Bestemmingsplan Parallelweg 10
Bestemmingsplan - Doesburg
Vastgesteld op 27-10-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Parallelweg 10 van de gemeente Doesburg;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0221.BPL11003HBE-VA01 met de bijbehorende regels en bijlage;
1.3 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerp-technisch of kunstzinnig gebied, dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uit-geoefend door de hoofdbewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 agrarisch bedrijf:
een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.6 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.7 bed & boterham:
een kleinschalige vorm van logiesaccommodaties, waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid heb-ben en waarbij er een gemeenschappelijke ruimte is waar gasten een door de ondernemer bereide maaltijd (ontbijt) kunnen nuttigen;
1.8 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.9 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.10 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;
1.11 bestaand:
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.15 boogkas:
een transparante afdekking van gewassen, geen bouwwerk zijnde, met een hoogte van maximaal 1 m;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 extensieve dagrecreatie:
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.26 gebruiken:
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.27 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;
1.28 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.29 inwoning:
het bewonen van één woning door twee of meer huishoudens met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.30 kampeermiddel:
tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.31 kas:
een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten;
1.32 kleinschalig kampeerterrein:
het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, met dien verstande dat buiten de periode van 15 maart tot en met 15 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
1.33 kweektunnel:
een halfrond of nagenoeg halfrond verplaatsbaar bouwwerk overtrokken met lichtdoorlatend materiaal en bestemd voor de kweek van gewassen en de bescherming van gewassen tegen neerslag;
1.34 landschapsplan:
een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven;
1.35 lichte horeca:
activiteiten waar overdag kleine etenswaren en niet of licht alcoholische dranken worden verstrekt, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;
1.36 nevenactiviteit:
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m²), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
1.37 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of over-wegend in gebouwen plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, een-denmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij;
1.38 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;
1.39 overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw en dat maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
1.40 paardenbak:
een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.41 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.42 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.43 regenkap:
een bouwwerk met een hoogte van maximaal 4 m en bestemd voor de bescherming van gewassen tegen neerslag;
1.44 rolkas:
een kas waarbij kenmerkend is, dat deze over een zekere afstand over rails kan worden verplaatst;
1.45 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.46 teeltondersteunende voorzieningen:
constructies bedoeld ter tijdelijke ondersteuning van open grondteelt, zoals kweektunnels, regenkappen, tunnel-, boog- en rolkassen;
1.47 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw; gebouwen welke met meer dan één zijde naar de weg gekeerd zijn hebben meerdere voorgevels;
1.48 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten
- a. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- b. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen en met uitzondering van ondergrondse bouwwerken;
- c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoor-stenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- d. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neer-waarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- e. de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de over-kapping.
2.2 Dakkapellen
Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan en van de bedrijfsgebouwen alleen de eerste bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
- b. het bestaande aantal bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan;
- c. nevenactiviteiten als opgenomen in bijlage 1, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 25% met een absoluut maximum van 350 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt;
- 2. er geen detailhandel anders dan de verkoop van ter plaatse geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
- 3. er geen horeca mag plaatsvinden;
- 4. parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
- 5. buitenopslag en/of buitenstalling van werktuigen niet is toegestaan;
- 6. er slechts sprake mag zijn van een geringe toevoeging van gebiedsvreemd geluid;
- 7. de nevenactiviteit geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking mag hebben;
- 8. er sprake is van een lage visuele uitstraling op het landschap;
- d. recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van Bed & Boterham, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 30 m² per gastenkamer is toegestaan;
- 2. er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gerealiseerd, dan wel het bestaande aantal gastenkamers;
- 3. deze activiteiten tevens in bijgebouwen en schuren zijn toegestaan;
- 4. parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
- e. teeltondersteunende voorzieningen;
- f. de bestaande paardenbakken;
- g. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
- h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- i. de bestaande nutsvoorzieningen,
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Vervangende bouwregel
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 7 Algemene Van Toepassing Verklaring
Het "bestemmingsplan Archeologie" zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 29 oktober 2009 met plan-ID NL.IMRO.0221.BPL09003HBY-OH01 blijft van toepassing op het plangebied van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Parallelweg 10.
Bijlage
Bijlage 1 Nevenactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
Bij de gemeente Doesburg is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het uitbreiden van een ligboxenstal (tussenbouw) op het perceel Parallelweg 10 te Doesburg, kadastraal bekend gemeente Doesburg sectie E nummer 1674.
Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan 'Angerlo in hoofdzaken', goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 6 april 1964. Voor het perceel is een bestemming 'agrarisch gebied zonder bebouwing B' opgenomen. Op deze gronden is geen bebouwing toegestaan. De gewenste omgevingsvergunning kan met het geldende bestemmingsplan niet worden verkregen.
Dit bestemmingsplan bevat de juridisch planologische regeling voor het grondgebonden agrarische bedrijf aan de Parallelweg 10 te Doesburg.
