Scholencluster Meengatstraat
Bestemmingsplan - Gemeente Brummen
Vastgesteld op 18-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Scholencluster Meengatstraat' van de gemeente Brummen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0213.BPBRELZ120001-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 achtergevellijn
de lijn waarin de achtergevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.6 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de planregels anders bepaald;
1.7 bestaand
- bij bebouwing: zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan inwerking is getreden;
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.11 bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden (wel of niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw;
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.13 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder;
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.19 bruto-vloeroppervlak
bruto-vloeroppervlakte als bedoeld in NEN 2580;
1.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.21 evenement
een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak;
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.24 jongerenontmoetingsplaats (JOP)
een door het gemeentebestuur als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde openbare locatie, al dan niet met voorzieningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.25 kunstwerk
creatieve voortbrengselen van de beeldende kunst zoals beeldhouwwerken, schilderijen en andere kunstzinnige objecten;
1.26 ondergeschikte detailhandel
niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;
1.27 ondergeschikte horeca
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;
1.28 ondergronds bouwwerk
(een gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil;
1.29 parkeervoorzieningen
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;
1.30 peil
- a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
- c. voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de spoorstaaf.
1.31 speelvoorzieningen
een voorziening bestemd voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;
1.32 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
1.33 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 oppervlakte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- voor gebouwen: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren en/of het overkapte gedeelte, neerwaarts geprojecteerd tot op peil;
- voor bouwwerken zonder wanden of met één wand (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): het overdekte en/of bebouwde grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak en/of bouwwerk).
2.5 uitzonderingen bij wijze van meten
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- b. tuinen;
- c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. wegen, pleinen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen en de daarbij horende ontsluitingswegen;
- g. speelvoorzieningen, met uitzondering van jongerenontmoetingsplaatsen;
- h. waterlopen en waterpartijen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Procedure
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in 3.3 geldt de procedure zoals vervat in artikel 10.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Algemene regels m.b.t. ondergronds bouwen
5.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
- a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtnemen van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan involge hoofdstuk 2 voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtnemen van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan involge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Geoorloofd gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning vereist is en deze is verleend.
Artikel 7 Uitsluiten Aanvullende Werking Bouwverordening
De planregels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de parkeervoorzieningen;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- e. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van de planregels voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- b. van de planregels voor de bouw van een erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
- 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50 % van de voorgevel van het hoofdgebouw;
- 3. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
- 4. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
- 5. de erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
- c. van de planregels voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
- 1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
- 2. dat bestaat uit één bouwlaag;
- 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,0 m.
- d. van de planregels voor het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5,0 m, mits:
- 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
- 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt.
- e. van de planregels ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40,0 m.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer dan 3,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag niet meer dan 3,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot;
- c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
10.1 Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis ex artikel 3.6, lid 1 sub d, van de Wet ruimtelijke ordening, is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerp van een besluit tot het stellen van een nadere eis ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende ten minste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
- b. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan deze terinzagelegging, kennis van het ontwerpbesluit en de terinzagelegging ervan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden;
- c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk en / of mondeling zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
- d. de overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit omtrent de voorgenomen nadere eis.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: bestemmingsplan 'Scholencluster Meengatstraat' van de gemeente Brummen.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van:
De griffier, De voorzitter,
………… …………
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het bestemmingsplan 'Elzenbos', dat de bouw van de gelijknamige woonwijk met maximaal 740 woningen aan de noordzijde van Brummen mogelijk maakt, is de mogelijkheid opgenomen om ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' binnen de bestemming 'Woongebied' een onderwijsvoorziening met medische dienstverlening toe te staan met een maximale perceelsoppervlakte van 5.000 m2. Dit is inclusief bijbehorende gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen, waaronder een speelplein en parkeervoorzieningen.
Vanwege onzekerheden in het bouwtempo en de bouwproductie (de wijk zal veel later afgerond worden dan gepland) is de kans groot dat de nieuw te bouwen school in Elzenbos op de huidige (bestemde) locatie voor langere tijd kaal in het weiland komt te staan. Dit vindt de gemeente een dusdanig ongewenste situatie, die voorkomen moet worden.
Uiteindelijk is als alternatieve locatie gekozen voor de locatie direct ten noorden van de Meengatstraat, aansluitend op de bestaande wijk Brummense Enk.
Om de bouw van de school op de alternatieve locatie mogelijk te maken wordt het geldende bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied herzien. Het plangebied krijgt daarmee een maatschappelijke bestemming, de mogelijkheden voor woningbouw komen daarmee ter plaatse te vervallen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen direct ten noorden van de Meengatstraat. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door een weiland, aan de oostzijde bevindt zich een woning (nr. 27), aan de zuidzijde wordt de begrenzing gevormd door de Meengatstraat (met ten zuiden daarvan de wijk Brummense Enk) en aan de westzijde grenst het plangebied aan de achterzijde van de percelen aan de oostzijde van De Veldweide.
Luchtfoto met globale begrenzing plangebied gemeente (rode omkadering)
Bron: gemeente Brummen
Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.
1.3 Totstandkoming Van Het Plan
De gronden in het plangebied vallen binnen het bestemmingsplan 'Elzenbos', vastgesteld door de gemeenteraad van Brummen op 20 mei 2010 en zijn hierin bestemd als 'Woongebied (artikel 9)'. Binnen deze bestemming is het niet overal toegestaan om een schoolgebouw op te richten en als zodanig te gebruiken. Alleen binnen de aanduiding 'onderwijs' is een onderwijsvoorziening met medische dienstverlening toegestaan met een maximale perceelsoppervlakte van 5.000 m2. Voor het bouwen van een onderwijsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' gelden conform artikel 9.2.6 de volgende bouwregels:
- de maximale hoogte van het hoofdgebouw bedraagt 8,0 m;
- de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de perceelsgrenzen bedraagt 3,0 m;
- de maximale bruto-oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt 2.500 m²;
- de maximale goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt respectievelijk 3,0 m en 6,0 m;
- de maximale oppervlakte van de bijgebouwen bedraagt 250 m².
Het is de bedoeling deze bouwmogelijkheid over te zetten naar het plangebied door het geldende bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied te herzien ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro).
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting daarentegen maakt in juridische zin geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:
- in hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
- in hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het ruimtelijke beleidskader dat van toepassing is op het bestemmingsplan;
- in hoofdstuk 4 komen de randvoorwaarden (milieu- en omgevingsaspecten) aan bod;
- in hoofdstuk 5 wordt het voorgenomen plan beschreven;
- in hoofdstuk 6 volgt de beschrijving van het juridische deel van het plan;
- in hoofdstuk 7 komen tenslotte de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied en het grootste gedeelte van het gebied direct ten noorden daarvan zijn nog in gebruik als akker/ weiland. Aan de oostzijde bevindt zich een woning aan de Meengatstraat 27 en aan de zuidzijde van de Meengatstraat liggen geschakelde 2-onder-1-kapwoningen die onderdeel zijn van de woonwijk Brummense Enk. Ten westen van het plangebied liggen 2-onder-1-kapwoningen aan De Veldweide.
