Buitengebied, derde herziening
Bestemmingsplan - Gemeente Buren
Vastgesteld op 02-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het Bestemmingsplan "Buitengebied, derde herziening" van de gemeente Buren.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0214.BUIBP20120000-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan huis gebonden bedrijf:
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie behouden blijft door de gebruik(st)er van de woning.
1.6 aan huis gebonden beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, administratief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning.
1.7 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.8 agrarisch bedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.9 agrarisch hulpgebouw:
Een bij een agrarisch bedrijf behorend agrarisch bedrijfsgebouw dat is gesitueerd buiten een bouwvlak en dat bijvoorbeeld dient voor het melken van vee, voor de opslag van goederen en materieel en/of ter beschutting tegen weersinvloeden.
1.10 agrarisch verwant bedrijf:
Een niet-agrarisch, doch aan de agrarische productie verwant bedrijf dat zich richt op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven, zoals een agrarisch loonwerkbedrijf, een landbouwmechanisatiebedrijf, een reparatie- en/of verhuurbedrijf van agrarische machines, een bedrijf voor landschapsbeheer, een veehandelaarsbedrijf, een groothandel in agrarische gewassen, een foerageerbedrijf, een KI-station, een dierenkliniek voor grootvee, een zorgboerderij en daarmee gelijk te stellen andere bedrijfsvormen.
1.11 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf, gericht op het uitoefenen van een ambacht, zijnde het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en het installeren van goederen.
1.12 archeologische waarde:
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van het in dat gebied voorkomende bodemarchief.
1.13 bebouwd oppervlak:
het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het met een aanduiding aangegeven gebied, dat ten hoogste tot het bebouwd oppervlak mag behoren.
1.16 bed en breakfast:
Een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf.
1.17 bedrijfsbouwwerk c.q. bedrijfsgebouw:
een bouwwerk c.q. een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.18 bedrijfsvloeroppervlak:
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.19 bedrijfswoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.20 bestaand:
- bij bouwwerken:
bouwwerken die:
- op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan legaal bestonden of in uitvoering waren, of;
- gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
- bij gebruik:
gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, voor zover betrekking hebbend op het desbetreffende gebruik, legaal bestond.
1.21 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.22 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak
1.23 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder.
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 buitengebied gebonden bedrijf:
een niet-agrarisch, doch aan het buitengebied gebonden bedrijf of activiteit vanwege het ruimtebeslag of de aard van de activiteiten, zoals een hoveniersbedrijf, een kennel, een manege/paardenstalling(verhuurbedrijf), een dierenpension/-asiel, een scouting- en een hondensportaccommodatie en daarmee gelijk te stellen andere bedrijfsvormen.
1.30 containerteelt:
het kweken van planten/bomen in potten op een gesloten bed-ondergrond of een open bed-ondergrond met drainage;
1.31 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied.
1.32 dagrecreatie:
verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
1.33 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.35 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.36 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
1.37 extensief dagrecreatief medegebruik:
een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor niet gemotoriseerde dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen e.d.
1.38 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 glastuinbouw:
een vorm van niet-grondgebonden agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten, door middel van het telen van gewassen, plaatsvindt in kassen en/of in permanente kunststoftunnels.
1.40 grondgebonden agrarische productie:
de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop de productie plaatsvindt en waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in de openlucht.
1.41 halfvrijstaande woning:
een twee-onder-één-kap-woning.
1.42 hergebruik:
een ander gebruik dan het bestaande gebruik, waarbij het bestaande gebruik verdwijnt.
1.43 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken.
1.44 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek/bardancing/nachtclub of pension/hotel, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verkocht, waaronder begrepen een restaurant, een cafetaria/snackbar/ijssalon en een theetuin.
1.45 intensieve veehouderij:
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met uitzondering van grondgebonden melkveehouderijen.
1.46 kantoor:
een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.
1.47 kantoor- en praktijkruimte:
een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaalwetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de besbetreffende woning.
1.48 kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, of enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften een omgevingsvergunning is vereist en met geen grotere afmeting dan 25 m².
1.49 karakteristiek gebouw:
een gebouw dat wegens zijn verschijningsvorm of zijn cultuurhistorische betekenis van zodanig belang is voor het karakter van het desbetreffende deel van het plangebied, dat dit belang de toepassing van bijzondere voorschriften ten aanzien van de bouwmogelijkheden rechtvaardigt.
1.50 kas:
een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steun constructie en een afdichting van glas, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.
1.51 kunststoftunnel:
een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.
1.52 kleinschalig kamperen:
een vorm van kamperen waarbij maximaal 25 kampeermiddelen voor een korte periode en uitsluitend tussen 15 maart en 31 oktober zijn toegestaan.
1.53 landgoed:
een onroerende zaak, waarop bossen, landschappelijke beplanting, terreinen met natuurwaarde en/of waterpartijen, zijn gelegen rond een woon- en/of kantoorgebouw.
1.54 landgoedwinkel:
een verkooppunt op/van een landgoed waar voornamelijk producten van het eigen landgoed of streekeigen agrarische producten, eventueel voor gebruik ter plaatse, worden verkocht.
1.55 landschappelijke beplanting:
opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streekeigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken.
1.56 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde bepaald wordt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.57 loonwerkbedrijf:
een niet-agrarisch, doch agrarisch verwant bedrijf, dat in opdracht van anderen werkzaamheden verricht ten behoeve van de agrarische productie en/of het beheer en onderhoud van het landschap.
1.58 maatschappelijke voorzieningen / dienstverlening:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen/dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
1.59 mantelzorg:
het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband.
1.60 mobiel strandhuisje:
een recreatieverblijf van eenvoudige constructie en beperkte omvang en in zijn geheel verplaatsbaar, dat kan dienen als recreatief onderkomen, overnachting daaronder begrepen, ten behoeve van passanten.
1.61 molen:
bouwwerk bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.
1.62 monument:
een bouwwerk of een werk dat van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde en dat als zodanig is opgenomen in de lijst van beschermde monumenten van rijk of gemeente, waardoor op het desbetreffende bouwwerk of werk de Monumentenwet, respectievelijk de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing is.
1.63 natuurkampeerterrein
een kampeerterrein, geopend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, dat zich kenmerkt door eenvoud, rust en mooie ligging in de natuur.
1.64 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.
1.65 nevenactiviteit:
een ander gebruik naast het bestaande gebruik, maar daaraan ondergeschikt en waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.
1.66 niet-agrarisch bedrijf:
een bedrijf niet-zijnde een agrarisch bedrijf, zoals dit bedrijf in de regels nader is benoemd.
1.67 niet-grondgebonden agrarische productie:
de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten niet afhankelijk is van de bodem waarop de productie plaatsvindt, dan wel waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in gebouwen.
1.68 niet-permanente teeltondersteunende voorziening:
een kunststoftunnel of overkapping waarbij de afdichting of afdekking per jaar niet langer dan 5 maanden aaneengesloten is aangebracht;
1.69 omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze wet luidde ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
1.70 open erf:
het deel van een bouwperceel, waarvoor geen bouwvlak is aangegeven, alsmede gronden binnen een bouwvlak die onbebouwd blijven.
1.71 overkapping:
een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdekking van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.
1.72 paardenbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.73 perceelsgrens:
de scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.
1.74 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.75 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.76 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomaat, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.77 theetuin
het bij woningen bedrijfsmatig verstrekken van niet alcoholische dranken en aan de bedrijfsactiviteiten of toeristische omgeving gerelateerde consumpties/versnaperingen voor gebruik ter plaatse en in samenhang met kleinschalige dagrecreatie, met dien verstande dat iedere andere vorm van horeca, hieronder inbegrepen de exploitatie van een zaalaccommodatie, uitdrukkelijk niet is toegestaan.
1.78 veredelingsinstallatie:
het stelsel van transportbanden, zeef- en filterinstallaties e.d. met de hierbij behorende voorzieningen zoals constructies, leidingen e.d. welke noodzakelijk zijn voor de scheiding van de zandfracties;
1.79 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op lange termijn in voldoende mate verzekerd is.
1.80 voorgevel:
de lijn die gelijk loopt aan de naar de straat gerichte voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van meer dan 1 straat moeten alle gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel.
1.81 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.82 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, niet zijnde een woonwagen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.83 woning/woningeenheid:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.84 woongebouw:
een gebouw waarin meerdere wooneenheden aanwezig zijn met een gemeenschappelijke entree.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Meetwijze
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- grondgebonden agrarische productie;
- het weiden van dieren;
- bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag;
- landschappelijke beplanting;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder begrepen;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- ter plaatse van de aanduiding "windturbine" voor één windturbine per aanduiding met de daarbij behorende ondershoudsweg en voorzieningen;
Voor zover de gronden op de verbeelding zijn aangeduid als "bouwvlak", zijn deze gronden tevens bestemd voor:
- niet-grondgebonden agrarische productie, in de vorm van intensieve veehouderij, ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij” op de verbeelding
- niet-grondgebonden agrarische productie met bijbehorende voorzieningen en opslag, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie;
- bijbehorende verwerking van agrarische producten, productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten;
- bijbehorende bewoning;
- recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming "Agrarisch" wordt in ieder geval begrepen:
- een gebruik als volkstuin;
- een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op tray-velden of op stellingen en/of containerteelt op lavas of beton;
- een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 250 m2 en een gebruik voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 50 m2;
- de opslag van mest buiten de agrarische bouwvlakken;
- de opslag van goederen en materieel in de openlucht en buiten de agrarische bouwvlakken uitsluitend ten behoeve van bedrijfsmatige grondgebonden agrarisch gerelateerde activiteiten, voor zover de oppervlakte van de opslag meer bedraagt dan 200 m2 per perceel en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2 m;
- de opslag van goederen en materieel in de openlucht en op de agrarische bouwvlakken, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m;
- de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 25 m2.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik volgens het bepaalde in artikel 3 lid 1 voor het verlenen van huisvesting van seizoenarbeiders, met dien verstande dat:
- de huisvesting uitsluitend bedoeld is voor seizoenarbeiders die tijdelijk werkzaam zijn voor het betreffende agrarische bedrijf;
- het betreft wisselend gebruik, afhankelijk van de bedrijfsmatige noodzaak in de productiegebonden seizoenen;
- de aanwezige bedrijfsgebouwen voor dit doel mogen worden ingericht voor een overnachtingsaccommodatie, die niet geschikt is voor zelfstandige bewoning, en/of daarbij behorende voorzieningen;
- indien aangetoond wordt dat onvoldoende ruimte aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen deze voor dit doel ook mogen worden uitgebreid, waarbij de regels voor bedrijfsgebouwen overeenkomstig deze regels van toepassing zijn;
- indien mogelijkheden voor de in artikel 3 lid 5 sub c genoemde overnachtingsaccommodatie redelijkerwijs ontbreken, in plaats daarvan en maximaal gedurende 4 aaneengesloten maanden, binnen het bouwvlak tijdelijke mobiele woonunits mogen worden geplaatst, met geen groter gezamenlijk oppervlak dan 100 m2, geen hogere hoogte dan 3 m en mits wordt voorzien in een doeltreffende landschappelijke inpassing;
- aangetoond wordt dat de omvang van de overnachtingsaccommodatie en/of het aantal te realiseren woonunits is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten;
- van de in artikel 3 lid 5 sub e genoemde periode kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzaakt tot de huisvesting van seizoenarbeiders buiten de genoemde periode;
- de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Agrarisch - Niet Grondgebonden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Agrarisch - Niet grondgebonden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- niet-grondgebonden agrarische productie, in de vorm van intensieve veehouderij, ter plaatse van de aanduiding "(iv) = intensieve veehouderij” op de verbeelding;
- grondgebonden agrarische productie;
- bijbehorende voorzieningen en opslag;
- bijbehorende productiegebonden detailhandel;
- bijbehorende bewoning;
- landschappelijke beplanting.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming "Agrarisch - Niet grondgebonden" wordt in ieder geval begrepen:
- een gebruik voor productiegebonden detailhandel, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 50 m2;
- de opslag van goederen en materieel in de open lucht, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m of de opslag plaatsvindt op de gronden die op de verbeelding zijn aangewezen in artikel 42 lid 4 als Vrijwaringzone - weg.
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Komgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Agrarisch met waarden - Komgebied " aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- grondgebonden agrarische productie;
- het weiden van dieren;
- bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag;
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan een agrarisch komgebied;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' voor één windturbine per aanduiding met de daarbij behorende onderhoudsweg en voorzieningen;
voor zover de gronden op de verbeelding zijn aangeduid als "bouwvlak", zijn deze gronden tevens bestemd voor:
- niet-grondgebonden agrarische productie met bijbehorende voorzieningen en opslag, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie;
- bijbehorende verwerking van agrarische producten, productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten;
- bijbehorende bewoning;
- recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming "Agrarisch met waarden - Komgebied" wordt in ieder geval begrepen:
- een gebruik als volkstuin;
- een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt in kassen of kunststoftunnels, teelt op tray-velden of op stellingen, teelt op folie of worteldoek en/of containerteelt op lavas of beton;
- een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 250 m2 en een gebruik voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 50 m2;
- de opslag van mest buiten de agrarische bouwvlakken;
- de opslag van goederen en materieel in de openlucht en buiten de agrarische bouwvlakken;
- de opslag van goederen en materieel in de openlucht en op de agrarische bouwvlakken, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m;
- de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 25 m2.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik volgens het bepaalde in artikel 5 lid 1 voor het verlenen van huisvesting van seizoenarbeiders, met dien verstande dat:
- de huisvesting uitsluitend bedoeld is voor seizoenarbeiders die tijdelijk werkzaam zijn voor het betreffende agrarische bedrijf;
- het betreft wisselend gebruik, afhankelijk van de bedrijfsmatige noodzaak in de productiegebonden seizoenen;
- de aanwezige bedrijfsgebouwen voor dit doel mogen worden ingericht voor een overnachtingsaccommodatie, die niet geschikt is voor zelfstandige bewoning, en/of daarbij behorende voorzieningen;
- indien aangetoond wordt dat onvoldoende ruimte aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen deze voor dit doel ook mogen worden uitgebreid, waarbij de regels voor bedrijfsgebouwen overeenkomstig deze regel van toepassing zijn;
- indien mogelijkheden voor de in artikel 5 lid 5 sub c genoemde overnachtingsaccommodatie redelijkerwijs ontbreken, in plaats daarvan en maximaal gedurende 4 aaneengesloten maanden, binnen het bouwvlak tijdelijke mobiele woonunits mogen worden geplaatst, met geen groter gezamenlijk oppervlak dan 100 m2, geen hogere hoogte dan 3 m en mits wordt voorzien in een doeltreffende landschappelijke inpassing;
- aangetoond wordt dat de omvang van de overnachtingsaccommodatie en/of het aantal te realiseren woonunits is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten;
- van de in artikel 5 lid 5 sub e genoemde periode kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzaakt tot de huisvesting van seizoenarbeiders buiten de genoemde periode;
- de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
- voor zover het betreft gronden gelegen buiten de bouwvlakken, uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad en, in geval het bouwwerken betreft, van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van een landschappelijke beplanting ter inpassing van de bouwwerken die door het verlenen van de omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Oeverwalgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied " aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- grondgebonden agrarische productie;
- het weiden van dieren;
- bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag;
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan een agrarisch oeverwalgebied;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - parkeren' zijn de gronden tevens bestemd voor een parkeerterrein met maximaal zes parkeerplaatsen;
voor zover de gronden op de verbeelding zijn aangeduid als "bouwvlak", zijn deze gronden tevens bestemd voor:
- niet-grondgebonden agrarische productie met bijbehorende voorzieningen en opslag, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie;
- bijbehorende verwerking van agrarische producten, productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten;
- ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' zijn de gronden tevens bestemd voor een nevenactiviteit als zorgboerderij;
- bijbehorende bewoning;
- recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied" wordt in ieder geval begrepen:
- een gebruik als volkstuin;
- een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op tray-velden of op stellingen, teelt op folie of worteldoek en/of containerteelt op lavas of beton;
- een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 250 m2 en een gebruik voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 50 m2 ;
- de opslag van mest buiten de agrarische bouwvlakken;
- de opslag van goederen en materieel in de openlucht en buiten de agrarische bouwvlakken uitsluitend ten behoeve van bedrijfsmatige grondgebonden agrarisch gerelateerde activiteiten, voor zover de oppervlakte van de opslag meer bedraagt dan 200 m2 per perceel en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2 m;
- de opslag van goederen en materieel in de openlucht en op de agrarische bouwvlakken, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m;
- de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 25 m2.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik volgens het bepaalde in artikel 6 lid 1 voor het verlenen van huisvesting van seizoenarbeiders, met dien verstande dat:
- de huisvesting uitsluitend bedoeld is voor seizoenarbeiders die tijdelijk werkzaam zijn voor het betreffende agrarische bedrijf;
- het betreft wisselend gebruik, afhankelijk van de bedrijfsmatige noodzaak in de productiegebonden seizoenen;
- de aanwezige bedrijfsgebouwen voor dit doel mogen worden ingericht voor een overnachtingsaccommodatie, die niet geschikt is voor zelfstandige bewoning, en/of daarbij behorende voorzieningen;
- indien aangetoond wordt dat onvoldoende ruimte aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen deze voor dit doel ook mogen worden uitgebreid, waarbij de regels voor bedrijfsgebouwen overeenkomstig deze regel van toepassing zijn;
- indien mogelijkheden voor de in artikel 6 lid 5 sub c genoemde overnachtingsaccommodatie redelijkerwijs ontbreken, in plaats daarvan en maximaal gedurende 4 aaneengesloten maanden, binnen het bouwvlak tijdelijke mobiele woonunits mogen worden geplaatst, met geen groter gezamenlijk oppervlak dan 100 m2, geen hogere hoogte dan 3 m en mits wordt voorzien in een doeltreffende landschappelijke inpassing;
- aangetoond wordt dat de omvang van de overnachtingsaccommodatie en/of het aantal te realiseren woonunits is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten;
- van de in artikel 6 lid 5 sub e genoemde periode kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzaakt tot de huisvesting van seizoenarbeiders buiten de genoemde periode;
- de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
- voor zover het betreft gronden gelegen buiten de bouwvlakken, uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad en, in geval het bouwwerken betreft, van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van een landschappelijke beplanting ter inpassing van de bouwwerken die door het verlenen van de omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7 Kwalitatieve verplichtingen
Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - Uiterwaardgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Agrarisch met waarden - Uiterwaardgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan een agrarisch uiterwaardgebied;
- het weiden van dieren;
- grondgebonden agrarische productie;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- extensief dagrecreatief medegebruik.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming "Agrarisch met waarden - Uiterwaardgebied" wordt in ieder geval begrepen:
- een gebruik als volkstuin;
- een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt in kassen of kunststoftunnels, teelt op tray-velden of op stellingen, teelt op folie of worteldoek en/of containerteelt op lavas of beton;
- een gebruik voor de verwerking van agrarische producten en productiegebonden detailhandel;
- de opslag van mest, goederen en materieel buiten de agrarische bouwpercelen;
- de opslag van goederen en materieel in de openlucht, op de agrarische bouwpercelen, voorzover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4m.
- de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de lengte meer bedraagt dan 8 m en de breedte meer bedraagt dan 2,5 m.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Bedrijf - Beperkt
8.1 Bestemmingsomschrijving
De op verbeelding voor "Bedrijf - Beperkt" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de niet-agrarische bedrijvigheden die gebruik maken van bestaande (vrijgekomen agrarische bedrijfs-)gebouwen, zoals deze voor de desbetreffende gronden met een aanduiding op de verbeelding nader zijn aangeduid en hieronder met de bijbehorende bestemmingsfunctie nader zijn benoemd, met in acht name van de opgenomen beperking van de bedrijfsvloeroppervlakte daarvan binnen de bestaande bedrijfsgebouwen;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling' voor caravanstalling met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 1.450 m²;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – verhuur kleinschalige opslagruimte’ voor de verhuur van kleinschalige opslagruimten met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 1.700 m².
- bijbehorende voorzieningen
- bijbehorende bewoning;
- landschappelijke beplanting;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming “Bedrijf - Beperkt” wordt in ieder geval begrepen de opslag van goederen en materieel in de openlucht, inclusief het ten verkoop uitstallen van automobielen.
Artikel 9 Bedrijventerrein - Recreatief Bedrijventerrein
9.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Bedrijventerrein - Recreatief bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- buitensportactiviteiten en terreinintensieve recreatieve activiteiten, waaronder begrepen gebruikmaking van motorfietsen en quads, als bedoeld in categorie 19.1 sub G en 19.2 van bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, zoals deze geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan;
- bijbehorende bewoning;
- bijbehorende voorzieningen;
- landschappelijke beplanting.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming “Bedrijventerrein - Recreatief bedrijventerrein” wordt in ieder geval begrepen de opslag van goederen en materieel buiten het bouwvlak en in de open lucht.
Artikel 10 Gemengd - Buitenplaats
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd - Buitenplaats" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan buitenplaatsen;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- bijbehorende bewoning;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - scouting' zijn de gronden tevens bestemd voor scoutingactiviteiten.
10.2 Bouwregels
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Gemengd - Landgoed
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd - Landgoed" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan landgoederen;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- ter plaatse van de aanduiding “agrarisch” zijn de gronden mede bestemd voor grondgebonden agrarische productie behorend bij het landgoed;
- ter plaatse van de aanduiding 'bos' zijn de gronden mede bestemd voor de aanleg van bos behorende bij het landgoed;
- ter plaatse van de aanduiding 'natuur' zijn de gronden mede bestemd voor de aanleg van natuur behorende bij het landgoed;
- ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de gronden mede bestemd voor een parkeerterrein;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1' zijn de gronden tevens bestemd voor de nevenactiviteiten landgoedwinkel en theetuin.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming "Gemengd - Landgoed" wordt in ieder geval begrepen:
- een gebruik als volkstuin;
- een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op tray-velden of op stellingen en/of containerteelt op lavas of beton;
- een gebruik voor de verwerking van agrarische producten en productiegebonden detailhandel;
- de opslag van mest, goederen en materieel in de openlucht;
- de plaatsing van kampeermiddelen.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Groen - Beplantingstrook
12.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Groen - beplantingstrook" aangewezen gronden en de volgens dit artikel mogelijke bouwwerken zijn bestemd voor:
- bos, park, plantsoen, beplantingstroken;
- bijbehorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een museum, zoals aangeduid met de aanduiding ‘museum’ op de verbeelding;
- bijbehorende voorziening;
- landschappelijke beplanting;
- een bijbehorende, aan de hoofdfunctie ondergeschikte, horecavoorziening;
- ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’ zijn de gronden tevens bestemd voor een parkeerterrein ten behoeve van de bestemming.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Natuur
14.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuurobservatieplaats zijn de gronden tevens bestemd voor een natuurobservatieplaats;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – vistrap’ zijn de gronden tevens bestemd voor een vistrap;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – veredelingsinstallatie’ zijn de gronden tevens bestemd voor een veredelingsinstallatie in verband met de winning en verwerking van zand en klei;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuurkampeerterrein’ zijn de gronden tevens bestemd voor een natuurkampeerterrein met maximaal 25 kampeermiddelen en drie recreatieve verblijfseenheden voor zorgbehoevenden;
- ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’ zijn de gronden tevens bestemd voor een toegangsweg ten behoeve van de bestemming;
- ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’ zijn de gronden tevens bestemd voor een parkeerterrein ten behoeve van de bestemming.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Bij het gebruik van de gronden zoals bedoeld in artikel 14 lid 1 dient het volgende in acht genomen te worden:
- standplaatsen voor kampeermiddelen mogen uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober worden gebruikt;
- recreatieve verblijfseenheden voor zorgbehoevenden mogen het jaarrond worden gebruikt.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Natuur - Uiterwaardgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Natuur - Uiterwaardgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden en de landschappelijke waarden die eigen zijn aan een natuurlijk uiterwaardgebied;
- het weiden van dieren;
- grondgebonden agrarische productie;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- extensief dagrecreatief medegebruik.
15.2 Bouwregels
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Recreatie - De Beldert
16.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Recreatie - De Beldert" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- extensief dagrecreatief gebruik en bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen natuur- en landschapsbeleving, wandelen, spelen, verpozen, picknicken en het sportvissen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - intensieve recreatie' zijn de gronden tevens bestemd voor een terrein voor intensieve dagrecreatie;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – kano- en duikcentrum’ zijn de gronden tevens bestemd voor een kano- en duikcentrum;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - klimtoren' zijn de gronden tevens bestemd voor een klimtoren;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de gronden tevens bestemd voor bijbehorende bewoning;
- landschappelijke beplanting;
- het weiden van dieren;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- ondergeschikte horeca ten behoeve van de voor de gronden door middel van een gebiedsaanduiding aangeven functies;
- parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming;
- bijbehorende voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming “Recreatie - De Beldert” wordt in ieder geval begrepen:
- de opslag van goederen en materieel buiten het bouwvlak en in de open lucht;
- in afwijking van het gestelde onder artikel 16 lid 3 sub a is in de periode 1 april tot 1 oktober opslag buiten het bouwvlak en in de open lucht van uitsluitend sport- en spelattributen toegestaan;
- een gebruik van de gronden ten behoeve van het plaatsen van kampeermiddelen;
- het gebruik ten behoeve van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, zoals deze geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.
Artikel 17 Recreatie - Eiland Van Maurik
17.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Recreatie - Eiland van Maurik" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- recreatieve voorzieningen zoals deze voor de desbetreffende gronden nader zijn aangeduid:
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - intensieve recreatie' zijn de gronden tevens bestemd voor een terrein voor intensieve dagrecreatie;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – intensieve recreatie’ zijn de gronden tevens bestemd voor het recreëren op stranden;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' zijn de gronden tevens bestemd voor ligplaatsen voor de pleziervaart voor schepen die gebruik maken van de aangrenzende rivier en/of het aangrenzende recreatiegebied;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - drijvend verenigingsgebouw' zijn de gronden tevens bestemd voor drijvende verenigingsgebouwen;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - drijvend verkooppunt motorbrandstoffen' zijn de gronden tevens bestemd voor een drijvend verkooppunt voor motorbrandstoffen voor motorjachten;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - mobiele strandhuisjes' zijn de gronden tevens bestemd voor standplaatsen voor mobiele strandhuisjes;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verenigingsgebouw' zijn de gronden tevens bestemd voor een verenigingsgebouw;
- ter plaatse van de aanduiding 'natuur' zijn de gronden tevens bestemd voor:
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden en de landschappelijke waarden die eigen zijn aan een natuurlijk uiterwaardgebied;
- grondgebonden agrarische productie;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - vistrap' zijn de gronden tevens bestemd voor een vistrap;
- extensief dagrecreatief medegebruik en bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen natuur- en landschapsbeleving, het sportvissen, wandelen, spelen, verpozen en picknicken;
- landschappelijke beplanting;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming "Recreatie - Eiland van Maurik" wordt in ieder geval begrepen:
- permanente bewoning c.q. het gebruik als hoofdwoonverblijf;
- het gebruik anders dan voor een wisselend gebruik;
- mobiele strandhuisjes zijn uitsluitend toegestaan indien sprake is van één bedrijfsmatige exploitatie van alle mobiele strandhuisjes gezamenlijk.
Artikel 18 Recreatie - Golfterrein
18.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Recreatie - Golfterrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- uitoefening van de golfsport met bijbehorende voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'horeca' zijn de gronden tevens bestemd voor ondergeschikte horeca ten behoeve van de bestemming;
- ter plaatse van de aanduiding 'ondergeschikte detailhandel' zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel in goederen ten behoeve van de golfsport;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - parkeerdek' zijn de gronden tevens bestemd voor een parkeerdek;
- ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn de gronden tevens bestemd voor de opslag van materieel en materiaal ten behoeve van de bestemming;
- ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ zijn de gronden tevens bestemd voor bijbehorende bewoning, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- bijbehorende voorzieningen;
- landschappelijke beplanting;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen.
18.2 Bouwregels
Artikel 19 Verkeer
19.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, parkeerplaatsen en fiets- en voetpaden met bermen;
- bijbehorende voorzieningen;
- buis- en kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomende doeleinden;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder begrepen;
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan wegbermen.
19.2 Bouwregels
Artikel 20 Verkeer - Railverkeer
20.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Verkeer - Railverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- spoorwegen met bermen;
- bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder verkeersviaducten;
- buis- en kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomende doeleinden;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan spoorwegbermen.
20.2 Bouwregels
Artikel 21 Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterpartijen, watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan waterpartijen, watergangen en bijbehorende oeverzones;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot' zijn de gronden tevens bestemd voor een baggerspeciedepot;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ontzanding' zijn de gronden tevens bestemd voor de winning van zand;
- ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' zijn de gronden tevens bestemd voor intensief dagrecreatief medegebruik waaronder varen, zwemmen, skiën, surfen en andere vormen van watersport en het afmeren van vaartuigen.
21.2 Bouwregels
21.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming "Water" wordt in ieder geval begrepen:
- het opslaan van baggerspecie met een hoogte van meer dan 5 m onder de waterspiegel.
Artikel 22 Water - Stuw En Waterkrachtcentrale
22.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Water - Stuw en waterkrachtcentrale" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de beheersing van de afvoer van het rivierwater;
- de omzetting van waterkracht in elektriciteit;
- extensieve dagrecreatie in de vorm van natuurbeleving, rivierbeleving, wandelen, spelen, verpozen en picknicken;
- de toeristische presentatie van stuwcomplex en waterkrachtcentrale, met daaronder begrepen groenvoorzieningen en paden.
22.2 Bouwregels
Artikel 23 Water - Waterkering
23.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Water - Waterkering" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
- de op de waterkering voorkomende verkeerswegen;
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden die eigen zijn aan rivier- en kanaaldijken;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
met dien verstande dat de bouwvlakken met de aanduiding ‘w = wonen’ tevens zijn bestemd voor:
- bewoning;
- bijbehorende voorzieningen;
- landschappelijke beplanting.
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 24 Water - Waterwegen
24.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Water - Waterwegen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- afvoer van ijs en sediment;
- verkeer te water;
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan rivieren, kanalen en bijbehorende oeverzones;
- extensief dagrecreatief medegebruik.
24.2 Bouwregels
Artikel 25 Wonen
25.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bewoning;
- bijbehorende voorzieningen;
- landschappelijke beplanting;
- (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – vergadercentrum en bed & breakfast’: voor een vergadercentrum en een bed & breakfast;
- ter plaatse van de aanduiding 'parkeren': voor een parkeerterrein voor minimaal 50 parkeerplaatsen ten behoeve van een vergadercentrum en bed & breakfast.
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.4 Voorwaardelijke verplichtingen
Artikel 26 Wonen - Landhuis
26.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Wonen - Landhuis" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bewoning met bijbehorende voorzieningen en landschappelijke beplantingen;
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan buitenplaatsen en landgoederen;
- watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen-1" zijn de gronden tevens bestemd voor de nevenactiviteiten landgoedwinkel en theetuin.
26.2 Bouwregels
26.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:
- de opslag van mest, goederen en materieel in de open lucht;
- de plaatsing van kampeermiddelen.
Artikel 27 Wonen - Uiterwaardgebied
27.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Wonen - Uiterwaardgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bewoning;
- bijbehorende voorzieningen;
- landschappelijke beplanting.
27.2 Bouwregels
Artikel 28 Leiding - Gas
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het transport van aardgas.
28.2 Bouwregels
Op de gronden met de dubbelbestemming "Leiding - Gas" mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming "Leiding - Gas" worden gebouwd.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28 lid 2, voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in artikel 28 lid 1 bedoelde, eveneens op de verbeelding voor deze gronden aangegeven, overige bestemmingen onder voorwaarde dat:
- de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in artikel 28 lid 3, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.5 Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming “Leiding - Gas ” voorrang krijgt.
Artikel 29 Leiding - Hoogspanning
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Hoogspanning" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor :
- hoogspanningsleidingen;
- zend- en ontvangstinstallaties ten behoeve van radio- en telefoonverkeer.
29.2 Bouwregels
29.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 30 Leiding - Riool
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding.
30.2 Bouwregels
Op de gronden met de dubbelbestemming "Leiding - Riool" mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming "Leiding - Riool" worden gebouwd.
30.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30 lid 2, voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in artikel 30 lid 1 bedoelde, eveneens op de verbeelding voor deze gronden aangegeven, overige bestemmingen onder voorwaarde dat:
- de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
- gehoord de betrokken leidingbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende leidingen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 31 Waarde - Archeologisch Onderzoeksgebied 1
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 1” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
31.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming "Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 1” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven bestemmingen:
- indien het bouwwerken betreft waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 30 cm, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "swr-1"uitsluitend bouwwerken gebouwd mogen worden waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 50 cm; of:
- indien het bouwwerken betreft met geen grotere oppervlakte dan 1000 m2; of:
- indien het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid; of:
- indien het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand gebouw; of:
- indien het betreft bouwwerken die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 32 Waarde - Archeologisch Onderzoeksgebied 2
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
32.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming "Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 2” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven bestemmingen:
- indien het bouwwerken betreft waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 30 cm; of:
- indien het bouwwerken betreft met geen grotere oppervlakte dan 2000 m2; of;
- indien het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid; of:
- indien het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand gebouw; of:
- indien het betreft bouwwerken die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
32.3 Afwijken van de bouwregels
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 33 Waarde - Archeologisch Onderzoeksgebied 3
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 3” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
33.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming "Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 3” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven bestemmingen:
- indien het bouwwerken betreft waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 30 cm; of:
- indien het bouwwerken betreft met geen grotere oppervlakte dan 30 m2; of;
- indien het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid; of:
- indien het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand gebouw; of:
- indien het betreft bouwwerken die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
33.3 Afwijken van de bouwregels
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 34 Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologisch waardevol gebied” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
34.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch waardevol gebied ” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven bestemmingen en voor zover bij de bouw hiervan geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd die dieper reiken dan 0,30 m beneden het bestaande maaiveld.
34.3 Afwijken van de bouwregels
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden.
35.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie" gelegen buiten een bouwvlak van een enkelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
35.3 Afwijken van de bouwregels
35.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 36 Waterstaat - Beheerszone Watergang
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Beheerszone watergang" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- bescherming, beheer en verbetering van watergangen;
- voorzieningen voor de waterhuishouding.
Op de gronden met de dubbelbestemming "Waterstaat - Beheerszone watergang" is tevens de Algemene Keur van het Waterschap Rivierenland van toepassing.
36.2 Bouwregels
36.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 36 lid 2.1 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming en voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven andere bestemmingen, en uit een schriftelijke verklaring van de betrokken waterbeheerder is gebleken dat hierdoor de waterstaatkundige belangen niet blijvend onevenredig worden geschaad.
Artikel 37 Waterstaat - Beheerszone Waterweg
37.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Waterstaat - Beheerszone waterweg" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het beheer van de aangrenzende rivier;
- afvoer van water, ijs en sediment;
- werkzaamheden in het kader van de vergroting van het waterbergend en -afvoerend vermogen van de aangrenzende rivier;
met dien verstande dat de gronden tevens zijn bestemd voor de op de plankaart eveneens aangegeven overige bestemmingen.
37.2 Bouwregels
37.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 37 lid 2.1, voor de bouw van bouwwerken, indien en voorzover deze zijn toegestaan voor de in artikel 37 lid 1 bedoelde, eveneens op de verbeelding voor deze gronden aangegeven, overige bestemmingen, indien hierdoor:
- de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
- gehoord de betrokken rivierbeheerder, is gebleken dat hierdoor de waterstaatkundige belangen, de Beleidslijn grote rivieren mede in acht genomen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
Artikel 38 Waterstaat - Waterkering
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
38.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 38 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder waterkerende functie bedraagt ten hoogste 3 m;
- ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd..
38.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 38 lid 2 sub c met inachtneming van de volgende regels:
- de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
3 Algemene Regels
Artikel 39 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 40 Algemene Bouwregels
40.1 Monumentale en karakteristieke bebouwing
40.2 Overschrijding van bouwgrenzen
Van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mag met een omgevingsvergunning afgeweken worden van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:
- de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
- de bouwhoogte van entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw;
- de breedte van entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.
Artikel 41 Algemene Gebruiksregels
41.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan:
- gebruik als seksinrichting;
- gebruik als escortbedrijf,
- gebruik als smartshop;
- gebruik als coffeeshop;
- gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
- het gebruik van gronden en opstallen voor de plaatsing van kampeermiddelen;
- het gebruik als paardenbak, tennisbaan, vijver groter dan 10 m2, zwembad groter dan 10 m2 en (midget)golf;
- het gebruik ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting;
- het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en bedrijfsgebouwen voor bewoning;
41.2 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 41 lid 1, indien en voor zover strikte toepassing zou leiden tot een niet door dringende redenen gerechtvaardigde beperking van het meest doelmatige gebruik.
Artikel 42 Algemene Aanduidingsregels
42.1 Geluidzone - 57 dB contour Betuweroute
42.2 Geluidzone - bedrijventerrein
42.3 Milieuzone - teeltvrije zone
42.4 Vrijwaringszone - weg
42.5 Vrijwaringszone - dijk - 1
- Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de waterkering;
- Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd;
- Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 42 lid 5 sub b, met inachtneming van de volgende regels:
- de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
42.6 Vrijwaringszone - dijk - 2
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de waterkering.
Artikel 43 Algemene Afwijkingsregels
43.1 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van woningen ten behoeve van bed & breakfast, waaronder wordt verstaan een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf, indien en voor zover:
- het betreft een woning, die tevens bewoond blijft;
- geen groter vloeroppervlak dan 60 m² ten behoeve van bed & breakfast in beslag wordt genomen;
- niet meer dan 3 slaapkamers, ten behoeve van maximaal 6 personen, van de betreffende woning worden ingericht en gebruikt voor bed & breakfast;
- de bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
- parkeren plaats vindt op eigen terrein;
- van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen of voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
43.2 Kleine uitbouwen woningen
Kleine uitbouwen woningen Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor de bouw van kleine uitbouwen aan woningen, indien en voor zover:
- de overschrijding van een krachtens het plan aangegeven begrenzing niet meer bedraagt dan 2 m;
- de oppervlakte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 6 m2.
43.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de verbouw van een woning in verband met het verlenen van mantelzorg, indien en voor zover:
- er, ingeval er geen ouder/kind relatie is, sprake is van een vastgestelde medische indicatie;
- de verbouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan inwoning ten behoeve van mantelzorg;
- de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en geen groter vloeroppervlak in beslag neemt dan 75 m²;
- er sprake is van een gemeenschappelijke entree;
- het verbouwde gedeelte voor inwoning technisch/functioneel altijd weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken;
- indien in voldoende mate aangetoond kan worden dat geen (volledig) gebruik kan worden gemaakt van de woning, mag naast of in plaats van inwoning door verbouw van de woning ook inwoning plaats vinden in een bestaand bijbehorend bouwwerk, mits voldaan wordt aan het volgende:
- de vloeroppervlakte in gebruik ten behoeve van mantelzorg mag niet meer bedragen dan 60 m²,
- de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de woning mag niet meer bedragen dan 12 m;
- de getroffen functionele voorzieningen worden na afloop van het gebruik verwijderd.
43.4 Aan huis gebonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten
Burgemeester, en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor een gebruik ten behoeve van aan huis gebonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten, indien en voor zover:
- de desbetreffende woning bewoond blijft;
- het vloeroppervlak van de gebouwen ten behoeve van het gebruik voor aan huis gebonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten niet meer bedraagt dan 50 m2;
- het onbebouwde gedeelte van het perceel niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzondering van parkeervoorzieningen;
- de nevenactiviteit geen detailhandel betreft;
- de beoogde activiteit geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande nutsvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
- van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen.
43.5 Bijbehorende bouwwerken op een grotere afstand van de woning
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor de bouw van bijbehorende bouwwerken ten dienste van woningen, voor zover deze woningen in het plan zijn opgenomen met bestemming Wonen, indien en voor zover:
- de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw van de bijbehorende woning niet meer bedraagt dan 70 m;
- de gronden waarop het bijbehorende bouwwerk wordt gerealiseerd in eigendom zijn of worden gepacht, waarbij ingeval van pacht sprake moet zijn van een bij de Grondkamer geregistreerd langlopend pachtcontract;
- de gronden deel uitmaken van het bij de desbetreffende woning behorende en direct en ononderbroken aansluitende perceel;
- de regels ten aanzien van bijbehorende bouwwerken zoals deze zijn opgenomen in de bestemming "Wonen" in acht worden genomen, met inbegrip van de mogelijkheden waarin de afwijkingsregels, met de bijbehorende voorwaarden, in de bestemming "Wonen" voorzien.
43.6 Evenementen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden voor het houden van meerdaagse evenementen, waaronder worden verstaan kermissen, jaarmarkten, tentfeesten en daarmee vergelijkbare evenementen.
43.7 Grenzen en aanduidingen
Het bevoegd gezag kan , mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:
- het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,5 m;
- het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,5 m;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
43.8 Monumenten
43.9 Nutsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, telefooncellen, geldautomaten en abri's, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m³ en de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede voor beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen met geen grotere hoogte dan 6 m en lichtmasten en vlaggenmasten met geen grotere hoogte dan 10 m.
43.10 Kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector, mits voldaan wordt aan het volgende:
- de voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
- op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu;
- er vindt geen milieubelemmering plaats voor omliggende functies en bedrijven;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersveiligheid;
- er ontstaat geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving.
Artikel 44 Algemene Wijzigingsregels
44.1 Archeologische waarden
44.2 Nutsvoorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen waarbij gronden worden bestemd voor de bouw van bouwwerken voor verdeel-, regel- en transformatorruimten, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
- de inhoud niet meer dan 150 m³ mag bedragen.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 45 Overgangsrecht
45.1 Overgangsrecht bouwwerken
45.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 46 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan Buitengebied, derde herziening
1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Het bestemmingsplan “Buitengebied 2008” is op 29 september 2009 door de gemeenteraad van Buren vastgesteld. De gemeente hanteert vanaf dat moment het principe van “veegplannen”. In de veegplannen worden plannen van (particuliere) initiatiefnemers gebundeld in één bestemmingsplan. De haalbaarheid van deze plannen is vooraf door het college vastgesteld.
Het voorliggende bestemmingsplan “Buitengebied, derde herziening” is het derde veegplan voor het buitengebied van de gemeente Buren. Het veegplan bestaat naast de plannen van (particuliere) initiatiefnemers, ook uit een aantal andere planonderdelen. Het voorliggende veegplan bestaat uit de volgende drie onderdelen:
1. Onherroepelijke plannen en besluiten (actualisaties)
Voor een aantal gebieden zijn er nog ‘oude’ bestemmingsplan van kracht. De gemeente Buren streeft naar een zo klein mogelijk aantal geldende bestemmingsplannen. Bovendien is de gemeente verplicht iedere tien jaar een nieuw bestemmingsplan vast te stellen voor alle gronden. Enkele plangebieden waarvoor nu nog ‘oude’ bestemmingsplannen gelden, maken daarom onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
2. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Wanneer er een nieuwe ontwikkeling plaatsvindt, hanteert de gemeente Buren als uitgangspunt dat initiatiefnemers zelf een ruimtelijke onderbouwing (met de eventueel benodigde onderzoeken) moeten laten opstellen. De verschillende ruimtelijke onderbouwingen zijn in dit bestemmingsplan “Buitengebied, derde herziening” gebundeld. De ruimtelijke onderbouwingen zijn als bijlagen bij de toelichting gevoegd.
Wanneer er een nieuwe ontwikkeling plaatsvindt, hanteert de gemeente Buren als uitgangspunt dat initiatiefnemers zelf een ruimtelijke onderbouwing (met de eventueel benodigde onderzoeken) moeten laten opstellen. De verschillende ruimtelijke onderbouwingen zijn in dit bestemmingsplan “Buitengebied, derde herziening” gebundeld. De ruimtelijke onderbouwingen zijn als bijlagen bij de toelichting gevoegd.
3. Ambtshalve aanpassingen
De gemeente Buren maakt in dit veegplan van de mogelijkheid gebruik om een aantal kleine aanpassingen door te voeren. Deze ambtshalve aanpassingen zijn het gevolg van praktijkervaringen met de geldende bestemmingsplannen.
1.2 Plangebied
Het plangebied bestaat uit verschillende individuele locaties in het buitengebied van de gemeente Buren. Op de volgende afbeelding is dit weergegeven. Daarnaast is per omschrijving van de ontwikkeling, in hoofdstuk 3 en 4 van deze toelichting, een kaartje opgenomen met daarop de begrenzing van de locatie.

