Wijnbergen de Kwekerij - 2022
Bestemmingsplan - gemeente Doetinchem
Vastgesteld op 20-10-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan huis gebonden beroep en/of bedrijf
een beroep en/of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij het beroep en/of bedrijf een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is (zie Bijlage 2);
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.4 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk
een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één gevel tegen de gevel van het hoofdgebouw is gebouwd. Dit op een zodanige wijze dat een rechtstreekse - voor mensen toegankelijke - interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is;
1.6 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.7 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.8 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.9 archeologisch onderzoek
een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.10 archeologische verwachting
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.11 archeologische waarde
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.15 bedrijf
een zelfstandige productie-eenheid;
1.16 beperkt kwetsbaar object
object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.17 bestaand
op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig of op grond van een vergunning toegestaan;
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
1.22 boeiboord
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal;
1.23 bos
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatige handelingen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van één of meer van de volgende functies en aspecten: natuur, houtproductie, landschap, milieu, waaronder begrepen waterhuishouding, en recreatie;
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.26 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.31 bronmaatregel
maatregel om de oorzaak van het probleem weg te nemen;
1.32 dagrecreatie
recreatie in de vorm van:
- extensieve dagrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op natuurbeleving en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen;
- intensieve dagrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig aantrekken van (grote) groepen mensen zoals een attractiepark en een dierentuin;
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.34 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (dus geen kantoor);
1.35 druiplijn
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;
1.36 erf
al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebruik van dat gebouw en het plan deze inrichting niet verbiedt;
1.37 erker
een erker of een uitgebouwd venster is een in plattegrond recht-, drie-, veelhoekige of halfronde uitbreiding van een ruimte in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met de bedoelde ruimte. De buitenzijde bestaat uit (een borstwering en) raamconstructies (wanden die grotendeels bestaan uit glas);
1.38 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.39 externe veiligheid
de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;
1.40 functioneel verbonden
huisvesting in verband met mantelzorg wordt in dit plan aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw, een en ander zoals bedoeld in artikel 1, lid 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.42 gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, al dan niet met de daarbij behorende bergingen;
1.43 gevaarlijke stof
stof zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.44 gevellijn
de als zodanig aangeduide lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
1.45 groepsrisico
de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
1.46 hoofdgebouw
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.47 huishouden
persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
1.48 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of uitsluitend in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.49 kleine windturbine
een windturbine om energie op te wekken, deze staat op het maaiveld;
1.50 kwetsbaar object
object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.51 lessenaarsdak
een dakvorm die bestaat uit uitsluitend één dakvlak of dakschild, dat onder een zekere helling is aangebracht;
1.52 luifel
een afdak met een diepte van meer dan 0,75 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond;
1.53 maaiveld
bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.54 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.55 mini windturbine
een windturbine om windenergie op te wekken, deze staat op het dak van een gebouw;
1.56 mogelijkheden voor ontmoeting
terrassen, standplaatsen voor de ambulante handel, weekmarkten, rommelmarkten, braderieën, stadspromotionele activiteiten en andere vergelijkbare activiteiten niet zijnde evenementen;
1.57 naar de weg gekeerde bouwgrens (voorgevelrooilijn)
een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
1.58 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
1.59 ondergronds bouwwerk
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;
1.60 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar toegankelijk gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.61 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.62 overkapping
een bouwwerk met een open constructie;
1.63 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.64 peil
- voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang vermeerderd met 0,30 m;
- voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse;
- voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: het hoogste punt van het aansluitende afgewerkte bouwperceel (incidentele verhogingen niet meegerekend);
1.65 plaatsgebonden risico (PR)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.66 plaatsgebonden risicocontour 10-6
plaatsgebonden risicocontour waarbinnen de kans 1 op de 1.000.000 per jaar is dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.67 plan
het bestemmingsplan 'Wijnbergen De Kwekerij - 2022' met identificatienummer NL.IMRO.0222.DwB002-0003 van de gemeente Doetinchem;
1.68 raamprostitutie
een vorm van prostitutie, waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostituee, die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;
1.69 reclamezuil
een rechtopstaand bouwwerk geen gebouw zijnde dat aanmerkelijk hoger is dan breed voor de uiting van reclame;
1.70 rij wegen
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.71 rijbaan
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van fietspaden;
1.72 risicobron
- inrichtingen bij welke ingevolge het 'Bevi' een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en/of;inrichtingen waar opslag, overslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen plaatsvindt én die behoren tot een categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer én waarvan het invloedsgebied tot over de eigen perceelsgrens reikt en/of;
- inrichtingen waarvoor, krachtens artikel 3.12, 3.17, 3.18, 3.28, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 of 4.81 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, regels gelden bij de opslag, overslag en / of het gebruik van gevaarlijke stoffen met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en/of;
- een inrichting waarin meer dan 1.000 kilogram consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit of waarin professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of bewerkt of;
- inrichtingen die niet onder a tot en met d vallen en waarvan de plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar voor het plaatsgebonden risico is gelegen buiten de eigen perceelsgrens;
- Transporten van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor die vallen per 1 april 2015 onder het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- Transportleidingen voor gas, olie en chemicaliën (buisleidingen) die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
1.73 risicocontour
denkbeeldige contour rondom een object (een bedrijf, buisleiding of weg), waarbinnen in geval van een calamiteit de bevolking ongewenste risico's loopt in de zin van doden en gewonden;
1.74 ruimtelijke uitwerking
de aard, de omvang, de intensiteit, maar ook de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;
1.75 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- een seksbioscoop;
- een seksautomatenhal;
- een sekstheater;
- een parenclub;
- een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische massagesalon;
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.
Thuisprostitutie en een escortbedrijf vallen niet onder het begrip seksinrichting.
1.76 straatmeubilair
bij of op de weg behorende bouwwerken zoals verkeersgeleiders, abri's, zitbanken, reclamezuilen, bloembakken, ondergrondse vuilcontainers en cocons van vuilcontainers;
1.77 terrasinrichting
bij een terras behorende (semi-permanente) bouwwerken zoals terrasschermen, parasols en vlonders;
1.78 thuisprostitutie
een vorm van prostitutie, waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituee en waarbij ook uitsluitend door deze prostituee op dit adres wordt gewerkt als prostituee;
1.79 tijdelijke woonunit
een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw voor huisvesting voor mantelzorg onder welke benaming ook aangeduid, doch in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- en/of nachtverblijf;
1.80 tiny house
een primaire zelfstandige grondgebonden woning voor permanente bewoning door één particulier huishouden, met een bruto oppervlak (footprint) tussen 22 m² en 36 m² en een bruto inhoud van maximaal 108 m³, en dat staat voor toekomstgerichtheid (duurzaam, zuinig met energie en milieubewust, zo veel mogelijk onafhankelijk van nutsvoorzieningen).
1.81 toegangspartij
een toegangspartij of een uitgebouwde toegang is een uitbreiding van de toegangsruimte (hal) van een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en al dan niet in open verbinding staat met die ruimte;
1.82 twee-onder-een-kap woning
een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee aaneengebouwde woningen;
1.83 verantwoording groepsrisico
het afleggen van verantwoording over het genomen besluit om toename van het groepsrisico toe te staan. Hierbij moet aandacht worden besteed aan mogelijke alternatieven en risico reducerende maatregelen en het belichten van de mogelijkheid voor rampenbestrijding en hulpverlening;
1.84 verblijfsrecreatie
vormen van vrijetijdsbesteding waarbij ook in overnachtingsmogelijkheden is voorzien;
1.85 vliering
bergruimte onder het dak en niet voor bewoning geschikt;
1.86 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.87 vrij beroep
een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of een hogere beroepsopleiding (zie lijst Bijlage 1);
1.88 vrijstaand bijbehorend bouwwerk
een bijbehorend bouwwerk, dat vrij van het hoofdgebouw gebouwd is en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw;
1.89 vrijstaande woning
woning die hoogstens door middel van een bijbehorend bouwwerk met een andere woning verbonden is;
1.90 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, woonwagens niet inbegrepen;
1.91 woonfunctie
wonen in enge zin;
1.92 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
1.93 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met veelal schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;
1.94 zorgwoning
een woning bestemd voor wonen met zorg voor mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt;
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens
de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens, de overdekte gebouwgebonden buitenruimten (dakoverstekken) tot 0,75 m niet meegerekend;
2.2 de bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de breedte van een bouwwerk
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.5 de bruto-vloeroppervlakte (b.v.o.)
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;
2.6 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als de hoek tussen de lijn die de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is;
2.8 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
2.9 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk niet meegerekend;
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 de oppervlakte van een overkapping
tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.12 de vloeroppervlakte van een woning
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, maar ook inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- structurele groenvoorzieningen waaronder houtige opstanden;
- extensieve dagrecreatie en mogelijkheden voor ontmoeting en spelen;
- fiets- en wandelpaden en verhardingen, niet zijnde parkeervoorzieningen;
- waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- kunstobjecten;
- bestaande inritten;
- straatmeubilair en speeltoestellen.
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
3.2 bouwregels
3.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2 , op gronden met de bestemming 'Groen' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken;
- het aantal en de situering van bouwwerken;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
3.4 afwijken van de bouwregels
3.5 specifieke gebruiksregels
3.6 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Verkeer
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- verkeer, verblijf en mogelijkheden voor ontmoeting;
- waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- straatmeubilair en speeltoestellen;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- kunstobjecten;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
4.2 bouwregels
4.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2, op gronden met de bestemming 'Verkeer' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken;
- het aantal en de situering van bouwwerken;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
4.4 afwijken van de bouwregels
4.5 specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water zoals waterlopen en andere watergangen met de daarbij behorende oeverstroken;
- extensieve dagrecreatie;
- de instandhouding van de aanwezige natuurlijke waarden, visuele waarden en landschappelijke waarden;
- infrastructurele voorzieningen;
- groen- en nutsvoorzieningen;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Wonen - 1
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’, waarbij een maximum van het aantal woningen in de vier bestemmingsvlakken 'Wonen - 1' gezamenlijk geldt van 21 woningen;
- tuinen en erven;
- paden;
- parkeren op eigen terrein;
- nutsvoorzieningen;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
6.2 bouwregels
6.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2, op gronden met de bestemming 'Wonen - 1' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de situering van het hoofdgebouw op de kavel;
- dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken;
- het aantal en de situering van bouwwerken;
- het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het eigen terrein;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
6.4 afwijken van de bouwregels
6.5 specifieke gebruiksregels
6.6 afwijken van de gebruiksregels
6.7 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Wonen - 2
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’;
- tuinen en erven;
- parkeren op eigen terrein;
- nutsvoorzieningen.
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
7.2 bouwregels
7.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2, op gronden met de bestemming 'Wonen - 2' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de situering van het hoofdgebouw op de kavel;
- dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- de goot -en bouwhoogte van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken;
- het aantal en de situering van bouwwerken;
- het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het eigen terrein;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
7.4 afwijken van de bouwregels
7.5 specifieke gebruiksregels
7.6 afwijken van de gebruiksregels
7.7 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Wonen - 3
8.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’;
- tuinen en erven;
- paden en erftoegangswegen;
- parkeren op eigen terrein;
- groenvoorzieningen;
- straatmeubilair;
- nutsvoorzieningen.
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
8.2 bouwregels
8.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met in achtneming van het bepaalde in lid 8.2 , op gronden met de bestemming 'Wonen - 3' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de situering van het hoofdgebouw op de kavel;
- dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken;
- het aantal en de situering van bouwwerken;
- het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het eigen terrein;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
8.4 afwijken van de bouwregels
8.5 specifieke gebruiksregels
8.6 afwijken van de gebruiksregels
8.7 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Wonen - 4
9.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, uitsluitend in de vorm van aaneengebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’, waarbij een maximum van het aantal woningen in de zes bestemmingsvlakken 'Wonen - 4' gezamenlijk geldt van 35 woningen;
- tuinen en erven;
- paden;
- nutsvoorzieningen;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
9.2 bouwregels
9.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2, op gronden met de bestemming 'Wonen - 4' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de situering van het hoofdgebouw op de kavel;
- dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken
- het aantal en de situering van bouwwerken;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
9.4 afwijken van de bouwregels
9.5 specifieke gebruiksregels
9.6 afwijken van de gebruiksregels
9.7 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, een bouwvlak inclusief de ter plaatse geldende aanduidingen, verschuiven, onder voorwaarden dat:
- de verschuiving van het bouwvlak ten hoogste 10 m bedraagt ten opzichte van het bestaande bouwvlak, waarbij een minimale afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens van 3 m in acht genomen wordt;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
- het woningbouwplan, dat aan het verzoek tot verschuiving van het bouwvlak ten grondslag ligt, voldoet aan het gemeentelijk woningbouwprogramma 'Woningbouwstrategie 2019', zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 28 november 2019 (Bijlage 4), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Artikel 10 Wonen - 5
10.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, waarbij een maximum van het aantal woningen in de acht bestemmingsvlakken 'Wonen - 5' gezamenlijk geldt van 65 woningen, in de vorm van:
- vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding vrijstaand;
- twee-onder-een-kap woningen ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen;
- aaneengebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding aaneengebouwd;
- tuinen en erven;
- parkeren op eigen terrein;
- nutsvoorzieningen;
en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
10.2 bouwregels
10.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 10.2, op gronden met de bestemming 'Wonen - 5' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de situering van het hoofdgebouw op de kavel;
- dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken;
- het aantal en de situering van bouwwerken;
- het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het eigen terrein;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
10.4 afwijken van de bouwregels
10.5 specifieke gebruiksregels
10.6 afwijken van de gebruiksregels
10.7 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Wonen - Tiny House 1
11.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Tiny House 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, uitsluitend in de vorm van een tiny house ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - tiny house’;
- gemeenschappelijke bergingen;
- tuinen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen.
11.2 bouwregels
11.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.2, op gronden met de bestemming 'Wonen - Tiny House 1' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de situering bouwwerken;
- dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken;
- het aantal en de situering van bouwwerken;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
11.4 specifieke gebruiksregels
11.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Wonen - Tiny House 2
12.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Tiny House 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, uitsluitend in de vorm van een tiny house ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - tiny house’;
- tuinen en erven;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen.
12.2 bouwregels
12.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 12.2 , op gronden met de bestemming 'Wonen - Tiny House 2' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de situering van het hoofdgebouw op de kavel;
- dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken;
- het aantal en de situering van bouwwerken;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
12.4 afwijken van de bouwregels
12.5 specifieke gebruiksregels
12.6 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 13 Waarde - Archeologische Verwachting 2
13.1 bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, versterking, bescherming en/of het herstel van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
- Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.
13.2 bouwregels
13.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 13.2 , nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
13.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' (bijlage 10) als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 14 Waarde - Archeologische Verwachting 4
14.1 Bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, versterking, bescherming en/of het herstel van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
- Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 14.2 , nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
14.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' (bijlage 10) als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 15 Waarde - Archeologische Verwachting 6
15.1 Bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, versterking, bescherming en/of het herstel van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
- Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 15.2 , nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
15.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 6' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, als op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 6' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' (bijlage 10) als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
17.1 Bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:
- stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voorzover zij de grens van de weg niet overschrijden;
- plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, reclame-uitingen, galerijen en luifels, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt en zij niet lager zijn aangebracht dan:
- 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder nummer 1 genoemde strook;
- ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voorzover dezen de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
- goten, ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voorzover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand:
- de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;
- de grens van de weg overschrijden;
- lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven een rijbaan.
17.2 Afwijken van de bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m, als het betreft:
- stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen die de grens van de weg overschrijden;
- plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in lid 17.1 onder c, nummers 1 en 2;
- overbouwingen voor de verbinding van twee bouwwerken, met inachtneming van het bepaalde in lid 17.1 onder c;
- bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de grens van de weg voldoen aan het bepaalde in lid 17.1 onder c;
- luifels en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 17.1 onder c;
- hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de rijbaan;
- toegangen van bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, die de grens van de weg niet overschrijden;
- kelderingangen en kelderkoekoeken;
- bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- de hoogte van de weg, voorzover de bouwwerken in de weg zijn gelegen;
- de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de bouwwerken niet in de weg gelegen zijn.
17.3 Bestaande maten
Voor een legaal bouwwerk dat op grond van de geldende bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud afwijken van de bouwregels in dit plan:
- is de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud maatgevend;
- is herbouw uitsluitend mogelijk op dezelfde plaats;
- is het overgangsrecht in dit bestemmingsplan niet van toepassing.
17.4 Ondergronds bouwen
In dit plan gelden de bouwregels uitsluitend voor het bovengronds bouwen; niet voor het ondergronds bouwen.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
18.1 Verboden gebruik
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan.
- Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan (het gebruik als):
- staan- en/of ligplaats voor wagens en/of onderkomens;
- opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
- opslagplaats voor gerede en/of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en/of onderdelen daarvan;
- stortplaats voor puin, mest- en/of afvalstoffen;
- voorziening voor een 24 uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
- het gebruiken van één of meer bouwwerken in een volkstuin ten behoeve van permanente bewoning;
- seksinrichting, tenzij het 'thuisprostitutie' betreft;
- verblijfsrecreatie en intensieve dagrecreatie;
- het racen en/of crossen met gemotoriseerde voertuigen of fietsen.
- Het bepaalde onder sub a 1 t/m 4 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik voor de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud, gebruik en/of beheer van gronden en/of bouwwerken.
18.2 Toegestaan gebruik - opwekken duurzame energie
Het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere - op grond van de bestemmingsregels geoorloofde - voorzieningen op het dak is toegestaan.
18.3 Voorwaardelijke verplichting - mitigerende maatregelen en gebiedscompensatie ontheffing Wnb
De in lid 4.1 , 5.1 , 6.1 , 7.1 , 8.1 , 9.1 , 10.1 , 11.1 en 12.1 omschreven bestemming mag slechts gerealiseerd en vervolgens in stand gehouden worden indien de mitigerende maatregelen en het compensatiegebied zoals op genomen in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 3 van de ontheffing Wnb van GS van de Provincie Gelderland (bijlage 8 ) zijn gerealiseerd en in stand worden houden.
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
19.1 overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
20.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
- het oprichten van bouwwerken van aaalgemeen nut (zoals abri's, transformatorhuisjes, gasregelstations en gasdrukstations en conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
- het overschrijden van de bouwregels inzake de goothoogte, de bouwhoogte en de (vloer)oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%, met uitzondering van de regels in de bestemmingen 'Wonen - 1 t/m 5', 'Wonen - Tiny House 1' en 'Wonen - Tiny House 2'.
