energiebronnen, zoals warmte-/ koudeopslag (WKO, warmteterugwinning uit grond- of oppervlaktewater) voor nieuwbouw;
- Subsidie voor isolatie in de bestaande bouw;
- Collectieve inkoop zonnepanelen;
- Energiebesparing bij kantoren, scholen, zorginstellingen en supermarkten;
- Stimulering elektrisch vervoer door realisatie E-netwerk met oplaadpunten;
De kansen in grote nieuwbouwprojecten en de bestaande woningbouw en bedrijven moeten benut worden. Voor de andere thema's zoals verkeer worden kansen op natuurlijke momenten benut, zoals bij nieuwe ontwikkelingen.
4.3.13 Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte
De gemeente Beuningen heeft onlangs het Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte ontwikkeld. Dit handboek beschrijft per ruimtelijke eenheid (invalswegen, dijklint, entrees, woonerven e.d.) de ambities voor het beeld, belang en beheer van de openbare ruimte. Hierbij is onderscheid gemaakt in een kwaliteitsambitie voor de korte termijn 2012 - 2015 en een kwaliteitsambitie voor de lange termijn 2015 - 2030. Het handboek maakt gebruik van 4 kwaliteitsambities: 'sober', 'basis', 'bijzonder' en 'maatwerk'. Het handboek wordt eind 2012 ter besluitvorming aan de raad aangeboden.
4.3.14 Speelruimteplan
In het Speelruimteplan (vastgesteld 25 februari 2003) is het kind het uitgangspunt. De behoefte aan spelend ontdekken, - bewegen en - ontmoeten vormt de basis voor de toekomstige verdeling van de speelplaatsen. Speelruimte wordt gevonden in de hele openbare ruimte, informele, en op specifieke speelplaatsen, formeel. Het speelruimteplan richt zich op 4 facetten:
- verbeteren van informele speelruimte;
- een goed verdeling van de formele speellocaties;
- het onderhoud en beheer;
- de richtlijnen voor speelruimte in nieuwe wijken.
In het plangebied is een aantal speelplekken voor verschillende leeftijdsgroepen ingericht. Aanpassing van de groenstructuur of herinrichting van speelplekken is in het plangebied niet aan de orde.
Met betrekking tot het groen en recreatieve voorzieningen gelden de volgende uitgangspunten:
- het scheppen van voorwaarden voor het behouden en/ of versterken van die groenelementen die van belang zijn als functie en/ of vormgevend element; uitgeven is ongewenst;
- bij herinrichting van straatprofielen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een sterke groenstructuur en groen karakter;
- speelvoorzieningen worden ingericht volgens het bestaande speelruimteplan.
4.4 Conclusie
Het beleid van de verschillende overheidslagen heeft geen specifieke consequenties voor het plangebied. Het betreft een beheersmatig bestemmingsplan waarin slechts de bestaande situatie wordt vastgelegd.
Hoofdstuk 5 Milieu- & Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
5.1.1 Beleid
De gemeenteraad heeft op 19 juni 2012 een nieuwe Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vastgesteld. De nota en kaart treden naar verwachting eind dit jaar in werking.
De gemeente beschikt hiermee over een actuele bodemkwaliteitskaart. Het doel van de kaart is het vastleggen van de diffuse bodemkwaliteit voor het grondgebied van de gemeenten Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Ubbergen, Wijchen en West Maas en Waal zodat op een verantwoorde wijze grondverzet op basis van het Besluit bodemkwaliteit kan plaatsvinden.
Op de bodemkwaliteitskaart zijn op basis van historie, gebruik en bodemkwaliteit 4 bodemkwaliteitszones onderscheiden voor zowel bovengrond (0 - 0,5 m -mv) en ondergrond (0,5 - 2,0 m -mv):
- 1. Buitengebied;
- 2. Wonen;
- 3. Wonen Wijchen;
- 4. Industrie.
Het plangebied valt zowel voor de boven- als de ondergrond in de kwaliteitszone 'Wonen'.
Het bestemmingsplan staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toe, maar legt voornamelijk de bestaande situatie vast. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, die binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de omgevingsvergunning tot bouwen zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit.