Plangebied
1.3 Aanpak
Voor de onherroepelijke plannen en besluiten heeft een omzetting plaatsgevonden naar een actuele bestemmingssystematiek, die voldoet aan de huidige digitale vereisten.
Voor de nieuwe ontwikkelingen hebben de initiatiefnemers een ruimtelijke onderbouwing moeten opstellen, inclusief de bijbehorende haalbaarheidsonderzoeken. De ruimtelijke onderbouwingen en de haalbaarheidsonderzoeken zijn als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. In voorliggende toelichting van het bestemmingsplan is een beknopte samenvatting van de beoogde ontwikkeling opgenomen.
De ambtshalve aanpassingen zijn gebaseerd op ervaringen met de geldende plannen vanuit de praktijk, en zijn alleen opgenomen voor zover het om beperkte aanpassingen gaat.
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een groot aantal verspreid liggende plangebieden. Hierop zijn veel verschillende bestemmingsplannen van toepassing. In de beschrijving van ieder individueel planonderdeel wordt aangegeven welk bestemmingsplan voor dat betreffende planonderdeel geldend is.
1.5 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beknopte beschrijving van het relevante beleid. In hoofdstuk 3 zijn de onherroepelijke plannen en besluiten per deelgebied opgenomen. In hoofdstuk 4 staat een beknopte samenvatting van de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waaraan de gemeente medewerking wil verlenen. In dit hoofdstuk zijn tevens ook enkele ambtshalve aanpassingen opgenomen. Hoofdstuk 5 gaat vervolgens in op de juridische aspecten van de plannen en licht (onderdelen uit) de planregels toe. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
2 Beleid
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beknopt ingegaan op het relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid voor de deelgebieden die in hoofdstuk 3 worden genoemd. Omdat de aard van de gebieden zich beperkt tot recreatiegebieden, zandwinning- en baggerspecielocaties en het oprichten van windmolens, gaat dit hoofdstuk specifiek in op deze onderwerpen.
Voor de verschillende ruimtelijke onderbouwingen (zie hoofdstuk 4) geldt dat een toetsing van het plan aan de geldende beleidskaders is opgenomen in de ruimtelijke onderbouwingen zelf (zie bijlage 1).
2.2 Algemeen Ruimtelijk Beleid
2.2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 13 maart 2012 vastgesteld. De structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit, zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen, waren de vigerende beleidsdocumenten gedateerd.
De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij wordt uitgegaan van het ‘decentraal, tenzij...’-principe. Hiermee wordt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Dit is een aangepaste versie van de eerder opgestelde AMvB Ruimte. Het Barro is deels opgebouwd uit onderdelen uit de voorgaande AMvB Ruimte en deels gebaseerd op de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen, maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) rekening houden met het Barro.
In het Barro is een aantal 'projecten' benoemd die de regering van Rijksbelang vindt. Deze worden middels het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. In het Barro zijn zes onderwerpen beschreven: Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Met het in werking treden van de 1e aanvulling op het Barro op 1 oktober 2012 zijn hieraan nog de volgende negen onderwerpen toegevoegd: Rijksvaarwegen, Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte), Veiligheid rond rijksvaarwegen, Verstedelijking in het IJsselmeer en Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
2.2.2 Provinciaal beleid
Streekplan Gelderland 2005
Op 29 juni 2005 hebben Provinciale Staten van Gelderland het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening is het streekplan, dat onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) tot stand is gekomen, gelijkgesteld aan een structuurvisie onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro).
In het streekplan worden de beleidskader aangegeven voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende tien jaar. Het streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Inmiddels is ook een eerste herziening van de RVG vastgesteld. Deze eerste herziening bevat, vanwege de op handen zijnde aanpassingen van de Wro, geen ontheffingen meer voor voorzienbare situaties. Bovendien heeft de provincie enkele regels over bedrijventerreinen, molenbiotopen en glastuinbouwgebieden aangepast.
De regels in de RVG (geconsolideerde versie) hebben betrekking op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen te worden afgestemd op deze verordening. De regels hebben met name betrekking op het landelijk gebied. Enkele onderwerpen die in de RVG worden geregeld zijn verstedelijking, bedrijventerreinen, recreatiewoningen en -parken, glastuinbouw, waterwingebieden, ecologische hoofdstructuur en Nationale landschappen.
2.2.3 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Buren 2009-2019
Op 27 oktober 2009 is de Structuurvisie Buren 2009-2019 vastgesteld. De structuurvisie Buren gaat in op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2019. Het doel van deze structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden en anderzijds het communiceren van de ambities van de gemeente aan derden.
De gemeente Buren is een landelijke gemeente, bestaande uit 14 kleinere kernen en een omvangrijk buitengebied tussen Waal en Neder-Rijn. Dit rivierenlandschap is nog relatief gaaf en is een belangrijke kwaliteit van de gemeente. Het gebied is niet voor niets aangewezen als Nationaal Landschap. De gemeente kent weinig verstedelijking, waardoor kwaliteiten als rust, ruimte en een schoon milieu nog ruimschoots aanwezig zijn.
Het ruimtelijk beleid van de gemeente is erop gericht deze kwaliteiten te behouden en verder uit te bouwen, zodanig dat deze kwaliteiten bepalend worden voor het imago van de gemeente. Daarbij zal ernaar worden gestreefd de kwetsbare aspecten, zoals leefbaarheid en het voorzieningenniveau, binnen de kernen en buurtschappen op peil te houden. De kwaliteiten van het landschap en de rijke cultuurhistorie bieden goede aanknopingspunten voor versterking van recreatie en toerisme binnen de gemeente. Hier liggen kansen voor versterking van de economische basis van de gemeente.
De basis voor het ruimtelijk beleid van de gemeente ligt in het cultuurhistorisch verleden en het aanwezige landschap. Beide aspecten zijn in de structuurvisie daarom uitvoerig geanalyseerd. Nieuwe ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij de karakteristieken van het landschap en respect te tonen naar het cultuurhistorisch verleden.
2.3 Recreatie
Streekplan Gelderland 2005
In paragraaf 2.13.2 van het Streekplan wordt over extensieve recreatie het volgende vermeld: "De groeiende behoefte aan de beleving van natuur & landschap, rust, stilte, en het buitenleven in het algemeen heeft geleid tot nieuwe toeristische concepten als natuurtoerisme, cultuurtoerisme en plattelandstoerisme. Deze vormen van recreatie & toerisme kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de leefbaarheid van het landelijk gebied en kunnen ook een nieuwe functie vormen voor vrijgekomen agrarische bedrijven. Hierbij spelen zowel reguliere toeristische bedrijven in het landelijk gebied als recreatieve nevenactiviteiten op agrarische bedrijven een rol."
De provincie wil dan ook de extensieve vormen van recreatie en toerisme stimuleren. Als grondgedachte voor het beleid in het landelijk gebied wordt daarom gesteld dat extensieve vormen van recreatie en toerisme zich in het algemeen goed verenigen met de diverse functies in het buitengebied. Het is daarbij gewenst dat gemeenten aan functieverandering van vrijgekomen (agrarische) bebouwing in het buitengebied naar een extensieve recreatieve functie meewerken.
Met de afschaffing van de Wet op de Openluchtrecreatie en via de Stankwet krijgen gemeenten een grotere rol in de wet- en regelgeving rondom extensieve vormen van plattelandstoerisme. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij (de interpretatie van) wet- en regelgeving regionaal op elkaar afstemmen. Voorwaarde blijft dat de extensieve vormen van recreatie te verenigen moeten zijn met natuur- en landschapsdoelstellingen. Dit geldt met name binnen het groenblauwe raamwerk en de waardevolle landschappen.
Bezien vanuit de kwetsbaarheid van de EHS-natuur is het "nee, tenzij"-regime ook van toepassing op extensieve vormen van verblijfsrecreatie, tenzij het gaat om functieverandering van vrijkomende (agrarische) bebouwing."
Ruimtelijke Verordening Gelderland
In de verordening komen voor recreatie twee thema's aan de orde: recreatiewoningen en (verblijfs)recreatieparken. Beide thema's hebben geen relatie met de recreatieve ontwikkelingen, zoals deze in hoofdstuk 3 van de toelichting zijn omschreven.
Structuurvisie regio Rivierenland 2004-2015
De regionale denkbeelden zijn door de regio Rivierenland neergelegd in de structuurvisie regio Rivierenland 2004-2015. In hoofdstuk 5, "Recreatie en toerisme" staat het volgende vermeld: "De toeristisch-recreatieve sector in het Rivierengebied is onlosmakelijk verbonden met het Rivierenlandschap. Voor de doorgroei van toerisme en recreatie is het wezenlijk dat de karakteristieke waarden van natuur, cultuurhistorie en het landschap van rivieren en open kommen behouden blijven en verder worden ontwikkeld. Dit zijn voor recreatie en toerisme juist de aantrekkelijke elementen van het rivierengebied."
Daar komt het gebruik van de rivieren voor de watersport nog bij. Het genieten op en aan de rivier wordt erg gewaardeerd door de toerist. Zo sluit het kenmerk "rust & ruimte" goed aan bij de onthaastingstendens in de maatschappij. Daarom wil de regio haar achterstand in de ontwikkeling van recreatie en toerisme ten opzichte van vergelijkbare regio's in Nederland inlopen. De goede bereikbaarheid van de regio is daarbij een pre. De regio wil toeristisch-recreatieve activiteiten en ontwikkelingen leiden en begeleiden, zodat de omschreven kwaliteiten van het Rivierengebied niet worden aangetast. Nieuwe grootschalige ontwikkelingen passen daar niet in.
Toeristisch recreatieve visie Regio Rivierenland 2012-2015
De ‘Toeristisch recreatieve visie Regio Rivierenland’ gaat in op de sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen voor de regio Rivierenland. De visie onderschrijft het belang van een recreatief aanbod van de regio Rivierenland dat aansluit op de wensen en behoeften van de consument. Om aan de vraag van deze consument te voldoen, moet het basisaanbod in de regio worden versterkt en uitgebreid.
Structuurvisie gemeente Buren 2009-2019
De structuurvisie gaat in op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot het jaar 2019. Het doel van de structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden, anderzijds het communiceren van de ambities van de gemeente met derden.
- Op de stroomrug waarop Beusichem, Zoelmond, Asch, Buren, Erichem, Kerk-Avezaath en Zoelmond gelegen zijn komen relatief veel bijzondere cultuurhistorische elementen voor die karakteristiek zijn voor het rivierengebied. In deze zone wordt (meer dan in de rest van het gebied) gestreefd naar behoud en waar mogelijk herstel van bijzondere cultuurhistorische waarden. Dit wordt gecombineerd met de verdere ontwikkeling van specifiek op cultuur gerichte recreatie.
- Gestreefd wordt naar een nadere uitbouw van de recreatieve en toeristische potenties van de gemeente Buren. Dit moet echter wel passen binnen het kader van behoud van het landelijke karakter en het waardevolle rivierenlandschap. In de diverse bestemmingsplannen worden ruimere mogelijkheden opgenomen om initiatieven te faciliteren. Te denken valt aan musea en voorlichtingscentra, ateliers, galeries en beeldentuinen. Dit zoveel mogelijk in bestaande karakteristieke bebouwing.
- Het recreatief gebruik van het buitengebied, in de vorm van wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, picknicken en vissen past goed in het beeld van een landelijke recreatieve gemeente. Dit gebruik dient te worden gestimuleerd. Een uitbreiding van het netwerk van aantrekkelijke fiets- en wandelpaden is wenselijk, vooral op de stroomrug van Beusichem, Buren en Zoelen.
- Gestreefd wordt naar een netwerk waarin in elk geval de 14 kernen en de belangrijkste waterrecreatiegebieden en verblijfsterreinen met elkaar zijn verbonden. Het gaat daarbij niet enkel om paden en bewegwijzering, maar ook om de bijbehorende voorzieningen, zoals picknickplaatsen en fietsenstallingen en verhuurpunten.
De gemeente Buren kent een aantal waterrecreatiegebieden. Het Eiland van Maurik is een voormalige ontgronding. Het gebied wordt gekenmerkt door een concentratie aan verblijfsrecreatieterreinen en grootschalige op waterrecreatie gerichte voorzieningen, waaronder jachthavens en dagstranden. Het Eiland van Maurik wordt gezien als geschikt gebied voor een verdere ontwikkeling van de waterrecreatie. Hierbij dient echter wel aangesloten te worden op de zonering met intensieve recreatie langs de Rijnbandijk en meer extensieve en rustige vormen van recreatie in het gebied langs de rivier zelf. Deze zonering is nodig om ruimte te bieden aan beide vormen van recreatie en om wederzijdse hinder te voorkomen.
Het gebied Beldert-Lingemeer, met hierin de voormalige en in uitvoering zijnde ontgrondingen, wordt gekenmerkt door een concentratie aan verblijfsrecreatieterreinen en grootschalige voorzieningen, waaronder dagstranden en een groot complex aan golfbanen. Het gebied is uiterst geschikt voor een verdere ontwikkeling van verblijfsrecreatie en grootschalige recreatievoorzieningen. Het gebied ligt in de directe
nabijheid van het stedelijke centrum Tiel en biedt goede mogelijkheden voor de ontwikkeling van een aaneengesloten recreatieve zone met veel water. Nieuwe ontgrondingen kunnen hierbij een rol spelen, welke moeten worden geconcentreerd langs de Linge. Deze ‘Lingemeren’ kunnen dienen als extra waterberging.
Evenals bij het Eiland van Maurik dient bij de recreatieve ontwikkeling een zonering aangebracht te worden. De zone langs de Linge dient voorbehouden te zijn aan extensieve en rustige vormen van recreatie, terwijl de meer intensieve vormen geconcentreerd kunnen worden aan de goed te ontsluiten noordzijde.
De twee voormalige steenfabrieksterreinen bij het Eiland van Maurik bieden bijzondere mogelijkheden voor nieuwe recreatieve voorzieningen. Het terrein direct ten noorden van Maurik heeft een unieke ligging, als een bastion van de kern in de uiterwaarden. Dit ‘bastion’ biedt goede mogelijkheden voor horecagelegenheden.
2.4 Grote Rivieren
Beleidslijn Grote Rivieren 2006
Deze beleidslijn vervangt de Beleidslijn ruimte voor de rivier uit 1997 en bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid - vanuit rivierkundig én ruimtelijk oogpunt - van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De Beleidslijn grote rivieren is opgesteld door het rijk na overleg met de betrokken departementen, provincies, de Vereniging Nederlandse Riviergemeenten en de Unie van Waterschappen. Dit is gedaan in verband met de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering en realisering van de doelstellingen van de beleidslijn.
Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater, onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden, en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor overheden om te zorgen voor een goede ruimtelijke ordening. De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoog water voor activiteiten in het rivierbed. Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen.
De Beleidslijn grote rivieren heeft als doelstelling:
- de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden;
- ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging van het rivierbed nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.
In het gedeelte van het rivierbed waar het stroomvoerend regime geldt, worden in principe alleen “riviergebonden” activiteiten toegestaan. Hier geldt een “ja, mits” afweging; dat wil zeggen dat de riviergebonden activiteiten zijn toegelaten, wanneer aan de gestelde rivierkundige voorwaarden wordt voldaan. Het betreft hier een beperkt aantal nader omschreven activiteiten, waarvan op voorhand duidelijk is dat situering buiten het rivierbed niet mogelijk of wenselijk wordt geacht. Het gaat daarbij om activiteiten en (bouw)werken ten behoeve van het rivierbeheer, de (beroeps)scheepvaart of andere functies of vormen van gebruik die heel specifiek aan de rivier zijn gebonden.
De riviergebonden activiteiten zijn:
- de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
- de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
- de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
- de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
- de aanleg of wijziging van scheepswerven;
- de realisatie van natuur;
- de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
- de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
- de winning van oppervlaktedelfstoffen.
2.5 Delfstoffenwinning
Algemeen
Het belangrijkste deel van de Nederlandse behoefte aan beton- en metselzand moet met zandwinprojecten worden ingevuld. Iedere provincie levert daarbij een bijdrage, waarbij de ‘zandrijke’ provincies Gelderland, Noord-Brabant en Limburg de overige ‘zandarme’
provincies helpen. De bijdragen van de provincies zijn vastgelegd in zogeheten taakstellingen voor beton- en metselzand, die vervolgens een vertaling moeten vinden in de aanwijzing van zandwinlocaties.
In het bestuurlijk overleg tussen het voormalige ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Interprovinciaal Overleg zijn in 1997 nadere afspraken gemaakt over de wijze waarop wordt gezorgd voor beton- en metselzand voor de periode 1999-2008. Vanwege de problemen met de ruimtelijke inpasbaarheid en daarmee samenhangende maatschappelijke acceptatie van grootschalige zandwinningen en het beleid van de overheid dat gericht is op het verduurzamen van de grondstoffenvoorziening, werd afgesproken de landelijke taakstelling te verlagen tot 170 miljoen ton.
In 2003 heeft het voormalige ministerie van Verkeer en Waterstaat kenbaar gemaakt de regierol van het Rijk inzake ontgrondingen te willen afbouwen en geen Structuurschema OppervlakteDelfstoffen (SOD) meer te zullen uitbrengen. Het beleid ten aanzien van de tijdige en voldoende voorziening van bouwgrondstoffen is niet effectief gebleken. Concreet betekent dit dat het systeem van taakstellingen na 2009 niet meer zal bestaan en het ontwikkelen van zandwinprojecten wordt overgelaten aan de afstemming van vraag en aanbod tussen de markt en de lagere overheden. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte komt de delfstoffenwinning dan ook niet meer aan bod.
2.6 Baggerspecie
Algemeen
Baggerspecie bestaat uit mineralen, humus, schelpen en grind. Baggerspecie wordt gebruikt om het ecosysteem van diepe plassen en wateren te verbeteren. Het Besluit bodemkwaliteit stelt regels voor het afgraven, vervoeren en hergebruiken van (licht) verontreinigde grond en baggerspecie. Gemeenten, waterschappen en provincies zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de bodem.
Verontreinigde grond en baggerspecie worden soms opgeslagen in (tijdelijke of permanente) depots. Voor permanente opslag is een vergunning nodig. De eigenaar van de opslag moet aantonen dat de bodem in de buurt van het depot niet aangetast wordt. Hiervoor geldt de Wet Milieubeheer. Voor tijdelijke opslag is (meestal) geen vergunning nodig. Hoeveel, hoe lang en hoe verontreinigd grond of baggerspecie mag zijn voor tijdelijke opslag, is geregeld in het Besluit Bodemkwaliteit.
De rijksoverheid heeft het voornemen om een structuurvisie op te stellen voor de ondergrond. De beleidsvisie rekent tot de ondergrond het diepe en ondiepe gedeelte van de bodem en het daarin aanwezige grondwater. De contactlaag, waar bijvoorbeeld landbouwactiviteiten plaatsvinden, valt hier niet onder. Maar de winning van bouwgrondstoffen wel. De visie moet richting geven aan een duurzaam en verantwoord gebruik van de ondergrond. De ontwerpvisie is naar verwachting in de tweede helft van 2013 gereed.
2.7 Windenergie
Algemeen
De Europese Unie heeft zich als doel gesteld dat in 2020 20% van het totale energieverbruik in Europa duurzaam moet worden opgewekt. Windenergie zou hiervan 12 tot 14% moeten uitmaken. In de Europese Duurzame Energie Richtlijn staat voor Nederland de doelstelling van 14% duurzaam opgewekte energie in 2020. De rijksoverheid heeft besloten tot een verdubbeling van het windenergievermogen op land (6.000 MW in 2020).
Streekplan Gelderland 2005
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland komt het onderwerp 'windenergie' niet aan de orde. Echter, omdat het Streekplan 2005 als structuurvisie wordt gebruikt, dient inzake windenergie het streekplan geraadpleegd te worden.
Bij de derde partiële herziening (20 juni 2001) van het streekplan 1996 heeft de provincie via de aanduiding van kansrijke gebieden voor windenergie de zoekruimte geboden voor de plaatsing van windturbines. Hoewel tot begin 2005 enige projecten in procedure zijn gebracht, biedt het betreffende beleidskader onvoldoende waarborgen om de doelstelling van minimaal 100 megawatt geïnstalleerd vermogen in 2010 te realiseren. Wel is de regionale samenwerking rond de ontwikkeling van windenergie verbeterd. Om het visuele effect op het landschap zo beperkt mogelijk te houden en per locatie een aansprekende energieopbrengst te bereiken, is concentratie van windturbines in een beperkt aantal windturbineparken per regio gewenst. Een betere onderbouwing van windparken om reden van energieopbrengst kan ook bijdragen aan een groter maatschappelijk draagvlak voor de bestemming van een locatie. Daarom verlaat de provincie de lijn van het toestaan van solitaire opstellingen op bedrijventerreinen. Voor tijdige planologische regeling van voldoende locaties is een eenduidiger planologisch kader en meer sturing vereist. De provincie streeft naar ruimtelijke facilitering van middelgrote windturbineparken van 4 á 8 windturbines per locatie. Op deze wijze moet in de provincie een totaal geplaatst vermogen van minimaal 100 megawatt worden gerealiseerd. Initiatieven voor windturbine-opstellingen van minder dan 4 windturbines zullen niet door het ruimtelijk beleid worden ondersteund, tenzij kan worden aangetoond dat de energie-opbrengst bij plaatsing van drie windturbines groter is dan bij optimale benutting van de locatie met 4 windturbines van elk 2 megawatt geïnstalleerd vermogen. Ter voorkoming van visuele interferentie kunnen slechts locaties worden ontwikkeld voor windturbineparken, zijnde ruimtelijk samenhangende opstellingen, die op ten minste 4 km afstand zijn gelegen van windenergielocaties waarvoor finale planologische regeling heeft plaatsgevonden. Aan deze generieke uitgangspunten kunnen regiospecifieke uitgangspunten, zoals die in of in het kader van de regionale structuurvisies door de regio zijn geaccordeerd, worden toegevoegd.
Op de beleidskaart ruimtelijke ontwikkeling staan de zoekzones voor windenergie in Gelderland weergegeven (de donkerrode gebieden). Een uitsnede van de beleidskaart is hierna opgenomen.

