KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene Procedureregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
1.3 De Opzet Van Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden
3.1 Bodem
3.2 Geluid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Bedrijvigheid
3.5 Externe Veiligheid
3.6 Waterhuishouding
3.7 Archeologie
3.8 Flora En Fauna
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
Hoofdstuk 5 Planopzet
5.1 Algemeen
5.2 De Regels
5.3 Nadere Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Weverweg 2 Te Eerbeek
Bijlage 2 In-situ Doorlatendheidsonderzoek Lombok Te Eerbeek
Bijlage 3 Oriënterend Infiltratieplan, Elzenbos Te Brummen, Lombok Te Eerbeek
Bijlage 4 Bureauonderzoek En Karterend Veldonderzoek D.m.v. Boringen, Weverweg 2 Te Eerbeek
Bijlage 5 Woningbouw Lombok Zuid, Uitgebreide Effectbeoordeling In Het Kader Van De Natuurbeschermingswet
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna Gemeente Brummen, Locaties Elzenbos En Lombok
Bijlage 7 Inventarisatie Vaste Vogelnesten Locaties Brummen En Eerbeek
Bijlage 8 Vleermuizen Binnen De Planlocatie Wijk Lombok Te Eerbeek
Bijlage 9 Aanvullend Vleermuizenonderzoek

Bestemmingsplan Lombok, partiele herziening Weverweg ongenummerd (naast nummer 2)

Bestemmingsplan - Brummen

Vastgesteld op 26-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Lombok, partiële herziening Weverweg ongenummerd (naast nummer 2) van de gemeente Brummen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0213.BPEELB1330001-va01 met de bijbehorende regels;

1.3 aan huis gebonden bedrijf

bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, danwel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon, schoonheidssalon of bed and breakfast; evenwel met uitzondering van een seksinrichting;

1.4 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 afhankelijke woonruimte

een onderdeel van het hoofdgebouw, aan en/of uitbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de planregels anders bepaald;

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden (wel of niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijke opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.25 inwoning

het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woning die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden aan en/of uitbouwen en bijgebouwen en dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;

1.26 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.27 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.28 peil

de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende terrein;

1.29 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.30 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.32 verbeelding

  1. a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Lombok, partiële herziening Weverweg ongenummerd (naast nummer 2);
  2. b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan Lombok, partiële herziening Weverweg ongenummerd (naast nummer 2) met legenda en tekeningnummer NL.IMRO.0213.BPEELB1330001-va01;

1.33 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.34 voorgevelrooilijn

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.35 vrijstaande woning

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.36 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Uitzondering bij wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. f. tuinen, erven;
  5. g. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Procedure

Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in 3.3 geldt de procedure zoals vervat in artikel 7.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Verbod bouwen

Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daarvoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

5.2 Ondergronds bouwen

  1. a. Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
  2. b. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    2. 2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
    3. 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 is maximaal 1 niet overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse en achterste perceelsgrens;
      • het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de planregels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
      • het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    4. 4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
    5. 5. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen wordt mede in aanmerking genomen als bebouwingspercentage voor zover niet gebouwd wordt onder een bovengronds bouwwerk.
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b sub 4 voor het bouwen met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    2. 2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
    3. 3. het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de planregels:

  1. a. voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. b. voor de bouw van een luifel of erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
    1. 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
    2. 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    3. 3. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    4. 4. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
    5. 5. de luifel of erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  3. c. voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
    1. 1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
    2. 2. dat bestaat uit één bouwlaag;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5m;
  4. d. voor het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5 meter, mits:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    2. 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt;
  5. e. ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 20 meter;
  6. f. ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 meter;
  7. g. betrekking hebbende op (bedrijfs)woningen voor het uitbreiden van de woning met een afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:
    1. 1. de bebouwingsmogelijkheden met niet meer dan 30 m2 in één bouwlaag worden overschreden;
    2. 2. de afhankelijke woning met de hoofdwoning is verbonden en er geen zelfstandige woning gerealiseerd wordt;
    3. 3. het karakter van de omringende bebouwingsstructuur niet mag worden aangetast;
    4. 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden;
    5. 5. de bereikbaarheid voor algemene en nutsvoorzieningen moet zijn gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    6. 6. er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.

