Ziekenhuis - 2017
Bestemmingsplan - gemeente Doetinchem
Vastgesteld op 27-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Ziekenhuis - 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0222.R07H303A-0003 van de gemeente Doetinchem;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan zorg gerelateerde detailhandel
detailhandel in medische en/of zorggerelateerde goederen, zoals bijvoorbeeld apotheken, opticiens, audiciens, leveranciers van medische hulpmiddelen, e.d.
1.6 aan zorg gerelateerde voorzieningen
medische voorzieningen die niet primair door een ziekenhuis worden verleend, maar wel passen in de keten van medische zorgverlening, zoals bijvoorbeeld een gezondheidscentrum, revalidatiecentrum, e.d.;
1.7 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.8 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.9 archeologische verwachting
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.10 archeologische waarde
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.11 archeologisch onderzoek
een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 beperkt kwetsbaar object
object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid;
1.15 bestaand
op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig of op grond van een vergunning toegestaan;
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden
1.25 contour PR10-6
plaatsgebonden risicocontour waarbinnen de kans 1 op de 1.000.000 per jaar is dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (dus geen kantoor);
1.28 dove gevel
een gevel, waarin geen of slechts bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, een en ander zoals bedoeld in artikel 1b lid 4 van de Wet geluidhinder;
1.29 druiplijn
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 geluidsgevoelig object
woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.32 gelders natuurnetwerk (gnn)
samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. De geometrische plaatsbepaling van het GNN is vervat in het plan met de aanduiding 'overige zone - gnn';
1.33 groene ontwikkelingszone (GO)
zone die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het GNN en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden;
1.34 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.35 hoogteaccent
een deel van een gebouw dat hoger dan breed is;
1.36 kwetsbaar object
object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.37 luifel
een afdak met een diepte van meer dan 0,75 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond;
1.38 maaiveld
bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.39 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen evenals voorzieningen voor openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.40 maatregelen ten behoeve van de natuurontwikkeling
maatregelen zoals opgenomen in het Ontwikkelplan natuurbestemming in Bijlage 2 van de regels;
1.41 maatregelen ten behoeve van de waterhuishouding
maatregelen zoals opgenomen in Bijlage 3 van de regels;
1.42 medische zorgverlening
het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, op het gebied van de uitvoering van medische zorg, medisch onderwijs en medisch onderzoek.
1.43 naar de weg gekeerde bouwgrens (voorgevelrooilijn)
een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
1.44 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
1.45 ondergronds bouwwerk
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;
1.46 openbare dienstverlening
dienstverlening door een overheids- of een semi-overheidsinstelling;
1.47 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.48 overkapping
een bouwwerk met een open constructie;
1.49 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.50 peil
- a. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang vermeerderd met 0,30 m;
- b. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse;
- d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: het hoogste punt van het aansluitende afgewerkte bouwperceel (incidentele verhogingen niet meegerekend);
1.51 plaatsgebonden risico (PR)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.52 restauratieve voorzieningen
voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;
1.53 rijbaan
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van fietspaden;
1.54 (rij)wegen
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.55 risicovolle inrichting
- a. inrichtingen bij welke ingevolge het Bevi een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en/of;
- b. inrichtingen waar opslag, overslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen plaatsvindt én die behoren tot een categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer én waarvan het invloedsgebied tot over de eigen perceelsgrens reikt en/of;
- c. inrichtingen waarvoor, krachtens artikel 3.12, 3.17, 3.18, 3.28, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 of 4.81 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, regels gelden bij de opslag, overslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en/of;
- d. een inrichting waarin meer dan 1.000 kilogram consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit of waarin professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of bewerkt of;
- e. inrichtingen die niet onder 1 tot en met 4 vallen en waarvan de contour PR10-6 per jaar voor het plaatsgebonden risico is gelegen buiten de eigen perceelsgrens;
1.56 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een seksbioscoop;
- b. een seksautomatenhal;
- c. een sekstheater;
- d. een parenclub;
- e. een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische massagesalon;
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel, met uitzondering van thuisprostitutie;
1.57 van de weg afgekeerde bouwgrens (achtergevelrooilijn)
een lijn van een bouwvlak, evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
1.58 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens
de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens, de overdekte gebouwgebonden buitenruimten (dakoverstekken) tot 0,75 m niet meegerekend;
2.2 de bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de breedte van een bouwwerk
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.5 de bruto-vloeroppervlakte (b.v.o.)
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;
2.6 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; Bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als de hoek tussen lijn welke de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is;
2.8 de netto-vloeroppervlakte (n.v.o.)
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007, onderdelen 4.3.1 en 4.3.2;
2.9 de onderbouwde terreinoppervlakte
de som van de oppervlakten van de delen van een gebouw, die zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevinden en daar niet mee gelijk liggen of erboven uitsteken, voor zover deze oppervlakte binnen de terreinoppervlakte is gelegen. Bij de bepaling van de onderbouwde terreinoppervlakte wordt niet meegerekend:
- een ondergeschikt bouwdeel, waarvan de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 4 m2;
- een uitkragend constructiedeel, waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 0,75 m;
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 de oppervlakte van een overkapping
tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend gericht op medische zorgverlening en daaraan gerelateerde nutsvoorzieningen, de omvang bedraagt maximaal 40.000 m2 b.v.o.;
- b. aan zorg gerelateerde voorzieningen en aan zorg gerelateerde detailhandel en restauratieve voorzieningen; de omvang bedraagt maximaal 5.000 m2 b.v.o., waarvan maximaal 1.500 m2 b.v.o. voor aan zorg gerelateerde detailhandel en restauratieve voorzieningen;
- c. water en groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen; ontsluitingswegen, mede ten behoeve van omliggende functies;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, op gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- b. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- c. de afmetingen van bouwwerken;
- d. het aantal en de situering van bouwwerken;
- e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
met het oog op een goede landschappelijke inpassing en onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
3.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het realiseren van nieuwe bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing', mits deze bebouwing de aanwezig cultuurhistorische waarden niet onevenredig aantast. De monumentendeskundige van de commissie welstand en monumenten wordt hiertoe om advies gevraagd.
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub f, in die zin dat voor maximaal 15% van het b.v.o. van de gebouwen als bedoeld in lid 3.1 onder a en b, de bouwhoogte maximaal 26 m mag bedragen. Onder voorwaarden dat deze hogere bouwhoogte aantoonbaar nodig is om een functiestapeling te realiseren die voor de logistiek binnen het ziekenhuis gewenst is. Hiermee wordt een extra bouwlaag mogelijk gemaakt welke terugliggend moet worden uitgevoerd.
- c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 sub b, onder 2 voor het toestaan van naar de rijksweg gerichte reclameobjecten van maximaal 10 m hoog, onder de voorwaarde dat deze geen negatieve invloed hebben op de verkeersveiligheid. De wegbeheerder Rijkswaterstaat moet daartoe worden geconsulteerd.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daar aan eigen natuur- en landschapswaarden;
- b. extensieve dagrecreatie en dagrecreatieve voorzieningen, zoals fiets- en wandelpaden en picknickplaatsen, alsmede zandwegen, voor zover de in sub a bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
- c. waterpartijen, waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen, inclusief bijbehorende oevers;
- d. kunstobjecten;
- e. nutsvoorzieningen;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2, op gronden met de bestemming 'Natuur' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken;
- b. de afmetingen van bouwwerken;
- c. het aantal en de situering van bouwwerken;
met het oog op een goede landschappelijke inpassing en onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. de afmetingen van bouwwerken;
- b. de situering van bouwwerken;
- c. de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, als op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en ook een uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld waarvan de oppervlakte kleiner is dan 50 m².
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. de afmetingen van bouwwerken;
- b. de situering van bouwwerken;
- c. de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, als op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en ook een uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld waarvan de oppervlakte kleiner is dan 50 m².
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologisch waarden in de bodem.
Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. de afmetingen van bouwwerken;
- b. de situering van bouwwerken;
- c. de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, als op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en ook een uitzondering op de omgevingsvergunningplicht geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld waarvan de oppervlakte kleiner is dan 50 m².
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:
- a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voorzover zij de grens van de weg niet overschrijden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt en zij niet lager zijn aangebracht dan:
- 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder nummer 1 genoemde strook;
- d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voorzover dezen de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
- e. goten, ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- f. hijs-inrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voorzover deze hijs-inrichtingen in geen enkele stand:
- 1. de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;
- 2. de grens van de weg overschrijden;
- 3. lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven een rijbaan.
9.2 Afwijken van de bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m, als het betreft:
- a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen die de grens van de weg overschrijden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.1 onder c, nummers 1 en 2;
- d. overbouwingen voor de verbinding van twee bouwwerken, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.1 onder c;
- e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de grens van de weg voldoen aan het bepaalde in lid 9.1 onder c;
- f. luifels en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 9.1 onder c;
- g. hijs-inrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de rijbaan;
- h. toegangen van bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, die de grens van de weg niet overschrijden;
- i. kelderingangen en kelderkoekoeken;
- j. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- 1. de hoogte van de weg, voorzover de bouwwerken in de weg zijn gelegen;
- 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de bouwwerken niet in de weg gelegen zijn.
9.3 Bestaande maten
Voor een legaal bouwwerk dat op grond van de geldende bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud afwijken van de bouwregels in dit plan:
- a. is de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of maatgevend;
- b. is herbouw uitsluitend mogelijk op dezelfde plaats;
- c. is het overgangsrecht in dit bestemmingsplan niet van toepassing.
9.4 Ondergronds bouwen
In dit plan gelden de bouwregels alleen voor het bovengronds bouwen; niet voor het ondergronds bouwen. Ondergronds ondergrondse bouwwerken zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Verboden gebruik
- a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan gebruik als:
- 1. voorziening voor een 24 uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
- 2. staan- en/of ligplaats voor wagens en/of onderkomens;
- 3. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
- 4. opslagplaats voor gerede en/of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en/of onderdelen daarvan;
- 5. stortplaats voor puin, mest- en/of afvalstoffen;
- 6. seksinrichting;
- 7. verblijfsrecreatie en intensieve dagrecreatie;
- 8. het racen en/of crossen met gemotoriseerde voertuigen of fietsen;
- 9. risicovolle inrichting.
- b. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik voor de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud, gebruik en/of beheer van gronden en/of bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Overige zone - waarden
11.2 Overige zone - ontsluiting
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontsluiting' moet de hoofdontsluiting van de maatschappelijke voorziening worden gerealiseerd en in standgehouden.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
- a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregelstations en gasdrukstations en conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
- b. het overschrijden van de bouwregels inzake de goothoogte, de bouwhoogte en de (vloer)oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de bouwregels inzake de bouwhoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
- d. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, en waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- e. het oprichten van masten voor mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.
- f. het oprichten van kunstobjecten tot een bouwhoogte van maximaal 10 m.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:
- a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
- b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut (zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes) met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
- c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, als dit voor de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% van het in het plan vastgelegde afwijkt;
het geheel of gedeeltelijk wijzigen of verwijderen van een aanduidingsvlak als bedoeld in artikel 11, als vaststaat dat ter plaatse van de aanduiding hetzij de begrenzing van de functie of waarde is gewijzigd, hetzij geen functie of waarde meer aanwezig is die de aanduiding rechtvaardigt. Vooraf moet advies ingewonnen worden bij een terzake deskundige.
Artikel 14 Wetgevingzone - Verwezenlijking In De Naaste Toekomst
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - verwezenlijking in de naaste toekomst' zijn de gronden aangewezen als onderdelen ten aanzien waarvan de verwezenlijking van het plan in de naaste toekomst nodig wordt geacht als bedoeld in artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening, in verband met de uitvoering van het bestemmingsplan.
Artikel 15 Overige Regels
Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, met dien verstande dat wanneer de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
16.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.4 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Ziekenhuis - 2017'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem
in de openbare raadsvergadering d.d. 27 september 2018
de griffier, de voorzitter,
Bijlagen
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Ontwikkelplan Natuurbestemming
Bijlage 3 Maatregelen Ten Behoeve Van De Waterhuishouding
Bij de inrichting van het gebied en het bouwen van bouwwerken moet met het oog op de waterhuishouding en het voorkomen van wateroverlast zodanige maatregelen worden genomen dat aan de normen en uitgangspunten uit de notitie “Duurzaam en Veilig water in de stad” van het waterschap Rijn en IJssel (versie april 2012) wordt voldaan, te weten:
- bij een bui van T=10+10%, moet 40 millimeter water worden geborgen, om dit vertraagd af te voeren,
- bij een bui van T=100+10%, moet 74 millimeter water worden geborgen, zodat er geen wateroverlast ontstaat.
Bijlage 4 Kaart Te Ontsluiten Woningen, Bedrijven En Gronden
Bijlage 5 Nota Parkeernormen Auto En Fiets
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Het Slingeland Ziekenhuis is een streekziekenhuis voor de regio West-Achterhoek. Momenteel is het ziekenhuis gevestigd aan de Kruisbergseweg 25 in Doetinchem. Omdat het ziekenhuis verouderd is en huidige locatie niet toekomstbestendig is (onder meer door beperkte ruimte), heeft het Slingeland Ziekenhuis ervoor gekozen om een nieuw ziekenhuis te bouwen op een andere locatie in Doetinchem.
Tijdens het afwegingsproces zijn verschillende locaties in en rondom Doetinchem beschouwd. Ook is de optie van renovatie van het ziekenhuis op de huidige locatie meegenomen in dit proces. Dit alternatief is goed overwogen, maar gebleken is dat renovatie te ingewikkeld en te duur zou worden. Daarin weegt mee dat een gerenoveerd ziekenhuis tot 2040 mee kan en een geheel nieuw ziekenhuis tot na 2060. Bovendien zou een langdurige renovatie veel overlast veroorzaken voor patiënten, zorgverleners en buurtbewoners. Daarbij is de huidige locatie moeilijk bereikbaar per auto en openbaar vervoer. Resultaat van het afwegingsproces is een locatie aan de snelweg A18 bij afrit Doetinchem-Oost.
Intentieovereenkomst Om tot de ontwikkeling van een nieuw ziekenhuis te komen is april 2015 een intentieovereenkomst gesloten tussen het Slingeland Ziekenhuis, Waterschap Rijn en IJssel en gemeente Doetinchem. Hierin is ondermeer vastgelegd dat de partijen proactief zullen samenwerken om de ambitie om een innovatief en duurzaam ziekenhuis te realiseren, zo mogelijk energieneutraal en klimaatneutraal, om te zetten in concrete plannen. |
Het doel van het bestemmingsplan is het wijzigen van de planologische situatie om zodoende de realisatie van een nieuw ziekenhuis ter plaatse mogelijk te maken.
1.2 Plangebied
De planlocatie ligt aan de zuidzijde van de A18 bij afslag Doetinchem-oost (afrit 4) en ten westen van de Ettenseweg (zie figuur 1.1). Deze locatie is nu in gebruik als agrarisch gebied (grotendeels akkerbouw). Middenin ligt een monumentale woonboerderij. In de directe omgeving liggen enkele woningen en een sloopbedrijf. De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door open agrarisch landschap tussen de Ettenseweg (N317), de A18 en de rivier de Oude IJssel. Het plangebied wordt omsloten door de Kemnaderallee (noord- en oostzijde) en de Oudesluisweg (zuidzijde). In het westen ligt de grens van het plangebied ter hoogte van de Harrreveldse Tochtsloot.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
De locatie ligt in het bestemmingsplan "Buitengebied-2012". Dit bestemmingsplan is op 29 oktober 2015 vastgesteld door de gemeenteraad van Doetinchem. Binnen het plangebied zijn de volgende functies met bestemmingen aanwezig:
- Agrarische percelen - Agrarisch met Waarden
- Aanwezige woning - Wonen
Het is dus een buitenstedelijke locatie. Daarnaast kent het gebied dubbelbestemmingen voor archeologie, te weten: "Waarde - Archeologische verwachting 2", "Waarde - Archeologische verwachting 3"en "Waarde - Archeologische verwachting 4". Naast de bestemmingen is een aantal gebiedsaanduidingen opgenomen in het huidig bestemmingsplan, namelijk voor waardevol landschap, openheid, groene ontwikkelzone en reconstructiezone verwevingsgebied. De nieuwe functie ziekenhuis past niet in het huidige bestemmingsplan. Wijziging hiervan is zodoende noodzakelijk. Met voorliggend bestemmingsplan wijzigen de huidige functies.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
Het Slingeland Ziekenhuis voorziet primair in de behoefte aan ziekenhuiszorg in de regio West-Achterhoek. Een goede bereikbaarheid van het ziekenhuis voor de regio is daarmee voorwaarde voor het uitoefenen van de ziekenhuisfunctie. Het Slingeland Ziekenhuis wil zich bovengemiddeld en bovenregionaal onderscheiden op medisch-inhoudelijk gebied en op de manier waarop de zorg wordt geleverd. Als onderdeel van de regionale acute keten biedt het Slingeland Ziekenhuis de acute medisch-specialistische zorg voor zijn verzorgingsgebied aan en beschikt over een spoedeisende hulp (SEH). Deze SEH is 24 uur per dag en zeven dagen per week toegankelijk voor spoedeisende gevallen.
2.2 Ontwikkelingen
Het Slingeland Ziekenhuis is een belangrijke en onmisbare voorziening voor Doetinchem en omliggende gemeenten. Om adequate zorg te kunnen blijven bieden, is verbetering van de huisvesting noodzakelijk. Het ziekenhuis wil daarom nieuwbouw realiseren. De belangrijkste aanleidingen waarom nieuwbouw van het ziekenhuis noodzakelijk is, zijn:
- De huidige functionele en bouwtechnische staat van het ziekenhuisgebouw (functioneel gedateerd en niet aanpasbaar / renoveerbaar);
- Beperkte technische restlevensduur van 5-8 jaar;
- De omvang van het huidige terrein (5,7 hectare), en de positionering van de gebouwen op het terrein (ziekenhuis, psychiatrie, huisvesting eerstelijns voorzieningen, parkeren) laten geen vervangende nieuwbouw toe;
- De locatie is slecht bereikbaar (ter indicatie; tenminste 15 minuten van de snelweg);
- Slingeland Ziekenhuis heeft een positieve business case voor vervangende nieuwbouw (met adhesiebetuigingen van banken, verzekeraar (Menzis), interne stakeholders, externe stakeholders).