2.2 Functionele Structuur
Het plangebied is op dit moment nog in gebruik als akker/ weiland. Rondom het plangebied komen woningen voor.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012.
Het betreft de volgende nationale belangen uit de SVIR: 1) Rijksvaarwegen, 2) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, 3) Kustfundament, 4) Grote Rivieren, 5) Waddenzee en waddengebied, 6) Defensie, 7) Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, 8) Elektriciteitsvoorziening, 10) Ecologische hoofdstructuur, 11) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, 12) IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte) en 13) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
De opname van het nationale belang 9) 'Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen' in het Barro is uitgesteld in afwachting van de behandeling van de Structuurvisie Buisleidingen.
In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.
3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: ladder voor duurzame verstedelijking
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen, die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:
- 1. er wordt beschreven dat een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte (trede 1);
- 2. er wordt beschreven in hoeverre de behoefte zoals beschreven in trede 1 binnen bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2);
- 3. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen wordt aanvullend beschreven in hoeverre locaties buiten bestaand stedelijk gebied passend ontsloten zijn of zodanig worden ontwikkeld, gebruik makend van verschillende middelen van vervoer.
ad 1. Actuele regionale behoefte
In januari 2007 is door de gemeenteraad van Brummen het Masterplan Onderwijshuisvesting vastgesteld. Onderdeel van het Masterplan vormt het beleidsuitgangspunt, dat binnen de gemeente het aantal locaties van basisscholen, door terugloop van leerlingaantallen, dient te worden teruggebracht van 14 naar 10 locaties. De raad streeft naar clustering van locaties. Dit Masterplan is meer in detail uitgewerkt in het Integraal Onderwijshuisvestingsplan, dat in maart 2008 is vastgesteld.
Onderhavig bestemmingsplan voegt op de nieuwbouwlocatie aan de Meengatstraat, twee bestaande schoollocaties - de CBS Wilhelminaschool, Graaf van Limburg Stirumplein 1 Brummen en basisschool Oecumenische school, Troelstralaan 76 Brummen - samen tot één onderwijscluster.
ad 2. Binnen bestaand stedelijk gebied
Het gebied voldoet aan hetgeen in het Bro (artikel 1.1.1.lid 1 onder h) onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Het plangebied wordt omsloten door een ontsluitingsweg en sluit direct aan op de bestaande wijk Brummense Enk.
Hiermee wordt voldaan aan de bepalingen uit de ladder voor duurzame verstedelijking.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Streekplan Gelderland 2005
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wro heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De provincie Gelderland heeft geen nieuwe provinciale structuurvisie gemaakt, maar het streekplan, de streekplanherzieningen en de streekplanuitwerkingen van rechtswege, beleidsneutraal omgezet. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
De provincie richt zich met name op die elementen die op provinciaal niveau van belang zijn. Het zijn enerzijds enkele gebieden waar doelgerichte verstedelijking plaats moet vinden; het rode raamwerk. Anderzijds is er het groen/ blauwe raamwerk ter behoud en versterking van het natuur- en het watersysteem. Het rode en groen/blauwe raamwerk vormt tezamen de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur.
Het overige gedeelte van Gelderland is aangemerkt als ‘multifunctioneel gebied’. In deze gebieden is een belangrijke rol toegedacht aan de gemeenten, in samenwerking met andere gemeenten. De provincie benoemt enkele generieke beleidsregels die hier gelden. Ook is per regio een regiospecifiek deel opgesteld. Dit deel is gevoed door de samenwerkende gemeenten per regio.
De gemeente Brummen behoort bestuurlijk tot de regio Stedendriehoek, maar heeft feitelijk ook relaties met de Stadsregio Arnhem - Nijmegen. Verstedelijking wordt gebundeld in/ nabij de grote steden in beide regio’s. In regionaal verband is de ligging van deze bundelingsgebieden bepaald. Het plangebied maakt geen deel uit van het bundelingsgebied. In de gemeente Brummen kan daarom alleen verstedelijking plaatsvinden om te voorzien in de lokale behoefte. De bouw van een school is reeds vastgelegd in het bestemmingsplan Elzenbos. De bouwmogelijkheid van de school wordt echter in zuidelijke richting verplaatst tot een locatie direct grenzend aan de Meengatstraat. De mogelijkheid tot het realiseren van woningen komt daarmee ter plaatse van het plangebied van dit bestemmingsplan te vervallen.
Gezien de aanwezige kwaliteiten en de functie van de gemeente Brummen in het regionale netwerk, wordt nadruk gelegd op de aanwezige waarden en kwaliteiten. Het betreft onder meer het Veluwemassief, de IJsselvallei, cultuurhistorische waarden en landschappelijke waarden. Gezocht dient te worden naar een passende functiemenging, zodat deze kwaliteiten duurzaam behouden blijven en er toch sprake is van een vitaal gebied. Deze uitdaging dient door gemeenten opgepakt te worden, voor zover het gebieden buiten de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur betreft.
Voor het plangebied heeft het Streekplan gezien het onherroepelijke bestemmingsplan Elzenbos geen consequenties. Planologisch gezien is sprake van 'bestaand bebouwd gebied'.
3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland, geconsolideerde versie
Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2011 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. De RVG vormt een beleidsneutrale vertaling van het in het Streekplan Gelderland 2005 en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoorde beleid. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.
In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een bestemmingsplan in het plangebied slechts is toegestaan:
- binnen bestaand bebouwd gebied;
- binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking 'Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking'.
Het plangebied maakt onderdeel uit van een zoekzone wonen en werken. De afweging of in het gebied Elzenbos woningbouw met bijbehorende voorzieningen (zoals een basisschool) gerealiseerd mag worden heeft echter al plaatsgevonden in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Elzenbos'. Voor het plangebied heeft de RVG dan ook geen consequenties.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Ruimtelijke ontwikkelingsvisie
De gemeente Brummen heeft een Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie opgesteld. Deze ontwikkelingsvisie bevat 2 delen:
- een Strategische Visie 2030; Ligt op groen!
De Strategische Visie 2030 omvat de hoofdlijnen van het beleid voor de (middel)lange termijn. De gemeente kiest hierin voor een positie die zich ruimtelijk en functioneel onderscheidt van de omliggende gemeenten. Zo ontstaat in regionaal verband diversiteit, complementariteit en identiteit. Om dit te bereiken wordt aangesloten op de onderscheidende kwaliteiten. Voor Brummen is de groene kwaliteit het vertrekpunt; het is dé identiteitsdrager van de gemeente. De bestaande groene kwaliteiten worden behouden en nieuwe ontwikkelingen ingezet ter versterking van deze groene kwaliteiten.