Artikel 7 Algemene Procedureregels

7.1 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis ex artikel 3.6, lid 1 sub d, van de Wet ruimtelijke ordening, is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een ontwerp van een besluit tot het stellen van een nadere eis ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende ten minste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  2. b. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan deze terinzagelegging, kennis van het ontwerpbesluit en de terinzagelegging ervan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden;
  3. c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk en / of mondeling zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  4. d. de overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit omtrent de voorgenomen nadere eis.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Werking wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regels te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerpplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

9.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen bij een omgevingsvergunning van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Lombok, partiële herziening Weverweg ongenummerd (naast nummer 2), van de gemeente Brummen.

mei 2011.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 mei 2011:

De griffier, De voorzitter,

................. .......................

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Planherziening

De huidige juridische regeling van de gronden binnen het plangebied is neergelegd in het bestemmingsplan "Lombok" dat op 18 februari 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming "Wonen". Echter aangezien ter plaatse geen bouwvlak is ingetekend is het niet mogelijk om een woning op te richten.Op 14 april 2009 heeft het college besloten om de vrijstellingsprocedure volgens artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te starten, op 16 juni 2009 heeft het college besloten om de vrijstelling te verlenen, welke op 24 juni 2009 (verzonden 26 juni 2009) kenbaar is gemaakt aan de initiatiefnemer.

Abusievelijk is deze vrijstelling niet meegenomen, echter het bestemmingsplan "Lombok" is wel in werking getreden. Hierdoor is de verleende vrijstelling niet meer geldig, dus is het niet mogelijk om een woning te realiseren op dit perceel.


Het voorliggende bestemmingsplan maakt de gewenste ontwikkeling mogelijk. Voor het plangebied is een gedetailleerde bestemmingsregeling opgesteld. Het bestemmingsplan is afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en Handboek van de gemeente.

1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied

Het bestemmingsplan "Lombok, partiële herziening Weverweg ongenummerd (naast nummer 2)" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (verbeelding nummer NL.IMRO.0213.BPEELB1330001-va01);
  • planregels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. In de planregels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.

Het plangebied betreft de locatie Weverweg (ongenummerd) naast Weverweg nummer 2 te Eerbeek. Het perceel ligt aan de westkant van Eerbeek, in de uitbreidingslocatie "Lombok" (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEELB1330001-va01_0001.jpg"

Afbeelding: Situering van het plangebied

1.3 De Opzet Van Het Bestemmingsplan

In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleidskader. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de elementen, die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het plangebied. In hoofdstuk 4 is de planbeschrijving en de daarbij behorende uitgangspunten en doelstellingen, ruimtelijke hoofdopzet en planaspecten weergegeven. Vervolgens is in hoofdstuk 5 de planopzet beschreven. Hoofdstuk 6 sluit deze toelichting af met de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient de gemeente, het door hogere overheden uitgestippelde beleid in acht te nemen. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Brummen is dit het geval. Echter het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een kleinschalig bestemmingsplan, daarom is alleen het relevante gemeentelijke beleid kort verwoord.

2.2 Rijksbeleid

In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar is. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Om deze doelen te bereiken wil het rijk verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. Bundeling van verstedelijking in infrastructuur en organisatie in stedelijke netwerken zijn beleidsstrategieën die gehanteerd worden voor economie, infrastructuur en verstedelijking. De daaruit afgeleide beleidsdoelen zijn:

  • ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra;
  • verstedelijking van de economische kerngebieden;
  • verbetering van de bereikbaarheid;
  • verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden;
  • bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden;
  • afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding;
  • waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.

Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd, met tegen de achtergrond de algemene wens om de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte te versterken en duurzaam te ontwikkelen. Van duurzame ruimtelijke ontwikkeling is in de ogen van het Rijk sprake als aan elk van deze waarden gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan en daarmee de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers toeneemt.