- het overschrijden van de bouwregels inzake de bouwhoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
- het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, en waarbij de grens met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- het oprichten van masten voor mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m;
- het oprichten van kunstobjecten tot een bouwhoogte van maximaal 10 m, voor alle bestemmingen, behalve de bestemming 'Groen'
20.2 Kleinschalige duurzame energie
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
- Het oprichten van zonnepanelen op de grond onder voorwaarde dat:
- de zonnepanelen worden geplaatst op eigen grond, op het perceel dat als erf gebruikt wordt;
- de hoogte maximaal 1,5 m is;
- de totale oppervlakte van de op de grond geplaatste zonnepanelen maximaal 100 m2 bedraagt;
- de zonnepanelen landschappelijk zijn/worden ingepast en hiervoor vooraf advies is ingewonnen bij ter zake deskundigen op het gebied van ecologie en landschap;
- het oprichten van een mini windturbine op het dak van een bouwwerk onder voorwaarde dat:
- de as van de mini windturbine maximaal 5 m uitsteekt boven het hoogste punt van het bouwwerk waarop de turbine geplaatst wordt;
- de mini windturbine ruimtelijk en milieuhygiënisch aantoonbaar geen overlast veroorzaakt voor de omgeving;
- voor de mini windturbine geen vergunningplichtige beplanting verwijderd hoeft te worden;
- het oprichten van een kleine windturbine, onder voorwaarde dat:
- de kleine windturbine een maximale as-hoogte heeft van 30 m;
- de kleine windturbine niet mag staan in het gebiedstype 'woongebieden', zoals weergegeven op de kaart 'Gebiedstypen' (Bijlage 7 ) mag staan;
- in het landelijk gebied op het erf gerealiseerd moet worden, op maximaal 100 m afstand van het op dat erf aanwezige hoofdgebouw;
- de kleine windturbine moet minimaal (A) m van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' af liggen, zoals berekend uit de volgende formule: A = H + 1/3 W; Waarin: A = minimale afstand, H = ashoogte, W = Wieklengte, De wieklengte = 1/2 ashoogte
- de kleine windturbine ruimtelijk en milieuhygiënisch aantoonbaar geen overlast veroorzaakt voor de omgeving;
- voor de kleine windturbine geen vergunningplichtige beplanting verwijderd hoeft te worden.
20.3 Voorwaardelijke verplichtingen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van in de artikel 6.5, 7.5, 8.5, 9.5, 10.5, 11.5 en 12.5 opgenomen voorwaardelijke verplichting(en) onder voorwaarden dat:
- is aangetoond dat een afwijking van de voorwaardelijke verplichting noodzakelijk is en dat de afwijking zich uitsluitend daartoe beperkt;
- is aangetoond dat aan de bedoeling van de voorwaardelijke verplichting waarvan wordt afgeweken onverminderd invulling wordt gegeven;
- de afwijking niet leidt tot een kwalitatieve verslechtering van het resultaat dat werd beoogd met de voorwaardelijke verplichting waarvan wordt afgeweken;
- de afwijking gerealiseerd en in stand wordt gehouden binnen, dan wel voor een bepaalde of onbepaalde termijn overeenkomstig de voorwaardelijke verplichting waarvan wordt afgeweken;
- over de afwijking advies wordt ingewonnen bij een terzake deskundige adviseur;
- over de afwijking zo nodig afstemming plaatsvindt met een overlegpartner als bijvoorbeeld het Waterschap, Omgevingsdienst, VNOG en Provincie.
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
21.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:
- het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
- het oprichten van gebouwen van openbaar nut (zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes) met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
- het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, als dit voor de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% van het in het plan vastgelegde afwijkt;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen of wijzigen van een aanduidingsvlak als bedoeld in artikel 19 Algemene aanduidingsregels als vaststaat dat ter plaatse van de aanduiding, hetzij geen functie of waarde meer aanwezig is, hetzij de begrenzing van de functie of waarde veranderd is, hetzij de wijziging meer recht doet aan het beoogde doel van de regeling. Vooraf moet advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige op het gebied van het onderwerp in kwestie.
Artikel 22 Overige Regels
Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
23.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
23.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.4 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
De regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Wijnbergen De Kwekerij - 2022'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem in de openbare vergadering van d.d.
de griffier, de voorzitter,
1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van het gebied Wijnbergen De Kwekerij mogelijk, als uitwerking van de nieuwbouwplannen voor het gebied dat ook wel bekend stond/staat als Wijnbergen Het Oosten. Bij het opstellen van bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Doetinchem wordt in principe overal dezelfde plansystematiek gehanteerd. De bestemmingen en regels uit het voorliggende bestemmingsplan sluiten daardoor grotendeels aan op de bestemmingen en regels uit andere bestemmingsplannen. Daarmee wordt de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid van de burgers vergroot. Tegelijkertijd sluiten de regels aan bij de gewenste situatie zoals opgenomen in het opgestelde stedenbouwkundig plan.
1.2 Aanleiding En Doel
Het gebied Wijnbergen De Kwekerij is het gebied dat in het verleden Wijnbergen Het Oosten werd genoemd. Voor dat gebied is destijds een plan ontwikkeld. Door de toen verwachte demografische ontwikkelingen en de marktsituatie is Wijnbergen Het Oosten niet in ontwikkeling gebracht. Begin 2020 heeft het college van B&W besloten om te onderzoeken hoe dit gebied weer in ontwikkeling kan worden genomen. Dit vanwege de sterk aantrekkende vraag naar woningen in de gemeente Doetinchem. En daarmee ook invulling te geven aan de ambitie van de gemeente Doetinchem om door te groeien naar 70.000 inwoners. Tegelijkertijd is er voor gekozen om het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan uit 2007 (voor Wijnbergen Het Oosten) te actualiseren. Op basis van dit aangepaste stedenbouwkundig plan (bijlage 1), vastgesteld op 15 juli 2021 door de gemeenteraad, is de ontwikkeling van Wijnbergen De Kwekerij in strijd met het geldende en onherroepelijke bestemmingsplan 'Stedelijk gebied – voorjaar – 2020’. En het onlangs vastgestelde bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied – 2021’. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is dus noodzakelijk. Daarom is het ontwerpbestemmingsplan 'Wijnbergen De Kwekerij - 2022' opgesteld.
1.3 Plangebied
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan 'Wijnbergen De Kwekerij' wordt begrensd door:
- de Torontostraat aan de noordzijde;
- door de bestaande bebouwing aan de Doetinchemseweg aan de oostzijde;
- door het bedrijventerrein aan de Bedrijvenweg aan de zuidzijde en
- door de parkzone rond de Kapperskolk aan de westzijde.
Plangebied Wijnbergen De Kwekerij
Impressie huidige situatie plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Ter plaatse van het plangebied gelden op dit moment de onderstaande bestemmingsplannen, welke na het onherroepelijk worden van voorliggend bestemmingsplan, al dan niet ten dele, zullen komen te vervallen:
- Bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021', vastgesteld op 24 juni 2021 (geheel inwerking; nog niet onherroepelijk);
- Bestemmingsplan 'Stedelijk gebied – voorjaar – 2020’, vastgesteld op 5 november 2020 (onherroepelijk)
Daarnaast gelden voor het plangebied ook de volgende bestemmingsplannen als parapluherziening:
- 'Parapluherziening Archeologie - 2020', vastgesteld 27 mei 2021 (onherroepelijk);
- 'Parapluherziening Externe veiligheid - 2020', vastgesteld 5 november 2020 (onherroepelijk);
- 'Parapluherziening Parkeren - 2018', vastgesteld 1 november 2018 (onherroepelijk);
- 'Parapluherziening Uitsluiten woningbouw bestemmingen Centrum en Gemengd - 2018', vastgesteld 28 juni 2018 (onherroepelijk).
Ad.
In voorliggend bestemmingsplan zijn de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2', 'Waarde - Archeologische verwachting 4' en 'Waarde - Archelogische verwachting 6' opgenomen conform de 'Parapluherziening Archeologie - 2020'. Daarmee is geen strijdigheid met deze parapluherziening. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 4.11.1 Archeologisch erfgoed.
Ad b.
In voorliggend bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten' opgenomen conform de 'Parapluherziening Externe veiligheid - 2020'. Daarmee is geen strijdigheid met deze parapluherziening.
Ad c.
In voorliggend bestemmingsplan is als specifieke gebruiksregels in artikel 6.5.3 , 7.5.3 , 8.5.3 , 9.5.2 , 10.5.3 , 11.4.1 en 12.4.1 de parkeerregeling opgenomen conform de 'Parapluherziening Parkeren - 2018'. Daarmee is geen strijdigheid met deze parapluherziening.
Ad d.
Deze parapluherziening is niet relevant/van invloed op voorliggend uitwerkingsplan aangezien geen sprake is van de bestemming Centrum en/of Gemengd.
Werking geldende bestemmingsplannen in relatie tot voorliggend bestemmingsplan
Bij het onherroepelijk worden van voorliggend bestemmingsplan, zal voor wat betreft het plangebied van voorliggend bestemmingsplan de werking komen te vervallen van:
- het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021' (NL.IMRO.0222.SgB003-0002)
- het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - voorjaar - 2020' (NL.IMRO.0222.SgB002-0002)
- het bestemmingsplan 'Parapluherziening Archeologie - 2020' (NL.IMRO.0222.R70B017A-0002)
- het bestemmingsplan 'Parapluherziening Parkeren - 2018' (NL.IMRO.0222.R70B016A-0002)
- het bestemmingsplan 'Parapluherziening Externe veiligheid - 2020' (NL.IMRO.0222.R70B013A-0002)
1.5 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd in zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de haalbaarheid en bijbehorende randvoorwaarden zoals milieuaspecten en waterhuishouding. In hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. In hoofdstuk 6 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tot slot geeft hoofdstuk 7 de doorlopen procedure weer.
2 Planbeschrijving
2.1 Algemeen
De wijk Wijnbergen is gelegen aan de zuidkant van Doetinchem. De wijk wordt goblaal omsloten door de Europaweg, Bedrijvenweg, Oude IJssel en de spoorlijn Arnhem - Doetinchem - Winterswijk. En verwijst naar het buurtschap Wijnbergen dat gelegen is langs de Oude IJssel. In 1999 kreeg een reservering voor woningbouw in Wijnbergen een juridisch planologische status met het bestemmingsplan 'Wijnbergen 1999 - woongebied'. In 2009 is dit bestemmingsplan uitgewerkt in middels het uitwerkingsplan "Woongebied Wijnbergen 1e uitwerking Het Oosten". Het plan bood ruimte voor de ontwikkeling van 201 woningen (in het gebied Wijnbergen Het Oosten), verdeeld in drie zones (de ecozone, de moestuinen en de tuinen). Zoals in 1.2 toegelicht is een actueel/aangepast stedenbouwkundig plan opgesteld dat ruimte biedt voor circa 150 woningen. Voorliggend bestemmingsplan is daar op gebaseerd.
2.2 Opzet Wijnbergen De Kwekerij
Het oorspronkelijke inrichtingsplan/stedenbouwkundig plan Wijnbergen Het Oosten is gedateerd en sluit niet meer aan bij de huidige woonbehoefte/tijdsgeest. Vandaar dat er is gekozen om een nieuw stedenbouwkundig plan op te stellen. Bij het opstellen van het structuurontwerp voor dit stedenbouwkundig plan is specifiek aandacht uitgegaan naar de overgang van de parkzone naar de wijk waarbij de kwaliteit van de ecologisch interessante groenzone ook onderdeel gaat uitmaken van de kwaliteit van de wijk. Het nieuwe stedenbouwkundig plan, uitgaande van circa 150 woningen, Wijnbergen De Kwekerij is 15 juli 2021 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Doetinchem. Het stedenbouwkundig plan is toegevoegd als bijlage 1 . Het stedenbouwkundig plan en opzet van het gebied besteed in het bijzonder aandacht aan de aanwezige kwaliteiten van het gebied. Bij de ontwikkeling van Wijnbergen De Kwekerij wordt de lokale kwaliteit van het landschap grenzend aan de voormalige kwekerij ten noorden en de Kapperskolk ten westen van het plangebied optimaal benut. Het is de ambitie om de wijk Wijnbergen De Kwekerij een duurzame en natuur-inclusieve wijk te maken waarbij maximaal ingezet wordt op het behouden van de bestaande groene uitstraling van de plek. Om dit te realiseren worden de onderstaande aspecten nagestreefd:
- Zeer duurzame wijk / wijk van de toekomst;
- Behoud van zoveel mogelijke bestaande beplanting en bomen;
- Groene grasdaken op de woningen als tweede laag in het landschap;
- Zonnepanelen collectief aanbrengen boven de parkeerplaatsen;
- Woningen vrije kavels particulier opdrachtgeverschap circulair en natuur inclusief bouwen;
- Wijkgroen bestaat uit inheemse beplanting en heeft een natuurlijke uitstraling;
- In de wijk Wijnbergen De Kwekerij woon je in de natuur.
Deelgebieden
Door verschillende groenstructuren, paden en hoogteverschillen zijn verschillende deelgebieden te onderscheiden. Ieder met een eigen kwaliteit. Door het hoogteverschil te benutten, en waar nodig te versterken, kan bijvoorbeeld privacy gecreerd worden in privétuinen en op terrassen. Daarnaast kan het hoogteverschil ook ingezet worden om waterberging in het gebied vorm te geven. Wijnbergen De Kwekerij is, als wijk, ingedeeld in 5 verschillende buurten, waarbij de groenstructuur de overgang tussen de verschillende buurten (met een overkoepelend thema als basis) bepaald. De hoofdweg door de verschillende buurten loopt parallel aan de Wijnbergseweg / Doetinchemseweg. De hoofdontsluiting van de wijk vindt plaats via de Torontostraat (in het noorden) en de Doetinchemseweg (in het zuiden). Voor wat betreft de verkeerskundige aspecten wordt verwezen naar paragraaf 4.12 .
Groen, natuur-inclusief en energieneutraal
In het stedenbouwkundig plan is beschreven dat het bestaande groen als uitgangspunt geldt. Dit houdt in dat er zoveel mogelijk van de bestaande situatie/groenstructuur behouden blijft. Bestaande natuurwaarden worden behouden en versterkt door de toepassing van inheemse en streekeigen soorten. Verlies van de grasvelden wordt gecompenseerd door toepassing van daktuinen. Op de plek in het terrein met het meeste hoogteverschil wordt een natuurspeelplaats gerealiseerd. Deze speelvoorziening is toegangelijk voor de gehele wijk. De natuurspeelplek bestaat uit natuurlijke materialen. Daarnaast is per groep van woningen een buurttuin voorzien. Deze buurttuin kan worden ingezet voor meerdere doeleinden bijvoorbeeld voor een natuurlijke speelplek, kweektuin voor eigen groenten ect. In combinatie met de buurttuinen kunnen plekken worden ingericht voor compostering van groenafval en bijenhotels. Voorliggend plan draagt ook bij aan het behouden en versterken van de biodiversiteit. Bijvoorbeeld door behoud van het bestaande groen en deze te voorzien van een (rijke) zoombeplanting die zorgt voor beschutting en een belangrijke voedselbron kan zijn voor verschillende dieren. Maar ook door het wijkgroen in te richten met soorten met een duidelijke ecologische meerwaarde als voedselbroen of schuilplaats voor dieren en/of insecten. Daarnaast worden bomen toegepast die ook een duidelijke ecologische meerwaarde hebben als voedselbron of nestelplek voor dieren en/of insecten (veelal met bloeiwijze en/of vruchtdragend). Ook in de buurttuinen worden bomen en struiken toegepast die een toevoeging zijn aan het ecosysteem van de wijk. Teven worden de wadi's benut om, naast de betekenis voor het watersysteem, ook van betekenis te zijn voor het ecosysteem door bijvoorbeeld het inzaaien met grassen, bloemen en kruiden. Op de oevers van de Kapperskolk kan overbeplanting worden toegepast waarmee voedselbronnen en nestel- en schuilplekken worden geboden voor verschillende dieren, amfibieen en insecten.
Groene daken zijn het uitgangspunt in Wijnbergen De Kwekerij. De zichtbaarheid en beleving van de groene dakvlakken zijn essentieel voor de uitstraling van de wijk. De exacte invulling van de dakvormen is nog nader te bepalen. Wel wordt gestuurd op eenheid in de dakvormen. Bij de kavels van de vrijstaande woningen is de dakvorm wel vrij, dit geeft variatie in de wijk. De woningen worden vanzelfsprekend conform de huidige standaard gasloos gebouwd. Daarnaast worden de woningen BENG-proof ontworpen en is het de bedoeling dat de woningen energieneutraal worden, zogenaamd 'nul op de meter'.
De Kapperskolk
De Kapperskolk is in het Groenstructuurplan 2017 aangeduid als 'Hoofdstructuur groen'. Met de bedoeling om aanvullend te zijn op de Oude IJssel (Ecologische verbindingszone). De groene inrichting van dit gebied is vooruitlopend op de woningbouw al aangelegd en ingericht. Het plangebied zelf is de afgelopen jaren extensief onderhouden met schapen. Daardoor hebben nieuwe groenstructuren zich kunnen ontwikkelen. Voor nieuwe bewoners, maar ook bestaande bewoners, zullen aantrekkelijke wandelroutes worden aangelegd. Uit onderzoek is gebleken dat het toevoegen van een fietspad langs de Kapperskolk niet wenselijk is, in verband met de aanwezige natuurwaarden en de verstoring die een fietspad tot gevolg heeft.
Tiny Houses als bijzondere woonvorm
Met de vaststelling van gemeentelijke Woningbouwstrategie 2019 (vastgesteld op 28 november 2019), heeft de gemeenteraad van de gemeente Doetinchem ook de notitie 'Tiny Houses, voorwaarden voor realisatie' vastgesteld. In de opzet van Wijnbergen De Kwekerij wordt ruimte geboden voor in totaal 15 Tiny Houses als bijzondere woonvorm. Het is niet de bedoeling dat de Tiny Houses op zichzelf staan/zijn gericht. Afhankelijk van de toekomstige bewoners zal er een moestuin en open plek voor community activiteiten worden aangelegd. Door privacy-gevende beplanting/bosjes en het afwisselen van ruig en gemaaid gras zal er gezorgd worden voor harmonie van de wijk. Tevens zal er zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de huidige hoogteverschillen. Daarnaast zijn een tweetal gezamenlijke bergingen voorzien om te gebruiken door de bewoners van de Tiny Houses, waarvan één ook gebruikt kan worden als gezamenlijk ontmoetingsruimte.
Plankaart stedenbouwkundig plan Wijnbergen De Kwekerij
Impressie toekomstige situatie Wijnbergen De Kwekerij
2.3 Beeldkwaliteit(splan)
Naast het stedenbouwkundig plan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor Wijnbergen De Kwekerij. In dat beeldkwaliteitsplan zijn de ontwerpprincipes opgenomen voor het ontwikkelen van de woningen. Daarbij wordt op verschillende onderwerpen ingegaan. Zoals architectuur, duurzaamheid, natuurinclusief bouwen en globale regels voor het inrichten van de verschillende typen kavels. Het beeldkwaliteitsplan wordt separaat aan de gemeenteraad ter besluitvorming voorgelegd. Met de bedoeling dat het beeldkwaliteit onderdeel wordt van het welstandsbeleid. Daarmee kan bij de beoordeling van een omgevingsvergunning toetsing plaatsvinden aan het beeldkwaliteitsplan (als onderdeel van het welstandbeleid). In voorliggend bestemmingsplan zijn op basis van het stedebouwkundig plan regels opgenomen die betrekking hebben op o.a. bouwhoogten, mate van bebouwing en situering van bebouwing. Dit sluit aan bij de reikwijdte van het bestemmingsplan dat zich beperkt tot een goede ruimtelijke ordening en daarmee ruimtelijk relevante aspecten. Door het beeldkwaliteitsplan onderdeel te laten zijn van het welstandbeleid kan toetsing plaatsvinden op welstandsaspecten van bebouwing.