Zoekzones windenergie
De zoekzones voor windenergie zijn gedefinieerd als die gebieden buiten:
- de EHS (inclusief bedrijventerreinen, havens, snel-, spoor- en vaarwegen gelegen in de EHS),
- Vogel- en Habitatrichtlijn gebieden, wetlands,NB-wetgebieden,
- stiltegebieden,
- de laagvliegroute “noord-zuid”,
- weidevogel- en ganzengebieden van provinciaal belang,
- waardevolle open gebieden en
- bebouwd gebied,
waar - rekening houdend met (milieu)technische belemmeringen voor windenergie - ruimte gevonden kan worden voor minimaal 4 windturbines.
2.8 Watertoets
De watertoets is een proces waarbij de waterbeheerder overleg voert met de overheid die verantwoordelijk is voor een ruimtelijk plan. De watertoets heeft betrekking op alle ruimtelijke plannen en besluiten: dus zowel op structuurvisies op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau als op bestemmingsplannen en bestemmingsplanafwijkingen.
Ruimtelijke ingrepen mogen geen negatieve gevolgen hebben voor de waterhuishouding. Bovendien moeten kansen om de waterhuishouding te verbeteren worden benut. Uitgangspunt is dat de waterdoelen worden gediend. Vaak is het toepassen van vuistregels en standaardoplossingen daarvoor voldoende. Soms is er behoefte aan creatieve oplossingen en maatwerk, bijvoorbeeld als wordt gestreefd naar bijzondere meerwaarde van water voor de ruimtelijke kwaliteit. Naast de waterdoelen moet natuurlijk ook rekening worden gehouden met beheer en onderhoud van het watersysteem en de dijken.
Bij de watertoets wordt aandacht besteed aan vier thema’s. Hieronder worden deze thema’s op hoofdlijnen toegelicht.
Thema 1: waterneutraal inrichten
Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar de watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, moet extra waterberging worden aangelegd. Zo wordt het verlies aan waterberging in de bodem gecompenseerd. Uit berekeningen moet blijken hoeveel ruimte voor compenserende waterberging nodig is. De aanleg van de bergingsvoorziening komt voor rekening van de initiatiefnemer van een ruimtelijke ingreep, want die veroorzaakt de mogelijke wateroverlast. De compensatieplicht is opgenomen in de Keur van het waterschap. Dat betekent dat er ook een keurontheffing moet worden aangevraagd.
Kleine plannen hebben slechts een minimaal effect op de waterhuishouding. Voor plannen met minder dan 1.500 m2 in landelijk gebied is daarom geen compenserende waterberging vereist. Voor plannen met meer dan 1.500 m2 verharding in landelijk gebied is wel compenserende waterberging vereist.
Bij de keuze van een locatie voor bergingsvoorzieningen geldt als uitgangspunt dat niet wordt afgewenteld op het benedenstrooms gelegen gebied. De compenserende waterberging moet daarom zo dicht mogelijk bij de ruimtelijke ingreep plaatsvinden. Ieder plan moet zogezegd ‘zijn eigen broek ophouden’. De volgende voorkeursvolgorde wordt gehanteerd:
- Waterberging in het plangebied
- Waterberging in uitbreidingsgebieden
- Waterberging aan de rand van het stedelijk gebied
- Benutten bergingscapaciteit in het landelijk gebied
Berekening van compenserende waterberging
De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging. Voor plannen met een toename aan verharding tot 5.000 m2 kan de vuistregel van 436 m3 waterberging per hectare verharding worden gebruikt, mits er geen complicerende zaken zoals kwel aan de orde zijn. Voor plannen met meer dan 5.000 m2 extra verharding en/of waterhuishoudkundig complexe plannen wordt een aparte berekening gevraagd.
Bij de keuze van het soort bergingsvoorziening hanteert het waterschap de trits vasthouden-bergen-afvoeren uit het Nationaal Bestuursakkoord Water. In aansluiting hierop hanteert het waterschap de volgende voorkeursvolgorde:
- Hemelwater vasthouden door hergebruik of infiltratie (voor zover mogelijk)
- Hemelwater bergen in open water
- Hemelwater brengen naar kunstmatige bergingsvoorzieningen (bassins, kratten, kelders)
Volgens de Keur van het waterschap mogen in de beschermingszones langs watergangen geen obstakels worden aangebracht die het uitvoeren van het onderhoud kunnen belemmeren of de stabiliteit van de oevers kunnen aantasten. De beschermingszones zijn/worden in de legger vastgelegd. Voor watergangen met de A-status is deze beschermingszone doorgaans 4 meter breed.
Thema 2: schoon inrichten
Naast het voorkomen van wateroverlast door voldoende waterberging en drooglegging is ook een goede waterkwaliteit erg belangrijk. Negatieve effecten op de waterkwaliteit kunnen worden voorkomen door het inachtnemen van verschillende maatregelen, afhankelijk van het soort plan. Bij bouwprojecten moet rechtstreekse lozing van uitloogbare materialen (zoals van koperen daken, etcetera) en uitspoeling van vervuilende stoffen via de bodem naar het oppervlaktewater worden voorkomen.
Naast het voorkomen van wateroverlast door voldoende waterberging en drooglegging is ook een goede waterkwaliteit erg belangrijk. Negatieve effecten op de waterkwaliteit kunnen worden voorkomen door het inachtnemen van verschillende maatregelen, afhankelijk van het soort plan. Bij bouwprojecten moet rechtstreekse lozing van uitloogbare materialen (zoals van koperen daken, etcetera) en uitspoeling van vervuilende stoffen via de bodem naar het oppervlaktewater worden voorkomen.
Om water van voldoende kwaliteit te kunnen handhaven, is ook het zelfreinigend vermogen van het watersysteem van belang. Dit wordt bevorderd door voldoende ruimte voor water, voldoende waterdiepte en voldoende oevervegetatie. Doorstroming of circulatie door het onderling verbinden van watergangen zijn vaak eveneens gewenst, tenzij al een goede waterkwaliteit aanwezig is. In plannen in het landelijk gebied zullen de kansen worden benut om te voldoen aan de waterkwaliteitseisen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water.
Vuilwater wordt afgevoerd via de riolering. Schoon hemelwater van nieuwbouwprojecten, bijvoorbeeld hemelwater afkomstig van daken, wordt bij voorkeur niet afgevoerd via het vuilwaterriool, maar naar het oppervlaktewater of het grondwater. Dat heeft als voordelen dat de rioolwaterzuiveringsinstallatie niet wordt overbelast en dat er minder of geen overstorten van het riool zullen plaatsvinden bij hevige buien. Afvoer naar het grondwater (infiltratie in de bodem) betekent vertraagde afvoer (water vasthouden) en kan bijdragen aan de bestrijding van de verdroging.
Voor de nieuwbouw van woningen gaat het waterschap uit van een gescheiden rioleringsstelsel. Hemelwater van terreinverhardingen mag niet rechtstreeks op het oppervlaktewater wordt geloosd maar kan men laten afstromen via een berm of een bodempassage, die dat water eerst zuivert. Is afvoer naar oppervlaktewater niet mogelijk en moet alles vooralsnog naar het rioolsysteem dan adviseren wij de afvoerleidingen van schoon hemelwater en vuilwater binnen het bouwplan, in verband met afkoppelmogelijkheden in de toekomst, toch gescheiden te houden.
Thema 3: veilig inrichten dijken
Het beheer en onderhoud van de dijken berust bij het waterschap. Er wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en regionale waterkeringen. De primaire liggen langs de rivieren en de regionale liggen landinwaarts. Beide zijn op kaarten geregistreerd.
Allereerst is het van belang om negatieve effecten van ingrepen op de waterkeringen te voorkomen. Het beheer en onderhoud door het waterschap is gericht op de hoofdfunctie veiligheid en daarnaast ook op een aantal andere kwaliteiten van de waterkeringen: de landschappelijke waarden, de natuurwaarden en de cultuurhistorische waarden (de zogeheten LNC-waarden). Vanwege het veiligheidsbelang mag het waterkerend vermogen van de dijken niet worden aangetast door ruimtelijke ingrepen. De huidige sterkte van de waterkering moet gehandhaafd blijven. Niet alleen de dijk zelf, maar ook de zogeheten beschermingszones aan weerszijden van de dijk moeten worden beschermd. Er gelden daarom allerlei restricties voor bebouwing en andere activiteiten op en langs de dijken.
Thema 4: bijzondere wateren en voorzieningen
In een gebied waarvoor een ruimtelijk plan wordt gemaakt kunnen bijzondere oppervlaktewateren of speciale waterhuishoudkundige of infrastructurele voorzieningen liggen of gepland zijn, waarvoor het waterschap een aparte verantwoordelijkheid heeft. Het is dan van belang dat deze ook goed worden meegenomen in het ruimtelijk plan. Enkele voorbeelden staan hieronder.
Om voldoende doorstroming te behouden en uit oogpunt van waterkwaliteit moeten watergangen regelmatig worden gebaggerd. Normaliter geldt er een ontvangstplicht voor de onderhoudsbagger (niet verontreinigde bagger). De bagger moet dan worden op de kant kunnen worden gelegd. In stedelijke gebieden is daar echter vaak geen ruimte voor. Het is wenselijk dat ruimtelijke plannen ruimte bieden voor de inrichting van baggerdepots.
Van belang is dat in het bestemmingsplan planologisch ruimte wordt gereserveerd voor de relevante watervoorzieningen. Daarnaast zullen die worden beschermd tegen aantastingen door een passende bestemmingsregeling (verbeelding en regels). Alle A-watergangen, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sluizen, stuwen, bruggen en duikers worden uitdrukkelijk opgenomen met een waterhuishoudkundige bestemming. Voor de verschillende voorzieningen zal een passende bestemmingsregeling moeten worden gerealiseerd.
2.9 Conclusie
- Dagrecreatiegebied 'De Beldert', waterrecreatiegebied 'Eiland van Maurik' en golfcentrum 'De Batouwe': gelet op de aard en inrichting van deze gebieden is met name het gemeentelijk beleid richtinggevend. De gemeente Buren heeft in haar structuurvisie aangeven te streven naar een ontwikkeling van recreatie en toerisme binnen haar gemeentegrenzen. De inrichting en het gebruik van deze terreinen sluit hier naadloos op aan.
- Zandwinning 'De Molenkampen' en baggerspeciedepot 'De Ingensche Waarden': voor de Molenkampen geldt dat de (resterende) zandwinning aansluit bij de bestaande afspraken die zijn gemaakt. Na de laatste zandwinning wordt het gebied ingericht als natuur. Er worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor de Ingensche Waarden geldt dat na de beëindiging van de zandwinning de locatie wordt gevuld met verontreinigde baggerspecie uit vaarwegen, watergangen en uiterwaarden. Hiertoe zijn de juridische procedures reeds doorlopen en het baggerspeciedepot is in overeenstemming met de wet- en regelgeving. Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk.
- Windmolenpark 'A15': de realisatie van het windmolenpark, bestaande uit vier windmolens, is passend binnen het provinciale beleid. Alle vergunningen zijn reeds verleend en voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
- Watertoets: bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de thema's van het waterschap Rivierenland. Voor dit bestemmingsplan is met name compenserende waterberging van belang. In hoofdstuk 3 en 4 zal dit specifiek aan bod komen.
3 Onherroepelijke Bestemmingsplannen En Besluiten
3.1 Dagrecreatiegebied 'De Beldert' Te Zoelen