2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

Ruimtelijke verordening Gelderland

Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.

De ruimtelijke verordening Gelderland zal van toepassing zijn op de volgende onderwerpen:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen/-parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • Nationale landschappen.

Naar verwachting wordt de ruimtelijke verordening Gelderland in november/december 2010 vastgesteld.

Streekplan Gelderland

In het streekplan kiest de provincie voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water (groenblauw raamwerk), maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur. De rest van de provincie, het multifunctioneel gebied wordt meer dan in het verleden het domein van de gemeente. Zij werken daartoe samen in regionaal verband. De bemoeienis van de provincie met dit multifunctioneel gebied is beperkt. De vitaliteit van de kernen in het landelijk gebied staan onder druk door ontgroening. Verhoudingsgewijs vestigen veel jongeren zich elders, waardoor de kleinere kernen sterk vergrijzen. In combinatie met schaalvergrotingstendensen in voorzieningen tast dit de leefbaarheid aan. De betekenis van de vrijetijdseconomie neemt toe. Er is dan ook behoefte aan nieuwe economische dragers. De omgevingskwaliteit is van grote betekenis als toeristisch-recreatief product. De groene en cultuurhistorische rijkdom van Gelderland biedt aanknopingspunten voor verdere ontplooiing van het toeristische en recreatieve profiel.

Regio Stedendriehoek/Stadsregio Arnhem Nijmegen

De gemeente Brummen behoort bestuurlijk tot de regio Stedendriehoek, maar heeft feitelijk ook relaties met de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De regio Stedendriehoek bestaat uit verschillende gemeenten in Gelderland en Overijssel. Deze gemeenten en de provincies Gelderland en Overijssel buigen zich samen over de ruimtelijke toekomst van de regio. De Stadsregio Arnhem Nijmegen is een regionaal samenwerkingsverband tussen 20 gemeenten met als doel het behouden en versterken van de kwaliteiten van het gebied om daarmee bewoners en bedrijven te binden aan deze regio. De stadsregio richt zich met name op het ontwikkelen van beleid met betrekking tot verkeer en vervoer, economische ontwikkeling, wonen, ruimtelijke ontwikkeling en milieu.

Verstedelijk wordt gebundeld in/nabij de grote steden in beide regio's. In regionaal verband is de ligging van deze bundelingsgebieden bepaald. Het noordoostelijke gedeelte van de gemeente Brummen maakt deel uit van het bundelingsgebied.

Daarnaast kan in de gemeente Brummen verstedelijking plaatsvinden om te voorzien in de lokale behoefte. Voor woningbouw betekent dit een uitbreiding. Gezien de aanwezige kwaliteiten en de funcite van de gemeente Brummen in het regionale netwerk wordt nadruk gelegd op de aanwezige waarden en kwaliteiten. Het betreft onder meer het Veluwemassief, de IJsselvallei, cultuurhistorische waarden en landschappelijke waarden. Gezocht moet worden naar een passende functiemenging, zodat deze kwaliteiten duurzaam behouden blijven, maar toch sprake is van een vitaal gebied.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Ruimtelijke ontwikkelingsvisie "Ligt op groen"

De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 'Ligt op groen' (ROV), gemeente Brummen , fungeert als toetsingskader op hoofdlijnen voor (bouw)initiatieven en stuurt op kwaliteiten, ambities en doelen.

Deze ontwikkelingsvisie beschrijft mogelijkheden om woningen te bouwen in de kern Eerbeek of het buitengebied hiervan. Het gemeentelijk beleid geeft ruimte aan de ontwikkeling van een woonobject in het plangebied. Daarnaast ligt het perceel in een de omgeving van een uitbreidingslocatie (Lombok-Zuid), waar reeds ontwikkelingen plaatsvinden.