5.1.2 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.2 Wegverkeerslawaai
5.2.1 Plangebied
In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn ter beperking van verkeerslawaai, zones langs wegen aangegeven die beschouwd worden als aandachtsgebieden voor geluidhinder. De breedte van de zone is afhankelijk van de capaciteit van de weg en de aard van de omgeving. De breedte van de zone dient daarom voor iedere situatie bepaald te worden. Het streven is erop gericht dat er buiten de zone in het algemeen geen geluidniveaus voorkomen van meer dan de voorkeursgrenswaarde 48 dB.
Een uitzondering betreft wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/ uur. Voor deze wegen hoeft in principe geen zone te worden bepaald en wordt er van uitgegaan dat de wettelijke voorkeursgrenswaarde wordt behaald. Een nadere akoestische toetsing ten behoeve van ruimtelijke plannen en/of vergunningen is dan vanuit juridisch oogpunt niet nodig.
Binnen de hele woonkern Beuningen geldt het snelheidsregiem van 30 km/ uur met uitzondering van de Wilhelminalaan, de Burgemeester Geradtslaan en de Van Heemstraweg waar binnen de bebouwde kom 50 km/ uur gereden mag worden. Deze woonstraten zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen. In het buitengebied van de gemeente Beuningen geldt een snelheidsregiem van 60 km/ uur. Ook hier is de Van Heemstraweg een uitzondering waar buiten de bebouwde kom 80 km/ uur de maximale snelheid is.
In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, zodat geen toetsing hoeft plaats te vinden.
5.2.2 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.3 Luchtkwaliteit
5.3.1 Beleid
Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
- negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
- mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3 % ten opzichte van de grenswaarde);
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden, nadat de EU op 7 april 2009 ontheffing heeft verleend.
NIBM-grens woningbouwlocatie, 3 % criterium:
- < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg met een gelijkmatige verkeersverdeling;
- < 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, zodat geen toetsing hoeft plaats te vinden.
5.3.2 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Wetgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (d.d. 26 mei 2009).
In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.(invloedsgebied).
Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi.
5.4.2 Provinciale risicokaart
De provinciale risicokaart informeert onder andere de inwoners van Gelderland over de risico's waarmee zij in hun leefomgeving kunnen worden geconfronteerd en hoe te handelen. Op navolgend kaartfragment van de risicokaart is te zien dat in en rondom Beuningen enkele risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen aanwezig zijn.
Uitsnede risicokaart ter hoogte van Beuningen (Bron: http://nederland.risicokaart.nl)
5.4.3 Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid gemeente Beuningen
De gemeente heeft een inventarisatie gemaakt van de aanwezige risicobronnen in de gemeente Beuningen met bijbehorende veiligheidsafstanden (Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid Beuningen, 25 maart 2008). Ook op navolgend kaartfragment van de inventarisatiekaart is te zien dat in en rondom Beuningen enkele risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen aanwezig zijn.
Uitsnede Inventarisatiekaart Nulsituatie externe veiligheid Beuningen
5.4.4 Plangebied
Inrichtingen c.q. bedrijven
Er is binnen het plangebied 1 LPG-tankstation aan de Schoenaker 3 (Aalsterveld) aanwezig met een veiligheidsrisico als bedoeld in het Bevi. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour van het LPG-vulpunt bedraagt 45 m en die van het LPG-reservoir bedraagt 25 m. Beide contouren zijn aangegeven op de verbeelding middels de aanduiding 'veiligheidszone - lpg'. Ook de afleverzuil heeft een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van 15 m, maar deze contour valt helemaal binnen de risicocontour van het LPG-vulpunt.
Op bedrijventerrein Schoenaker (buiten het plangebied) is het bedrijf InterCheM aanwezig met een veiligheidsrisico als bedoeld in het Bevi, waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt.
Oranjewoud heeft voor InterCheM een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd (nr. 166205, d.d. 13 november 2006). De onderzoeksresultaten, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zijn getoetst aan het Bevi. Het blijkt dat de situatie bij InterCheM, zoals in de QRA beoordeeld, voldoet aan het besluit. Uit de rapportage die op de provinciale risicokaart staat blijkt dat het invloedsgebied 300 m bedraagt. Bij de vaststelling van de milieuvergunning is het groepsrisico verantwoord.