Voor het plangebied zijn de volgende strategische beleidsuitspraken essentieel:
- er vinden geen ontwikkelingen plaats die de beschermde natuurgebieden aantasten;
- ook in de kernen zijn groene kwaliteiten van groot belang. Intensivering van het ruimtegebruik mag dan ook niet ten koste gaan van de groene identiteit en nieuwe ontwikkelingen versterken het groene karakter;
- cultuurhistorische kwaliteiten worden benut als ruimtelijke dragers;
- het watersysteem is een natuurlijke kwaliteit die zichtbaar gemaakt wordt en beter benut wordt;
- goed leven staat centraal;
- de leefbaarheid wordt geoptimaliseerd;
- gestreefd wordt naar een gemengde bevolkingssamenstelling, waarbij zorgbehoevenden zoveel mogelijk vermengd en verspreid over de gemeente worden opgevangen;
- er wordt in ieder geval voorzien in voldoende woningen voor de lokale behoefte;
- nieuwe woningbouw wordt geconcentreerd bij de kernen Brummen en Eerbeek;
- de kernen Brummen en Eerbeek blijven eigen gemeenschappen met een eigen karakter;
- nieuwe woningbouw versterkt de groene kwaliteiten c.q. het groene karakter.
3.3.2 Geluidbeleid
De gemeente Brummen heeft een concept Geluidbeleid opgesteld, d.d. 21 december 2011. Dit geluidbeleid is ontwikkeld om een goede balans tussen geluid(ruimte) en stilte te vinden, en daarmee richting te geven aan bestemmingsplannen, vergunningverlening e.d. De Rijksoverheid treedt steeds verder terug om meer decentraal geluidszaken te laten regelen. De gemeente Brummen grijpt deze kans om stilte te beschermen waar mogelijk en geluidruimte te bieden waar nodig.
Het gemeentelijk beleid is gebiedsgericht beleid. Het gemeentelijke gebied is daarom verdeeld in 9 akoestisch relevante gebiedstypen, zoals natuur, agrarisch gebied, woonwijken, centra en industrieterrein. Voor elk gebied is vastgesteld welke akoestische streef-, grens- en plafondwaarden gelden. Bij nieuwe activiteiten dient een geluidbelasting tussen streef- en grenswaarden te ontstaan, waarbij streefwaarden de norm zijn. Alleen akoestisch uitzonderlijke situaties geven mogelijkheden geluidbelastingen tussen grens- en plafondwaarden aan te houden. Kortom, hoe verder de geluidbelasting boven de streefwaarden komt, des te belangrijker wordt een goede motivatie van deze afwijking. Doel is immers om een gekozen akoestisch leefklimaat te realiseren, indien nodig ten koste van nieuwe (te luidruchtige) activiteiten. Waar meer geluidruimte is gegeven, zijn dus ook meer activiteiten mogelijk.
De gemeente Brummen ziet binnen haar grenzen de volgende akoestische aandachtspunten:
- uitvoering van zonebeheer;
- concentreren van luidruchtige activiteiten (bijvoorbeeld industrie);
- handhaven van de stilte in de landgoederenzone;
- omgang met evenementen;
- verkeer.
In de subparagraaf 4.1.2 wordt verder op dit onderwerp ingegaan.
3.3.3 Integraal Huisvestingsplan Onderwijshuisvesting
In januari 2007 heeft de gemeenteraad van Brummen het Masterplan Onderwijshuisvesting vastgesteld. Hierin heeft de gemeenteraad het kader meegegeven om het aantal locaties van basisscholen in de gemeente terug te brengen van 14 naar 10.
Vervolgens is een Integraal Onderwijshuisvestingsplan (IHP) vastgesteld in maart 2008. Hierin zijn de globale contouren van het Masterplan meer in detail uitgewerkt. Clustering van basisscholen biedt:
- kansen voor intensievere - inhoudelijke - samenwerking en uitwisseling tussen schoolorganisaties;
- de mogelijkheid om andere - onderwijsondersteunende functies binnen de muren van de school te brengen;
- de mogelijkheid om verschillende leerlingenpopulaties samen te brengen als stap naar meer integratie;
- kansen om een voorziening te plaatsen als bindend element in en voor de wijk.
Voor het cluster van CBS Wilhelminaschool en de katholieke basisschool Oecumenische School betreft dit een plek in de nog te bouwen wijk Elzenbos. De schoolbesturen hebben aangegeven in te stemmen met de locatiekeuze voor deze nieuw te bouwen school.
3.3.4 Parkeernota
De gemeenteraad van Brummen heeft op 28 juni 2007 de Parkeernota vastgesteld. In deze nota staan de beleidsregels met betrekking tot parkeren in de gemeente Brummen. In principe moeten parkeerplaatsen primair op eigen terrein opgelost worden. De parkeernota gaat daarnaast uit van een gebiedsgerichte aanpak waarbij ook eventueel gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande parkeerplaatsen. Indien door locatiespecifieke omstandigheden het niet mogelijk is de parkeerbehoefte op eigen terrein op te lossen en de parkeervraag van functies niet samen in tijd valt, is gecombineerd gebruik mogelijk (intensief ruimtegebruik). Hierdoor is het niet noodzakelijk om in een plangebied de totale som van de vraag naar parkeerplaatsen aan te leggen, maar volstaat een deel ervan. Er moet zich na realisatie echter geen probleem voordoen in het gebruik van de openbare ruimte. Het (deels) parkeren in de openbare ruimte is alleen toegestaan indien middels een parkeerbalans aangetoond wordt dat dit mogelijk is.
Voorts hangt de mogelijkheid tot gecombineerd gebruik binnen een gebied af van de mate van openbaarheid en de locatie van de parkeervoorzieningen en loopafstand naar de bestemming. Indien parkeren (deels) niet op eigenterrein plaatsvindt, dient dit bij voorkeur wel binnen 100 m van school te gebeuren.
De gemeente sluit aan bij de CROW-parkeernormen zoals opgenomen in bijlage A van de parkeernota. Brummen is een 'weinig stedelijke' gemeente en qua stedelijke zones wordt alleen onderscheid gemaakt in 'centrum' en 'rest bebouwde kom'. Er wordt bij de parkeernormen standaard uitgegaan van het gemiddelde parkeerkencijfer.
Voor basisscholen wordt een onderscheid gemaakt tussen vaste parkeerplekken die gedurende de hele dag gebruikt worden en zogenaamde Kiss & Ride plekken, waar ouders hun kinderen kunnen halen en brengen.
Halen en brengen bij scholen
Het halen en brengen van kinderen genereert vraag naar parkeerruimte bij basisscholen en kinderdagverblijven, al is het per auto maar voor een korte periode (zogenaamde ‘Kiss & Ride’). Hieronder is een tabel weergegeven waarin een rekenmethode staat beschreven om het benodigde aantal parkeerplaatsen bij basisscholen en kinderdagverblijven te berekenen.
Wanneer de gemeente besluit voor deze parkeerwens een voorziening aan te leggen, moet de locatie van deze parkeerplaatsen zorgvuldig worden gekozen. De plaatsen moeten zoveel mogelijk langs de doorgaande route liggen en een minimale loopafstand naar de school hebben. Er kan eventueel een speciale ingang komen.