3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk komt het overheidsbeleid aan de orde dat, gezien aard van het voorliggende bestemmingsplan, direct van invloed is op het voorliggende bestemmingsplan. Uit onderzoek blijkt dat de volgende beleidsstukken niet van invloed zijn:
- Afsprakenkader detailhandel regio Achterhoek, vastgesteld d.d. 24 september 2015;
- Regionaal Programma Werklocaties Achterhoek, vastgesteld d.d. 27 juni 2019;
- Beleidskader Bedrijventerreinen In Verandering (BIVA), vastgesteld 27 juni 2019;
- Beleidskader Speelautomatenbeleid, vastgesteld d.d. 12 september 2009
- Motorbrondstoffenverkooppunten, vastgesteld d.d 28 oktober 1999;
- (para)commercie in de horeca, vasgesteld d.d. 23 april 2013
- Visie boodschappenstructuur, gemeente Doetinchem, vastgesteld 22 februari 2018;
- Detailhandelsbeleid gemeente Doetinchem, vastgesteld d.d. 18 juli 2013;
- Kantorennota 'Ruimte voor kantoren', gemeente Doetinchem, vastgesteld op 7 februari 2008;
- Terrassenbeleid, gemeente Doetinchem, vastgesteld 5 maart 2013;
- Standplaatsenbeleid 2011, vastgesteld d.d. 22 november 2011;
- Plussenbeleid, vastgesteld d.d. 29 mei 2019;
- Wonen landelijk gebied, vastgesteld d.d. 17 december 2020;
- Doetinchem in vorm, vastgesteld d.d. 12 april 2017;
- Reclame sportvelden, vastgesteld d.d. 12 december 2006;
- Evenementenbeleid, vastgesteld d.d. 10 november 2016;
- Vrijetijdsagenda Achterhoek 2020-2030, vastgesteld d.d. 7 juli 2020;
- Huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Doetinchem, vastgesteld 31 oktober 2019;
- Bestemming wonen en zorg, vastgesteld 25 januari 2018;
- Inrichtingsplan ‘Oude IJssel – binnenstad’, gemeente Doetinchem, vastgesteld 9 november 2017;
- Masterplan Schil, gemeente Doetinchem, d.d. 13 december 2007;
- Cultuurnota Dossier Cultuur 2003, vastgesteld d.d. 18 december 2003.
- Nota Continuïteit in Karakter cultuurhistorie Doetinchem, vastgesteld 21 september 2017
Deze plannen zijn daarom ook niet verder toegelicht in dit plan.
Het beleid dat wel van invloed is op het bestemmingsplan is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen.
3.2 Rijksbeleid
3.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee moet ingespeeld worden op de grote uitdagingen die te wachten staan. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste op regionaal niveau worden gemaakt.
Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten:
- Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
- Duurzaam economisch groeipotentieel.
- Sterke en gezonde steden en regio's.
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is om combinaties te maken en win-win situaties te creëren. In sommige gevallen moeten belangen worden afgewogen en scherper keuzes worden gemaakt. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte.
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
- Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Onderzoek en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van woningen mogelijk aansluitend bij de aanwezige woningbehoefte. Die ontwikkeling sluit tegelijkertijd aan bij en maakt gebruik van de kenmerken/identiteit van het plangebied, waarmee een goede balans wordt nagestreeft tussen bescherming van de aanwezige kwaliteiten en ontwikkeling van het plangebied als woongebied. Daarnaast wordt op verschillende manieren rekening gehouden met/maatregelen getroffen in het kader van de klimaatverandering en energietransitie al dan niet door functies te combineren (bijv. toepassing van groene daken en toepassingen van overkappingen voor zonnepanelen). Tevens wordt door het duurzame en natuur-inclusieve karakter van de ontwikkeling ook ingezet op het voorkomen van afwenteling op toekomstige generaties. Er bestaat dan ook geen strijdigheid tussen de NOVI en voorliggend bestemmingsplan. Ook omdat met voorliggend bestemmingsplan geen lokale ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt waarmee rijksbelangen zijn gemoeid.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast.
Bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond Rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
Onderzoek en conclusie
Het Barro doet geen specifieke uitspraken over zaken die in voorliggend bestemmingsplan worden geregeld en bevat dan ook geen regels die van toepassing zijn op voorliggend bestemmingsplan.
3.2.3 De Ladder voor duurzame verstedelijking
De Ladder voor duurzame verstedelijking (verder: 'de Ladder') is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De uitgangspunten hierbij zijn dat de ontwikkeling voorziet in een behoefte, en dat de ontwikkeling in eerste instantie in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Artikel 3.1.6 lid twee Bro omschrijft de ladder als volgt: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.' Voor de Ladder is dus een onderzoek nodig dat uit drie stappen bestaat: Is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'? Vindt de ontwikkeling plaats buiten bestaand stedelijk gebied? Als hier sprake van is, dan moet motivering plaats vinden volgens de Ladder: waarom kan niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte worden voorzien?
De toepassing van de Ladder is mede bepaald door uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS). De ABRS heeft in een 'overzichtsuitspraak' op 28 juni 2017 op een rij gezet hoe de Ladder gebruikt moet worden. Hiermee wordt houvast geboden aan de rechtspraktijk.
Onderzoek en conclusie
1. Is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling?
De laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Om te beoordelen of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet beoordeeld worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Het onherroepelijke bestemmingsplan 'Oosseld en Wijnbergen - 2013' en daarop volgende onherroepelijke bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - voorjaar - 2020', maakt binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan de realisatie van 201 woningen mogelijk. Voorliggend bestemmingsplan 'Wijnbergen De Kwekerij - 2022' maakt de realisatie van minder woningen mogelijk. Omdat voorliggend bestemmingsplan (als ruimtelijk besluit) minder bebouwing mogelijk maakt dan op grond van voorheen geldende planlogische regime kon worden gerealiseerd, is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en is een verdere toets aan de Ladder niet van toepassing. Volledigheidshalve wordt voor de onderbouwing van de behoefte verwezen naar 3.4.4 .
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 maart 2019. De visie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving in Gelderland. Samen met de Omgevingsverordening heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in samenspraak met de omgeving.De provincie streeft naar een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit wil de provincie bereiken door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Hiervoor zijn zeven ambities benoemd om richting te geven:
1. Energietransitie
Gelderland is in 2050 klimaatneutraal. Dit bereiken we door grootschalige besparing en opwekking uit verschillende duurzame bronnen van energie, zoals wind, zon, waterkracht, biomassa en bodemenergie. Innovatie en het uitrollen van bewezen technieken wordt gestimuleerd. Als tussendoel realiseert Gelderland in 2030 55% broeikasgasreductie.
2. Klimaatadaptatie
Gelderland is in 2050 klimaatbestendig. We zijn goed voorbereid en toegerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar. In 2020 heeft de provincie, samen met partners, de risico's en kansen van het veranderen klimaat in beeld gebracht en strategieën opgesteld die leidraad zijn voor ons handelen.
3. Circulaire economie
Gelderland wordt de eerste afval-loze provincie in Nederland. Afval bestaat niet meer; er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in de schone industrie.Om dit te bereiken is in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen in Gelderland met 50% teruggebracht.
4. Biodiversiteit
In 2050 gaat het goed met de biodiversiteit in Gelderland. Er wordt natuur-inclusief gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden. In 2030 is 75% van de Europese doelen van de vogel- en habitatrichtlijn behaald.
5. Bereikbaarheid
In 2050 is de groei van de mobiliteit op een slimme manier opgevangen en verplaatsen mensen in Gelderland zich veilig, snel, betaalbaar en klimaatneutraal. Snel en veilig internet fungeert daarbij als alternatief voor fysieke verplaatsingen. In 2050 is het netwerk voor goederenvervoer in Gelderland toegankelijk, duurzaam en klimaatneutraal.In 2030 is al ons busvervoer zonder uitstoot en is 35% van het totaal aantal verplaatsingen met de fiets.
6. Vestigingsklimaat
De concurreerde positie van Gelderland binnen het internationale stedelijke netwerk van Amsterdam, Brussel en Keulen wordt verder versterkt. Om onderscheidend te blijven, halen we in 2050 maximaal profijt uit de unieke combinatie van stedelijke en groene kwaliteiten.In 2050 zijn alle werklocaties in Gelderland duurzaam ingericht qua energie, klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen. Gelderland is hierin koploper van Nederland.
7. Woon- en leefklimaat.
Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. We benutten de bestaande bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas. Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.
Met vier 'spelregels' of 'doe-principes' - doen, laten, zelf en samen - wordt er werking aan gegeven. Dit is het kader waarbinnen de provincie wil werken en afwegingen wil maken.
Themakaarten
Daarnaast zijn een aantal themakaarten onderdeel van de omgevingsvisie waar specifiek beleid in is vastgelegd. Deze hebben betrekking op de volgende hoofdonderwerpen:
- ruimtelijk beleid;
- waterbeleid;
- milieubeleid;
- natuur- en landschapsbeleid.
Voor de uitvoering van de omgevingsvisie zijn tevens drie beleidsdocumenten vastgesteld:
- Regionaal waterprogramma;
- Handreiking plussenbeleid;
- Beleidslijn windenergie.
Onderzoek en conclusie
Woon -en leefklimaat en energietransitie
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van verschillende woningtypen (rijwoning, twee-onder-een-kap woning, vrijstaande woning) en een bijzondere woonvorm (tiny house) mogelijk in een onderscheidend woonmilieu. Duurzaamheid en natuurinclusiviteit staat daarbij centraal. Vanzelfsprekend worden de woningen conform huidige wet- en regelgeving aardgasloos gebouwd. Daarmee wordt bijgedragen aan de diversiteit aan (duurzame) woningvraag. Daarnaast wordt ook ruimte geboden voor zonnepanelen als overkapping van (openbare) parkeerplaatsen om de duurzame opwek van energie te faciliteren.
Klimaatadaptatie
Daarnaast is in hoge mate aandacht voor klimaatadaptieve maatregelen door een systeem toe te passen van (1) 'Lokaal opvangen, bufferen en infiltreren', (2) 'Overstort van overtollig water naar wadi’s' en (3) 'Overstort richting Kapperskolk' (zie paragraaf watersysteem stedenbouwkundig plan, bijlage 1 ). Dit draagt mede bij aan het voorkomen van risico's van klimaatverandering (verminderen/voorkomen van hittestress en wateroverlast). Ook het zo veel mogelijk behouden en versterken van het aanwezige groen draagt bij aan het verminderen/voorkomen van hittestress.
Biodiversiteit
Voorliggend plan draagt ook bij aan het behouden en versterken van de biodiversiteit. Bijvoorbeeld door behoud van het bestaande groen en deze te voorzien van een (rijke) zoombeplanting die zorgt voor beschutting en een belangrijke voedselbron kan zijn voor verschillende dieren. Maar ook door het wijkgroen in te richten met soorten met een duidelijke ecologische meerwaarde als voedselbroen of schuilplaats voor dieren en/of insecten. Daarnaast worden bomen toegepast die ook een duidelijke ecologische meerwaarde hebben als voedselbron of nestelplek voor dieren en/of insecten (veelal met bloeiwijze en/of vruchtdragend). Ook in de buurttuinen worden bomen en struiken toegepast die een toevoeging zijn aan het ecosysteem van de wijk. Teven worden de wadi's benut om, naast de betekenis voor het watersysteem, ook van betekenis te zijn voor het ecosysteem door bijvoorbeeld het inzaaien met grassen, bloemen en kruiden. Op de oevers van de Kapperskolk kan overbeplanting worden toegepast waarmee voedselbronnen en nestel- en schuilplekken worden geboden voor verschillende dieren, amfibieen en insecten.
Themakaarten
Het plangebied maakt alleen onderdeel uit van de themakaart ruimtelijk beleid als zijnde aandachtsgebied windenergie, maar dat is inzake de voorliggende ontwikkeling niet relevant.
Conclusie
Geconcluseerd kan worden dat voorliggend bestemmingsplan c.q. de ontwikkeling van Wijnbergen De Kwekerij aansluit bij de ambities van de Provincie Gelderland zoals die zijn opgenomen in de Omgevingsvisie. En in samenhang daarmee kan de conclusie worden getrokken dat de ontwikkeling van Wijnbergen De Kwekerij de totale opgave om te verduurzamen niet groter maakt.
3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland
De Omgevingsverordening is op 15 decemer 2021 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 februari 2022. Hierin zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Samen met de Omgevingsvisie heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in samenspraak met de omgeving.
Onderzoek en conclusie
Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de volgende regels uit de Omgevingsverordening Gelderland van toepassing.
- Instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda (art. 2.2)
- Instructieregel klimaatadaptie (2.65b)
Ad a.
In de Omgevingsverordening Gelderland is opgenomen dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan worden wanneer dit past in het geldende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma opeenvolgend de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. In de toelichting wordt hierbij aangegeven dat voornoemde betrekking heeft op alle nieuwe woningen die in een bestemmingsplan worden opgenomen, dus ook woningen die ontstaan door woningsplitsing of woningen die in het kader van functieverandering van kantoren, scholen, zorggebouwen, nieuwe (zorg-)landgoederen, vrijkomende agrarische bebouwing en dergelijke worden gerealiseerd.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van woningen planologisch mogelijk. Dit is passend in het woningbouwprogramma van de gemeente en daarmee ook in afspraken die binnen de regio Achterhoek en met de Provincie Gelderland zijn gemaakt over de kwalitatieve woonopgave. Zie hiervoor paragraaf 3.4.4 .
Ad b.
Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, moet de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving bevatten van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In die beschrijving moeten in ieder geval de volgende aspecten worden betrokken: waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte. Daarnaast moet de beschrijving worden opgesteld na overleg met in ieder geval het dagelijks bestuur van het waterschap waar de activiteit wordt verricht of de ontwikkeling plaatsvindt. Voor die beschrijving kan gebruik worden gemaakt van de opgestelde klimaatatlas.
Risico's als gevolg van klimaatverandering
Op basis van de klimaatatlas gemeente Doetinchem is in beeld gebracht welke risico's zich kunnen voordoen als gevolg van kliaatmaatverandering
- Wateroverlast. Verwacht wordt dat in het midden en zuidelijk deel van het plangebied plasvorming optreedt na met name een korte bui van 70 mm/1 uur (1x per 100 jaar) en 160 mm/2 uur (1x per 1000 jaar). Dit risico is naar waarschijnlijkheid mede gebaseerd op de aanwezigheid van de Kapperskolk. Conform de watertoets wordt in het plangebied de nodige waterbergings- en infiltratiecapaciteit aangelegd. Daarbij wordt rekening gehouden met de doorlatendheid van de grond en een maatgevende bui die eens per 10 maar voorkomt, vermeerderd met 10% in verband met klimaatverandering. Dit betekent dat uit is gegaan van een bergingscapaciteit van 40 mm/m2 verhard oppervlak. Tegelijkertijd biedt het plangebied ook ruimte aan een bergingscapaciteit dat uitgaat van 80 mm/m2 verhard oppervlak. Het aanleggen van extra bergingscapaciteit vermindert de verwachte waterdiepte bij plasvorming na korte en lange (extreme) regenval. Dit vermindert ook de risico's op schade door plasvorming. Daarnaast is uitgangspunt dat de woningen worden voorzien van een groen dak. Daarmee wordt ook extra buffercapaciteit gegenereerd, waardoor de afgifte van hemelwater aan de waterbergings- en infiltratievoorzieningen in het plangebied meer gedoseerd kan plaatsvinden. Dit draagt bij aan het verminderen van (snelle) plasvorming. Dit geldt ook voor het toepassen van waterdoorlatende verharding in het plangebied. Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat in voorliggend plan voldoende wordt ingezet op het voorkomen of beperken van mogelijke risico's door wateroverlast als gevolg van klimaatverandering.
- Hittestress. Uit de kaartbeelden is op te maken dat de temperatuur in het plangebied normaal zal zijn (niet extra koeler of extra warmer) op warme dagen. Dit is naar waarschijnlijkheid gebaseerd op de huidige inrichting van het plangebied als openbaar groen en op de aanwezigheid van de Kapperskolk. Hittestress in de toekomstige situatie met bebouwing wordt voorkomen/beperkt door de volgende omstandigheden dan wel maatregelen, waarmee wordt geconcludeerd dat in voorliggend plan voldoende wordt ingezet op het voorkomen of beperken van mogelijke risico's door hittestress als gevolg van klimaatverandering:
- Handhaven van zo veel mogelijk van de bestaande groenstructuren tussen/rond de woningen, aanplant van extra bomen en de aanwezigheid van de Kapperskolk. Het aanwezige groen en nieuw aan te planten groen zorgt voor verdampingskoeling en schaduwwerking en beperkt daarmee hittestress in het gebied. Ook de aanwezigheid van het water in de Kapperskolk draagt bij aan het beperken van hittestress in het gebied.De stedenbouwkundige opzet van de wijk.
- De opzet van Wijnbergen De Kwekerij leidt niet tot concentraties van grote hoeveelheden bebouwing. De diverse buurten worden van elkaar gescheiden door groenstructuren en het grootste deel van de bebouwing grenst direct aan het openbaar groen. Door de verdampingskoeling van het groen wordt hittestress in de aangrenzende bebouwde omgeving beperkt.
- De kwaliteit van nieuwbouwwoningen. De nieuw te bouwen woningen zijn goed geïsoleerd conform de huidige normen. Daarmee zijn de woningen ook minder gevoelig voor opwarming wat relevant is voor warmte in de nachtelijke periode. De woningen worden daarnaast zodanig gepositioneerd dat in de zomer gebruik kan worden gemaakt van de schaduwwerking van bomen voor natuurlijke verkoeling. Het toepassen van groene daken draagt daarnaast bij aan een aangenaam binnenklimaat bij (extra) warme dagen. Er wordt namelijk minder warmte opgenomen. Ook dragen groene daken bij aan verdampingskoeling.
- Droogte. De grondwaterstanden en droogtegevoeligheid laten in 2050 een beperkte verandering zien ten opzichte van de huidige situatie. Daarmee is en blijft in het plangebied sprake van lagere grondwaterstanden en van grotere droogtegevoeligheid. Door het hemelwater binnen het plangebied te bergen en te infiltreren blijft het hemelwater in het gebied zelf, zoals dat in feite in de huidige (onbebouwde) situatie ook zo is. Daarnaast zou de Kapperskolk bij extreme droogte kunnen droogvallen. Naar verwachting zal dat voor een deel van de Kapperskolk kunnen gelden. Dit (zuidelijke) deel wordt vergroot en verdiept. Daarnaast wordt een stuw aangelegd om meer water vast te kunnen houden in dit deel van de Kapperskolk. Deze maatregelen dragen bij aan het verminderen van de kans dat de Kapperskolk droogvalt. Daarmee worden ook de risico's voor natuur en volksgezondheid als gevolg van droogval beperkt. Tot slot ligt het plangebied niet in een gebied waar een grotere kans op natuurbranden is bij langdurige droogte. Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat in voorliggend plan voldoende wordt ingezet op het voorkomen of beperken van mogelijke risico's door droogte als gevolg van klimaatverandering.
- Overstroming. Door het bezwijken van een dijk van de IJssel of de Rijn heeft een deel van het plangebied naar verwachting een waterhoogte van 50-200 cm. Hiermee in samenhang bestaat in 2050 ter plaatse van het plangebied een kleine overstromingskans (1x per 300 tot 3000 jaar) op meer dan 50 cm water en op meer dan 200 cm. Gezien de geringe overstromingskans wordt het mogelijke risico als gevolg van overstroming door het bezwijken van een dijk van de IJssel of de Rijn geaccepteerd. Temeer ook verwacht wordt dat de Waterschappen c.q. verantwoordelijke medeoverheden zich ook inzetten om zorg te dragen voor een goede waterveiligheid in het stroomgebied van de IJssel en de Rijn.
