KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Groen - Landelijk Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Wonen - 1
Artikel 16 Leiding - Riool
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
Artikel 18 Waarde - Archeologie 3
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
Artikel 20 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Bouwregels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Historie
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Inleiding
3.2 Opbouw Van De Regels
3.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Nationaal Beleid
4.2 Provinciaal & Regionaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.4 Conclusie
Hoofdstuk 5 Milieu- & Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
5.2 Wegverkeerslawaai
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Milieuzonering
5.6 Mer-beoordeling
5.7 Waterhuishouding
5.8 Ecologie
5.9 Cultuurhistorie & Archeologie
5.10 Leidingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Overleg
6.3 Inspraak
6.4 Zienswijzen
6.5 Handhaving
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Wonen - 1)
Bijlage 1 Nota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 2 Nota Zienswijzen

Kern Winssen

Bestemmingsplan - Gemeente Beuningen

Vastgesteld op 03-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Kern Winssen' van de gemeente Beuningen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0209.BpKernWinssen-vadf met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;

1.6 ambachtelijk bedrijf

een bedrijfsuitoefening waarbij het werk geheel of grotendeels met de hand wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld timmerwerk, meubelmaken, schoenmaken, pottenbakken, zilversmeden e.d.) en veelal van beperkte omvang met eventueel als nevenactiviteit ondergeschikte detailhandel in ter plaatse be- en verwerkte goederen;

1.7 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk in de bodem bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bed & breakfast

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, met een absoluut maximum van zeven overnachtingen, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.10 bedrijfswoning

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.11 begane grondbouwlaag

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.12 begeleid wonen

een vorm van al dan niet zelfstandig wonen dat - in ieder geval functioneel - gekoppeld is aan een instelling van maatschappelijke zorgverlening en/of verpleging;

1.13 bestaand

  • t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of geringere afmetingen visueel onderscheid;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag

een begane grond of hoger gelegen verdieping, waarbij ruimten in de kap zonder zelfstandige functie niet worden meegerekend;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 bouwwijze

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:

  1. a. onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  2. b. onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  3. c. onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
  4. d. onder 'gestapeld' wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.27 coffeeshop

een bedrijf dat tot hoofdzaak heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geluidzoneringsplichtige inrichtingen

bedrijven die op grond van de Wet geluidhinder zijn aangewezen als categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

1.32 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

Hierbij worden de volgende vormen van horeca onderscheiden:

horeca categorie 1:

een café, eetcafé, grand café, bar, pub, taverne dat wil zeggen een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;

horeca categorie 2:

brasserie, bistro, lunchroom, ijssalon, broodjeszaak, koffiehuis (geen coffeeshop), theehuis, konditorei, café-restaurant, restaurant, detailhandel ondersteunende horeca, dat wil zeggen een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken c.q. snel serveren van kleine en/of grote maaltijden, broodjes, hapjes, ijs en gebak, waarbij het verstrekken van dranken, in de vorm van koffie, thee, frisdranken en zwak-alcoholische dranken, daaraan ondergeschikt is;

horeca categorie 3:

cafetaria, snackbar, afhaalrestaurant, fastfood, dat wil zeggen een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleinere etenswaren voor consumptie ter plaatse dan wel elders, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken, in de vorm van koffie, thee, frisdranken en zwak-alcoholische dranken;

horeca categorie 4:

hotel, motel, dat wil zeggen een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;

horeca categorie 5:

zalencentrum, partycentrum, dat wil zeggen een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en besloten partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen, en tot het houden van activiteiten in het kader van het verenigingsleven, waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;

horeca categorie 6:

discotheek, bar-dancing, dat wil zeggen een bedrijf dat is gericht op het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren en met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie, gedurende de avond en de nacht;

horeca categorie 7:

coffeeshop, dat wil zeggen een bedrijf dat tot hoofdzaak heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken;

1.34 kantoor

het bedrijfsmatig houden van kantoor en het verlenen van administratieve diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder vergaderaccommodatie ten behoeve van de aanwezige kantoorfunctie;

1.35 langzaamverkeersroutes

routes voor ongemotoriseerd verkeer, scootmobielen, wandelaars, skeeleraars, en dergelijke, daarbij behorende bermen en straatmeubilair;

1.36 maatschappelijke voorziening

voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, religie, onderwijs, (kinder)dagopvang, naschoolseopvang en opvoeding;

1.37 mantelzorg

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een op dat perceel wonende huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

1.38 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.39 ondersteunende horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.40 praktijkruimte

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verlenen van medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee gelijk te stellen diensten;

1.41 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.42 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.43 seksinrichting

een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk pornografische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van pornografische en/of erotische aard plaatsheeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht dan wel bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot seksuele handelingen;

1.44 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel;

1.45 waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.;

1.46 woning

een complex van ruimten, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduidingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein.

2.7 peil

de hoogte gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven uit categorie 1 of 2 van Bijlage 1 Lijst van bedrijven, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de onderstaande aanduidingen tevens de onderstaande bedrijven toe zijn gestaan;
      • 'specifieke vorm van bedrijf - 1'; een grond-, weg en waterbouwbedrijf, een loon- en sloopwerkbedrijf, een transportbedrijf en een bedrijf gericht op de verhuur van kraan- en grondverzetmachines;
      • 'specifieke vorm van bedrijf - 2'; een metaalbewerkings- en constructiebedrijf;
      • 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf'; een transportbedrijf;
      • 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats'; een constructiewerkplaats;
      • 'specifieke vorm van bedrijf - aannemers- en bouwbedrijf'; een aannemers- en bouwbedrijf;
      • 'specifieke vorm van bedrijf - hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf'; een hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf;
  2. b. detailhandel, met inachtneming van het bepaalde in 4.4.1;
  3. c. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met dien verstande dat:
    1. 1. detailhandel uitsluitend is toegestaan op de begane grondbouwlaag;
    2. 2. een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  2. b. dienstverlening, met dien verstande dat:
    1. 1. dienstverlening uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    2. 2. dienstverlening uitsluitend is toegestaan op de begane grondbouwlaag;
  3. c. wonen, met dien verstande dat:
    1. 1. wonen uitsluitend is toegestaan op de verdieping(en) boven de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
    2. 2. per bouwperceel maximaal één woning is toegestaan, danwel zoveel meer als bestaand indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds meerdere woningen aanwezig zijn;
    3. 3. in afwijking van het bepaalde in sub 1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wonen ook op de begane grond is toegestaan in de vorm van maximaal één bedrijfswoning.

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. praktijkruimten;
  5. e. wonen, met dien verstande dat:
    1. 1. wonen uitsluitend is toegestaan op de verdieping(en) boven de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
    2. 2. per bouwperceel maximaal één woning is toegestaan, danwel zoveel meer als bestaand indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds meerdere woningen aanwezig zijn.

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. kademuren;
  3. c. keerwanden;
  4. d. kunstwerken;
  5. e. langzaamverkeersroutes;
  6. f. in- en uitritten;
  7. g. nutsvoorzieningen en telecommunicatie;
  8. h. parken;
  9. i. plantsoenen;
  10. j. speelplekken;
  11. k. voorzieningen voor de verkeersgeleiding;
  12. l. water, waterafvoer en waterbeheer;
  13. m. hondenuitlaatplaatsen;
  14. n. een muziektent, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - muziektent';

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Groen - Landelijk Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landelijk groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grasvelden;
  2. b. weilanden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. tuinen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' uitsluitend horeca uit horecacategorie 1, 2 en 3 is toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 5' uitsluitend horeca uit horecacategorie 1, 2, 3 en 5 is toegestaan;
  2. b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  3. c. zorginstelling, waaronder medebegrepen tehuizen en begeleid wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
  4. d. een molen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen';
  5. e. ondersteunende horeca;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. fiets- en voetpaden;
  2. b. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  3. c. kademuren;
  4. d. keerwanden;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. oeververbindingen (bruggen);
  7. g. parkeervoorzieningen;
  8. h. verblijfsgebied;
  9. i. verkeersvoorzieningen;
  10. j. waterlopen;
  11. k. wegen, straten en paden;
  12. l. wegverkeer;
  13. m. hondenuitlaatplaatsen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. oeververbindingen (bruggen);
  2. b. in- en uitritten;
  3. c. oever;
  4. d. sluis;
  5. e. aanlegsteiger;
  6. f. stuw;
  7. g. vaarweg;
  8. h. vijver;
  9. i. water;
  10. j. waterberging;
  11. k. waterkering;
  12. l. waterstaat;
  13. m. waterhuishouding;
  14. n. waterlopen en waterpartijen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. dienstverlening, met dien verstande dat:
    1. 1. dienstverlening uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    2. 2. dienstverlening uitsluitend is toegestaan op de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
  3. c. detailhandel, met dien verstande dat:
    1. 1. detailhandel uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    2. 2. detailhandel uitsluitend is toegestaan op de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
  4. d. kantoor, met dien verstande dat:
    1. 1. een kantoor uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    2. 2. een kantoor uitsluitend is toegestaan op de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
  5. e. een beeldentuin, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beeldentuin';
  6. f. een atelier en praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  7. g. een cateringbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - cateringbedrijf';
  8. h. een verhuurbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verhuurbedrijf';
  9. i. een taxibedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - taxibedrijf';
  10. j. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in lid 14.4.2.;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Specifieke gebruiksregels

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Wonen - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Specifieke gebruiksregels

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Leiding - Riool

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding, één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties en zonering van 50 m rondom monumenten.

17.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:
    1. 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
    2. 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;
    3. 3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
    4. 4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:

  1. a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 op te nemen, indien uit nader onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een middelhoge en lage archeologische verwachting.

18.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2000 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:
    1. 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
    2. 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;
    3. 3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
    4. 4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:

  1. a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 op te nemen, indien uit nader onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering alsmede voor de instandhouding en versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de dijk.

19.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Artikel 20 Waterstaat - Waterlopen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie.

20.2 Bouwregels

Op de als 'Waterstaat - Waterlopen' aangeduide gronden mogen uitsluitend worden opgericht andere bouwwerken ten behoeve van de doeleinden omschreven in 20.1, met dien verstande dat het bouwen van aanlegsteigers niet is toegestaan.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie en waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag, alvorens een vergunning te verlenen, advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Bouwregels

22.1 Ondergeschikte bouwdelen

22.2 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, het volgende:

  1. a. indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

23.1 Vrijwaringszone molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduidingen "vrijwaringszone - molenbiotoop 100 m" en "vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m"gelden, aanvullend op de voor deze gronden aangegeven bestemmingen, nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van de waarde als landschapsbepalend element.

23.2 Vrijwaringszone - dijk 1

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.
  2. b. Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' mag niet worden gebouwd.
  3. c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub b, met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    2. 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

23.3 Vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

24.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 24.1 met maximaal 10 %.

24.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanKern Winssen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Hierbij is het per 1 januari 2010 verplicht om plannen digitaal vast te stellen en beschikbaar te stellen. Verder stelt de nieuwe Wro dat bestemmingsplannen verplicht zijn voor het hele gemeentelijke grondgebied. Dus niet meer, zoals voorheen, alleen voor het buitengebied. Daarnaast moeten deze plannen elke 10 jaar opnieuw worden vastgesteld. (actualiseringsplicht).

Het gemeentelijke bestemmingsplannen-bestand is de laatste jaren voor het grootste deel geactualiseerd, maar bevat nog plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Daarnaast bereikt een aantal geactualiseerde plannen ook opnieuw de leeftijd van 10 jaar. Alle bestemmingsplannen die op 1 juli 2003 onherroepelijk waren moeten, volgens artikel 9.1.4 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, uiterlijk op 1 juli 2013 zijn herzien, of in procedure zijn genomen. Daarom is een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld om het gehele bestand te actualiseren, en actueel te houden, zoals de wet voorschrijft. Dit PvA is op 5 oktober 2010 vastgesteld in de gemeenteraad.

Elke herziening start met het vaststellen van de kaderstellende beleidsuitgangspunten die specifiek zijn voor het betreffende gebied. Het gaat daarbij om de grote gemene deler die op elk woongebied van toepassing kan worden verklaard. Aanvullend zijn op basis van deze kaderstellende beleidsuitgangspunten meer specifieke beleidsuitgangspunten voor de thema's 'aan huis gebonden beroepen', 'mantelzorg' en 'bebouwingsmogelijkheden' opgesteld. De gemeenteraad heeft deze uitgangspunten op 14 juni 2011 vastgesteld.

Met onderhavig bestemmingsplan wordt een actuele en uniforme regeling verkregen voor de bestaande kern van Winssen inclusief het (buiten)gebied ten noorden van de Van Heemstraweg.

