Kloosterhof
Bestemmingsplan - Gemeente Beuningen
Vastgesteld op 22-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Kloosterhof Weurt' van de gemeente Beuningen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0209.BpKloosterhofWeurt-vadf met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 archeologische waarden
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk in de bodem bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 begane grondbouwlaag
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.8 bestaand
- t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.12 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwlaag
een begane grond of hoger gelegen verdieping, waarbij ruimten in de kap zonder zelfstandige functie niet worden meegerekend;
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 coffeeshop
een bedrijf dat tot hoofdzaak heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken;
1.21 dorpshuis
een gebouw dat ingericht is als ontmoetingsplaats voor de dorpsgemeenschap;
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.24 maatschappelijke voorziening
voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, (praktijkruimte voor) gezondheidszorg, religie, onderwijs, (kinder)dagopvang, naschoolse opvang en opvoeding;
1.25 ondergeschikte bouwdelen
Ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, (brand)trappen, bordessen, balkons, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkonhekken, liftopbouwen, luchtbehandelingskasten.
1.26 ondersteunende horeca
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
1.27 praktijkruimte
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verlenen van medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee gelijk te stellen diensten;
1.28 seksinrichting
een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk pornografische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van pornografische en/of erotische aard plaats heeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht dan wel bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot seksuele handelingen;
1.29 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel;
1.30 waterhuishoudkundige doeleinden
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduidingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein.
2.5 peil
de hoogte gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. speelruimte;
- c. dorpshuis;
- d. sporthal;
- e. ondersteunende horeca;
- f. terras;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' wordt verwijderd. Voordat gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid moet vast komen te staan dat de boom geen monumentale waarde meer heeft.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties en zonering van 50 m rondom monumenten.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:
- 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;
- 3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
- 4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:
- a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 op te nemen, indien uit nader onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Ondergeschikte bouwdelen
6.2 Afwijkingenregeling
In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, het volgende:
- a. indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.
6.3 Ondergrondse bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak met uitzondering van de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'';
- b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds tot maximaal 4 m onder de verdiepingsvloer van de begane grondbouwlaag.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 7.1 met maximaal 10 %.
7.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
7.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
7.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
7.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 7.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanKloosterhof Weurt
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Een belangrijke ambitie uit het collegeprogramma 2010-2014 van de gemeente Beuningen is gericht op de vitaliteit van de kernen. Weurt krijgt hierbij hoge prioriteit. Er is al een aantal impulsen aan Weurt gegeven (Kloostertuin/zorg en woningbouw Roozenburg), maar dit is niet voldoende om Weurt vitaal te houden.
Samen met de klankbordgroep voor Weurt is gewerkt aan een toekomstvisie voor Weurt. Het eindresultaat van deze discussie is vertaald in de structuurvisie gemeente Beuningen Groen en Dynamisch, welke is vastgesteld in mei 2012. In deze visie zijn enkele gerichte ingrepen voorgesteld om het ruimtelijk en maatschappelijk evenwicht in Weurt te verbeteren en daarmee de vitaliteit te bevorderen.
Eén van de ingrepen is om in Weurt een voorzieningenas op Laan 1945 te creëren, met op de kop van deze as een "ontmoetingsplek"; een concentratie van dorpshuis, basisschool en sporthal. Door het combineren van voorzieningen kan, in lijn met de ambities voor Weurt, synergie bereikt worden, hetgeen ten goede komt aan de leefbaarheid en vitaliteit van het dorp. De locatie Kloosterhof is hiervoor een geschikte plek vanwege de centrale positie in de kern en de ligging op de kop van Laan 1945 (de nieuwe voorzieningen-as). Er is op de Kloosterhof, naast de aanwezige voorzieningen, voldoende ruimte aanwezig voor de bouw van een school. De vrijkomende locatie van basisschool De Ruyter is vanwege zijn centrale ligging geschikt voor woningbouw, met name voor de doelgroep senioren en zorgvragers.
Op basis van de stedenbouwkundig studie van LOS Stad om Land bv is een opzet gemaakt voor een herinvulling van de ruimte in het plangebied. Uitgangspunt hierbij is dat de bestaande sporthal wordt gehandhaafd. Het dorpshuis zal worden gesloopt en worden herbouwd.
In onderhavig bestemmingsplan wordt de stedenbouwkundige opzet planologisch/ juridisch verankerd. Vanwege het stadium van de (steden)bouwkundige planvorming is hierbij enige flexibiliteit opgenomen in het bestemmingsplan.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het experimentgebied ‘Flexibele bestemmingsplannen’ van Platform 31. Conform het recent gewijzigde Besluit Crisis- en herstelwet is het hier mogelijk om van een aantal artikelen uit de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening af te wijken. Platform 31 heeft dit experiment opgestart om te kunnen vaststellen wanneer en waar functies en regels losgelaten kunnen worden om zo meer en sneller ruimte te kunnen bieden aan nieuwe ontwikkelingen en functies. Desondanks is toch gekozen voor een regulier bestemmingsplansystematiek. Reden zijn de herkenbaarheid van de planvorm en de gevraagde fasering van het plan, die op korte termijn gestalte moet krijgen.
Als onderdeel van dit bestemmingsplan en vooruitlopend op het bestemmingsplan voor de rest van het experimentgebied 'Flexibele bestemmingsplannen' (zie de afbeelding in paragraaf 5.5.2) wordt samen met de vaststelling van dit bestemmingsplan de beleidsmatige keuze gemaakt om het plangebied zoals dat is weergegeven op de eerder genoemde afbeelding, aan te merken als 'gebied met functiemenging'. In paragraaf 5.5 wordt hier verder op ingegaan.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied omvat de locatie Kloosterhof in de kern Weurt, ingeklemd tussen de Marienweerd, de Kapittelweg en de Jonkerstraat. De navolgende afbeelding bevat een luchtfoto waarop met rood de globale begrenzing van het plangebied is aangegeven:
Globale ligging plangebied (rode omkadering) (Bron: http://maps.google.nl)
Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan.
1.3 Geldende Plannen
De gronden binnen het plangebied maken deel uit van het bestemmingsplan 'Kern Weurt' vastgesteld door de gemeenteraad van Beuningen op 6 juni 2006 en onherroepelijk geworden op 23 november 2006.
Het plangebied heeft de bestemming 'Bijzondere voorzieningen' met de nadere aanduiding 'sporthal / dorpshuis' ter plaatse van het plangebied. Zowel de maximale goot- als bouwhoogte bedraagt 11,0 m.
Gezien de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied past de nieuwe bebouwing niet meer binnen het bestaande bouwvlak. Daarom is het nodig om het geldende bestemmingsplan voor het plangebied te herzien ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro).
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:
- In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Achtereenvolgens komen de historie van de kern, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur van het plangebied aan de orde.
- In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling is vormgegeven;
- In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;
- In hoofdstuk 5 komen de uitkomsten van de onderzoeken aan de orde met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten als geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, bedrijven (milieuzonering), waterhuishouding, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en leidingen;
- In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de resultaten uit inspraak en overleg aan de orde.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
Het plangebied is op dit moment in gebruik voor een sporthal en een dorpshuis inclusief bijbehorend parkeerterrein rondom het gebouw. De bebouwing is grootschalig van karakter, waardoor de locatie met bijzondere functie(s) zich herkenbaar onderscheid van de omgeving. De hoofdentree is gelegen aan de zuidzijde. Voor het overige heeft de bebouwing, met name wat de sporthal betreft, een zeer gesloten karakter.
Aan de zijde van de Jonkerstraat (oostzijde) is de omranding van het plangebied op dit moment meer open. Aan de zijde van de Kapittelweg en Marienweerd (zuid- en westzijde) wordt de bebouwing meer aan het zicht onttrokken door opgaande beplanting. Hieronder een beeld van de zuidwestzijde van het plangebied, gezien vanaf de Kapittelweg:
Ten zuiden en ten westen van het plangebied bevinden zich voornamelijk rijwoningen, bestaande uit 1 bouwlaag met kap. Aan de noord- en oostzijde van het plangebied bevinden zich voornamelijk vrijstaande woningen en twee-onder-één-kapwoningen bestaande uit 1,5 à 2 bouwlagen met kap.
De externe ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de Laan 1945 en sluit vervolgens via de Postkantoorstraat op de doorgaande Van Heemstraweg.