3.3.3 Cultuur en Erfgoed 2017-2020 Beleef het mee!
Gelderland is rijk aan cultuur en erfgoed: onder andere musea, theater, dans, festivals, monumenten, archeologie en het historische landschap. Het stimuleren van toegankelijkheid van cultuur en erfgoed voor de inwoners van Gelderland is een belangrijke provinciale kerntaak. Vanuit het programma Cultuur en Erfgoed worden verbindingen gezocht met overige provinciale kerntaken en de gebiedsopgaven. De duidelijkste verbindingen liggen bij de programma's Leefbaarheid, SteenGoed Benutten, Energietransitie, Gebiedsopgaven en Toerisme en Recreatie.
Inwoners en bezoekers van Gelderland moeten de mogelijkheid hebben om cultuur en erfgoed te beleven en ervan te genieten. De provincie faciliteert dat hiertoe in alle regio's initiatieven ontplooid kunnen worden. Versterking van de regionale identiteit door middel van cultuur en erfgoed is hierbij het uitgangspunt. De provincie wil hierbij een verbindende en inspirerende rol vervullen, en investeren in de verdere ontwikkeling van kennis en onderzoek. Ondernemerschap en innovatie van de culturele sector worden gestimuleerd.
Erfgoed ontwikkelen en beleven
Erfgoed is om te beleven en om van te genieten. Toeristen en inwoners genieten van kastelen, historische steden en oude bossen. Erfgoed ontleent zijn bestaansrecht aan de waardering van mensen. Er is een onderscheid tussen materieel en immaterieel erfgoed. Materieel erfgoed bestaat uit historische bebouwing, historisch landschap en archeologie. Immaterieel erfgoed bestaat uit verhalen, tradities, gewoonten en gebruiken.Op het gebied van materieel erfgoed worden drie hoofddoelen onderscheiden.
A. Versterken van de functionaliteit van erfgoed.
Dit doet de provincie door het stimuleren van restauratie en herbestemming van monumenten en het tegengaan van leegstand. Extra aandacht is er voor duurzaamheid van monumenten door het stimuleren van energiebesparende maatregelen, en het ondersteunen van initiatieven die bijdragen aan duurzaam onderhoud van groen erfgoed.
B. Verbeteren van de uitvoeringskwaliteit door samenwerking in het erfgoednetwerk.
Bundeling van kennis en capaciteit bij het uitvoeren van restauraties, het opstellen van uitvoeringsvoorschriften en een kwaliteitsborgingssysteem de zogenaamde Gelderse Voet en de Groene Voet voor erfgoedhoveniers, en voorzetten van het beleid op het gebied van regioarcheologie.
C. Stimulering van innovatie en nieuwe ontwikkelingen.
Samen met de erfgoedsector wordt gewerkt aan de onderwerpen: klimaat en duurzaamheid, kennis en innovatie in de praktijk, nieuwe opgaven (bijv. leegstand van monumentaal vastgoed), toegankelijk maken van cultuurhistorische en archeologische waardenkaarten en een kennisagenda Archeologie van Gelderland.
Onderzoek en conclusie
In paragraaf 4.11, wordt nader ingegaan op archeologisch erfgoed in het plangebied.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012
Op 26 april 2012 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Regionale Structuurvisie Achterhoek2012 vastgesteld. Dit is een actualisatie van de Regionale structuurvisie uit 2004. Als basis voor ruimtelijk beleid zijn er een aantal speerpunten voor de regio benoemd. Dat zijn:
- omgaan met de krimp;
- externe relaties;
- veranderingen in het landelijk gebied;
- overstap naar duurzame energie.
De kern Doetinchem bevindt zich op basis van deze structuurvisie in de dragerzone, waar naast normale ontwikkelingsruimte ruimte wordt geboden aan ontwikkelingen met grote ruimtelijke effecten (bv. door schaal, omvang of verkeersaantrekkend effect). Doetinchem speelt een belangrijke rol indeze dragerzone. Het stedelijk voorzieningenniveau van de stad kan verder worden uitgebreid ter versterking van de zelfstandigheid van de regio. De kernen en regionale bedrijventerreinen in de 'dragerzone' moeten relatief grootschalige ontwikkelingen opvangen, maar kunnen toch niet onbeperkt groeien. Om ook in de 'dragerzone' de maat en schaal van de Achterhoek te behouden worden deze gebieden begrensd, onder andere op basis van de schaal en de lokale identiteit van de kern en de nabijgelegen kwaliteiten vanuit landschap, natuur en water.
Onderzoek en conclusie
De Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012 is opgesteld vanuit een andere context dan waar op dit moment sprake van is. Daarmee is deze visie deels achterhaald door de tijd en de ontwikkelingen. Van bevolkingskrimp is geen sprake meer, maar er dient gebouwd te worden naar behoefte. De ontwikkeling van Wijnbergen De Kwekerij dat met voorliggend bestemmginsplan mogelijk wordt gemaakt, geeft invulling aan die behoefte (zie 3.4.4 ). Daarnaast is ruim aandacht voor duurzaamheid in de brede zin van het woord (energie, klimaat, biodiversiteit). De voorliggende ontwikkeling is niet strijdig met de regionale structuurvisie Achterhoek.
3.4.2 Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025
Op 25 juni 2015 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 vastgesteld als opvolger van de Regionale Woonvisie 2010-2020. De Regionale woonagenda schets de kaders en geeft ruimte om de inhoud mede door andere partijen te laten invullen. Daarmee verschuift de rol van de overheid van inhoudelijk bepalend naar proces begeleidend. Kernbegrippen zijn kaders stellen, faciliteren en ruimte geven.
De in paragraaf 1.4.1 toegelichte notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek', zal de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 voor wat betreft het kwantitatieve deel vervangen. Dit betekent concreet dat passages uit de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 die (in relatie tot inmiddels verouderde prognoses) betrekking hebben op (de afspraken over) het aantal (netto) toe te voegen woningen tot 2025 (inclusief de in 2015 afgesproken verlaging met 10%) niet meer van toepassing zijn c.q. worden vervangen door de inhoud van de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek'. Daarmee wordt op grond van regionaal beleid ruimte geboden om woningen toe te voegen voorzover die woningen (onder andere) voorzien in een aantoonbare behoefte in plaats van dat de ruimte die er is om woningen toe te voegen een afgeleide is van een afgesproken maximaal aantal woningen (het woningcontingent). Daarnaast is met het vaststellen van de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' de onwenselijkheid die in de Regionale Regionale Woonagenda 2015-2025 is opgenomen t.a.v. het toevoegen van extra woningen in de kleine kernen en het buitengebied, niet meer van toepassing voor nieuwe plannen. De in de Regionale Woonagenda 2015-2025 opgenomen mogelijkheid voor maatwerkoplossingen in incidentele gevallen blijft onverkort van toepassing op bestaande en nieuwe plannen die betrekking hebben op het toevoegen van woningen in de kleine kernen en het buitengebied. De provincie Gelderland stelt de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' vast als wijziging van de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 op de hiervoor genoemde passages.
Plannen die betrekking hebben op het toevoegen van nieuwe woningen in de gemeente Doetinchem en voldoen aan de lokale uitwerking van de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' c.q. de 'Woningbouwstrategie 2019', zijn daarmee ook passend binnen de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025.
3.4.3 Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek
De groei van het aantal huishoudens in de regio Achterhoek houdt langer aan dan eerder voorzien. Dit betekent dat er extra woningen moeten komen om te kunnen voorzien in de kwalitatieve behoefte die er nu en in de toekomst is. Daarom is in regionaal verband vanuit de thematafel Wonen en Vastgoed de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' opgesteld en door alle Achterhoekse gemeenteraden vastgesteld. De gemeenteraad van de gemeente Doetinchem heeft deze notitie op 26 september 2019 vastgesteld. Op basis van deze notitie wordt onder voorwaarden ruimte gegeven aan de bouw van extra woningen in de regio Achterhoek. Daarmee moeten nieuwe plannen voor het toevoegen van woningen in ieder geval worden getoetst aan de volgende drie voorwaarden/kwaliteitscriteria: de behoefte is aangetoond, voorrang voor transformatie van leegstaand vastgoed (verbouw of nieuwbouw na sloop) en inbreiding gaat voor uitbreiding. De notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' is door de provincie Gelderland vastgesteld als wijziging op een aantal passages van de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025. Tegelijkertijd heeft de gemeenteraad van de gemeente Doetinchem, conform en met in achtneming van de inhoud van de notitie, het college van burgermeester en wethouders opdracht gegeven om de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' nader uit te werken voor de gemeente Doetinchem. Deze nadere uitwerking is noodzakelijk om daadwerkelijk medewerking te kunnen verlenen aan plannen voor het toevoegen van nieuwe woningen in de gemeente Doetinchem. De nadere (lokale) uitwerking heeft zijn beslag gekregen in de 'Woningbouwstrategie 2019' (zie 3.4.4 ).
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Doetinchem 2035
Op 26 september 2013 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Structuurvisie Doetinchem 2035 vastgesteld. Deze structuurvisie schetst een beeld van de huidige ruimtelijke situatie en gaat zowel in op de kwaliteiten als op onderdelen waar verbeteringen denkbaar zijn. Er worden ruimtelijke kaders geschetst waarbinnen de gemeente Doetinchem de komende jaren wil werken. Daarbij gelden vier thema's, waarvan drie voor de ontwikkelingen in het plangebied van belang zijn. Dit zijn:
- beherend ontwikkelen van stad en land;
- kwaliteit en beleving;
- economische kansen;
- Doetinchem en haar omgeving.
Beherend ontwikkelen van stad en land
Het accent verschuift van ontwikkeling naar beheer als gevolg van de te verwachten vergrijzing van de bevolking en daling van het aantal inwoners. De focus komt te liggen op het verbeteren van bestaande gebieden en functies. Wat goed is vraagt om goed beheer en behoud. Wat niet langer voldoet vraagt om aanpassing of, in het uiterste geval, om vervanging door iets anders. Denkbaar is de sloop van bebouwing en het transformeren van stukken stad naar natuur of stadspark.
Kwaliteit en beleving
De verschuiving van het accent naar beheer biedt kansen voor kwalitatieve ontwikkeling. Doetinchem moet aantrekkelijk zijn voor bewoners, bezoekers en bedrijven. In de structuurvisie ligt de focus op de beleving en ruimtelijke kwaliteit. De structuurvisie streeft een hoge ruimtelijke kwaliteit na. De kwaliteit zal er overal weer anders uitzien en is op verschillende manieren te realiseren.
Economische kansen
De gemeente Doetinchem wil aantrekkelijk blijven door bestaande kwaliteiten te versterken en nieuwe kwaliteiten aan te boren. Inzet is het behoud van werkgelegenheid en het redden van de traditioneel sterke sectoren, zoals de maakindustrie en de zorg. Daarnaast zet de gemeente in op onverwachte kansen die zich voordoen en het anticiperen daarop. De stad moet vernieuwend zijn zonder de bestaande kwaliteiten te verwaarlozen.
Doetinchem en haar omgeving
Als centrumgemeente zal Doetinchem de komende jaren een steeds belangrijkere rol vervullen. Als gevolg van bevolkingsontwikkeling zullen omliggende dorpen steeds vaker gebruik maken van de Doetinchemse voorzieningen. Goede verbindingen met de buurgemeenten zijn noodzakelijk. Er zijn verschillende samenwerkingsvormen, ook met buurland Duitsland. Belangrijke aandachtsgebieden zijn momenteel de infrastructuur, de zorg, het onderwijs, de werkgelegenheid en de cultuur.
Onderzoek en conclusie
In de Structuurvisie Doetinchem 2035 is het project Wijnbergen Het Oosten beschreven. Op het moment van vaststelling van de Structuurvisie Doetinchem 2035 lag de woningbouw in de gemeente Doetinchem nagenoeg stil. Door de keuzes in de woonvisie en de taskforce wonen stonden de woningaantallen onder druk. De woningmarkt is inmiddels gewijzigd en daarmee is de vraag naar woningen weer toegenomen. Op basis daarvan is het beleid voor het toevoegen van woningen ook gewijzigd. De ontwikkeling van Wijnbergen De Kwekerij sluit aan bij de in de structuurvisie uitgesproken focus op de beleveing en de ruimtelijke kwaliteit. De structuurvisie Doetinchem 2035 bevat verder geen specifieke voorwaarden voor het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan.
Overkoepelende opgaven structuurvisie - de groene waas.
In de structuurvisie zijn vier overkoepelende opgaven benoemd; acunpuntuur in de stad, beleef het land, ruimte voor water en de groene waas. Een deel van het plangebied is, als onderdeel van de opgave 'de groene waas' aangegeduid als herkenbaarheid en beleefbaarheid van groen in stad en dorpen. Met het behoud (en de versterking) van de groene structuur in het plangebied blijft het aanwezige groen herkenbaar en beleefbaar.
3.4.2 Doetinchem Natuurlijk Duurzaam
Op 18 februari 2016 heeft de gemeenteraad het koersdocument Doetinchem Natuurlijk Duurzaam vastgesteld. In het koersdocument staat beschreven wat duurzaamheid voor Doetinchem betekent, welke middelen de gemeente inzet en welke doelen de gemeente heeft om de duurzaamheidsambities te behalen. Duurzaamheid is een heel breed begrip. Voor Doetinchem komt duurzaamheid terug op de beleidsvelden energie, natuur, klimaat, circulaire economie, mobiliteit en duurzame producten en diensten. De gemeente zet zichzelf in als verbinder die andere partijen ondersteunt en enthousiasmeert bij hun duurzame initiatieven.
Met het koersdocument legt de gemeente de focus voornamelijk op het terrein van energie. Op dit terrein kan de gemeente grote 'winsten' behalen. Doetinchem wil, samen met de andere Achterhoekse gemeenten, in 2030 energieneutraal zijn. Dit doet de gemeente door zowel energie te besparen als schone energie op te wekken. De gemeente ziet het als taak om deze energietransitie te faciliteren en te stimuleren. Daarbij wil de gemeente het goede voorbeeld geven en de te banen wegen vrijmaken.Wat betreft de energiebesparing richten de gemeente zich voornamelijk op de bestaande woningvoorraad en het bedrijfsleven. De gemeente informeert en zorgt voor subsidieregelingen of leningen. Wat betreft energieopwekking zijn zon, biomassa en ook wind kansrijke duurzame energiebronnen. In theorie kan elk gebouw voorzien in zijn eigen duurzame energieopwekking. Daar waar dit niet mogelijk is bieden collectieve duurzame energievoorzieningen het alternatief.
Onderzoek en conclusie
Energie
De nieuw te bouwen woningen worden conform geldende wet- en regelgeving aardgasloos gerealiseerd, waarbij ook gestreefd wordt naar energieneutraliteit in de vorm van 'nul-op-de-meter'. Daarnaast is het de bedoeling om parkeergelegenheden te overkappen met zonnepanelen om daarmee ook energie op een duurzame manier op te wekken. Middels de regels van het bestemmingsplan wordt dit ook mogelijk gemaakt. Als alternatief voor de verwarming worden naar verwachting individuele oplossingen toegepast c.q. wordt op voorhand geen collectieve vooorziening aangelegd.
Natuur(inclusiviteit) en biodiversiteit
Duurzaamheid en natuurinclusiviteit staan centraal bij de ontwikkeling van Wijnbergen de Kwekerij. En in samenhang daarmee ook het behouden en versterken van de biodiversiteit. Bijvoorbeeld door behoud van het bestaande groen en deze te voorzien van een (rijke) zoombeplanting die zorgt voor beschutting en een belangrijke voedselbron kan zijn voor verschillende dieren. Maar ook door het wijkgroen in te richten met soorten met een duidelijke ecologische meerwaarde als voedselbroen of schuilplaats voor dieren en/of insecten. Daarnaast worden bomen toegepast die ook een duidelijke ecologische meerwaarde hebben als voedselbron of nestelplek voor dieren en/of insecten (veelal met bloeiwijze en/of vruchtdragend). Ook in de buurttuinen worden bomen en struiken toegepast die een toevoeging zijn aan het ecosysteem van de wijk. Teven worden de wadi's benut om, naast de betekenis voor het watersysteem, ook van betekenis te zijn voor het ecosysteem door bijvoorbeeld het inzaaien met grassen, bloemen en kruiden. Op de oevers van de Kapperskolk kan overbeplanting worden toegepast waarmee voedselbronnen en nestel- en schuilplekken worden geboden voor verschillende dieren, amfibieen en insecten. Natuurinclusiviteit komt tot slot ook tot uitdrukking in de gewenste beeldkwaliteit van de te realiseren woningen. Natuurinclusief (en circulair) bouwen wordt middels een kavelpaspoort bij de verkoop van kavels (particulier opdrachtgeverschap) verplicht gesteld. Daarnaast wordt dit ook als voorwaarde gehanteerd in het geval woningen op projectmatige basis worden gerealiseerd.
Klimaat
Er is in hoge mate aandacht voor klimaatadaptieve maatregelen door een systeem toe te passen van (1) 'Lokaal opvangen, bufferen en infiltreren', (2) 'Overstort van overtollig water naar wadi’s' en (3) 'Overstort richting Kapperskolk' (zie paragraaf watersysteem stedenbouwkundig plan, bijlage 1 ). Dit draagt mede bij aan het voorkomen van risico's van klimaatverandering (verminderen/voorkomen van hittestress en wateroverlast). Dit geldt ook voor het toepassen van groene daken.
Circulaire economie/circulariteit
Circulair bouwen wordt middels een kavelpaspoort bij de verkoop van kavels (particulier opdrachtgeverschap) verplicht gesteld. Daarnaast wordt dit ook als voorwaarde gehanteerd in het geval woningen op projectmatige basis worden gerealiseerd.
Mobiliteit
Wijnbergen de Kwekerij wordt ingericht met het uitgangspunt dat de auto te gast is in de wijk. De wegen worden ingericht met de bedoeling enkel ontworpen te zijn voor het bestemmingsverkeer van de wijk, te denken aan bewoners, bezoekers en hulpdiensten. Daarnaast wordt, in het kader van duurzame omgang van regenwater, ingezet op het minimaliseren van verhardingsmaterialen en het toepassen van waterpasserende verhardingen
3.4.3 Duurzame energieopwekking in Doetinchem
Op 25 april 2019 heeft de gemeenteraad het beleidskader Duurzame energieopwekking in Doetinchem vastgesteld. Met dit beleidskader is helder hoe de gemeente initiatieven voor duurzame energieopwekking in behandeling wil nemen. Het biedt inwoners de mogelijkheid om mee te doen en mee te beslissen bij projecten voor duurzame energieopwekking in hun buurt. Daarnaast geeft het initiatiefnemers een handelingsperspectief waarmee zij projecten voor duurzame energieopwekking tot ontwikkeling kunnen brengen in Doetinchem.
De doelstelling van het beleidskader is drieledig:
1. Het beleidskader heeft als doel ruimte te bieden voor duurzame energieopwekkingsinitiatieven. Tot de vaststelling van het beleidskader werden initiatieven voor energieopwekking welke afwijken van het bestemmingsplan, door gebrek aan beleid, niet in behandeling genomen. Het beleidskader heeft hier verandering in gebracht. Door het beleidskader is de gemeente in staat om initiatieven te 'toetsen' op hun inpasbaarheid binnen Doetinchem.