In het nieuwe ziekenhuis kunnen mensen terecht voor een breed palet aan medisch-specialistische zorg, waaronder spoedeisende zorg en geboortezorg. Met de bouw van een nieuw ziekenhuis wil het Slingeland Ziekenhuis de zorg aan laten sluiten bij de toekomstige ontwikkelingen op dit vlak. Een nieuw ziekenhuis biedt daarbij mogelijkheden om een toekomstbestendige zorginfrastructuur voor de regio te realiseren, en draagt daardoor bij aan een vitale leefomgeving in de West-Achterhoek.
Fusie Streekziekenhuis Koningin Beatrix
Slingeland Ziekenhuis gaat daarnaast fuseren met het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB). Deze fusie leidt vooralsnog niet tot concentratie van ziekenhuiszorg in de regio. Uitgangspunt voor de fusie is een ziekenhuis op twee locaties. Wel dient op termijn rekening te worden gehouden met lateralisatie en hiermee samenhangende concentratie van bijzondere specialistische functies. Mogelijkheden voor aanpassing en uitbreiding op de nieuwbouw locatie zijn daarmee essentieel. Dit vereist een nieuwe locatie met voldoende oppervlakte;
Het fusie ziekenhuis profileert zich als een regionaal ziekenhuis voor de Achterhoek en deels daarbuiten. De nieuwe locatie zal primair de West-Achterhoek bedienen, deels de gehele Achterhoek en deels ook daarbuiten.
Zorggerelateerde functies/derden
Het Slingeland Ziekenhuis is een privaatrechtelijke organisatie met een maatschappelijke doelstelling. De bekostiging van het ziekenhuis en de daarmee samenhangende financiering van de beoogde nieuwbouwlocatie moeten in deze context worden beoordeeld. Bovendien zal het ziekenhuis niet alleen moeten investeren in nieuwbouw maar ook in medische en informatietechnologie en in overige nieuwe inrichting. De investeringsmiddelen moeten door het Slingeland Ziekenhuis effectief worden ingezet. De beschikbare middelen voor verwerving van een nieuwe locatie zijn vanuit deze optiek gelimiteerd.
Samenwerking met andere zorgorganisaties en ziekenhuizen wordt in de visie van het Slingeland Ziekenhuis nog belangrijker. Deze samenwerking is nodig om de toenemende vraag naar zorg te kunnen opvangen, de zorg goed te organiseren en zorgvernieuwing mogelijk te maken. Om deze samenwerkingen optimaal te kunnen faciliteren, beoogt het Slingeland Ziekenhuis bij de nieuwbouw van het ziekenhuis ook zorggerelateerde functies/derden te huisvesten op het terrein. |
Binnen het plangebied worden de volgende functies ontwikkeld:
- Het ziekenhuis
- Parkeren (parkeergarage)
- (Ontsluitings)wegen, ook voor omliggende functies
- Gebouwen voor zorg en aan zorg gerelateerde functies als ook voor aan het ziekenhuis gerelateerde retailfuncties
- Gebouwen voor nutsvoorzieningen (bij voorkeur inpandig op te lossen)
- Groenvoorzieningen
- Waterhuishoudkundige doeleinden, watergangen en –partijen
- Natuur
2.3 Locatie A18
Het Slingeland Ziekenhuis heeft in 2012 strategische scenario's voor zijn toekomstige huisvesting uitgewerkt. Twee scenario's zijn aangemerkt om verder te onderzoeken:
- 1. Instandhouding van de huidige gebouwen voor 20 jaar
- 2. Nieuwbouw op een nieuwe locatie
Het Slingeland Ziekenhuis heeft beide scenario's uitgebreid verkend. Hierbij zijn de voor- en nadelen van renovatie en nieuwbouw afgewogen en zijn de financiële consequenties nader bezien. Ook de visies van zorgverzekeraars, banken, de gemeente Doetinchem en interne stakeholders zijn hierbij nadrukkelijk betrokken. De conclusie van deze verkenning is dat er ingezet wordt op nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis op een nieuwe locatie.
Om vast te stellen wat een geschikte nieuwe locatie is voor het Slingeland Ziekenhuis is een drietal kwalitatieve criteria gehanteerd, te weten:
- Goede bereikbaarheid
- Toekomstbestendigheid (en daaraan gerelateerd de kaveloppervlakte)
- Belevingswaarde van gebouw en terrein en omgeving
Op basis van deze criteria is een aantal binnenstedelijke locaties afgewogen. Daarbij is vastgesteld dat geen van de binnenstedelijke locaties voldoet aan alle criteria. Om die reden is gekozen om het ziekenhuis te realiseren op een buitenstedelijke locatie (zie ook paragraaf 3.2 onder kopje Ladder voor duurzame verstedelijking).
Het Slingeland heeft gekozen voor de A18 locatie. Deze locatie voldoet nagenoeg aan alle criteria die voor het Slingeland Ziekenhuis van belang zijn.
2.4 Beeldkwaliteit
Inleiding
Deze beeldkwaliteitsparagaaf geeft de randvoorwaarden aan voor de stedenbouwkundige opzet en het architectonisch ontwerp van het nieuwe ziekenhuis op de A18 locatie. Het is een op de locatie en situatie afgestemd kader voor de stedenbouwkundige en architectonische vormgeving. Het kader dient als uitgangspunt om tot een passende verschijningsvorm van het ziekenhuis en inrichting van het aansluitende terrein te komen. Het zal tevens dienen als toetsingskader voor de welstandscommissie bij de beoordeling van het plan.
Algemeen
Het de ligging aan de N316, nabij de afrit van de A18 krijgt het ziekenhuis een prominente plek aan een voor Doetinchem belangrijke regionale entree. Overeenkomstig hetgeen de welstandsnota daarover aangeeft dienen locaties aan een dergelijk eigentijds lint een grote bijdrage te leveren aan de uitstraling van de stad. Een hoge beeldkwaliteit is daarom gewenst.
Gebouw
Het uitgangspunt voor de invulling van het plangebied is een maximaal gebouw van 45.000 m2 bvo (bruto vloeroppervlakte). Hiervan is maximaal 40.000 m² bvo beschikbaar ten behoeve van de ziekenhuisfunctie en maximaal 5.000 m² bvo ten behoeve van de huisvesting van zorggerelateerde functies/derden en direct aan het ziekenhuis gerelateerde retailfuncties. Daarnaast worden parkeervoorzieningen (gebouwde parkeervoorziening en zo nodig ook maaiveld parkeren) opgenomen. In relatie tot de bouwhoogte en de functieverdeling over de verschillende bouwlagen zal de footprint van het gebouw maximaal 20.000 m² bvo beslaan. De footprint van de gebouwde parkeervoorziening zal maximaal 20.000 m² bvo zijn.
Vormgeving bebouwing
Om een rommelig beeld van het ziekenhuisterrein te voorkomen heeft het bouwprogramma van het ziekenhuis zo min mogelijk gebouwen. Ook een mogelijke parkeergarage, fietsenstallingen, opslag, nutsvoorzieningen, trafo's en containers maken deel uit van dat programma. Wanneer er meerdere gebouwen op het ziekenhuisterrein aanwezig zijn, dan vormen die in vormgeving en uitstraling een aan elkaar gerelateerd ensemble waarbij het hoofdgebouw dominant is in vorm, massa en situering. De vormgeving van het ziekenhuis is eenduidig en bestaat niet uit een samenstel van vormen. Het ziekenhuis heeft een levendige gevelopbouw: geen regelmaat en repetitie, maar een geleding met een korrelgrootte die aansluit bij de maat en de schaal van het landschap.
Om een rustig gevelbeeld te creëren bestaat de gevel voor een groot deel uit één basismateriaal, dat bij voorkeur over de gehele daklijn wordt doorgezet. De gevel past in haar omgeving en heeft bij voorkeur een kleurenpalet van het landschap waarbij één basiskleur de hoofdtoon vormt. Daarbij is aandacht voor een zorgvuldige detaillering, passend bij het kleinschalige karakter en uitstraling van het gebouw. Vanwege de gebruiksmogelijkheden van het ziekenhuis is een sterke mate van flexibiliteit belangrijk. Daarbij is wel van belang dat het vergroten of verkleinen van het gebouw door het toevoegen of afstoten van modules de vormgeving van het gebouw in essentie niet mag aantasten.
De naam van het ziekenhuis en eventuele overige naamborden zijn integraal onderdeel van de architectuur van het gebouw. Vlaggenmasten en eventuele reclameobjecten zijn in overleg met de gemeente mogelijk, waarbij het belangrijkste uitgangspunt is dat de uitingen passen in het totaalbeeld.
Positionering bebouwing
Om een natuurlijke omzoming van de bebouwing te bereiken, worden het bouwvlak en daarmee de bebouwing uit de erfgrens gesitueerd. Het programma en bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak opgericht. Mede bepalend in de ligging van de bebouwing (het ziekenhuis met zorggerelateerde functies/derden) zijn de geluidscontour van de snelweg A18 en de benodigde ruimte aan de voorzijde van het terrein voor de verkeersafwikkeling in relatie tot de ontsluiting op de N317. Daarnaast is het gewenst het ziekenhuis zodanig te positioneren dat het ziekenhuis zowel vanaf de snelweg als de N317 zichtbaar is.
Vanwege deze ligging op een strategische zichtlocatie op een markant punt bij de entree van Doetinchem heeft het gebouw een hoogwaardige, representatieve uitstraling langs de wegen, aan de andere zijden gaat het gebouw een relatie aan met het landschap: het versterkt de kenmerken van het omliggende rivierenlandschap. Om het ziekenhuis goed in het landschap in te passen heeft het gebouw door de vormgeving, het materiaalgebruik en het kleurgebruik geen massieve uitstraling.
Inrichting buitenruimte
Een hoogwaardige inrichting van de buitenruimte op het ziekenhuisterrein draagt bij aan het groene karakter van de omgeving, onder meer door het behouden of inpassen van bestaand groen, het inpassen van groene erfscheidingen van bij het rivierenlandschap behorende beplanting en een functionele en doelmatige verharding van het oppervlak. Door een aantrekkelijk verlichtingsplan voor het eigen terrein en de gevel van het ziekenhuis is het ziekenhuis ook in het donker goed herkenbaar en uitnodigend met een levendige uitstraling. De verlichting zorgt voor sociale veiligheid en is aangenaam om te zien.
Bouwhoogte
Uitgangspunt is een bouwhoogte van 20 meter. Als het voor de logistiek binnen het ziekenhuis gewenst is, kunnen burgemeester en wethouders met een afwijkingsbevoegdheid voor maximaal 15% van het brutovloeroppervlak van de gebouwen een bouwhoogte van 26 meter mogelijk maken. Het ziekenhuis is een liggend gebouw, het is breder dan het hoog is.
De bebouwing beslaat maximaal vijf bouwlagen. Wanneer burgemeester en wethouders de hiervoor genoemde afwijkingsbevoegdheid mogelijk maken dan is een zesde bouwlaag toegestaan, welke in een terugliggende vorm moet worden uitgevoerd. Voor de technische installaties (ook zonnecollectoren) op of aan het gebouw geldt verder dat deze geen afbreuk doen aan de vormgeving van het gebouw. Waar ze in het zicht komen, zijn ze integraal onderdeel van de vormgeving van het gebouw. De exacte variaties in bouwhoogten komen onder meer voort uit het logistieke model van het ziekenhuis, waaruit de gewenste functiestapeling is op te maken.
Binnen het bouwvlak mag een gebouwde parkeervoorziening van maximaal 4 bouwlagen worden opgericht.
Toegangen
De hoofdentree van het ziekenhuis ligt aan de zijde van de Ettenseweg en zal zo gerealiseerd worden dat deze zichtbaar is vanaf de N317. De hoofdentree is tevens een bijzonder element van het gebouw en wordt herkenbaar vormgegeven ten opzichte van de overige entrees. De hoofdentree is een integraal onderdeel van de vormgeving van het gebouw en heeft een uitnodigend karakter.
Verder worden binnen het perceel ook aan andere zijden van het ziekenhuis de nodige entrees gerealiseerd, respectievelijk voor:
- toegang tot SEH voor patiënten met eigen vervoer;
- toegang tot SEH/ambulancehal voor ambulances;
- toegang voor lijkwagen;
- toegang voor personeel;
- toegang voor aan- en afvoer van goederen;
- toegang voor afvoer van afval.
Deze overige entrees zijn in maat en schaal duidelijk ondergeschikt aan de hoofdentree. De hoofdentree ligt op de voor het ziekenhuis – wat betreft de interne en de externe organisatie – meest functionele plek van het gebouw.
Conclusie
Met inachtneming van voorgaande punten is de situering van het ziekenhuis en bijbehorende bebouwing vrij te bepalen. Het functioneren van het ziekenhuis en van de benodigde optimale verkeerscirculatie op het ziekenhuisterrein staan voorop. De hoge geluidbelasting als gevolg van de A18 en van de Ettenseweg (N317) is met maatregelen aan het gebouw op te lossen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
Dit hoofdstuk beschrijft het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen en indien noodzakelijk op de kaart en in de regels vertaald.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in maart 2012 een nieuwe structuurvisie opgesteld: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland
- Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn
Om zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen wordt ingezet op bundeling van verstedelijking. Nieuwe ontwikkelingen dienen bij voorkeur zo veel mogelijk plaats te vinden binnen bestaand stedelijk gebied. Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt de noodzaak om de open ruimte te bebouwen waardoor de variatie tussen stad en land behouden blijft. Om duurzaam ruimtegebruik te stimuleren is in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Door de introductie van deze ladder heeft de SVIR direct betrekking op onderhavige ontwikkeling. Verderop in dit hoofdstuk wordt de voorgenomen ontwikkeling uitgebreid beschouwd in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Buiten de ladder voor duurzame verstedelijking voorziet de SVIR niet in bepalingen die op het plangebied van toepassing zijn.
3.2.2 Barro / AMvB Ruimte (2012)
In samenhang met de SVIR is het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro / AMvB Ruimte) opgesteld, waarin de nationale belangen uit de SVIR zijn opgenomen die juridische borging vragen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten gemeenten zich houden aan in de AMvB Ruimte of verordening gestelde regels. De regels uit de AMvB Ruimte hebben onder meer betrekking op hoofdwegen en hoofdspoorwegen, defensie, Rijksvaarwegen, kustverdediging, de elektriciteitsvoorziening en de Ecologische Hoofdstructuur. De AMvB Ruimte voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. De bepalingen in de AMvB Ruimte hebben daarom geen directe consequenties voor onderhavige ontwikkeling.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd dat in de plantoelichting van bestemmingsplannen die een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maken, verantwoord moet worden dat sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. Tot 1 juli 2017 moest die verantwoording plaatsvinden volgende drie treden. Omdat het voorliggende plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, is de ladder voor duurzame verstedelijking voor dit bestemmingsplan doorlopen. In bijlage 1 is de voor 1 juli 2017 opgestelde 'ladder' opgenomen op basis van de drie te doorlopen treden. Deze ladder maakt ook onderdeel uit van het ontwerpbestemmingsplan, dat vóór 1 juli 2017 ter inzage heeft gelegen.
Nieuwe ladder
Per 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder voor duurzame verstedelijking van kracht. Er geldt geen overgangsrecht. Dus alle plannen die getoetst moeten worden aan de ladder en waarvan de vaststelling van het bestemmingsplan ná 1 juli 2017 plaatsvindt, moeten aan de nieuwe ladder getoetst worden.
In de nieuwe Ladder zijn onder meer de 3 treden vervallen en wordt gesproken over het beschrijven van de 'behoefte' in plaats van de 'actuele regionale behoefte'. Voor ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied volstaat een 'behoeftetoets'. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied geldt een verzwaarde motiveringsplicht: gemotiveerd moet worden dat niet binnen bestaand stedelijk gebied in de behoefte voorzien kan worden. Trede 3 van de (oude) Ladder is geschrapt. De Ladder luidt nu als volgt:
“De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.”
Door middel van de in de bijlage opgenomen Ladderonderbouwing wordt voldaan aan de eisen die de nieuwe Ladder stelt aan de plantoelichting. In de Ladderonderbouwing is beschreven dat het nieuwe ziekenhuis in een behoefte voorziet. Tevens is gemotiveerd waarom het nodig is het ziekenhuis buitenstedelijk te realiseren en het niet mogelijk is het ziekenhuis op een andere locatie binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren. Ter toelichting strekt het volgende.
Behoefte
De behoefte om een nieuw ziekenhuis te realiseren komt voort uit de verwachte toename van het gebruik van het ziekenhuis als gevolg van de demografische ontwikkeling. Op de huidige locatie kan de toekomstige zorgvraag niet opgevangen worden. Bovendien voldoet de huidige locatie niet meer aan de eisen van deze tijd en kan de locatie daarvoor ook niet geschikt gemaakt worden binnen de beschikbare fysieke ruimte en het beschikbare budget.
De verwachte zorgvraag is voor de regio tot 2040 circa 25% meer dan in 2013. Het Slingeland Ziekenhuis beoogt geen grotere huisvesting dan de huidige te realiseren, maar heeft zichzelf ten doel gesteld de groei op een nieuwe locatie op te vangen door procesoptimalisatie, door middel van:
- samenwerking in de keten;
- herinrichting behandelproces;
- verbeteren van de capaciteitsbenutting, bijvoorbeeld bedrijfstijdverlenging;
- flexibele huisvesting.