Parkeerplaatsen die te ver van de school of de ingang liggen, zullen niet worden gebruikt. Hiernaast moet erop worden toegezien dat het personeel deze parkeerplaatsen niet gebruikt. Voor een school met een regionale functie moet bij de dimensionering van de parkeervakken rekening worden gehouden met het feit dat ook personenbusjes gebruikmaken van de parkeervoorziening.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Milieu
4.1.1 Bodem
In het kader van de bestemmingsplanprocedure voor de woningbouwlocatie 'Elzenbos' is in 2006 verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek is geconcludeerd dat in de bovengrond van de onderzoekslocatie een lichte verontreiniging van Cobalt, Nikkel, chlorides Kwik en PAKS is aangetroffen. Deze verontreinigingen leiden niet tot een belemmering met betrekking tot de ontwikkeling van de schoollocatie.
In het grondwater onder de woningbouwlocatie Elzenbos zijn verontreinigingen aangetroffen met Vinylchlorides en Chloorkoolwaterstoffen. Voor het bouwrijpmaken van de woonwijk (aanleg riolering) was bemaling van het grondwater noodzakelijk. In 2009 is de situatie in het grondwater, voorafgaand aan de bemalingswerkzaamheden, opnieuw onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat een deel van de grondwaterverontreiniging zich door bemalingswerkzaamheden zal verplaatsen. Om dit te voorkomen is een deelsanering uitgevoerd.
Nabij de geplande schoollocatie aan de Meengatstraat is een overstort aanwezig. Voor de mogelijke verplaatsing van deze overstort is het grondwater in 2012 opnieuw onderzocht. Het onderzoek richtte zich op de locatie waar een riolering voor de overstort zou moeten worden aangelegd. Uit het onderzoek blijkt dat de streefwaarden voor Vinylchloride en Chloorkoolwaterstoffen worden overschreden en dus sprake is van een lichte verontreiniging in het grondwater. Deze lichte verontreiniging heeft geen invloed op de locatie van de school aan de Meengatstraat. Voor het plangebied geldt wel dat ontrekken van het grondwater niet is toegestaan.
In het kader van het bovenstaande is de gemeente van mening dat het plangebied reeds voldoende onderzocht is.
4.1.2 Wegverkeerslawaai
In de Wet geluidhinder (Wgh, artikel 74 lid 1) is bepaald dat elke weg van rechtswege een zone heeft. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied. Bij vaststelling van een bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) of van een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, Wro) dient voor alle wegen waarvan de zone een overlap met het plangebied kent, een akoestisch onderzoek te worden verricht (artikel 76 lid 1 Wgh). De breedte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de status van de weg.
Conform het gemeentelijk geluidbeleid ligt het plangebied binnen de gebiedsfunctie Woongebied. De streefwaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 38 dB, de grenswaarde 43 dB. De wettelijke voorkeursgrenswaarde voor geprojecteerde woningen en andere geluidsgevoelige objecten binnen gezoneerde wegen bedraagt vanuit de Wet geluidhinder bedraagt 48 dB.
Er is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling van het onderwijscluster aan de Meengatstraat in Brummen (Pouderoyen Compagnons, nr. 096-012, oktober 2012).
Op 360 m van het plangebied ligt de IJsselgouw (N348), de provinciale weg tussen Dieren en Zutphen. De weg heeft 4 rijstroken en is buitenstedelijk gelegen, de geluidszone bedraagt 400 m. De overige wegen in de directe omgeving zijn 30 km/uur wegen. Conform de Wgh hebben deze wegen geen geluidszone. Voor een goede ruimtelijke ordening zijn echter ook deze wegen onderzocht. De verkeersgegevens zijn, wat betreft de N348 ontleend aan de website van de provincie Gelderland (Gelders Verkeer). De verkeersgegevens van de gemeentelijke wegen zijn verstrekt door gemeente en gebaseerd op tellingen uit 2012. De wettelijke voorkeursgrenswaarde voor nieuw te bouwen schoolfuncties ten gevolge van een weg bedraagt 48 dB, de maximaal te ontheffen geluidsbelasting bedraagt in een binnenstedelijke situatie 63 dB.
Uit het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd met standaard rekenmethode II (conform reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012) en met het programma Geomilieu 2.11, blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de N348, IJsselgouw de wettelijke voorkeursgrenswaarde niet overschrijdt.
In onderstaande afbeelding zijn de geluidscontouren (48 en 53 dB) ten gevolge van alle wegen (Meengatsstraat en de IJsselgouw) weergegeven.
Uit de uitgevoerde berekening blijkt dat de 48 dB contour van de Meengatstraat een overlap kent met het bestemmingsvlak. Uit de berekeningen, uitgaande van de bouwmogelijkheden op 3,0 m van de bouwperceelsgrens, blijkt dat de wettelijke voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Daarnaast bestaat een overlap met de 38 en 43 dB-contour, voortkomend uit het gemeentelijke beleid.
Geconcludeerd kan worden dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect wegverkeerslawaai.
4.1.3 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm), gebaseerd op de Europese richtlijnen. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in AMvB's en ministeriële regelingen.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' een belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3 % ten opzichte van de grenswaarde);
- een project niet is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen moet steeds een artikel 5.16 Wm-toets (Niet In Betekenende Mate (Nibm) of anderszins) plaatsvinden. De regeling Nibm (grenswaarde: 3 %) kent een aantal categorieën waar de regeling van toepassing is, namelijk woningbouw (tot 1.500 woningen), kantoorlocaties (tot 100.000 m2 bruto vloeroppervlak) en bepaalde landbouwinrichtingen.
Het onderhavige plan schept mogelijkheden voor de bouw van een school voor zo'n 330 leerlingen (11 klaslokalen) en een kinderdagverblijf met een brutovloeroppervlak van 100 m2. Een dergelijk plan valt formeel niet onder de regeling Nibm. Voor het aspect verkeer is de verkeersgeneratie voor een dergelijke locatie berekend. Hieruit blijkt dat het weekdaggemiddelde verkeersgeneratie 244 verkeersbewegingen bedraagt (zie subparagraaf 5.3.1 voor de berekening). Met de Nibm-tool (website Infomil) is berekend of voldaan wordt aan de 'Nibm-norm'. In onderstaand overzicht is deze berekening weergegeven:
Het voornemen valt derhalve ruimschoots binnen de grens waar sprake is van een “niet in betekenende mate” bijdrage aan de luchtverontreiniging.
Hiermee vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.
4.1.4 Bedrijvigheid
Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden afgeweken. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Er zijn geen bedrijven buiten het plangebied met een invloedsgebied dat reikt tot in het plangebied.
Een basisschool valt in milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 m tot gevoelige bestemmingen als woningen. Het maatgevende aspect hierbij is geluid. Voor de aspecten geur, stof en gevaar is de richtafstand 0 m.