2. De ruimtelijke kwaliteit van het grondgebied waarborgen en waar mogelijk versterken. Bronnen voor duurzame energieopwekking nemen ruimte in beslag. Afhankelijk van de beschikbare ruimte, het soort bron en de ruimtelijke impact die het heeft, is de benodigde ruimte en impact van het initiatief kleiner of groter. Met het beleidskader worden richtlijnen gegeven voor 'inpassing' van initiatieven met een grote ruimtelijke impact.
3. Ten derde is het doel dat grootschalige initiatieven met een zo groot mogelijke maatschappelijke betrokkenheid tot stand komen. Initiatiefnemers voor ontwikkeling van bronnen van duurzame energieopwekking beogen over het algemeen een zo groot mogelijk rendement. Deze rendementen keren over het algemeen niet terug in het gebied. De omgeving van zo'n project ervaart daardoor vaak alleen de lasten (als visuele hinder, geluidhinder, enz.) en niet de lusten. Met het beleidskader wordt juist lokaal initiatief en eigenaarschap gestimuleerd. Daarnaast wordt beoogd dat initiatiefnemers van buiten de gemeente aangezet worden tot het betrekken van omwonenden in het totale proces van idee tot exploitatie. Dit alles om de betrokkenheid te vergroten en de omgeving mee te laten profiteren van de voordelen die ook ontstaan.
In het beleidskader staan richtlijnen en randvoorwaarden, waar en onder welke voorwaarden de duurzame energiebronnen in de gemeente tot stand mogen komen. De drie belangrijkste uitgangspunten zijn:
- Alle bronnen en vormen van duurzame energieopwekking zijn nodig.
- Initiatieven voor grootschalige duurzame energieopwekking worden samen met de omgeving en belanghebbenden vormgegeven.
- Initiatieven voor grootschalige duurzame energieopwekking worden landschappelijk ingepast.
Onderzoek en conclusie
Van grootschalige initiatieven gericht op de opwek van duurzame energie is geen sprake en wordt met voorliggend bestemmingsplan dus ook niet mogelijk gemaakt. Wijnbergen De Kwekerij moet een duurzame wijk worden waarbij duurzame energieopwekking zeker een rol speelt. Zie daarvoor paragraaf 3.4.2.
3.4.4 Woningbouwstrategie 2019
Op 28 november 2019 heeft de gemeenteraad de 'Woningbouwstrategie 2019' vastgesteld.
De afgelopen jaren kon beperkt medewerking worden verleend aan woningbouwplannen. Aanleiding daarvoor waren regionale afspraken over het maximaal aantal toe te voegen woningen en bijbehorend lokaal beleid onder de noemer (uitvoering) herziene woningbouwstrategie uit 2015 en 2016. Tegelijkertijd heeft dit beleid ervoor gezorgd dat de gemeente de regie weer in handen heeft als het gaat om het toevoegen van nieuwe woningen; de latente woningbouwcapaciteit in bestemmingsplannen is geschrapt. De gemeente kan nu weer meewerken aan gewenste woningbouw ontwikkelingen.
De groei van het aantal huishoudens in de regio Achterhoek alsook in de gemeente Doetinchem houdt langer aan dan eerder was voorzien ten tijde van het vaststellen van regionale afspraken over het maximaal aantal toe te voegen woningen en bijbehorend lokaal beleid onder de noemer (uitvoering) herziene woningbouwstrategie uit 2015 en 2016. Dat de groei van het aantal huishoudens langer aanhoudt dan verwacht, betekent dat er extra woningen moeten komen om te kunnen voorzien in de kwalitatieve behoefte die er nu en in de toekomst is. De gemeenteraad van Doetinchem heeft daartoe op 26 september 2019, net als de andere Achterhoekse gemeenten, de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw regio Achterhoek' vastgesteld. Daarmee is een nieuw regionaal kader gegeven waaraan nieuwe woningbouwontwikkelingen in de regio en dus ook in de gemeente Doetinchem moeten voldoen. Zie voor meer informatie paragraaf 3.4.3 .
De 'Woningbouwstrategie 2019' vormt de uitwerking van dat kader c.q. de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw regio Achterhoek'. Met de 'Woningbouwstrategie 2019' kan de gemeente Doetinchem sturen op het toevoegen van woningen waar behoefte aan is voor de verschillende doelgroepen, op het toevoegen van stedenbouwkundige kwaliteit en op het bestrijden van leegstand. Daarmee geeft de 'Woningbouwstrategie 2019' mede invulling aan de opvatting van de gemeente dat degenen die in de gemeente Doetinchem willen wonen ook terecht moeten kunnen op de woningmarkt binnen de gemeente Doetinchem.
Met de 'Woningbouwstrategie 2019' wordt het voor initiatiefnemers duidelijk aan welke voorwaarden hun initiatieven in ieder geval moeten voldoen om in principe medewerking van de gemeente te verkrijgen.
Gewenste toevoegingen woningvoorraad gemeente Doetinchem
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan sluit bij de Woningbouwstrategie - 2019 en de daarin opgenomen behoefte aan type woningen voor de kern Doetinchem. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van 144 woningen mogelijk. Daarvan zijn 35 aaneengebouwde woningen (waaronder sociale huur), 29 vrijstaande woningen en 15 tiny houses. Van 65 woningen staat het type niet vast; dit kunnen aaneegebouwde, twee-onder-een-kap en/of vrijstaande woningen. Er wordt voldaan aan het uitgangspunt dat 20% van de woningen als goedkope koop of sociale huur wordt ontwikkeld. Met het voldoen aan de Woningbouwstrategie - 2019 wordt voorzien in de behoefte aan verschillende woningtypen/vormen op een binnenstedelijke locatie in de kern Doetinchem.
3.4.5 Lokale woonagenda gemeente Doetinchem 2016-2025
De lokale woonagenda gemeente Doetinchem is een actuele lokale uitwerking van de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025. Met de lokale woonagenda gemeente Doetinchem wordt een basis gevormd voor het maken van prestatieafspraken met woningbouwcorporaties. Het biedt een basis voor de beoordeling van initiatieven die raakvlakken kennen met de onderwerpen die in deze lokale woonagenda worden behandeld met de daarbij behorende ambities en doelstellingen. De onderwerpen hebben betrekking op de ontwikkeling van de woningmarkt en woningvoorraad, de nieuwbouw tot 2025, de kwaliteit en energiezuinigheid van de woningvoorraad, de leefbaarheid, wonen met zorg en ouderenhuisvesting en de betaalbaarheid, bereikbaarheid en beschikbaarheid van woningen. De gemeente wil in ieder geval dat iedereen die in de gemeente Doetinchem een woning wil kopen of huren, binnen afzienbare tijd een woning kan vinden die pastbij zijn of haar financiële situatie.
Onderzoek en conclusie
De context waarbinnen de lokale woonagenda gemeente Doetinchem 2016-2025 is opgesteld, is sindsdien aan verandering onderheving geweest. Met name de vraag naar woningen en daarmee de druk op de woningmarkt is sterk toegenomen. Dit is ook de reden geweest dat, na het opstellen van de lokale woonagenda, het regionale beleid (kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achtehroek) en gemeentelijk beleid (Woningbouwstrategie 2019) is gewijzigd voor wat betreft het aantal toe te voegen woningen. In kwalitatieve zin sluit het toevoegen van de woningen in Wijnbergen De Kwekerij aan bij lokale woonagenda. Er worden duurzame (gasloos), energiezuinige (in ieder geval BENG) en natuurinclusieve woningen toegevoegd. De toevoeging van ongeveer 150 woningen, draagt bij aan een toenemende beschikbaarheid van (koop en huur) woningen in de gemeente Doetinchem in verschillende segmenten en in de vorm van een bijzondere woonvorm (tiny house).
3.4.6 Planologisch beleid
Op 6 januari 2011 heeft de gemeenteraad van Doetinchem ingestemd met het Planologisch beleid 2011. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - najaar - 2019' op 30 maart 2020 heeft de gemeenteraad een aantal wijzigingen doorgevoerd. In deze paragraaf komt de integrale versie van het Planologisch beleid terug.
Het planologisch beleid vormt het ruimtelijk beleidskader voor woningen en bijbehorende bouwwerken. In de nota wordt beleid geformuleerd voor kleine bouwplannen met betrekking tot woningen. Ook voorziet de nota in een belangrijke verruiming en versoepeling van de tot nu toe gehanteerde bouwvoorschriften. In de voorgestelde regeling is een onderscheid gemaakt tussen:
- ruimtelijke aspecten die betrekking hebben op het woonhuis en bijbehorende bouwwerken alleen;
- de ruimtelijke aspecten van de woning die alleen geregeld kunnen worden als de kenmerken van de omgeving daarbij betrokken worden.
Daarnaast zijn een aantal relatief ondergeschikte bouwactiviteiten die voorheen als afwijking verleend kon worden, nu als 'bij recht' toegestane bouwactiviteiten opgenomen. Dit zijn bijvoorbeeld erkers, toegangspartijen en overkappingen in de voortuin van een woning. Verder zijn versoepelingen doorgevoerd voor:
- woonruimte in bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- erfafscheidingen;
- beroepen en bedrijven aan huis;
- mantelzorg.
Met het Planologisch beleid ligt er een vernieuwde basis voor omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen. Daarnaast is het beleid de basis voor nieuwe planontwikkelingen. De regels uit het planologische beleid komen, zover ze niet zijn vertaald op de plankaart, terug in de verbale regels van dit bestemmingsplan.
Onderzoek en conclusie
Voor het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan is het planologisch beleid als uitgangspunt gehanteerd. Tegelijkertijd maakt het stedenbouwkundig plan en het achterliggende concept dat op een aantal punten afgeweken wordt van de standaard die met het planologisch beleid wordt nagestreefd. Het gaat daarbij om de volgende zaken:
- afstanden tot perceelsgrenzen/gebruik begrip voor en achter
De bestemming 'Wonen - 2' t/m 'Wonen - 5' maakt de realisatie van woningen mogelijk met een (combinatie van een) specfieke/afwijkende grootte van het bouwperceel, positie van het hoofdgebouw, positie ten opzichte van de weg en positie ten opzichte van het openbare groen. Dit maakt dat bij de genoemde bestemmingen de afstand tot (wat beschouwd kan worden als) de achterste perceelgrens niet minimaal 8 meter bedraagt. Tegelijkertijd kan gesteld worden dat het doel van deze afstand (het waarborgen van privacy) geborgd is door een (wat beschouwd kan worden als) voortuin bij de vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen met wel de afstand van 8 meter. Het concept van de rijwoningen ('Wonen - 4') maakt dat de genoemde afstand van 8 meter in het geheel niet van toepassing is. Daarnaast worden de rijwoningen ('Wonen - 4') op basis van het stedenbouwkundigplan op de zijdelingse perceelgrens gebouwd. Daarom is geen afstand van 3 meter tussen het bouwvlak en de grens van het bestemmingsvlak/perceelsgrens gehanteerd. Bij de bestemming 'Wonen - Tiny House 2' wordt een afstand tot de zijdelingsperceelsgrens van 2 meter gehanteerd in plaats van 3 meter vanwege de omvang van het perceel i.c.m. de maxmale grootte van een tiny house. Ook in dit geval wordt een afstand van 8 meter tot de achterste perceelgrens niet gehanteerd. De afstand tussen de (achterste perceelsgrens van de) bestaande woningen aan de Doetinchemseweg/Wijnbergseweg en de bestemming 'Wonen - Tiny House 2' i.c.m. het voorziene groen tussen de tiny houses en de percelen aan Doetinchemseweg/Wijnbergseweg maakt dat deze afwijking acceptabel wordt geacht. - Bijbehorende bouwwerken
Het stedenbouwkundige plan maakt dat bij de rijwoningen (Wonen - 4) bijbehorende bouwwerken zijn uitgesloten evenals de daarbij behorende (afwijkingsmogelijkheden van de) bouw- en gebruiksregels. Daarnaast bieden de bestemmingen 'Wonen - 2' en Wonen - 5' de ruimte om bijbehorende bouwwerken te realiseren in, wat normaliter beschouwd zou kunnen worden als de voortuin. Bijbehorende bouwwerken zijn aldaar toegestaan omdat de gronden waar het is toegestaan vanwege het concept voor de betreffende woning de functie van achtertuin vervulllen.
3.4.7 Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020
Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 vormt de basis voor de omgang met water in het algemeen en het rioleringsstelsel in het bijzonder.
Met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het stedelijk gebied zijn de volgende gidsprincipes voor integraal waterbeheer van belang:
- het toepassen van de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren;
- water van schoon naar minder schoon laten stromen (geen afwenteling);
- met water de identiteit van een plek zichtbaar maken;
- een goede communicatie opzetten (intern en extern);
- water als mede-ordenend principe toepassen bij ruimtelijke plannen;
- samenwerken en afstemmen;
- balans in watersysteem en waterketen.
Door het toepassen van deze principes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem binnen de gemeentegrenzen, gecombineerd met een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water. Er is een goede samenwerking en afstemming tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen, en er vindt geen bestuurlijke, financiële of ruimtelijke afwenteling plaats. Dit is het algemene streefbeeld voor 2030. In het Gemeentelijk Rioleringsplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt.
Onderzoek en conclusie
Voor de ontwikkeling van het plangebied wordt de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren toegepast door een systeem toe te passen van (1) 'Lokaal opvangen, bufferen en infiltreren', (2) 'Overstort van overtollig water naar wadi’s' en (3) 'Overstort richting Kapperskolk'. Daarnaast is en blijft de Kapperskolk zichtbaar in het gebied en leidend voor de ontwikkeling van het plangebied. Daarmee wordt en blijft de identiteit van de locatie zichtbaar. In samenhang daarmee is het aanwezige water alsook de benodigde waterberging/wadi's mede-ordenend voor de ontwikkeling van het plangebied. In paragraaf 4.10 Water wordt nader op het aspect water ingegaan. Dit bestemmingsplan sluit aan op het gestelde in het Gemeentelijk Rioleringsplan.
3.4.8 Groenstructuurplan Doetinchem 2017
Het Groenstructuurplan Doetinchem 2017 vormt de basis van de groene bestemmingen in dit plan. Het groenstructuurplan is recent geactualiseerd en op 27 juni 2017 vastgesteld door het college. Het plan is het beleidsdocument waarin beleid en ambities ten aanzien van de groen- en bomenstructuren zijn vastgelegd. Het gaat daarbij zowel om de functionele als de visueel-ruimtelijke aspecten van het groen. Het groenstructuurplan is leidend bij ruimtelijke vraagstukken waar zij onderdeel van uitmaakt. De beleidsuitgangspunten voor het plan komen voort uit de Structuurvisie Doetinchem 2035. De belangrijkste doelen van het plan zijn:
- vastleggen van bestaande, te behouden, te versterken en nieuw te ontwikkelen (hoofd)groen- en bomenstructuren;
- verwoorden groene ambities en uitwerken naar concrete projecten en acties;
- handvatten bieden voor afwegingen bij ruimtelijke claims, afstoten en verkoop van het openbaar groen;
- functioneren als toetsingsinstrument voor de Bomenverordening;
- mede richting geven aan aanleg, beheer en onderhoud.
Onderzoek en conclusie
Bovenstaande uitsnede uit de groenstructuurkaart van Doetinchem laat zien dat de Kapperskolk behoort tot de 'Hoofdstructuur Groen' en het overige van het plangebied is aangewezen als locatie waar de uitbreiding van de groenstructuur gewenst is (lichtgroen). Blijkens basismodule groenstructuur is planontwikkeling mogelijk mits deze planontwikkeling wordt ingepast. Zoals in paragraaf 2.2 verwoord vormen de bestaande groenstructuren in het gebied de drager voor de opzet c.q. het geactualiseerde stedenbouwkundigplan. In samenhang hiermee betekent natuur-inclusief ook het zoveel mogelijk behouden van natuurwaarden vanuit de bestaande situatie. Daarnaast worden bestaande natuurwaarden behouden en versterkt door de toepassing van inheemse en streekeigen soorten en vindt compensatie plaats voor het verlies van grasvelden door toepassing van daktuinen. Geconcludeerd wordt dat sprake is van passende inpassing van de beoogde ontwikkeling van het gebied.
3.4.9 Bomenbeleid en de Bomenverordening
De bescherming, de herplant en het kappen van bomen is geregeld in de gemeentelijke bomenverordening. De beleidsregels voor toepassing van deze regelgeving zijn opgenomen in de Bomenverordening 2015. Deze verordening bevat regels ten aanzien van de beoordeling kapaanvragen en belangenafweging, bijzondere bomen en de duurzame instandhouding en bescherming van bomen. Het bomenbeleid is in essentie gericht op het behoud van (toekomstig) waardevolle bomen en boomstructuren.
Bomen dragen in belangrijke mate bij aan de structuur, identiteit, belevingswaarde, ecologische waarde en gebruikswaarde van de (woon)omgeving en worden dan ook beschouwd als de belangrijkste groenelementen in de stedelijke omgeving. Hierbij geldt dat naarmate bomen ouder zijn de waarde voor de omgeving toeneemt. Om deze reden is het van belang in de bestaande situatie en bij nieuwe ontwikkelingen met zorg om te gaan met aspecten van beheer en inrichting van de boom en zijn groeiplaats.
Onderzoek en conclusie
In het gebied zijn geen zogenaamde bijzondere/waardevolle bomen in de zin van de Bomenverordening aanwezig. Aan de Torontostaat zijn wel bijzondere bomen aanwezig. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden wordt voor zover van toepassing de aanwezigheid van deze bomen en bescherming via de Bomenverordening in acht genomen. Voor het overige zal voor zover van toepassing voor het uitvoering van werkzaamheden de Bomenverordening in acht worden genomen.
3.4.10 Mobiliteitsvisie 2016-2026
De gemeenteraad heeft op 3 november 2016 de nieuwe Mobiliteitsvisie 2016-2026 vastgesteld. Dit plan is gericht op kwaliteit (snel, veilig en comfortabel) en op gelijkwaardige belangen van autoverkeer, openbaar vervoer en fiets. Oftewel, op welke wijze kan de gemeente er voor zorgen datde hele gemeente en binnenstad voor de inwoners en bezoekers een veilige stad is die ook makkelijkte bereiken is en een goede doorstroming biedt de auto maar zeker ook voor de fiets: de auto heeft niet automatisch prioriteit. Daarbij gaat de gemeente slimmer en efficiënter gebruik maken van de bestaande infrastructuur. Niet perse meer infrastructuur maar beter benutten van wat er al is. Het wijzigingen van het mobiliteitsgedrag en de eigen verantwoordelijkheid van de burgers staat centraal bij het beoogde effect van de maatregelen.In het wegcategoriseringplan hebben alle wegen op gemeentelijk grondgebied een functie gekregen.