Nota bouw- en recreatieinitiatieven

Doel van de 'Beoordeling bouw- en recreatieinitiatieven', gemeente Brummen is het inspireren van de particuliere initiatiefnemer. Daarbij wordt uitgegaan van de potentiële bijdrage, die het ontwikkelen van de locatie met zich meebrengt, in het verwezenlijken van het toekomstbeeld van de gemeente, zoals vastgelegd in de ROV.

De locaties in de Beoordeling bouw- en recreatieinitiatieven betreffen locaties waar initiatieven kenbaar zijn gemaakt met betrekking tot woningbouw of recreatie. De locaties worden primair als woningbouwlocatie of locatie voor een recreatieve voorziening beoordeeld.

Iedere locatie wordt beoordeeld op de eigen kansen en bedreigingen ten aanzien van het verwezenlijken van de ROV-ambities en doelen of het wegnemen van knelpunten. De gemeente gaat bij beoordeling uit van ontwikkeling door bebouwing en niet van een landschappelijke en/of natuurontwikkeling. Deze kan wel onderdeel uitmaken van een totaal ontwikkeling.

Locatie Weverweg heeft een postitieve locatiebeoordeling gekregen onder voorbehoud dat definitieve beoordeling afhankelijk is van overkoepelend plan Lombok-Zuid. Vanuit milieu aandacht voor geluid en archeologie.

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken.

3.1 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Door Verhoeve Milieu bv is in 2008 een verkennend bodemonderzoek verricht (zie Bijlage 1). Uit de analyseresultaten is gebleken dat plaatselijk in de bovengrond licht verhoogde gehalten aan kwik en PAK (10) totaal zijn gemeten. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties barium, cadmium, kobalt en zink aangetoond. Tevens is in het grondwater een matig verhoogde concentratie nikkel gemeten. Gezien de matige concentratie nikkel zou formeel een nader bodemonderzoek nodig zijn. Uit eerder onderzoek blijken in de omgeving van het onderzoeksgebied vaker verhoogde nikkelconcentraties voorkomen. Omdat hiervan geen bron bekend is wordt uitgegaan van een verhoogde achtergrondconcentratie. Een aanvullend onderzoek wordt niet nodig geacht. De verhoogde achtergrondconcentratie vormt geen belemmering voor de bouw van de woning.

3.2 Geluid

Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai. Het plangebied ligt niet in de directe omgeving van een spoorweg en/of industrieterrein, waardoor deze aspecten niet relevant zijn.

Wegverkeerslawaai

In principe is het noodzakelijk om een akoestisch onderzoek te laten verrichten. Echter in dit specifieke geval wordt dit niet noodzakelijk geacht. Enerzijds is er de Weverweg die is ingericht voor bestemmingsverkeer (aanwonenden en agrarische percelen) anderzijds is er de Ringlaan die een 30 km/u weg betreft.

3.3 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 1% grens niet worden overschreden. Deze 1% grens is gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 0,4 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Verder zal de definitie van 'niet in betekende mate' verlegd worden van 1% naar 3% van de grenswaarde.

Besluit NIBM

Deze Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) legt vast, wanneer een project niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 1%.

Regeling niet in betekenende mate

In deze regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden zonder meer achterwege kan blijven.

Conclusie

Vanwege het aspect lucht worden geen belemmeringen verwacht voor de beoogde ontwikkeling.

3.4 Bedrijvigheid

Bij de beoordeling welke bedrijven van invloed zijn op het plangebied is gebruik gemaakt van vergunning of AMvB (wettelijke afstanden) en Bedrijven en Milieuzonering (Uitgave van de VNG). In de laatste staan afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een "gemiddeld" nieuwe bedrijven met voor nieuwe bedrijven gangbare voorzieningen binnen het bedrijfstype ten opzichte van een rustige woonwijk.

Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen, etc is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van deze (indicatieve) afstanden. De afstanden gelden tussen de perceelgrens van de inrichting van het bedrijf en de gevel van de woningen van derden. Bij de beoordeling van de bedrijvigheid is uitgegaan van de indicatieve afstanden tenzij in de vergunning of AMvB andere normen zijn opgenomen.