2.2 Toekomstige Situatie
2.2.1 Functioneel programma
Het te realiseren programma voor de locatie bestaat uit:
Sporthal
Zaal 1.590 m2 bestaande oppervlak (blijft behouden)
Materiaalberging 45 m2
Totaal 1.635 m2
Basisschool / peuterspeelzaal:
Peuterspeelzaal 115 m2 (2 arbeidsplaatsen )
Basisonderwijs (permanente voorziening) 915 m2 (6 lokalen)
Totaal 1.030 m2
(exclusief ruimtebehoefte speelplaatsen)
Buitenruimte Basisschool / peuterspeelzaal:
Speelplaats peuters 120 m2
Speelplaats basisonderwijs 300 m2
Totaal 420 m2
Gemeenschapshuis
reeds aanwezig bij sporthal 295 m2
nieuw benodigd 586 m2
Totaal 881 m2
Totaal 3546 m2 ex buitenruimte
De sporthal blijft behouden en op de huidige plek staan. De functie van dorpshuis zal in het plangebied gehandhaafd blijven, maar zal kleiner van omvang worden door intensiever/ gecombineerd ruimtegebruik. Door stapeling van functies zal compact worden gebouwd en de footprint van de bebouwing verder beperkt.
2.2.2 Stedenbouwkundig plan
Uit de structuurvisie blijkt dat de nieuwe ontmoetingsruimte, bestaande uit sporthal, dorpshuis, basisschool De Ruyter en de buitenruimte hiervan, in de woonomgeving sterk afwijkt qua maat en schaal en daardoor een bijzonder gebouw vormt. Daarnaast is het een wens om dit nieuwe gebouw in te zetten als een beëindiging van de Laan 1945. Dit kan door bijvoorbeeld een ruimte of een gebouw als accent te creëren dat zichtbaar is vanaf de hoek Kapittelweg - Jonkerstraat. De open ruimte rondom het gebouw maakt onlosmakelijk deel uit van de nieuwe ontmoetingsruimte. Gebouw en de ruimte buiten moeten goed op elkaar afgestemd worden en in samenhang ontworpen. De ruimte is beperkt, dus hier ligt een uitdaging om er naast de eisen en het beperkte budget een kwalitatief goed ruimte (die functioneert en er aantrekkelijk uit ziet) van te maken.
De inpassing van het gebouw wordt sterk gestuurd door de locatie en het feit dat de sporthal behouden blijft. Het dorpshuis moet een functionele relatie hebben met de bestaande kantine. Het is daarom wenselijk en voor de hand liggend dat het dorpshuis gestapeld gebouwd wordt, direct aansluitend of op de kantine. Ook in de buitenruimte kan dubbelgebruik toegepast worden, bijvoorbeeld parkeerplaatsen die buiten de piekmomenten ook als speelplek zijn te gebruiken.
De nieuwe ontmoetingsruimte, bestaande uit sporthal, dorpshuis en basisschool De Ruyter, zal in deze woonomgeving een bijzonder gebouw vormen. Dat is ook de bedoeling, het moet een bijzondere beeindiging van de Laan 1945 vormen. Aan het eind van de Laan dient of een plein te komen of mag een gebouwd accent zichtbaar zijn (hoek Kapittelweg - Jonkerstraat).
Het gebouw moet een uitnodigend karakter hebben. De entree moet helder worden vormgegeven. Hoewel het gebouw zich qua maat, schaal en functionaliteit nadrukkelijk onderscheid van de omgeving is het een opgave aan de architect het gebouw zowel qua rooilijn als bouwhoogte subtiel te differentieren waarmee het wat aansluiting vindt bij de directe omgeving. Er worden geen lange rechtstanden voorgesteld. Het is een opgave voor de architect hier een betekenisvol gebouw te maken. Zichtbaar mag zijn wat het gebouw is (welke functies er aanwezig zijn) en voor wie.
Er zijn 3 bouwzones aangewezen (zie onderstaande afbeelding).
- Een zone van 3 bouwlagen (groene contour) hoog direct rondom de bestaande sporthal met als doel ruimte te geven om de hal "in te pakken" met een nieuwe wervende gevel.
- Een zone van 2 bouwlagen (gele contour) die globaal de bestaande rooilijn volgt. Ook geldt in zone 2 een beperking voor het bouwen i.r.t. de te beschermen bomen.
- Buiten de bestaande rooilijn mag deels in 1 laag gebouwd worden (rode contour). Deze zone kan vanwege te behouden bomen niet volledig worden bebouwd.
2.2.3 Parkeren
Voor deze ontwikkeling is onderzocht wat de parkeerbehoefte is (Pouderoyen Compagnons, Parkeer- en verkeersonderzoek Kloosterhof e.o., sept 2013) . De gemeente Beuningen is conform de stedelijkheidsgraad van Nederlandse Gemeenten een 'weinig stedelijke' gemeente, de locatie hoort thuis in de categorie 'restbebouwde kom'. Voor de parkeerkencijfers is CROW-publicatie 317, Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie d.d. oktober 2012 gehanteerd. Voor parkeerkencijfers en berekenmethodes die niet in deze publicatie vermeld staan, worden andere CROW-publicaties geraadpleegd, zoals de ASVV2004 en publicatie 182. Een belangrijk ander hulpmiddel zijn de resultaten van de afgenomen enquête onder de ouders van basisschoolleerlingen en de verrichte parkeertellingen.
In het parkeeronderzoek is op basis van het programma en de van toepassing zijnde parkeernormen, de parkeerbehoefte voor het voorzieningencluster Kloosterhof berekend. Vervolgens is dit gecombineerd met de uitkomsten van de parkeertellingen en de enquête. Hieruit wordt geconcludeerd dat er ruim voldoende parkeergelegenheid in het plangebied en omgeving aanwezig is.
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Inleiding
Het bestemmingsplan reguleert het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het plan biedt het gemeentebestuur een basis voor handhaving, indien op een bepaalde locatie activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met het bestemmingsplan en uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk worden geacht.
Het bestemmingsplan vormt een belangrijk toetsingskader bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwaanvragen kunnen rechtstreeks worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan. Overigens neemt het bevoegd gezag bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen eveneens het Bouwbesluit en de bouwverordening in acht. Tenslotte wordt getoetst aan eisen van welstand.
In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de regels. De verbeelding en de regels dienen in samenhang met elkaar te worden begrepen.
Een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling zijn niet meer in de regels opgenomen: in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1 een algemeen gebruiksverbod voor gebruik in strijd met de bestemming opgenomen, alsmede een strafbaarstelling voor overtreding van het verbod.
De verbeelding en de regels zijn voorts opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) en de digitale eisen die vanaf 1 januari 2010 aan bestemmingsplannen gesteld worden. In deze standaard is de opzet van de regels en de benaming en verbeelding van bestemmingen en diverse functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen bindend voorgeschreven.
3.2 Opbouw Van De Regels
In deze paragraaf wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven. Het betreft hier de volgende aspecten:
- verantwoording;
- planvorm;
- systematiek;
- bestemmingen;
- specifieke elementen;
- overig.
De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: “Inleidende regels”bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.
Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2008), voor zover deze relevant zijn voor het betreffende artikel:
- Bestemmingsomschrijving
Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);
- Bouwregels
In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen. In algemene zin geldt dat gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd.
- Specifieke gebruiksregels
In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;
- Afwijken van de gebruiksregels
Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
In deze bepaling is opgenomen voor welke werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vereist is.
Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelregel zijn de volgende bepalingen opgenomen:
- Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden. In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan. Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.
Hoofdstuk 4:“Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de bestemmingsplanbepalingen, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:
- Overgangsrecht:
In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige bestemmingsplan. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van 2 jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10 %. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het overgangsrecht.
Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd.
Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor het onderhavige bestemmingsplan ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.
- Slotregel:
In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.
3.3 Bestemmingen
Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens worden de verschillende bestemmingen met kleur(en) weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. In dit bestemmingsplan is overigens sprake van slechts één enkelbestemming. Daarnaast is een zogenaamde dubbelbestemming opgenomen.
Maatschappelijk
Het complex Kloosterhof is bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. Hieronder vallen o.a. scholen, (praktijkruimten voor) gezondheidszorg, bijvoorbeeld een huisartsenpraktijk, een dorpshuis en een kinderdagverblijf/peuterspeelzaal. Naast maatschappelijke voorzieningen wordt ook een sporthal en ondersteunende horeca mogelijk gemaakt. De horeca is ondersteunend aan de hoofdfuncties sporthal en dorpshuis.
Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemmingen)
De gemeente Beuningen heeft een archeologische verwachtingenkaart laten vervaardigen, deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010.
Het archeologisch beleid is voor bestemmingsplannen vertaald in 3 dubbelbestemmingen, 'Waarde - Archeologie 1, 2 en 3'.
De gebieden met hoge archeologische verwachtingswaarde, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties evenals een zonering van 50 m rondom de monumenten zijn op de verbeelding opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 2', waaronder onderhavig plangebied.
Voor gebieden die reeds zijn onderzocht of verstoord is geen dubbelbestemming archeologie op de verbeelding opgenomen.
Voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 30 cm beneden maaiveld in gebieden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' (hoge archeologische verwachtingswaarde) wordt bij een omvang van meer dan 100 m2 nader archeologisch onderzoek verplicht gesteld.
De keuze voor 30 cm is gebaseerd op de gemiddelde verstoringsdiepte in Nederland, ook wel de bouwvoor genoemd. Deze keuze wordt onderbouwd door een uitspraak van de Raad van State van 23 mei 2007: 'Voorts is aannemelijk dat bij het vergraven en het afgraven van de bodem dieper dan 30 cm de in de bodem archeologische waarden onherstelbaar kunnen worden beschadigd'.
In sommige gevallen is het vanuit praktisch oogpunt niet gewenst om een archeologisch onderzoek te eisen. Dit levert slechts administratieve lasten voor zowel de verstoorder als het bevoegd gezag op, terwijl de archeologische winst minimaal is. Dit geldt in situaties waarvan het zeer aannemelijk is dat de bodem geroerd is en de kans op archeologische vondsten minimaal. Dit betreft:
- voortzetting van normaal agrarisch gebruik zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van bestaande drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden;
- omgevingsvergunningen voor het bouwen waarbij het nieuw te bouwen bouwwerk zich bevindt op de bestaande fundering of ten hoogste 2,5 m hierbuiten;
- vervangen of beheren van riolering, kabels, leidingen of bestratingen.
Voor gronden aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' geldt in geval van bovenstaande situaties een vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- &omgevingsaspecten aan bod.
4.1 Nationaal Beleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.
4.2 Provinciaal & Regionaal Beleid
De provincie Gelderland ziet er op toe dat bestemmingsplannen ook inderdaad worden vastgesteld conform hun beleid, waarbij zij een reactieve rol vervult. Een en ander vraagt om een nadere vertaling van het Streekplanbeleid. Die vertaling is neergelegd in de Wro-agenda, die beoogt een kader te bieden voor de toepassing van nieuwe instrumenten en duidelijkheid te bieden waar dit reeds kan. In deze agenda wordt beschreven welke instrumenten toegepast (kunnen) worden voor het verwezenlijken van provinciale doelen. De nieuwe wet verandert niets aan de inhoud van het 'Streekplan Gelderland 2005'.
4.2.1 Streekplan Gelderland 2005
In het streekplan kiest de provincie voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt door te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: water, natuur, landschap (groenblauwe raamwerk) én de ruimtelijke ontwikkelingen in het rode raamwerk van stedelijke functies en infrastructuur. De ruimtebehoefte wordt zorgvuldig in regionaal verband geaccommodeerd zodat publieke en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.
Met het ruimtelijke beleid beoogt de provincie bij te dragen aan de versterking van de ecologische, economische en sociaal-culturele positie van Gelderland als één van de Europese regio's. Dit wil de provincie onder andere bereiken door sterke stedelijke netwerken en regionale centra te bevorderen en de vitaliteit van het landelijke gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen te versterken. In beginsel wordt gekozen voor het beter, efficiënter en hoogwaardiger benutten van het bestaand stedelijk gebied, de al geplande uitbreidingen en de meest kansrijke knooppunten.
De grootste stedelijke dynamiek in het zogenaamde KAN-gebied (nu Stadsregio Arnhem - Nijmegen) concentreert zich in het 'rode raamwerk' (of 'bundelingsgebied'). Uit de beleidskaart ruimtelijke structuur blijkt dat het plangebied is gelegen binnen het rode raamwerk in het (Inter)nationaal stedelijk netwerk KAN.
4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.
Voor het plangebied is het volgende thema van toepassing:
Verstedelijking
In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in de Stadsregio slechts is toegestaan:
- binnen bestaand bebouwd gebied,
- binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen;
- binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90 % van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector;
- binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen.
Het plangebied is volgens de RVG gelegen binnen de 'woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem – Nijmegen' en bestaand bebouwd gebied. Conform artikel 2.2 is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken hier toegestaan.
4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020
De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel.
Met de inwerkingtreding van de RVG zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan hierin overgenomen. Het RVG is het beleidskader waaraan de provincie bestemmingsplannen toetst.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Strategische visie
In 2008 – 2009 onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen heeft de gemeenteraad zes strategische hoofdlijnen bepaald:
- 1. De vier verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;
- 2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;
- 3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;
- 4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;
- 5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;
- 6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.
Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Weurt tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen.
De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en toekomstgerichtheid genoemd.
4.3.2 Structuurvisie Gemeente Beuningen
De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen vastgesteld op 8 mei 2012.
Hoofdopgaven
De hoofdopgaven van Weurt:
- 1. Verbinden van Weurt. Weurt wordt doorsneden door de van Heemstraweg. Deze weg vormt een barrière in het dorp die de inwoners van Weurt graag zien verdwijnen. De gemeente Beuningen wil zich sterk maken de barrière zoveel als mogelijk te verzachten zodat de beide zijden van Weurt beter met elkaar verbonden zijn.
- 2. Op zoek naar een hart. Het dorp Weurt kent geen duidelijk dorpshart. De bevolking van Weurt zou graag zien dat er een dorpsplein zou zijn waar voorzieningen meer geconcentreerd liggen en waar ontmoetingen kunnen plaatsvinden. Gezien de beperkte ruimtelijke en financiële speelruimte kiest de gemeente voor een realistische insteek waarin de opgave niet is 1 hart te creëren maar voorzieningen vooral te verbeteren en beter met elkaar te verbinden.
- 3. Versterken van synergie tussen voorzieningen. Weurt beschikt over een redelijk voorzieningenniveau. Het is naar de toekomst toe een opgave deze voorzieningen te behouden en te versterken. De centrale opgave is meer synergie te bereiken. Met onderhavig bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan dit visieonderdeel.
- 4. Accupunctuur, verbeteren van de openbare ruimte. De openbare ruimte in Weurt en de structuur van verschillende woongebieden is tamelijk schraal. De structuurvisie reikt ideeën aan hoe de belevingswaarde en functionaliteit van de ruimte in de toekomst verbeterd kan worden.
Voor onderhavig bestemmingsplan is met name beleidsdoelstelling 3 van belang.
Keuzes hoofdopgaven
1. Verbinden van Weurt
De wens is dat de van Heemstraweg op meerdere plaatsen goed oversteekbaar wordt. Ook kan de route Pastoor Jonckerstraat – Broekmanstraat hersteld worden. Het is tevens wenselijk dat het wegprofiel van de Van Heemstraweg heringericht wordt zodat het hard rijden onaantrekkelijk is. Het verleggen van de komgrens wat verder westelijk zou daarbij een verbetering zijn; zo voelen automobilisten eerder dat ze het dorp in rijden.
2. Op zoek naar een hart
Deze visie kiest er voor om – in samenhang met de te versterken synergie tussen de voorzieningen – Laan 1945 te gaan verbeteren als een “voorzieningenas” in het dorp. Deze as verbindt de sportvelden met het dorpshuis De Kloosterhof.
De ambitie is aan Laan 1945 een pleintje te realiseren waar ruimte is voor activiteiten en het prettig verblijven is. Dit pleintje zou kunnen ontstaan door de supermarkt te herontwikkelen.
Laan 1945 kan veel interessanter worden ingericht met voldoende ruimte voor voetgangers en fietsers. In de uitwerking van dit idee kunnen de bestaande kleine plantsoenen bij deze weg worden betrokken zodat er wat meer ruimte ontstaat om een echt pleintje te realiseren. Overwogen kan worden het parkeren beter te organiseren.