Begrenzing dagrecreatiegebied De Beldert
3.1.1 Omschrijving plangebied
Dagrecreatiegebied de Beldert is een voormalige zandwinningplas, gelegen ten noordoosten van het Amsterdam-Rijnkanaal, die inmiddels in gebruik is als dagrecreatief terrein. De Beldert bestaat uit een noordelijk en zuidelijke plas, doorsneden door de Mauriksestraat. De noordelijke plas kent een extensief recreatief gebruik. De zuidelijke plas wordt intensiever gebruikt door de aanwezigheid van een kano- en duikcentrum aan de Zoelense Zandweg 1 en een recreatief activiteitencentrum (in- en outdooractiviteiten) aan het Zoelensestraatje 3. Ten westen van de zuidplas liggen twee burgerwoningen (Mauriksestraat 1 en 3 in Zoelen). Ten noordoosten van de noordplas ligt een gebied dat agrarisch in gebruik is. Hier is één agrarisch bedrijf gevestigd (Mauriksestraat 4 in Zoelen). Deze gronden maken ook onderdeel uit van het plangebied.
3.1.2 Geldende bestemmingsplannen
Voor het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen van toepassing:
- Het duik- en kanocentrum aan de Zoelense Zandweg 1 maakt onderdeel uit van het inmiddels in werking getreden bestemmingsplan "Buitengebied, tweede herziening".
- De noordelijke en de zuidelijke plas en het recreatief activiteitencentrum maken onderdeel uit van het bestemmingsplan “De Beldert 1989 ”.
- Voor de woningen ten westen van de zuidplas (Mauriksestraat 1 en 3 in Zoelen) en het gebied ten noordoosten van de noordplas geldt het bestemmingsplan “Buitengebied Buren 1997”.
3.1.3 Vertaling in veegplan
De geldende bestemmingen zijn overgenomen, waarbij er een 'vertaling' heeft plaatsgevonden naar de plansystematiek van bestemmingsplan “Buitengebied, tweede herziening” en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Voor het terrein van de Holland Evenementen Groep zijn de regels versoepeld ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen. Het gaat hier om:
- aanpassing van het terrein waar intensieve recreatie is toegestaan;
- het mogelijk maken van één klimtoren met een maximale hoogte van 20 meter (op basis van het geldende bestemmingsplan zijn klimtorens met een maximale hoogte van 10 meter toegestaan);
- het verruimen van de mogelijkheden voor horeca ten behoeve van de bestemming.
3.2 Waterrecreatiegebied 'Eiland Van Maurik' Te Maurik