Onderzoek en conclusie
In het wegcategoriseringplan hebben alle wegen op gemeentelijk grondgebied een functie gekregen. Een concretisering van de mobiliteitsvisie voor het plangebied en toetsing aan het wegcategoriseringsplan is weergegeven in paragraaf 4.12
3.4.11 Parkeervisie Gemeente Doetinchem 2017-2020
Op 8 juni 2017 heeft de gemeenteraad de 'Parkeervisie Gemeente Doetinchem 2017-2020' en de 'Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem' vastgesteld. De gemeente biedt voor haar eigen inwoners en bezoekers een aantrekkelijke binnenstad waarbij bereikbaarheid en parkerenbelangrijke pijlers zijn. Het parkeren biedt in en rond de binnenstad van Doetinchem, in de kernen van Wehl en Gaanderen en in woongebieden en buitengebied ondersteuning aan de daar aanwezige functies (zoals: wonen, winkelen, werken en recreëren). De parkeervisie is opgedeeld in vier pijlers:
1. parkeerlocatie en kwaliteit: alle openbare parkeerplaatsen moeten sociaal veilig, beschikbaar,vindbaar en te financieren zijn;
2. doelgroep gericht: per locatie hebben specifieke parkeerdersgroepen prioriteit.
a. binnenstad - personeel en publiek;
b. woongebieden - bewoners en bezoek;
c. bedrijfsterreinen - personeel;
3. flexibiliteit: de uitvoering van de werkzaamheden uit de parkeervisie moeten gefaseerd uitgevoerd kunnen worden;
4. exploiteerbaarheid: de parkeerexploitatie dient te voldoen aan de financiële taakstelling.
Parkeernormen hebben tot doel een zodanig aantal parkeerplaatsen voor nieuwe ontwikkelingen voorte schrijven, dat voorzien wordt in de in te schatten parkeervraag. Dat aantal voorkomt dat door deaanleg van te weinig plaatsen er een tekort ontstaat. Ook voorkomt het toepassen van de normen dater teveel plaatsen komen, waardoor de automobiliteit gestimuleerd wordt en de leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en bereikbaarheid nadelig worden beïnvloed. De nota wil ook de toepassing vande normen voor burgers, bedrijven, gebouweigenaren, ontwikkelaars, e.d. inzichtelijk maken.
Onderzoek en conclusie
In de 'Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem' staat per situatie de parkeernormen. Het parkeerbeleid is voor het plangebied nader uitgewerkt in paragraaf 4.12
4 Haalbaarheid
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten milieueffectrapportage, bodem, akoestiek (weg, rail en industrie), luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, flora en fauna, water, archeologie, verkeer en parkeren. En de daarvoor uitgevoerde onderzoeken. Op basis daarvan is te concluderen dat de beoogde ontwikkeling geen problemen oplevert ten aanzien van de onderzochte aspecten, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hierna opgenomen/toegelicht.
- Voorwaardelijke verplichting ontheffing Wet natuurbescherming buizerd en steenuil als algemene gebruiksregel (art. 18.3 )
Uit de resultaten van aanvullend natuuronderzoek is gebleken dat door de geplande woningbouw in het plangebied sprake is van aantasting van de functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd en steenuil. Om die reden heeft de gemeente Doetinchem op 20 juli 2021 een aanvraag bij de Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland ingediend voor een ontheffing in het kader van hoofdstuk 3 van de Wnb op grond van artikel 3.1 lid 2 voor het vernielen, beschadigen ofwegnemen van nesten, rustplaatsen of eieren van de steenuil en buizerd. Op 13 janauri 2022 hebben de Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland per brief de aangevraagde ontheffing verleend (bijlage 5 ). De ontheffing en daaraan verbonden uit te voeren mitigerende maatregelen en gebiedscompensatie zijn doorvertaald in een voorwaardelijke verplichting zoals opgenomen in artikel 18.3 van de regels. - Toepassen vleermuisvriendelijke verlichting ter bescherming van het leefgebied van de vleermuis als specifieke gebruiksregel (art. 3.5.2 , 4.5.2 , 6.5.5 , 7.5.5 , 8.5.5 , 9.5.4 , 10.5.5 , 11.4.4 , 12.4.3 )
Op basis van aanvullend natuuronderzoek zijn vier soorten vleermuizen aangetroffen en zijn belangrijk leefgebieden binnen het plangebied in kaart gebracht. De aangevraagde en verleende ontheffing Wet natuurbescherming is niet van toepassing op deze soort vleermuizen. Dit betekent dat de functionaliteit van het leefgebied van vleermuizen gegarandeerd dient te worden. In dit kader moet aantasting door een toename kunstlicht voorkomen worden en er mag geen sprake zijn van strooilicht op boomkronen. Middels specifieke gebruiksregels in voorliggend bestemmingsplan wordt (publiekrechtelijk) gewaarborgd dat uitsluitend vleermuisvriendelijke verlichting mag worden toegepast bij openbare en buitenverlichting. Daarnaast zal via het privaatrechtelijke spoor, bij de uitgifte van gronden, e.e.a. ten aanzien van vleermuisvriendelijke verlichting worden geborgd. - Voorwaardelijke verplichting bergingscapaciteit hemelwater als specifieke gebruiksregel
Om te waarborgen dat in het plangebied voldoende bergingscapaciteit voor hemelwater wordt gerealiseerd, is als gebruiksregel een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de artkelen behorend bij de bestemmingen 'Wonen 1 t/m 5', 'Wonen - Tiny House 1' en 'Wonen - Tiny House 2'. De inhoud van de voorwaardelijke verplichting is gebaseerd op de uitgevoerde en door het Waterschap Rijn en IJssel akkoord bevonden watertoets. Daarin wordt een minimale bergingscapaciteit voor 40 mm per m2 verhard oppervlak aangehouden. - Voorwaardelijke verplichting geluid als specifieke gebruiksregel bestemming Wonen - 1
De meest noordelijk gelegen uit te geven kavel met de bestemming Wonen - 1 bevindt zich binnen de richtafstand (VNG brochure bedrijven en milieuzonering) behorend bij een basisschool (De Kleine Prins). Daarom is aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat een voorziening moet worden getroffen om ter plaatse van de betreffende kavel een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen. Dit is doorvertaald in een voorwaardelijke verplichting.
4.2 (Vormvrije) M.e.r.-beoordeling
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats indeze integrale afweging te geven. Op basis van de volgende grondslagen kan een milieueffectrapportage dan wel m.e.r. (beoordelings)plicht van toepassing zijn:
- op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm: er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
- op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3): er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen)
- op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4); er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. zijn aan de activiteiten drempelwaarden (de gevallen) verbonden. Deze drempelwaarden zijn echter indicatief. Dit betekent dat als een activiteit wel genoemd staat in de D-lijst maar onder de genoemde drempelwaarde blijft, er sprake is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn of waarvoor op basis van de Wet natuurbescherming een passende beoordeling nodig is. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Daarom dient te worden getoetst of er sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:
- een oppervlakte van 100 hectare of meer;
- een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
- een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van ca. 150 woningen mogelijk. Daarmee worden de drempelwaarden niet overschreden en is in dit geval geen sprake van een m.e.r.beoordelingsplicht. Wel dient het bevoegd gezag, ondanks dat de drempelwaarden niet worden behaald, zich er van te vergewissen of activiteiten geen belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen hebben (vormvrije m.e.r.-beoordeling). Uit de uitgevoerde onderzoeken om de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan te onderbouwen (hoofdstuk 4), kan geconcludeerd worden dat geen nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. En dat daarmee geen milieueffect(beoordelings)rapportage hoeft te worden opgesteld. In dit kader wordt ook verwezen naar de verleende ontheffing op basis van de Wet natuurbescherming (bijlage 8 ) voor de steenhuil en buizerd en de daarvoor te nemen mitigerende en compenserende maatregelen.
4.3 Bodem
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is het van belang om te weten of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming. De eisen die worden gesteld aan de bodemkwaliteit en de noodzaak tot het uitvoeren van een bodemonderzoek staan vermeld in onder meer de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit, de Woningwet en het Bouwbesluit. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen gezondheidsrisico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Ook mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door bijvoorbeeld grondverzet (het zogenaamde stand still-beginsel).
Onderzoek en conclusie
Voor de voorgenomen ontwikkeling is door Rouwmaat groep onderzoeksbureau een verkennend bodem- en asbestonderzoek verricht (Milieutechniek Roumaat Groenlo B.V., datum 4 november 2020, bijlage ). Op basis van dit onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het toekomstige gebruik van het terrein voor de ontwikkeling van het plan Wijnbergen De Kwekerij. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan
Grondverzet
Bij afvoer, aanvoer en hergebruik van grond gelden de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en de Nota bodembeheer en bodemkwaliteitskaart Regio Achterhoek 2020. Voor eventuele aan- en of afvoer van grond kan een partijkeuring nodig zijn.
4.5 Akoestiek
4.5.1 Wegverkeerslawaai
Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn daarom geluidsnormen opgenomen. In het kader van de Wgh bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Buiten de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrooks wegen die aan weerszijden van de weg gerekend vanuit de wegas, in acht moet worden genomen 250 meter. Binnen de bebouwde kom bedraagt deze afstand 200 meter. Ingeval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone moet een akoestisch onderzoek plaatsvinden. Daar waar geen sprake is van een wettelijke onderzoekszone moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening het aspect akoestiek ook afgewogen worden.
Onderzoek en conclusie
Voor de wegen rondom het plangebied, te weten de Kapperskolkweg, Torontostraat, Doetinchemseweg en Wijnbergseweg geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Hiervoor geldt dus geen zone in het kader van de Wet geluidhinder. Het aspectweg verkeerslawaai vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
4.5.2 Railverkeerslawaai
Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wgh) een zone gelegen langs iedere spoorlijn. De spoorlijn Arnhem - Doetinchem - Winterswijk heeft een zone van 100 meter.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied ligt op minimaal 300 meter afstand van de spoorlijn Arnhem - Doetinchem - Winterswijk. Aanvullend onderzoek is in het kader van railverkeerslawaai dus niet nodig. Het aspect railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
4.5.3 Industrielawaai/bedrijfszonering
In de Wet geluidshinder is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde, krachtens het Besluit omgevingsrecht (Bor) aangewezen, inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidzone moet zijn vastgesteld. Met deze zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel grote lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Grote lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, te veel oprukken naar de grote lawaaimakers. Buiten deze geluidzone mag de geluidsbelasting door industrielawaai niet meer bedragen dan 50 dB(A) (de voorkeursgrenswaarde industrielawaai). In de Wgh is vastgelegd dat het vastleggen, opheffen of wijzigen van een geluidzone moet plaatsvinden via het vaststellen van een bestemmingsplan. Niet is vastgelegd dat bestaande geluidzones opnieuw overgenomen moeten worden. Het opnemen van de geluidzone heeft dan ook vooral een signaleringsfunctie en is niet nodig vanuit het oogpunt van rechtszekerheid.
Onderzoek en conclusie
Geluidszone Verheulsweide
De geluidszone Verheulsweide ligt over een beperkt deel van het plangebied (noordoostelijk hoek). Om te bepalen of er sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai bij de voorziene woningen in het betreffende deel van het plangebied is een berekening gemaakt van de verwachte geluidsbelasting op de betreffende woningen. Uit deze berekening blijkt dat de verwachte geluidsbelasting op de buitengevel onder de 50 dB(A) blijft. Daarmee vormt het aspect industrielawaai geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Geluidszone Verheulsweide
4.6 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wetmilieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen(grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen om onder andere de verkeersgerelateerde emissies (onder andere fijnstof en stikstofdioxide) te reguleren. Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als de luchtkwaliteit als gevolg van het project met ten hoogste 3% verslechtert.
Onderzoek en conclusie
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit is de NIBM-tool ontwikkeld. Daarmee kan worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Voor deze berekening is uitgegaan van 150 woningen maal 6 extra vervoersbewegingen per etmaal, waarmee 900 extra voertuigbewegingen per etmaal zijn berekend.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project wordt dan beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
4.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de kans dat personen in de omgeving van een activiteit waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, slachtoffer worden van een ongeval met die stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes (weg, water, rail en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving. Voor inrichtingen (bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen', de bijbehorende regeling en de circulaire effectafstanden LPG-tankstations van belang. Voor transport is de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen', het besluit externe veiligheid transportroutes en de wet basisnet van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is. Het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij externe veiligheid wordt een onderscheidt gemaakt tussen een plaatsgebonden risico en een groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon, die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-5 (één op 100.000) en een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Binnen deze contour mogen in ieder geval geen kwetsbare objecten (onder andere scholen, gebouwen waar zich veel mensen bevinden en gebouwen waar zich minder zelfredzame personen kunnen bevinden) aanwezig zijn of geprojecteerd worden.
Groepsrisico
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Voor de contour van het groepsrisico geldt in ieder geval dat het niet wenselijk is om hier kwetsbare bestemmingen toe te staan. Het streven moet zijn om het aantal personen binnen het invloedsgebied onder de oriëntatiewaarde en waar mogelijk zo laag mogelijk te houden.
Gemeentelijk beleid
Door de gemeente Doetinchem is 'Het Extern Veiligheidsbeleid' vastgesteld d.d. 19 december 2013. De gemeente streeft naar een verantwoord evenwicht tussen risico's en de behoefte aan de activiteiten die de risico's veroorzaken. Daar waar de gemeente als bevoegd gezag een beoordelingsvrijheid heeft maakt zij in dit beleidsdocument keuzes op het gebied van externe veiligheid. Die keuzes hebben de vorm van algemene uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities:
1. Voor de toepassing van dit externe veiligheidsbeleid onderscheidt de gemeente Doetinchem drie gebiedstypen: woongebieden, bedrijventerrein en buitengebied;
2. Een balans dient gevonden te worden tussen enerzijds wonen en werken en anderzijds veiligheid en risico, waarbij de nadruk ligt op veiligheid.
3. In woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen toegelaten.
4. Vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven is mogelijk, hiervoor is het A18 Bedrijvenpark aangewezen.
5. Op het bedrijventerrein en in het buitengebied accepteert de gemeente een enigszins minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting op de omgeving onder voorwaarden mogelijk.
6. Waar zich externe veiligheidsknelpunten voor (kunnen) doen, besteedt de gemeente vooral aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.
7. Bij het beoordelen van risicosituaties worden aanvullend op de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ook de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken. Hierbij wordt zorgvuldig rekening gehouden met het advies van de veiligheidsregio in het kader van de verantwoordingplicht groepsrisico.
Onderzoek en conclusie
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie gedaan van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. Onderstaande figuur is een uitsnede van de risicokaart.
Hieruit blijkt dat:
- In het plangebied geen stationaire bronnen en/of mobiele bronnen aanwezig zijn;
- In het plangebied geen buisleidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig zijn;
- het plangebied zich niet bevindt binnen de risicocontour en invloedsgebied van een Brzo-inrichting;
- In de directe omgeving wel inrichtingen (Bevi) aanwezig zijn waar de opslag van LPG plaatsvindt. Het plangebied bevindt op een dusdanige afstand van deze inrichtingen dat het plangebied zich niet bevindt binnen de bijbehorende risicocontour (plaatsgebondenrisico) en invloedsgebied (150 meter) waarbinnen de verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden. Daarmee vormen de in de omgeving aanwezige inrichtingen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
- De A18 tot het Basisnet behoort, zoals bedoeld in de Regeling Basisnet (wegvak G18), en waarover transport van gevaalijke stoffen plaatsvindt. Op basis van de Regeling Basisnet behoort bij dit wegvak een afstand van 82 meter als GR-plafond (de plaats waar het groepsgebonden risico maximaal 10-7 of 10-8 per jaar is). De afstand van het PR-plafond plaats waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-6 per jaar bedraagt 0 meter. Daarnaast is voor dit wegvak geen sprake van een plasbrandaandachtsgebied. Met een afstand van ruim 400/bijna 500 meter tussen de grens van het plangebied en het midden van de weg vormt de A18 vanuit het perspectief van externe veiligheid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Op basis van voorstaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan. Daarnaast wordt met de aanduiding 'overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten' (art. 19.1) uitgesloten dat zich risicobronnen binnen het plangebied vestigen.
4.8 Bedrijven En Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is.
Onderzoek en conclusie
Met voorliggend bestemmingsplan worden geen milieubelastende functies/activiteiten mogelijk gemaakt. Daarmee worden de bestaande woningen grenzend aan/in de omgeving van het plangebied niet belemmerd c.q. vindt geen toename van hinder en gevaar bij deze woningen plaats.
Daarnaast is onderzocht of de realisatie van woningen een belemmering vormt voor bestaande activiteiten/bedrijven in de omgeving van het plangebied:
- Aan de Kapperskolkweg en aan de Wijnbergseweg/Torontostraat bevindt zich een school (respectievelijk De Isselborgh en De Kleine Prins). Hiervoor geldt op basis van de VNG-uitgave een richtafstand van 30 meter voor geluid. Aan deze afstand wordt wat betreft De Isselborgh voldaan. De afstand tussen (de grens van het bestemmingsvlak van) De Kleine Prins en (de gevel van) de dichtstbijzijnde nieuw te realiseren woning bedraagt minder dan de richtafstand van 30 meter (ca. 20 meter). Om die reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 12). Uit dit akoestisch onderzoek is gebleken dat het geluid afkomstig van de school is ter hoogte van de geprojecteerde woning in plan Wijnbergen De Kwekerij hoger dan de geluidnormen. En dat door het plaatsen van een geluidscherm van 2,2 meter hoog en 55 meter lang op de grens van het terrein van de school wordt voldaan aan de geluidsnormen. Op basis van de uitkomsten van het akoestisch onderzoek is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in artikel 6.5.7. Daarmee wordt geborgd dat eerst een voorziening moet worden gerealiseerd (en in stand moet worden gehouden) alvorens de betreffende kavel in gebruik mag worden genomen conform de bestemmingsomschrijving Wonen - 1. Op deze wijze is een aanvaard woon -en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woning geborgd.
- De bedrijven aan de Doetinchemseweg. Ter plaatse zijn bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Voor de milieucategorie geldt een richtafstand van 30 meter in geval van een 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied' en van 10 meter in geval van een 'gemengd gebied'. Aan beide richtafstanden wordt voldaan.
- Voor het bedrijventerrein Wijnbergen geldt dat bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 zijn toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 100 meter in geval van een 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied' en van 50 meter in geval van een 'gemengd gebied'. Aan beide richtafstanden wordt voldaan.
Op basis van voorstaande wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
4.9 Flora En Fauna
4.9.1 Wet natuurbescherming
Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. De Wet natuurbescherming is het wettelijke stelsel voor de natuurbescherming. De wet is de vervanger van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De Wet natuurbescherming regelt allereerst de taken en bevoegdheden ten behoeve van de bescherming van natuurgebieden en plant- en diersoorten. Daarnaast bevat het voorstel onder meer bepalingen over de jacht en over houtopstanden.
De Wet natuurbescherming neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Het toetsingskader van de nieuwe wet is, voor wat betreft soortbescherming, deels gelijk aan dat van de oude Flora- en faunawet. Al is de lijst met beschermde soorten wel gewijzigd. In de nieuwe wet zijn 945 soorten actief beschermd. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden op formeel wetsniveau aanvullende, als zodanig kenbare 'nationale' beschermingsvoorschriften verankerd. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en planologische procedures zal getoetst moeten worden aan de Wet natuurbescherming. De provincies zijn het bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming.
In de Wet natuurbescherming is geregeld dat er voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en planten, inclusief de directe leefomgeving.