De activiteiten bij InterCheM staan woonbebouwing niet in de weg. Wel kunnen de effecten van een groot incident zodanig zijn dat in een gebied met een straal van 1.600 m rond het bedrijf effecten kunnen optreden. Overigens is het niet zo dat dit hele gebied bij een incident getroffen zou worden, maar slechts een deel daarvan. Dit ligt onder andere aan de windrichting en de vorm (sigaarvorm) en grootte van de gevaarlijke stofwolk.
Royal Haskoning heeft in het kader van het masterplan uitbreiding Ewijk onderzocht (nr. 9T5053.01, d.d. 24 november 2008) wat de doorwerking was van deze inrichting op de nieuwe ontwikkelingen. Bij de berekeningen worden de bewonersaantallen, de stofgegevens, weertypen, maar ook de kans op een incident betrokken. Uit de berekeningen blijkt dat de risico's niet significant toenemen. Aangezien in het kader van dit bestemmingsplan vrijwel alleen de bestaande situatie (slechts geringe uitbreidingsmogelijkheden) wordt vastgelegd en in de situatie bij InterCheM niets wijzigt, kan aangesloten worden bij de resultaten uit dit onderzoek.
Verder zijn er geen bedrijven in de directe omgeving van het plangebied aanwezig waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Aan de noordzijde van het plangebied loopt de Van Heemstraweg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is. Harde cijfers over dit vervoer zijn niet beschikbaar. Transport kan bijvoorbeeld incidenteel plaatsvinden voor de bevoorrading van het LPG tankstation van Deest of Druten. De Wet vervoer gevaarlijke stoffen schrijft echter voor dat bevolkingskernen gemeden dienen te worden. Transport van deze aard zal slechts sporadisch voorkomen. Van een PR of GR is dus geen sprake.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water
Het plangebied is op ruim 1.250 m of meer van de Waal gelegen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze rivier is dan ook niet van invloed op onderhavig bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door een buisleiding
Aan de noordwestzijde in het plangebied liggen langs de Schoenaker 2 (hogedruk) aardgastransportleidingen. In onderstaand overzicht zijn de karakteristieken van beide leidingen weergegeven:
Leidingtype | druk | diameter | Inventarisatieafstand | Pr 10-6/jr |
A-507 | 66,2 bar | 42” | 490 m | Nihil |
A-505 | 66,2 bar | 36” | 430 m | Nihil |
Relevante leidinggegevens ondergrondse aardgastransportleidingen in het plangebied
De 10-6 plaatsgebonden risicocontour bedraagt 0 m en ligt daarmee op het hart van beide leidingen. Aangezien in het kader van dit bestemmingsplan vrijwel alleen de bestaande situatie (slechts geringe uitbreidingsmogelijkheden) wordt vastgelegd en in de situatie bij de leidingen niets wijzigt, kan ook gesteld worden dat het groepsrisico niet toeneemt. Hiermee zijn deze leidingen niet van invloed op onderhavig bestemmingsplan. Beide leidingen zijn met een dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen.
Net ten oosten van het plangebied, ter hoogte van de Verlengde Reekstraat, lopen ook 4 (hogedruk) aardgastransportleidingen. In onderstaand overzicht zijn de karakteristieken van deze leidingen weergegeven:
Leidingtype | druk | diameter | Inventarisatieafstand | Pr 10-6/jr |
A-524 | 66,2 bar | 48” | 540 m | Nihil |
A-533 | 66,2 bar | 48” | 540 m | Nihil |
N-576-01 | 40 bar | 6" | 70 m | Nihil |
A-663 | 80 bar | 48" | 580 m | Nihil |
Relevante leidinggegevens ondergrondse aardgastransportleidingen buiten het plangebied
De 10-6 plaatsgebonden risicocontour bedraagt 0 m en ligt daarmee op het hart van beide leidingen. Aangezien in het kader van dit bestemmingsplan vrijwel alleen de bestaande situatie (slechts geringe uitbreidingsmogelijkheden) wordt vastgelegd en in de situatie bij de leidingen niets wijzigt, kan ook gesteld worden dat het groepsrisico niet toeneemt. Hiermee zijn deze leidingen niet van invloed op onderhavig bestemmingsplan.