Voorliggend bestemmingsplan heeft primair een beheersfunctie, dat wil zeggen het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige situatie. Nieuwe ontwikkelingen zijn van ondergeschikte aard en beperken zich voornamelijk tot reeds bestaande realisatiemogelijkheden van enkele woningen (conform vastgestelde bestemmingsplannen) en het bieden van uitbreidingsmogelijkheden voor de bestaande bebouwing.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied omvat de kern Winssen en een deel van het omringende buitengebied ten noorden van de Van Heemstraweg. De navolgende afbeelding bevat een luchtfoto waarop met rood de begrenzing van het plangebied is aangeduid. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan:

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BpKernWinssen-vadf_0001.png"

1.3 Geldende Plannen

De juridisch-planologische basis voor het plangebied wordt gevormd door een aantal grotere en kleinere bestemmings- en herzieningsplannen en/ of delen van bestemmingsplannen. De plangrenzen van de vigerende plannen komen namelijk niet volledig overeen met de plangrens in het voorliggende bestemmingsplan. Gronden die ten tijde van het vorige bestemmingsplan tot het buitengebied werden gerekend worden nu tot de bebouwde kom gerekend en vice versa. Voor het plangebied vigeren de volgende (delen van) plannen en worden door het voorliggende bestemmingsplan (deels) vervangen:

Naam plan Vaststellingsdatum Goedkeuringsdatum
Bestemmingsplan Buitengebied Ewijk 19 februari 1974 22 januari 1975
Bestemmingsplan De Bongerd 18 juni 1979 16 juli 1980
Bestemmingsplan Kern Winssen 7 december 1982 1 november 1983
Bestemmingsplan De Bongerd herziening I 17 mei 1983 8 november 1983
Bestemmingsplan De Bongerd II 14 mei 1985 28 april 1986
Bestemmingsplan kern Winssen deelplan 3 25 juni 1985 8 december 1986
Bestemmingsplan kern Winssen deelplan 1 3 september 1985 11 maart 1986
Bestemmingsplan Kern Winssen westelijk deel 17 december 1985 11 augustus 1986
Bestemmingsplan De Bongerd herziening 2 17 december 1985 16 mei 1986
Bestemmingsplan kern Winssen deelplan 4 18 november 1986 30 januari 1987
Bestemmingsplan kern Winssen deelplan 5 8 september 1987 12 januari 1988
Bestemmingsplan bedrijventerrein Winssen 5 januari 1988 24 maart 1988
Bestemmingsplan kern Winssen herziening Van Heemstraweg 74 5 juli 1988 5 juli 1988
Bestemmingsplan bedrijventerrein Winssen herziening 1989 11 juli 1989 25 september 1989
Bestemmingsplan kern Winssen t.b.v. de supermarkt aan de Leegstraat 30 januari 1990 11 mei 1990
Bestemmingsplan kern Winssen westelijk deel herziening Molenstraat 28 7 januari 1992 27 maart 1992
Bestemmingsplan kern Winssen herziening Molenstraat 16 31 maart 1992 19 mei 1992
Bestemmingsplan kern Winssen herziening t.b.v. bouwplan aan de Notaris Stephanus Roesstraat 26 mei 1992 10 augustus 1992
Bestemmingsplan kern Winssen woningbouw aan de Geerstraat 1 december 1992 22 maart 1993
Bestemmingsplan kern Winssen deelplan 1 herziening t.b.v. postagentschap 2 februari 1993 30 maart 1993
Bestemmingsplan kern Winssen herziening Notaris Stephanus Roesstraat 28 22 juni 1993 1 oktober 1993
Bestemmingsplan kern Winssen woningbouw aan de Ir. Van Stuivenbergweg 13 september 1994 24 oktober 1994
Bestemmingsplan kern Winssen herziening Roberto Sarto/ De Paulus 8 november 1994 29 mei 1995
Bestemmingsplan supermarkt Leegstraat kern Winssen 21 mei 1996 15 augustus 1996
Bestemmingsplan Buitengebied 1997 22 april 1997 2 december 1997
Bestemmingsplan noordzijde Hanemansestraat Kern Winssen 3 juni 1997 16 december 1997
Bestemmingsplan terrein N.H. Kerk kern Winssen 1 juli 1997 20 januari 1998
Bestemmingsplan De Bongerd-Zuid 21 oktober 2008 5 juni 2009
Bestemmingsplan Leegstraat perceel tussen 10 en 12 14 juli 2009 n.v.t.

Tevens worden alle onherroepelijke vrijstellings- en projectbesluiten en buitenplanse omgevingsvergunningen in dit bestemmingsplan opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Om te komen tot een planologische opzet die zoveel mogelijk recht doet aan de specifieke karakteristiek van het plangebied, rekening houdend met bestaande rechten, flexibiliteit biedt voor de gebruikers/bewoners van het gebied en tevens aansluit bij de uitgangspunten van rechtszekerheid, uniformiteit en toegankelijkheid, is aan het daadwerkelijke opstellen van het bestemmingsplan een zorgvuldig traject vooraf gegaan.

In eerste instantie heeft een inventarisatie en bestudering plaatsgevonden van de vigerende bestemmingsplannen. Daarna is aan de hand van bronnenonderzoek nagegaan welke functies binnen de respectievelijke deelplannen aanwezig zijn. Met deze achtergrondinformatie is vervolgens gekeken in hoeverre informatie en praktijk overeenkomen. De veldinventarisatie, in combinatie met een beleidsinventarisatie en literatuurstudie, vormen de basis voor deze toelichting.

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Achtereenvolgens komen de historie van de kern, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur van het plangebied aan de orde.
  • In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling is vormgegeven;
  • In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;
  • In hoofdstuk 5 komen de uitkomsten van de onderzoeken aan de orde met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten als geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, bedrijven (milieuzonering), waterhuishouding, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en leidingen;
  • In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de resultaten uit inspraak en overleg aan de orde.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Historie

Het dorp Winssen is de kleinste kern binnen de gemeente Beuningen met een inwoneraantal van circa 2.035 per januari 2012. Van oorsprong behoorde Winssen tot de gemeente Ewijk. Nadat in 1980 de gemeenten Beuningen en Ewijk zijn samengevoegd ontstond de huidige gemeente Beuningen. Winssen vormt de meest westelijke dorpskern van de gemeente.

De ruimtelijke structuur van het dorp is in hoofdlijnen nog gelijk aan die van rond 1900. De karakteristiek van het dorp Winssen wordt in belangrijke mate bepaald door de ligging in een afwisselend open landelijk landschap met dijken, uiterwaarden, rivieren, polders en boomgaarden. Het dorp is ontstaan op een stroomrug langs de Waal. Winssen bestond van oorsprong voornamelijk uit verspreid liggende boerderijen en boomgaarden. Verspreid over de bebouwde kom zijn hiervan nog voorbeelden aanwezig.

De kern is vervolgens gegroeid langs een handvormig vertakt stelsel van wegen, waarbij met name de Molenstraat en de Notaris Stephanus Roesstraat een belangrijke rol vervullen. Vanuit deze straten zijn dwarsverbindingen (onder andere Leegstraat/ Geerstraat) ontstaan met het zuidelijker gelegen komgebied. In de loop van de jaren zijn deze linten, door afsplitsing van huiskavels, verdicht met hoofdzakelijk vrijstaande woningen.

Om en nabij de R.K. Kerk (de Heilige Antonius van Padua) aan de Notaris Stephanus Roesstraat ontwikkelde zich ook een dorpscentrum, echter zonder winkelstructuur.

Na de Tweede Wereldoorlog zijn gebieden tussen de linten ontwikkeld ten behoeve van woningbouw. Deze uitbreidingen zijn beperkt van omvang. Hierbij zijn ook enkele open plekken gehandhaafd, in gebruik als boomgaard of weiland en is de dorpsstructuur herkenbaar gebleven. In verband met de aanleg van de Van Heemstraweg hebben de uitbreidingen met name aan de zuidzijde van de lintbebouwing plaatsgevonden.

Een van de laatste grotere woningbouwuitbreidingen is in de jaren tachtig gefaseerd gerealiseerd aan de zuidzijde van de Kennedysingel (tussen de Leegstraat en de Notaris Stephanus Roesstraat) tegen de toentertijd bestaande woonbebouwing van het dorp Winssen.

De meest recente uitbreiding binnen het dorp Winssen bevindt zich min of meer achter de monumentale N.H. Kerk aan de Notaris Stephanus Roesstraat nr. 11 en is eind jaren negentig (14 woningen) gerealiseerd. Ten westen van de Leegstraat is op dit moment de woningbouwlocatie De Bongerd-Zuid (ook bekend als de Fruithof) in ontwikkeling.

Verspreid over het dorp worden nog enkele woningen gerealiseerd. Het betreft kleinschalige invullingen op basis van particuliere initiatieven, passend binnen de aanwezige structuur.

2.2 Ruimtelijke Structuur

2.2.1 Landschap

Het dorp Winssen ligt tussen de kernen Ewijk en Deest ten noorden van de Van Heemstraweg, de doorgaande weg die de dorpen tussen Nijmegen en Zaltbommel in het noordelijk deel van het Land van Maas en Waal met elkaar verbindt. Winssen is de meest westelijke kern van de gemeente Beuningen, ten westen van de A50.

Hoewel Winssen aan de Waal is gelegen, ligt de rivier op enige afstand van het dorp zelf. Aan de noordkant van de kern ligt de hoge Waalbandijk met daarachter de Winssensche Waarden. In deze uiterwaard zal zandwinning plaatsvinden. Het eindbeeld na herinrichting is een dynamische uiterwaard, doorsneden door een nevengeul met vertakkingen. Door ontkleiing, zandwinning en natuurlijke rivierafzetting wordt het landschap verder vormgegeven. Door spontane bosontwikkeling ontstaat een verschil in open en gesloten delen. Ook ten zuiden van de kern zal, tussen de Van Heemstraweg en de N322, zandwinning plaatsvinden. Hier zal in vergelijking met de uiterwaard een groter gebied worden ontgraven en heringericht.

Parallel aan de Waal is in de loop van de tijd een landschap ontstaan bestaande uit de rivier met uiterwaarden, een verdichte stroomrug met het dorp en boomgaarden en de open komgronden (ontwaterd door de Oude Wetering) ten zuiden van het dorp. Loodrecht op de stroomrug zijn “zijlijnen” in het landschap ontstaan, als verbinding tussen de stroomrug en de komgronden. Voorbeelden zijn de Betenlaan/ Leegstraat, de Deijnschestraat en de Geerstraat. De bebouwing langs de linten en de dwarsverbindingen markeert ter plaatse van de kruispunten met de Van Heemstraweg de entrees tot het dorp.

Een aantal van deze lijnen is in latere periode verder doorgetrokken in het komgebied. In noordelijke richting sluit de Leegstraat aan op het Kerkpad, waardoor van oorsprong een snelle verbinding aanwezig was vanuit het landelijk gebied met de kerk in het dorp. De Leegstraat wordt begeleid door een groenstrook, zodat ook een fysieke, groene relatie ontstaat tussen het buitengebied en de kern.

2.2.2 Stedenbouwkundige structuur

2.2.3 Verkeersstructuur

Winssen heeft als belangrijke doorgaande weg de Van Heemstraweg ten zuiden van de kern. Deze weg vormt de verbinding naar Druten in westelijke en naar Beuningen en Nijmegen in oostelijke richting. Vanuit de Van Heemstraweg kan het dorp bereikt worden via de Leegstraat en de Notaris Stephanus Roesstraat. Tevens bieden de Molenstraat vanuit het westen en de Ingenieur Van Stuivenbergweg vanuit het oosten toegang tot Winssen.

Aan de noordzijde grenst Winssen aan de Waalbandijk. Deze dijk is verboden voor gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van bestemmingsverkeer. Daarentegen maakt veel (recreatief) fietsverkeer gebruik van deze dijk. Over de Notaris Stephanus Roesstraat lopen 2 recreatieve fietsroutes.

Langs de Van Heemstraweg liggen vrijliggende fietspaden. Ter plaatse van de kruising met de Leegstraat zijn oversteekvoorzieningen voor langzaam verkeer aanwezig. Tevens zal het kruispunt van de Van Heemstraweg met de Plakstraat / Notaris Stephanus Roesstraat heringericht worden met enkele snelheidsremmende maatregelen.

Afgezien van enkele doorsteken in de woonbuurten (De Bongerd) en het kerkpad zijn voor het overige geen specifieke voorzieningen voor langzaam verkeer aanwezig in het dorp.

De hele kern is een 30 km-zone met beperkte hoeveelheden verkeer.

2.2.4 Groenstructuur

In Winssen is geen duidelijke groenstructuur aanwezig. In de dorpskern zijn enige (voormalige) agrarisch gronden aanwezig die met de bebouwing vervlochten zijn. De meest beeldbepalende is de boomgaard bij de R.K. Kerk. Daarnaast is veelvuldig zicht op het buitengebied en de Waaldijk mogelijk. Verder zijn met name langs de bebouwingslinten enkele ruime percelen aanwezig. Ondanks de compacte opbouw van enkele buurten, heeft het dorp hierdoor een groene uitstraling.

Het plein bij de R.K. Kerk is de grootste openbare verblijfsruimte van het dorp. Het is een relatief groot plein dat met bomen is omzoomd. Deels heeft het tevens een groene invulling. Ook het pleintje ten noorden van de R.K. Kerk heeft een groene inrichting. Afgezien van het muziekpodium heeft het meer een beeld- dan een gebruiksfunctie. Ten noorden hiervan is de begraafplaats gelegen.

Ten zuidoosten van de school (ten zuiden van de R.K. Kerk) is een trapveld aanwezig. Nabij de aansluiting van de Notaris Stephanus Roesstraat is een pleintje aanwezig. Het doet voornamelijk dienst als parkeervoorziening.

Over het algemeen is het aantal bomen in de woonstraten beperkt. Uitzondering wordt gevormd door een deel van de Molenstraat, Leegstraat, Kennedysingel, Notenboomgaard en delen van de Notaris Stephanus Roesstraat. Langs (delen van) deze straten verfraaiien bermen met bomen het straatbeeld en ondersteunen de cultuurhistorische structuur ter plaatse van de bebouwingslinten. De Leegstraat vormt daarbij een goene verbinding vanuit het buitengebied tot aan de kerk.