De omvang van de nieuwbouw is dan ook vergelijkbaar met die van de huidige bebouwing (zie paragraaf 2.5 van bijlage 1). Gezien de tendens van de afnemende ligduur is de nieuwbouw een ziekenhuis met minder bedden dan het huidige. Echter alle voorzieningen in en rondom de nieuwbouw krijgen een dusdanige afmeting en opzet dat deze passend is bij de huidige standaarden en flexibel is richting de toekomst. De flexibiliteit richting de toekomst is onder meer belangrijk vanwege de veranderingen die zich in de zorg voor doen als gevolg van de nieuwe technologieën. Het ziekenhuis wil letterlijk de ruimte hebben om ten behoeve van onder meer nieuwe technologieën nieuwbouw te kunnen realiseren zonder dat dit het functioneren van het ziekenhuis verstoort. Kortgezegd er moet ruimte zijn om te kunnen bouwen terwijl het ziekenhuis gewoon doordraait. Onder het kopje 'nieuwe locatie' is onder meer weergegeven hoeveel ruimte het ziekenhuis nodig heeft om de noodzakelijke flexibiliteit in de toekomst te borgen.
Uitbreiding en/of renovatie huidige locatie
Uitbreiding op de huidige locatie door bijvoorbeeld een bouwlaag toe te voegen aan het huidige ziekenhuis is niet mogelijk. Naast het feit dat de zorgprocessen en de bedrijfsvoering van een ziekenhuis dan niet optimaal ingericht kunnen worden, is het ook praktisch onmogelijk gezien de technische constructie van de huidige bebouwing die daar niet op berekend is. Ook bijbouwen op het terrein van de huidige locatie van Slingeland Ziekenhuis is niet mogelijk. De locatie van 5,7 hectare is vol (te klein). Gezien de huidige gebouwstructuur en de technische beperkingen levert renovatie bedrijfseconomisch en kwalitatief niet het gewenste resultaat op. Zo kunnen onder andere zorgprocessen en bedrijfsvoering maar ten dele worden vernieuwd. Kosten voor energie, schoonmaak en logistiek en medische ondersteuning kunnen maar beperkt geoptimaliseerd worden en het vastgoed is niet flexibel richting de verdere toekomst.
Om op de huidige locatie een nieuw ziekenhuis te kunnen ontwikkelen, moet de bestaande bebouwing in haar geheel verwijderd worden. Tijdens de bouw van een nieuwe ziekenhuis moet op een plek elders een tijdelijk ziekenhuis worden op- en ingericht. Naast het ontbreken van een geschikte tijdelijke locatie is het ook financieel niet haalbaar om elders tijdelijke huisvesting te realiseren. Daarmee is uitbreiding, renovatie of herontwikkeling op de huidige locatie dus niet mogelijk.
Nieuwe locatie
Om een nieuw, toekomstbestendig ziekenhuis te kunnen realiseren is een kaveloppervlak van minimaal 8 hectare noodzakelijk. Van dit kaveloppervlak wordt maximaal 50% bebouwd met bebouwing voor het ziekenhuis en een parkeervoorziening. De overige ruimte is nodig voor onder meer parkeren (op maaiveld of in een gebouw), een groene inrichting ten dienste van het ziekenhuis, de verkeersontsluiting en flexibiliteit richting de toekomst. In onderstaande tabel is de ruimtebehoefte van minimaal 8 hectare nader gespecificeerd.
Onderdeel | Omvang | Onderzijde bandbreedte oppervlakte (minimale omvang in hectare) | Bovenzijde bandbreedte (maximale omvang in hectare) |
bebouwd oppervlak ziekenhuis | 2 hectare en maximaal 20 meter hoog ivm inpassing in de omgeving (een beperkt deel mag 26 meter hoog worden) | 2 | 2 |
parkeervoorzieningen (en rijwielstalling) * | minimaal 1.200 parkeerplekken op 3 hectare maaiveld (25 m2 per parkeerplaats) of in een gebouw op een bebouwd oppervlakte van maximaal 2 hectare | 3 | 3 |
verhard (toegangs- en ontsluitingswegen, opstelruimte, etc.) ** | 15% à 30% van het bebouwd oppervlak | 0,15 x 5 = 0,75 | 0,3 x 5 = 1,5 |
waterberging/-retentie en groenvoorzieningen (incl. paden en terrassen) *** | circa 35% van het bebouwd-, verhard- en parkeeroppervlak | 0,35 x 5,75 = 2,01 | 0,35 x 6,5 = 2,28 |
toekomstige flexibiliteit (uitbreidbaarheid) **** | 15% à 20% van het bebouwd oppervlak | 0,15 x 5 = 0,75 | 0,2 x 5 = 1 |
Totaal oppervlakte (in hectare) | 8,51 | 9,78 |
* Het huidig aantal parkeerplekken op het terrein van Slingeland Ziekenhuis bedraagt 1.043 stuks. Daarbij is in de huidige situatie sprake van parkeerdruk veroorzaakt door het Slingeland Ziekenhuis in het omliggende gebied. Het definitieve aantal parkeerplekken wordt bepaald op basis van parkeercapaciteitsberekening. De locatie en haar bereikbaarheid is daarbij van invloed op het benodigde aantal parkeerplekken.
** In de huidige situatie van het Slingeland Ziekenhuis bedraagt het oppervlakte aan wegen/verharding circa 20% van het bebouwd oppervlakte (exclusief parkeervoorzieningen). De praktijk bij ziekenhuizen die recent elders ontwikkeld zijn, wijst uit dat hier in nieuwe situaties meer ruimte voor nodig is.
*** het Slingeland Ziekenhuis heeft de visie en ambitie om een 'healing environment' te realiseren, waarbij de aanwezigheid van groenvoorzieningen een nadrukkelijke rol spelen. Afhankelijk van de stedenbouwkundig context (hoeveelheid reeds aanwezige groenvoorzieningen) fluctueert dit percentage met circa 10%. Hierbinnen geldt dat (conform algemene vuistregels) circa 10% tot 15% van de oppervlakte van het plangebied nodig is voor de waterberging.
**** Het College bouw zorginstellingen hanteert in zijn 'Regeling bouwmaatstaven terreingrootte zorgsector' een 'flexibiliteitsmarge' van 15% van de bebouwde oppervlakte. (Voorheen diende College bouw zorginstellingen goedkeuring te verlenen voor de bouw en verbouw van zorgvastgoed. Het College bouw zorginstellingen heeft met ingang van 1 januari 2010 zijn wettelijke taken verloren)
Beoordeling locaties
Op basis van de hiervoor beschreven behoefte is aan de hand van de Ladder de geschiktheid van een vijftal binnenstedelijke locaties in de gemeente Doetinchem onderzocht. De geschiktheid is daarbij beoordeeld op basis van de criteria bereikbaarheid, toekomstbestendigheid en belevingswaarde. Naast de geschiktheid is ook de beschikbaarheid van de locaties van belang. Hieronder worden de vijf binnenstedelijke locaties op basis van geschiktheid en beschikbaarheid beschouwd. Daarbij zijn telkens de meest zwaarwegende argumenten opgenomen. Tenslotte is ook een beschouwing van de geschiktheid en beschikbaarheid van de A18 afrit 4 locatie opgenomen.
Iseldoks
De locatie Iseldoks is niet geschikt vanwege de beperkte omvang van het kaveloppervlakte, 4,72 hectare. Daarnaast wordt het terrein inmiddels uitgegeven voor woningbouw en is gestart met het bouwrijp maken van de gronden. Daardoor is de locatie Iseldoks niet beschikbaar.
Wedeo
In de Structuurvisie 2035 (2013) van de gemeente Doetinchem is de Wedeo-locatie genoemd als mogelijke locatie voor de nieuwbouw van het ziekenhuis. Op basis van voortschrijdende inzichten bij de planontwikkeling, voortkomend uit onder meer uitgevoerde onderzoeken en locatievereisten voor een nieuw ziekenhuis, is de Wedeo-locatie uiteindelijk niet geschikt gebleken. De belangrijkste reden hiervoor is het beperkte kaveloppervlakte van 4,7 hectare. De Wedeo-locatie is te klein en daardoor niet geschikt.
Verheulsweide
Deze locatie is niet geschikt vanwege de beperkte omvang van het kaveloppervlakte van 6,41 hectare. Daarnaast sluit de omgeving door de ligging op een bedrijventerrein niet aan bij de kwaliteit die wenselijk is voor een ziekenhuis. De locatie heeft een aanzienlijke milieubelasting (geluid, fijnstof, CO2) gezien de omliggende bedrijventerrein met milieucategorieën tot 3.2 en 4.2.
A18 Bedrijvenpark Zuid
Gezien de beperkte toekomstbestendigheid (milieubeperkingen vanuit in de omgeving gelegen bedrijven) is deze locatie ongeschikt. Daarnaast sluit deze locatie, met de ligging op een industrieterrein met milieucategorie 4.2, uit te breiden naar 5.1, niet aan bij de belevingskwaliteit die wenselijk is voor een ziekenhuis. Het bedrijventerrein is een regionaal bedrijventerrein waarvoor het juist gewenst is aan dit soort 'zware' bedrijven ruimte te bieden. Een ziekenhuis kan dat belemmeren.
A18 Bedrijvenpark Noord
Deze locatie is niet geschikt vanwege de niet optimale bereikbaarheid per fiets, per openbaar vervoer en te voet. Naast de hele stad Doetinchem en de grotere kern Wehl zijn er geen andere grote kernen in het verzorgingsgebied op fietsafstand bereikbaar. De locatie ligt op 750 meter afstand van treinstation Wehl, maar de route naar de locatie is niet geschikt als looproute. Tenslotte is deze locatie door de decentrale ligging ten opzichte van het adherentiegebied vanuit een deel van het verzorgingsgebied niet binnen 30 minuten per auto en 45 minuten per ambulance bereikbaar.
A18 afrit 4
De buitenstedelijke locatie A18 afrit 4 voldoet grotendeels aan de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die voor het Slingeland Ziekenhuis van belang zijn. De locatie is zowel vanuit de stad Doetinchem als voor het omliggende verzorgingsgebied via de A18 en de N317 goed bereikbaar per auto. Vanuit de hele stad Doetinchem en enkele omliggende grotere kernen (Wehl, Gaanderen, Terborg, Silvolde en deel Ulft) is deze locatie ook goed per fiets bereikbaar. Per openbaar vervoer is deze locatie bereikbaar met een lijnbus, welke nagenoeg voor het plangebied stopt.
Het kaveloppervlak van 9,75 hectare biedt voldoende ruimte voor een ziekenhuis dat ook in de toekomst nog de nodige wijzigingen kan ondergaan. Tenslotte kan het gebouw, ondanks de ligging aan de snelweg, zo gepositioneerd worden dat er een riant zicht is op de groene omgeving.
Conclusie
De eindconclusie van de Ladderonderbouwing is dat de locatie A18 afrit 4 als enige locatie geschikt en beschikbaar is voor de nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis.
3.2.3 Nationaal Waterplan 2016 - 2020
Het nieuwe Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan heeft tot doel om het belang van water en ruimte beter te verbinden. Ten aanzien van het plangebied gelden er geen concrete beperkingen.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland
In de Omgevingsvisie beschrijft de provincie Gelderland hoe zij de komende jaren willen omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. De hoofddoelen van de provincie in de visie zijn een duurzame economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.
In de omgevingsvisie is het plangebied aangewezen als Groene Ontwikkelingszone (GO). Deze Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en voor een uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies. De provincie nodigt de Gelderse samenleving uit om in de Groene Ontwikkelingszone (GO) initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van deze dubbele doelstelling. Aan een ontwikkeling in de Groene Ontwikkelingszone (GO) moet wel een integrale afweging vooraf gaan. Hiermee wordt richting gegeven aan de Gelderse ladder voor duurzame ontwikkeling. Dit kan betekenen dat andere belangen ertoe leiden dat plaatsing buiten stedelijk gebied van de voorgenomen ontwikkeling een betere optie is. Dat betekent dat er ook in de GO ruimte is voor andere functies mits dit gebeurt in combinatie met een substantiële versterking van de kernkwaliteiten van de GO in de vorm van vergroting van de oppervlakte natuur en versterking van de ecologische samenhang.
3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland
Op het bestemmingsplan is de omgevingsverordening van de provincie Gelderland (hierna: de omgevingsverordening) van toepassing, zoals die is gewijzigd op 1 maart 2017. (De omgevingsverordening is op 13 december 2017 weliswaar weer gewijzigd, maar gelet op artikel 8.2.2, lid 2 onder a van die verordening is de omgevingsverordening van maart 2017 van toepassing gebleven. Dit is omdat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd vóór de wijziging van de verordening in december 2017.
In de omgevingsverordening is het plangebied aangewezen als Groene Ontwikkelingszone (GO) (figuur 3.1). In de verordening is bepaald dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) in principe geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk mag maken die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied.
Figuur 3.1: Ligging GNN (donkergroen) en GO (lichtgroen) in en rond het plangebied
Artikel 2.7.2.1, lid 1 van de regels in de verordening luidt:
In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, tenzij:
- 1. geen reële alternatieven aanwezig zijn;
- 2. sprake is van redenen van groot openbaar belang;
- 3. de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt; en
- 4. de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2.7.1.1 derde tot en met zesde lid, en 2.7.1.3.
Hieronder worden puntsgewijs de kernkwaliteiten die in het gebied gelden opgesomd en wordt ingegaan op de vraag of al dan niet sprake is van een significante aantasting van die kwaliteiten.
Kernkwaliteit: Oud industrielandschap langs de Oude IJssel en grootschalige broekontginningslandschap bij Azewijn en langs de Aa-strang; rivierduin bij Gendringen (Engbergen) goeddeels bekade rivieren.
In paragraaf 1.2 van de plantoelichting is een beschrijving gegeven van de planlocatie en de directe omgeving. De planlocatie is in de huidige situatie hoofdzakelijlk in agrarisch gebruik. De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door een open agrarisch landschap, gelegen tussen de Ettenseweg, de A18 en de rivier de Oude IJssel. Uit het vooronderzoek bodem (bijlage 2 van de toelichting) blijkt uit de historie tot op heden (pagina 2) dat volgens topografische kaarten op www.watwaswaar.nl, de planlocatie, voor zover bekend, altijd in gebruik is geweest voor agrarische doeleinden.
Paragraaf 4.7.1 Landschap omschrijft de landschappelijke kenmerken en historie. Het plangebied ligt in de stroomvlakte van de Oude IJssel, dit is af te lezen uit de bodemtypes in het gebied. De locatie van het nieuw te bouwen ziekenhuis ligt op klei en bevindt zich in een oude rivierloop. De planlocatie van het ziekenhuis zich bevindt zich niet in een oud industrielandschap langs de Oude IJssel. Eveneens bevindt de planlocatie zich buiten het grootschalige broekontginningslandschap bij Azewijn, de Aa-strang, rivierduin bij Gendringen (Engbergen). Van goeddeels bekade rivieren is geen sprake.
Zie figuur 3.2 voor de ligging van de planlocatie ten opzichte van deze gebieden. Het dichtstbijzijnde gebied is gelegen op circa 4,5 kilometer afstand tot het plangebied en betreft het broekontginningslandschap bij Azewijn. De overige gebieden zijn op nog verdere afstand gelegen.
Er is geen sprake van significante aantasting van de kernkwaliteit.
Figuur 3.2. Ligging planlocatie ziekenhuis (gele pijl) ten opzichte van Azewijn, Gendringen
en Aa-strang (blauwe pijlen).
Kernkwaliteiten: De ecologische verbindingszone Oude IJssel-oost verbindt dit gebied met de IJssel en de Veluwe en naar het zuiden met Duitsland, modellen: das (in het zuiden), rietzanger (in het noorden) en winde.
In figuur 3.3. is de in de kernkwaliteit benoemde verbinding weergegeven; in figuur 3.4 de ligging van het Gelders Natuur Netwerk (GNN - donkergroen) en Groene Ontwikkelingszone (GO - lichtgroen). De planlocatie is in beide figuren met een gele pijl weergegeven. De beoogde nieuwbouwvan het ziekenhuis is aan de rand van de GO-zone, vlakbij de snelweg A18. De nieuwbouw zal geen belemmering vormen in deze verbinding, aangezien deze zich aan de rand bevindt en om die reden de doortrek van doelsoorten vanuit de modellen das, rietzanger en winde niet blokkeert.
Er is geen sprake van een significante aantasting van de kernkwaliteit.
Figuur 3.3 Verbinding Veluwe/IJssel - Duitsland en ligging planlocatie (gele pijl)
Figuur 3.4 GNN (donkergroen) en GO (lichtgroen) ter plaatse van de planlocatie (gele pijl)
Kernkwaliteit: de open ruimte ten zuiden van de A18 wordt ontwikkeld tot evz tussen Montferland en Slangenburg; model das.
De beoogde EVZ is nog niet gerealiseerd. Het nieuwe ziekenhuis wordt landschappelijk ingepast en daarmee wordt een eerste aanzet gegeven tot een verbindingszone. In opdracht van het ziekenhuis is een gedetailleerd inrichtingsplan opgesteld (Ontwikkelplan natuurbestemming), zie paragraaf 4.7.2. Natuur van de toelichting van het bestemmingsplan). Het inrichtingsplan is als voorwaardelijke verplichting aan de ontwikkeling van het ziekenhuis gekoppeld. De hierin opgenomen maatregelen dienen voor het ontwikkelen en versterken van de kernkwaliteiten waarbij in de open ruimte nieuwe verbindingen worden gecreëerd in de ecologische verbindingszone Oude IJssel-oost en een nieuwe verbinding tussen Montferland en Slangenburg met model 'das', 'rietzanger' en 'winde', parallel aan de Oude IJssel.
Er is geen sprake van een significante aantasting van de kernkwaliteit.
Kernkwaliteit: De Wildt/ Grenskanaal verbindt de Rijnstrangen met de Hetter (Duits N2000 gebied) en voedt de Rijnstrangen met schoon water.
'De Wildt' is een grenskanaal tussen Gelderland en de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. De Rijnstrangen liggen in de Gelderse Poort bij Zevenaar, op grote afstand van Doetinchem (zie figuur 3.5) evenals het Duitse Natura 2000 gebied de Hetter. De ontwikkeling van het ziekenhuis valt buiten de invloedssfeer van de Wildt, Rijnstrangen en de Hetter.
Er is geen sprake van een significante aantasting van de kernkwaliteit.
Figuur 3.5 Ligging Rijnstrangen/Gelderse poort Zevenaar (bron: Google maps)
Kernkwaliteit: Cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de beken, oude ontginningen en kavelpatronen, hakhout, houtwallen, singels en boerderijen.