Begrenzing waterrecreatiegebied Eiland van Maurik
3.2.1 Omschrijving plangebied
Het 'Eiland van Maurik' is een waterrecreatiegebied van ongeveer 220 ha met een open verbinding naar de rivier de Nederrijn. Het gebied bestaat uit diverse recreatieve terreinen, waaronder een surfterrein, een strandbad en een jachthaven. De verblijfsrecreatieterreinen maken geen onderdeel uit van het plangebied.
3.2.2 Geldende bestemmingsplannen
Voor het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen van toepassing:
- Het bestemmingsplan 'Waterrecreatiegebied Eiland van Maurik 2007' is op basis van de oude WRO opgesteld. Het bestemmingsplan is op 9 december 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit bestemmingsplan is opgesteld om de ruimtelijke situatie in overeenstemming te brengen met de Beleidslijn Grote Rivieren. Dit hield met name in dat de bouwmogelijkheden werden beperkt ten opzichte van het vorige plan. Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland onthielden goedkeuring aan een gedeelte van het bestemmingsplan.
- Het bestemmingsplan 'Waterrecreatiegebied Eiland van Maurik – Herziening ASR' is vastgesteld door de gemeenteraad van Buren op 9 december 2008. ASR staat voor het perceel van All Sports Resort Maurik. Het bestemmingsplan repareert de onthouden goedkeuring, zodat outdooractiviteiten en de bijbehorende bebouwing en geluidscontouren ruimtelijk verankerd zijn.
- Aan de Rijnbandijk 28 en 42 waren steenfabrieken gevestigd. Deze zijn niet meer aanwezig, maar de gronden zijn nog wel in eigendom bij de steenfabrieken. Zij stelden beroep in tegen het bestemmingsplan 'Waterrecreatiegebied Eiland van Maurik 2007' vanwege de opgenomen bestemming 'Natuur - Natuurlijk Uiterwaardgebied' voor de percelen met de voormalige steenfabrieken. De Raad van State verklaarde het beroep van de steenfabriek gegrond. Daardoor geldt voor deze percelen het bestemmingsplan 'Waterrecreatiegebied Eiland van Maurik 1983', waarin deze percelen zijn bestemd voor steenfabrieken.
3.2.3 Vertaling in veegplan
In dit veegplan zijn de geldende bestemmingen overgenomen. Daarbij heeft een aanpassing van de naamgeving van de bestemmingen plaatsgevonden, zodat deze in overeenstemming is met de SVBP.
Het plangebied voor het Eiland van Maurik is gelijk aan het plangebied in het bestemmingsplan 'Waterrecreatiegebied Eiland van Maurik 2007', met uitzondering van het perceel aan de noordoostzijde van het plangebied (kadastraal bekend gemeente Maurik, sectie A, nummer 811). Daarnaast zijn de terreinen van de voormalige steenfabrieken buiten het plangebied gelaten. De gemeente beraadt zich namelijk nog op een passende (her)bestemming van deze locatie.
3.3 Golfcentrum 'De Batouwe' Te Zoelen