5.4.5 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.5 Milieuzonering
5.5.1 Algemeen
Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (editie 2009). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, stank). De hierin weergegeven maten zijn richtinggevend. Een afwijking is in beginsel mogelijk met dien verstande dat de afwijking dient te worden gemotiveerd. Indien gevoelige objecten binnen de contouren gelegen zijn, betekent dit dat overlast kan ontstaan vanuit de bestaande bedrijvigheid op die gevoelige functie of dat het betreffende bedrijf kan worden beperkt in de bedrijfsvoering door die gevoelige functie. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied.
Alle bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zijn naar aard en omvang per definitie passend binnen een woonomgeving. Bedrijven uit milieucategorie 3.1 en hoger worden altijd specifiek bestemd.
In onderstaande lijst worden alle bedrijven/ voorzieningen uit milieucategorie 3.1 of hoger specifiek benoemd:
Functie | Adres | SBI-code | Milieucategorie |
Sporthal met partycentrum | Leigraaf 2 | 931.A | 3.1 |
Koelhuis | Van Heemstraweg 83 - 85 | 52102, 52109 | 3.1 |
Gemeentewerf | Van Heemstraweg 95 | 381.B | 3.1 |
Aannemersbedrijf | Van Heemstraweg 87A | 41, 42, 43 | 3.1 |
Binnen de bebouwde kom kan gesteld worden dat over het algemeen de aanwezige bestaande woningen maatgevend zijn voor de mogelijkheden van bedrijven vanuit milieuoogpunt. De aanwezige bedrijven vormen geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
Er zijn in de directe omgeving (buiten het plangebied) geen (bedrijfs-) activiteiten aanwezig die in conflict komen met de woonfunctie. De aanwezige gevoelige functies in het plangebied zijn dus niet gelegen binnen een milieucirkel van een bedrijf. Evenmin zijn er in de omgeving functies gelegen die beperkingen ondervinden van het voorliggende bestemmingsplan.
5.5.2 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat het aspect milieuzonering geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.6 Mer-beoordeling
Ingevolge het gestelde in het Besluit mer moet een beoordeling of een milieueffectrapport noodzakelijk is (toepassing van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer), plaatsvinden indien de activiteit betrekking heeft op de bouw van 2000 woningen (drempelwaarde). In aanvulling op deze drempelwaarde is de beoordeling of een milieueffectrapport noodzakelijk is eveneens noodzakelijk indien niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. De vraag of een activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, wordt beoordeeld aan de hand van de selectiecriteria zoals die zijn opgenomen in bijlage 3 van de EEG Richtlijn milieu-effectbeoordeling.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie van de (planologisch) bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen worden derhalve niet mogelijk gemaakt. Geconcludeerd wordt dat er geen noodzaak is om toepassing te geven aan de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer.
5.7 Waterhuishouding
In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken. Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Stijging van de zeespiegel, en een verhoogde afvoer van de rivieren. Daarnaast blijft in laag-Nederland ook de bodem dalen. Dat alles vraagt om ruimtelijke plannen die rekening houden met deze ontwikkelingen.
Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.
5.7.1 Ligging
Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Waal, op enige afstand van de Waaldijk.
5.7.2 Randvoorwaarden
5.7.3 Huidige situatie
Oppervlaktewater
In het plangebied komen verschillende A-watergangen voor. Hieronder een overzicht van de A-watergangen (donkerblauwe arcering):
De A-watergangen lopen verspreid over het grootste deel van het plangebied, behalve het gebied direct ten oosten en ten zuiden van het centrum.
Voor het overige komt geen oppervlaktewater in het plangebied voor.
Hemelwater
Het hemelwater dat op het verhard oppervlak valt (daken en verharding) wordt afgevoerd via het gemengde stelsel, tenzij de verharding is afgekoppeld. Het overige hemelwater infiltreert vrij in de bodem.