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied betreft een locatie waar het familiebedrijf van initiatiefnemer al generaties is gevestigd. Op de voorgevel van de boerderij prijkt de naam Engestede, maar in de volksmond wordt de boerderij Kampstede genoemd. In 1881 is de boerderij ter plaatse gebouwd door de familie Derkens, waarna begin jaren 60 de boerderij door huidige initiatiefnemer is gekocht. Sindsdien heeft deze familie ter plaatse het melkveebedrijf verder ontwikkelt. Begin jaren 70 deed de loopstal zijn intrede en is ook op deze locatie een loopstal gerealiseerd. In 1993 is een nieuwe rundveestal conform bouwvergunning opgericht, die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het huisvesten van jongvee. Alle bebouwing op deze locatie is rechtsgeldig aanwezig. Ook beschikt het bedrijf over de noodzakelijke vergunningen voor het in bedrijf hebben van een melkrundveebedrijf.
2.2 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan 'Angerlo in hoofdzaken', goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 6 april 1964. Voor het perceel is een bestemming 'agrarisch gebied zonder bebouwing B' opgenomen. Op deze gronden is geen bebouwing toegestaan.
Nadien is een bestemmingsplan (gemeente Angerlo, bestemmingsplan buitengebied) in procedure gebracht, op basis waarvan rechtsgeldige vergunningen zijn verleend voor onderhavig perceel. Voor dit perceel heeft dit bestemmingsplan echter nooit een onherroepelijke status gekregen. Alle bebouwing op het perceel is desondanks rechtsgeldig aanwezig.
De gewenste omgevingsvergunning kan met het geldende bestemmingsplan 'Angerlo in hoofdzaken' daarom niet worden verkregen. Op dit moment wordt er wel gewerkt aan een nieuw bestemmingsplan voor Beinum, echter deze bevindt zich nog in de voorbereidende fase. Het is niet wenselijk om deze planvorming af te wachten.
2.3 Toekomstige Situatie
Het bedrijf ontwikkelt zich en wenst een automatisch melksysteem(melkrobot) op het bedrijf te installeren. Met een dergelijk melksysteem is er naast de arbeidsverlichting ook sprake van een hogere melkproductie en een betere diergezondheid. Eén van de vereisten voor een goed functionerend automatisch melksysteem is het koeverkeer in de stal. Hierbij worden de koeien gestimuleerd om door het melksysteem te lopen, waarbij ze worden gemolken. Om dit te kunnen bewerkstelligen is een uitbreiding van de stalruimte noodzakelijk. Het bouwplan voorziet in een zijwaartse uitbreiding, waarbij de twee aanwezige ligboxenstallen met elkaar worden verbonden tot één rundveestal. Er is bewust voor gekozen om een extra kap te plaatsen tussen de twee bestaande kappen. Hiermee krijgt de stal meer inhoud, wat de ventilatie en daarmee de diergezondheid ten goede komt.
Om bovenstaande ontwikkeling te realiseren is aanpassing nodig van het geldende bestemmingsplan. Voor het perceel wordt een bouwvlak strak om de bestaande bebouwing en voorzieningen opgenomen overeenkomstig de feitelijke legale situatie. Door het opnemen van een bouwvlak is het mogelijk een omgevingsvergunning aan te vragen voor de beperkte uitbreiding van de ligboxenstal.
Luchtfoto met daarbij aangegeven de uitbreiding van de ligboxenstal
2.4 Beleid
Het provinciaal ruimtelijk beleid is weergegeven in het Streekplan (Structuurvisie onder de Wro) en de Ruimtelijke Verordening. De locatie is gelegen in 'Multifunctioneel gebied, waardevol landschap' zoals aangewezen in het Streekplan. Voor deze gebieden geldt conform het generiek beleid een 'ja-mits' benadering voor het toevoegen van bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen, waarbij recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen.
Het verzoek is gericht op het planologisch regelen van de huidige agrarische bedrijfsvoering en een geringe uitbreiding van bebouwing. Door het uitbreiden van de agrarische bebouwing, zal het landschap niet worden aangetast. Voor het overige zijn er geen gevolgtrekkingen vanuit het beleid voor onderhavig perceel opgenomen.
2.5 Welstand
Het bouwplan zal worden voorgelegd aan de adviescommissie voor welstand. Deze commissie zal beoordelen of het bouwplan passend zal zijn in de omgeving.
Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten
Het bestemmingsplan richt zich op het planologisch regelen van het huidige legaal aanwezige agrarische bedrijf en de mogelijkheid twee aanwezige rundveestallen met elkaar te verbinden tot een groter rundveestal, waarbij de dierenaantallen gelijk blijven.
3.1 Bodem
Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.