Bij het verlenen van een vergunning op grond van het bestemmingsplan, moeten de verbodsbepalingen in acht worden genomen. Dat houdt in dat, voorafgaand aan de verlening van een vergunning, onderzoek moet worden uitgevoerd naar het voorkomen van dier- en plantsoorten die op grond van de Wet natuurbescherming beschermd zijn. Vooral binnen de stedelijke omgeving moet aandacht worden geschonken aan de aanwezigheid van en de invloed op vleermuizen, huismus, gierzwaluw en steenmarter. De nestlocaties en vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soort(groep)en zijn jaarrond beschermd. Daarnaast zijn de bezette nesten van alle inheemse vogelsoorten beschermd en mogen niet opzettelijk verstoord worden. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart t/m 15 juli, maar broedgevallen daarbuiten zijn ook beschermd.
Ook moet worden onderzocht in hoeverre de verstoring, vernieling of verontrusting van de beschermde soorten plaatsvindt. Als inbreuk wordt gepleegd op de verbodsbepalingen die op grond van de bepalingen van de Wet natuurbescherming zijn vastgesteld, kan een verzoek tot ontheffing worden aangevraagd. Uit een verleende ontheffing kunnen aanvullende mitigerende en/of compenserende maatregelen voortkomen die van invloed zijn op de (her)inrichting van een gebied. Het niet verkrijgen van een ontheffing is van invloed op de haalbaarheid van een project.
Naast bovengenoemde soortenbescherming ziet de Wet Natuurbescherming eveneens toe op gebiedsbescherming. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofstructuur) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In voorliggend geval gaat het om het Gelders Natuurnetwerk (GNN). In of in de directe nabijheid van de NNN (of GNN) geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Onderzoek en conclusie
Voor voorliggend bestemmingsplan is een quickscan natuurtoets (Staring advies, rapportnummer 2094, datum 3 maart 2020; bijlage 3 ) uitgevoerd. Uit deze quickscan is gebleken dat voor de geplande activiteiten het uitvoeren van een aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is voor de soorten eekhoorn, kamsalamander, kerkuil, kleine marterachtigen, poelkikker, ransuil, rugstreeppad, sperwer, steenmarter, steenuil en vleermuizen. Het aanvullend natuuronderzoek is vervolgens uitgevoerd (Staring advies, rapportnummer 2116, datum 7 oktober 2020; bijlage 4 ).
Onheffing Wnb buizerd en steenuil
Uit de resultaten van aanvullend natuuronderzoek is gebleken dat door de geplande woningbouw in het plangebied sprake is van aantasting van de functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd en steenuil. Om die reden heeft de gemeente Doetinchem op 20 juli 2021, op basis van het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid, een aanvraag bij de Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland ingediend voor een ontheffing in het kader van hoofdstuk 3 van de Wnb op grond van artikel 3.1 lid 2 voor het vernielen, beschadigen ofwegnemen van nesten, rustplaatsen of eieren van de steenuil en buizerd. Op 13 janauri 2022 hebben de Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland per brief de aangevraagde ontheffing verleend (bijlage 5 ). De ontheffing en daaraan verbonden uit te voeren mitigerende maatregelen en gebiedscompensatie zijn doorvertaald in een voorwaardelijke verplichting zoals opgenomen in artikel 18.3 van de regels.
Vleermuizen
Uit het uitgevoerde natuuronderzoek blijkt dat als de functionaliteit van het leefgebied van vleermuizen gegarandeerd kan worden, het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk is voor de aangetroffen vleermuissoorten. De functionaliteit van het leefgebied kan worden gegarandeerd door bij de inrichting van het plangebied opgaande groenstructuren te behouden en verstoring door een toename van kunstlicht te voorkomen. Door het handhaven van bomen/groen die gelden als mitigatieroute of foerageergebied is geen ontheffing Wnb voor wat betreft vleermuizen nodig. Daarnaast is als specifieke gebruiksregels in de betreffende artikelen opgenomen dat uitsluitend vleermuisvriendelijke openbare en buitenverlichting mag worden toegepast binnen het plangebied. Door voor te schrijven dat in ieder geval uitsluitend niet-uitstralende verlichting/armaturen wordt toegepast, geen sprake is van verlichting van boomkronen en uitsluitend UV-vrije (led)lampen met een vleermuisvriendelijke lichtkleur worden toegepast. Daarnaast zal via het privaatrechtelijke spoor, bij de uitgifte van gronden, e.e.a. ten aanzien van vleermuisvriendelijke verlichting worden geborgd
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied Rijntakken. Deze ligt op grotere afstand van het plangebied. Om te bepalen of sprake is van een stikstofdepositie met een significant negatief effect op Natura 2000-gebieden is een AEARIUS-berekening uitgevoerd. Zie daarvoor 4.9.2 . Hieruit blijkt dat er in de aanlegfase en gebruiksfase geen sprake van een stikstofdepositie met een significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het plangebied is niet gelegen binnen NNN (GNN of GO). Voor NNN (GNN en GO) geldt dat alleen de gebieden zelf beschermd worden c.q. is geen sprake van een externe werking. Daarom zijn aanvullende maatregelen of advies vanwege GNN of GO niet aan de orde.
Op basis van voorstaande wordt geconcludeerd dat het aspect flora en fauna wat beteft de soort- en gebiedsbescherming op basis van de Wet natuurbescherming geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
4.9.2 Stikstofdepositie
Niet alle Habitattypen in Natura 2000-gebieden zijn even gevoelig voor verzuring, als gevolg van stikstofdepositie, maar grote delen van Natura 2000-gebied Rijntakken bestaan uit stikstofgevoelige Habitattypen. Als gevolg van het stopzetten van de PAS-systematiek, mogen plannen niet leiden tot een verhoogde depositie van NOx/NH3 op Natura 2000-gebieden, niet in uitvoering gebracht worden zonder een vergunning Wet natuurbescherming.
In het kader van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn), die op 1 juli 2021 in werking is getreden, is onderzoek in relatie tot de aanlegfase van ontwikkelingen niet meer noodzakelijk. In de Wsn is namelijk een partiële vrijstelling voor de bouwsector opgenomen. Dit houdt in dat de door debouw mogelijk veroorzaakte stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden buiten beschouwing worden gelaten bij een natuurvergunning. De vrijstelling geldt slechts voor tijdelijke stikstofemissies tijdens de bouw-, sloop en aanleg, en ander werkzaamheden en niet voor structurele stikstofemissies in de gebruiksfase van het bouwwerk of werk als gevolg van bijvoorbeeld bewoning, gebruik van utiliteitsbouw of verkeer dat over een weg rijdt. Concreet betekent dit dat de aanlegfase sinds het inwerking treden van de Wsn niet meer berekend hoeft te worden. Voor de gebruiksfase dient wel een berekening gemaakt te worden.
Onderzoek en conclusie
Om de uitstoot van stikstof te bepalen, en daarmee het effect als gevolg van depositie op Natura 2000-gebieden, is een AERIUS-bereikening uitgevoerd voor zowel de aanlegfase (ondanks de vrijstelling op basis van de Wsn) als de gebruiksfase. Deze berekening is bijgevoegd als bijlage 6 . Voor de berekening is gebruik gemaakt van een landelijke standaard van woningtypen met bijbehorende emissiefactoren. Voor voorliggend bestemmingsplan is er voor gekozen zekerheidshalve uit te gaan van het woningtype met de grootste emissiefactor, namelijk een (gasloze) vrijstaande woning. Met een aantal van 150. Daarnaast is in de berekening ook de verwachte toename van het aantal verkeersbewegingen meegenomen. Daarvoor is als uitgangspunt genomen een verwachte toename van 6 vervoersbewegingen per woning per etmaal. Uit de berekening is op te maken dat zowel de aanlegfase als de gebruiksfase niet leidt tot een stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Er is in de aanlegfase en gebruiksfase dan ook geen sprake van een stikstofdepositie met een significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstof i.r.t Natura 2000-gebieden vormt daarmee geen belemming voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
4.10 Water
4.10.1 Waterbeheerprogramma 2022-2027
Het waterschap Rijn en IJssel brengt in het waterbeheerprogramma 2022-2027 (d.d. 13 januari 2022) tot uitdrukking hoe zijn haar rol in de omgeving ziet als doorvertaling van de Watervisie 2030. in het waterbeheerprogramma 2022-2027 zijn de contouren van de ambities van het Waterschap Rijn en IJssel opgenomen om daar samen met partners invulling aan te gaan geven. Daarmee wordt duidelijk welke richting en positie het waterschap inneemt om beleidsdoelen na te streven en op welke manier de daadwerkelijke uitvoering plaatsvindt.
De werkzaamheden, bovenop de wettelijke taken van het waterschap, zijn gevat in 4 thema's:
- Klimaatrobuust gebied: gericht op het jaarrond bereiken van een optimale balans tussen te nat en te droog en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.
- Veilig gebied: gericht op de bescherming tegen hoog water als randvoorwaarde om veilig te kunnen wonen en werken.
- Circulaire economie en energietransitie: gericht op het zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering door grondstofbehoefte te beperken en emissie van broeikasgassen te verminderen.
- Gezonde leefomgeving: gericht op het zorgen voor een schoon en gezond watersysteem voor mens en natuur, waarbij het water geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en geen risico's op levert voor de volksgezondheid.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied bevindt zich niet in een gebied waarvoor het Waterschap Rijn en IJssel opgeven heeft geformuleerd ter uitvoering in de periode 2022-2027. Daarnaast staan voor het plangebied van voorliggend bestemmingsplan geen specifieke doelstelling beschreven.
4.10.2 Watersysteem
De legger van het waterschap Rijn en IJssel is een set met kaarten van het beheergebied. Daarop staat o.a. welke rivieren, watergangen, dijken, kaden, stuwen en sluizen het waterschap beheert en waar ze liggen. Waterschap Rijn en IJssel heeft een legger voor watersystemen (beken en sloten) en een legger voor waterkeringen (dijken).
Onderzoek en conclusie
Het is gebruikelijk watersystemen te bestemmen met de bestemming 'Water'. Hierdoor worden de waterpartijen, waterlopen en andere watergangen met de daarbij behorende oeverstroken beschermd. In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan heeft daarom de Kapperskolk de bestemming 'Water', De gronden die bestemd zijn met de bestemming 'Water' sluiten aan bij de gronden die op basis van de legger behoren tot de watergang Kapperskolk W. L.
Uitsnede legger Waterschap Rijn en IJssel
4.10.3 Gemeentelijk Rioleringsplan
In paragraaf is het rioleringsplan van de gemeente Doetinchem behandeld. Het beleid dat daarin is verwoord komt terug in deze waterparagraaf.
4.10.4 Watertoets
Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.
Onderzoek
Voor voorliggend bestemmingsplan is een watertoets (Civicon, bestandsnaam R01-2021-100-D01, 25 november 2021, bijlage 7) uitgevoerd. De watertoetstabel is in de navolgende tabel opgenomen. Daarop volgend wordt een toelichting gegeven op de behandelde thema's die relevant zijn.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
Hoofdthema's | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering (primaire, regionale waterkering of kade)? | Nee |
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? | Nee | |
Riolering en Afwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? | Ja |
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? | Nee | |
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? | Nee | |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? | Ja |
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? | Ja | |
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? | Nee | |
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Nee | |
Oppervlaktewaterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Ja |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Ja |
2. Is in het plangebied sprake van kwel? | Nee | |
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? | Nee | |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt in het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? | Ja |
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Ja | |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? | Nee |
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieu hygienische of verdrinkrisico's met zich mee brengen (zwemmen, spelen, tuien aan water)? | Ja | |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? | Ja |
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? | Nee | |
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? | Nee | |
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? | Nee | |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Aandachtsthema's | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebuik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 2. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Toelichting riolering en afvalwaterketen
Ten gevolge van de ontwikkeling is er sprake van een toename van het afvalwater. Uitgaande van een gemiddelde woningbezetting van 3 inwoners per woning en een vuilwaterproductie van 120 liter per inwoner per etmaal verdeeld over 10 uur wordt een toename aan vuilwater verwacht van(150 woningen x 3,0 inwoner x 12 l/uur) = 5,4 m³/uur. Er wordt vanuit gegaan dat het bestaande gemeentelijk stelsel deze relatief kleine toename kan verwerken.
Toelichting wateroverlast (oppervlaktewater)
Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met 22.400 m2. Omwateroverlast te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maarvolgens de trits vasthouden - bergen – afvoeren behandeld.
Binnen het plangebied is veel ruimte aanwezig voor oppervlakkige berging. Er wordt in het stedenbouwkundig plan gesproken over vegetatiedaken, waterbergende verharding inparkeervakken en wadi’s. Daarnaast wordt het oppervlaktewater in het zuidelijk deel uitgebreid.Voor de watertoets is in eerste instantie alleen rekening gehouden met opvang in wadi’s en het nieuwe oppervlaktewater. In het noordelijk deel worden wadi’s aangelegd voor de opvang van hemelwater. Deze wadi’s kunnen overstorten op de Kapperskolk. In het zuidelijk deel wordt het hemelwater eerst opgevangen in een bodempassage in de vorm van wadi’s. De relatief kleine wadi’s kunnen overstorten op het nieuwe oppervlaktewatersysteem. Dit oppervlaktewater wordt dusdanig ingericht dat deze geknepen af kan voeren op de Kapperskolk.
De dimensioneringsberekeningen van de diverse voorzieningen zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Met de benoemde systeemkeuze kan regenbui T=10+10% (40 mm) worden opgevangen in het plangebied en vertraagd worden afgevoerd. In extreme situaties zou bui T=100+10% (80 mm) totaan maaiveld of op maaiveld geborgen kunnen worden zonder dat er waterschade optreedt.
Toelichting oppervlaktewater kwaliteit
Vanuit het plangebied wordt hemelwater via een bodempassage in de vorm van wadi’s geloosd op het oppervlaktewatersysteem (zie ook wateroverlast). Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden.
Toelichting grondwateroverlast
In het plangebied bevinden zich slecht doorlatende lagen. Om grondwateroverlast in de toekomstige situatie te voorkomen, wordt aanbevolen om slecht doorlatende lagen te doorbreken met bijvoorbeeld verticale zandsleuven.
Toelichting inrichting en beheer
De voorgenomen ontwikkelingen zijn geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van het watersysteem. De inrichting van- of aanpassingen aan het watersysteem worden in overleg met het waterschap bepaald. Het oppervlaktewaterpeil wordt binnen gewenste of vastgestelde marges gehandhaafd.
Toelichting volksgezondheid
Het in het gebied aanwezige oppervlaktewater kan tijdens droge weersomstandigheden droogvallen. Bij de verdere uitwerking wordt gekeken of er voldoende doorstroming en/of permanente waterdiepte gerealiseerd kan worden, om ook in het zomerseizoen van voldoende kwaliteit tezijn. Het waterschap is er echter geen voorstander van om de Kapperskolk te verdiepen, dit kannamelijk gevolgen hebben de grondwaterstand in de directe omgeving. Het inlaten van water uit de Oude IJssel lijkt ook niet mogelijk. De bodemhoogte van de Kapperskolk is 10,35 m +NAP,terwijl het waterpeil van de Oude IJssel 10,00 m +NAP is. Om het risico op verdrinking te beperken worden flauwe taluds aangebracht.
Toelichting natte natuur
Het plangebied bevindt zich in of nabij een Ecologische Verbindingszone (EVZ). De bestaande zone wordt zoveel als mogelijk intact gehouden. Het plangebied wordt ingericht met ecologische maatregelen die aansluiten bij het streefbeeld van de bestaande EVZ.
Conclusie
Het waterschap werkt met de gemeente samen aan een goede ruimtelijke ordening via het proces van de watertoets. Het resultaat van de watertoets is in deze paragraaf weergegeven. De watertoets is op 25 november 2021 toegezonden aan het Waterschap Rijn en IJssel. Op 8 december 2021 heeft het Waterschap Rijn en IJssel schriftelijk gedeeld akkoord te zijn met de uitgevoerde watertoets. Om voldoende bergingscapaciteit voor hemelwater te waarborgen is op basis van de Watertoets een voorwaardelijke verplichting opgenomen met daarin opgenomen een minimale bergingscapaciteit van 898 m3 (gebaseerd op 40 mm).
4.11 Archeologie En Cultuurhistorie
Het gemeentelijke beleid van archeologie en cultuurhistorie sluit aan bij het provinciale beleid van deze aspecten. In de volgende twee paragrafen wordt nader ingegaan op archeologie en cultuurhistorie.
4.11.1 Archeologisch erfgoed
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden moeten als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.
Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht, die de Wamz en de Monumentenwet 1988 heeft vervangen.
Een belangrijk archeologisch doel van de Erfgoedwet is om het archeologisch erfgoed ter plekke te behouden. Daarom is het verplicht om vroegtijdig in het proces van de ruimtelijke ordening rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en hierin een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt namelijk ruimte om te overwegen om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen.
Als het archeologisch bodemarchief niet kan worden ontzien, kan voorafgaande aan de bodemverstoring een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Of een onderzoek nodig is en welk onderzoek dit moet zijn, wordt bepaald op basis van de aanwezige archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingreep. De kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Een betere bescherming van de archeologie en het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om goed inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het archeologisch bodemarchief. Daarom heeft de gemeente Doetinchem een archeologische beleidskaart laten opstellen door adviesbureau RAAP, waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn.
De archeologische beleidskaarten zijn op 30 maart 2020 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. Met de ‘Parapluherziening Archeologie – 2020’, vastgesteld door de gemeenteraad van Doetinchem op 27 mei 2021, is bepaald dat de regels ten aanzien van archeologie, die zijn opgenomen in de geldende plannen, deels vervallen en deels worden vervangen door de geactualiseerde regels. Onderstaande tabel geeft weer welke archeologische gebieden worden onderscheiden, welke uitgangspunten vanuit archeologiebeleid daar bij horen en welke dubbelbestemming wordt gehanteerd.
Te allen tijde moet rekening worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht bij toevalsvondsten (Erfgoedwet, art. 5.10): Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Onderzoek en conclusie
In het kader van voorliggend bestemmingsplan is door RAAP een archologisch vooronderzoek uitgevoerd (RAAP, 11 januari 2021, bijlage 8 ). Op basis van dit vooronderzoek is geadviseerd om voor een deel van het plangebied een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek is door RAAP utgevoerd (RAAP, 22 november 2011, bijlage 9). Uit het vooronderzoek bleek dat voor het overige deel van het plangebied geen archeologische vervolgonderzoek werd aanbevolen. Het uitgevoerde archeologische onderzoek is door de ODA (specialist archeologie) beoordeeld (bijlage 10). Op basis van deze beoordeling is het advies gegeven op enkele behoudenswaardige vindplaatsen binnen het onderzoeksgebied vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van archeologische opgraving.
Op basis van voornoemd advies is er voor gekozen om voor het voorliggende bestemmingsplan de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2', 'Waarde - Archeologische verwachting 4' of 'Waarde - Archelogische verwachting 6' op/over te nemen op basis van het onherroepelijke bestemmingsplan 'Parapluherziening Archeologie - 2020'. Voor de locaties waar confom de beoordeling van de ODA vervolgonderzoek dient plaats te vinden en dus niet zijn vrijgegeven. De overige gronden binnen het plangebied (niet zijnde behoudenswaardige vindplaatsen) zijn vrijgegeven dus niet voorzien van een dubbelbestemming.
4.12 Verkeer En Parkeren
Wegcategoriseringplan
In het wegcategoriseringsprogramma zijn de verschillende wegen (binnen en buiten de bebouwde kom) in Doetinchem ingedeeld in een drietal categorieën.