Bij de inventarisatie zijn alle bedrijven bekeken die binnen 50 meter van het plangebied liggen. De gemeentewerf is gelegen aan de Ringlaan 3a te Eerbeek. De gemeentewerf valt onder het Activiteitenbesluit. Hierin staan normen beschreven waaraan de gemeentewerf moet voldoen ten opzichte van gevoelige bestemmingen. Het plangebied betreft een opvulling van ruimte aan de Weverweg tussen twee woningen. De gemeentewerf dient voor deze bestaande woningen al te voldoen aan de geldende normen op woningen. De gemeentewerf vormt geen belemmering voor het plangebied. Het plangebied vormt geen belemmering voor de gemeentewerf.

Uit de inventarisatie is gebleken dat er geen belemmeringen zijn voor het plangebied.

3.5 Externe Veiligheid

Algemeen

Eén van de kerntaken van de overheid is het bieden van een veilige leefomgeving voor haar burgers. In die zin draagt de gemeente een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om veiligheid.

Tegelijkertijd moet er een afweging zijn tussen de ambities enerzijds en de maatschappelijke kosten anderzijds. Hoge veiligheidsambities hebben immers grote financiële consequenties. Het spanningsveld tussen veiligheidsniveau en acceptabele maatschappelijke kosten vraagt dan ook om een heldere visie op het veiligheidsvraagstuk.

Uitwerkingen

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een horizontale afstand van een risicovolle activiteit. Hierbij wordt verondersteld dat een (fictieve) persoon zich gedurende 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op een plaats bevindt. De grenswaarde van het plaatsgebonden risico mag niet worden overschreden. Deze is voor nieuwe situaties 1 op de 1.000.000, en voor bestaande situaties 1 op de 100.000.

Het groepsrisico (GR) wordt naast de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongevalfrequentie bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe hoog het aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Het gaat hier om een oriënterende waarde.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Besluit heeft als doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het besluit het bevoegde gezag in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen en dergelijke) en risicovolle bedrijven.

Binnen en rondom het plangebied zijn geen BEVI-bedrijven en/of BRZO bedrijven gelegen.

Mobiele bronnen, buisleiding

Onder mobiele bronnen wordt verstaan het vervoer van gevaarlijke stoffen, over de weg, het spoor en buisleidingen. Het beleid ten aanzien van buisleidingen is aan veranderingen onderhevig. Vooralsnog is de Circulaire "Regels inzake de zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen" en de Circulaire "Bekendmaking van voorschriften ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3 categorie" van toepassing.

In de nieuwe regelgeving (AMvB Buisleidingen) gaan de afstanden verdwijnen en dienen risico's te worden berekend (plaatsgebonden risico en groepsrisico). Aanleg nieuwe leidingen wordt zodanig dat PR 10-6 contour zo veel mogelijk 'op de leiding' ligt (binnen belemmerde strook). De verwachting is dat in veel gevallen de contour PR 10-6 kleiner zal zijn dan de circulaire afstand. Plaatsgebonden risico (PR) 10-6 wordt als grenswaarde voor kwetsbare bestemmingen aangehouden. Er dient een verantwoording van het groepsrisico (GR) plaats te vinden. Knelpunten bij bestaande situaties (woningen binnen PR 10-6 bestaande leiding) zijn verantwoordelijkheid van de leidingbeheerder.

Langs het plangebied evenwijdig aan de Weverweg ligt een hoogdrukaardgasleiding van 40 bar, 6". Het vigerend beleid voor aardgasbuisleidingen is momenteel de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' .

Planologisch, technische en economische belangen kunnen tot een kleinere toetsingsafstand leiden. In die gevallen dienen minimaal de afstanden ten worden aangehouden. Voor een buisleiding van 6" en een werkdruk van 40 bar geldt bij incidentele bebouwing een toetsafstand van 4 meter.