De beeldentuin aan de noordwestzijde van het dorp is privébezit, maar openbaar toegankelijk. De besloten tuin is een fraaie aanvulling op de aanwezige verblijfsruimten in het dorp.

2.2.5 Waterstructuur

De kern Winssen is ontstaan op een stroomrug langs de Waal. Hierdoor is het aantal watergangen in de dorpskern relatief beperkt. Binnen de plangrenzen gaat het om watergangen langs de Molenstraat, de Ingenieur van Stuivenbergweg en om het perceel Notaris Stephanus Roesstraat nr. 31.

Verder zijn enkele watergangen aanwezig aan de achterzijde van (voormalige) agarische percelen (Geerstraat, Molenstraat en Notaris Stephanus Roesstraat/ Notenboomgaard), die in verbinding staan met watergangen in het buitengebied. Een aantal van deze watergang is aangewezen als A-watergang. Het betreft de watergangen aan de achterzijde van de percelen langs de Geerstraat, achter Molenstraat nr. 4, de watergang centraal tussen de Geerstraat en Leegstraat en de watergang vanaf het semi-agrarisch perceel tussen de Notaris Stephanus Roesstraat en De Bongerd richting de Van Heemstraweg.

Naast deze watergangen is er geen open water aanwezig in het plangebied.

2.3 Functionele Structuur

In Winssen is geen sprake van een duidelijk dorpscentrum met bijbehorende voorzieningen. Voor de bijzondere c.q. exclusieve voorzieningen is men in principe aangewezen op omliggende grotere plaatsen.

De niet-woonfuncties in de dorpskern liggen verspreid over het plangebied. Daarbij is op kleine schaal wel sprake van enige concentratie rondom de R.K. Kerk en de (historische) bebouwingslinten. Ook kan min of meer gesproken worden van een centrale noord-zuid gerichte voorzieningenzone door de aanwezigheid van ontmoetingscentrum, kerk, school, verzorgingscentrum, bank en supermarkt.

Om en nabij de R.K. Kerk bevindt zich een dorpscentrum zonder winkels, behoudens een winkel in Woninginrichting. Langs de bebouwingslinten is naast wonen een verscheidenheid aan functies aanwezig als horeca, detailhandel en enkele kleinschalige bedrijven. Het voormalig (Rabo)bankgebouw aan de Notaris Stephanus Roesstraat nr. 17a is verbouwd tot 4 appartementen en een kapsalon.

Verspreidt in het woongebied is ook sprake van enige beroepen of bedrijven aan huis. Dit zijn kleinschalige functies, passend binnen de woonomgeving. De woonfunctie blijft hierdoor overheersen.

Meer naar de randen van het dorp zijn enkele grotere bedrijven aanwezig. Deze bedrijven zijn over het algemeen gevestigd op voormalig agrarische percelen en zijn door de groei van het dorp hier in de loop van de tijd onderdeel uit van gaan maken.

Ten oosten van de aansluiting van de Notaris Stephanus Roesstraat op de Van Heemstraweg is sprake van een kleinschalig bedrijventerrein. Doordat de (bedrijfs)woningen gericht zijn op de Notaris Stephanus Roesstraat ontstaat een meer gemengd gebied, dat ook beter past binnen het ruimtelijke beeld en het schaalniveau van dit (historische) lint.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan reguleert het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het plan biedt het gemeentebestuur een basis voor handhaving, indien op een bepaalde locatie activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met het bestemmingsplan en uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk worden geacht.

Het bestemmingsplan vormt een belangrijk toetsingskader bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwaanvragen kunnen rechtstreeks worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan. Overigens neemt het bevoegd gezag bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen eveneens het Bouwbesluit en de bouwverordening in acht. Tenslotte wordt getoetst aan eisen van welstand.

In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de regels. De verbeelding en de regels dienen in samenhang met elkaar te worden begrepen.

Met ingang van 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Op basis van deze wet, is in het bestemmingsplan de benaming van enkele begrippen veranderd en geldt een aantal standaardbepalingen. In de regels zijn daarnaast wettelijk voorgeschreven bepalingen opgenomen inzake het overgangsrecht en een anti-dubbeltelregel.

Een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling zijn niet meer in de regels opgenomen: in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1 een algemeen gebruiksverbod voor gebruik in strijd met de bestemming opgenomen, alsmede een strafbaarstelling voor overtreding van het verbod.

De verbeelding en de regels zijn voorts opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) en de digitale eisen die vanaf 1 januari 2010 aan bestemmingsplannen gesteld worden. In deze standaard is de opzet van de regels en de benaming en verbeelding van bestemmingen en diverse functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen bindend voorgeschreven.

3.2 Opbouw Van De Regels

In deze paragraaf wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven.

Het betreft hier de volgende aspecten:

  • verantwoording;
  • planvorm;
  • systematiek;
  • bestemmingen;
  • specifieke elementen;
  • overig.

De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: “Inleidende regels”bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.

Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2008), voor zover deze relevant zijn voor het betreffende artikel:

  • Bestemmingsomschrijving

Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);

  • Bouwregels

In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen;

  • Afwijken van de bouwregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels;

  • Specifieke gebruiksregels

In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;

  • Afwijken van de gebruiksregels

Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;

  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

In deze bepaling is opgenomen voor welke werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vereist is.

Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelregel zijn de volgende bepalingen opgenomen:

  • Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden. In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan. Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.

  • Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels is een regeling opgenomen voor de molenbiotoop van de Beatrixmolen.

Vrijwaringszone - Molenbiotoop

Ten behoeve van het waarborgen van de windvang van de molen is in het bestemmingsplan een directe beschermingsregeling opgenomen, die is afgestemd op de algemeen gangbare formule om molenbiotopen te berekenen, zoals deze voorheen was opgenomen in de Gelderse Molenverordening. Met het regelen van de molenbiotoop wordt tevens voldaan aan het bepaalde in artikel 22 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Voor uitleg over de biotoopformule wordt verwezen naar subparagraaf 4.2.2.

In de regels wordt onderscheid gemaakt tussen het gebied tot 100 m van de molen en het gebied daarbuiten. De maximale bouwhoogte tot 100 m vanaf de molen bedraagt de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, zijnde 3,3 m ten opzichte van het maaiveld ter hoogte van de voet van de molen. Vanaf 100 m loopt de maximaal toegestane bouwhoogte langzaam op, en wordt de hoogte berekend aan de hand van de biotoopformule.

Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de maximaal toegestane hoogte op basis van de molenbiotoop indien blijkt dat door het bouwwerk de molenbiotoop niet wordt aangetast, bijvoorbeeld in het geval de windvang al wordt verstoord door bebouwing tussen het te bouwen bouwwerk en de molen. Alvorens de vergunning te verlenen wordt advies ingewonnen bij een deskundige hieromtrent.

Naast het oprichten van bebouwing kan ook het aanleggen van opgaande beplanting leiden tot een verslechtering van de molenbiotoop. Daarom is, overeenkomstig de molenverordening, een omgevingsvergunningstelsel opgenomen teneinde het planten van opgaande beplanting omgevingsvergunningplichtig te maken.

Vrijwaringszone - Dijk 1 en 2

De beschermingszone van de Dijk is voorzien van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1'. Binnen dit gebied is het bouwen van bouwwerken slechts toegestaan middels een binnenplanse afwijking, waarbij het waterschap wordt gehoord. De aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' heeft betrekking op de buitenbeschermingszone, hieraan is geen inhoudelijke regeling gekoppeld.

Hoofdstuk 4:“Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de bestemmingsplanbepalingen, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:

  • Overgangsrecht:

In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige bestemmingsplan. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van twee jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10 %. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het overgangsrecht.

Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd.

Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor het onderhavige bestemmingsplan ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.

  • Slotregel:

In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.

3.3 Bestemmingen

Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

Agrarisch

Aan de zuid- en westzijde van Winssen zijn enkele agrarische percelen aanwezig, deze zijn bestemd als 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Bedrijf

Verspreid over Winssen is bedrijvigheid aanwezig, deze bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijf'.

Het uitgangspunt van de bestemming “bedrijf” is dat bedrijven zijn toegestaan tot maximaal categorie 2 uit de als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit zijn bedrijven die weinig overlast veroorzaken en daardoor te combineren zijn met de woonfuncties in de omgeving.

Binnen Winssen zijn echter ook bedrijven aanwezig uit hogere milieucategorieën (3.1 en 3.2) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Om deze bedrijven niet weg te bestemmen zijn deze op de verbeelding voorzien van een specifieke aanduiding, namelijk de volgende:

  • 'specifieke vorm van bedrijf – 1', voor het bedrijf aan de Geerstraat 3a. Binnen dit aanduidingsvlak is een grond-, weg en waterbouwbedrijf, een loon- en sloopwerkbedrijf, een transportbedrijf en een bedrijf gericht op de verhuur van kraan- en grondverzetmachines toegestaan;
  • 'specifieke vorm van bedrijf – 2', voor het bedrijf aan de Geerstraat 5. Binnen dit aanduidingvlak is een metaalbewerkings- en constructiebedrijf toegestaan;
  • 'specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf', voor een transportbedrijf aan de Ingenieur van Stuivenbergweg en een transportbedrijf aan de Molenstraat;
  • 'specifieke vorm van bedrijf - aannemers- en bouwbedrijf'; voor een aannemers- en bouwbedrijf aan de Molenstraat;
  • 'specifieke vorm van bedrijf - hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf'; voor een hoveniers/groenvoorzieningsbedrijf aan de Geerstraat;

Ter plaatse van deze aanduidingen zijn zowel de bestaande, aangeduide bedrijven toegestaan, alsmede bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de genoemde milieucategorieën teneinde bedrijven toe te staan welke ontbreken op de bedrijvenlijst, danwel zich in een hogere milieucategorie bevinden, en die geen onevenredige inbreuk maken op het woon- en leefmilieu van de omgeving.

Uitgangspunt binnen de bestemming 'bedrijf' is dat detailhandel niet is toegestaan, hierop bestaan echter de volgende uitzonderingen:

  • detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen;
  • detailhandel bij een garagebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – garagebedrijf';
  • (ondergeschikte) detailhandel in straatstenen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'.

Bedrijf – Nutsvoorziening

De grote nutsvoorzieningen binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Op de verbeelding is voor de gebouwen een bouwvlak opgenomen waarbinnen de nutsgebouwen zijn toegestaan. De bouwhoogte van de nutsgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m, met dien verstande dat indien in een bouwvlak de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is opgenomen de aangeduide bouwhoogte als maximum geldt.

Detailhandel

Detailhandel binnen het plangebied is bestemd als 'Detailhandel'. Voor een supermarkt geldt dat deze uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt'. Deze aanduiding is in Winssen opgenomen voor de supermarkt aan de Leegstraat.

Op de verdieping van het hoofdgebouw is wonen toegestaan, zowel in de vorm van een bedrijfswoning als in de vorm van een normale woning.

Een aparte woning op de begane grond is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Gemengd

De bestemming 'Gemengd' is opgenomen voor panden waar enige functiemenging is toegestaan. De volgende functies zijn toegestaan:

  1. a. detailhandel;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. praktijkruimten;
  5. e. wonen.

Op de verdieping van het hoofdgebouw is wonen toegestaan, zowel in de vorm van een bedrijfswoning als in de vorm van een normale woning.

Een aparte woning op de begane grond is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Groen

Deze bestemming is bestemd voor groen en bijbehorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, voet- en fietspaden et cetera.

Binnen de bestemming mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut (uitsluitend binnen een bouwvlak) en andere bouwwerken worden gebouwd, zoals speeltoestellen, prullenbakken, wegwijzers, banken en degelijke.

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen teneinde hondenuitlaatplaatsen en/ of jongerenontmoetingsplaatsen op te richten.

Groen – Landelijk Groen

De bestemming 'Groen - Landelijk groen' is opgenomen voor de binnen het plangebied voorkomende weilanden en andere voormalige agrarische gronden en tuinen. Het gebruik van deze gronden dient hobbymatig te zijn.

Horeca

Horecabedrijven zijn voorzien van de bestemming 'Horeca'. Binnen een bestemmingsvlak is door middel van de aanduiding 'horeca tot en met categorie (...)' aangegeven welke horecacategorieën ter plaatse zijn toegestaan. In de begrippenlijst is onder het begrip 'horeca' opgenomen welke horecabedrijven vallen onder een horecacategorie.

Maatschappelijk

Maatschappelijke voorzieningen, zoals kerken, scholen, verenigingen, voorzieningen voor openbaar bestuur etc, zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Enkele functies zijn binnen deze bestemming specifiek aangeduid, zoals de begraafplaats en de zorginstelling. Voor de overige bestemmingsvlakken is volstaan met een ruimere regeling waarbinnen verschillende maatschappelijke doeleinden mogelijk zijn.

Verkeer

De gronden met een verkeersfunctie, zoals wegen en parkeerplaatsen, zijn bestemd als “verkeer”. Daarnaast valt ook het zogenaamde “verkeers- en snippergroen” langs de wegen en parkeerplaatsen onder deze bestemming.

Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, zoals wegverlichting.

Water

De in het plangebied gelegen A-watergangen en vijvers zijn bestemd als “water”. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan, zoals bruggen.