In paragraaf 4.8 Water is het Waterplan van het Waterschap Rijn en IJssel vertaald in een waterparagraaf voor de locatie van het ziekenhuis. Hieruit blijkt dat er op de planlocatie geen sprake is van waardevolle beken. Het plan voorziet in het dempen van perceelsloten of andere wateren. Dit betreft echter geen beken met een cultuurhistorische en of van landschappelijke waarde.
Onder 4.7.2 Natuur, groene ontwikkelingszone en bijlage 13 kernwaardeanalyse Slingeland ziekenhuis is beschreven, dat het plangebied van het ziekenhuis (bestemming 'Maatschappelijk') in haar huidige vorm zeer weinig tot geen elementen uit de kernkwaliteit aanwezig zijn. Door de staat van de hagen en het lokaal ontbreken van lijnvormige elementen, heeft het plangebied niet de waarden die het in potentie in zich draagt, zowel op natuurlijk als op landschappelijk vlak. Opgaande beplanting als lanen en houtwallen ontbreken. Een grote oppervlakte in het plangebied is in gebruik als gangbaar grasland. Oude ontginningen en kavelpatronen zijn daardoor ook grotendeels verdwenen.
In paragraaf 4.9 is een omschrijving opgenomen van de cultuurhistorie van het landschap. De zuidwest zijde van het plangebied grenst aan het rijksmonument 'Historische aanleg/park van de Kemnade'. Dit monument zelf ligt in de gemeente Montferland. In paragraaf 4.7.1 wordt uitgebreid aandacht besteed aan het behoud van landschappelijke karakteristieken vanuit het oogpunt van cultuurhistorie, waarbij ook de ligging ten opzichte van het rijksmonument in ogenschouw is genomen.
In het plangebied is één gemeentelijk monument aanwezig, het betreft Kemnaderallee 5/5a boerderij 't Mentingslag. Bij de planontwikkeling wordt de boerderij ingepast.
Er is geen sprake van een significante aantasting van de kernkwaliteit.
Kernkwaliteiten:
- Alle door de Flora- en faunawet of Natuurbeschermingswet beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied.
- Leefgebied steenuil
- Leefgebied kamsalamander
Uit de natuuronderzoeken die voor de planlocatie zijn uitgevoerd (bijlage 9,10, 11, 12 van de toelichting van het bestemmingsplan), blijkt dat de planlocatie geen leefgebied is van de kamsalamander.
Het is echter niet uitgesloten, dat er in het plangebied toch beschermde soorten, waaronder bijvoorbeeld de steenuil voorkomen. Daarvoor is nader onderzoek nodig, Hieruit moet blijken of de te verwachten soorten aanwezig zijn en welke functies het gebied heeft voor deze soorten. Nader onderzoek kan op dit moment niet worden uitgevoerd, omdat de grondeigenaren hiervoor geen toestemming geven.
Afhankelijk van de resultaten van het aanvullende onderzoek naar beschermde diersoorten in het plangebied kan een aanvraag van een ontheffing en het opstellen en uitvoeren van een mitigatieplan noodzakelijk zijn. Mitigerende maatregelen zorgen er voor dat leefgebied te allen tijde behouden blijft en daardoor leefgebied van beschermde soorten (zoals het leefgebied steenuil als kernkwaliteit) behouden blijft. Hetgeen een verplichting is vanuit de natuurwetgeving. Een ontheffing moet zijn verleend voorafgaand aan de realisatie van het plan, zodat er ook een toetsing is van het bevoegde gezag (provincie) of de voorgeschreven maatregelen daadwerkelijk voldoen. Het functioneel leefgebied zal te allen tijden behouden moeten blijven. Hiermee kan op voorhand ook worden beargumenteerd dat er geen sprake is van een significante aantasting van kernkwaliteit leefgebied steenuil en alle door de Flora- en faunawet (Wet natuurbescherming) beschermde soorten in dit leefgebied.
Kernkwaliteit: De landgoederen De Kemnade/Waalse Water, Wisch en Landfort en de rivierduinen bij Engbergen zijn belangrijke schakels in de doorgaande groene lijn van de Oude IJssel
Uit de Kernwaardenanalyse Slingeland ziekenhuis (bijlage 13) blijkt dat de planlocatie van het ziekenhuis weinig binding heeft met de omliggende terreindelen. De planlocatie heeft door de aanwezigheid van tussenliggende agrarische percelen geen directe binding met de Oude IJssel of doorgaande groene lijn van de landgoederen daarin en zal dus geen barrière vormen.
Het plangebied ligt derhalve buiten de invloedssfeer van een doorgaande groene lijn van de Oude IJssel.
De planlocatie ligt niet nabij de rivierduinen bij Engbergen. Het landgoed De Kemnade/Waalse Water is het meest nabijgelegen en vormt een belangrijke schakel in de doorgaande groene lijn van de Oude IJssel. Het landgoed bevindt zich echter grotendeels aan de overzijde (de westzijde) van de Oude IJssel. Aangrenzend aan de Oude IJssel aan de oostzijde (zijde van de planlocatie van het nieuwe ziekenhuis) bevindt zich een bosperceel en een bomenlaan langs de Boekeltweg die doorloopt in de Kemnaderallee. Het daar gelegen bosperceel en de bomenlaan kan beschouwd worden als belangrijke groene schakel in de lijn van de Oude IJssel. De ontwikkeling van het plangebied heeft daardoor geen gevolgen voor het landgoed.
In figuur 3.6 is landgoed Kemnade weergegeven. De kaart is afkomstig van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (https://cultureelerfgoed.nl/dossiers/groen-erfgoed/kaart-met-buitenplaatsen). De kaart geeft aan welk deel van het landgoed is beschermd (het groen). De groenstructuur ligt (ver) buiten de ontwikkeling en wordt niet aangetast.
Er is geen sprake van significante aantasting van de kernkwaliteit.
Figuur 3.6. Uitsnede kaart Rijksbeschermde Buitenplaatsen in Nederland met buitenplaats
de Kemnade ten opzichte van de planlocatie (pijl).
Kernkwaliteit: Industrieel erfgoed
Paragraaf 4.7.1 Landschap beschrijft de landschappelijke historie. Industrieel erfgoed bevindt zich niet op of in de directe omgeving van de locatie.
Er is geen sprake van significante aantasting van de kernkwaliteit.
Kernkwaliteit: Rivierduinen bij Engbergen en bij Doetinchem
Paragraaf 4.7.1 Landschap beschrijft de landschappelijke kenmerken en historie. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de hoger gelegen duinenreeks zoals te zien is in figuur 3.7.
Figuur 3.7. Ligging planlocatie ziekenhuis (gele pijl) ten opzichte van rivierduinen Doetinchem
(gele vlakken) volgens bodemkundige en geomorfologische kaart provincie Gelderland
afkomstig uit groenstructuurplan Doetinchem 2017.
De rivierduinen Doetinchem liggen dus niet in het plangebied. Engbergen ligt buiten de gemeente Doetinchem (nabij Gendringen), in de gemeente Oude IJsselstreek.
Er is geen sprake van een significante aantasting van de kernkwaliteit.
Kernkwaliteit: Zicht op Montferland
De afstand van de planlocatie tot het Montferland bedraagt meer dan 4 kilometer. Daartussen is open agrarisch buitengebied gelegen en onder andere de bebouwing van Braamt (zie ook figuur 3.8). De planlocatie is gelegen in een open gebied waardoor voldoende zicht vanuit de omgeving aanwezig blijft op de stuwwal, ook na de geplande bebouwing. Gelet op de afstand tot het Montferland en de open ruimte in de omgeving zal de komst van het ziekenhuis niet van invloed zijn op het zicht op Montferland.
Figuur 3.8. Ligging planlocatie (gele pijl) ten opzichte van stuwwal het Montferland.
Er is geen sprake van een significante aantasting van de kernkwaliteit.
Kernkwaliteit: Abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir
De aardkundige waarden zijn die onderdelen van het landschap die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied. Paragraaf 4.7.1 Landschap omschrijft de landschappelijke kenmerken en historie. Het plangebied ligt in de stroomvlakte van de Oude IJssel. Daar waar oude lopen van de rivier hebben gestroomd is de bodem kleiig, met daartussen zavelige rivierduinen. De hogere duinen zijn zandig. De bebouwing bevindt zich van oudsher vooral op de zandige gronden. De locatie van het nieuw te bouwen ziekenhuis ligt op klei en maakt geen onderdeel uit van de hoger gelegen duinenreeks, belangrijke aardkundige waarden binnen de gemeente Doetinchem. Door de ontwikkeling van het nieuwe ziekenhuis zal er geen sprake zijn van een significante aantasting van aardkundige waarde als kernkwaliteit.
Volgens de waterparagraaf (paragraaf 4.8) is er in het plangebied sprake van kwel. Het plangebied bevindt zich niet in een beschermingszones voor natte natuur. Volgens provinciale kaarten (Atlas Gelderland, zie figuren 3.9 en 3.10) is de planlocatie gelegen in een intermediair (overgang) gebied.
Figuur 3.9. Uitsnede kwel/infiltratie kaart (Atlas Gelderland).
Figuur 3.10. Detail uitsnede kwel/infiltratie kaart ter plaatse van plangebied
(Atlas Gelderland).
Figuur 3.11 laat zien dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand van de planlocatie zich bevindt op 40 tot 140 beneden het maaiveld. Dit is dermate beneden het maaiveld dat er op de planlocatie geen sprake is van een specifieke kwellocatie of waterafhankelijk natuur/vegetatie. De directe omgeving laat eenzelfde beeld zien. In het toekomstige ontwerp wordt tevens rekening gehouden met inrichting van natte natuur. Specifieke kwelsituatie is eerder te verwachten in groene zones. Deze kernkwaliteit wordt daarom ook niet aangetast.
Figuur 3.11. Figuur uit watertoets Tauw met GHG ter plaatse van planlocatie.
Paragraaf 4.2 Bodem beschrijft dat een vooronderzoek bodem uitgevoerd is volgens de Nederlandse norm NEN 5725 om te bepalen of de locatie verdacht is voor bodemverontreiniging (zie bijlage 2). Er is op basis van dit vooronderzoek geen reden om een bodemverontreiniging op de locatie te verwachten. Uitzondering hierop is de semi-verharde oprit naar de Kemnaderallee 5-5a. De samenstelling en milieu hygiënische kwaliteit van het verhardingsmateriaal is onbekend. In het kader van de omgevingsvergunning moet te zijner tijd een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd worden op de locatie. Vanuit het thema bodem gezien is het bestemmingsplan uitvoerbaar. Tevens is er geen sprake van bijzondere omstandigheden die door de ontwikkeling worden aangetast.
Uit de toelichting blijkt dat de bodem al gedurende lange periode in agrarisch gebruik waardoor de bodem intensief is bewerkt. Door de beoogde ontwikkeling op de planlocatie is geen sprake van een significante aantasting van de bodem als kernkwaliteit.
Ten aanzien van de kernkwaliteit grondwaterreservoir ligt het plangebied niet in een beschermingszone van een drinkwateronttrekking. Er is geen sprake van een significante aantasting van het grondwaterreservoir
Er is geen sprake van een significante aantasting van de kernkwaliteit.
Kernkwaliteit: Ecosysteemdiensten: recreatie, drinkwater
Het terrein heeft geen recreatieve functie. Het is in gebruik voor (intensieve) landbouw. Uit paragraaf 4.8Water blijkt dat de planlocatie niet is gelegen in een beschermingszone van een drinkwateronttrekking.
Er is geen sprake is van een significante aantasting van de kernkwaliteit.
Conclusie toetsing kernkwaliteiten
Uit het bovenstaande blijkt, dat er door de geplande ontwikkeling van een nieuw ziekenhuis geen sprake is van significant negatieve effecten op de kernkwaliteiten.
Ten overvloede is toch een beoordeling uitgevoerd naar de mogelijkheden om, voor zover er onverhoopt toch sprake zou zijn van significant negatieve effecten, het (bouw)plan te realiseren. In dat kader is nader beoordeeld of aan de uitzonderingscriteria van artikel 2.7.2.1 van de Omgevingsverordening wordt voldaan. De conclusie luidt dat dat het geval is. Hierna wordt dat nader toegelicht.
Ad 1. Geen reële alternatieven aanwezig
Uit een onderzoek in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking (paragraaf 3.3.2) blijkt dat er geen reële locatiealternatieven zijn. Het bestemmingsplan is daarom gericht op het mogelijk maken van een nieuw ziekenhuis op een locatie nabij de A18, binnen een GO.
Ad 2.Groot openbaar belang
In paragraaf 3.3.2 is het groot openbare belang toegelicht: 'Daarnaast is het ziekenhuis aan te merken als een functie van groot openbaar belang. Een groot deel van de regio Achterhoek is afhankelijk van het Slingeland Ziekenhuis.'
Als er geen goed uitgerust ziekenhuis in de nabijheid van Doetinchem is, dan kan goede zorg in dit deel van de Achterhoek en een deel van de Liemers niet gegarandeerd worden. In paragraaf 2.2 is ook aangegeven waarom het ziekenhuis niet op de huidige locatie gehuisvest kan blijven. De huidige locatie van het ziekenhuis is niet toekomstbestendig. Een nieuw ziekenhuis richt de focus op zorgvernieuwing en daarmee het borgen van de zorgkwaliteit en -capaciteit in de toekomst.
Ad 3.de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang moeten zoveel mogelijk worden beperkt.
Om de ontwikkeling van het ziekenhuis op de beoogde locatie mogelijk te maken, dienen de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk beperkt te worden. De overblijvende effecten op deze punten dienen vervolgens gelijkwaardig te worden gecompenseerd. De manier waarop de negatieve effecten worden beperkt is beschreven in paragraaf 4.7.
De conclusie is dat er geen sprake is van significante aantasting van de kernkwaliteiten. Op basis van voorgaande en ecologische onderzoeken is namelijk vastgesteld dat er in de huidige situatie zeer weinig tot geen kernkwaliteiten in het gebied aanwezig zijn. In die zin is er geen reden om tot compensatie over te gaan. Aan artikel 2.7.2 van de Omgevingsverordening wordt voldaan. Om de geringe effecten te beperken en om natuurwaarden in het gebied verder te versterken is er voor gekozen natuurontwikkeling tot stand te brengen. In paragraaf 4.7 wordt hier uitgebreid op ingegaan. Om de ontwikkeling van het ziekenhuis in de Groene Ontwikkelzone mogelijk te maken, is een gedetailleerd inrichtingsplan (Ontwikkelplan natuurbestemming) opgesteld welke als voorwaardelijke verplichting aan de ontwikkeling van het ziekenhuis is gekoppeld. De hierin opgenomen maatregelen dienen voor het ontwikkelen en versterken van de kernkwaliteiten in het gebied. Het gebied waarvoor het Ontwikkelplan natuurbestemming is opgesteld, heeft in het bestemmingsplan de bestemming Natuur en de gebiedsaanduiding GNN (Gelders Natuur Netwerk). Om de realisatie van het Ontwikkelplan natuurbestemming te waarborgen is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen dat de maatregelen uit het Ontwikkelplan natuurbestemming moeten zijn uitgevoerd binnen één jaar na realisatie van de bestemming.
Ad 4.Versterking kernkwaliteiten
Door middel van het inrichtingsplan (zie ook figuur 3.12) worden de onderstaande kernkwaliteiten versterkt:
- het creëren van nieuwe verbindingen in de ecologische verbindingszone Oude IJssel-oost;
- het creëren van een nieuwe verbinding tussen Montferland en Slangenburg met model 'das', 'rietzanger' en 'winde', parallel aan de Oude IJssel;
- het aan-/terugbrengen van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van een oude laanstructuur, aansluitend op en accentuerend aan reeds aanwezige bomenlanen. Mogelijk in combinatie met houtwal/singel en of vlechthaag, bosschages en wadi's;
- het creëren/versterken van het leefgebied voor diverse soortgroepen, waaronder: insecten, amfibieën, reptielen, vogels, zoogdieren en vissen;
- het creëren van nieuwe voorzieningen (drie voorziening torens) in de natuur bestemming langs de N317 (rode stippen), waardoor de functionaliteit voor onder andere vleermuizen gegarandeerd blijft.
Figuur 3.12 Maatregelen in het kader van natuurontwikkeling (Bron: Regelink)
Hiermee zal door de ontwikkeling de tweeledige ontwikkelingsdoelstelling van de GO worden voldaan: ontwikkeling van functies in combinatie met versterking van de kernkwaliteiten natuur en landschap. Door de ontwikkeling worden natuur- en landschapselementen aangelegd ter verbetering van de migratiemogelijkheden voor planten en dieren volgens de ontwikkelingsmodellen beschreven in de atlas Kernkwaliteiten GNN en GO, waarmee wordt ingezet op versterking van de samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Structuurvisie Achterhoek 2012
Op 26 april 2012 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012 vastgesteld. Dit is een actualisatie van de Regionale structuurvisie uit 2004. Als basis voor ruimtelijk beleid zijn het omgaan met krimp, externe relaties, veranderingen in het landelijke gebied en de overstap naar duurzame energie tot speerpunten benoemd. Onder het kopje “Economie en sociaal maatschappelijk” is als beleid weergegeven het behoud van de kwaliteiten, zoals de menselijke maat, de mentaliteit en de mooie omgeving. Deze kwaliteiten worden aangevuld met een optimaal voorzieningenniveau in de grotere kernen en de centrumstad, Doetinchem en Winterswijk. Ook speelt behoud, versterking en herstel van de verschillen in de Achterhoekse landschappen een belangrijke rol. De karakteristieken van deze landschapstypen bieden aanknopingspunten voor de inpassing van nieuwe ontwikkelingen. Het Achterhoekse landschap kan veel functies kan absorberen.
In de 'landschapstypekaart' (bijlage 5 van de structuurvisie) is het plangebied ingedeeld in het landschapstype 'rivierduinen'. Dit gebied wordt gekenmerkt door hoger gelegen duinen langs de Oude IJssel. Het gebied is grotendeels bebost, onderbroken door landbouwenclaves en enkele dorpen. Er is een vrij scherpe overgang tussen kernen en landelijk gebied. Bij ontwikkelingen in het gebied staat het volledig behouden van het totale landschapsbeeld centraal. Belangrijke landschappelijke of stedelijke toevoegingen zijn niet gewenst. In de plannen wordt door middel van een zorgvuldige landschappelijke inpassing uitgebreid rekening gehouden met het totale landschapsbeeld.