Nieuwe ontwikkelingen
Onderhavig bestemmingsplan heeft een beheerskarakter, (grootschalige) ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. De ruimtelijke mogelijkheden beperken zich overwegend tot de realisatie en/ of uitbreiding van bestaande hoofdmassa's en bijgebouwen.
Het bestaande verharde oppervlak is significant toegenomen. Daardoor zijn er maatregelen nodig om het regenwater af te voeren. Hiervoor wordt de blauwe ader geïntroduceerd in het GRP 2013 - 2017.
Bij voorkeur wordt op eigen terrein wel voorzien in een gescheiden rioolstelsel, zodat voorgesorteerd kan worden op toekomstige aanpassingen naar een duurzaam systeem.
Watertoets
Het onderhavig bestemmingsplan heeft overwegend een beheersfunctie. Afgezien van enkele kleinschalige ontwikkelingen (bestaande planologische situatie) en (woning)uitbreidingen, zijn geen nieuwbouwmogelijkheden opgenomen. Het bestemmingsplan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
Deze waterparagraaf zal in het kader van het vooroverleg worden voorgelegd aan het waterschap. De reactie van het waterschap zal vervolgens worden verwerkt.
5.7.4 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.8 Ecologie
5.8.1 Algemeen
De uiterwaard gelegen tussen de Dijk en de Waal is aangewezen als Natura-2000 gebied 'Uiterwaarden Waal' in ontwerp op basis van de Vogelrichtlijn. Deze strook grond maakt deel uit van een omvangrijkere speciale beschermingszone die grote delen omvat van het winterbed van de Waal binnen de provincie Gelderland, meer in het bijzonder gaat het om (delen van) de uiterwaardgebieden van de gemeenten Maasdriel, Neerijnen, Tiel, Echteld, Dodewaard, Valburg, Elst, West Maas en Waal, Druten, Beuningen en Nijmegen. In totaal betreft het 4.600 ha.
Het gebied is gekwalificeerd vanwege de Kleine Zwaan, Grauwe gans, Kolgans, Smient en Kwartelkoning. Deze vogelsoorten stellen een variëteit aan gebiedseisen, waarbij bijvoorbeeld kan worden gedacht aan kleinschalige landschappen met (open) water, rietvegetaties, (drassige) weidegronden en akkers.
Het plangebied is op ruime afstand gelegen van dit natuurgebied. Het onderhavige bestemmingsplan is vooral een conserverend plan en voorziet niet in activiteiten waarvan redelijkerwijs de verwachting is dat die leiden tot significante effecten buiten en binnen het plangebied.
5.8.2 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat het aspect ecologie geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.9 Cultuurhistorie & Archeologie
5.9.1 Cultuurhistorie
De gemeente heeft een zogenaamde cultuurhistorische kenmerkenkaart opgesteld (RAAP-rapport 1603, kaartbijlage 3). Het noordelijke deel van de kern behoort tot de gebiedscategorie "oud cultuurland (vroege middeleeuwen)". Het gebied ten zuiden van de Koningstraat - Krommehoekstraat -Wilhelminalaan - Burgemeester van Suchtelenstraat behoort tot de gebiedscategorie "jong cultuurland, de velden (Volle Middeleeuwen)". Uitzondering vormt een klein gedeelte van het plangebied dat is gelegen ten oosten van de Verlengde Reekstraat. Dit behoort tot de gebiedscategorie "jong cultuurland, de broeken (Volle Middeleeuwen)".
Aan de noordwestzijde is sprake van een "restgeul". Voorts zijn nevengeulen, (voormalige) wegen of paden, boerengroen, veedriften e.d. weergegeven. Opvallend is dat deze elementen nog herkenbaar zijn in de huidige opbouw van de dorpskern en het omliggende landschap.