Ingevolge artikel 2.18, eerste lid, onder h en i van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim, beter bekend als het Activiteitenbesluit) is aangegeven dat de geluidsproductie van stemgeluid van spelende kinderen op een onverwarmd of onoverdekt terrein van een basisschool of kinderdagverblijf buiten beschouwing blijven. Het betreft de periode vanaf een uur voor aanvang van het onderwijs tot een uur na beëindiging van het onderwijs.
Een nader onderzoek naar stemgeluid acht de gemeente daarom niet noodzakelijk. Geconcludeerd kan worden dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect milieuzonering.
4.2 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Om de risico's ter plaatse van het plangebied te achterhalen heeft het Projectbureau Externe Veiligheid van de Regio Stedendriehoek advies uitgebracht op het gebied van externe veiligheid met behulp van de provinciale risicokaart. Bijgaand is een uitsnede van de risicokaart opgenomen:
Uit de afbeelding blijkt dat op circa 160 m ten oosten van het plangebied een hogedruk aardgastransportleiding ligt. De kernmerken van de leiding zijn:
Naam | Druk | Diameter | 10-6/jr PR contour | Invloedsgebied |
N-559-21 | 40 bar | 4 inch | Nihil | 45 m |
Hieruit blijkt dat de school niet binnen het invloedsgebied van de leiding komt te liggen.
Op circa 420 m ten westen van het plangebied ligt een LPG-tankstation. Het invloedsgebied van een LPG-tankstation (in het bijzonder het vulpunt en het reservoir) bedraagt 150 m, en kent derhalve geen overlap met het plangebied.
Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
4.3 Waterhuishouding
4.3.1 Beleidskader
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn onder andere het Nationaal
Waterplan, het Waterplan Gelderland 2010 - 2015 en het Waterbeheersplan van
waterschap Vallei en Veluwe. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken
is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. De volgende
punten zijn leidend:
- de waterkwantiteit trits: 'vasthouden – bergen – afvoeren' (hiermee wordt in feite bedoeld géén water versneld tot afvoer te brengen, maar juist binnen het plangebied vast te houden/ bergen);
- de waterkwaliteit trits: 'schoon houden – scheiden – schoon maken' (gericht op het voorkomen van verontreiniging van bodem en water door bijvoorbeeld géén uitlogende of milieubelastende bouwmaterialen toe te passen);
- grondwaterneutraal ontwikkelen.
Daarnaast is de Beleidsbrief regenwater en riolering nog relevant. Hierin staat hoe het
beste omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan. Ook hier
gelden de drietrapsstrategieën. Het gemeentelijke Waterplan Brummen sluit bij deze
uitgangspunten aan.
De gemeente Brummen heeft in samenwerking met Waterschap Vallei en Veluwe een
waterplan opgesteld (11 december 2008). In het waterplan staat hoe de gemeente en
het waterschap willen omgaan met het water binnen de gemeentegrenzen van
Brummen. Het waterplan is opgesteld vanuit de behoefte aan een integrale visie op
watergebied met concrete doelstellingen, keuzes en een uitvoeringsprogramma en het
verbeteren van de afstemming en samenwerking tussen de gemeente en het
waterschap.
De ambities uit het waterplan vormen een leidraad voor gemeentelijke
bestemmingsplannen en de daarin verplicht gestelde waterparagraaf, het gemeentelijk
rioleringsplan en allerlei uitvoerings- en beheersplannen. Binnen het waterplan zijn
Scholencluster Meengatstraat NL.IMRO.0213.BPBRELZ120001-on01 ontwerp 25
9 ambities verwoord:
1. Geen wateroverlast door grond-, oppervlakte- en hemelwater;
2. Geen verdroging (van natuur en vochttekorten);
3. Verbeteren grond- en oppervlaktewaterkwaliteit (zowel fysisch-chemisch als
ecologisch);
4. Duurzaamheidprincipes toepassen voor de afvalwaterketen;
5. Meer zichtbaar maken van water voor de burgers;
6. Goede productieomstandigheden;
7. Efficiënt beheer en onderhoud;
8. Realisatie tegen de laagst maatschappelijke kosten;
9. Water een prominentere rol geven in de ruimtelijke ordening.
Naast het waterplan voorziet de gemeente Brummen ook in beleid ten aanzien van
afkoppeling en riolering in het gemeentelijk afkoppelplan en het gemeentelijk
rioleringsplan.
Conform het Gemeentelijk Rioleringsplan wordt bij nieuwbouw in eerste instantie
gekozen voor niet aansluiten van hemelwater. Hierbij wordt wel onderscheid gemaakt
naar lokale eigenschappen van het betreffende gebied. Of afkoppelen (in dit geval niet
aansluiten) mogelijk is hangt af van de geohydrologische situatie ter plekke. De
afkoppelmogelijkheden heeft de gemeente vastgelegd in het Gemeentelijk afkoppelplan
Brummen. Voor de aangewezen gebieden uit het afkoppelplan dient het hemelwater
volledig op eigen terrein geborgen te worden.
De kern Brummen valt niet onder de aangewezen gebieden. Het nieuwe scholencluster wordt in het plangebied Elzenbos aangelegd. Voor dit gebied is de waterparagraaf van het bestemmingsplan Elzenbos van toepassing.
4.3.2 Elzenbos
In het plangebied 'Elzenbos' was aan de noordzijde van de woonwijk een school gepland. Door het minder snel ontwikkelen van de woonwijk Elzenbos is voor de schoollocatie uitgeweken naar onderhavig
plangebied. Dit om te voorkomen dat de school in het midden van een weiland zou komen te liggen. Dit houd in dat voor de waterhuishoudkundige voorzieningen gezocht moest worden naar een alternatief.
Waterberging situatie Elzenbos
In de huidige situatie heeft het plangebied een agrarische functie en is er
nagenoeg geen verharding aanwezig. Door de voorgenomen plannen voor geheel
Elzenbos neemt het verhard oppervlak aanzienlijk toe en zal het hemelwater in het
plangebied vastgehouden moeten worden. Het benodigde oppervlak voor de
waterberging bedraagt circa 1,4 ha. Gezien de drooglegging van 2,0 m kan het
periodieke hogere streefpeil in tijden met een hoge waterstand in de IJssel opgevangen
worden.
De waterberging voor de hele nieuwe woonwijk Elzenbos is geprojecteerd langs de
Brummense beek, die is gelegen in de eerste fase van de wijk. De Brummense beek
wordt dan verbreed en om de beek komt een parkzone. Aan één zijde zal de oever zeer
flauw worden ingericht en het water kan geborgen worden op de oever. Deze zone is
voldoende groot om de benodigde berging te kunnen realiseren.