De gemeente wil meer planologische mogelijkheden bieden zodat er ook meer activiteiten een plek kunnen krijgen aan het pleintje en Laan 1945. Het is een meerwaarde als er een cafeetje of restaurant zou worden gerealiseerd en als de voorzieningen die nu gevestigd zijn aan de zuidzijde van de Postkantoorstraat zouden worden verplaatst naar Laan 1945. De gemeente zal daar ruime planologische mogelijkheden voor bieden, bijvoorbeeld met flexibele bestemmingen in het bestemmingsplan.
3. Versterken van de synergie tussen voorzieningen
Binnen Weurt bestaan diverse gebouwen voor maatschappelijke functies die verouderd zijn en op korte of wat langere termijn om vernieuwing vragen. De Basisschool de Ruyter staat daarbij bovenaan de prioriteitenlijst. Ook het gemeenschapshuis De Kloosterhof is oud en voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Weurt beschikt daarnaast over een uitstekende sportzaal die voor de schaal van de kern groot is. Als er op dit moment een nieuwe binnensportaccommodatie gebouwd zou moeten worden zou deze op grond van de actuele normen niet zo groot zijn als de huidige sporthal. Met andere woorden Weurt heeft een nu geweldige sportzaal die ze graag willen behouden op de huidige locatie. Het is alom bekend dat verschillende maatschappelijke functies beter tot hun recht komen als er een goede afstemming en samenhang tussen deze functies bestaat. Zowel voor de gebruikers als voor beheer en exploitatie biedt meer samenhang voordelen. Concepten die hier het bewijs van zijn en die steeds meer ontwikkeld worden, zijn het ‘Kulturhus’ en de ‘brede school’.
Het is de ambitie van de gemeente om deze synergie te bereiken en daarvoor gaat ze onderzoeken of het haalbaar is om de Basisschool de Ruyter te herbouwen in samenhang met een nieuwe voorziening van de Kloosterhof bij de bestaande sportzaal. Een eerste programmastudie toont aan dat deze integrale herontwikkeling hier ruimtelijk-planologisch mogelijk is. De vrijkomende locatie van Basisschool de Ruyter zou dan door middel van nieuwe woningen een positieve impuls kunnen geven aan de woonomgeving.
Onderhavig bestemmingsplan vormt het planologisch-juridisch instrument om bovengenoemd visieonderdeel te realiseren.
Overige keuzes
Kwaliteitsverbetering oude linten
Het is de ambitie om de herkenbaarheid van de oudere linten te versterken. De linten die de Van Heemstraweg kruisen (Pastoor van der Marckstraat, Jonkerstraat, Postkantoorstraat, Kerkstraat) kunnen weer aangesloten worden op de Van Heemstraweg. Het is tevens de ambitie deze routes fraaier en in aansluiting op de historische karakteristiek her in te richten. De gemeente Beuningen geeft in haar recente “Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte (HKOR)” meer sturing aan.
Woningbouw
Binnen Weurt bestaan er in de toekomst enkele mogelijkheden om woningen te realiseren. Inmiddels is in 2011 het plan Roozenburg vastgesteld. Hier zijn/ worden de komende jaren 43 woningen gerealiseerd. Als Basisschool de Ruyter verplaatst wordt, zal de vrijkomende locatie met woningbouw kunnen worden ingevuld. De opgave is daarbij een woningtype en buitenruimte toe te voegen die een kwaliteitsimpuls aan de wijk geven. Wenselijk zijn woningen voor senioren. Ook boven de supermarkt worden kansen gezien woningen te realiseren.
4.3.3 Groenbeleidsplan
De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 het groenbeleidsplan vastgesteld. Met de ontwikkeling van de groenstructuurkaart is het groene netwerk van de gemeente vastgelegd. De elementen en structuren op de groenstructuur:
- hebben een hogere status dan overig groen;
- hebben een streefbeeld en kwaliteit waar de gemeente actief aan werkt;
- krijgen een hogere prioriteit bij beheer en onderhoud;
- worden beschermd tegen kap of andere vormen van beschadiging of vernietiging.
Het plangebied is niet opgenomen op de groenstructuurkaart. De wens bestaat om enkele bomen/groen rondom de Kloosterhof in het nieuwe plan in te passen. Het gaat daarbij om de lindes aan de Jonkerstraat en de eikenbomen in de zuidwesthoek van het plangebied.
4.3.4 Bomenverordening
De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 de Bomenverordening 2012 vastgesteld. De Bomenverordening is gekoppeld aan een 'Groene Kaart' (inclusief administratieve lijst). Hierop staan monumentale en waardevolle particuliere en gemeentelijke houtopstanden. Bomen op de Groene Kaart vallen onder het kapverbod. Voor de monumentale en waardevolle bomen geldt een ontheffingsstelsel. Voor gemeentelijke bomen zonder monumentale of waardevolle status geldt een vergunningsstelsel.
De 2 lindes aan de oostzijde van het plangebied staan op de lijst met monumentale bomen en de nog vast te stellen bomenverordening. De kroonprojecties worden daarom voorzien van een aanduiding, die ziet op de bescherming van deze bomen.
4.3.5 Kadernota Duurzaam Beuningen 2009 - 2012
Deze kadernota (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 april 2009) biedt inzicht in de maatschappelijke verantwoordelijkheid die Beuningen neemt met betrekking tot de onderwerpen:
- Klimaat & Energie;
- Duurzaam inkopen;
- Millenniumdoelstellingen.
De kaderstellende nota biedt een overkoepelend kader ten behoeve van diverse deelprojecten. Het biedt inzicht in de mate waarin huidige en nieuwe projecten een bijdrage kunnen leveren aan de overkoepelende doelen.
De gemeenteraad heeft op 14 april 2009 de volgende Duurzaamheidsdoelstelling vastgelegd:
- Beuningen in 2020: 20 % CO2-reductie in 2020 (ten opzichte van 2005) en 20 % duurzame energie (Rijksdoelen CO2 beleid);
De ambitie sluit aan op de Rijksdoelen voor 2020 voor CO2-reductie en duurzame energie, het VNG Klimaatakkoord uit 2007 en de MARN klimaatdoelen.
De gemeente Beuningen is in de perdiode 2009 – 2012 pragmatisch aan de slag gegaan met een groot aantal Duurzaamheids-, Energie- en Klimaatprojecten, zoals:
- Energiezuinige woningbouw;
- Energieafspraken met woningcorporatie over nieuwbouw en bestaande bouw;
- Liefst alle woningen in Beuningen over 10 jaar gemiddeld een energielabel B;
- Groene welkomstbox voor nieuwe en verhuizende bewoners;
- Stimuleren van duurzame energiebronnen, zoals warmte-/ koudeopslag (WKO, warmteterugwinning uit grond- of oppervlaktewater) voor nieuwbouw;
- Subsidie voor isolatie in de bestaande bouw;
- Collectieve inkoop zonnepanelen;
- Energiebesparing bij kantoren, scholen, zorginstellingen en supermarkten;
- Stimulering elektrisch vervoer door realisatie E-netwerk met oplaadpunten;
De kansen in grote nieuwbouwprojecten en de bestaande woningbouw en bedrijven moeten benut worden. Daarbij verdient het aanbeveling om vroegtijdig randvoorwaarden te stellen aan de energieprestaties van de nieuwbouwwoningen. De wettelijke energieprestatie-coëfficiënt (EPC) voor nieuwbouw wordt stapsgewijs aangescherpt, met als doelstelling dat de gemeente Beuningen energiezuinig (ver)bouwen stimuleert door voor nieuwbouw uit te gaan van een minimaal 10% scherpere energieprestatie-coëfficiënt (EPC) dan in het bouwbesluit is opgenomen.
Voor de andere thema's zoals verkeer worden kansen op natuurlijke momenten benut, zoals bij nieuwe ontwikkelingen.
4.3.6 Milieubeleidsplan 2010 - 2014
In het Milieubeleidsplan zijn diverse kaders opgenomen met betrekking tot ontwikkelingen binnen verschillende milieubeleidsvelden. In het hoofdstuk 'Milieu & Ruimtelijke Ordening' is het volgende ten aanzien van nieuwbouwprojecten (woningen) opgenomen:
Duurzaamheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeente en haar partners (projectontwikkelaars, aannemers, architecten, makelaars etc.). Samenwerking en partnerschap is daarom cruciaal. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling wordt: leren in de praktijk, het uitwisselen van ervaringen, een multidisciplinaire aanpak, partnerschappen en netwerken, inspraak en participatie, innovatieve voorlichtingsmethoden en bewustmaking.