De volgende rijksmonumenten komen in het plangebied voor:
Straat | Huisnr. | Soort gebouw | |
Gewelf | 25A | mausoleum (zie ook Tempelstraat 10) | |
Molenstraat | 54M | standermolen De Haaghe (1774) | |
Tempelstraat | 10 | woonhuis (1838) | |
Van Heemstraweg | 55 | villa | |
Van Heemstraweg | 58 | villa | |
Wilhelminalaan | 8 | toren De Blanckenburg (15e eeuw) |
De volgende gemeentelijke monumenten komen in het plangebied voor:
Straat | Huisnr. | Soort gebouw | |
Koningstraat | 1 | boerderij | |
Molenstraat | 54 | molenhuis | |
Oude Reekstraat | 2 | boerderij | |
Tempelstraat | 2 | boerderij | |
Tempelstraat | 12 | huis en schuur | |
Van Heemstraweg | 51 | boerderij | |
Van Heemstraweg | 61 | kleine villa | |
Van Heemstraweg | 83 | kantoor/ schuur | |
Van Heemstraweg | 85 | woonhuis | |
Wilhelminalaan | 2 | boerderij | |
Wilhelminalaan | 4 | schuur | |
Wilhelminalaan | 6 | schuur | |
Wilhelminalaan | 106 | boerderij De Tinnen Gieter | |
Wilhelminalaan | 124 | boerderij/ bakhuis |
De rijksmonumenten en de gemeentelijke monumenten worden al beschermd via de Monumentenwet respectievelijk de gemeentelijke Erfgoedverordening. Om dubbele regelgeving te voorkomen is daarom geen regeling voor monumentale bebouwing opgenomen in dit bestemmingsplan.
5.9.2 Archeologie
In 1992 is op Malta een Europees Verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valletta (kortweg: Malta). Doel van Malta is om bij ruimtelijke plannen meer en beter rekening te houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden en deze, waar mogelijk, beter te beschermen. Het Verdrag van Valletta is in 1998 geratificeerd en inmiddels als wijziging van de Monumentenwet (1988) geïmplementeerd via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die per 1 september 2007 van kracht is geworden. Dit betekent dat er niet meer in de “geest” van de wet moet worden gewerkt maar dat bij elke schop die de grond in gaat, gekeken moet worden of er sprake is van archeologische waarden en/of verwachtingen. Bij van rijkswege beschermde archeologische terreinen is een vergunning nodig van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
De gemeente Beuningen heeft een archeologische beleidsadvieskaart laten vervaardigen (RAAP Archeologisch Adviesbureau, RAAP-rapport 2170, kaartbijlage 3). Deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010. Het grondgebied van de gemeente Beuningen is op de beleidsadvieskaart ingedeeld in beleidszones. Volgens deze kaart heeft het grootste gedeelte van het plangebied een hoge verwachtingswaarde en valt binnen beleidszone 3. Daarnaast komen er 2 terreinen van zeer hoge archeologische waarde (rijksmonumenten) en 2 terreinen met archeologische monumenten voor in het plangebied. Deze terreinen vallen binnen beleidszone 1 respectievelijk beleidszone 2. De zuidzijde van het plangebied heeft een middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde en valt binnen beleidszone 4. De grijze gebieden (beleidszone 5) zijn reeds verstoorde gronden of eerder onderzocht en vrijgegeven.
Onderhavig bestemmingsplan heeft overwegend een beheerfunctie. Binnen het plangebied is alleen sprake van verbouwplannen en eventueel kleine uitbreidingen, danwel de realisatie van woningen op basis van de geldende bestemmingsplannen (zoals reeds is opgemerkt is het plangebied aangemerkt als bestaand). Bij bodemingrepen groter dan 100 m2 (binnen bebouwde kom) of 120 m2 (buiten bebouwde kom) en dieper dan 30 cm moet in beleidszone 3 een onderzoek overlegd worden. In beleidszones 1 en 2 moet altijd een onderzoek overlegd worden. In beleidszone 4 moet bij bodemingrepen groter dan 2.000 m2 en dieper dan 30 cm eveneens een onderzoek overlegd worden.