Op het perceel worden geen verblijfsruimten en/of gebouwen opgericht waarin zich gedurende langere tijd personen bevinden. Een onderzoek naar de bodemgesteldheid is in deze dan ook niet noodzakelijk. Mocht er op de locatie grond vrijkomen dan wordt verwezen naar de uitgangspunten van het besluit bodemkwaliteit.
Op basis van bovengenoemde bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen uitbreiding van de ligboxenstal.
3.2 Archeologie
De gemeente Doesburg heeft haar archeologiebeleid vertaalt in het bestemmingsplan 'Archeologie doesburg 2009'. Dit bestemmingsplan blijft onverkort van kracht voor onderhavige locatie. Voor de locatie is de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische verwachtingswaarde hoog' opgenomen. Voor bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 0,5m dient een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te worden aangevraagd.
De omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat door de werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal danwel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.
Conclusie
Voor de ontwikkeling is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden vereist. Deze zal door de initiatiefnemer worden aangevraagd. Het bestemmingsplan is voor het aspect archeologie derhalve uitvoerbaar.
3.3 Water
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat als een vraag met ja wordt beantwoord het waterthema relevant is.
De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld. Het bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande legale situatie vast, hierdoor zijn een aantal thema's minder relevant.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
Hoofdthema’s | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? | Ja |
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | Nee | |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? | Nee |
2. Ligt in het plangebied een persleiding van Waterschap Rijn en IJssel? | Nee | |
3. Ligt in of nabij het plangebied een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap? | Nee | |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is sprake van toename van verhard oppervlak? | Ja |
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? | Ja | |
3. Bevinden zich in of nabij het plangebied natte en laaggelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes? | Nee | |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? | Nee |
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? | Nee | |
3. Is in het plangebied sprake van kwel? | Nee | |
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | Nee | |
Oppervlaktewaterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? | Nee |
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? | Nee | |
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een strategisch actiegebied? | Nee | |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt in het plangebied een beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? | Nee |
2. Bevinden zich of komen er functies in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico’s met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee | |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een hydrologisch beïnvloedingsgebied voor natte land natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte ecologische verbindingzone? | Nee |
Nee | ||
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte landnatuur? | Nee | |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn van het waterschap? | Nee |
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee | |
Aandachtsthema’s | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Veiligheid
In de omgeving van het plangebied ligt de primaire waterkering van de IJssel. Het bouwvlak ligt niet in de beschermingszone van de waterkering.
Wateroverlast
In de huidige situatie is het gedeelte tussen de twee ligboxenstallen reeds grotendeels verhard. De toename van het verhard oppervlakte (circa 100 m2) is daarmee te verwaarlozen. Het hemelwater van de bestaande bebouwing is reeds afgekoppeld. Er is op het perceel van de initiatiefnemer voldoende ruimte om dit water, al of niet middels een aparte voorziening, te infiltreren zonder dat er rondom de bebouwing wateroverlast kan optreden.
Watertoets
In het kader van de watertoets is op PM overleg gevoerd met het Waterschap. De resultaten van de relevante aspecten zijn in de waterparagraaf verwerkt.
3.4 Flora En Fauna En Overige Milieuaspecten
EcoGroen Advies BV heeft een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd in verband met de voorgenomen uitbreiding van de ligboxenstal aan de Parallelweg 10 te Doesburg. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet. Het onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek op 16 augustus 2011 en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens.
Aangetroffen en te verwachten soorten:
- In het onderzoeksgebied zijn geen beschermde of bedreigde plantensoorten aangetroffen of te verwachten;
- Schade op vaste verblijfplaatsen, vlieg- en/of jachtroutes en foerageergebieden van vleermuizen wordt niet verwacht;
- Verspreid in het onderzoeksgebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde grondgebonden zoogdiersoorten te verwachten;
- De aanwezige beplanting en stallen vormen broedgebied voor algemeen voorkomende broedvogels. Tevens zijn jaarrond beschermde nesten van Huismus in de stal met jongvee te verwachten;
- De aanwezige ruigte en strooisellaag vormen geschikt overwinteringsgebied voor de laag beschermde amfibieën. Zwaarder beschermde amfibieën zijn niet aangetroffen of te verwachten;
- Er zijn geen reptielen of beschermde vissen, ongewervelden en weekdieren aangetroffen en/of te verwachten. Geschikte biotopen voor deze soortgroepen ontbreken in en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied.