Door de verbinding met de vijver in park 't Goor kan het streefpeil nauwelijks
veranderen. Aan de noordzijde van de wijk Elzenbos komt een (beweegbare) stuw om
het water vast te houden en gereguleerd af te voeren met een afvoer gelijk aan de
huidige landbouwkundige afvoer. Ook zorgt deze stuw ervoor dat tijdens hoge
IJsselwaterstanden het water ten noorden van de wijk Elzenbos niet terugstroomt het
gebied in. De exacte inrichting van het park met de waterberging volgt in een later
stadium. Er zullen dan ook afspraken tussen de gemeente en het waterschap gemaakt
worden over het beheer en onderhoud van de watergang en het park. Waarschijnlijk zal
het waterschap het natte gedeelte onderhouden en de gemeente het droge gedeelte.
Bij de inrichting zal rekeningen gehouden worden met de inrichtingseisen die het
waterschap heeft met betrekking tot het onderhoud.
Maatregelen Elzenbos
Voor het plangebied Elzenbos, waar het plangebied in geprojecteerd ligt, is gekozen voor een combinatie van ophoging en aanleg infiltratieriolen. Het scholencluster kan voor alsnog niet aansluiten op het stelsel van infiltratieriool. Dit deel van het plangebied is nog niet ontwikkeld. Voor verwerking van het hemelwater van het scholencluster wordt een tijdelijk alternatief uitgewerkt. Het tijdelijk alternatief (eventueel gecombineerd met een wadi) is het afvoeren van het hemelwater richting De Zomp door middel van een leiding. Bij eventuele toekomstige ontwikkeling van de wijk Elzenbos kan onderhavige locatie betrokken worden bij het waterhuishoudkundige plan en een definitieve aansluiting op het infiltratieriool gerealiseerd worden.
Bij de nadere uitwerking van de plannen is dit onderdeel van de ontwerpopgave en
worden deze voorzieningen nader gedimensioneerd. Er worden geen uitlogende
materialen toegepast (zink, koper of iets dergelijks, eventueel coaten en zacht pvc). Ter
voorkoming van uitloging zal indien noodzakelijk een coating worden gebruikt op de
dakmaterialen van het onderwijscluster.
Het onderwijscluster krijgt voor het afvoeren van vuilwater een aansluiting op het
gemeentelijke gemengd rioleringsstelsel van de kern Brummen.
4.4 Archeologie En Cultuurhistorie
4.4.1 Archeologie
Algemeen
Het Europese Verdrag van Malta (1992) beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt te behouden. Het verdrag dwingt alle ondertekenaars (waaronder Nederland) om archeologische belangen in een vroegtijdig stadium mee te wegen in de besluitvorming rond ruimtelijke planvorming. Het Verdrag van Malta is inmiddels geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving in de Wet archeologische monumentenzorg (herziening Monumentenwet).
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht. Initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Conform de "Loketkaart Archeologie gemeente Brummen (2011)" is het plangebied reeds vrijgegeven voor de voorgenomen activiteiten, zie onderstaande afbeelding. Onderzoeksplicht is ter plaatse afhankelijk van een nader te nemen gemeentelijk selectiebesluit.
Uitsnede "Loketkaart Archeologie gemeente Brummen (2011)"
Bureau- en inventariserend veldonderzoek
In het kader van het bestemmingsplan 'Elzenbos' heeft namelijk al een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) (RAAP bv, nr. 2438, d.d. oktober 2007) plaatsgevonden in het plangebied. Tijdens het onderzoek is komen vast te staan dat het plangebied bestaat uit 2 dekzandruggen- of koppen doorsneden door een systeem van crevassegeulen. In de diepere ondergrond is een Midden en Laat Pleniglaciaal terras aanwezig.
Naast de geologische resultaten van het verkennend veldonderzoek zijn 2 clusters met archeologische resten aangetroffen. Een noordelijk cluster dat gedateerd kan worden in de periode IJzertijd t/m Vroege Middeleeuwen en een zuidelijk cluster van Laat Middeleeuws materiaal. De 2 clusters konden door middel van het huidige onderzoek niet scherp begrensd worden. Rondom het noordelijke cluster is op basis van de AHN-analyse een aardwerk herkend dat mogelijk ooit als begrenzing heeft gefungeerd. De AHN-analyse heeft nog andere structuren (aardwerken) aan het licht gebracht. De aard en datering van de aardwerken is op basis van het huidige onderzoek niet vast komen te staan, maar zal in een eventuele latere fase van het onderzoek aan de orde moeten komen. De aangetroffen archeologische indicatoren wijzen op de aanwezigheid van nederzettingsterreinen. Aangezien binnen de clusters geen bodemverstoringen dieper dan de bouwvoor zijn waargenomen lijkt de conservering van de vindplaats goed te zijn.
Uit een onderzoek naar de waterhuishoudkundige situatie van het gebied is gebleken dat het toekomstig maaiveld ongeveer 50 cm opgehoogd zal moeten worden (tot 8,5 m +NAP). De gevolgen van ophoging voor de archeologische resten in de ondergrond is niet op voorhand duidelijk. Om uitspraken te kunnen doen over de gevolgen van de ophoging van het terrein voor de archeologische resten in de ondergrond is aanvullend onderzoek nodig.
Ten aanzien van de noordelijke en zuidelijke clusters (zie rood gemarkeerde zone op onderstaande afbeelding) wordt op grond van de resultaten van het verkennend booronderzoek aanbevolen de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging nader vast te stellen door middel van een waarderend onderzoek in de vorm van proefsleuven. Voor de overige delen van het plangebied (zie oranje gemarkeerde zone op onderstaande afbeelding) geldt dat op basis van de resultaten van het onderzoek wordt aanbevolen de met behulp van het AHN ontdekte structuren en de mogelijke relatie van de structuren met de noordelijke en zuidelijke clusters nader te onderzoeken door middel van zoeksleuven.
Het vervolgonderzoek is nodig om over voldoende gegevens te kunnen beschikken op grond waarvan de gemeente Brummen een besluit kan nemen met betrekking tot het al dan niet (geheel) opgraven van de vindplaats. Voorafgaand aan het onderzoek zal een Programma van Eisen moeten worden opgesteld waarin de randvoorwaarden voor behoud in situ en de randvoorwaarden voor het proef- en zoeksleuvenonderzoek moeten worden geformuleerd.
Proefsleuvenonderzoek
Naar aanleiding van de resultaten uit het bureau- en inventariserend veldonderzoek (RAAP bv, nr. 2438, d.d. oktober 2007) is er een veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-p) uitgevoerd (BAAC bv, nr. 09.0361, d.d. maart 2011) in het plangebied.
Uit het proefsleuvenonderzoek blijkt dat binnen de grenzen van RAAP-vindplaats 2 (= zuidelijke rood gearceerd gebied op bovenstaande kaart, waarbinnen het plangebied deels gelegen is) de archeologische sporen enkel bestaan uit (paal)kuilen en restanten van moesbedden die in de recente nieuwe tijd gedateerd moeten worden. De aangetroffen sporen bevinden zich voornamelijk op de achterterreinen van (voormalige) bebouwing. Voor het te karteren gebied geldt dat vrijwel geen vondsten en sporen zijn aangetroffen, op enkele recente (paalkuilen) na.