De afstand van de leiding tot overige gebouwen, zoals schuren, opslagplaatsen, dierenverblijven, zomerhuisjes, kassen en dergelijke, dient in principe ten minste te voldoen aan de volgende afstand: voor een buisleiding met een diameter van 6" en een werkdruk van 40 bar, 4 meter.

Conclusie

Het onderdeel externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plangebied.

3.6 Waterhuishouding

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Voor de locatie Lombok is een doorlatendheidsonderzoek uitgevoerd, waarbij het doel is het bepalen van de doorlatendheid van de bodem ten behoeve van de infiltratie van hemelwater. De k-factor van de beproefde lagen op de locatie ligt tussen de 0,22 (matig) en de 3,53 (goed). Geconcludeerd kan worden dat de bodem over het algemeen goed doorlatend is (zie Bijlage 2).

Ook is voor de woningbouw in Lombok een infiltratieplan opgesteld. Hier wordt ten aanzien van de nieuw te ontwikkelen woning op het perceel aan de Weverweg bij aangesloten. Er wordt geadviseerd om ruimte in te passen voor infiltratie. Voor de complete resultaten zie het infiltratieplan in Bijlage 3.

3.7 Archeologie

In het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

Met een bureauonderzoek en het door middel van boringen verrichten van een karterend veldonderzoek is nagegaan of er vanuit archeologisch onderzoek belemmeringen bestaan voor het plan. Dit onderzoek (zie Bijlage 4) is in 2008/2009 gedaan door Synthegra bv. Gebleken is dat de aanvankelijk hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleothicum en mesolithicum en die voor nederzettingssporen uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen naar laag kan worden bijgesteld. De lage verwachting voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd wijzigt niet. Er wordt daarom geen vervolgonderzoek geadviseerd.

3.8 Flora En Fauna

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Door DHV is in 2008 een uitgebreide effectbeoordeling gedaan in het kader van de Natuurbeschermingswet. Ten aanzien van het plangebied Lombok worden geen significant negatieve effecten verwacht. Hier wordt voor het huidige plangebid bij aangesloten. De totale rapportage is opgenomen in Bijlage 5.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Quickscan

Door Royal Haskoning is in 2006 een quickscan flora en fauna uitgevoerd op de locatie Lombok. Hierin is geconcludeerd dat volgens gegevens van het Natuurloket het plangebied bijna niet is onderzocht op beschermde en bedreigde soorten. Gezien het agrarische karakter en de aanwezige habitats zijn er echter weinig beschermde en bedreigde soorten te verwachten. De quickscan is opgenomen in Bijlage 6. Naar aanleiding van het rapport van Royal Haskoning zijn nadere onderzoeken gedaan naar de aanwezigheid van vogelnesten en vleermuizen.

Vogelnesten

In een aanvullende rapportage van juni 2007 (zie Bijlage 7) concludeert Royal Haskoning dat er geen (nesten van) vogelsoorten zijn aangetroffen welke op grond van artikel 11 van de Flora- en Faunawet een beschermde status hebben.

Vleermuizen

Door de Zoogdiervereniging VVZ en aanvullend door Ekoza is nader onderzoek gedaan (zie Bijlage 8 en Bijlage 9) naar de aanwezigheid van vleermuizen. Er komen vier soorten vleermuizen voor in kleine aantallen in het plangebied Lombok. Het betreft de Gewone dwerg vleermuis, de Ruige dwergvleermuis, de Laatvlieger en de Rosse vleermuis. De aanwezige bomenlaan en de meidoornhaag langs en nabij de Weverweg zijn van belang als foerageergebied. Nieuwbouw in het plangebied Lombok zal waarschijnlijk een gering negatief effect hebben door het verdwijnen van foerageerbiotoop. De ingreep zal geen effect hebben op bestaande verblijfplaatsen. Uit het oogpunt van flora en fauna zijn geen belemmeringen aanwezig voor het verlenen van een vrijstelling voor het realiseren van een woning.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Het perceel is in gebruik als tuin en er staan enkele bomen. Het perceel is gelegen in het bestemmingsplan "Lombok" en heeft de bestemming "Wonen". Aangezien ter plaatse geen bouwblok is ingetekend is het niet mogelijk om een woning op te richten.