Uiteraard bestaat de mogelijkheid dat bij de uitvoering van de (ver)bouwplannen toch nog archeologische vondsten worden gedaan. In dat geval geldt de verplichting conform de Monumentenwet om dit te melden bij het bevoegd gezag (de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed namens de minister). Vervolgens zal dan worden onderzocht of er archeologische waarden in het geding zijn en, indien nodig, op welke wijze de waarden zo veel mogelijk gespaard kunnen worden.
5.9.3 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
Om de archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan te borgen worden hiervoor dubbelbestemmingen opgenomen in de regels en op de verbeelding.
5.10 Leidingen
Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een rioolpersleiding van het waterschap die is bestemd als 'Leiding - Riool' en langs de Schoenaker bevindt zich een waterleiding.
Aan de westzijde van het plangebied bevindt zich een tweetal ondergrondse aardgastransportleidingen, die zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Ook in de zuidoosthoek van het bestemmingsplan is sprake van een dergelijke dubbelbestemming.
In of in de directe omgeving van het plangebied zijn, behoudens de eerder genoemde aardgastransportleidingen en de rioolpersleiding geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, gas of brandstof gelegen, die in het kader van het bestemmingsplan op de verbeelding met bijbehorende bebouwingsvrije zones dienen te worden opgenomen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de economische haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen en de uitkomsten van overleg en inspraak.
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het betreft hier een conserverend bestemmingsplan, waarin geen rechtstreekse ontwikkelingen zijn voorzien. De uitvoering van het plan blijft, behoudens personele kosten, budgetneutraal. Voor zover civieltechnische activiteiten noodzakelijk zijn, zullen deze worden opgenomen in de algemene prioriteitenstelling in het kader van het onderhoudsbudget.
6.2 Overleg
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader van het vooroverleg zal het plan onder andere besproken worden met de volgende partijen:
- Provincie Gelderland;
- Waterschap Rivierenland.
Van de provincie Gelderland is een vooroverlegreactie ontvangen. De reactie heeft betrekking op het stuk grasland ten zuiden van de T-kruising Hogewaldstraat-Haagstraat. Dit terrein is buiten de woningbouwcontour gelegen en zal derhalve een andere bestemming moeten krijgen. In het bestemmingsplan is dit gewijzigd in de bestemming "Agrarisch met waarden", aansluitend op de bestemming in het bestemmingsplan "Buitengebied".
6.3 Inspraak
Het voorontwerp-bestemmingsplan is op grond van de gemeentelijke inspraakverordening gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegd. De ingediende inspraakreacties zijn in de inspraaknota van een gemeentelijke reactie voorzien.
6.4 Zienswijzen
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de zienswijzen gedurende 6 weken voor een ieder ter visie gelegen. Gedurende deze periode zijn enkele zienswijzen ingediend. De gemeentelijke beantwoording hiervan is weergegeven in de zienswijzennota. Tevens staan hierin de ambtshalve aanpassingen weergegeven.
6.5 Handhaving
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft weinig waarde, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen toezicht en, indien nodig, handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Voor een goed handhavingsbeleid zijn 4 factoren van wezenlijk belang:
a. Voldoende kenbaarheid van het plan.
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
b. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan.
De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
c. Realistische en inzichtelijke regeling.
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De voorschriften moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is.
d. Actief handhavingsbeleid.
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de voorschriften worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. De gemeente voert een actief handhavingsbeleid. De toezichthouders van het team Vergunningen, Toezicht en Handhaving (afdeling ruimtelijke ordening) voeren het toezicht uit op de naleving van de Wabo en de Woningwet. Daartoe is de gemeente verdeeld in 21 rayons die periodiek worden bezocht, met als hoofddoel de controle van de naleving van de bestemmingsplanregels, de verleende vergunningen en het opsporen van illegale bouw. Ook wordt door de gemeentelijke afdeling Openbare ruimte mogelijk illegale bouw en gebruik in kaart gebracht en gemeld aan het team Vergunningen, Toezicht en Handhaving. Tevens is een nota integraal handhavingsbeleid opgesteld. De gemeenteraad heeft op 13 juli 2010 de nota vastgesteld. In de nota staat beschreven op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de toezicht- en handhavingstaken.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven
Bijlage 1 Nota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 1 Nota inspraak en vooroverleg