De gemeente Beuningen streeft naar:
- het toepassen van duurzaamheid als sturend principe bij ruimtelijke inrichting;
- het verankeren van duurzame ontwikkeling bij ruimtelijke processen.
Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen / nieuwbouwprojecten worden o.a. de volgende randvoorwaarden gehanteerd:
- energieprestaties (EPC-norm) nieuwbouw minimaal 10 % lager dan de geldende eis in het Bouwbesluit (uit de Kadernota Duurzaam Beuningen);
- optimale woning-oriëntatie op de zon (maakt verlichtingsbehoefte geringer);
- optimale dakvlak-oriëntatie op de zon (maakt latere plaatsing van zonnepanelen mogelijk);
- een laag temperatuur-afgiftesysteem in de vloeren en wanden (voor latere aansluiting op warmtepomp of collectief systeem).
Realisatie van deze randvoorwaarden biedt toekomstwaarde, want energietarieven stijgen en duurzame energietechnieken worden goedkoper.
4.3.7 De Stadsregionale Duurzaamheids-Agenda: De Groene Kracht
De stadsregioregio heeft een nieuwe Groene Agenda vastgesteld onder het motto: 'De Groene Kracht'. Met De Groene Kracht werken de gemeenten in de Stadsregio Arnhem Nijmegen samen aan een duurzame, groene economie. De Groene Kracht rust op drie pijlers, namelijk duurzame energie, duurzame mobiliteit en een duurzame gebouwde omgeving. Daarmee is de relatie met Duurzaam Bouwen gelegd.
4.3.8 Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte
De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 het Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte (HKOR) vastgesteld . Het HKOR beschrijft zestien ruimtelijke eenheden (naoorlogs wonen, historische dorpskern, dijklint etc.). Per ruimtelijke eenheid zijn de ambities voor het beeld, belang en beheer van de openbare ruimte vastgelegd. Hierbij is onderscheid gemaakt in een kwaliteitsambitie voor de korte termijn 2013 - 2017 en een kwaliteitsambitie voor de lange termijn 2018 - 2030. Het handboek maakt gebruik van 4 kwaliteitsambities: 'basis', 'basis -/-', 'bijzonder' en 'bijzonder -/-'.
De ambities voor de openbare ruimte zijn samengevat in vier thema's:
- Een levensloopbestendige ruimte (toekomstkwaliteit);
- Een ruimte die uitnodigt tot ontmoeten (belevingskwaliteit);
- Een flexibele ruimte (gebruikskwaliteit);
- Een gedeelde en veilige ruimte (gebruikskwaliteit).
Het plangebied behoort tot de ruimtelijke eenheid 'Wonen in erven' uit het handboek. De inrichting van het openbare gebied dient aan te sluiten bij kwaliteitsniveau basis. D.w.z. dat de inrichting is afgestemd op reguliere onderhoudsmaatregelen en het materiaalgebruik behoort tot de veel gebruikte en beproefde materialen binnen de gemeente.
4.4 Conclusie
Het voorgenomen plan past binnen de beleidskaders van de verschillende overheidslagen.
Hoofdstuk 5 Milieu- & Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
5.1.1 Beleid
De gemeenteraad heeft op 19 juni 2012 een nieuwe Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vastgesteld. De nota en kaart treden naar verwachting eind dit jaar in werking.
De gemeente beschikt hiermee over een actuele bodemkwaliteitskaart. Het doel van de kaart is het vastleggen van de diffuse bodemkwaliteit voor het grondgebied van de gemeenten Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Ubbergen, Wijchen en West Maas en Waal zodat op een verantwoorde wijze grondverzet op basis van het Besluit bodemkwaliteit kan plaatsvinden.
Op de bodemkwaliteitskaart zijn op basis van historie, gebruik en bodemkwaliteit 4 bodemkwaliteitszones onderscheiden voor zowel bovengrond (0 - 0,5 m -mv) en ondergrond (0,5 - 2,0 m -mv). Het plangebied valt zowel voor de boven- als de ondergrond in de kwaliteitszone 'Wonen'. De plannen voor onderhavige locatie vallen binnen de kaders van deze zone.
In het kader van dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. (Verkennend bodemonderzoek enverkennend onderzoek asbest conform NEN-5740 en NEN 5707, 17 september 2013, Boot b.v.) Uit dit onderzoek blijft dat er geen asbest is aangetroffen en dat op één boringslocatie matige verontreiniging met Pak wordt vermoed, en dat derhalve een aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Uit het nader onderzoek (Nader bodemonderzoek Conform NTA 5755, 17 september 2013, Boot b.v) blijkt fdat naar verwachting 15 m3 grond matig verontreinigd is met PAK. Omdat deze concentratie de interventiewaarde niet overschrijdt, is er geen sprake van saneringsplicht in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb). Wel zal bij de geplande werkzaamheden rekening worden gehouden met de verontreiniging in die zin, dat de grond apart zal worden afgevoerd.
5.1.2 Conclusie
De bodemkwaliteit is zodanig, dat het bestemmingsplan met de voorgenomen ontwikkeling kan worden vastgesteld.
5.2 Wegverkeerslawaai
5.2.1 Onderzoek
Er is een quickscan uitgevoerd naar wegverkeerslawaai (Pouderoyen Compagnons, nr. 018-593, d.d. april 2013) in de nieuwe situatie:
De Van Heemstraweg is de enige weg in de omgeving van het plangebied welke met de geluidzone een overlap kent met het plangebied. De verkeersgegevens zijn verstrekt door de gemeente Beuningen. Met behulp van standaard rekenmethode II is de geluidsbelasting op het bouwvlak berekend. Uit de berekening blijkt dat de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB, niet wordt overschreden.
Verder is de geluidsbelasting ten gevolge van alle omliggende wegen (Kapittelweg, Laan 1945, Jonkerstraat, Mariënweerd en de Van Heemstraweg) berekend. Uit de berekening blijkt dat de geluidsbelasting op de zuidgevel 55 dB bedraagt. Met deze geluidsbelasting dient de geluidwerend van de gevel beperkt hoger te zijn, in plaats van de standaard mininmaal 20 dB reductie, dient er een geluidwerendheid van de gevel 22 dB te bedragen.
De geluidsbelasting op de omliggende woningen, als gevolg van verkeersaantrekkende werking door de voorgenomen ontwikkeling, is onderdeel van het onderzoek industrielawaai (zie hoofdstuk 5.5.3).
5.2.2 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.3 Luchtkwaliteit
5.3.1 Onderzoek
In opdracht van de provincie Gelderland en gemeenten Nijmegen en Beuningen wordt in het gebied Nijmegen-West en Weurt op een 7-tal locaties de concentratie fijn stof gemeten in de buitenlucht. Het meetnet is een aanvulling op het LML, het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu). Een van de meetpunten is gesitueerd bij het dorpshuis in Weurt. De meetresultaten worden dagelijks aangevuld. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de gepresenteerde gegevens niet gevalideerde automatische meetcijfers zijn.
Onderstaand zijn de meetgegevens over de verschillende jaren weergegeven (nr. 4 betreft de meting ter plaatse van het dorpshuis):
In bovenstaande figuur is met een donkere horizontale lijn de grenswaarde voor de betreffende stoffen weergegeven. Hieruit volgt dat ter plaatse van het dorpshuis hieraan wordt voldaan.
De ontwikkeling valt niet onder de regeling Niet in betekenende mate (NIBM). Om te bepalen of voldaan wordt aan de Nibm-norm is een berekening gemaakt van de verkeersgeneratie, zie hoofdstuk verkeer en parkeren. Op de locatie komen nu zo'n 160 nieuwe verkeersbewegingen. Aan de hand van deze gegevens is er een berekening gemaakt met de NIBM-tool van InfoMil. Hieruit komt het volgende naar voren:
Uit de berekening blijkt dat aan de Nibm-norm wordt voldaan. Er zijn geen belemmeringen voor het aspect luchtkwaliteit.
5.3.2 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Wetgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (d.d. 26 mei 2009).
In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.(invloedsgebied).
Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi.
5.4.2 Provinciale risicokaart
De provinciale risicokaart informeert onder andere de inwoners van Gelderland over de risico's waarmee zij in hun leefomgeving kunnen worden geconfronteerd en hoe te handelen. Op navolgend kaartfragment van de risicokaart is te zien dat in en rondom Beuningen enkele risicovolle inrichtingen, transportassen en/of buisleidingen aanwezig zijn.