Ten aanzien van de bereikbaarheid is de regio voornemens de doorstroming en bereikbaarheid rond de aansluiting van de A18 met de N317 te verbeteren. Deze aansluiting wordt in het kader van de voorgenomen ontwikkeling verbeterd. Tot slot is de regio voornemens voorzieningen te concentreren in bestaande grotere kernen.
De realisatie van het ziekenhuis op een goed bereikbare plek centraal in de regio past binnen het regionale beleid om het voorzieningenniveau te handhaven en te concentreren in de grotere kernen. De bouw van het ziekenhuis in het gebied met het landschapstype 'rivierduinen' past echter niet binnen het landschapsbeleid uit de regionale structuurvisie Achterhoek 2012. Hier botsen twee beleidsuitgangspunten. Gezien het belang van een goede ziekenhuisvoorziening, voor de gehele regio, wordt afgeweken van het regionale beleid. Voorwaarde daarbij is landschappelijke inpassing goed geregeld is. In dit kader is een landschapsvisie opgesteld waarin is vastgelegd hoe de landschappelijk inpassing vorm krijgt. Deze eisen ten aanzien van de landschappelijke inrichting worden in de vorm van een landschapsplan als voorwaardelijke verplichting opgenomen in het bestemmingsplan.
3.4.2 Waterbeheerplan 2016-2021
In het Waterbeheerplan 2016-2021 zijn door het Waterschap Rijn en IJssel opgestelde uitgangspunten voor water-, waterkeringen- en waterwegbeheer vastgelegd. In het waterbeheerplan beschrijft het waterschap hoe zij in de periode tot 2021 zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, voor een goed functionerend regionaal watersysteem en voor het zuiveren van afvalwater. In het plan zijn tevens de benodigde maatregelen beschreven.
Onderdeel van het plan is het omgaan met klimaatverandering. Onder meer door de zoetwatervoorziening in Oost Nederland onder de loep te nemen en door adaptatie en mitigatie wil het waterschap beter inspelen op extreme weersituaties die het gevolg zijn van klimaatverandering. Het waterschap heeft de ambitie om in 2050 de bebouwde omgeving, inclusief vitale en kwetsbare objecten, voorzieningen en infrastructuur zo goed mogelijk klimaatbestendig in te richten. Maatregelen om het risico op overstroming te beperken blijven daarbij de belangrijkste basis vormen. Daarnaast zijn er strategieën om de gevolgen bij een overstroming te beperken en wordt er meer aandacht besteed aan crisisbeheersing en –bestrijding, bijvoorbeeld meerlaagse veiligheid.
Om dit te bereiken werkt het waterschap bij ruimtelijke ontwikkelingen samen met gemeenten in de vorm van de Watertoets. Met de watertoets worden waterbelangen ingebracht in de planvorming. Ook voor onderhavige ontwikkeling is de watertoets doorlopen (zie paragraaf 4.8). Ten aanzien van het plangebied gelden geen aanvullende bepalingen vanuit het waterbeheerplan.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Structuurvisie Doetinchem 2035
Op 26 september 2013 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Structuurvisie Doetinchem 2035 vastgesteld. Deze structuurvisie schetst een beeld van de huidige ruimtelijke situatie en gaat zowel in op de kwaliteiten als op onderdelen waar verbeteringen denkbaar zijn. Er worden ruimtelijke kaders geschetst waarbinnen de gemeente Doetinchem de komende jaren wil werken.
De mogelijke verplaatsing van het Slingeland Ziekenhuis naar een andere locatie is opgenomen in de structuurvisie. Hierin is niet expliciet een locatie genoemd waar het ziekenhuis moet komen. Wel is als mogelijke locatie de Terborgseweg (Wedeo-locatie) genoemd. Doel van de verplaatsing is om te komen tot een modern ziekenhuis met alle belangrijke specialisaties. Zo kan het ziekenhuis haar regionale functie behouden voor de toekomst. Omdat onder meer de bereikbaarheid van het ziekenhuis op de huidige locatie een probleem is, vormt een goede bereikbaarheid een belangrijk aandachtspunt op de nieuwe locatie. De gemeente spreekt in de visie de wens uit dat meer bezoekers van het ziekenhuis in de toekomst kiezen voor het openbaar vervoer dan voor de auto.
Voor de nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis is onderzocht of voor het ziekenhuis een binnenstedelijke locatie beschikbaar is. Ook de locatie aan de Terborgseweg (Wedeo-locatie) is daarbij betrokken. Het doorlopen van de ladder voor duurzame verstedelijking, zoals verwoord in paragraaf 3.2.2, heeft uitgewezen dat de Wedeo-locatie evenals andere beschikbare binnenstedelijke locaties niet geschikt zijn voor de nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis.
Het realiseren van het Slingeland Ziekenhuis nabij de A18 past daarmee niet in het streefbeeld uit de Structuurvisie. Dit bestemmingsplan wijkt dan ook af van het planologisch streefbeeld uit de Structuurvisie. Realisatie van het Slingeland Ziekenhuis in het plangebied aan de A18 voorziet in een betere bereikbare locatie ten opzichte van de locatie aan de Kruisbergseweg. Het plangebied zal ook goed ontsloten worden voor het openbaar vervoer; meer over de ontsluiting van het plangebied is opgenomen in paragraaf 4.10.
3.5.2 Nota Cultuurhistorie: Doetinchem, Cultuurhistorierijk!
Binnen de gemeente Doetinchem heeft na het verschijnen van de Nota Doetinchem Cultuurhistorierijk! een inhaalslag plaatsgevonden op het gebied van informatie en kennis over de cultuurhistorie. Iedere ruimtelijke ontwikkeling kan benut worden om de bestaande kennis op het terrein van erfgoed verder aan te vullen, waarna deze kennis mogelijk een inspiratiebron vormt voor verdere ruimtelijke invulling. Via de Erfgoedverordening 2013 zijn gemeentelijke monumenten en terreinen met archeologische waarden beschermd.
In het plangebied is aan de Kemnaderallee 5/5a een gemeentelijk monument aanwezig. Hiervoor gelden de regels van de Erfgoedverordening 2013 van de gemeente. Bij planontwikkeling moet rekening gehouden worden met deze verordening.
Ter bescherming van eventueel aanwezige ondergrondse waarden is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 4.9).
3.5.3 Waterplan Doetinchem
De gemeente Doetinchem heeft samen met het waterschap Rijn en IJssel het Waterplan Doetinchem opgesteld. In dit beleidsdocument is de integrale omgang met water in stedelijk en landelijk gebied aangegeven ter ondersteuning van het streven te komen tot veerkrachtige watersystemen en het scheiden van vuil- en schoonwaterstromen als principe. Het Waterplan Doetinchem bundelt op lokaal niveau het inzicht in de huidige situatie en geeft in de streefbeelden en ambities aan hoe duurzaamheids- en gidsprincipes van integraal waterbeheer in plannen vertaald kunnen worden. Hierin zijn belangen van ruimtelijke ordening, milieu, natuur en toerisme meegewogen.
Het waterplan is door de gemeente in samenwerking met waterschap, waterbedrijf, vertegenwoordigers van natuur en milieubelangen, inwoners en bedrijfsleven tot stand gekomen. In het waterplan zijn Rijksbeleid, provinciaal beleid en het beleid van het waterschap als fundamentele elementen opgenomen. Het Waterplan uit 2003 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015 vormen samen de basis voor de omgang met water in het algemeen en het rioleringsstelsel in het bijzonder.
Met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het stedelijk gebied zijn de volgende gidsprincipes voor integraal waterbeheer van belang:
- Het toepassen van de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren;
- Water van schoon naar minder schoon laten stromen (geen afwenteling);
- Met water de identiteit van een plek zichtbaar maken;
- Een goede communicatie opzetten (intern en extern);
- Water als mede-ordenend principe toepassen bij ruimtelijke plannen;
- Samenwerken en afstemmen;
- Balans in watersysteem en waterketen.
Door het toepassen van deze principes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem binnen de gemeentegrenzen, gecombineerd met een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water. Er is een goede samenwerking en afstemming tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen, en er vindt geen bestuurlijke, financiële of ruimtelijke afwenteling plaats. Dit is het algemene streefbeeld voor 2030.
In het waterplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt. in paragraaf 4.8 wordt nader op het aspect water ingegaan. Dit bestemmingsplan sluit aan op het gestelde in het waterplan.
3.5.4 Groenstructuurplan Doetinchem
Het Groenstructuurplan Doetinchem (1992) heeft als doel richting te geven aan de gewenste opbouw en ontwikkeling van het groen in de stad. De hoofddoelstelling van het groenbeleid is het in stand houden en realiseren van groenvoorzieningen die bijdragen aan het welzijn van de inwoners van de gemeente. De waarde van het groen wordt bepaald door de kwaliteit – gevormd door de structurerende betekenis, de functionele betekenis en beplantings- en onderhoudstechnische aspecten – en de kwantiteit (aantal vierkante meters per inwoner).
In de huidige situatie zijn er enkele bosschages in het plangebied aanwezig. Voor het bestemmingsplan Ziekenhuis – 2017 zijn in het groenstructuurplan geen concrete ontwikkelingen opgenomen. Het ziekenhuis wordt op zorgvuldige wijze groen ingepast in de omgeving. Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van dit beleid.
3.5.5 Bomenbeleid en de nieuwe bomenverordening
De bescherming, de herplant en het kappen van bomen is geregeld in de gemeentelijke bomenverordening. De beleidsregels voor toepassing van deze regelgeving zijn opgenomen in de Bomenverordening 2015. Deze verordening bevat regels ten aanzien van de beoordeling kapaanvragen en belangenafweging, bijzondere bomen en de duurzame instandhouding en bescherming van bomen. Het bomenbeleid is in essentie gericht op het behoud van (toekomstig) waardevolle bomen en boomstructuren.
Bomen dragen in belangrijke mate bij aan de structuur, identiteit, belevingswaarde, ecologische waarde en gebruikswaarde van de (woon)omgeving en worden dan ook beschouwd als de belangrijkste groenelementen in de stedelijke omgeving. Hierbij geldt dat naarmate bomen ouder zijn de waarde voor de omgeving toeneemt. Om deze reden is het van belang in de bestaande situatie en bij nieuwe ontwikkelingen met zorg om te gaan met aspecten van beheer en inrichting van de boom en zijn groeiplaats.
De aanwezige waardevolle bomen worden beschermd middels de kapverordening en de kapvergunning. In dit bestemmingsplan zijn derhalve geen maatregelen opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan Ziekenhuis - 2017 sluit daarmee aan op dit beleid.
3.5.6 Mobiliteitsvisie 2016-2026
Op 3 november 2016 heeft de gemeenteraad de Mobiliteitsvisie 2016-2026 vastgesteld. In deze visie ligt het accent op de effecten die de gemeente wil bereiken. Als de gewenste effecten benoemd zijn, zijn er vervolgens meerdere oplossingsrichtingen mogelijk. Die oplossingen en maatregelen liggen niet alleen op het vlak van infrastructuur maar ook op het gebied van mobiliteitsgedrag, verkeersgedrag en handhaving. In de mobiliteitsvisie is beschreven welke koers hiervoor geldt en zijn in het algemeen geen concrete projecten genoemd. Dat is alleen het geval als een bepaalde aanpak essentieel en noodzakelijk is voor het bereik van het gewenste effect.
De accenten liggen verder op:
- De relatie met andere thema's zoals economie en duurzaamheid en de wijze waarop het mobiliteitsbeleid bijdraagt aan de integrale ambitie.
- De mogelijkheden van beter en efficiënter benutten van de bestaande infrastructuur en vervoerdiensten en het wijzigen van mobiliteitsgedrag.
- Mobiliteit heeft omgevingseffecten (milieu, inpassing en duurzaamheid). In de mobiliteitsvisie nemen stad, dorp en omgeving een centrale plaats in en gezocht naar het daarbij best passende en haalbare mobiliteitssysteem en –gedrag
- De rol van de gemeentelijke overheid: niet ieder probleem is (alleen) het probleem van de overheid. Gedrag, handhaving en eigen verantwoordelijkheid van burgers en weggebruikers spelen hier in ook een belangrijke rol.
De mobiliteitsvisie heeft een planhorizon van ongeveer 10 jaar (2026). Nu de visie is vastgesteld komt de verdere uitwerking aan de orde. De visie is daarmee dynamischer dan een traditioneel verkeersplan.
In de mobiliteitsvisie is de verhuizing van het Slingeland Ziekenhuis als een grote aanstaande verandering aangemerkt, welke zorgt voor een accentverschuiving naar het zuidoosten van de stad. Hiervoor moeten specifieke bereikbaarheidsoplossingen worden bedacht. Daarbij wil de gemeente onder meer inzetten op een goede OV-verbinding tussen station Doetinchem en de nieuwe locatie van het Slingeland Ziekenhuis.
Gelet op de benodigde specifieke bereikbaarheidsoplossingen voor het ziekenhuis is onderzoek gedaan naar aanpassing van de wegenstructuur rond het plangebied. Dit onderzoek met de bijbehorende uitgangspunten en oplossingsrichtingen is beschouwd in paragraaf 4.10. Op basis van dit onderzoek en de daaruit voortvloeiende maatregelen past het bestemmingsplan Ziekenhuis - 2017 binnen de Mobiliteitsvisie 2016-2026.
3.5.7 Nota Parkeerbeleid 2012
Op 23 februari 2012 heeft de raad de nota Parkeerbeleid 2012 vastgesteld. Dit beleid streeft de volgende subdoelstellingen na:
- een vlotte verkeersafwikkeling;
- een meer heldere tarievenstructuur;
- een goede parkeerafweging bij nieuwe ruimtelijke projecten;
- als gemeente efficiënter te kunnen werken door het vergunningen- en ontheffingensysteem eenvoudiger te maken;
- optimaliseren van de parkeerexploitatie.
Dit bestemmingsplan voorziet binnen het plangebied in voldoende parkeergelegenheid om in de parkeervraag van de medewerkers en bezoekers van het ziekenhuis te voldoen. Daarmee voldoen de ontwikkelingen in het plangebied aan de Nota Parkeerbeleid 2012. Het beleid omtrent parkeren vormt derhalve geen belemmering. In paragraaf 4.10 wordt nader op het aspect parkeren ingegaan.
3.5.8 Beleidsnota Externe Veiligheid
De gemeente Doetinchem wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Eén aspect van die veilige omgeving is opslag, gebruik en transport van gevaarlijke stoffen. In die zin draagt de gemeente een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Doetinchem extern veiligheidsbeleid geformuleerd. 19 december 2013 is dit beleid vastgelegd in een 'beleidsnota Externe Veiligheid'.
Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Doetinchem aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR) te overwegen. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid in relatie tot het Slingeland Ziekenhuis.
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk is de haalbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling in ogenschouw genomen. Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.
4.2 Bodem
Wettelijk kader
In het kader van de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan moet op basis van artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd.
Plangebied
Tauw heeft een vooronderzoek bodem uitgevoerd volgens de Nederlandse norm NEN 5725 om te bepalen of de locatie verdacht is voor bodemverontreiniging (zie Bijlage 2). Er is op basis van dit vooronderzoek geen reden om een bodemverontreiniging op de locatie te verwachten. Uitzondering hierop is de semi-verharde oprit naar de Kemnaderallee 5-5a. De samenstelling en milieuhygiënische kwaliteit van het verhardingsmateriaal is onbekend. In het kader van de omgevingsvergunning moet te zijner tijd een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd worden op de locatie.
Conclusie
Vanuit het thema bodem gezien is het bestemmingsplan uitvoerbaar.
4.3 Akoestiek
Wettelijk kader
In de Wet geluidhinder zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in buitennormen (geluidbelasting op de gevel) en binnennormen (binnenwaarde). De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg of gezoneerd industrieterrein. Een geluidzone is een aandachtsgebied aan weerszijden van een (spoor)weg en rondom een industrieterrein waarbinnen de geluidhindernormen van de Wet geluidhinder van toepassing zijn. Dit bestemmingsplan biedt ruimte voor een geluidsgevoelige functie, te weten het ziekenhuis.
Plangebied
Wegverkeerslawaai
Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen en voorkeursgrenswaarden opgenomen. Een ziekenhuis is zo'n geluidsgevoelige functie. Van rechtswege is een zone gelegen langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km gebieden. Ten behoeve van de ontwikkeling van het ziekenhuis moet de geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai berekend worden.
Het gebied van het Slingeland Ziekenhuis ligt binnen geluidzone van de rijksweg A18 en de provinciale weg N317 en de Gaanderenseweg. In het kader van de Wet geluidhinder is de geluidbelasting berekend en getoetst aan de grenswaarden. Uit het onderzoek (zie Bijlage 3) blijkt dat de geluidbelasting hoger is dan voorkeursgrenswaarden en dat de maximaal toelaatbare grenswaarden ten gevolge van de beschouwde wegen in een groot gedeelte van het plangebied worden overschreden. Om een geluidgevoelig bestemming mogelijk te maken dient op de locaties waar de geluidbelasting de maximaal toelaatbare grenswaarde overschrijdt de gevel als een dove gevel te worden uitgevoerd. Op locaties waar de geluidbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde maar de maximaal toelaatbare grenswaarde niet wordt overschreden, dient een hogere waarde te worden aangevraagd.
Bij het verdere ontwerp van het ziekenhuis kan doormiddel van hogere bebouwing langs de rijksweg en de N317 een afscherming voor achterliggende bebouwing worden gerealiseerd. Hierdoor kan een soort binnentuin aan de zuidwestzijde van het pand gerealiseerd worden met een lage geluidbelasting. De gevels aan de achterzijde kunnen dan ook met te openen delen gerealiseerd worden. Bij het aanvragen van hogere grenswaarden moet gemotiveerd worden waarom geluidreducerende maatregelen zoals stillere wegdekverharding of geluidschermen eventueel wel of niet toepasbaar zijn om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB volgens de Wet geluidhinder. Na verlening van hogere waarde door de gemeente dient bij de bouwaanvraag (omgevingsvergunning) te worden aangetoond dat de binnenwaarde van 33 dB voor verblijfsruimte en 28 dB voor onderzoeks- en behandelingsruimte wordt gewaarborgd.