Binnen de grenzen van RAAP-vindplaats 2 en in het gekarteerde gebied zijn geen vindplaatsen aangetroffen. In het onderzoeksrapport wordt dan ook geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te voeren voor het deel van het onderzoeksgebied waarbinnen het plangebied van dit bestemmingsplan gelegen is.
Het aspect archeologie vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.
4.4.2 Cultuurhistorie
Door een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening moeten per 1 januari 2012 cultuurhistorische waarden vooraf in het proces van ruimtelijke ordening worden meegenomen, met name bij de voorbereiding en vaststelling van bestemmingsplannen.
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
Het plangebied zelf kent geen bijzondere cultuurhistorische waarden. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich tevens geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Dit betekent dat cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de realisatie van onderliggend plan.
4.5 Flora En Fauna
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de EHS geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van in het wild levende planten en dieren. Op basis van deze wet is het onder meer verplicht om bij het opstellen van een bestemmingsplan na te gaan of er mogelijk nadelige consequenties zijn voor beschermde inheemse soorten.
Door middel van onderzoek dient nagegaan te worden of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot negatieve aspecten voor de aangewezen gebieden of soorten.
In het kader van het bestemmingsplan 'Elzenbos' is al een quickscan flora en fauna (Royal Haskoning, nr. 9R9200, d.d. 11 augustus 2006). uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er zeer waarschijnlijk algemene kleine zoogdieren als muizen (algemene soorten tabel 1 van de Flora- en faunawet, ontheffingsaanvraag is niet noodzakelijk) aanwezig zijn. Omdat het algemene soorten (tabel 1) van de Flora- en faunawet betreft en de ingreep geen negatieve effecten heeft op de regionale populatie is extra onderzoek naar deze soorten niet noodzakelijk.
De habitats die van belang zijn voor soorten zijn de houtwallen en de waterloop door het gebied. De houtwallen zijn van belang voor broedvogels en vleermuizen, de waterloop voor amfibieën en libellen. De waterloop wordt echter in het ontwerp geïntegreerd waardoor libellen en amfibieën weinig effecten zullen ondervinden. Wanneer de houtwallen eveneens in het ontwerp worden geïntegreerd of nieuwe boom- of haagstructuren worden aangeplant, zullen de effecten voor broedvogels en vleermuizen ook lager zijn. De voedselrijkdom van de houtwallen in het gebied zullen echter door de geplande nieuwbouw afnemen. Ter compensatie van effecten die niet gemitigeerd kunnen worden kunnen houtwallen in de omgeving geplant worden.
In het hele toekomstige woongebied Elzenbos zijn de houtwallen en bomen door een ecoloog geïnspecteerd (Royal Haskoning, nr. 9S8116/N00001/902429/AH/DenB, d.d. 25 juni 2007) op vaste nesten en nestgedrag van verschillende vogelsoorten, zoals: roofvogelsoorten, ransuil en ‘holenbroeders’ (Bosuil, Steenuil, Kerkuil, Groene Specht, Zwarte Specht en de Grote bonte specht). Ook zijn bomen vlak langs het woongebied geïnventariseerd en is gesproken met verschillende bewoners. Op basis van de inspectie kan geconcludeerd worden dat bovengenoemde vogelsoorten niet in het plangebied zijn aangetroffen. Er zijn in de bomen vlak langs het gebied wel diverse nesten aangetroffen. Geen van allen was in gebruik of had recente gebruiksporen.
Tevens was van geen van allen de opening van voldoende omvang om in aanmerking te komen voor bovengenoemde vogelsoorten, behalve één nestkast op een boerenerf (Elzenbosweg 19 te Brummen). Het onderhavige plangebied is echter te ver van deze locatie verwijderd om hier invloed op te hebben.
Tevens is er aanvullend vleermuizenonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan 'Elzenbos' (Zoogdiervereniging VZZ, nr. 2006.46, d.d. 1 november 2006). Uit dit veldonderzoek blijkt dat er geen vleermuizen in de directe nabijheid van de nieuwe schoollocatie voorkomen. De voor vleermuizen relevante landschapselementen bevinden zich ook allemaal op ruime afstand van het plangebied (rode ster). Ook uit het aanvullende onderzoek naar watervleermuizen (Zoogdiervereniging VZZ, nr. 2007.27, d.d. september 2007) komt dit naar voren.
Het aspect flora en fauna vormt derhalve geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Uitgangspunten
Vanwege onzekerheden in het bouwtempo is de kans groot dat de nieuw te bouwen school in Elzenbos voor langere tijd kaal in het weiland komt te staan. Dit vindt de gemeente een dusdanig ongewenste situatie, dat die voorkomen moet worden. Vandaar dat er voor gekozen is de school te verplaatsen naar een locatie direct ten noorden van de Meengatstraat in het zuiden van de wijk Elzenbos, aansluitend op de bestaande wijk Brummense Enk. Op deze wijze kan de school ook een functie vervullen voor de Brummense Enk en is voor de toekomst goed inpasbaar als de wijk Elzenbos wordt uitgebreid. De Meengatstraat vormt een ontsluitingsweg voor de Brummense Enk en de school wordt op deze locatie goed ontsloten. Als uitgangspunt wordt voor de schoolfunctie uitgegaan van maximaal 2.500 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) en 250 m2 voor bijgebouwen.
5.2 Ruimtelijke Hoofdopzet
Belangrijke uitgangspunten voor de nieuwe invulling van de locatie betreffen:
- Kiss & Ride voorziening: Langs de weg kan een kiss & ride strook aangelegd worden. De kinderen kunnen vanuit daar direct naar school lopen zonder wegen over te moeten steken.
- Aantal (mogelijke) ingangen: Voor voetgangers en fietsers is de school in eerste instantie alleen vanuit de zuidzijde te benaderen. Kinderen uit Elzenbos moeten daarom omlopen via De Veldweide en de Meengatstraat om bij de school te komen. Wanneer de wijk Elzenbos uitgebreid gaat worden zal er bij de school een achteringang bij kunnen komen.
- Scheiding tussen speelruimte en doorgaande wegen: De speelruimtes liggen op afstand van de doorgaande wegen, en zijn bovendien goed af te scheiden. Ook op het terrein zelf is een duidelijke scheiding mogelijk tussen verkeersruimte en speelruimte.
- Sociale veiligheid/ toezicht: Tegenover deze locatie staan meerdere woningen.
5.3 Planaspecten
5.3.1 Verkeer
Het schoolterrein wordt direct ontsloten vanaf de Meengatstraat. Er wordt voorzien in een Kiss- en Ridestrook op het schoolterrein.