Wonen

De gronden binnen “wonen” zijn bestemd voor de woningen binnen het plangebied. Naast wonen zijn op bepaalde locaties ook andere functies toegestaan, voorzover deze zijn aangeduid op de verbeelding. Het betreft onder meer:

  • detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'.
  • dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening'.
  • kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
  • een atelier / praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte'.
  • een beeldentuin, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beeldentuin'.
  • een cateringbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - cateringbedrijf'.
  • een verhuurbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verhuurbedrijf'.
  • een taxibedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - taxibedrijf'.

Voor de situering en maatvoering van de woningen zijn er bepalingen opgenomen met betrekking tot:

Bouwwijze

Op de verbeelding is aangeduid of binnen het bouwvlak een vrijstaande woning, een halfvrijstaande woning (twee-aaneen), aaneengebouwde woningen of gestapelde woningen (appartementen) zijn toegestaan.

Goot- en bouwhoogte
De maximale goot- en bouwhoogte voor woningen is aangegeven in het bouwvlak door middel van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte”.

Situering gebouwen
Teneinde de toekomstige situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing “gezoneerd”. Voor woningen is op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt in een bouwvlak, een aanduiding bijgebouwen en een onbenoemd deel, meestal de voor- en zijtuinen. Deze zonering biedt de belangrijkste vorm van rechtszekerheid tussen de eigenaren van bouwpercelen onderling. Het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”.

Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) zijn zowel binnen het bouwvlak als ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” toegestaan. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gemaximeerd op 50 m2, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50 %.

In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om op percelen bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen met een oppervlakte van meer dan 500 m² een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m² toe te staan.

Op bepaalde bouwpercelen is een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken gerealiseerd dan toegestaan op grond van de regels in dit bestemmingsplan. Voor deze percelen is opgenomen dat de bestaande oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken als maximum geldt.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als uitgangspunt gehanteerd dat deze op het gehele bouwperceel zijn toegestaan. De maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is gerelateerd aan de ligging. Binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag deze niet meer bedragen dan 2,0 m, hierbuiten maximaal 1,0 m. In afwijking van het voorgaande geldt dat de bouwhoogte van pergola's maximaal 2,75 m mag bedragen.

Aan huis verbonden beroep/ bedrijf

Binnen de woonfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten, die qua functie ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. In het verleden werd hiervoor het onderscheid gemaakt tussen aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven.

In dit plan is ervoor gekozen om de mate van publieksaantrekkende werking van de activiteiten als relevant onderscheid te hanteren tussen activiteiten die wel gewenst zijn in een woonomgeving en activiteiten die onder omstandigheden gewenst kunnen zijn in een woonomgeving. De 'niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit' is rechtstreeks mogelijk, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. De 'publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis' is mogelijk indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

Het onderscheid richt zich zoals vermeld op het al dan niet publieksaantrekkend zijn van de activiteit. Hierbij is ervan uitgegaan dat een niet-publieksaantrekkende activiteit (geen verkeersaantrekkende werking/ geen parkeerdruk) doorgaans zonder problemen in een woning zal kunnen plaatsvinden. Het betreft activiteiten met een introvert karakter, die inherent zijn aan de woonfunctie, zoals kantoorfuncties en ateliers.

Om de beperkte omvang van het aan huis verbonden beroep/ bedrijf te waarborgen is deze gemaximeerd op 45 % van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 45 m². Tevens is in de regels opgenomen dat de bewoner het beroep of bedrijf aan huis zelf dient uit te oefenen.

Uitgangspunt is dat geen milieuvergunningplichtige bedrijven worden toegestaan. Dit is van belang om te voorkomen dat activiteiten kunnen plaatsvinden, die weliswaar geen publieksaantrekkend karakter hebben, maar die in verband met milieuaspecten niet bij de woonfunctie passen. De aan huis verbonden functies zijn toegestaan in de woning en de bijbehorende bouwwerken.

De publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis kunnen wel verkeersaantrekkend zijn en zijn daarom enkel toegestaan indien hiervoor door burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning is verleend. De activiteiten dienen kleinschalig te zijn en in te passen in de woonomgeving. Voorbeelden zijn persoonlijke dienstverlening (kapper/ pedicure), medische/ therapeutische dienstverlening en ambachtelijke bedrijvigheid.

Wonen - 1

Aan de zuidzijde van Winssen zijn woningen meegenomen welke voorheen in het bestemmingsplan voor het buitengebied van Winssen vielen. Voor de bestemming van deze woningen is in de regels aansluiting gezocht bij de regeling zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' van Beuningen.

Leiding – Riool (dubbelbestemming)

Aan de noordzijde van Winssen bevindt zich een rioolpersleiding van het waterschap, welke is bestemd als 'Leiding - Riool'. Binnen deze dubbelbestemming is het bouwen van gebouwen uitsluitend toegestaan indien hiervoor een binnenplanse omgevingsvergunning is verleend.

Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemmingen)

De gemeente Beuningen heeft een archeologische verwachtingenkaart laten vervaardigen, deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010.

Het archeologisch beleid is voor de bestemmingsplannen vertaald in 3 dubbelbestemmingen, 'Waarde - Archeologie 1, 2 en 3'. Omdat er in Winssen geen archeologische monumenten voorkomen is de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' niet van toepassing op het plangebied.

De gebieden met hoge archeologische verwachtingswaarde, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderij locaties evenals een zonering van 50 rondom de monumenten zijn op de verbeelding opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 2'.

De gebieden met een middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarden zijn op de verbeelding opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 3'. De samenvoeging van de middelhoge en lage archeologische verwachting in één dubbelbestemming is het gevolg van de meanderende rivieren in het verleden en het daarbij behorende patroon van leefgebieden rond deze rivieren.

Voor gebieden die reeds zijn onderzocht of verstoord is geen dubbelbestemming archeologie op de verbeelding opgenomen.

Voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 30 cm beneden maaiveld in gebieden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' (hoge archeologische verwachtingswaarde) wordt bij een omvang van meer dan 100 m2 nader archeologisch onderzoek verplicht gesteld.

Voor bodemingrepen in een gebied met een middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde ('Waarde-archeologie 3') wordt pas een nader archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen dieper dan 0,3 m een omvang van meer dan 2.000 m2.

De keuze voor 30 cm is gebaseerd op de gemiddelde verstoringsdiepte in Nederland, ook wel de bouwvoor genoemd. Deze keuze wordt onderbouwd door een uitspraak van de Raad van State van 23-05-2007: 'Voorts is aannemelijk dat bij het vergraven en het afgraven van de bodem dieper dan 0,3 m de in de bodem archeologische waarden onherstelbaar kunnen worden beschadigd'.

In sommige gevallen is het vanuit praktisch oogpunt niet gewenst om een archeologisch onderzoek te eisen. Dit levert slechts administratieve lasten voor zowel de verstoorder als het bevoegd gezag op, terwijl de archeologische winst minimaal is. Dit geldt in situaties waarvan het zeer aannemelijk is dat de bodem geroerd is en de kans op archeologische vondsten minimaal. Dit betreft:

  • voortzetting van normaal agrarisch gebruik zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van bestaande drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden;
  • omgevingsvergunningen voor het bouwen waarbij het nieuw te bouwen bouwwerk zich bevindt op de bestaande fundering of ten hoogste 2,5 m hierbuiten;
  • vervangen of beheren van riolering, kabels, leidingen of bestratingen.

Voor gronden aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' of 'Waarde - archeologie 3' geldt in geval van bovenstaande situaties een vrijstelling voor archeologisch onderzoek.

Waterstaat – Waterkering (dubbelbestemming)

Ter bescherming van de waterkering van de Waal aan de noordzijde van het plangebied is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen uitsluitend toegestaan indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend door het bevoegd gezag, waarbij advies moet worden gevraagd aan het waterschap omtrent de vraag of waterstaatkundige belangen worden geschaadt.

Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning kan het ook noodzakelijk zijn om voor bepaalde werken en werkzaamheden in de beschermingszone van een waterstaatswerk een watervergunning aan te vragen, zoals voor het aanbrengen of verwijderen van (hout)beplantingen. Op dergelijke werken en werkzaamheden is de Keur van het waterschap Rivierenland van toepassing.

Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming)

Ter bescherming van de A-watergangen binnen het plangebied is de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterlopen” opgenomen in het bestemmingsplan.

Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning kan het ook noodzakelijk zijn om voor bepaalde werken en werkzaamheden in de beschermingszone van een waterstaatswerk een watervergunning aan te vragen, zoals voor het aanbrengen of verwijderen van (hout)beplantingen. Op dergelijke werken en werkzaamheden is de Keur van het waterschap Rivierenland van toepassing.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- &omgevingsaspecten aan bod.

4.1 Nationaal Beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

4.2 Provinciaal & Regionaal Beleid

4.2.1 Structuurvisie: Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005 vastgesteld. Op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt een streekplan, dat onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand is gekomen, gelijkgesteld aan een structuurvisie onder de nieuwe Wro. In de Wro-agenda 2008 - 2009 geeft de provincie aan hoe zij toepassing geeft aan de verschillende Wro-instrumenten om haar beleid te realiseren.

De provincie beschrijft in het Streekplan Gelderland 2005 ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van Gelderland in nationaal perspectief en van de samenstellende regio's. De provincie onderkent in haar plan de landschappelijke diversiteit en de regionale verscheidenheid, die hebben geleid tot een structureel verschillende, ruimtelijke opbouw. De structuurvisie geeft – in provinciaal perspectief – op hoofdlijnen aan waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. De ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten spelen daarbij een bepalende rol. Daarbij zijn kwetsbare kwaliteiten aan de orde, die bescherming behoeven of een specifieke ontwikkeling, maar het gaat ook om het geleiden van hoogdynamische ontwikkelingen om de kansen op maatschappelijke meerwaarde te vergroten en nieuwe kwaliteiten toe te voegen.

De provincie hanteert voor het ruimtelijke beleid in het Streekplan Gelderland 2005 de volgende uitgangspunten:

  • regionale inzet:
    ontwikkelingsgerichtheid en afstemming op regionale schaal staan hierbij centraal. Het Regionaal Structuurplan vormt als het ware grotendeels de uitwerking van het provinciale beleid op regionaal niveau;
  • versterking ruimtelijke kwaliteit:
    ruimtelijke kwaliteit werkt op alle schaalniveaus door en heeft betrekking op de betekenissen die aan de kenmerken van de ruimte kunnen worden ontleend. Die betekenis kan worden uitgedrukt in de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Ruimtelijke plannen moeten dan ook een minimale basiskwaliteit hebben, zoals vastligt in diverse wetten, regelgeving en beleid.

Bebouwd gebied
Op grond van de Beleidskaart ruimtelijke structuur valt de kern Winssen binnen het 'bebouwd gebied' onder het 'overig bebouwd gebied'. Dit betekent dat de kern, in tegenstelling tot de overige kernen in de gemeente, geen deel uitmaakt van een stedelijk netwerk. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
  • door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland;
  • intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen;
  • optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte).

Multifunctioneel gebied
Het deel van het plangebied buiten het bestaand bebouwd gebied valt op grond van de Beleidskaart ruimtelijke structuur in het multifunctionele gebied. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing verricht. De vitaliteit van multifunctionele platteland wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid te geven aan gemeenten onder andere wat betreft de regionale behoefte aan 'dorps' wonen te accommoderen.

4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.

Met de inwerkingtreding van de RVG zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan hierin overgenomen. Het RVG is het beleidskader waaraan de provincie bestemmingsplannen toetst.

Voor het plangebied zijn de volgende thema's van toepassing:

Verstedelijking
In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een bestemmingsplan slechts is toegestaan:

  • binnen bestaand bebouwd gebied;
  • binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen;
  • binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90 % van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector;
  • binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen.

Daarnaast is nieuwe bebouwing toegestaan in het buitengebied mits deze bebouwing functioneel gebonden is aan het buitengebied, het functieverandering naar niet-agrarische functies betreft (vervangende nieuwbouw), het de oprichting van nieuwe landgoederen betreft of het om de uitbreiding van een bestaand niet-agrarisch bedrijf gaat. Niet-agrarische bedrijvigheid mag uitbreiden met maximaal 20 % tot een maximum bebouwd oppervlak van 375 m2. Een grotere uitbreiding is mogelijk indien deze uitbreiding in overeenstemming is met het specifiek voor de niet-agrarische bedrijven opgenomen beleidskader in de regionale 'Notitie functieverandering buitengebied'. Voor uitbreiding die meer ruimte nodig heeft kan een verzoek om ontheffing worden ingediend door de gemeenteraad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BpKernWinssen-vadf_0002.jpg"

Overzicht bestaand bebouwd gebied Winssen (donkergrijze arcering) en woningbouwcontour Stadsregio (roze contour)

Nieuwe woningen zijn conform artikel 3 RVG enkel toegestaan voor zover deze passen binnnen het Kwalitatief Woonprogramma (Thans KWP3: 2010 - 2019) en de regio-opgaven. Recreatiewoningen zijn alleen toegestaan op de locaties waar ook reguliere woningen gebouwd mogen worden.

Molenbiotoop
Binnen het plangebied is de 'Beatrixmolen' gelegen, een 8-kante beltmolen. De molen werd in 1791 gebouwd als poldermolen in Alphen aan de Maas. In 1835 kwam de molen in onderdelen naar Winssen om daar als beltkorenmolen herbouwd te worden. In 1938 kreeg de molen vanwege de geboorte van Prinses Beatrix zijn huidige naam. In 1955 en 1987/ 1988 werd de molen gerestaureerd. Bij deze laatste restauratie werd de molen circa 350 m in oostelijke richting verplaatst.