In een separaat onderzoek (zie Bijlage 4) is de invloed van de geluidreflectie van het nieuwe ziekenhuis op omliggende woningen inzichtelijk gemaakt.
In het onderzoek is de invloed van reflectie inzichtelijk gemaakt door het verschil tussen de huidige en plansituatie te berekenen. Hierbij is uitgegaan van de 'worst-case'-benadering. Dit is een overschatting van de uiteindelijke situatie.
Op de woning aan de Boekeltweg 16 is de maximale toename 17 dB op de achtergevel. In dit geval ligt de geluidbelasting lager dan de voorkeurswaarde waardoor de woning nog steeds beschikt over een geluidluwe gevel en het woon- en leefklimaat hiermee aanvaardbaar is.
Op de overige geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving is er sprake van een maximale toename van 2,4 dB. Dit is een niet hoorbaar verschil en leidt daarom in de plansituatie niet tot een significante verslechtering van het woon- en leefklimaat.
Railverkeerslawaai
Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wet geluidhinder) een zone gelegen langs iedere spoorlijn (die zone bedraagt binnen de gemeentegrens van Doetinchem 100 meter). Ten oosten van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Doetinchem – Winterswijk. Omdat de afstand tussen het ziekenhuis en de spoorlijn meer dan 100 meter bedraagt, zijn er geen belemmeringen te verwachten van deze spoorlijn.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidzone. Het ziekenhuis zelf is ook geen functie waarvoor geluidzonering noodzakelijk is. Een beschouwing van de effecten ten aanzien van het onderdeel industrielawaai is opgenomen in 4.6, bedrijvigheid.
Cumulatie van geluid
In de geluidsonderzoeken is aandacht besteed aan de cumulatie van het wegverkeerslawaai. Cumulatie met railverkeer en industrielawaai is niet beschouwd, omdat de geluidzones van deze twee bronnen buiten de contour van het plangebied liggen. De spoorlijn ligt op circa 800 meter van het plangebied en heeft een veel kleinere geluidscontour. Het ten noorden van de A18 gelegen bedrijventerrein Verheulsweide is geluidgezoneerd. De geluidzone van dit terrein wordt aan de zuidkant begrensd door de A18. De afstand tot deze geluidbronnen is dus dusdanig groot, dat geen sprake kan zijn van (noemenswaardige) gevolgen voor het plangebied.
In de Notitie 'Onderzoek bedrijven en milieuzonering 'Slingeland Ziekenhuis te Doetinchem' (Tauw 14 juli 2016 - zie Bijlage 4 - bijlage 8) is overigens nog nadrukkelijk naar het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen gekeken. De conclusie is, dat op grond van de VNG-richtlijn Bedrijven en milieuzonering een richtafstand van 10 meter ten opzichte van de woningen moet worden gehanteerd. Dit vanwege de ligging in gemengd gebied. Aangezien de gebouwen ten behoeve van het ziekenhuis alleen binnen het bouwvlak op de bestemmingsplankaart mogen worden gebouwd en om dit vlak een bebouwingsvrije zone van 10 meter breed ligt, wordt alleen al om die reden voldaan aan de richtlijn.
Conclusie
Vanuit het thema geluid bezien, is het bestemmingsplan uitvoerbaar. Daarbij moet rekening worden gehouden met hetgeen gesteld in deze paragraaf (uitvoering dove gevels en hogere waarden aanvraag).
4.4 Lucht
Wettelijkkader
Bestuursorganen nemen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben, de regelgeving omtrent luchtkwaliteit in acht. Vanaf 15 november 2007 is de 'Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)' van kracht, in dit stuk verder de 'wet luchtkwaliteit' genoemd. Uit de wet luchtkwaliteit volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is, indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden
- 2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen
- 3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging
- 4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
De ontwikkeling is niet opgenomen in het NSL, waardoor alleen de eerste drie voorwaarden gronden zijn waarop een bestuursorgaan kan besluiten dat de voorgenomen ontwikkeling inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.
Plangebied
Voor de realisatie van het nieuwe Slingeland Ziekenhuis te Doetinchem is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 5 ). Het plan leidt voor NO2 niet tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de jaargemiddelde en uurgemiddelde concentraties. Ook voor PM10 wordt de maximaal toegestane jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m3 en de daggemiddelde grenswaarde niet overschreden. De jaargemiddelde concentratie PM2,5 blijft tevens ruim onder de grenswaarde van 25 µg/m3. Hieruit wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit op basis van artikel 5.16 lid 1a van de Wet luchtkwaliteit.
Conclusie
Het bestemmingsplan is uitvoerbaar bezien vanuit het thema luchtkwaliteit.
4.5 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over de veiligheid van personen die zelf niet direct betrokken zijn bij risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen (risicobronnen), maar als gevolg van die activiteiten wel risico kunnen lopen.
Wettelijkkader
Het wettelijk kader voor de externe veiligheid bestaat uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijhorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Het huidige beleid voor ruimtelijke ordening in relatie tot transportroutes is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Sinds 1 april 2015 is ook de Regeling Basisnet van kracht. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Er is een Basisnet voor weg, water en spoor. Met dit Basisnet wordt een evenwicht voor de lange termijn gecreëerd tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de bebouwde omgeving en de veiligheid van mensen die wonen of verblijven dicht in de buurt van de infrastructuur waar dit vervoer plaatsvindt. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs de transportroutes en welke regels gelden voor de ruimtelijke ontwikkeling.
In de provinciale Omgevingsvisie is ook aandacht besteed aan het thema externe veiligheid. De provincie geeft in de Beleidsvisie Omgevingsveiligheid 2015 haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's in Gelderland voor zover zij bevoegd gezag is. Daarbij gaat het om de risico's door de opslag, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De Beleidsvisie omgevingsveiligheid provincie Gelderland en de daaraan gekoppelde Beleidsregels omgevingsveiligheid provincie Gelderland hebben vooral een toegevoegde waarde voor een eenduidige uitvoering van de wet- en regelgeving op het gebied van de externe veiligheid. In de beleidsvisie staat op welke manier de provincie omgaat met de beleidsvrijheid op het gebied van de externe veiligheid, deze zit vooral in het afwegingskader van het groepsrisico.
Risiconiveau
De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het PR is het risico op een plaats nabij een risicobron, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als gevolg van een ongewoon voorval bij de risicobron. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door middel van risicocontouren rond de risicobron en is onafhankelijk van de aanwezige bevolking.
Het GR is de cumulatieve kans per jaar dat ten minste tien mensen slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt weergegeven in een zogenaamde f/N-curve waarin op de verticale as de cumulatieve kans op het aantal doden per jaar en op de horizontale as het aantal doden logaritmisch is weergegeven. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde waaraan getoetst wordt. De oriëntatiewaarde is een richtwaarde, het bevoegd gezag mag hier gemotiveerd van afwijken. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde of een toename van het GR moeten beslissingsbevoegde overheden het GR betrekken bij de vaststelling van het besluit.
Plangebied
Ten behoeve van de voorgenomen activiteit heeft Tauw een onderzoek (zie Bijlage 6) externe veiligheid uitgevoerd. Omdat de A18 deel uitmaakt van het Basisnet Weg, hoeft het plaatsgebonden risico niet te worden berekend, maar gelden vaste afstanden (PR 10-6 contour) gemeten vanaf het midden van de weg. De veiligheidszone voor dit wegvak bed
raagt nul meter en vormt daarmee geen belemmering voor het plan. Het groepsrisico is wel berekend. Uit het onderzoek blijkt dat het groepsrisico in de toekomstige situatie met minder dan 10% toeneemt ten opzichte van de huidige situatie en dat deze in beide situaties onder de oriëntatiewaarde ligt.
De omgevingsdienst Achterhoek heeft ingestemd met de bevindingen uit het rapport.
Op basis van artikel 7 van het Bevt geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. Bij de verantwoording van het groepsrisico moet zij in gaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden van zelfredzaamheid. De verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in Bijlage 7.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is inpasbaar wat betreft het onderdeel externe veiligheid.
4.6 Bedrijvigheid
Wettelijk kader
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) van de VNG is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Vanwege agrarische bedrijven in de omgeving is ook getoetst aan de Wet geurhinder en veehouderij.
Plangebied
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling heeft Tauw een inventarisatie uitgevoerd (Bijlage 8) naar de relevantie van de hindercontouren van de bedrijven en instellingen welke gelegen zijn rondom het plangebied. Conclusie van het onderzoek is dat er geen belemmeringen te verwachten zijn van in de omgeving gelegen bedrijven/inrichtingen. De hindercontour van één bedrijf (Bergevoet) heeft een gedeeltelijke overlap met het plangebied. De bebouwing van het ziekenhuis zelf wordt niet binnen deze contour gerealiseerd. De contour valt binnen een groenstrook die aan de randen van het plangebied gerealiseerd wordt.
De afstand van de agrarische bedrijven (melkveehouderijen) is zodanig groot, dat voldaan wordt aan de Wet geurhinder en veehouderij.
Ook vanuit het ziekenhuis als milieubelastende functie zijn geen effecten te verwachten op nabijgelegen gevoelige functies (wonen).
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat in de omgeving aanwezige bedrijven en woningen geen belemmering vormen voor de planvorming.
4.7 Landschap En Natuur
4.7.1 Landschap
Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is onderzoek gedaan naar de landschapskenmerken, de historie en inpassingsmogelijkheden in het landschap (zie Bijlage 18, Landschappelijke Inpassing). De uitkomsten van dit onderzoek zijn meegenomen in het in de volgende paragraaf beschreven Ontwikkelplan natuurbestemming (Bijlage 16 en Bijlage 17).
Landschappelijke kenmerken
Het plangebied ligt in de stroomvlakte van de Oude IJssel, dit is af te lezen uit de bodemtypes in het gebied. Daar waar oude lopen van de rivier hebben gestroomd is de bodem kleiig, met daartussen zavelige rivierduinen. De hogere duinen zijn zandig. De bebouwing bevindt zich van oudsher vooral op de zandige gronden. De locatie van het nieuw te bouwen ziekenhuis ligt op klei. Binnen het projectgebied is verschil in hoogte. Richting de Oude IJssel loopt het terrein iets af, met een lager gelegen gedeelte ter hoogte van de oude rivierloop (de Harreveldse Tochtsloot tussen de historische boerderij en de Harreveldse broekloop). De wegen en kavelranden in het gebied liggen verhoogd.
Landschapshistorie
De historie van het landschap is nog te herkennen in de hoofdstructuren. Het gebied kent een landschappelijke overgang van bosjes direct langs de rivier, waarachter de kavels lang en haaks op de waterloop (hooilanden) georiënteerd zijn. Verder van de rivier worden de kavels kleiner en divers in richting (deels akker, deels weide). Op de rivierduinen is tot slot sprake van kleine kavels, half ingesloten door bos (donkergroen). In het projectgebied wisselt de richting van de historische landschapsstructuur zich van langgerekte kavels haaks op de rivier naar kavels met een onregelmatig verkavelingspatroon. Bebouwing bevindt zich in het gebied van oudsher op de overgang van de zandruggen en de lager gelegen gronden langs de rivier. Deze bebouwingslijnen evenwijdig aan de rivier zijn ook in de huidige bebouwingsstructuur nog te herkennen.
Inpassingsmogelijkheden
De landschappelijke inpassing en de geplande natuurontwikkeling (zie paragraaf 4.7.1) vormen ruimtelijk geheel en sluiten functioneel op elkaar aan. Voor landschappelijke inpassing van nieuwe functies is de oude structuur het uitgangspunt. Deze wordt geoptimaliseerd met nieuwe beplantingselementen, op historisch logische locaties. Deze nieuwe structuren moeten aansluiten op het vanuit de historie aanwezige kleinschalige landschap en bijdragen aan de versterking van de (potentiele) natuurwaarden.
Een logische begrenzing voor landschappelijk inpassing van het ziekenhuis is het langgerekte gebied tussen de Harreveldse tochtsloot, de laan van Kemnade, de Ettenseweg en de Oude Sluisweg (zie figuur 4.1).
Figuur 4.1 Ruimtelijk kader landschappelijke inpassing
In de huidige situatie is deze eenheid niet goed herkenbaar, door het ontbreken van opgaande beplanting als lanen en houtwallen. Door de structuren te herstellen wordt zowel een groen kader gecreëerd rondom de ontwikkeling van het ziekenhuis als een deel van het ecologische netwerk hersteld. Het ziekenhuisterrein wordt hiermee ruimtelijk verweven met het omringende landschap. Door de inrichting van het terrein en natuurontwikkeling rondom het terrein worden visuele en ruimtelijke relaties gelegd met het landschap. In de beleving kan het landschap als het ware tot aan de gevel komen. Dat biedt kansen voor de helende omgeving, waarbij zicht op groen een belangrijk onderdeel is.
De kaart in figuur 4.2 omvat de uitgangspunten die vanuit landschappelijke inpassing meegegeven zijn voor de invulling van het bestemmingsplangebied. Daarbij geldt dat de uitgangspunten voor de indeling van het ziekenhuisterrein (bestemming maatschappelijk) indicatief zijn, het gaat hier om de in de legenda benoemde 'globale verdeling verkeer op terrein', 'positionering van ziekenhuis' en 'de verdeling van functies'.
Figuur 4.2 Uitgangspunten landschappelijke inpassing Slingeland Ziekenhuis
Op basis van de uitgangspunten ten aanzien van de landschappelijke inpassing, de visie op natuurontwikkeling, de wensen van het Slingeland Ziekenhuis en de ruimtelijke kaders vanuit de gemeente is het Ontwikkelplan natuurbestemming (zie (Bijlage 16 en Bijlage 17) opgesteld. Dit concrete plan geeft vorm aan zowel de landschappelijke als de natuurlijke inpassing van het bestemmingsplangebied in het landschap.
Conclusie
De ontwikkeling van het ziekenhuis heeft een grote ruimtelijke impact op het plangebied, met de juiste landschappelijke inpassing wordt deze zoveel mogelijk beperkt. Deze inpassing is opgenomen in het ontwikkelplan natuurbestemming. Om dit te waarborgen is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen dat de maatregelen uit het Ontwikkelplan natuurbestemming moeten zijn uitgevoerd binnen één jaar nadat het nieuwe ziekenhuis is gerealiseerd.
4.7.2 Natuur
Wettelijk kader
Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna "Wnb") in werking getreden. De Wnb vervangt het tot dan bestaande stelsel voor natuurbescherming, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw), de Flora- en faunawet (Ffw) en de Boswet. Dit is gedaan door deze in één integrale wet op te nemen met een onderdeel gebiedenbescherming, soortenbescherming en houtopstanden. In de Wnb is de Europese regelgeving als uitgangspunt genomen. Voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke "Europese" bescherming is voorzien zijn in de Wnb aanvullende, als zodanig kenbare 'nationale' beschermingsvoorwaarden opgenomen. In essentie zijn hierbij de Nbw en Boswet zonder ingrijpende veranderingen overgegaan in de Wnb; ten opzichte van de Flora- en faunawet is echter een aantal wezenlijke wijzigingen doorgevoerd.
De Ecologische Hoofdstructuur (sinds 1 januari 2017 'Natuur Netwerk Nederland' genoemd) is een netwerk van natuurgebieden waarmee de biodiversiteit behouden en versterkt wordt. In Gelderland bestaat dit uit het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de 'Groene ontwikkelingszone' (GO). Planten en dieren kunnen zich hierdoor van het ene naar het andere gebied verplaatsen. Soorten raken hierdoor niet geïsoleerd en hebben dus minder kans op uitsterven. GNN en GO zijn opgenomen in de provinciale Omgevingsvisie en worden planologisch beschermd via de Omgevingsverordening en bestemmingsplannen van de gemeente.
Plangebied
Adviesbureaus Tauw en Regelink Ecologie & Landschap hebben ecologische onderzoeken uitgevoerd (zie Bijlage 9, 10 en 11). De resultaten hiervan zijn per onderdeel beschreven.
Effecten Gelders Natuurnetwerk (voorheen EHS)
Het gebied waar de ontwikkeling van het ziekenhuis zelf komt, ligt niet in of grenst aan het GNN. Het plangebied zelf grenst aan de zuidwestzijde wel aan het GNN, met de bestemming 'Natuur'. Op enkele honderden meters afstand ligt het dichtstbijzijnde GNN-gebied (www.gelderland.nl). Door de beoogde ontwikkeling wordt de functionaliteit van de GNN op geen enkele wijze aangetast. Effecten hierop zijn uitgesloten.
Wel ligt de voorgenomen locatie voor het nieuwe ziekenhuis in een gebied dat in de provinciale omgevingsverordening is aangeduid als Groene Ontwikkelingszone (GO). In gebieden met deze aanduiding is het de bedoeling om ecologische verbindingszones te realiseren waardoor de samenhang tussen de verschillende natuurgebieden wordt versterkt. Dit gebeurt door de aanleg van natuur- en landschapselementen. Zowel door compensatie als verevening worden nieuwe natuurelementen gerealiseerd. Na realisatie worden deze onderdelen toegevoegd aan de GNN. Uitbreiding of nieuw vestiging is mogelijk mits de kernkwaliteiten in het gebied per saldo substantieel worden versterkt. Verderop in deze paragraaf wordt dit aspect separaat beschreven onder het kopje 'groene ontwikkelingszone'.
Effectbeoordeling beschermde soorten
In deze paragraaf zijn de resultaten van de onderzoeken van Tauw en Regelink Ecologie & Landschap weergegeven. Waarbij Tauw het gebied heeft onderzocht waar daadwerkelijk het ziekenhuis wordt gerealiseerd en Regelink het omliggende onderzoeksgebied en later specifiek het gebied wat de bestemming Natuur krijgt in het plangebied (zie figuur 4.3 en 4.4).