Aan de hand van de CROW-publicatie 272 (Verkeersgeneratie voorzieningen, d.d. december 2008, tabel 63), is de verkeersgeneratie bepaald. De locatie is gelegen in de rest bebouwde kom. De basisschool zal zo'n 330 leerlingen krijgen. Volgens de publicatie zullen per 10 leerlingen zo'n 6,4 verkeersbewegingen worden gegenereerd. Door de hele school worden er dus circa 33 x 6,4 = 211,2 verkeersbewegingen gegenereerd. Op een werkdag is dat circa 1,4 x 211,2 = 295,7 verkeersbewegingen. Mogelijk zal er ook een kinderdagverblijf worden gerealiseerd, met een bruto vloeroppervlak van circa 100 m2. Een kinderdagverblijf zal per 100 m2 circa 33 verkeersbewegingen per weekdag generen; Op een werkdag is dat circa 1,4 x 33 = 46,2 verkeersbewegingen. De totale verkeersgeneratie komt hiermee op circa 342 verkeersbewegingen.
Er is met name 's ochtends een overlap met de spitsperiode; in een periode van een half uur vinden zo'n 100 verkeersbewegingen plaats: dat zijn er 3 à 4 per minuut. Een duidelijke verkeersstroom zal over de Meengatstraat van en naar de Zutphensestraat rijden. De Meengatstraat is een wijkontsluitingsweg waaraan meerdere straten reeds ontsloten zijn. Door onderhavige ontwikkeling neemt de verkeersintensiteit op deze straat toe. De toename is echter dusdanig beperkt dat er geen knelpunten zullen ontstaan.
5.3.2 Parkeren
Er is op basis van de Parkeernota een parkeerberekening gemaakt voor het plangebied. Er wordt per 30 leerlingen uitgegaan van 1 leraar en het plangebied is gelegen in de 'rest bebouwde kom'. Op basis van een verwacht leerlingaantal van 325 leerlingen zijn er 11 groepen en dus 11 leraren te verwachten. Hiervoor zijn 11,0 parkeerplaatsen nodig. Conform de CROW-publicatie (augustus 2012) is er voor een kinderdagverblijf per 100 m2 bruto vloeroppervlak 1,4 parkeerplaats nodig voor het personeel.
Het aantal benodigde Kiss & Ride plekken komt op basis van de berekeningsmethode uit
de Parkeernota uit op:
- Groep 1 t/m 3: 100 x (30 - 60 %) x 0,5 x 0,75 = 16,9;
- Groep 4 t/m 8: 225 x (5 - 40 %) x 0,25 x 0,85 = 10,8;
- Kinderdagverblijf: 15 x (50 - 80 %) x 0,25 x 0,75 = 1,8.
In totaal moeten dus minimaal 11 + 1,4 + 29,5 = 41,9 afgerond 42 parkeerplaatsen
gerealiseerd worden in het plangebied.
Hoofdstuk 6 Planopzet
6.1 Indeling
De regels zijn opgedeeld in 4 hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 bevat de begrippen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2); deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde aangegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.
- Hoofdstuk 2 bevat de bestemming "Maatschappelijk".
- Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouw- en gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.
- Hoofdstuk 4 bevat tenslotte het overgangsrecht en de slotregel, met daarin de titel van het bestemmingsplan.
6.2 Artikelsgewijze Bespreking
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Begrippen
In artikel 1 is een aantal begrippen nader gedefinieerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Voor een gedeelte van de begrippen is aansluiting gezocht bij de begrippenlijst uit bijlage 11 bij het SVBP 2008, de overige begrippen zijn afkomstig uit het Handboek Bestemmingsplannen van de gemeente Brummen.
Wijze van meten
In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Ook hier is aansluiting gezocht bij de standaard (meet)regels uit de SVBP 2008 en het Handboek Bestemmingsplannen van de gemeente Brummen.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In het plan is de volgende bestemming opgenomen:
Maatschappelijk
Het perceel van de school is bestemd als 'Maatschappelijk'. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen in algemene zin.
Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd. De hoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding middels de aanduiding 'maximale bouwhoogte' en de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2500 m².
Daarnaast zijn binnen het bestemmingsvlak ook bijgebouwen toegestaan tot een maximale oppervlakte van 250 m².
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is opgenomen in artikel 3.2.3 van de regels.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Met de anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling opgenomen voor het ondergronds bouwen.
Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is een regeling opgenomen voor evenementen.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel zijn enkele algemene afwijkingen opgenomen, zoals voor nutsgebouwen en voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel zijn enkele algemene wijzigingsbepalingen opgenomen.
Algemene procedureregels
In de algemene procedureregels is de procedure opgenomen welke moet worden gevolgd indien nadere eisen worden gesteld.
Hoofdstuk 4: Overgangsrecht en slotregel
Overgangsrecht
In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.
Slotregel
De slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
De uitvoering van de in dit bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk gemaakte ontwikkeling is in handen van meerdere partijen. Met deze partijen heeft de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten. Daarmee is verzekerd dat alle projectgebonden kosten worden verhaald op de initiatiefnemers. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
Op grond van artikel 6.12, lid 2, sub a van de Wro behoeft voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld. De gemeentelijke kosten zijn anderszins verzekerd, door middel van de samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente en initiatiefnemers.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2.1 Vooroverleg
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 3.1.1 opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
In het kader van het vooroverleg is het plan besproken met volgende partijen:
- Provincie;
- Gasunie
- Waterschap.
Door de provincie en de Gasunie zijn geen opmerkingen gemaakt, het bestemmingsplan raakt geen belangen vandeze vooroverlegpartners. De opmerkingen van het waterschap zijn verwerkt in de toelichting.
7.2.2 Zienswijzenprocedure
Inleiding
Het ontwerpbestemmingsplan 'Scholencluster Meengatstraat' (NL.IMRO.0213.BPBRELZ120001-on01) heeft van 19 maart 2013 tot en met 1 mei 2013 voor een zienswijzentermijn van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de zienswijzentermijn is er op 27 maart 2013 voor belangstellenden een inloopavond georganiseerd in Plein Vijf (Graaf Limburg van Stirumplein 5) in Brummen. Tijdens de zienswijzentermijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zowel een mondelinge als een schriftelijke zienswijze in te dienen. De ingekomen zienswijzen zijn opgenomen in de zienswijzenota, de zienswijzennota maakt deel uit van de bijlagen bij deze toelichting.
Bijlage 1 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodem- en asbestonderzoek
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Archeologisch Bureau- En Inventariserend Veldonderzoek
Bijlage 4 Archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek
Bijlage 5 Inventariserend Veldonderzoek Door Middel Van Proefsleuven
Bijlage 5 Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 6 Quickscan flora en fauna
Bijlage 7 Notitie Inventarisatie Vaste Vogelnesten
Bijlage 7 Notitie Inventarisatie vaste vogelnesten
Bijlage 8 Aanvullend Vleermuizenonderzoek Elzenbos
Bijlage 8 Aanvullend vleermuizenonderzoek Elzenbos
Bijlage 9 Aanvullend Onderzoek Watervleermuis
Bijlage 9 Aanvullend onderzoek watervleermuis