Begrenzing golfcentrum De Batouwe
3.3.1 Omschrijving plangebied
Golfcentrum 'De Batouwe' is ongeveer 96 ha groot en ligt ten oosten van het Amsterdam-Rijnkanaal. Het complex bestaat uit:
- een 27-holes wedstrijdbaan;
- een clubgebouw met terras;
- een aparte 9-holes golfbaan;
- een parkeerterrein.
3.3.2 Geldende bestemmingsplannen en besluiten
Voor het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen van toepassing:
- Het meest recente bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'De Batouwe 2002'. Dit plan is in april 2002 door de gemeenteraad van Buren vastgesteld. Het plan is in september 2002 door de provincie gedeeltelijk goedgekeurd. De onthouding van goedkeuring had betrekking op een aantal percelen aan de oostzijde van het plangebied (ten westen van de Beldertseweg). De aanwezige archeologische (verwachtings)waarden waren niet goed opgenomen in het bestemmingsplan. Hiertegen is beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State heeft in haar uitspraak aangeven dat de gedeeltelijke onthouding van goedkeuring door de provincie terecht was.
- Voor de delen waaraan goedkeuring is onthouden, geldt het bestemmingsplan 'De Batouwe 1990' (vastgesteld juli 1991, goedgekeurd oktober 1991).
- Een deel van het golfcentrum is nooit vastgelegd in een bestemmingsplan. Het perceel ten oosten van de Beldertseweg (kadastraal bekend als gemeente Zoelen, sectie F, nummer 1406) maakte ooit onderdeel uit van het voorontwerpbestemmingsplan 'De Batouwe 1990', maar is niet als zodanig vastgesteld.
- Onlangs is een omgevingsvergunning met buitenplanse afwijking verleend voor de bouw van een parkeerdek. Dit parkeerdek wordt in de voorliggende herziening ingepast.
3.3.3 Vertaling in veegplan
De gehele locatie wordt bestemd conform de feitelijke situatie. Dit betekent dat het kadastraal perceel Zoelen F1406 (het oostelijke deel van het golfterrein, gelegen ten oosten van de N835/Beldertseweg) positief wordt bestemd. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld de parkeerplaatsen die hier aanwezig zijn. De geldende bestemmingen worden vertaald naar de actuele gemeentelijke bestemmingsplansystematiek, waarbij rekening wordt gehouden met de SVBP. De archeologische waarden krijgen eveneens een juridische regeling.
3.4 Zandwinning 'De Molenkampen' Te Beusichem

Begrenzing zandwinning De Molenkampen
3.4.1 Omschrijving plangebied
'De Molenkampen' is een zandwinningsplas, gelegen ten zuidwesten van de kern Beusichem. Momenteel vinden er nog steeds ontgrondingen plaats. De verleende ontgrondingsvergunning staat toe dat er nog circa 7 ha aan zand wordt gewonnen.
Bij deze laatste winning is het gewenst dat het gebied ruimtelijk goed wordt ingepast in zijn omgeving en aansluiting vindt bij het natuurgebied ‘De Regulieren’. Dit natuurgebied grenst aan zuidwestelijke zijde van de Molenkampen en is in eigendom van Stichting het Geldersch Landschap. Na herinrichting wordt de Molenkampen overgedragen aan het Geldersch Landschap en zal het worden ingericht als natuurgebied.
3.4.2 Geldende bestemmingsplannen
Het geldende bestemmingsplan 'De Molenkampen' is op 2 oktober 2007 vastgesteld door de raad van de gemeente Buren. Het plan is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 22 januari 2008.
3.4.3 Vertaling in veegplan
De inhoud van de regels van het bestemmingsplan 'De Molenkampen' wordt zoveel mogelijk één op één overgenomen in het voorliggend bestemmingsplan "Buitengebied, derde herziening".
3.5 Baggerspeciedepot 'De Ingensche Waarden' Te Ingen

Begrenzing baggerspeciedepot De Ingensche Waarden
3.5.1 Omschrijving plangebied
De locatie ligt ten noorden van Ingen in de uiterwaarden van de Nederrijn. Het bedrijf Ingensche Waarden B.V. is van plan om na de beëindiging van de zandwinning, de locatie 'Ingensche Waarden' te vullen met verontreinigde baggerspecie uit vaarwegen, watergangen en uiterwaarden. Na een lange procedure heeft de gemeente hier vrijstelling voor verleend (zie de volgende paragraaf).
3.5.2 Geldende bestemmingsplannen en besluiten
In het beleidsplan Uiterwaarden (1990) van de provincie Gelderland zijn tien locaties benoemd die op grond van ruimtelijke overwegingen in principe in aanmerking kunnen komen voor berging van baggerspecie. Deze locaties zijn ook vastgelegd in de streekplanuitwerking Gelderland. Eén van de mogelijke locaties voor de berging van baggerspecie is de Ingensche Waarden.
In de MER Baggerspecieberging Gelderland (1992) zijn de verschillende mogelijke locaties vergeleken. In de notitie baggerlocaties Gelderland (1995) hebben Gedeputeerde Staten de aanvulling op het MER Baggerspecieberging beoordeeld en is een standpunt ingenomen met betrekking tot de rangorde van de stortlocaties voor baggerspecie. Uit deze onderzoeken is gebleken dat de Ingensche Waarden een kansrijke locatie is voor de berging van baggerspecie. Redenen hiervoor zijn :
- de relatief grote capaciteit van ruim 5 miljoen m3;
- de gunstige geografische ligging, centraal in het rivierengebied aan de Nederrijn;
- de goede ontsluiting: per schip bereikbaar via een open verbinding met de Nederrijn.
Tevens heeft de provincie per brief bij de gemeente aangedrongen op het opstellen van een reparatieplan, waarin het baggerdepot planologisch-juridisch wordt geregeld. Daarbij moet de gemeente rekening houden met de bepalingen en de beperkingen van de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier, die inmiddels is vervangen door de Beleidslijn grote rivieren.
In mei 2003 heeft de raad van de gemeente Buren het bestemmingsplan 'Uiterwaarden Buren 2002' vastgesteld. In de voorschriften van dit bestemmingsplan (artikel 6.4.a) was voor het college de mogelijkheid opgenomen om een aanlegvergunning te verlenen voor "werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van baggerspecie, grond, puin of afvalmaterialen, voor zover deze van elders zijn aangevoerd." GS van Gelderland onthielden op 6 januari 2004 goedkeuring aan deze bepaling. Tegen de onthouden goedkeuring stelde de eigenaar van de gronden beroep in. De Raad van State verklaarde het beroep in april 2005 ongegrond (zaaknummer 200402715/1).
Na de onthouding van goedkeuring en de uitspraak van de Raad van State, werden de benodigde stukken opgesteld en de benodigde onderzoeken uitgevoerd. Dit resulteerde in een vrijstellingsprocedure op basis van artikel 19 lid 1 WRO. Het college van Buren nam dit vrijstellingsbesluit op 15 januari 2008. Aan het vrijstellingsbesluit lag een ruimtelijke onderbouwing in de vorm van een voorontwerpbestemmingsplan ten grondslag. Tegen het vrijstellingsbesluit werd bezwaar en beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak verklaarde het hoger beroep uiteindelijk ongegrond (zaaknummer 200905298/1/H1). Daarmee werd het vrijstellingsbesluit onherroepelijk.
3.5.3 Vertaling in veegplan
De locatie wordt nu meegenomen in het voorliggend bestemmingsplan "Buitengebied, derde herziening". In deze derde herziening wordt aangesloten op het voorontwerpbestemmingsplan 'Ingensche Waarden' van 22 augustus 2007. Omdat dit plan nog volgens de oude WRO is opgesteld, vindt er een vertaling naar de digitale standaarden van nu plaats.
Aanvullend op de regels die zijn opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan, is in het bestemmingsplan een gebruiksbepaling opgenomen dat het baggerspeciedepot niet verder dan 5 meter onder de waterspiegel mag worden opgevuld.
3.6 Windmolenpark 'A15' Te Lienden

Begrenzing windmolenpark A15
3.6.1 Omschrijving plangebied
Het plangebied is gelegen ten westen van de kernen Kesteren en Ochten en ligt ten noorden van de A15 en de spoorlijn Tiel-Elst. Energieleverancier Nuon heeft het initiatief genomen om hier vier windturbines op te richten over een lengte van 1,1 km. De windturbines hebben een betonnen fundering en een ashoogte van 78 tot 90 m en een rotordiameter van 70 tot 90 m. De maximale hoogte bedraagt 135 m. Tussen de windturbines onderling zit een afstand van ongeveer 320 m.
3.6.2 Geldende bestemmingsplannen en besluiten
Het geldende bestemmingsplan is het plan “Buitengebied Lienden 1997”.
In maart 2006 heeft Nuon (toen nog WEOM) een aanvraag ingediend voor een windmolenpark. De gemeenteraad besloot in november 2006 om medewerking te verlenen aan het initiatief en de vrijstellingsbevoegdheid (artikel 19.1 WRO) te delegeren aan het college. In 2007 is de ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
In januari 2008 lag het conceptvrijstellingsbesluit ter inzage. Er werden circa 700 zienswijzen ingediend. Het college besloot in augustus 2008 om alle zienswijzen ongegrond te verklaren en een verklaring van geen bezwaar aan te vragen bij de provincie. De provincie verleende deze in juni 2009. De bouwvergunning 1e fase en de artikel 19.1 WRO vrijstelling zijn op 16 juni 2009 verleend.
Tegen de artikel 19.1 WRO vrijstelling werden door 440 mensen bezwaar gemaakt. Het college verklaarde deze bezwaren op 2 november 2010 ongegrond. Vervolgens werd door vier partijen beroep ingesteld bij de Rechtbank Arnhem. De rechtbank verklaarde de beroepen op 15 maart 2012 gegrond, maar liet de rechtsgevolgen in stand.
Tegen de uitspraak van de Rechtbank Arnhem werd Hoger Beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling deed op 14 november 2012 uitspraak inzake het beroep tegen het Windmolenpark. Het beroep is ongegrond verklaard. Daarmee is de verleende vrijstelling onherroepelijk geworden.
3.6.3 Vertaling in veegplan
In voorliggend veegplan wordt het windmolenpark positief bestemd. De onderliggende agrarische bestemmingen worden eveneens meegenomen. Daarbij wordt aangesloten op het bestemmingsplan 'Buitengebied Buren 2008'. De definitieve bestemmingen is afhankelijk van de uitspraak van de Raad van State.
Gezien de ervaring van het Waterschap Rivierenland met vorige windmolenparken zal de toename aan verharding groter zijn dan 1.500 m2, waardoor er compenserende waterberging nodig is. Voordat het bouwplan wordt uitgevoerd, dienen in samenspraak met gemeente en waterschap afspraken te worden gemaakt over de watercompensatie.
4 Nieuwe Ruimtelijke Ontwikkelingen
4.1 Inleiding
In het buitengebied van de gemeente Buren staat een aantal nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op stapel. Deze ontwikkelingen zijn afzonderlijk getoetst aan de relevante wet- en regelgeving. Voor de afzonderlijke initiatieven zijn ruimtelijke onderbouwingen opgesteld die onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan en in de bijlagen zijn terug te vinden. De bijbehorende haalbaarheidsonderzoeken zijn eveneens als bijlagen opgenomen.
4.2 Gebieden
4.2.1 Dwarsweg 2 te Eck en Wiel