Voorliggend plan voorziet in in de mogelijkheid om op het perceel een woning te realiseren. Vanuit het vigerende beleidskader zijn er geen belemmeringen. Het perceel aan de Weverweg heeft een positieve beoordeling gekregen in de Nota Bouw- en recreatieinitiatieven. De Weverweg behoudt zijn openbare functie en de vrijstaande woning zal tussen de bestaande woningen Weverweg 2 en Ringlaan 3 geen belemmering vormen voor Lombok-Zuid.

In hoofdstuk 3 is ingegaan op onderzoeken die relevant zijn voor de vordering van de planontwikkeling. Uit de diverse onderzoeken is gebleken dat er geen milieu belemmeringen zijn voor de bouw van een woning op het perceel aan de Weverweg. De bouw van een woonobject zorgt niet voor negatieve effecten op het gebied van natuur en milieu.

Hoofdstuk 5 Planopzet

5.1 Algemeen

Het plan betreft een gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan biedt de meeste duidelijkheid (en rechtszekerheid). De bestemmingsomschrijving en de bij een bestemming behorende bouwregels geven tot in detail de gebruiks- en bouwmogelijkheden aan.

Analoge/digitale verbeelding

Bij dit plan hoort een analoge/digitale verbeelding. De verbeelding is eenvoudig van opzet. Dit bevordert de inzichtelijkheid, handhaafbaarheid en de rechtszekerheid bij de beoordeling van bouwplannen. De verbeelding bevat de bestemming “wonen”. Eveneens wordt op de verbeelding aangegeven dat er maximaal 1 vrijstaande woning gerealiseerd mag worden met een goothoogte van 6 meter en een totale bouwhoogte van 11 meter.

5.2 De Regels

De regels vormen een juridisch bindend element van het bestemmingsplan.

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.

Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe worden dan afwijkingsbepalingen opgenomen en dat maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht dienen burgemeester en wethouders bij vergunningverlening de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren en de belangen zorgvuldig af te wegen.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen en in hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.

5.3 Nadere Toelichting Op De Regels

Onderstaand worden enige regels nader toegelicht.

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het verlenen van een omgevingsvergunning mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen het verlenen van die vergunning zorgvuldig moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

Overgangsregels

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening.

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Er is sprake van een particulier initiatief. Alle kosten zijn derhalve voor rekening van de initiatiefnemer. Uitgezonderd hiervan zijn de kosten voor het opstellen van onderhavig plan. Die kosten zijn voor rekening van de gemeente. De initiatiefnemer heeft namelijk bij de eerder gevoerde vrijstellingsprocedure de vereiste legeskosten betaald. Dat deze vrijstelling niet door de gemeente is opgenomen in het bestemmingsplan Lombok en waardoor nu onderhavige procedure wordt gevoerd, mag niet voor rekening van de initiatiefnemer komen.

mei 2011.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Weverweg 2 Te Eerbeek

Bijlage 2 In-situ Doorlatendheidsonderzoek Lombok Te Eerbeek

Bijlage 3 Oriënterend Infiltratieplan, Elzenbos Te Brummen, Lombok Te Eerbeek

Bijlage 4 Bureauonderzoek En Karterend Veldonderzoek D.m.v. Boringen, Weverweg 2 Te Eerbeek

Bijlage 5 Woningbouw Lombok Zuid, Uitgebreide Effectbeoordeling In Het Kader Van De Natuurbeschermingswet

Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna Gemeente Brummen, Locaties Elzenbos En Lombok

Bijlage 7 Inventarisatie Vaste Vogelnesten Locaties Brummen En Eerbeek

Bijlage 8 Vleermuizen Binnen De Planlocatie Wijk Lombok Te Eerbeek

Bijlage 9 Aanvullend Vleermuizenonderzoek