Uitsnede risicokaart ter hoogte van Weurt (Bron: http://nederland.risicokaart.nl)
Inrichtingen c.q. bedrijven
Er zijn geen bedrijven in de directe omgeving van het plangebied aanwezig waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een rijks- of provinciale weg. Het vervoer van gevaarlijke stoffen is dan ook niet van invloed op onderhavige ontwikkeling.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water
Het plangebied is op circa 1.200 m of meer van de Waal gelegen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze rivier is dan ook niet van invloed op onderhavig bestemmingsplan.
Volgens opgave van de OdRN ligt de lokatie buiten alle relevante risicocontouren en zal derhalve geen problemen opleveren ten aanzien van externe veiligheid.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door een buisleiding
In de nabijheid van het plan liggen geen hogedruk aardgastransportleidingen waarvan de inventarisatieafstand een overlap kent met het plangebied.
5.4.3 Conclusie
Het plangebied ligt buiten alle relevante risicocontouren. Vorenstaande houdt in dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.5 Milieuzonering
5.5.1 Algemeen
In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen die een belemmering kunnen zijn voor de realisatie van gevoelige functies in het plangebied zelf. Het plangebied is buiten de geluidzone van industrieterrein Nijmegen-West gelegen. Daarnaast dient na gegaan te worden of de te realiseren functies in het plangebied leiden tot hinder in de omgeving.
Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (editie 2009). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, stank). De afstanden van de brochure zijn, indien zij worden aangehouden tussen een hinderveroorzakende activiteit en een hindergevoelige functie, afstanden op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De afstanden worden gemeten vanaf de grens van het bedrijfsperceel tot aan de gevel van het gevoelige object.
De afstand die de brochure noemt is een indicatieve afstand. Er kan worden afgeweken van die afstand, indien uit milieuhygiënisch onderzoek (met name akoestisch onderzoek) blijkt dat een goed woon- en leefklimaat (een goede ruimtelijke ordening) te garanderen is. In bepaalde gebieden kan, vanwege het karakter van die gebieden, volstaan worden met een minder grote richtafstand. Dit betreft de zogenaamde 'gemengde gebieden':
Gemengd gebied: een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend. Het begrip wordt gebruikt om richtafstanden aan te geven tussen een hinderveroorzakende activiteit en een hindergevoelige functie die gelegen is in een gebied met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca, kleine bedrijvigheid) of ligging nabij drukke wegen. Van belang is of de functies 'zwaarder' zijn dan enkel wijkgebonden voorzieningen.
-> gemengd gebied is de typering van een gebied waarin de hindergevoelige functie is gelegen.
-> de (algemene) richtafstand kan met één afstandsstap worden verkleind.
De richtafstanden uit de brochure (bijlage 1) zijn gericht op functiescheiding. Voor bepaalde gebieden is in het kader van een goede ruimtelijke ordening in plaats van functiescheiding, functiemenging acceptabel (of zelfs wenselijk). 'Gebieden met functiemenging' zijn (volgens de brochure pag. 25) geïntroduceerd om in bepaalde situaties te voorkomen dat een vergaande scheiding van functies leidt tot een inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit.
Gebied met functiemenging: dit begrip wordt gebruikt om aan te geven welke functies binnen een gebied met functiemenging onder welke voorwaarden acceptabel zijn.
-> het begrip 'gebied met functiemenging' heeft geen betrekking op de typering van een gebied maar op de toelaatbaarheid van hinderveroorzakende functies.
-> voor functiemenging wordt niet gewerkt met de richtafstandenlijst (bijlage 1 van de brochure) maar met een toelaatbaarheidslijst (bijlage 4 van de brochure). Deze toelaatbaarheidslijst gaat uit van de volgende categorieën:
- A. Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;
- B. Activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
- C. Vergelijkbaar met B maar alleen toelaatbaar indien gesitueerd langs een hoofdweg.
Bij functiemengingsgebieden kan volgens de brochure gedacht worden aan stadscentra, dorpskernen, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en (delen van) woongebieden met kleinschalige dan wel ambachtelijke bedrijvigheid.
Het begrip 'gebied met functiemenging' wordt gebruikt om aan te geven welke functies binnen een gemengd gebied (gebied met een matige tot sterke functiemenging) onder welke voorwaarden toelaatbaar zijn.
Naast bovengenoemde zijn de milieunormen (onder andere geluid) volgens het Activiteitenbesluit van toepassing.
5.5.2 Plangebied
De locatie is gelegen aan het einde van de Laan 1945 en wordt op dit moment overwegend omringd door woningen. Circa 120 meter ten noorden van het plangebied is de (doorgaande) Van Heemstraweg gelegen. Laan 1945 vormt een belangrijke ontsluiting voor het zuidelijk deel van Weurt. In de huidige situatie is halverwege deze laan een voorzieningencluster gelegen, met onder andere een horecavoorziening en een supermarkt. Ook op de hoek met de Postkantoorstraat zijn enkele (winkel)voorzieningen gelegen.
Zoals reeds besproken in 4.3.2 is in de gemeentelijke structuurvisie vastgelegd dat – in samenhang met de te versterken synergie tussen de voorzieningen – Laan 1945 zich gaat ontwikkelen als een “voorzieningenas” in het dorp. Deze as verbindt de sportvelden met het dorpshuis De Kloosterhof. De gemeente wil daarbij meer planologische mogelijkheden bieden zodat er ook meer activiteiten een plek kunnen krijgen. Het is een meerwaarde als er een cafeetje of restaurant zou worden gerealiseerd en als de voorzieningen die nu gevestigd zijn aan de zuidzijde van de Postkantoorstraat zouden worden verplaatst naar Laan 1945. De ruimere planologische mogelijkheden kunnen met name worden vertaald in het leggen van flexibele bestemmingen in een bestemmingsplan.
Gezien bovenstaande is het wenselijk dat het onderhavige plangebied en de zone rondom de Laan 1945 kunnen worden gekarakteriseerd als een “gebied met functiemenging”. De begrenzing van dit gebied wordt aangegeven op onderstaande afbeelding en wordt derhalve bij de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan geformaliseerd.
Bovenstaande betekent dat de toelaatbaarheidseisen uit bijlage 4 gehanteerd worden.
Functie | Bijlage 1 | Bijlage 4 | |
categorie | richtafstand (m) | categorie conform toelaatbaarheidslijst | |
Sporthal (bestaand) | 3.1 | 50 | B |
Dorpshuis | 2 | 30 | B |
Basisschool | 2 | 30 | B (incl. speelruimte) |
Peuterspeelzaal | 2 | 30 | B (incl. speelruimte) |
Artsenpraktijk | 1 | 10 | A |
De afstand tussen het plangebied en de woningen aan de overzijde van de Marienweerd is circa 13 m. De afstand ten opzichte van de woningen aan de overzijde van de Kloosterstraat bedraagt circa 21 m en de afstand tot de woning Jonkershof 2 bedraagt circa 15m. Deze woningen hebben overigens door de orientatie richting het Kloosterhof wel overwegend een geluidluwe achterzijde. De percelen van de woningen aan de noordzijde zijn direct aangelegen aan het plangebied. De afstand tot de woningen bedraagt enkele meters. Daarmee wordt voor de woningen buiten het experimentgebied niet voldaan aan de richtafstanden.
Voor de woningen binnen het functiemengingsgebied geldt het volgende. De voorzieningen zijn conform bijlage 4 maximaal gelegen in categorie B. Aangezien de bebouwing los ten opzichte van de omgeving is gesitueerd, kan aan de toelaatbaarheidseisen worden voldaan. Het aspect Bedrijven en milieuzonering levert hier derhalve geen belemmering op in het kader van de vaststeling van het bestemmingsplan.
Omdat niet voldaan wordt aan de richtafstanden conform bijlage 1 van de brochure is onderzoek verricht om na te gaan of kan worden voldaan aan een goed woon- en leefmilieu. Daarbij is voor een integrale benadering vanzelfsprekend gekeken naar de percelen die gelegen zijn buiten het bestemmingsplan,. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven onder paragraaf 5.5.3.