- Stroomwegen (autosnelweg A18)
- Gebied ontsluitingswegen (50 km wegen)
- Erftoegangswegen 30 km wegen)
Uitgangspunten bij de inrichting van de wegen binnen de gemeente Doetinchem zijn bepaald in het Wegcategoriseringsplan:
- de inrichting van de weg (het wegbeeld) moet het gewenste rijgedrag en de rijsnelheid 'afdwingen';
- herkenbare inrichting van de verschillende verkeersruimtes door materiaal/kleur;
- de (kwaliteit van de) leefomgeving staat centraal;
- de weg moet na realisatie goed te beheren zijn (beheerbewust ontwerpen);
- snelheidsremmende maatregelen worden getroffen in erftoegangsstraten en op gebiedsontsluitingswegen waar kwetsbare verkeersdeelnemers de weg moeten kruisen.
De meeste woonstraten in de gemeente Doetinchem zijn inmiddels aangewezen tot 30 km/uur gebied. Niet alle straten voldoen al helemaal aan de bijbehorende inrichtingseisen. De komende jaren zullen bij groot onderhoud steeds meer woonstraten worden ingericht tot 30 km/uur straat.
De gebiedsontsluitingswegen zijn bedoeld om het verkeer uit de woongebieden verwerken richting bijvoorbeeld de snelweg A18. Het is duidelijk welke wegen dit zijn maar ook deze voldoen nog niet allemaal aan de gestelde eisen. Niet alle gebiedsontsluitingswegen hebben bijvoorbeeld aparte fietspaden.
De gebiedsontsluitingswegen in Doetinchem
Voor beide categorieën geldt dat de kwaliteit van de leefomgeving moet centraal staan. Een duidelijk onderscheid aanbrengen tussen de verschillende verkeersruimtes zorgt er voor dat de verkeersdeelnemer duidelijk zijn plek en die van anderen op de weg weet en zo de verkeersruimte op de juiste wijze gebruikt. Op drukke erftoegangsstraten is het belangrijk dat voetgangers veilig kunnen lopen op een trottoir. Voor rustige erftoegangsstraten kan worden overwogen alle verkeersdeelnemers gebruik te laten maken van dezelfde ruimte. Een smalle weg die gebruikt wordt door iedereen leidt tot een lagere rijsnelheid. Fysieke maatregelen als drempels ondervinden een steeds grotere weerstand bij de gebruikers en omwonenden en hulpdiensten. Ze leiden tot trillinghinder en toename van de geluidsoverlast. Bij voorkeur wordt gezocht naar maatregelen die een lagere snelheid afdwingen, maar die geen of beperkte bijeffecten hebben voor de leefomgeving en hulpdiensten.
Onderzoek en conclusie
Verkeersontsluiting
Door het plangebied zal een noord-zuid verbinding worden aangelegd als hoofdontsluiting. Deze weg zal aansluiten op de Torontostraat in het noorden en de Doetinchemseweg in het zuiden en worden uitgevoerd als 30 km/uur straat. De vormgeving van de nieuwe weg zal zodanig zijn dat de maximum toegestane snelheid wordt afgedwongen. Dit gebeurt door een het toepassen van een minimale breedte en natuurlijke materialen. De aansluiting op de Doetinchemseweg zal uitgevoerd worden als een gelijkwaardige kruising. Reden daarvoor is ook omdat de Doetinchemseweg op termijn zal worden ingricht als een 30 km/uur straat. Om de snelheid terug te dringen zal de kruising worden uitgevoerd middels een plateau. De wegen in het plangebied hebben het karakter van een erftoegangsweg. Voor fietsers wordt een oost-west verbinding worden aangelegd tussen Wijnbergen Midden en de Doetinchemseweg.
Wat betreft de locatie van de ontsluitingsweg op de Torontostraat heeft de gemeente bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan nadrukkelijk gekeken/moeten kijken naar de bestaande groene structuren en kwaliteiten in het gebied. Enerzijds vanwege de waardering van deze groene structuren en kwaliteiten door de omgeving. Anderzijds vanwege de functie die het vervult voor flora en fauna. Uit het aanvullend natuuronderzoek (bijlage 4 bij toelichting) is namelijk gebleken dat de bestaande groenstructuren aan de Torontostraat (en rond de Kapperskolk) essentieel foerageergebied is voor vleermuizen. Op basis daarvan dienen de bestaande opgaande groenstructuren (zo veel mogelijk) behouden te blijven. Mede daarom zijn bij de planvorming de bestaande groenstructuren leidend geweest. En is er voor gekozen om de ontsluiting op de Torontostraat zodanig vorm te geven, dat die ontsluiting minimale impact heeft op de bestaande groenstructuur aan de Torontostraat/in het gebied. Op basis daarvan is gekozen voor de positie zoals opgenomen in het stedenbouwkundig- en bestemmingsplan.
Verkeersgeneratie in relatie tot ontsluiting
Op basis van de CROW publicatie 'Toekomstbestendig parkeren - van parkeercijfers naar parkeernormen' is de verwachte verkeersgeneratie berekend voor de gehele gehele ontwikkeling. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehandeerd:
- stedelijke zone: rest bebouwde kom
- stedelijkheidsgraad: matig stedelijk
- Sociale huur woning: 15 Tiny houses en 35 aaneengebouwde woningen
- Vrijstaande woning: 29 woningen en 65 nader te bepalen type ('worstcase' vrijstaand)
- Correctie factor 1.11 t.b.v. (hogere) werkdaggemiddelden (ma t/m vr).
De berekening leidt tot onderstaande tabel:
Woningtype | Verkeersgeneratie per woning min | Verkeersgeneratie per woning max | Verkeersgeneratie per woning gem | Aantal woningen | Totale verkeersgeneratie per etmaal | Correctie werkdaggemiddelden factor 1.11 |
Vrijstaand | 7,8 | 8,6 | 8,2 | 94 | 771 | 856 |
Sociale huur woning | 4,5 | 5,3 | 4,9 | 50 | 245 | 272 |
Totaal | 144 | 1016 | 1128 |
Met twee ontsluitingswegen, één op de Doetinchemseweg en één op de Torontostraat, en gezien de infrastructurele opbouw van de wijk wordt er vanuit gegaan dat elke ontsluitingsweg 50% voorziet in de afwikkeling van het verkeer. Zoals hiervoor toegelicht vindt de ontsluiting van de wijk in noordelijke richting plaats op de Torontostraat. De Torontostraat is zodanig ingericht als erftoegangsweg om 4000 motorvoertuigbewegingen per etmaal te verwerken. Een theoretische toename van ca 564 vervoersbewegingen per etmaal past binnen de verwerkingscapaciteit van de Torontostraat. De meest recente verkeersmeting (2016) meet een intensiteit namelijk van ca 500 motorvoertuigen per etmaal. Een theoretische toename met 564 past binnen het maximale aantal van 4000 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Of deze theoretische toename in de praktijk daadwerkelijk in die mate plaats zal vinden, is mede onderhevig aan de ontwikkeling van thuiswerken en ook de daadwerkelijke doelgroep die de woningen gaat bewonen. De verwachting is dat in de praktijk de toename lager is dan wat op basis van de CROW-normen is berekend. Ook voor de Wijnbergseweg geldt dat deze de verwachte theoretische toename van ca 564 vervoersbewegingen per etmaal (ontsluiting zuidelijk deel Wijnbergen de Kwekerij) kan verwerken. De meest recente verkeersmeting (2021) meet een intensiteit van 2750 motorvoertuigen per etmaal. Een toename van 564 past binnen het maximaal aantal te verwerken voertuigen per etmaal.
Parkeren
Het beleid van de gemeente is erop gericht dat parkeeroplossingen bij woningen meer worden gezocht op eigen terrein of in clusters. Voorwaarde is wel dat de kwaliteit van de openbare ruimte gewaarborgd blijft. De normering uit de Nota Parkeernormen Auto- en Fiets Gemeente Doetinchem wordt voor voorliggend bestemmingsplan aangehouden. Het voldoen aan de Nota Parkeernormen Auoto- en Fiets Gemeente Doetinchem is dan ook middels een dynamische verwijzing (in lijn met jurisprudentie van de ABRS, ECLI:NL:RVS:2015:2837) opgenomen in de gebruiksregels. Het plangebied is aangemerkt als "Rest bebouwde kom", waarmee aan de bijbehorende normering moet worden voldaan (zie onderstaande tabel). Voor de Tiny Houses moet conform de notitie 'Tiny Houses, voorwaarden voor realisatie' de norm van 1,3 tot 1,6 parkeerplaats per tiny house worden aangehouden.
4.13 Kabels En Leidingen
In het kader van het plan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse planologisch relevante leidingen (hoofdtransportleidingen). Indien daartoe aanleiding bestaat dient rondom een leiding een zone te worden aangegeven waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen aardgastransportleidingen (Gasunie) en hoogspanningsleidingen (TenneT). Ook bevinden zich in het plangebied of in de nabijheid hiervan geen straalverbindingen. Daarnaast zijn geen kadastrale/publiektrechtelijke beperkingen in het gebied aanwezig. Met de nutsbedrijven zijn afspraken gemaakt over het verleggen van bestaande kabels en leidingen. Op basis van voorstaande wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
5 Wijze Van Bestemmen
5.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan is een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Omdat op basis van het stedenbouwkundig plan voor Wijnbergen De Kwekerij in grote mate duidelijk is voor welke doeleinden gronden en gebouwen gebruikt mogen worden en op welke locatie, is het voorliggende bestemmingsplan een meer gedetailleerd bestemmingsplan. Dit biedt een grote mate van rechtszekerheid. Tegelijkertijd is het bieden van flexibiliteit wenselijk om in te kunnen spelen op ontwikkelingen. Voor een deel is dat mogelijk met de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kunnen (relatief kleinschalige) ontwikkelingen planologisch worden geregeld, zoals uitbreidingen van gebouwen en functies of het toelaten van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven.
5.2 Toelichting Op De Regels
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
- hoofdstuk 1: Inleidende regels;
- hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;
- hoofdstuk 3: Algemene regels;
- hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels
De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). Hiermee is planspecifiek vastgelegd wat bedoeld wordt en hoe gemeten moet worden. Als een begrip niet omschreven is, dan geldt de algemeen gangbare uitleg van het begrip.
Bebouwingspercentage/bouwperceel
De bebouwingspercentage wordt berekend op basis van de oppervlakte van het bouwperceel (niet o.b.v. het bouwvlak). Een begripsomschrijving van ´bouwperceel´ is te vinden in de inleidende regels (artikel 1 Begrippen). De contour van het bouwperceel is vaak gelijk aan die van de enkelbestemming. Bij bedrijventerreinen is sprake van meerdere bouwpercelen bij elkaar. Daar heeft is ieder afzonderlijk bedrijf een eigen bouwperceel. Als er geen bebouwingspercentage is opgenomen, dan mag het bouwvlak 100% bebouwd worden. Bebouwing ligt bijna altijd binnen het bouwvlak. Het kan soms zijn dat er meer bebouwing staat dan het bebouwingspercentage aangeeft. Als die bebouwing legaal is, dan is hiervoor de bestaande maten regeling van toepassing. Daarmee is die bebouwing toch positief bestemd.
5.2.2 Bestemmingsregels
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, in overeenstemming met de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:
- een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
- de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheid.
5.2.3 Algemene regels
5.2.4 Overgangs- en slotregels
In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld hoe met deze afwijking acceptabel zijn.
De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
6 Economische Uitvoerbaarheid
Op 29 april 2021 is door de gemeenteraad van de gemeente Doetinchem de grondexploitatie Wijnbergen De Kwekerij vastgesteld. De te maken kosten voor de ontwikkeling van Wijnbergen De Kwekerij maken onderdeel uit van deze grondexploitatie.
Nagenoeg alle gronden binnen het plangebied van het bestemmingsplan ‘Wijnbergen De Kwekerij – 2022’ zijn in eigendom van de gemeente Doetinchem. Kosten die worden gemaakt voor bijvoorbeeld het bouwrijp maken, nutsvoorzieningen en inrichting van de openbare ruimte worden ‘verhaald’ door de verkoop(prijs) van de gronden. Er is daarom geen reden om een exploitatieplan op te stellen. Met de eigenaar van de gronden die niet in eigendom van de gemeente Doetinchem zijn (één perceel), is een anterieure overeenkomst gesloten. Daarmee is het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd. En is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig.
Wat betreft eventuele planschade wordt vermeld dat op basis van voorgaand planologisch regime (Wijnbergen 1999 - woongebied, vastgesteld op 07 oktober 1999 en goedgekeurd op 09 mei 2000) planschadeclaims zijn ingediend en behandeld. Voorliggend bestemmingsplan 'Wijnbergen De Kwekerij - 2022' maakt ten opzichte van dat planologisch regime een ontwikkeling mogelijk van dezelfde aard en met eenzelfde/kleinere omvang. Planschade op basis van voorliggend bestemmingsplan wordt dan ook niet verwacht.
7 Procedure
7.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk worden de resultaten van deze procedure en overleggen behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.
7.3 Overleg 3.1.1 Bro
Het plan is op basis van artikel 3.1.1. Bro overlegd met de volgende instanties:
- provincie Gelderland;
- waterschap Rijn en IJssel;
Op basis van richtlijnen van de rijksoverheid is vooroverleg met deze instantie niet nodig. Er is geen rijksbelang dat hiertoe aanleiding geeft.
Provincie Gelderland
De provincie Gelderland heeft per brief op 3 mei 2022 (zaaknummer 2022-004963) laten weten dat de provinciale belangen Wonen en Klimaatadaptatie goed zijn meegewogen in het plan. Er is voldoende onderbouwd en aangetoond dat het plan past in het gemeentelijk woningbouwprogramma en daarmee in de afspraken die in de regio zijn gemaakt. Ook is uitgebreid beschreven welke maatregelen en voorzieningen worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. Als het plan wat betreft provinciale belangen niet wijzigt, hoeft het ontwerp niet naar de provincie Gelderland te worden toegestuurd. Ten aanzien van de Wet natuurbescherming heeft de provincie gewezen op de verantwoordelijkheid van de gemeente zelf voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Waterschap Rijn en IJssel
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft op 1 april 2022 als reactie op het vooroverleg laten weten dat de watertoets goed is toegepast en uitgewerkt. Bij het opstellen van het waterhuishoudingsplan wordt het Waterschap betrokken. Dit plan wordt ter beoordeling ook aan het Waterschap voorgelegd, zodat de wateraspecten voldoende zijn geborgd.
Op basis van het vooroverleg hebben geen inhoudelijke aanpassingen aan het plan plaatsgevonden.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Omwonenden en andere belanghebbende zijn per brief geinformeerd over de woningbouwontwikkeling van Wijnbergen De Kwekerij. Daarnaast is de gelegenheid geboden om via het mailadres kwekerij@doetinchem.nl suggesties en ideeën aan te dragen. Ook zijn er maart 2021 enkele inspraakbijeenkomsten geweest voor direct aanwonenden en direct betrokkenen/belangenorganisaties. De opbrengsten van deze momenten zijn gebruikt om het structuurplan verder uit te werken naar een stedenbouwkundig plan. Het verslag van deze inspraakbijeenkomsten is bijgevoegd als bijlage 11. Via een ingerichte projectwebsite kon een ieder zich laten informeren over het project en daarmee op de hoogte houden van de stand van zaken.
1 Lijst Van Vrije Beroepen
Lijst van vrije beroepen op grond van de Handelsregisterwet
- Advocaat
- Accountant-administratieconsulent
- Alternatieve genezer
- Belastingconsulent
- Bouwkundig architect
- Dierenarts
- Fysiotherapeut
- Gerechtsdeurwaarder
- Huidtherapeut
- Huisarts
- Interieurarchitect
- Juridisch adviseur
- Kunstenaar
- Logopedist
- Medisch specialist
- Notaris
- Oefentherapeut Cesar/Mensendieck
- Organisatie-adviseur
- Orthopedagoog
- Psycholoog
- Raadgevend adviseur
- Redacteur
- Registeraccountant
- Stedenbouwkundige
- Tandarts
- Tandartsspecialist
- Tolk-vertaler (al dan niet beëdigd)
- Tuin- en landschapsarchitect
- Verloskundige
Een beroep dat hier niet op voorkomt geldt in beginsel niet als 'vrij beroep', tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders kan aantonen.
In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie wonen. Dit is rechtstreeks toegestaan. Voor de vestiging van vrije beroepen is geen procedure nodig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet ruimtelijke ordening, zolang de beroepsuitoefening plaatsvindt in de woning en de woonfunctie in overwegende mate blijft behouden.
2 Lijst Van Aan Huis Gebonden Beroepen En/of Bedrijven
2 Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven
3 Nota Parkeernormen Auto En Fiets
3 Nota Parkeernormen Auto en Fiets
4 Woningbouwstrategie 2019
5 Nota Terrassenbeleid
6 Nota Standplaatsenbeleid 2011
6 Nota standplaatsenbeleid 2011
7 Gebiedstypen
8 Ontheffing Wnb Provincie Gelderland Wijnbergen De Kwekerij
8 Ontheffing Wnb Provincie Gelderland Wijnbergen De Kwekerij
9 Bijlage Voorwaardelijke Verplichting - Bergingscapaciteit Hemelwater
9 Bijlage voorwaardelijke verplichting - bergingscapaciteit hemelwater
10 Bestemming Waarde - Archeologie
10 Bestemming Waarde - Archeologie
11 Bijlage Voorwaardelijke Verplichting Geluid
11 Bijlage voorwaardelijke verplichting geluid
1 Stedenbouwkundig Plan Wijnbergen De Kwekerij
1 Stedenbouwkundig plan Wijnbergen De Kwekerij
2 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek Wijnbergen De Kwekerij
2 Verkennend bodem- en asbestonderzoek Wijnbergen De Kwekerij
3 Quickscan Natuurtoets Wijnbergen De Kwekerij
3 Quickscan natuurtoets Wijnbergen De Kwekerij
4 Aanvullend Natuuronderzoek Wijnbergen De Kwekerij
4 Aanvullend natuuronderzoek Wijnbergen De Kwekerij
5 Ontheffing Wnb Provincie Gelderland Wijnbergen De Kwekerij
5 Ontheffing Wnb Provincie Gelderland Wijnbergen De Kwekerij
6 Aerius-berekening Wijnbergen De Kwekerij
6 AERIUS-berekening Wijnbergen De Kwekerij
7 Watertoets Wijnbergen De Kwekerij
7 Watertoets Wijnbergen De Kwekerij
8 Bureauonderzoek En Ivo Wijnbergen De Kwekerij
8 Bureauonderzoek en IVO Wijnbergen De Kwekerij
9 Proefsleuvenonderzoek Wijnbergen De Kwekerij
9 Proefsleuvenonderzoek Wijnbergen De Kwekerij
10 Beoordeling Rapport Archeologie Oda Wijnbergen De Kwekerij
10 Beoordeling rapport archeologie ODA Wijnbergen De Kwekerij
11 Samenvatting Inspraak Maart 2021 Wijnbergen De Kwekerij
11 Samenvatting inspraak maart 2021 Wijnbergen De Kwekerij
12 Akoestisch Onderzoek Ruimtelijke Inpassing Woonbestemming
12 Akoestisch onderzoek ruimtelijke inpassing woonbestemming