In artikel 22 van de RVG is opgenomen dat in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen een molenbiotoop geen nieuwe bebouwing danwel beplanting is toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt. Hierbij is het begrip 'molenbiotoop' gedefinieerd als 'de omgeving van een molen gelegen binnen een straal van 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen'.

De provincie Gelderland heeft in 2009 een onderzoek laten uitvoeren naar biotopen van molens in Gelderland, de “Molenbiotoopinventarisatie Gelderland 2009”, waarin ook de biotoop van de Beatrixmolen is onderzocht en hieruit blijkt dat de molenbiotoop op dit moment als 'goed' is aan te merken.

De bouwregels met betrekking tot de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken zijn afgestemd op de algemeen gangbare molenbiotoopformule (www.molenbiotoop.nl), die voorheen opgenomen was in de inmiddels ingetrokken Gelderse Molenverordening. Deze luidt als volgt:

H(x) = X/n + c * z

waarin:

  • H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters). De toelaatbare hoogte wordt gemeten vanaf het waterpasniveau van de begane grond of het maaiveld van de molen;
  • X = afstand van een obstakel tot de molen (in meters)
  • n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied.
  • c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2, zijnde de constante behorend bij een algemeen aanvaardbaar geachte windsnelheidsreductie tot 95 %;
  • z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling)

Op basis van de informatie op basis van de Molenbiotoopinventarisatie Gelderland 2009 leidt het bovenstaande tot de volgende uitkomsten:

  • n: het gebied rondom de molen is aan te merken als een ruw gebied, dus de ruwheidscoëfficiënt is 75;
  • c: constante = 0,2;
  • z: de vlucht van de molen is 27,1 m, dus de halve lengte is 13,55 m. De Beatrixmolen staat daarnaast op een belt met een hoogte van 3,0 m. Dit betekent dat de askophoogte 13,55 + 3,0 = 16,55 m is.

Binnen een afstand van 100 m vanaf het middelpunt van de molen mogen er zich geen obstakels bevinden met een bouwhoogte die hoger is dan het onderste punt van de verticaal staande wiek (= 3,0 m). De maximale bouwhoogte wordt gerelateerd aan de begane grond van de molen. Voor zover ter plaatse van een op te richten bouwwerk het maaiveld hoger respectievelijk lager is gelegen, dient de afstand van het maaiveld tot het onderste punt van de verticaal staande wiek in de maximale hoogte te worden verdisconteerd. Het maaiveld ter plaatse van de molen is 7,7 m +NAP.

Na 100 m loopt de maximaal toegestane bouwhoogte langzaam op tot maximaal: 400/75 + 0,2 * 16,55 = 400/75 + 3,3 = 8,6 m bij een afstand van 400 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BpKernWinssen-vadf_0003.jpg"

Omdat er op basis van dit bestemmingsplan geen uitbreiding plaatsvindt van de planologische mogelijkheden voor bouwen, heeft dit bestemmingsplan geen extra invloed op de molenbiotoop in vergelijking met de bestaande planologische situatie.

4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020

De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel.

De Stadsregio wil zich verder ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. In de woonconcessies is bepaald dat de steden tenminste 35 % van het totale bouwprogramma in de betaalbare huur- en koopsector bouwen en de overige gemeenten, zoals Beuningen, 50 %.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Strategische visie

In 2008 – 2009 is onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen heeft de gemeenteraad zes strategische hoofdlijnen bepaald:

  1. 1. De vier verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;
  2. 2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;
  3. 3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;
  4. 4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;
  5. 5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;
  6. 6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.

Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen.

De gemeente heeft steeds welwillend een bijdrage geleverd aan de uitbreiding van de woningvoorraad in de regio. Maar de gemeenschap hecht ook veel waarde aan zorgvuldige inpassing, organische groei en een behoedzame verandering die past bij de gemeenschappen. De vergrijzing en de ontgroening vragen om slimme toekomstbestendige investeringen in voorzieningen, door flexibele oplossingen en clustering van activiteiten. De kracht van de gemeenschap zal in sterke mate afhangen van het vermogen om de inwoners als vrijwilligers en mantelzorgers te betrekken bij het in stand houden van de voorzieningen, die fijnmaziger en kleinschaliger zullen worden.

De klimaatverandering vereist dat de uitstoot van CO2 drastisch wordt teruggebracht en dat de inrichting klimaatbestendig wordt gemaakt. De gemeente wil de kwaliteit van de gemeente en de opgaven rondom duurzaamheid, met name op het gebied van wonen, een centrale rol geven. Dat betekent dat de gemeente meer wil doen dan wettelijk nodig is en haar eigen visie op kwaliteit van leven binnen de gemeente actief bewaakt en uitbouwt.

De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en toekomstgerichtheid genoemd.

4.3.2 Structuurvisie gemeente Beuningen

De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen "Groen en Dynamisch" vastgesteld op 8 mei 2012.

Voor de kern Winssen is een afzonderlijke structuurvisie Winssen opgesteld. De hoofdlijnen van deze structuurvisie zijn in de gemeentelijke structuurvisie geintegreerd.

Hoofdopgaven

De hoofdopgaven van Winssen:

  1. 1. Organisch doorontwikkelen: Winssen onderscheidt zich van de omliggende kernen van de gemeente Beuningen doordat het landschap sterk verweven is met de totale kern. Vanuit bijna elke hoek van de kern kan dit worden beleefd door het zicht op boomgaarden, weilanden, bos of de dijk. Binnen dit kleinschalige patroon liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor de organische groei van het dorp waarbij de opgave is de bestaande karakteristiek te behouden.
  2. 2. Behouden van voorzieningen rondom het Groene dorpshart: Voor Winssen is de opgave de maatschappelijke en commerciële functies duurzaam te behouden. Daarbij is het groene dorpshart een belangrijke verbindende kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BpKernWinssen-vadf_0004.png"

Keuzes hoofdopgaven

Organische ontwikkelingen in de kernranden
Voor de kernranden geldt een algemene ontwikkelingsrichting. Uitgangspunt voor het gehele gebied van Winssen is het behouden van de huidige structuren en het open karakter. Daarbij wordt ingezet op versterking van de lintstructuren, onder andere door het toevoegen van laanbeplanting. Verder moeten de karakteristieke zichtlijnen vanaf de linten naar het landschap worden gewaarborgd. Dat houdt in dat er op een aantal plekken niet gebouwd mag worden. De meest cruciale, markante zichtlijnen moeten open blijven.

In Winssen is in het verleden op verschillende plaatsen een vorm van ‘geclusterde bebouwing’ ontstaan. Op de plankaart zijn deze clusters aangegeven: aan de Haneman, bij de Biezenwaarden en aan de Deijnschestraat. Aan de linten is nieuwe geclusterde bebouwing mogelijk, mits deze in overeenstemming is met de overige uitgangspunten van de structuurvisie, zoals ‘kleinschalig’, ‘passend binnen het dorpse en landschappelijke karakter’ en ‘met behoud van zichtlijnen’. Initiatieven moeten aan deze criteria worden getoetst. Er is bewust voor gekozen om geen specifieke locaties aan te wijzen voor nieuwe geclusterde bebouwing. Dergelijke initiatieven worden beschouwd als spontane ontwikkelingen behorend bij organische groei. In het landelijke gebied rondom Winssen moet de ontwikkeling van een landgoed of buitenplaats mogelijk zijn. In de structuurvisie is ook hiervoor niet op voorhand een specifieke locatie aangewezen.

Behouden van het Groene Hart en voorzieningen
Uniek in Winssen, en onderscheidend ten opzichte van de andere kernen op de oeverwal, is een ruim opgezet en open, onbebouwd, dorpshart. Rondom dat Groene dorpshart liggen verschillende belangrijke gebouwen bijeen waardoor Winssen een echt dorpshart heeft. Recent is een fraaie nieuwe school gebouwd. De open ruimte met zichtlijnen moet behouden blijven. Het is mogelijk deze ruimte anders in te richten met behoud van het groene en onbebouwde karakter. Deze ruimte moet zijn openbare functie behouden. De randen van de groene ruimtes kunnen versterkt worden door aanvullende beplanting, waardoor het groene karakter van Winssen nog krachtiger wordt.

De verschillende functies rondom het groene hart blijven behouden: het plein als ontmoetingsplek en voor het organiseren van evenementen, de kerk, de begraafplaats, de huisartsenpost. Met de nieuwe school is dit hart versterkt. In de structuurvisie is aangegeven dat dit gebied de mogelijkheid geeft om verschillende functies en voorzieningen te mengen.

Overige keuzes

Bestaande Linten en nieuwe Groene linten
De linten vormen het cement van de kern. De sfeer en structuur moet behouden blijven, waarbij de dorps- en groene elementen versterkt moeten worden. Het groene karakter van de Molenstraat, de hoofdader, wordt, waar mogelijk, versterkt door een dubbele bomenrij, de andere linten worden voorzien van een enkele bomenrij. Naar de kern toe is er geen ruimte meer voor uitbreiding van de bebouwing aan de linten. Naar de Van Heemstraweg toe zijn er wel mogelijkheden om nog aan het lint uit te breiden, evenals aan de uitloper van de Ingenieur van Stuivenbergweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BpKernWinssen-vadf_0005.png"

Principeschets Groene Linten, Structuurvisie Winssen

Uitgangspunt voor de structuurvisie is een geleidelijke organische groei. De mogelijkheden voor uitbreiding binnen de stedenbouwkundige hoofdstructuur bestaan uit het opvullen van open ruimtes tussen bestaande bebouwing in de uitlopers van de dorpse linten en langs de landelijke linten, de openheid en de zichtlijnen vanaf de linten. Na 2020 behoort een uitbreiding over de Van Heemstraweg tot de mogelijkheden. Deze (delen van) bestaande linten worden aangeduid met groene linten. De groene linten hebben een eigen karakter, dit houdt in: ruime kavels met bijpassende bebouwing en veel groen.

Kwaliteitsverbetering jonge woongebieden
Vanaf de jaren 50 - 60 is Winssen uitgebreid met enkele planmatig opgezette wijken met een eigen karakter. In de buurt tussen de Jan van Harenstraat en de Alex Willemsstraat wordt het beeld door steen en asfalt bepaald. Hier zou een kwaliteitsslag kunnen worden gemaakt, met name door het aanbrengen van groene elementen. Een deel van het gebied bestaat uit huurwoningen van de woningstichting. Gelet op de ruimtelijke indeling en de leeftijd van de woningen, liggen hier kansen voor herontwikkeling.

In de Bongerd is het beeld wat meer gevarieerd, maar ook hier kan met groene elementen het dorpse en landschappelijke karakter worden versterkt. De gemeente heeft inmiddels besloten over de uitvoering van een nieuwe uitbreidingsbuurt: Fruithof (voorheen Bongerd-Zuid). Het is wenselijk om in het ontwerp van de wijk groene en dorpse elementen aan te brengen.

Onbebouwd gebied binnen de kom
In het gebied Kennedysingel Zuid speelde de vraag of een noord-zuid lint of een oost-west georiënteerd bebouwingslint moet worden nagestreefd. Bij de vaststelling van de structuurvisie Winssen (vastgesteld in 2010) is voor een oost-west georiënteerd lint gekozen. Reden hiervoor is ten eerste dat de klankbordgroep een zwaarwegend advies mocht uitbrengen en een oostwest lint heeft verkozen. Ten tweede ligt de oost-west verbinding binnen de bebouwingscontouren en ten derde maakt het knooppunt van het oost-west georiënteerde bebouwingslint bebouwing in een landgoedsfeer mogelijk, waarmee ook recht wordt gedaan aan de visie Nieuw Netwerk Landgoederen. Bij de ontwikkeling van het nieuwe lint moeten wel de kernmerken van de bestaande dorpslinten als uitgangspunten worden aangehouden. Dat houdt in: afwisseling in de bouw, ruimte tussen en achter de huizen voor groene doorkijkjes en laanbeplanting. Een extra lint voor de bebouwing van het nieuwe lint met het dorp behoort tot de mogelijkheden.

Nieuwe woningbouw in Winssen
Voor een evenwichtige samenstelling van de bevolking van Winssen, is het nodig dat er een woningvoorraad is met woningen die op de verschillende groepen zijn afgestemd. Dit houdt in dat er een uitbreiding moet komen van goedkope huurwoningen voor starters. De kwaliteit van nieuwe woningen is een extra aandachtpunt in Winssen. Behouden en versterken van de dorpse groene structuur staat voorop, wat inhoudt dat de bouw een vriendelijke uitstraling moet hebben, te bereiken door de stijl van het ontwerp. Duurzaamheid, positie plaatsing op de kavels en de ruimte rondom de woning is daarbij van belang. Het voorzien in gebiedseigen beplanting spreekt voor zich.

Werken in Winssen
De bedrijvigheid en de kleinschalige opzet daarvan in en om de kern moeten behouden blijven. Uitbreiding van de bedrijven is niet wenselijk. Een kleine uitbreiding van het werken kan zich voordoen als gevolg van recreatieve ontwikkelingen bij de zandplas. Het bedrijf tussen de Ing. van Stuivenbergweg en de dijk is negatief van invloed op de leefbaarheid in het dorp. Het heeft de voorkeur om de bedrijvigheid op deze plek bij beëindiging van het bedrijf af te waarderen en de mogelijkheden voor functieverandering op dat moment open te houden. Woningbouw behoort daarbij tot de mogelijkheden. Langs de linten aan de rand van de kom van het dorp bevinden zich enkele grote niet-agrarische bedrijven. De inpassing in het groene karakter van de kern nog verbeteren.