5.5.3 Akoestisch onderzoek
Een deel van de woningen gelegen binnen het 'gebied met functiemenging' zijn op korte afstand van de te ontwikkelen voorziening gelegen. Omdat er sprake is van een gebied met functiemenging, waarbij de menging van functies uitgangspunt is in plaats van de scheiding van functies, zijn de richtafstanden uit bijlage 1 niet maatgevend. Wel dient er sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. In dit kader heeft de gemeente onderzoek laten verrichten om antwoord te kunnen geven of voldaan kan worden aan een goed woon- en leefmilieu. De resultaten van het onderzoek vormen bovendien onderdeel van het afwegingskader voor de nadere inrichting van de gronden.
Door De Roever omgevingsadvies is een akoestisch onderzoek verricht, Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan de Kloosterhof Kapittelweg/Mariënweerd/Jonkerstraat te Weurt, document 20130426/D01/SB, d.d. 23 september 2013.
De invulling van het plangebied is ten tijde van het opstellen van voorliggend onderzoek nog niet definitief. Vanwege de komst van een nieuwe basisschool met speelruimte en een nieuw dorpshuis moet door middel van geluidonderzoek worden vastgesteld welke varianten van de invulling tot welke geluidsniveaus leiden. Dit kan worden meegewogen bij de definitieve keuze.
De rekenresultaten uit dit onderzoek worden gebruikt ter beoordeling van de vraag:
- of er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat;
- welke variant de voorkeur verdient vanuit het oogpunt van geluid.
De uitgangspunten bij de onderzochte varianten worden in deze rapportage vermeld.
Het complex omvat een drietal hoofdonderdelen, te weten de sporthal, dorpshuis en basisschool/peuterspeelzaal. Op de hoofdonderdelen bevindt zich een aantal bronnen waarvan vast staat dat daar maatregelen aangetroffen kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan luchtverversingsinstallaties, geluidsproductie binnen in de gebouwen zoals oefenen van dansen met 'mechanische' muziek en sportactiviteiten in de hal. Per hoofdonderdeel kan vastgelegd worden dat de geluidsbelasting op de omliggende woningen een geluidsbelasting van maximaal 35 dB(A) mag veroorzaken. Voor al deze bronnen kunnen namelijk maatregelen getroffen worden.
Door deze geluidsbronnen nu uit te sluiten resteert een overzichtelijk geheel en verzandt het onderzoek niet in een onnodig groot aantal aannames en dus varianten.
Het onderzoek richt zich derhalve in eerste instantie op de geluidbronnen waaraan in principe geen maatregelen kunnen worden getroffen, zoals spelende kinderen, rijden en parkeren van auto's en laden en lossen van vrachtwagens. Deze bronnen bevinden zich in de buitenlucht en het dichtst bij de woningen. Deze bronnen zullen de meeste hinder naar de omgeving kunnen veroorzaken, afhankelijk van de locatie.
In het onderzoek worden de geluidsniveaus berekend voor diverse varianten, namelijk:
- 7 locaties voor buitenspeelplaatsen;
- 5 rijroutes met personenwagens over het terrein;
- 4 laad/losacties op het terrein;
- 2 locaties voor het dorpshuis.
De positie van de bestaande sporthal wordt als een vaststaand gegeven beschouwd.
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd op basis van bureau-ervaringscijfers en algemeen aanvaarde kengetallen. Berekeningen zijn uitgevoerd in het programma Geomilieu.
Toetsing vindt plaats volgens de systematiek van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" en de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit.
Uit het onderzoek blijkt dat de ongeacht de invulling van het terrein realistische geluidreducerende maatregelen kunnen worden getroffen aan het dorpshuis en de installaties, zodat deze het leefklimaat in de omgeving niet verstoren.
Voor de buitenactiviteiten zijn de optredende geluidsniveaus voor verschillende locaties binnen het plangebied berekend. Hieruit kan de meest gunstige invulling van het terrein worden bepaald, op basis van de geluidsaspecten.
Uit het onderzoek blijkt dat bij de akoestisch meest gunstige indeling het speelterrein zich in het zuidoostelijke gedeelte van het plangebied bevindt. De bewegingen op het terrein vinden dan bij voorkeur ten westen hiervan (zijde Kapittelweg) plaats, en het laden en lossen aan de westzijde. In onderstaande afbeelding is verbeeld op welke locaties de laagste geluidsniveaus ten gevolge van de buitenactiviteiten zullen optreden.
5.5.4 Conclusie
Het onderzoek is uitgegaan van een worstcasescenario, de exacte ligging van (buiten)activiteiten ligt niet op voorhand vast en er is een veelheid aan situeringsmogelijkheden. Op basis hiervan blijkt dat de ontwikkeling van het voorzieningencluster, gezien vanuit het aspect milieuzonering, een beperking kent (afhankelijk van de gekozen situering van de buitenactiviteiten) voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen. Aangezien er echter sprake is van een gebied met functiemenging, weegt een beperkt effect van het voorzieningencluster op de omgeving niet op tegen het algemeen belang van de aanwezigheid van de onderhavige voorziening. Belangrijk uitgangspunt is echter wel, dat bij het opstellen van het programma van eisen, een zodanige situering van de buitenruimte zal plaatsvinden, dat er zo min mogelijk belemmeringen voor de omgeving zullen worden veroorzaakt. Daarmee wordt de vestiging van een voorzieningencluster ter plaatse, gelet op de geluidsaspecten, aanvaardbaar geacht
5.6 Waterhuishouding
In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken. Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Stijging van de zeespiegel, en een verhoogde afvoer van de rivieren. Daarnaast blijft in laag-Nederland ook de bodem dalen. Dat alles vraagt om ruimtelijke plannen die rekening houden met deze ontwikkelingen.
Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.
5.6.1 Randvoorwaarden
5.6.2 Huidige situatie
Oppervlaktewater
Er komt geen oppervlaktewater in het plangebied voor.
Hemelwater
Het hemelwater dat op het verhard oppervlak valt (daken en verharding) wordt afgevoerd via het gemengde stelsel, tenzij de verharding is afgekoppeld.
5.6.3 Nieuwe ontwikkelingen
Hemelwater
Het bestemmingsplan is een globaal plan. Daarom is bij het berekenen van het verhard oppervlak uitgegaan van 100% verharding binnen het plangebied.
In het globale bestemmingsplan zal het verhard oppervlak binnen het plangebied toenemen met 1.275 m². Hier mag 500 m² vanaf getrokken worden als vrijstelling, zodat er 775 m² verhard oppervlak gecompenseerd moet worden
Op basis van de vuistregel van 436 m³ waterberging per hectare komt dit neer op een berging van 34 m³. De compensatie voor de waterberging kan verminderd worden door het dak op de gebouwen te voorzien van sedum. Voor het resterende gedeelte zal in overleg met het waterschap een locatie voor watercompensatie in de nabijheid van het plangebied worden gevonden.
Riolering
Bij voorkeur wordt op eigen terrein voorzien in een gescheiden rioolstelsel, zodat voorgesorteerd kan worden op toekomstige aanpassingen naar een duurzaam systeem.
Watertoets
Deze waterparagraaf is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap. Het waterschap heeft aangegeven vroegtijdig bij het plan betrokken te zijn. Er is echter nog geen afdoende oplossing voor de compensatie van de effecten op de waterhuishouding in het bestemmingsplan opgenomen. Het waterschap kan onder voorwaarden instemmen met het realiseren van waterberging in de vorm van vegetatiedaken, hierover vindt nog nader overleg plaats tussen de gemeente en het waterschap.
5.6.4 Conclusie
Vorenstaande houdt in dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.7 Ecologie
Door Bureau Bleijerveld is onderzoek uitgevoerd naar de aanwezige natuurwaarden (Flora- en faunaonderzoek De Kloosterhof Weurt, 22 april 2013 ). De conclusies zijn als volgt:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in of in de omgeving van beschermde gebieden. Op grond van de ligging, de aard van de ingreep en de bestemming van het terrein is een effect op beschermde gebieden uit te sluiten.
Flora
Er zijn geen bedreigde of beschermde plantensoorten aangetroffen. Het voorkomen van bedreigde en strikter beschermde soorten is uit te sluiten.
Fauna
- De ingreep kan een negatief effect hebben op tabel 1-soorten uit de groepen zoogdieren en amfibieën. Voor dergelijke soorten geldt een algemene vrijstelling in geval van ruimtelijke ontwikkelingen.