Vrijstelling en mitigerende maatregelen
- Het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet is hier niet aan de orde;
- Bij de beoogde plannen gaan mogelijk exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën verloren. Voor de aanwezige of te verwachten tabel 1-soorten geldt in deze situatie echter automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet. Bovendien worden de werkzaamheden uitgevoerd buiten de kwetsbare perioden;
- Voor alle vogels geldt dat werkzaamheden die in gebruik zijnde broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen altijd voorkomen dienen te worden. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Het ontzien van broedvogels is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor 15 maart en na 15 juli. Bepaalde soorten, zoals Turkse tortel, Houtduif en Boerenzwaluw, kunnen vroeg in het seizoen beginnen met broeden en hiermee tot laat in het seizoen doorgaan;
- Om de jongveestal ongeschikt te maken als nestplaats van Huismus dienen de dakplaten onder het dak verwijderd te worden in de periode half december 2011 en half februari 2012 (buiten het broedseizoen van vogels) of als blijkt dat broedende vogels afwezig zijn. Om de kans op vestiging van overige broedvogels in beide stallen tot een minimum te beperken dienen oude nesten van vogels en steunlatten waarop vogels hun nesten maken verwijderd te worden. Dit dient eveneens in de periode half december 2011 en half februari 2012 plaats te vinden. Geadviseerd wordt om voorafgaand aan de daadwerkelijke sloop en bouw nogmaals na te gaan of broedvogels daadwerkelijk afwezig zijn.
Conclusie
Het bestemmingsplan is derhalve uitvoerbaar. Het volledige rapport is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
3.5 Geurhinder
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet is het beoordelingskader voor geurhinder bij milieuvergunningen en bestemmingsplannen.
Het aspect van geurhinder werkt tweeledig. Enerzijds mag realisering van een project niet leiden tot aantasting van vergunde rechten in milieuvergunningen van omliggende (agrarische) bedrijven. Anderzijds kan een project geen doorgang vinden indien geurbelasting van dien mate is dat niet kan worden gesproken van een goed woon- en verblijfsklimaat.
Voor het grondgebonden bedrijf geldt een vaste afstand van 100 meter ten opzichte van geurgevoelige bebouwing zoals woningen. De afstand van het bouwvlak ten opzichte van de aangrenzende woonwijk bedraagt minimaal 100 meter en vormt derhalve geen belemmering voor voorgenomen initiatief.
3.6 Overige Milieuaspecten
Voor wat betreft de overige aspecten externe veiligheid, geluid en luchtkwaliteit geldt dat er geen beperkingen zijn die het voorgenomen bouwplan in de weg staan, aangezien de bedrijfsactiviteiten en verkeersbewegingen ter plaatse niet toenemen. Dit is geconcretiseerd door het opnemen van een bouwvlak strak om de bestaande bebouwing en voorzieningen heen.
Met het bestemmingsplan wordt het mogelijk beperkt nevenactiviteiten uit te voeren. Gezien de beperkte mogelijkheden en de afstand tot (bedrijfs)woningen levert dit geen belemmering op voor de omgeving. De toegelaten actviteiten en maximale omvang zijn opgenomen in de planregels.
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
Dit bestemmingsplan is gericht het planologisch regelen van het aanwezige agrarische bedrijf met een beperkte uitbreiding voor bebouwing. De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De procedure uit deze wet en dit besluit is gevolgd. De plansystematiek sluit, inclusief gebruik en bouwregels, aan bij het onlangs vastgestelde bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Doesburg.
De regels zijn in verschillende hoofdstukken ingedeeld. Hoofdstuk 1 omvat de inleidende regels. In dit hoofdstuk zijn in artikel 1 de begrippen opgesomd en omschreven. In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen. In samenhang met deze artikelen moeten de overige artikelen worden gelezen;
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Artikel 3 bevat een omschrijving van de bestemming 'Agrarisch'. In deze bestemming is opgenomen dat de gronden gebruikt mogen worden voor agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening.
Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 bedragen. Voor de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen geldt een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 12 m. Voor de vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning geldt een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 6 m.
In hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan zijn algemene regels opgesteld. In dit hoofdstuk is onder meer de anti-dubbeltelbepaling opgenomen. Deze is verplicht gesteld in het Bro behorende bij de Wro. In dit hoofdstuk staan ook de algemene ontheffingsregels die van toepassing zijn op het plan. Met de ontheffingsregels kan ontheffing worden verleend op de aangeduide planregels. Op grond van het Bro is het verplicht om overgangs- en slotregels op te nemen. Deze bepalingen zijn opgenomen in het laatste hoofdstuk.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan en de bijbehorende ruimtelijk-juridische procedure zijn ook voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeenteraad zal derhalve bij vaststelling van het bestemmingsplan tevens besluiten dat geen exploitatieplan wordt vastgesteld omdat de kosten anderszins verzekerd zijn.
Planschade
Een belanghebbende kan, na een besluit tot vaststellen van een bestemmingsplan, een verzoek indienen om een tegemoetkoming van de schade, indien degene in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in artikel 6.1 tweede lid Wro genoemde oorzaak (Artikel 6.1 Wro).
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Er heeft geen inspraak en vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening plaatsgevonden gezien de beperkte ontwikkeling en er derhalve geen rijks- en of provinciaal belang in het geding is.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 25 augustus 2011 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.