Kleinschalige recreatieve ontwikkelingen
De sportvelden voldoen aan de behoefte. Het is nodig dat er een veilige oversteekplaats komt voor fietsers aan de Van Heemstraweg ter hoogte van de sportvelden. Deze is voorzien in de structuurvisie. Het landschap rondom Winssen nodigt fietsers en wandelaars uit om ervan te genieten. Deze vorm van recreeren en benutten van de landschappelijke waarden van Winssen en omgeving past bij het uitgangspunt kleinschalig en vormt geen bedreiging voor het rustige leefklimaat in het dorp. De uitstraling van Winssen als landschappelijke parel in het rivierengebied wordt versterkt door het vergroten van de aantrekkingskracht op dit soort recreanten. Daarom zijn de volgende aanvullingen op de bestaande mogelijkheden gewenst:

  • uitbreiding van het routenetwerk voor fietsers;
  • meer wandelpaden en ommetjes;
  • de toegankelijkheid vanuit het dorp naar de uiterwaarden vergroten;
  • een ‘rustieke’ stopplaats op de dijk, bijvoorbeeld in de vorm van een theehuis.

Verbeteringen in de infrastructuur
Het verbeteren van de verkeerssituatie bij de Notaris Stephanus Roesstraat en de Plakstraat is al jaren een punt van aandacht. Vanwege de sportvelden aan de zuidzijde van de Van Heemstraweg wordt deze hier overgestoken door jeugdige fietsers en hun ouders. Deze kruising is onoverzichtelijk en daardoor onveilig. De structuurvisie gaat uit van een veilige oversteekmogelijkheid. Omdat de Notaris Stephanus Roesstraat, de Leegstraat en de Geerstraat de verbindingen naar de unieke dorpskern zijn, zou de oversteek gemarkeerd kunnen worden bij de drie afslagen van de Van Heemstraweg naar de kern van Winssen. Er kan gedacht worden aan landschappelijke elementen (een opvallende boom) of een monumentale kunstuiting.

4.3.3 Algemene uitgangspunten kernplannen

De gemeenteraad heeft op 14 juni 2011 enkele beleidsuitgangspunten voor de 4 kernplannen vastgesteld. Tevens heeft de gemeenteraad op 19 juni 2012 het onderzoek naar de waarden van het Dorpshart vastgesteld. De precieze uitwerking van deze waarden wordt te zijner tijd vastgelegd in de Nota ruimtelijke kwaliteit.

Bij het opstellen van de bestemmingsplannen voor de 4 kernen zullen de volgende kaderstellende beleidsuitgangspunten gehanteerd worden:

  • Meer vrijheid bieden aan de bewoners waar het gaat om de vestiging vna aan huis gebonden beroepen en bedrijven, zonder het karakter van de woonbuurt aan te tasten;
  • Meer vrijheid bieden aan de bewoners voor het verlenen van mantelzorg op het perceel van de mantelzorgverlener;
  • Bij het opstellen van de bebouwingsregeling in de plannen zorgdragen voor een zorgvuldige aansluiting bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
  • Behouden c.q. versterken van de bestaande ruimtelijke functionele karakteristiek, waarbij nieuwe ontwikkelingen ondergeschikt van aard zijn;
  • Niet méér regelen dan noodzakelijk voor het behouden c.q. versterken van de ruimtelijke kwaliteit.

Dit beleid komt tot uitdrukking in de volgende specifiekere beleidsuitgangspunten voor de thema's:

Aan huis gebonden beroepen

  1. 1. Beroepen en bedrijven die niet gericht zijn op het aantrekken van publiek, rechtstreeks toestaan onder voorwaarden, waarbij gebruik van een vrijstaand bijgebouw mogelijk wordt voor dit doel;
  2. 2. De beroepen en bedrijven die wel gericht zijn op aantrekking van publiek, niet rechtstreeks toestaan maar na afwijking/ omgevingsvergunning.

Mantelzorg

  1. 1. Mantelzorg in of aan de woning toelaten indien er sprake blijft van 1 woning;
  2. 2. Mantelzorg toestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken na een afwijking van het bestemmingsplan/ omgevingsvergunning, onder voorwaarden, naar het voorbeeld van de mantelzorgregeling in het buitengebied.

Bebouwingsmogelijkheden

  1. 1. Behoud van de ruimtelijke beeldkwaliteit, waarbij, vooral in situaties waar bebouwing grenst aan het openbaar gebied, de aandacht is gericht op het voorkomen van verstening;
  2. 2. De nieuwe regeling zoveel mogelijk laten aansluiten bij de Wabo, en de hieruit voortvloeiende regelingen;
  3. 3. De regeling zo inrichten dat deze in combinatie met de vergunningvrije bouwwerken niet zal leiden tot een te verregaande verstening van de huispercelen;
  4. 4. De regeling zo inrichtingen dat deze begrijpelijk is voor de burger, waarbij de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zoveel mogelijk uit de verbeelding blijken.

4.3.4 Woonvisie

De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:

  • kwaliteit voor kwantiteit;
  • betaalbaarheid van de woningen;
  • duurzaamheid van de woningen;
  • sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;
  • aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;
  • wensen van de woonconsument centraal.

Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern.Voor Winssen worden de volgende accenten gelegd:

In Winssen liggen de voorzieningen meer verspreid over de kern. In het kader Wonen Welzijn en Zorg is daarom aangegeven hier een woonserviceroute te ontwikkelen in plaats van een centraal zorgservicepunt. Bij de ontwikkeling zouden het verzorgingstehuis Overmars, het dorpshuis en de supermarkt betrokken kunnen worden.

In Winssen is behoefte aan nultredenwoningen, maar ook (koop)starters willen graag een woning om in de kern te blijven wonen. De locatie Bongerd-zuid biedt kansen voor die laatste groep. Daarnaast voorziet de locatie in eengezinswoningen voor doorstromende gezinnen. Op locaties die nog vrijkomen in de kern en dan met name gelegen in de buurt van de woonserviceroute gaat de voorkeur uit naar woningen voor senioren en/ of kleinschalige woonzorgvoorzieningen.

Met de woningcorporatie wil de gemeente de mogelijkheden voor het verkopen en transformeren van huurwoningen bespreken. Wellicht liggen hier kansen voor kluswoningen. Vanwege de goede sociale samenhang liggen er ook kansen voor initiatieven van vrijwilligers om voorzieningen in stand te houden.

4.3.5 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2008)

Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.

Naast de welstandscriteria geeft de gemeentelijke welstandsnota ook de beleidsregels weer voor de uitvoering en organisatie van de welstandszorg in de gemeente Beuningen. De welstandscriteria worden ingedeeld in algemene criteria, gebiedscriteria, criteria voor specifieke gebouwtypologieën en criteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van zogenaamde 'welstandsniveaus'.

Het Gelders Genootschap (adviseert de gemeente op het gebied van welstand, monumenten en ruimtelijke kwaliteit) zal het uiteindelijke bouwplan positief moeten beoordelen alvorens er in dit kader een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de volgende deelgebieden

1: Buitengebied;

2: Projectmatige woonbuurten;

4: Thematische woongebieden;

5: Bedrijventerreinen;

8: Recreatieterreinen, sportcomplexen, begraafplaatsen;

9: Bijzondere bebouwing.

Vanwege het zorgvuldig ontworpen en samenhangende karakter van de bebouwing wordt welstandsniveau 2 toegepast, een regulier welstandstoezicht.

Voor de historische bebouwingslinten in het buitengebied is een welstandsniveau 1 van toepassing. De linten en oude dorpskernen stralen namelijk een hoge ruimtelijke kwaliteit uit, er komen relatief veel monumenten voor en er wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd. De linten en oude dorpskernen bevatten bijzondere cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke of stedenbouwkundige karakteristieken. Voor de rest van het buitengebied is welstandsniveau 2 van toepassing. Dit gebied is waardevol en zal behouden moeten worden zonder dat ingrepen die voor een moderne bedrijfsvoering nodig zijn, gefrustreerd worden.

Vanwege de beperkte kwetsbaarheid van het architectonische karakter van de oudere projectmatige woonbuurten, wordt voor deze buurten welstandsniveau 3 aangehouden. Waar deze buurten grenzen aan hoofdontsluitingswegen, wordt welstandsniveau 2 toegepast.

Vanwege het zorgvuldig ontworpen en samenhangend karakter van de bebouwing wordt welstandsniveau 2 toegepast voor de thematische woongebieden, een regulier welstandstoezicht.

Het bedrijventerrein in Winssen en de recreatieterreinen, sportcomplexen en begraafplaatsen krijgen welstandsniveau 2.

De bijzondere bebouwing krijgt welstandsniveau 2.

4.3.6 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan

Eind 2011 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. In dit plan staat hoe de gemeente omgaat met verkeersveiligheid, openbaar vervoer, bereikbaarheid en duurzaamheid.

Het doel van dit plan is een verkeersveilig, leefbaar en bereikbaar Beuningen tot 2020. Het plan beschrijft eerst de knelpunten en visies voor de verschillende thema's. Daarna komen de gewenste verkeersmaatregelen aan bod in combinatie met een uitvoeringsplan.

Op lokaal niveau zijn infrastructurele aanpassingen gewenst op kruispunten en wegvakken. Met name het en enkele kruispunten in het buitengebied verdienen hierbij de aandacht. De reconstructie van het kruispunt Van Heemstraweg - Plakstraat is momenteel in voorbereiding. Ook de overige aansluitingen met de Van Heemstraweg in Winssen (Deijnschestraat, Geerstraat, Leegstraat) verdienen de aandacht. Op wegvakniveau is in Winssen snelheidsverlaging gewenst op enkele kruispunten op de Van Heemstraweg en de Molenstraat.

4.3.7 Milieubeleidsplan 2010 - 2014

In het Milieubeleidsplan zijn diverse kaders opgenomen met betrekking tot ontwikkelingen binnen verschillende milieubeleidsvelden. In het hoofdstuk 'Milieu & Ruimtelijke Ordening' is het volgende ten aanzien van nieuwbouwprojecten (woningen) opgenomen:

Duurzaamheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeente en haar partners (projectontwikkelaars, aannemers, architecten, makelaars etcetera). Samenwerking en partnerschap is daarom cruciaal. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling wordt: leren in de praktijk, het uitwisselen van ervaringen, een multidisciplinaire aanpak, partnerschappen en netwerken, inspraak en participatie, innovatieve voorlichtingsmethoden en bewustmaking.

De gemeente Beuningen streeft naar:

  • het toepassen van duurzaamheid als sturend principe bij ruimtelijke inrichting;
  • het verankeren van duurzame ontwikkeling bij ruimtelijke processen.

Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen / nieuwbouwprojecten worden onder andere de volgende randvoorwaarden gehanteerd:

  • energieprestaties (EPC-norm) nieuwbouwwoningen minimaal 10 % lager dan de geldende eis in het Bouwbesluit (uit de Kadernota Duurzaam Beuningen);
  • optimale woning-oriëntatie op de zon (maakt verlichtingsbehoefte geringer);
  • optimale dakvlak-oriëntatie op de zon (maakt latere plaatsing van zonnepanelen mogelijk);
  • een laag temperatuur-afgiftesysteem in de vloeren en wanden (voor latere aansluiting op warmtepomp of collectief systeem).

Realisering van deze randvoorwaarden biedt toekomstwaarde, want energietarieven stijgen en duurzame energietechnieken worden goedkoper.

Om bovenstaande visie te realiseren gaat de gemeente Beuningen onder andere:

  • duurzaamheidsambities van de gemeente (zie: Kadernota Duurzaam Beuningen) verankeren in de structuurvisie (wettelijke verankering), bestemmingsplannen, de woonvisie, bouwplannen, de nota Ruimtelijke kwaliteit en bij ruimtelijke ontwikkelingen/ - projecten;
  • energievisies vereisen bij aanbestedingen van woningbouw en utiliteitsbouw;
  • duurzaam bouwen verder stimuleren;
  • toetsen van bouwplannen op energieprestaties.

4.3.8 Landschapsontwikkelingsplan

De gemeente Beuningen heeft in 2006 samen met de gemeente Wijchen en Druten een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. De visie zet in op de versterking en ontwikkeling van de verschillende landschapstypen die het landschap in deze gemeenten karakteriseren.

De kern Winssen en het omliggende gebied zijn gelegen binnen het gebied 'Waaloeverwallen'. De doelstelling in deze gebieden is het behouden van het kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, boomgaarden, kleine landschapselementen en weiden in onregelmatige patronen. De belangrijkste kwaliteiten van dit gebied zijn:

  • Kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige patronen;
  • Zeer groene uitstraling door erven, boomgaarden, wegbeplantingen, windsingels en opslag rond plassen;
  • Afwisselend beeld;
  • Groene zones tussen dorpen.

Ruimtelijk streefbeeld

Het kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige patronen is uitgangspunt bij ontwikkelingen, evenals de zeer groene uitstraling door erfbeplanting, hagen en wegbeplantingen. Belangrijk daarbij is het behouden van een vitaal en divers agrarisch gebruik. De overgang naar de Waalkommen is geleidelijk en verloopt in een grove slinger ten noorden van de Van Heemstraweg. Alleen de oplettende waarnemer ziet duidelijke verschillen tussen oeverwal en kom. Het goed vormgeven van deze overgang is bij nieuwe ontwikkelingen een opgave.