- Het complex is gedeeltelijk geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen (tabel 3/bijlage IV HR), met name Gewone en Ruige dwergvleermuis. De twee oude lindes aan de oostzijde zijn mogelijk geschikt als verblijfplaats voor soorten als Rosse vleermuis, Grootoorvleermuis en Ruige dwergvleermuis.
- In de opgaande begroeiing zijn broedsels van vogels zonder vaste nestplaatsen te verwachten, met name in de oudere bomen. Onder de loodslabben van het dak van het dorpshuis zijn broedgevallen van bijvoorbeeld Spreeuw niet geheel uit te sluiten.
- Het voorkomen van vaste nestplaatsen van vogels binnen het plangebied is uit te sluiten.
- Het plan is niet van invloed op strikter beschermde zoogdieren, reptielen, strikter beschermde amfibieën, vissen en ongewervelden.
Uit het onderzoek komen naar voren dat het plan – wat de strikter beschermde soorten betreft – een negatief effect kan hebben op de broedvogels zonder vaste nestplaats en vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Het is verboden broedsels van vogels en vaste nest- en verblijfplaatsen te verstoren of te vernielen.
Wat betreft broedsels van vogels zonder vaste nestplaats, dient het rooien van groen en het slopen van de gebouwen buiten de periode half maart – half juli te gebeuren. Eerdere en latere nestgevallen zijn mogelijk. Het is veiliger om niet te werken in de periode half maart - half augustus. In de periode november-februari is de kans op verstoring van broedsels nihil. Wat betreft vaste verblijfplaatsen van vleermuizen is nader onderzoek gewenst. Dit onderzoek zal plaatsvinden in het najaar van 2013 en in het voorjaar van 2014. Met de uitkomsten van dit onderzoek zal bij de uitvoering van het bestemmingsplan rekening worden gehouden.
5.8 Cultuurhistorie & Archeologie
5.8.1 Cultuurhistorie
De gemeente heeft een zogenaamde cultuurhistorische kenmerkenkaart opgesteld (RAAP-rapport 1603, kaartbijlage 3). Het plangebied behoort tot de gebiedscategorie "restgeul". Verder was sprake van een "historische huislocatie (1932)". De Jonkerstraat is aangeduid met "laanbeplanting" en als "Voorwende". Deze laatste betreft een type waterkering (Middeleeuwen), gelegen langs de restgeul.
In het plangebied komen geen monumenten voor. Gezien de huidige bebouwing van de locatie en de omgeving zijn met de plannen voor de Kloosterhof geen cultuurhistorische waarden in het geding.
5.8.2 Archeologie
In 1992 is op Malta een Europees Verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valletta (kortweg: Malta). Doel van Malta is om bij ruimtelijke plannen meer en beter rekening te houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden en deze, waar mogelijk, beter te beschermen. Het Verdrag van Valletta is in 1998 geratificeerd en inmiddels als wijziging van de Monumentenwet (1988) geïmplementeerd via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die per 1 september 2007 van kracht is geworden. Dit betekent dat er niet meer in de “geest” van de wet moet worden gewerkt maar dat bij elke schop die de grond in gaat, gekeken moet worden of er sprake is van archeologische waarden en/of verwachtingen. Bij van rijkswege beschermde archeologische terreinen is een vergunning nodig van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
De gemeente Beuningen heeft een archeologische beleidsadvieskaart laten vervaardigen (RAAP Archeologisch Adviesbureau, RAAP-rapport 2170, kaartbijlage 3). De gemeenteraad heeft deze samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld op 9 november 2010. Het grondgebied van de gemeente Beuningen is op de beleidsadvieskaart ingedeeld in beleidszones. Volgens deze kaart heeft het grootste gedeelte van het plangebied een hoge verwachtingswaarde en valt binnen beleidszone 3.
Bij bodemingrepen groter dan 100 m2 (binnen bebouwde kom) en dieper dan 30 cm moet in beleidszone 3 een onderzoek overlegd worden.Dit betekent dat voor het plangebied een onderzoek is uitgevoerd:
Archeologisch onderzoek
Door ADC ArcheoProjecten is een verkennend archeologisch onderzoek utigevoerd (ADC Rapport 3334, 2 april 2013 ). In het plangebied zijn onder de vermoedelijk opgebrachte laag oever- op beddingafzettingen van de Ressense meandergordel aanwezig. In de humeuze bovengrond van de oeverafzettingen zijn indicatoren aangetroffen die wijzen op archeologische resten in de bodem.
Op basis van het veldonderzoek is gebleken dat in het gebied nog steeds archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Deze bevinden zich onder de vermoedelijk opgebrachte laag. In het gebied worden met name archeologische resten verwacht uit de Romeinse tijd, Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. De resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd zijn direct gelieerd aan de boerderij Kloosterhof, die waarschijnlijk in het oostelijke deel van het plangebied gestaan heeft.
Hoewel het uitgevoerde verkennend booronderzoek niet als doel heeft het opsporen van vindplaatsen zijn toch aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een vindplaats. In een aantal boringen zijn fragmenten Romeins en postmiddeleeuws aardewerk, puinresten en fosfaatvlekken waargenomen. Op grond van deze waarnemingen zal een karterend booronderzoek weinig zinvol zijn.
ADC ArcheoProjecten adviseert op de onbebouwde delen van het plangebied een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P) uit te voeren. Doel van het proefsleuvenonderzoek is het vaststellen van de aanwezigheid van archeologische resten alsook gaafheid, omvang, datering en conservering ervan. Indien archeologische resten worden aangetroffen dient het onderzoek te worden uitgebreid naar de bebouwde delen van het plangebied aangezien niet bekend is tot welke diepte de verstoring van de bodem hier reikt. Het betreft:
- Mogelijke resten uit de Romeinse tijd in het westelijke deel van het plangebied, ter hoogte van boring 1.
- Archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd, gelieerd aan de boerderij Kloosterhof in het westelijke deel, ter hoogte van boring 5.
De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).
Het bevoegde overheid zal op basis van het rapport nog een selectiebesluit nemen.
5.8.3 Conclusie
Zolang er nog geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden, is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen, die ziet op het beschermen van eventueel aanwezige archeologische waarden. Vorenstaande houdt in dat het aspect cultuurhistorie en archeologie geen belemmering vormen voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
5.9 Leidingen
In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, gas of brandstof gelegen, die in het kader van het bestemmingsplan op de verbeelding met bijbehorende bebouwingsvrije zones dienen te worden opgenomen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de economische haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen en de uitkomsten van overleg en inspraak.
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De realisatie van de bouwplannen en de daarmee samenhangende procedurele kosten zijn geheel en al voor risico van de gemeente. Hiervoor zijn middelen in de gemeentelijke begroting opgenomen.
De gemeente is de bouwheer van het project. De gemeente heeft 1,9 miljoen euro op de begroting uitgetrokken voor nieuwbouw van de school. Tevens heeft de gemeente in februari 2013 een subsidieaanvraag ingediend in het kader van het Impulsplan Gelderse Woningmarkt voor het overige bedrag voor de realisatie van de ontmoetingsplek Kloosterhof (co-financiering). Er is voor civieltechnische activiteiten een summiere post opgenomen in de subsidieaanvraag. Eventuele extra kosten zullen in de programma-begroting een plek moeten krijgen.
Met de gevraagde subsidie is het plan economische uitvoerbaar.
6.2 Overleg
Van het waterschap hebben we op 22 maart 2013 een vooroverlegreactie ontvangen (IN13.01509) op het concept-ontwerpbestemmingsplan. Het waterschap kan nog niet positief op het plan reageren, omdat onvoldoende is aangegeven op welke wijze worden voorzien in de benodigde aanleg van waterberging. In samenspraak met het waterschap is de waterparagraaf aangepast en zijn de juiste voorzieningen voor waterberging benoemd.
6.3 Inspraak
Volgens de inspraakverordening van de gemeente Beuningen beslist elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend. Omdat er al de nodige communicatie plaatsvindt met gebruikers en direct omwonenden plaatsvindt en vanwege de voortgang van het plan is besloten geen inspraakprocedure op te starten (voorontwerpbestemmingsplan), maar direct het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage te leggen.
Bijlage 1 Parkeeronderzoek
Bijlage 2 Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Industrielawaai
Bijlage 4 Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 4 Flora- en faunaonderzoek
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Archeologisch onderzoek
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 7 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 7 Nader bodemonderzoek