Figuur 4.3 Gearceerd het deel van het plangebied waar het ziekenhuis zelf wordt
gerealiseerd (onderzocht door Tauw). Het overige gemarkeerde deel is onderzocht
door Regelink, binnen dit gebied zijn delen van de bestemming Natuur gelegen.
Figuur 4.4 Daadwerkelijk plangebied inclusief gebied met bestemming Natuur
Plangebied ziekenhuis
Voor het plangebied van het ziekenhuis wordt geconcludeerd wordt dat negatieve effecten op vleermuizen niet kunnen worden uitgesloten. Voor de overige soortgroepen zijn geen effecten te verwachten (zie tabel 4.1).
Tabel 4.1: Door de Wet natuurbescherming beschermde soorten die mogelijk geschaad worden
Soortgroep | Effecten op beschermde soorten | Verbodsbepalingen* |
Flora | Geen | Niet van toepassing |
Grondgebonden zoogdieren | Geen, geadviseerd wordt echter tijdens het vleermuizenonderzoek ook te letten op aanwezigheid van steenmarter | Niet van toepassing |
Algemene broedvogels, tijdens broedseizoen | Geen mits start uitvoering buiten broedseizoen | Niet van toepassing |
Vogels, jaarrond beschermde verblijfplaatsen | Geen, geadviseerd wordt echter tijdens het vleermuizenonderzoek ook te letten op aanwezigheid van steenuil | Niet van toepassing |
Vleermuizen | Mogelijk effect op verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Mogelijke effecten op vliegroutes Nader onderzoek is noodzakelijk. | Artikel 3.5. Afhankelijk van uitkomsten nader onderzoek. |
Reptielen | Geen | Niet van toepassing |
Amfibieën | Geen | Niet van toepassing |
Vissen | Geen | Niet van toepassing |
Ongewervelden | Geen | Niet van toepassing |
Naar aanleiding van het flora- en faunaonderzoek is nader vleermuizenonderzoek verricht (zie Bijlage12). Conclusie van dit onderzoek is dat het voornemen van een nieuw te bouwen ziekenhuis in het plangebied leidt tot negatieve effecten op essentiële gebruiksfuncties van het leefgebied van vleermuizen. Dit resulteert in een overtreding van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Dit houdt in dat een ontheffing van de Wet natuurbescherming moet worden aangevraagd. Aanvullend moeten er mitigerende maatregelen vooraf en gedurende de nieuwbouw van het ziekenhuis getroffen worden.
Daarnaast kunnen in het plangebied diverse algemene broedvogels voorkomen. Bij werkzaamheden kunnen (nesten van) broedende vogels worden verstoord. Ook kunnen eieren worden beschadigd en jongen worden verwond en gedood. Bij realisatie van de werkzaamheden wordt rekening gehouden met het vogelbroedseizoen. Ook wordt het gebied ongeschikt gemaakt voor nieuw vestiging van broedende vogels.
Plangebied bestemming Natuur
Uit het onderzoek van Regelink blijkt dat op grond van de mogelijke effecten de uitvoering van de ingreep niet door de Wet natuurbescherming wordt verhinderd, mits tijdig aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd naar diverse zoogdieren. In het plangebied kan het voorkomen van de volgende zwaarder en strikt beschermde soorten niet worden uitgesloten:
- de steenmarter en de das
- vleermuizen
- huismus, de kerkuil en de steenuil. Daarnaast zijn er diverse algemene broedvogels te verwachten.
- levenbarende hagedis kan niet uitgesloten worden in het plangebied.
Afhankelijk van de resultaten van dit aanvullende onderzoek kan een aanvraag van een ontheffing en het opstellen en uitvoeren van een mitigatieplan noodzakelijk zijn. Een ontheffing moet zijn verleend voorafgaand aan de realisatie van het plan.
Effecten op Natura 2000-gebieden
Natura 2000-gebieden zijn op relatief grote afstand van zowel de bestaande als de beoogde locatie gelegen. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bedraagt ruim 10 km; het betreft enkele gebieden op Duits grondgebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied op Nederlands grondgebied is het gebied Rijntakken, op een afstand van ongeveer 11 km.
Niet ver van de planlocatie ligt het voormalige beschermde natuurmonument 'De Zumpe', op ongeveer 1,5 kilometer afstand. Sinds 1 januari 2017 is de bescherming van de beschermde natuurmonumenten overigens komen te vervallen. Voor dit onderzoek betekent dat dat eventuele effecten op het voorheen beschermde gebied niet (meer) hoeven te worden onderzocht.
Omdat het plangebied niet in het beschermde gebied gelegen is, kunnen uitsluitend door externe werking (zoals (extra) stikstofdepositie) effecten verwacht worden. In dit specifieke geval worden, behalve effecten door (extra) stikstofdepositie, alle overige (externe) effecten (zoals verstoring door geluid) op voorhand uitgesloten vanwege de afstand van het plangebied tot in de omgeving gelegen Natura 2000-gebieden. Naar stikstofdepositie is aanvullend onderzoek verricht met behulp van het rekeninstrumentarium Aerius. Conclusie van dit onderzoek is dat het nieuwe ziekenhuis niet leidt tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden.
Groene ontwikkelingszone
Het plangebied is gelegen in de Groene Ontwikkelingszone (GO) zoals omschreven in de ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland. In gebieden met de aanduiding GO is het de bedoeling om ecologische verbindingszones te realiseren, waardoor de samenhang tussen de verschillende natuurgebieden wordt versterkt. In de GO worden natuur- en landschapselementen aangelegd ter verbetering van de migratiemogelijkheden voor planten en dieren volgens de ontwikkelingsmodellen beschreven in de atlas Kernkwaliteiten GNN en GO en in bijlage 8 van de provinciale verordening. Zowel door compensatie als verevening worden nieuwe natuurelementen gerealiseerd. Na realisatie worden deze onderdelen toegevoegd aan het GNN.
Een uitbreiding of nieuwvestiging is mogelijk in de GO mits de kernkwaliteiten in het gebied per saldo substantieel worden versterkt. De negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang moeten daarbij zoveel mogelijk beperkt te worden. De overblijvende effecten op deze punten dienen vervolgens gelijkwaardig te worden gecompenseerd.
Om de ontwikkeling van het ziekenhuis op de beoogde locatie mogelijk te maken dienen daarom, conform de bepalingen in de provinciale omgevingsverordening, de volgende stappen doorlopen te worden:
- 1. Bepalen van de huidig aanwezige kernkwaliteiten
- 2. Bepalen van de negatieve effecten op de aanwezige kernkwaliteiten
- 3. Bepalen welke elementen toegevoegd moeten
Hieronder worden deze 3 stappen doorlopen.
Stap 1 Huidige aanwezige kernkwaliteiten
De locatie voor het nieuwe ziekenhuis ligt in het gebied Oude IJssel (provinciale omgevingsverordening, gebied nummer 37)1 (onderzoek, zie Bijlage 13). Provincie Gelderland heeft in haar GO de kernkwaliteiten van dit gebied opgenomen. Dit landschap varieert echter in de regio, waardoor de kernkwaliteiten tussen gebieden kunnen verschillen. Na filtering laten de huidige kernwaarden van het in het plangebied aanwezige landschap zich beschrijven als:
- Gelegen in de ecologische verbindingszone Oude IJssel-oost (zie figuur 4.5);
- Moet in de toekomst een verbinding maken tussen Montferland en Slangenburg door model 'das'. Verdere verbindingen zijn wenselijk, volgens model 'rietzanger' en 'winde';
- Cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de beken, oude ontginningen en kavelpatronen, hakhout, houtwallen, singels en boerderijen;
Daarnaast geldt:
- Abiotiek: aardkundige waarden: Oude kleigronden van de Oude IJssel;
- Ecosysteemdiensten: recreatie, drinkwater;
- Alle door de Wet natuurbescherming beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied, te weten: (potentieel) leefgebied van steenuil, kerkuil, ransuil, huismus, buizerd, roek, sperwer, boomvalk, kamsalamander, poelkikker, levendbarende hagedis, boommarter, das, eekhoorn, steenmarter, diverse vleermuissoorten. Dit naast het bieden van alternatief leefgebied voor algemeen voorkomende soorten als broedvogels, mol en egel.
Figuur 4.5: Ligging ecologische verbindingszones: 1) noord - zuid (donkergroen) de evz
Oude IJssel, modellen/doeltypen: Winde, Rietzanger, Das. 2. west – oost (lichtgroen) de
evz Montferland – Slangenburg, model/doeltype: Das
Voor sommige soorten kan het voorkomen niet worden uitgesloten gezien het een marginaal biotoop betreft. Uit nader onderzoek moet blijken of de verwachte soorten aanwezig zijn en welke functies het gebied heeft voor deze soorten. Naar verwachting betreft het voor het plangebied slechts voor een enkele soort een wezenlijk onderdeel van de functionele leefomgeving.
Het landschap vormt een potentieel leefgebied voor diverse (zwaar en strikt beschermde) soorten. Echter, de staat van de aanwezige landschapselementen is niet overal robuust en duurzaam. Zo zijn diverse hagen onderbroken en vrij transparant. Op sommige plekken is het aannemelijk dat er houtige lijnvormige elementen als bomenlanen en houtwallen/ houtsingels/ (vlecht-) hagen aanwezig waren in het verleden. Door de staat van de hagen en het lokaal ontbreken van lijnvormige elementen, heeft het plangebied niet de waarden die het in potentie in zich draagt, zowel op natuur als op landschappelijk vlak. Een grote oppervlakte in het plangebied is in gebruik als gangbaar grasland. Hiertoe is het maaiveld egaal en monotoon van soortensamenstelling, waarmee de waarde beperkt is. Het grasland vormt daarmee waarschijnlijk niet een functioneel onderdeel van de leefruimte.
Samengevat bevat het plangebied van het ziekenhuis (bestemming Maatschappelijk) in haar huidige vorm zeer weinig tot geen kernkwaliteiten. Er zijn immers weinig elementen uit de kernkwaliteiten aanwezig op deze plek en de aanwezige biotopen worden als marginaal leefgebied ingeschat voor de (zwaarder en strikt) beschermde te verwachten soorten. Vooral de omgeving (bestemming Natuur) van het plangebied bevat (potenties tot) kernkwaliteiten.
Stap 2 Negatieve effecten op kernkwaliteiten
De effecten van de ontwikkeling van het ziekenhuis zijn uiteen te zetten in effecten op korte termijn en effecten op lange termijn. Korte termijn effecten zijn te beschrijven als het tijdig verstoren van de leefomgeving van diverse soorten. Ook brengt de aanwezigheid van diverse partijen bij het bouwrijp maken van de grond en de bouw van het ziekenhuis een verstoring met zich mee. Voor veel van deze effecten zijn maatregelen te treffen, waarbij (bij correct en op tijd uitvoeren) de negatieve effecten kunnen worden voorkomen.
Lange termijn effecten ontstaan door het permanent aanpassen van de situatie. Dit geldt onder meer voor het verloren gaan van de verblijfplaats van de aangetroffen zomerkolonie van gewone dwergvleermuis, maar ook voor het verloren gaan van 9,75 hectare (potentieel) leefgebied van diverse soorten. Zoals bij stap 1 beschreven, betreft het naar verwachting echter slechts marginaal leefgebied voor enkele soorten. De bouw van het ziekenhuis heeft effect op de openheid van het gebied. De ruimtelijke impact is niet gelijkwaardig aan de impact op de natuurwaarde, gezien de lage verwachtingen voor natuurontwikkeling in de huidige situatie.
Ook voor de lange termijn effecten geldt, dat met tijdig en correct uitvoeren van maatregelen veel effecten niet meer zullen optreden dan wel in aanzienlijk mindere mate. Door gerichte maatregelen kunnen de kernkwaliteiten van het gebied juist ontwikkeld worden, wat tot een aanmerkelijke versterking van de natuurwaarde zal leiden.
Op basis van voorgaande is vastgesteld dat er in de huidige situatie zeer weinig tot geen kernkwaliteiten in het gebied aanwezig zijn. De geringe effecten op de wel aanwezige kernkwaliteiten worden zoveel mogelijk beperkt. In die zin is er geen reden om tot compensatie over te gaan. Aan artikel 2.7.2 van de Omgevingsverordening wordt voldaan. Om de geringe effecten te beperken en om natuurwaarden in het gebied verder te versterken is er voor gekozen natuurontwikkeling tot stand te brengen. In stap 3 wordt hier uitgebreid op ingegaan.
Stap 3 Bepalen welke elementen worden toegevoegd
Visie natuurontwikkeling
Om de benodigde maatregelen vast te stellen, is ten behoeve van het bestemmingsplan een Visie natuurontwikkeling opgesteld (zie Bijlage 14 en 15). In deze visie is beschreven welke elementen toegevoegd moeten worden om de kernkwaliteiten verder te ontwikkelen en hoe de negatieve effecten op de kernkwaliteiten gecompenseerd kunnen worden. Daarbij zijn de ambities voor de ruime omgeving van de nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis in beeld gebracht, waarna verder ingezoomd is op het gebied direct rondom het ziekenhuisterrein. De natuurwaardes zijn onderzocht en de relatie tussen het ontwikkelen van het ziekenhuis en de verdere ontwikkeling van de kernkwaliteiten is geanalyseerd. In het kader van het versterken van de natuurontwikkeling en netwerkfunctie van de GO zijn in de visie drie manieren besproken die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de kernkwaliteiten:
- Mitigerende maatregelen, waarbij de aantasting van aanwezige waarden zoveel mogelijk wordt beperkt.
- De (potentiële) kernkwaliteiten worden versterkt en aangevuld met gebiedseigen landschapselementen, gekoppeld aan de wensen van de doelsoorten in de ecologische verbindingszones.
- De verbindende kwaliteit van de ecologische verbindingszones wordt versterkt of hersteld door een bijdrage aan het opheffen van barrières in de route van de doelsoort en het leggen van nieuwe verbindingen.
De visieschets van de locatie van het nieuwe Slingeland Ziekenhuis en de in de visie besproken ontwikkelingen in het omringende gebied, zijn weergegeven in figuur 4.6.
Figuur 4.6: Schets visie 'natuur- en landschapsontwikkeling Slingeland Ziekenhuis'
afkomstig uit de Visie Natuurontwikkeling 25 februari 2016.
Zoals in figuur 4.6 te zien is het aandachtgebied van de natuurvisie ruim (gemeentegrens overstijgend) en wordt het begrensd door de logische barrières van water en wegen. Het bredere perspectief tussen deze natuurlijke barrières is gekozen in het kader van natuurontwikkeling en de netwerkfunctie dat dit gebied kenmerkt in de GO. De visiekaart is een schetsmatige weergave van mogelijke ontwikkelingen die in deze omgeving tot versterking van het natuurlijke netwerk kunnen leiden. Dit kan gerealiseerd worden door aanvullen of aanleggen gebiedseigen landschapsstructuren t.b.v. landschapsherstel en natuurontwikkeling. Het tussenliggende land kan vooralsnog de huidige landbouwfunctie behouden, mits in overeenstemming met natuur- en landschapswaarden, zoals dit al is vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied - 2012.
De focus voor de maatregelen die getroffen worden in het kader van het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van het Slingeland Ziekenhuis ligt binnen de invloedsfeer van het ziekenhuis en valt binnen de gemeentegrens van Doetinchem. Vanuit de historie zijn in het gebied diverse opgaande landschapselementen aanwezig die het kleinschalige landschap vormen. Deze landschapselementen bieden potentiële vestigings- en schuilplaatsen voor flora en fauna. De inrichtingsmaatregelen (bijvoorbeeld aanleg houtwallen, singels, rietkragen) die nodig zijn voor deze routes moeten worden afgestemd op de aanwezige flora en fauna, de bodemkundige en hydrologische eigenschappen en in-/aangevuld met streekeigen soorten. Hierdoor kunnen gebieden geschikt worden gemaakt om te verblijven en/of te foerageren. De herstelde landschapselementen vormen daarmee samen een netwerk van routes. Op hoger schaalniveau dienen ze als verbinding tussen diverse natuurgebieden (in het bijzonder Montferland en Slangenburg).
Inrichtingsplan
De volgende stap in het planproces is het inrichtingsplan, waarin een gedetailleerde invulling van het gebied is gegeven en de maatregelen uit de natuurvisie verder zijn uitgewerkt. Op basis van de Visie Natuurontwikkeling, de Landschappelijke Inpassing en overleggen van de werkgroep Natuur en Landschap (Overleg tussen Slingeland Ziekenhuis, gemeente Doetinchem, provincie Gelderland, Waterschap Rijn en IJssel en adviesbureaus NL Greenlabel, Regelink Ecologie & Landschap, Tauw bv ), is een inrichtingsplan (Ontwikkelplan natuurbestemming, zie Bijlage 16 en 17) opgesteld voor het gebied. Hierin zijn vier ontwikkelingen voorgesteld tot herinrichting van het gebied (zie figuur 4.7). Twee van deze ontwikkelingen (inrichtingsmaatregelen) zijn lijnvormige elementen, die goed dienst kunnen doen als verbindingszone voor ecologie. Ook is er één vlak element aanwezig wat dienst kan doen als zowel leefgebied als verbindingszone. Eén element is in beide categorieën te verdelen, waardoor het als leef- en foerageergebied dienst kan doen.
Figuur 4.7: Aanduiding en ligging natuurzones op basis van geografie
(bron: Ontwikkelplan Natuurbestemming).
A en B zijn lineaire elementen, zogenaamde verbindingszones. Hier zijn de maatregelen gekoppeld aan een landschappelijk element als een (te herstellen) laan, zoals de droge verbinding (zie B) en/of een natte verbinding langs een bestaande (te vergraven) waterloop (zie A). C en D zijn vlakken met een eigen inrichting en maatregelen die passen bij de beoogde doelen en zorgen voor aansluiting op de landschappelijke omgeving. Eén is gericht op specifieke doelsoorten, zoals de vleermuizen (zie gebied D) en de ander op meerdere soorten en extensief gebruik vanuit het ziekenhuis (C).