De ontwikkeling van nieuwe landgoederen, buitenplaatsen en landelijk wonen passen bij het beeld van een veelzijdig en toegankelijk landschap met een functie voor landelijk wonen. Er geldt een 'ja, mits' beleid indien deze ontwikkelingen gericht zijn op de versterking van de kleinschaligheid en de functies van de oeverwallen.

De verhouding tussen groen en bebouwing in de linten moet zodanig blijven dat er sprake is van een groen en open lint. Er wordt ingezet op het kleinschalig houden van het patchwork door de aanwezigheid van hagen, bosjes, wegbeplanting en solitaire bomen.

4.3.9 Groenbeleidsplan

De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 het groenbeleidsplan vastgesteld. Met de ontwikkeling van de groenstructuurkaart is het groene netwerk van de gemeente vastgelegd. De elementen en structuren op de groenstructuur:

  • hebben een hogere status dan overig groen;
  • hebben een streefbeeld en kwaliteit waar de gemeente actief aan werkt;
  • krijgen een hogere prioriteit bij beheer en onderhoud;
  • worden beschermd tegen kap of andere vormen van beschadiging of vernietiging.

4.3.10 Bomenverordening

De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 de Bomenverordening 2012 vastgesteld. De Bomenverordening is gekoppeld aan een 'Groene Kaart' (inclusief administratieve lijst). Hierop staan monumentale en waardevolle particuliere en gemeentelijke houtopstanden. Bomen op de Groene Kaart vallen onder het kapverbod. Voor de monumentale en waardevolle bomen geldt een ontheffingsstelsel. Voor gemeentelijke bomen zonder monumentale of waardevolle status geldt een vergunningsstelsel.

4.3.11 Kadernota Duurzaam Beuningen 2009 - 2012

Deze kadernota (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 april 2009) biedt inzicht in de maatschappelijke verantwoordelijkheid die Beuningen neemt met betrekking tot de onderwerpen:

  • Klimaat & Energie;
  • Duurzaam inkopen;
  • Millenniumdoelstellingen.

De kaderstellende nota biedt een overkoepelend kader ten behoeve van diverse deelprojecten. Het biedt inzicht in de mate waarin huidige en nieuwe projecten een bijdrage kunnen leveren aan de overkoepelende doelen.

De gemeenteraad heeft op 14 april 2009 de volgende Duurzaamheidsdoelstelling vastgelegd:

  • Beuningen in 2020: 20 % CO2-reductie in 2020 (ten opzichte van 2005) en 20 % duurzame energie (Rijksdoelen CO2 beleid);

De ambitie sluit aan op de Rijksdoelen voor 2020 voor CO2-reductie en duurzame energie, het VNG Klimaatakkoord uit 2007 en de MARN klimaatdoelen.

De gemeente Beuningen is in de perdiode 2009 – 2012 pragmatisch aan de slag gegaan met een groot aantal Duurzaamheids-, Energie- en Klimaatprojecten, zoals:

  • Energiezuinige woningbouw;
  • Energieafspraken met woningcorporatie over nieuwbouw en bestaande bouw;
  • Liefst alle woningen in Beuningen over 10 jaar gemiddeld een energielabel B;
  • Groene welkomstbox voor nieuwe en verhuizende bewoners;
  • Stimuleren van duurzame energiebronnen, zoals warmte-/ koudeopslag (WKO, warmteterugwinning uit grond- of oppervlaktewater) voor nieuwbouw;
  • Subsidie voor isolatie in de bestaande bouw;
  • Collectieve inkoop zonnepanelen;
  • Energiebesparing bij kantoren, scholen, zorginstellingen en supermarkten;
  • Stimulering elektrisch vervoer door realisatie E-netwerk met oplaadpunten;

De kansen in grote nieuwbouwprojecten en de bestaande woningbouw en bedrijven moeten benut worden. Voor de andere thema's zoals verkeer worden kansen op natuurlijke momenten benut, zoals bij nieuwe ontwikkelingen.

4.3.12 Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte

De gemeente Beuningen heeft onlangs het Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte ontwikkeld. Dit handboek beschrijft per ruimtelijke eenheid (invalswegen, dijklint, entrees, woonerven e.d.) de ambities voor het beeld, belang en beheer van de openbare ruimte. Hierbij is onderscheid gemaakt in een kwaliteitsambitie voor de korte termijn 2012 - 2015 en een kwaliteitsambitie voor de lange termijn 2015 - 2030. Het handboek maakt gebruik van 4 kwaliteitsambities: 'sober', 'basis', 'bijzonder' en 'maatwerk'. Het handboek wordt eind 2012 ter besluitvorming aan de raad aangeboden.

4.3.13 Speelruimteplan

In het Speelruimteplan (vastgesteld 25 februari 2003) is het kind het uitgangspunt. De behoefte aan spelend ontdekken, - bewegen en - ontmoeten vormt de basis voor de toekomstige verdeling van de speelplaatsen. Speelruimte wordt gevonden in de hele openbare ruimte, informele, en op specifieke speelplaatsen, formeel. Het speelruimteplan richt zich op 4 facetten:

  • verbeteren van informele speelruimte;
  • een goed verdeling van de formele speellocaties;
  • het onderhoud en beheer;
  • de richtlijnen voor speelruimte in nieuwe wijken.

In het plangebied is een aantal speelplekken voor verschillende leeftijdsgroepen ingericht. Aanpassing van de groenstructuur of herinrichting van speelplekken is in het plangebied niet aan de orde.

Met betrekking tot het groen en recreatieve voorzieningen gelden de volgende uitgangspunten:

  • het scheppen van voorwaarden voor het behouden en/ of versterken van die groenelementen die van belang zijn als functie en/ of vormgevend element; uitgeven is ongewenst;
  • bij herinrichting van straatprofielen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een sterke groenstructuur en groen karakter;
  • speelvoorzieningen worden ingericht volgens het bestaande speelruimteplan.

4.4 Conclusie

Het beleid van de verschillende overheidslagen heeft geen specifieke consequenties voor het plangebied. Het betreft een beheersmatig bestemmingsplan waarin slechts de bestaande situatie wordt vastgelegd.

Hoofdstuk 5 Milieu- & Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

5.1.1 Beleid

De gemeenteraad heeft op 19 juni 2012 een nieuwe Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vastgesteld. De nota en kaart treden naar verwachting eind dit jaar in werking.

De gemeente beschikt hiermee over een actuele bodemkwaliteitskaart. Het doel van de kaart is het vastleggen van de diffuse bodemkwaliteit voor het grondgebied van de gemeenten Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Ubbergen, Wijchen en West Maas en Waal zodat op een verantwoorde wijze grondverzet op basis van het Besluit bodemkwaliteit kan plaatsvinden.

Op de bodemkwaliteitskaart zijn op basis van historie, gebruik en bodemkwaliteit 4 bodemkwaliteitszones onderscheiden voor zowel bovengrond (0 - 0,5 m -mv) en ondergrond (0,5 - 2,0 m -mv):

  1. 1. Buitengebied;
  2. 2. Wonen;
  3. 3. Wonen Wijchen;
  4. 4. Industrie.

Het plangebied valt zowel voor de boven- als de ondergrond in de kwaliteitszone 'Wonen'.

Het bestemmingsplan staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toe, maar legt voornamelijk de bestaande situatie vast. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, die binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de omgevingsvergunning tot bouwen zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit.

5.1.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.2 Wegverkeerslawaai

5.2.1 Plangebied

In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn ter beperking van verkeerslawaai, zones langs wegen aangegeven die beschouwd worden als aandachtsgebieden voor geluidhinder. De breedte van de zone is afhankelijk van de capaciteit van de weg en de aard van de omgeving. De breedte van de zone dient daarom voor iedere situatie bepaald te worden. Het streven is erop gericht dat er buiten de zone in het algemeen geen geluidniveaus voorkomen van meer dan de voorkeurwaarde 48 dB.

Een uitzondering betreft wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/ uur. Voor deze wegen hoeft in principe geen zone te worden bepaald en wordt er van uitgegaan dat de wettelijke voorkeurwaarde wordt behaald. Een nadere akoestische toetsing ten behoeve van ruimtelijke plannen en/of vergunningen is dan vanuit juridisch oogpunt niet nodig.

Binnen de hele woonkern Winssen geldt het snelheidsregiem van 30 km/ uur met uitzondering van de Van Heemstraweg waar binnen de bebouwde kom 50 km/ uur gereden mag worden. Deze woonstraten zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen. In het buitengebied geldt in Winssen een snelheidsregiem van 60 km/ uur. Ook hier is de Van Heemstraweg een uitzondering waar buiten de bebouwde kom 80 km/ uur de maximale snelheid is.

In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, zodat geen toetsing hoeft plaats te vinden.

5.2.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Beleid

Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3 % ten opzichte van de grenswaarde);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden, nadat de EU op 7 april 2009 ontheffing heeft verleend.

NIBM-grens woningbouwlocatie, 3 % criterium:

  • < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • < 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, zodat geen toetsing hoeft plaats te vinden.

5.3.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.4 Externe Veiligheid

5.4.1 Wetgeving

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (d.d. 26 mei 2009).

In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.(invloedsgebied).

Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi.

5.4.2 Provinciale risicokaart

De provinciale risicokaart informeert onder andere de inwoners van Gelderland over de risico's waarmee zij in hun leefomgeving kunnen worden geconfronteerd en hoe te handelen. Op navolgend kaartfragment van de risicokaart is te zien dat in en rondom Winssen geen risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BpKernWinssen-vadf_0006.jpg"

Uitsnede risicokaart ter hoogte van Winssen (Bron: http://nederland.risicokaart.nl)

5.4.3 Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid gemeente Beuningen

De gemeente heeft een inventarisatie gemaakt van de aanwezige risicobronnen in de gemeente Beuningen met bijbehorende veiligheidsafstanden (Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid Beuningen, 25 maart 2008). Ook op navolgend kaartfragment van de inventarisatiekaart is te zien dat in en rondom Winssen geen risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BpKernWinssen-vadf_0007.png"

Uitsnede Inventarisatiekaart Nulsituatie externe veiligheid Beuningen

5.4.4 Plangebied

Inrichtingen c.q. bedrijven
Er zijn binnen het plangebied geen bedrijven aanwezig met een veiligheidsrisico als bedoeld in het Bevi. Verder zijn er geen bedrijven in de directe omgeving van het plangebied aanwezig waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Aan de zuidzijde van het plangebied loopt de Van Heemstraweg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is. Harde cijfers over dit vervoer zijn niet beschikbaar. Transport kan bijvoorbeeld incidenteel plaatsvinden voor de bevoorrading van het LPG tankstation van Deest of Druten. De Wet vervoer gevaarlijke stoffen schrijft echter voor dat bevolkingskernen gemeden dienen te worden. Transport van deze aard zal slechts sporadisch voorkomen. Van een PR of GR is dus geen sprake.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water
Het plangebied is op ruim 600 m van de Waal gelegen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze rivier is dan ook niet van invloed op onderhavig bestemmingsplan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door een buisleiding
Langs en door het plangebied lopen geen (hogedruk) aardgastransportleidingen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is dan ook niet van invloed op onderhavig bestemmingsplan.

5.4.5 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.5 Milieuzonering

5.5.1 Algemeen

Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (editie 2009). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, stank). De hierin weergegeven maten zijn richtinggevend. Een afwijking is in beginsel mogelijk met dien verstande dat de afwijking dient te worden gemotiveerd. Indien gevoelige objecten binnen de contouren gelegen zijn, betekent dit dat overlast kan ontstaan vanuit de bestaande bedrijvigheid op die gevoelige functie of dat het betreffende bedrijf kan worden beperkt in de bedrijfsvoering door die gevoelige functie. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied.

Alle bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zijn naar aard en omvang per definitie passend binnen een woonomgeving. Bedrijven uit milieucategorie 3.1 en hoger worden altijd specifiek bestemd.

In onderstaande lijst worden alle bedrijven/ voorzieningen uit milieucategorie 3.1 of hoger specifiek benoemd:

Functie Adres SBI-code Milieucategorie
grond-, weg- en waterbouwbedrijf, loonbedrijf
(> 500 m2)
Geerstraat 3a 016.1 3.1
Metaalbewerkings- en constructiebedrijf Geerstraat 5 251, 331 3.2
Hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf
(<= 500 m2)
Geerstraat 10B 016.3 3.1
Goederenwegvervoerbedrijf
(> 1.000 m2)
Ingenieur Van Stuijvenbergweg 48 494.0 3.2
Goederenwegvervoerbedrijf
(<= 1.000 m2)
Molenstraat 20 494.1 3.1
Bouwbedrijf Molenstraat 28 41, 42, 43.0 3.2

Binnen de bebouwde kom kan gesteld worden dat over het algemeen de aanwezige bestaande woningen maatgevend zijn voor de mogelijkheden van bedrijven vanuit milieuoogpunt. De aanwezige bedrijven vormen geen belemmering voor onderhavige bestemmingsplan.

Er zijn in de directe omgeving (buiten het plangebied) geen (bedrijfs-) activiteiten aanwezig die in conflict komen met de woonfunctie. De aanwezige gevoelige functies in het plangebied zijn dus niet gelegen binnen een milieucirkel van een bedrijf. Evenmin zijn er in de omgeving functies gelegen die beperkingen ondervinden van het voorliggende bestemmingsplan.