Begrenzing locatie Dwarsweg 2
Op het perceel Dwarsweg 2 te Eck en Wiel staat momenteel één gebouw. In dit gebouw is een woning en een opslagruimte aanwezig. De beoogde ontwikkeling betreft het realiseren van een vrijstaande woning, ter vervanging van de bestaande inpandige woning. Vanwege de aanwezigheid van teeltvrije zones en de geluidzone van de Provincialeweg is er beperkt ruimte voor het bouwen van de woning.
4.2.2 Hogeweg tegenover 3c te Lienden

Begrenzing locatie tegenover Hogeweg 3c
Het perceel tegenover Hogeweg 3c te Lienden is gesitueerd naast de kruising van de Rosmolenweg en de Hogeweg. De beoogde ontwikkeling betreft de oprichting van een fruitteeltbedrijf. Om dit te realiseren wordt in het veegplan een nieuw, nog niet bestaand agrarisch bouwvlak opgenomen met daarop ruimte voor een agrarische bedrijfswoning en agrarische bedrijfsgebouwen. Het beoogde bouwvlak heeft een oppervlakte van ongeveer 3.100 m2 en is op 29 meter afstand uit het hart van de Hogeweg gelegen.
De woning mag, conform het geldende bestemmingsplan, een inhoud hebben van maximaal 750 m3 en een goot- en nokhoogte van respectievelijk 6 en 12 meter. De goot- en nokhoogte van de bedrijfsgebouwen is gelimiteerd op respectievelijk 7 en 12 meter. Middels een landschappelijk inpassingplan wordt een optimale landschappelijke inpassing gecreëerd.
4.2.3 Burg. Houtkoperweg 4b-6 te Lienden

Begrenzing locatie Burg. Houtkoperweg 4b-6
Op het perceel Burg. Houtkoperweg 4b-6 in Lienden is zorgboerderij ‘Hoog-Broek’ gevestigd. Het perceel ligt ten zuidoosten van de kern Lienden, vlakbij buurtschap ‘Aalst’. Onlangs is voor deze locatie een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een nieuwe paardenstal en een multifunctioneel pand ten behoeve van de functies die de zorgboerderij biedt. Deze bebouwing wordt gerealiseerd op de plek van de bestaande parkeerruimte. Daardoor is er geen parkeerruimte meer aanwezig binnen het bestaande bouwvlak.
De initiatiefnemer wil zes parkeerplaatsen realiseren met een gezamenlijke oppervlakte van 112 m2. Deze parkeerplaatsen worden gerealiseerd direct aansluitend op het bestaande bouwvlak. Om de parkeerplaatsen mogelijk te maken, wordt het bestemmingsplan aangepast.
4.2.4 Marsdijk 22 te Lienden

Begrenzing locatie Marsdijk 22
Aan de Marsdijk 22 is een burgerwoning met bijbehorende gronden aanwezig. Initiatiefnemers willen ter plaatse een kleinschalige natuurcamping ontwikkelen. Het gaat om maximaal 25 kampeerplaatsen, plus de realisatie van drie ‘logeerhuisjes’. Om ter plaatse de natuur te kunnen beleven, zal ook enige natuurontwikkeling plaatsvinden. Bij het principeverzoek hebben de initiatiefnemers een inrichtingsplan ingediend. Er wordt rekening gehouden met het project Dijkverzwaring.
4.2.5 Marsdijk 24-24a te Lienden

Begrenzing locatie Marsdijk 24-24a
Op het perceel Marsdijk 24/24a in Lienden is een varkenshouderij gevestigd. Dit perceel ligt ten noordoosten van de kern Lienden. Aan de andere kant van de Marsdijk ligt de Neder-Rijn.
In 1992 is hier een nieuwe bedrijfswoning gebouwd, ter vervanging van de verouderde bedrijfswoning. De oude bedrijfswoning is echter nooit gesloopt en het gebruik als bedrijfswoning is nooit gestaakt. De oude bedrijfswoning valt nu onder het overgangsrecht. Het agrarisch bedrijf wordt tegenwoordig geëxploiteerd door een vader en een zoon. Om een einde te brengen aan de overgangssituatie is besloten de oude bedrijfswoning positief te bestemmen.
4.2.6 Molenkade 1 te Beusichem

Begrenzing locatie Molenkade 1
Aan de Molenkade 1 te Beusichem is het reeds bestaande agrarisch bedrijf (stieren- en koeienhouderij) van de heer P. Helmond gevestigd. Het betreft een nieuw agrarisch bedrijf met een nieuw agrarisch bouwvlak. Ten behoeve van de nieuwvestiging is in het verleden een procedure gevolgd en zijn de bijbehorende onderzoeken, waaronder een bodemonderzoek en een archeologisch onderzoek, uitgevoerd. Aan de achterkant van het perceel is een aantal sleufsilo's en lichtmasten gerealiseerd. Deze vallen buiten het agrarisch bouwvlak.
De gemeente Buren heeft geconcludeerd dat de vorm van het bouwvlak kan worden aangepast. Zoals uit ruimtelijke onderbouwing in de bijlage blijkt is dit ruimtelijk inpasbaar. Het agrarisch bouwvlak zal smaller en langer worden. In voorliggend plan zal worden geregeld dat op het deel met de sleufsilo’s en lichtmasten geen gebouwen zijn toegestaan.
4.2.7 Parkstraat ongenummerd te Maurik (tussen nr. 21b en 23)

Begrenzing locatie Parkstraat ongenummerd (tussen nr. 21b en 23)
Initiatiefnemer is voornemens een nieuw agrarisch bedrijf, inclusief bijbehorende bebouwing, te realiseren aan de Parkstraat. Het betreft een locatie ten westen van de kern Maurik. Hier wil men een fruitteeltbedrijf opstarten. Binnen het bouwvlak zullen een agrarische bedrijfswoning en een bedrijfsloods worden opgericht.
Voor de locatie is het van belang dat rekening wordt gehouden met de afstandsmaten ten opzichte van het transportbedrijf, dat tegenover het agrarisch bouwvlak is gelegen. Het plan houdt rekening met de minimaal aan te houden afstand van 50 meter.
4.2.8 Provincialeweg 21 / Hogestraat 1 te Ommeren

Begrenzing locatie Provincialeweg 21 en Hogestraat 1
Het ‘Heemkundig museum Lienden’ aan de Provincialeweg 21 te Ommeren wenst uit te breiden. Dit omdat het Boerenwagenmuseum te Buren en de Historische Kring Kesteren en Omstreken aan het museum worden toegevoegd. Vooruitlopend op deze uitbreiding is uit verkeersveiligheidsoverwegingen de ontsluiting van het perceel vanaf de Provincialeweg verplaatst naar de Zijveling, waar tevens een nieuwe parkeervoorziening is aangelegd. Initiatiefnemer is voornemens het resterende deel van dit perceel, dat ten zuiden van de uitbreiding ligt, in te richten als een natuur- en bosgebied.
Op het perceel aan de Hogestraat 1 (aan de overzijde van de Provincialeweg 21) is het clubgebouw van de scouting gevestigd. Uitbreiding van dit gebouw is op korte termijn gewenst. Het gebouw biedt onvoldoende ruimte om alle activiteiten doorgang te laten vinden. De scouting wordt ontsloten via de Hogestraat.
4.2.9 Provincialeweg 31 / Ommerenseveld te Ommeren

Begrenzing locatie Provincialeweg 31
Aan de Provincialeweg 31 is momenteel een agrarisch bedrijf gevestigd. Het gehele complex bestaat uit een bedrijfswoning (boerderij), diverse stallen en loodsen en een paardenbak. Hieromheen zijn weilanden gesitueerd die in gebruik zijn bij dit agrarische bedrijf.
In het kader van de VAB-regeling worden de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen aan de Provincialeweg 31 gesloopt. De totaal te slopen oppervlakte bedraagt 816 m2. In ruil voor de sloop van 816 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen mag een woongebouw met twee wooneenheden herbouwd worden. Dit woongebouw wordt gerealiseerd aan de Ommerenveldseweg, schuin tegenover huisnummer 13.
4.2.10 Rijnbandijk163 te Maurik

Begrenzing locatie Rijnbandijk 163
Aan de Rijnbandijk 163 is een monumentale agrarische bedrijfswoning (boerderij) met bijbehorende gronden aanwezig. De boerderij bestaat uit een woonhuis met een voormalige deel. De boerderij en schuur zijn in vervallen staat.
Het plan betreft de restauratie van de bestaande, vervallen boerderij. Hierbij zullen onder andere in de voormalige deel een vergaderruimte en vier bed en breakfastkamers worden gerealiseerd. De vervallen stal wordt opgeknapt en het erf zal opnieuw ingericht worden. Het plan voorziet in de aanleg van een parkeervoorziening voor 82 auto’s op eigen terrein.
Initiatiefnemers hebben een erfinrichtingsplan laten opstellen. Het erf is geheel volgens de uitgangspunten van een boerenerf ontworpen, waarbij de huidige kwaliteiten zijn benut. Onderstaande afbeelding toont deze schets op hoofdlijnen.
De huidige koppeling met het agrarische bouwvlak op Rijnbandijk 175 komt te vervallen. Hierbij blijft de aanduiding ‘(-w)’, het verbod van het realiseren van een bedrijfswoning aan de Rijnbandijk 171, onverkort van kracht.

4.2.11 Verhuizensestraat 3a te Ingen

Begrenzing locatie Verhuizensestraat 3a
In de huidige situatie is een agrarisch bouwvlak aanwezig, met daarbinnen een agrarische bedrijfswoning, een veeschuur van ongeveer 300 m2 en een veeschuur van ongeveer 360 m2. Het perceel wordt ontsloten via de Verhuizensestraat en er is parkeergelegenheid op eigen terrein. De omliggende gronden zijn in agrarisch gebruik. In de toekomstige situatie worden beide veeschuren gesloopt (in totaal iets meer dan 660 m2), evenals de agrarische bedrijfswoning.
In ruil voor de te slopen schuren wil initiatiefnemer een nieuw woongebouw van 750 m3 oprichten, met daarbinnen ruimte voor twee wooneenheden. Dit woongebouw zal buiten het bestaande agrarische bouwvlak worden gerealiseerd, ten zuidoosten van de bestaande bebouwing. In ruil voor de te slopen agrarische bedrijfswoning wordt een burgerwoning teruggebouwd. Deze woning mag ten opzichte van de te slopen woning met maximaal 100 m3 worden vergroot.
4.2.12 Zandstraat ongenummerd te Lienden