5.5.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect milieuzonering geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.6 Mer-beoordeling

Ingevolge het gestelde in het Besluit mer moet een beoordeling of een milieueffectrapport noodzakelijk is (toepassing van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer), plaatsvinden indien de activiteit betrekking heeft op de bouw van 2000 woningen (drempelwaarde). In aanvulling op deze drempelwaarde is de beoordeling of een milieueffectrapport noodzakelijk is eveneens noodzakelijk indien niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. De vraag of een activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, wordt beoordeeld aan de hand van de selectiecriteria zoals die zijn opgenomen in bijlage 3 van de EEG Richtlijn milieu-effectbeoordeling.

Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie van de (planologisch) bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen worden derhalve niet mogelijk gemaakt. Geconcludeerd wordt dat er geen noodzaak is om toepassing te geven aan de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer.

5.7 Waterhuishouding

In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken. Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Stijging van de zeespiegel, en een verhoogde afvoer van de rivieren. Daarnaast blijft in laag-Nederland ook de bodem dalen. Dat alles vraagt om ruimtelijke plannen die rekening houden met deze ontwikkelingen.

Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

5.7.1 Ligging

Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Waal, op enige afstand van de Waaldijk.

5.7.2 Randvoorwaarden

5.7.3 Huidige situatie

Oppervlaktewater
In het plangebied komen verschillende A-watergangen voor. Hieronder een overzicht van de A-watergangen (donkerblauw):

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BpKernWinssen-vadf_0008.jpg"

De A-watergangen lopen met name langs de Van Heemstraweg, in het landelijke gebied in het zuidwesten van het plangebied, aan de westzijde van de Geerstraat en om de Notenboomgaard in oostelijke richting.

Voor het overige komt geen oppervlaktewater in het plangebied voor.

Hemelwater
Het hemelwater dat op het verhard oppervlak valt (daken en verharding) wordt afgevoerd via het gemengde stelsel, tenzij de verharding is afgekoppeld. Het overige hemelwater infiltreert vrij in de bodem.

Nieuwe ontwikkelingen

Onderhavig bestemmingsplan heeft een beheerskarakter, (grootschalige) ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. De ruimtelijke mogelijkheden beperken zich overwegend tot de realisatie en/ of uitbreiding van bestaande hoofdmassa's en bijgebouwen.

Het bestaande verharde oppervlak is significant toegenomen. Daardoor zijn er maatregelen nodig om het regenwater af te voeren. Hiervoor wordt de blauwe ader geïntroduceerd in het GRP 2013 - 2017.

Bij voorkeur wordt op eigen terrein wel voorzien in een gescheiden rioolstelsel, zodat voorgesorteerd kan worden op toekomstige aanpassingen naar een duurzaam systeem.

Watertoets

Het onderhavig bestemmingsplan heeft overwegend een beheersfunctie. Afgezien van enkele kleinschalige ontwikkelingen (bestaande planologische situatie) en (woning)uitbreidingen, zijn geen nieuwbouwmogelijkheden opgenomen. Het bestemmingsplan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.

Deze waterparagraaf zal in het kader van het vooroverleg worden voorgelegd aan het waterschap. De reactie van het waterschap zal vervolgens worden verwerkt.

5.7.4 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.8 Ecologie

5.8.1 Algemeen

De uiterwaard gelegen tussen de Dijk en de Waal is aangewezen als Natura-2000 gebied 'Uiterwaarden Waal' in ontwerp op basis van de Vogelrichtlijn. Deze strook grond maakt deel uit van een omvangrijkere speciale beschermingszone die grote delen omvat van het winterbed van de Waal binnen de provincie Gelderland, meer in het bijzonder gaat het om (delen van) de uiterwaardgebieden van de gemeenten Maasdriel, Neerijnen, Tiel, Echteld, Dodewaard, Valburg, Elst, West Maas en Waal, Druten, Beuningen en Nijmegen. In totaal betreft het 4.600 ha.

Het gebied is gekwalificeerd vanwege de Kleine Zwaan, Grauwe gans, Kolgans, Smient en Kwartelkoning. Deze vogelsoorten stellen een variëteit aan gebiedseisen, waarbij bijvoorbeeld kan worden gedacht aan kleinschalige landschappen met (open) water, rietvegetaties, (drassige) weidegronden en akkers.

Afgezien van een smalle strook ten noordoosten van de kern is de dijk buiten het plangebied gelegen. Datzelfde geldt voor de uiterwaarden. Het onderhavige bestemmingsplan is vooral een conserverend plan en voorziet niet in activiteiten waarvan redelijkerwijs de verwachting is dat die leiden tot significante effecten buiten en binnen het plangebied.

5.8.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect ecologie geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.9 Cultuurhistorie & Archeologie

5.9.1 Cultuurhistorie

De gemeente heeft een zogenaamde cultuurhistorische kenmerkenkaart opgesteld (RAAP-rapport 1603, kaartbijlage 3). Een belangrijk deel van de kern behoort tot de gebiedscategorie "oud cultuurland (vroege middeleeuwen)". Het gebied ten oosten van de Notaris Stephanus Roestraat is aangemerkt als "jong cultuurland, de voormalige uiterwaarden (volle middeleeuwen)". Op het grensvlak tussen deze 2 gebieden is sprake van een "restgeul". Voorts zijn nevengeulen, (voormalige) wegen of paden, boerengroen veedriften e.d. weergegeven. Opvallend is dat deze elementen nog herkenbaar zijn in de huidige opbouw van de dorpskern en het omliggende landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BpKernWinssen-vadf_0009.png"

De volgende rijksmonumenten komen in het plangebied voor:

Straat Huisnr. Soort gebouw
Leegstraat 14 Boerderij (Het Hoogh Huys)
Molenstraat 37M Molen (Beatrixmolen)
Notaris Stephanus Roesstraat 31 Herenhuis (De Terp)
Notaris Stephanus Roesstraat 37A R.K. Kerk en Heilig Hartbeeld
Notaris Stephanus Roesstraat 39 Antonius Kerkgebouw

De volgende gemeentelijke monumenten komen in het plangebied voor:

Straat Huisnr. Soort gebouw
Geerstraat 15 Boerderij
Leegstraat 14A Schuur
Molenstraat 4 Boerderij
Molenstraat 26 Boerderij
Molenstraat ongenummerd Heilig Hartbeeld
Notaris Stephanus Roesstraat 6 Boerderij
Notaris Stephanus Roesstraat 11 N.H. Kerk en kerkhof
Notaris Stephanus Roesstraat 13 Voormalige pastorie
Notaris Stephanus Roesstraat 21 Boerderij/ woning
Notaris Stephanus Roesstraat 23 Boerderij/ woning
Notaris Stephanus Roesstraat 25 Boerderij/ woning

De rijksmonumenten en de gemeentelijke monumenten worden al beschermd via de Monumentenwet respectievelijk de gemeentelijke Erfgoedverordening. Om dubbele regelgeving te voorkomen is daarom geen regeling voor monumentale bebouwing opgenomen in dit bestemmingsplan.

In opdracht van de gemeente is onderzoek uitgevoerd naar de waarden van het Dorpshart in Winssen. Dit onderzoek beschrijft de historische ontwikkeling van Winssen en geeft een advies over de wijze waarop moet worden omgegaan met de aangetroffen waarden.

Uit het onderzoek blijkt dat het Dorpshart van Winssen een groot aantal historische en ruimtelijke kwaliteiten herbergt. Om deze kwaliteiten te behouden en te versterken wordt een aantal beleidsmaatregelen en uitvoeringsmaatregelen geadviseerd.

  • Aanwijzing gemeentelijk beschermd dorpsgezicht in erfgoedverordening;
  • Start quickscan voor aanwijzing beschermde monumenten en karakteristieke objecten;
  • Gemeentelijk dorpsgezicht vastleggen in beschermend bestemmingsplan (via een dubbelbestemming).

Over het onderzoek en de eventueel te nemen maatregelen vindt nog bestuurlijke besluitvorming plaats. Eventuele cultuurhistorische bescherming van het Dorpshart Winssen zal dan ook in een latere fase van het bestemmingsplan opgenomen worden.

5.9.2 Archeologie

In 1992 is op Malta een Europees Verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valletta (kortweg: Malta). Doel van Malta is om bij ruimtelijke plannen meer en beter rekening te houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden en deze, waar mogelijk, beter te beschermen. Het Verdrag van Valletta is in 1998 geratificeerd en inmiddels als wijziging van de Monumentenwet (1988) geïmplementeerd via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die per 1 september 2007 van kracht is geworden. Dit betekent dat er niet meer in de “geest” van de wet moet worden gewerkt maar dat bij elke schop die de grond in gaat, gekeken moet worden of er sprake is van archeologische waarden en/of verwachtingen. Bij van rijkswege beschermde archeologische terreinen is een vergunning nodig van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

De gemeente Beuningen heeft een archeologische beleidsadvieskaart laten vervaardigen (RAAP Archeologisch Adviesbureau, RAAP-rapport 2170, kaartbijlage 3). Deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010. Het grondgebied van de gemeente Beuningen is op de beleidsadvieskaart ingedeeld in beleidszones. Volgens deze kaart heeft (vrijwel) het gehele plangebied een hoge verwachtingswaarde en valt binnen beleidszone 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BpKernWinssen-vadf_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BpKernWinssen-vadf_0011.png"

Onderhavig bestemmingsplan heeft overwegend een beheerfunctie. Binnen het plangebied is alleen sprake van verbouwplannen en eventueel kleine uitbreidingen, danwel de realisatie van woningen op basis van de vigerende bestemmingsplannen (zoals reeds is opgemerkt is het plangebied aangemerkt als bestaand). Bij bodemingrepen groter dan 100 m2 (binnen bebouwde kom) of 120 m2 (buiten bebouwde kom) en dieper dan 30 cm moet een onderzoek overlegd worden.

Uiteraard bestaat de mogelijkheid dat bij de uitvoering van de (ver)bouwplannen toch nog archeologische vondsten worden gedaan. In dat geval geldt de verplichting conform de Monumentenwet om dit te melden bij het bevoegd gezag (de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed namens de minister). Vervolgens zal dan worden onderzocht of er archeologische waarden in het geding zijn en, indien nodig, op welke wijze de waarden zo veel mogelijk gespaard kunnen worden.

5.9.3 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

Om de archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan te borgen worden hiervoor dubbelbestemmingen opgenomen in de regels en op de verbeelding.

5.10 Leidingen

In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, gas of brandstof gelegen, die in het kader van het bestemmingsplan op de verbeelding met bijbehorende bebouwingsvrije zones dienen te worden opgenomen.

Wel bevindt er zich onder de Ingenieur van Stuijvenbergweg, overgaand in de Notaris Stephanus Roesstraat en langs de noordwestzijde van het plangebied een hoofdriooltransportleiding. Deze leiding is voorzien van een dubbelbestemming.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de economische haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen en de uitkomsten van overleg en inspraak.

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het betreft hier een conserverend bestemmingsplan, waarin geen rechtstreekse ontwikkelingen zijn voorzien. De uitvoering van het plan blijft, behoudens personele kosten, budgetneutraal. Voor zover civieltechnische activiteiten noodzakelijk zijn, zullen deze worden opgenomen in de algemene prioriteitenstelling in het kader van het onderhoudsbudget.

6.2 Overleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg zal het plan onder andere besproken worden met de volgende partijen:

  • Provincie Gelderland;
  • Waterschap Rivierenland.

De ingediende reacties zijn van een gemeentelijke reactie voorzien en weergegeven in de inspraak- en vooroverlegnota.

6.3 Inspraak

Het voorontwerp-bestemmingsplan is op grond van de gemeentelijke inspraakverordening voor een ieder ter inzage gelegd. De ingediende inspraakreacties zijn van een gemeentelijke reactie voorzien en weergegeven in de inspraak- en vooroverlegnota.

6.4 Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de zienswijzen gedurende 6 weken voor een ieder ter visie gelegen. Gedurende deze periode zijn 6 zienswijzen ingediend tegen het bestemmingsplan. De gemeentelijke beantwoording hiervan is weergegeven in de als bijlage opgenomen Nota zienswijzen. Tevens staan hierin de ambtshalve aanpassingen weergegeven.

6.5 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft weinig waarde, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen toezicht en, indien nodig, handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Voor een goed handhavingsbeleid zijn 4 factoren van wezenlijk belang:

a. Voldoende kenbaarheid van het plan.

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

b. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan.

De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

c. Realistische en inzichtelijke regeling.

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De voorschriften moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is.

d. Actief handhavingsbeleid.

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de voorschriften worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. De gemeente voert een actief handhavingsbeleid. De toezichthouders van het team Vergunningen, Toezicht en Handhaving (afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling) voeren het toezicht uit op de naleving van de Wabo, de Woningwet en de Wro. Daartoe is de gemeente verdeeld in 21 rayons die periodiek worden bezocht, met als hoofddoel de controle van de naleving van de bestemmingsplanregels, de verleende vergunningen en het opsporen van illegale bouw. Ook wordt door de gemeentelijke afdeling Openbare werken mogelijk illegale bouw en gebruik in kaart gebracht en gemeld aan het team Vergunningen, Toezicht en Handhaving. Tevens is een nota integraal handhavingsbeleid opgesteld. De gemeenteraad heeft op 13 juli 2010 de nota vastgesteld. In de nota staat beschreven op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de toezicht- en handhavingstaken.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven

Bijlage 1 Lijst van bedrijven

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Wonen - 1)

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten (Wonen - 1)

Bijlage 1 Nota Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 1 Nota inspraak en vooroverleg

Bijlage 2 Nota Zienswijzen

Bijlage 2 Nota zienswijzen