Begrenzing locatie Zandstraat ongenummerd
Initiatiefnemer is voornemens een nieuw agrarisch bedrijf te starten aan de Zandstraat (ongenummerd) te Lienden. De initiatiefnemer wil op het perceel een loods en een agrarische bedrijfswoning bouwen ten behoeve van een fruitteeltbedrijf (kersen). Initiatiefnemer heeft circa 9,6 hectare grond in eigendom.
Het betreft een onbebouwd agrarisch gebied. Ten zuidwesten van het toekomstige agrarische bouwvlak zijn enkele woningen gelegen. Ten noordoosten van het plangebied ligt een natuurgebied.
Het bouwvlak wordt 47 meter bij 60 meter groot. Ten opzichte van de woningen aan de westzijde en de weg aan de zuidzijde, is een afstand van respectievelijk 50 meter en 15 meter aangehouden.
4.3 Ambtshalve Aanpassingen
4.3.1 Algemeen
Voor vier percelen vindt een ambtshalve wijziging plaats. Het gaat om de volgende vier percelen:
- Burensedijk 5 te Kerk-Avezaath;
- Prinses Margrietstraat 2 te Rijswijk;
- Veerweg 1 te Eck en Wiel (Landgoed De Heerlijkheid);
- Van Westrhenenweg ongenummerd te Eck en Wiel.
4.3.2 Burensestraat 2 te Kapel-Avezaath
Aan de Burensestraat 2 in Kapel-Avezaath is een intensieve veehouderij aanwezig. Er is een agrarische bedrijfsgebouw geplaatst, die de grenzen van het agrarisch bouwperceel overschrijdt. Hiervoor is een omgevingsvergunning met binnenplanse afwijking verleend. Dit is echter nog niet verwerkt in het bestemmingsplan.
Het agrarisch bouwvlak is op de verbeelding opgenomen, waarbij deze zodanig is aangepast dat het gebouw en de woning binnen het bouwvlak liggen. Op de verbeelding is rekening gehouden met de geluidzone van de Betuweroute en de vrijwaringszone van de weg.
4.3.3 Burensedijk 5 te Kerk-Avezaath
Aan de Burensedijk 5 in Kerk-Avezaath was voorheen een agrarisch bedrijf gevestigd. Tegenwoordig worden de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gebruikt ten behoeve van caravanstalling (1.450 m2) en voor de verhuur van kleinschalige opslagruimten (1.700 m2). Dit is ook zo vastgelegd in het geldende bestemmingsplan “Buitengebied Buren 2008”. In dit bestemmingsplan heeft het perceel namelijk de bestemming “Bedrijf – Beperkt” met de aanduidingen ‘caravanstalling’ en ‘verhuur kleinschalige opslagruimte’. Op basis van de hierbij horende regels is het niet toegestaan om de oppervlakte, de inhoud, de goothoogte en de hoogte van de bedrijfsgebouwen te vergroten.
In de praktijk is gebleken dat de goothoogte van één van de bedrijfsgebouwen te laag was om caravans te kunnen stallen. De goothoogte van dit bedrijfsgebouw is zonder omgevingsvergunning verhoogd. Dit is niet toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. Door verhoging van de goothoogte is de inhoud van de bedrijfsgebouwen vergroot. Dit is niet wenselijk bij niet-agrarische bedrijven in het buitengebied. Na overleg is gebleken dat de eigenaar van de gronden bereid is een (gedeelte van een) ander bedrijfsgebouw te slopen, zodat de totale inhoud van de bedrijfsgebouwen niet toeneemt. Onder die voorwaarde is de gemeente Buren bereid de afwijkende goothoogte te legaliseren in het voorliggende bestemmingsplan “Buitengebied, derde herziening”.”
4.3.4 Prinses Margrietstraat 2 te Rijswijk
Aan de Prinses Margrietstraat 2 in Rijswijk staat een burgerwoning, die als Rijksmonument is aangemerkt. Aan de achterzijde van het perceel is een druivenkas gebouwd. Deze druivenkas is zonder omgevingsvergunning gerealiseerd. Op basis van het geldende bestemmingsplan “Buitengebied Buren 2008” is het niet mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen voor de druivenkas. De druivenkas staat namelijk buiten het bestemmingsvlak “Wonen”, op gronden met de bestemming “Agrarisch – Oeverwalgebied”.
Om te onderzoeken of de druivenkas bijdraagt aan het monumentale ensemble, is een erfadvies ingewonnen bij het Gelders Landschap. Het Gelders Landschap geeft in zijn advies aan dat de druivenkas past bij het monumentale ensemble. Hierbij wordt echter ook aangegeven dat de sloop en herbouw van één van de op het perceel aanwezige schuren wenselijk is. De sloop- en herbouw van deze schuur is privaatrechtelijk vastgelegd. Door de sloop van deze schuur wordt een ruimtelijke winst behaalt. Dat geeft aanleiding om de druivenkas te legaliseren. De legalisering van de druivenkas, maakt onderdeel uit het voorliggende bestemmingsplan “Buitengebied, derde herziening”.
4.3.5 Veerweg 1 / P. van Westrhenenweg ongenummerd te Eck en Wiel
De percelen Veerweg 1 in Eck en Wiel en P. van Westrhenenweg ongenummerd in Ingen maken onderdeel uit van het bestemmingsplan “Buitengebied, tweede herziening”. Gebleken is dat in beide digitale verbeeldingen fouten staan. Om deze fouten te herstellen, zijn de plangebieden opgenomen in voorliggende bestemmingsplan “Buitengebied, derde herziening”.
5 Juridische Aspecten
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze van juridische vertaling in planregels van de voor het plangebied gewenste ontwikkelingen. De verbeelding en de regels van dit bestemmingsplan sluiten inhoudelijk aan op het bestemmingsplan Buitengebied 2008 en de daarop volgende twee veegplannen. De regels zijn aangepast aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008) en de nieuwe wet- en regelgeving.
5.1 Algemeen
Op de verbeelding is met behulp van de in de SVBP 2008 bepaalde methode de bestemming van de gronden aangegeven. De bijbehorende bepalingen zijn vervolgens opgenomen in de planregels. De verbeelding visualiseert de planregels.
De planregels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels
Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft het artikel 'begripsbepalingen' waarin wordt toegelicht wat onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Het tweede artikel is 'Wijze van meten', waarin wordt toegelicht hoe de benoemde maatvoering moet worden gemeten.
2. Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen nader verklaard. Hierin wordt onder andere bepaald de maximale bebouwingshoogte en het bebouwingspercentage. De gehanteerde bestemmingen worden in de paragraaf 5.3 van dit hoofdstuk verder uitgewerkt.
3. Algemene regels
In dit hoofdstuk worden regelingen opgenomen die zijn bedoeld voor meer dan één bestemming. De gehanteerde algemene bepalingen worden nader toegelicht in paragraaf 5.4 van dit hoofdstuk.
4. Overgangs- en slotregels
Binnen de overgangsbepalingen wordt geregeld dat met het bestemmingsplan strijdige bouwwerken en plannen welke (legaal) bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan mogen worden herbouwd, mits er geen veranderingen plaatsvinden in aard en omvang. In de slotregel wordt de officiële naam van het bestemmingplan genoemd, welke moet worden gebruikt om te verwijzen naar het plan.
5.2 Opbouw Regels
Bestemmingsomschrijving
Per bestemming zijn onder de bestemmingsomschrijving de functies opgenomen waarvoor de bewuste gronden mogen worden gebruikt. Alle onder de navolgende elementen opgenomen bepalingen zijn gerelateerd aan deze doeleinden. Gebruik van de gronden, inclusief de zich hierop bevindende bouwwerken, dat in strijd is met de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd, is ingevolge het bepaalde in de "Algemene gebruiksbepalingen" verboden en als zodanig ook strafbaar. Een uitzondering hierop vormt slechts het gebruik dat is toegestaan volgens de 'overgangsbepalingen'.
Gebruik
Voor een aantal bestemmingen is, onder een apart element, nadrukkelijk vermeld welk gebruik niet is toegestaan. Hiermee is een nadere afweging gemaakt tussen doeleinden die met elkaar strijdig kunnen zijn en met de belangen van de omgeving.
Bouwregels
Voor alle bestemmingen is vermeld welke, aan de doeleinden gerelateerde, bebouwing is toegestaan. Voor de toegestane bebouwing zijn regels opgesteld met betrekking tot de toegestane omvang en situering. Bij een aantal bestemmingen, waaronder met name de agrarische bestemmingen, is een onderscheid gemaakt in bebouwing binnen het bouwvlak enerzijds en bebouwing hierbuiten anderzijds.
Afwijken van de bouwregels en de gebruiksregels
Onder een groot aantal bestemmingen zijn mogelijkheden om af te wijken opgenomen. Met behulp hiervan kunnen Burgemeester en Wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van elders in het plan gestelde regels. Hiermee wordt het plan flexibel gehouden ten aanzien van ontwikkelingen die wel te verwachten zijn, maar waarvan de juiste omvang en situering vooralsnog niet zijn te voorzien.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Om te voorkomen dat een terrein minder geschikt wordt voor de verwerkelijking van de in de doeleinden beschreven bestemming en ter handhaving van een verwerkelijkte bestemming, is onder een groot aantal bestemmingen een stelsel voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Hierin is aangegeven welke werken en werkzaamheden omgevingsvergunningplichtig zijn en onder welke voorwaarden de bewuste omgevingsvergunningen door Burgemeester en Wethouders kunnen worden verleend.
Het uitvoeren van de genoemde werken en werkzaamheden zonder omgevingsvergunning is ingevolge het bepaalde in de 'Algemene gebruiksbepalingen' verboden en als zodanig ook strafbaar.
5.3 Bestemmingen
Binnen het plangebied komt een groot aantal bestemmingen voor. Voor het merendeel van deze bestemming geldt dat deze hun herkomst hebben in het bestemmingsplan Buitengebied Buren 2008 en de daarop volgende veegplannen. Voor de toelichting op de verschillende bestemmingen wordt dan ook terug verwezen naar deze voorliggende bestemmingsplannen.
In afwijking op het bovenstaande zijn in dit derde veegplan enkele bestemmingen toegevoegd. Het betreft de bestemmingen:
- Recreatie - De Beldert;
- Recreatie - Eiland van Maurik;
- Recreatie - Golfterrein;
- Bedrijventerrein - Recreatief bedrijventerrein.
De eerste drie bestemmingen zijn opgesteld ten einde een specifieke regeling te treffen voor de aanwezige recreatiebedrijven en/of recreatieterreinen. Hierbij is het bestaande planologische regime als uitgangspunt genomen en vertaald naar de bestemmingssystematiek, zoals deze door de gemeente Buren nu wordt gebruikt. Om de bestemmingen te kunnen plaatsen binnen het buitengebied van Buren, is ervoor gekozen de bestemmingsnaam aan te laten sluiten op de benamingen van de recreatiegebieden.
De bestemming 'Bedrijventerrein - Recreatief bedrijventerrein' komt uit het bestemmingsplan 'Waterrecreatiegebied Eiland van Maurik – Herziening ASR'. De bestemming 'Bedrijventerrein – Recreatief bedrijventerrein' is toegekend aan de gronden waarop het recreatiebedrijf All Sports Resort Maurik activiteiten organiseert. De bestemming is gericht op het bieden van mogelijkheden voor intensievere vormen van recreatie. Het bebouwd oppervlak en de inhoud van de gebouwen mogen tot 10% van het bestaande worden uitgebreid (het bestaand oppervlak is opgenomen in de tabel 'Staat van oppervlakten', die als bijlage bij de regels is opgenomen). Aangezien de outdooractiviteiten tevens moeten worden beschouwd als geluidzoneringsplichtige inrichting, is op de verbeelding de bijbehorende geluidzone als aanduiding opgenomen.
5.4 Algemene Aanduidingsregels
Geluidszone - bedrijventerrein
De als geluidszone aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming dan wel instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
Geluidszone - 57dB contour Betuweroute
De als geluidszone - 57 dB aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming dan wel instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van de Betuweroute.
Milieuzone - spuitzone
Deze zone is opgenomen om te voorkomen dat binnen een bestaande spuitzone een nieuw milieugevoelig object wordt opgericht op basis van een onderliggende bestemming. Milieuzone - teeltvrije zone
Deze zone is opgenomen om te voorkomen dat gronden in gebruik genomen worden voor fruitteelt of andersoortige teelt waarbij bestrijdingsmiddelen worden toegepast. Vrijwaringszone - Weg
De aanduiding 'Vrijwaringszone - Weg' is toegekend aan zones aan weerszijden van de als 'Verkeersweg' bestemde wegen. De dubbelbestemming is gericht op het tegengaan van ontwikkelingen die een belemmering kunnen vormen voor het verkeer op de aangrenzende wegen. Hiertoe moet voor het verlenen van afwijkingen en voor het wijzigen van het plan, de wegbeheerder worden gehoord. Voor het overige mogen de gronden worden gebruikt en bebouwd volgens de onderliggende bestemmingen.
Vrijwaringszone - dijk - 1
Middels deze vrijwaringszone is de beschermingzone voor waterkeringen geregeld. Met deze regeling is het niet mogelijk overeenkomstig de enkelbestemming direct te bouwen. Slechts na afwijking kan overeenkomstig de enkelbestemming gebouwd worden. In het kader van de afwijking wordt het belang van de waterkering meegenomen.
Vrijwaringzone - dijk - 2
Middels deze vrijwaringszone wordt de buitenbeschermingszone, zoals deze is opgenomen in de Keur van het Waterschap, geregeld. Deze regeling heeft beperkte implicaties voor de opgenomen bouwmogelijkheden in het plan.
5.5 Algemene Afwijkingsregels
Het bestemmingsplan bevat, in navolging op het bestemmingsplan Buitengebied Buren 2008 en de navolgende veegplannen, enkele afwijkingsbevoegdheden. Na afwijking kan het college medewerking verlenen aan verschillende nieuwe initiatieven binnen het plangebied. Deze mogelijkheden zijn hieronder benoemt.
Bed & breakfast
Vanuit recreatief oogpunt is het hebben van bed & breakfast-gelegenheden een goede zaak. Teneinde ter plaatse dit te kunnen toestaan biedt deze afwijkingsbevoegdheid, onder nader benoemde omstandigheden en voorwaarden, mogelijkheden. De mogelijkheden zijn overeenkomstig het bestaande beleid van de gemeente.
Kleine uitbouwen woningen
Soms kunnen kleine uitbouwen bij woningen (waartegen ruimtelijk geen bezwaren bestaan) door toepassing van de regels te zeer beperkt worden. Met deze afwijkingsbevoegdheid kan daar in voorkomende gevallen soepel mee worden omgegaan.
Inwoning ten behoeve van mantelzorg
Met deze afwijking wordt het onder nader benoemde omstandigheden en voorwaarden mogelijk gemaakt om inwoning toe te staan en een woning te vergroten met 150 m3 ten behoeve van inwonende personen.
Aan huis gebonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten
Aan huis gebonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten worden met deze afwijking onder nader benoemde omstandigheden en voorwaarden mogelijk gemaakt. De beide begrippen zijn in de begripsbepalingen gedefinieerd.
Bijgebouwen op grotere afstand van woningen
Teneinde het mogelijk te maken dat bijgebouwen bij woningen buiten de huispercelen tot op een afstand van 70 m uit de achtergevel kunnen worden gebouwd, is deze afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Evenementen
Voor het toestaan van evenementen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Nadere voorwaarden kunnen in het kader van de APV worden gesteld.
5.6 Wijzigingsbevoegdheden
Het plan bevat algemene wijzigingsregels om de bestemmingen 'Waarde - Archeologie onderzoeksgebied' of 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied' toe te kennen aan gronden dan wel af te voeren.
6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied, derde herziening is een zogenaamd ‘veegplan’. Er zijn voor de gemeente geen uitvoeringskosten in relatie tot dit bestemmingsplan die noodzaken tot het opstellen van een specifiek onderzoek naar economische aspecten.
De in het bestemmingsplan opgenomen nieuwe ontwikkelingen betreffen particuliere initiatieven op eigen gronden. Ten behoeve van deze ontwikkelingen hoeven door de gemeente Buren geen voorzieningen te worden getroffen, noch aan- of verkopen te worden gedaan. Conform artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening heeft de gemeente de kosten verhaald op de initiatiefnemers via een (anterieure) overeenkomst. Daar waar geen sprake is van een bouwplan (6.2.1 Bro) zijn de kosten op grond van de legesverordening op de initiatiefnemers verhaald. In de bijgevoegde ruimtelijke onderbouwingen wordt nader ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dat specifieke plan. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee voldoende verzekerd geacht.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Vooroverleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft er vooroverleg plaatsgevonden met de provincie Gelderland en het Waterschap Rivierenland.
Provincie Gelderland
Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland stuurden op 5 juni 2008 en 22 oktober 2009 brieven toe aan alle gemeenten over de wijze waarop zij betrokken wensen te worden bij bestemmingsplanprocedures. Hierin staat dat enkel bij plannen waarbij sprake is van provinciale verantwoordelijkheid formeel vooroverleg verplicht is. Bij plannen waarbij alleen sprake is van provinciaal belang, maar niet van provinciale verantwoordelijkheid, kan volstaan worden met het inschakelen van de provincie in het kader van de planbegeleiding. Die planbegeleiding heeft plaatsgevonden door alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in periodieke ambtelijke overleggen met de provincie te bespreken. Naar aanleiding van deze ambtelijke overleggen is geconcludeerd dat er bij de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen geen sprake is van provinciale verantwoordelijkheid.
Waterschap Rivierenland
Het wateradvies van het Waterschap Rivierenland d.d. 29 oktober 2012 is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Het Waterschap Rivierenland geeft aan vroegtijdig bij het proces betrokken te zijn. Het proces van de watertoets is goed doorlopen.
Het wateradvies van het Waterschap Rivierenland d.d. 29 oktober 2012 is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Het Waterschap Rivierenland geeft aan vroegtijdig bij het proces betrokken te zijn. Het proces van de watertoets is goed doorlopen.
Het waterschap benoemt enkele aandachtspunten:
- een aantal verbeeldingen ontbreekt;
- ter plaatse van het windmolenpark A15 ontbreekt de rioolwaterpersleiding op de verbeelding;
- voor de Erichemsekade 8 is nog nadere afstemming noodzakelijk;
- in de toelichting ontbreekt de compenserende waterberging;
- daarnaast worden enkele tekstuele verbeteringen voorgesteld.
Het waterschap adviseert positief over het plan, mits de opmerkingen op de juiste wijze worden verwerkt.
6.2.2 Inspraak
In de gemeentelijke inspraakverordening staat dat er geen inspraak wordt verleend als een besluit wordt voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Een bestemmingsplan wordt voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Er is daarom geen inspraak verleend.
6.2.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan “Buitengebied, derde herziening” heeft met bijbehorende stukken, ingevolge artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening, van donderdag 29 november 2012 tot en met woensdag 9 januari 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode bestond de mogelijkheid om zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen in te dienen. De zienswijzen zijn samengevat en van beantoording voorzien in de procesnota (bijlage).
6.2.4 Vaststelling
Het bestemmingsplan is op 2 april 2013 door de gemeenteraad gewijzigd vastgesteld. De wijzigingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan zijn opgenomen in de procesnota. Voorts zijn als gevolg van enkele amendementen (bijlage) de volgende onderdelen niet vastgesteld en daarmee uit het bestemmingsplan gelaten:
- Parkstraat, tussen 13 en 15 (Maurik);
- Erichemsekade 8 (Buren).
De toelichting, regels en verbeelding is hierop aangepast.
1 Staat Van Oppervlakten

Adres | Kenmerken | Oppervlakte (in m2) |
Rijnbandijk 22c (All Sports Resort) | Inventarisatie gebouwen en bouwwerken | |
A | woonhuis / bedrijfswoning | 266 |
B | boothuis met bedrijfswoning | 110 |
C | tuinhuisje | 6 |
D | badhuis | 80 |
E & F | 8 partytenten | 600 |
G | zeecontainer | 28,8 |
H | houtcontainer | 16,8 |
I | klimtoren | 16 |
J | drijvend verkooppunt motorbrandstoffen | 10 |
K | vuurtoren | 14 |