Een overzicht van de concrete maatregelen in de vier gebieden is opgenomen in figuur 4.8. Door aan deze vier zones op gepaste wijze invulling te geven, worden de volgende kernkwaliteiten versterkt:
- Het creëren van nieuwe verbindingen in de ecologische verbindingszone Oude IJssel-oost;
- Een nieuwe verbinding tussen Montferland en Slangenburg met model 'das', 'rietzanger' en 'winde', parallel aan de Oude IJssel;
- Aan-/ terugbrengen van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van een oude laanstructuur, aansluitend op en accentuerend aan reeds aanwezige bomenlanen. Mogelijk in combinatie met houtwal/singel en of vlechthaag, bosschages en wadi's;
- De nieuwe verbindingszone kan bijdragen aan een verhoogde recreatiewaarde door ziekenhuisbezoekers, maar ook (dag-) recreanten;
- Het creëren/versterken van het leefgebied voor diverse soortgroepen, waaronder: insecten, amfibieën, reptielen, vogels, zoogdieren en vissen;
- Het creëren van nieuwe voorzieningen (drie voorziening torens) in de natuur bestemming langs de N317 (rode stippen), waardoor de functionaliteit voor onder andere vleermuizen gegarandeerd blijft.
Figuur 4.8: Maatregelen in het kader van natuurontwikkeling rondom het Slingeland
Ziekenhuis op locatie A18, afrit 4 (bron: Ontwikkelplan natuurbestemming, Regelink).
De inrichtingsmaatregelen van de vier gebieden zijn richtinggevend en worden weer nader ingevuld met betrokken partijen en deskundigen in de volgende processtap richting realisatie. Wel zullen de te realiseren natuurgebieden van een passende bestemming moeten worden voorzien.
Conclusie
Voor de aantasting van de zomerverblijfplaats en bijbehorend foerageergebied van de vier gewone dwergvleermuizen dient in het kader van de Wet natuurbescherming een ontheffing aangevraagd te worden. Ook dient een ontheffingsaanvraag van de Wet natuurbescherming op basis van een projectplan met mitigerende maatregelen aangevraagd worden. De mitigerende maatregelen waarborgen het behoud van de aan te tasten functies. Deze maatregelen bestaan uit:
- Het realiseren van alternatieve verblijfplaatsen in de spouw/daken, of middels het plaatsen van vleermuiskasten, in de nieuwbouw van het ziekenhuis;
- Het inrichten van een foerageer mogelijkheid voor gewone dwergvleermuis;
- Het opstellen van een verlichtingsplan wanneer gedurende de bouw met kunstlicht wordt gewerkt en/of het nieuwe pand verlicht wordt met kunstlicht.
Naast de effecten op vleermuizen kunnen ook effecten op een aantal andere soorten niet uitgesloten worden. Voorafgaand aan de realisatie van het plan moet de effecten op deze soorten nader onderzocht worden en zo nodig moet ontheffing van de Wet natuurbescherming worden aangevraagd.
Om de ontwikkeling van het ziekenhuis in de Groene Ontwikkelzone mogelijk te maken, is een gedetailleerd inrichtingsplan (Ontwikkelplan natuurbestemming) opgesteld welke als voorwaardelijke verplichting aan de ontwikkeling van het ziekenhuis wordt gekoppeld. De hierin opgenomen maatregelen dienen voor het ontwikkelen en versterken van de kernkwaliteiten in het gebied. Het gebied waarvoor het Ontwikkelplan natuurbestemming is opgesteld, krijgt in het bestemmingsplan de bestemming Natuur en de gebiedsaanduiding GNN (Gelders Natuur Netwerk). Om de realisatie van het Ontwikkelplan natuurbestemming te waarborgen is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen dat de maatregelen uit het Ontwikkelplan natuurbestemming moeten zijn uitgevoerd binnen één jaar nadat het nieuwe ziekenhuis is gerealiseerd.
Op basis van het ecologisch onderzoek worden geen effecten verwacht op Natura2000 gebieden.
- 1. Conform de provinciale verordening, gebied nummer 37; Oude IJssel.
4.8 Water
Watertoets
Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.
De waterhuishoudkundige gevolgen van de ontwikkeling zijn onderzocht en weergegeven in een separate waternotitie, welke in de Bijlage 19 is opgenomen.
Waterplan
In 3.5.3 is het Waterplan Doetinchem behandeld. Het beleid dat daarin is verwoord is vertaald in deze waterparagraaf.
Waterhuishoudkundige aspecten | |||
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit# |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? | 2 2 | |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? | Ja/ | 2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Ja/ Ja/ | 2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Ja/ | 1 |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage? | Ja/ Ja/ Ja/ Ja/ | 1 1 1 1 |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | 1 | |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Ja/ | 1 2 |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | 1 1 | |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? (Oude IJssel) 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? | Ja/ | 2 2 1 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | 2 | |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Ja/ | 1 |
Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect
Riolering
Wanneer het ziekenhuis gaat lozen op het (gemeente)riool vergt dit aanpassingen van het rioolstelsel en de transportleidingen. Om te komen tot duurzame oplossingen kan gedacht worden aan de realisatie van warmtekoudeopslag (wko), warmtekrachtkoppeling (WKK) en een vergistingsyteem (zoals Pharmafilter). Een vergistingssysteem verwerkt en zuivert het afval en afvalwater op het terrein van het ziekenhuis. In deze installatie wordt het afval vergist en omgezet in elektriciteit. Bij deze duurzame oplossingen moet ook aandacht besteed worden aan het verwijderen van medicijnen en antibiotica uit het specifieke ziekenhuisafvalwater.
Een andere mogelijkheid is de directe afvoer van het ziekenhuisafvalwater per separate persleiding naar de RWZI voor behandeling aldaar. Dit zou gecombineerd kunnen worden met een biogasleiding terug naar het ziekenhuis zodat het biogas van de RWZI ook duurzaam door het ziekenhuis kan worden ingezet. Het hemelwater dat valt op de extra verharding wordt niet aangesloten op het rioolstelsel.
Wateroverlast
Door ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe. Om wateroverlast te kunnen voorkomen wordt als uitgangspunt de trits vasthouden – bergen – afvoeren gehanteerd. De voorzieningen om wateroverlast te voorkomen dienen aan de volgende eisen te voldoen.
- Bij extreme hemelwatergebeurtenissen mag bui T100+10 % tot aan maaiveld geborgen worden en mag er geen waterschade, door inundatie vanuit het watersysteem ontstaan
- In het beheergebied van Waterschap Rijn en IJssel is de gemiddelde landelijke afvoercoëfficiënt bepaald op 0,8 l/s/ha. De maatgevende bui T=100+10 % die hierbij hoort heeft een omvang van 101 mm en valt in 48 uur. De afvoer via het oppervlaktewater zou in dat tijdsbestek 28 mm bedragen. Het restant (74 mm) dient tot aan maaiveld geborgen te kunnen worden`
- Volgens de richtlijnen van het waterschap Rijn en IJssel moet er bij een bui van T=10+10 %, 40 mm. water worden geborgen, om dit vertraagd af te voeren en moet er bij een bui van T=100+10 %, 74 mm. water worden geborgen tot maaiveld, zodat er geen wateroverlast ontstaat.
Oppervlakte water
Ter voorkoming dat er verontreinigd hemelwater, afkomstig van wegen en parkeerterreinen, op het oppervlaktewatersysteeem wordt geloosd, wordt dit hemelwater via infiltratievoorzieningen (wadi's) of bergingsvijvers afgevoerd.
Grondwateroverlast
Het voorkomen van kleilagen in de bovengrond kan de mogelijkheid om hemelwater te infiltreren sterk negatief beïnvloeden. Bij de nadere uitwerking van de bergingsopgave en het ontwerp van eventuele infiltratievoorzieningen dient hier rekening mee te worden houden.
Natte natuur
Het plangebied bevindt zich wel dicht bij de Oude IJssel welke is aangemerkt als een Ecologische Verbindingszone (EVZ). De kans op verstoring wordt echter zeer klein geacht.
Cultuurhistorie
In het plangebied bevindt zich de Kemnade sluis dat als water gerelateerd cultuurhistorisch object is aangemerkt. Het cultuurhistorische object is wel functioneel maar wordt niet aangetast in het nieuwe plan.
Overleg met de waterbeheerder
De watertoets is in gezamenlijk overleg met de waterbeheerder opgesteld. Met de waterbeheerder is overeengekomen dat er in het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen over de berging van regenwater. Deze voorwaardelijke verplichting luidt als volgt: “Volgens de normen en uitgangspunten uit de notitie “Duurzaam en Veilig water in de stad” van het waterschap Rijn en IJssel, versie april 2012, moet er bij een bui van T=10+10%, 40 mm. water worden geborgen, om dit vertraagd af te voeren en moet er bij een bui van T=100+10%, 74 mm. water worden geborgen tot maaiveld, zodat er geen wateroverlast ontstaat.”
Conclusie
Wanneer rekening wordt gehouden met hetgeen gesteld in de watertoets en wat tevens deels is vastgelegd in een voorwaardelijke verplichting, is het bestemmingsplan voor wat betreft het thema water uitvoerbaar.
4.9 Cultuurhistorie
Wettelijk kader
Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg in september 2007 is het verdrag van Valetta wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Het belangrijkste doel van deze wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen. Wie dan ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek doen en de kosten daarvan op zich nemen. Ook als het onderzoek uiteindelijk tot een opgraving leidt.
Gemeente Doetinchem (mede als uitvoering van de nota cultuurhistorie) heeft een archeologische beleidskaart laten opstellen waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn. De archeologische beleidskaarten zijn samen met de erfgoedverordening op 18 november 2010 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld.
Plangebied
Cultuurhistorie – landschap
De zuidwest zijde van het plangebied grenst aan het rijksmonument 'Historische aanleg/park van de Kemnade'. Dit momument zelf ligt in de gemeente Montferland.
In paragraaf 4.7.1 wordt uitgebreid aandacht besteed aan het behoud van landschappelijke karakteristieken vanuit het oogpunt van cultuurhistorie, waarbij ook de ligging ten opzichte van het rijksmonument in ogenschouw is genomen.
Cultuurhistorie – bebouwing
In het plangebied is één gemeentelijk monument aanwezig, het betreft Kemnaderallee 5/5a boerderij 't Mentingslag. Deze hallehuis-boerderij uit 1783 is vanwege haar fraaie harmonische architectuur en de landschappelijke waarde opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst. Hiervoor gelden de regels van de Erfgoedverordening 2013 van de gemeente. Bij planontwikkeling moet rekening gehouden worden met deze verordening. Het is gewenst om de monumentale status ook in het bestemmingsplan te borgen.
Archeologie
In het vigerende bestemmingsplan is in het plangebied sprake van drie archeologische verwachtingszones (zie figuur 4.9).
Figuur 4.9 Archeologische verwachtingszones conform Archeologische beleidskaart
gemeente Doetinchem
Mede op basis van uitgevoerd bureauonderzoek (zie Bijlage 20) worden deze verwachtingszones gehandhaafd en als dubbelbestemmingen opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Het betreft de dubbelbestemmingen ´Waarde – Archeologische verwachting 2', ´Waarde – Archeologische verwachting 3', en ´Waarde – Archeologische verwachting 4' met bijbehorend omgevingsvergunningenstelsel. De bijbehorende beperkingen zijn opgenomen in onderstaande tabel.
uitgangspunten archeologiebeleid | dubbelbestemming | |
Archeologische waardevol verwachtingsgebieden (AWV) | ||
AWV categorie 6 (hoog) | bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter onder maaiveld en bij plangebieden groter dan 250 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek | Waarde - Archeologische verwachting 2 |
AWV categorie 7 (middelmatig) | bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter onder maaiveld en bij plangebieden groter dan 1000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek | Waarde - Archeologische verwachting 3 |
AWV categorie 8 (laag) | bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter onder maaiveld en bij plangebieden groter dan 5000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek | Waarde - Archeologische verwachting 4 |
Conclusie
Vanuit het aspect archeologie is de ontwikkeling van het ziekenhuis mogelijk. De bepalingen op dit aspect uit het vigerende bestemmingsplan blijven gehandhaafd. Op basis van deze bepalingen is in het vervolgtraject bij de aanvraag van de omgevingsvergunning archeologisch booronderzoek noodzakelijk.
4.10 Verkeer En Parkeren
In het kader van de ontwikkeling van het ziekenhuis moet de impact op verkeer en parkeren in beeld gebracht worden. Hiervoor is een verkeers- en parkeeronderzoek uitgevoerd door Goudappel Coffeng (zie Bijlage 21). Dit onderzoek richt zich voor het verkeerdeel op de effecten op het verkeer buiten het plangebied. Daarbij is vastgesteld welke aanpassingen er aan het wegennet nodig zijn om de toename van verkeer vanuit het Slingeland Ziekenhuis op te vangen op de omliggende wegen. De verkeersoplossingen binnen het plangebied maken onderdeel uit van het ontwerp van het nieuwe ziekenhuis.
Voor parkeren is in het onderzoek van Goudappel Coffeng het effect op het plangebied beschouwd.
4.10.1 Verkeer
Eén van de uitgangspunten waar in het verkeersonderzoek rekening mee is gehouden, is de aansluiting van het beoogde ziekenhuisterrein op de N317. Uitgangspunt daarbij is dat al het verkeer ontsloten wordt via één aansluiting ter hoogte van het bestaande kruispunt N317 Gaanderenseweg. Uit de analyse blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling een verkeersgeneratie van 7.750 motorvoertuigen per etmaal tot gevolg heeft.
Voor de ontsluiting van het ziekenhuis geldt dat deze zodanig dient te zijn vormgegeven dat een goede afwikkeling van het verkeer in de omgeving, met name op de N317, wordt gegarandeerd. De toename van verkeer door de komst van het Slingeland Ziekenhuis heeft impact op drie kruispunten (zie figuur 4.10) De mate van verkeersafwikkeling op de N317 nabij de Gaanderenseweg en de op- en afritten A18 wordt grotendeels bepaald door de afwikkelingskwaliteit van deze kruispunten. Daarbij is rekening gehouden met de toekomstige fietsers en voetgangers die het ziekenhuis ook moeten kunnen bereiken.
Figuur 4.10 De drie kruispunten die impact ondervinden van de komst van het ziekenhuis
Uit het verkeersonderzoek blijkt dat er op basis van de combinatie van autonome ontwikkelingen en de komst van het Slingeland Ziekenhuis maatregelen moeten worden genomen aan de drie kruispunten en aan de afritten van de A18. In figuur 4.11 is het ontwerp van de weg weergegeven.
Figuur 4.11 Verkeersontwerp ingrepen aan N317 en op- en afritten A18.
Voetgangers
Op dit moment ligt er geen infrastructuur voor voetgangers. Door de ligging van het Slingeland Ziekenhuis wordt verwacht dat ook zeer weinig mensen het ziekenhuis te voet zullen bezoeken. Omdat het wel noodzakelijk dat het ziekenhuis te voet bereikbaar is, voor bijvoorbeeld voetgangers van en naar de bushalte, worden daarom op 3 plaatsen oversteekvoorzieningen aangelegd op het kruispunt N317 – Gaanderenseweg – Slingeland Ziekenhuis (zie figuur 4.11).
Voetgangers tussen Doetinchem en het Slingeland Ziekenhuis kunnen gebruik maken van de bestaande infrastructuur langs de Oude Terborgseweg. Tot slot wordt er nog een trottoir aangelegd tussen het P&R-terrein en de oostelijke bushalte. Aan de westzijde van de N317 kunnen voetgangers gebruik maken van het fietspad. Gezien de geringe verwachte aantallen zal dit niet tot problemen leiden en weegt de aanleg van een separaat trottoir niet op tegen het gebruik. Bovendien wordt hiermee mogelijk oneigenlijk parkeergedrag op het P&R-terrein meer tegengegaan.
Fietsers
De verwachte verkeersgeneratie van fietsers naar het nieuwe ziekenhuis bedraagt 1.150 fietsritten per etmaal. Het huidige fietspad kan deze fietsstroom prima verwerken. Wel is het wenselijk om door het intensievere gebruik van de fietsroute langs de N317 verlichting langs het fietspad aan te brengen. Dit zorgt voor een aanzienlijke verbetering van de sociale verkeersveiligheid voor fietsers. Daarbij moet verlichting toegepast worden welke geen invloed heeft op ter plaatse aanwezige flora en fauna.
Op het terrein zelf heeft het de voorkeur om het langzame verkeer te scheiden van het gemotoriseerde verkeer.
Openbaar vervoer
Gezien de ligging en de bereikbaarheid van het oude en nieuwe ziekenhuis wordt verwacht dat een vergelijkbare hoeveelheid reizigers per openbaar vervoer naar het nieuwe ziekenhuis zal reizen als nu naar het bestaande ziekenhuis. Wel is het denkbaar dat een beperkte toename zal ontstaan door de extra functies op de nieuwe locatie.
Uitgaande van de bestaande lijnvoering wordt de halteringsplaats langs de N317 verplaatst richting het kruispunt N317 – Gaanderenseweg – Slingeland Ziekenhuis. Daarnaast is een goede looproute nodig zijn tussen deze halteplaatsen en het Slingeland Ziekenhuis. Op het kruispunt N317 – Gaanderenseweg – Slingeland Ziekenhuis wordt op 3 van de 4 aansluitingen een geregelde oversteek gerealiseerd. Enkel over de noordelijk aansluiting op de N317 wordt geen oversteek gerealiseerd voor langzaam verkeer.
Om ervoor te zorgen dat ook het P&R-terrein in voldoende mate gebruik kan blijven maken van de bushaltes wordt een voetpad aangelegd langs de oostzijde van de N317 tussen het P&R-terrein en de halteplaats. Het is goed denkbaar dat, naast de streeklijnen 28 en 40, een of meerdere stadslijnen gaan rijden via de nieuwe ziekenhuislocatie. Zoals nu ook geval is op de huidige locatie van het Slingeland Ziekenhuis. Of dit echter past binnen de OV-visie en welke gevolgen dit heeft voor de dienstregeling en de bereikbaarheid per openbaar vervoer voor de rest van Doetinchem is in dit stadium nog niet te bepalen.
Bevoorradingsverkeer
Het Slingeland Ziekenhuis zal ook dagelijks bevoorraad worden. Distributieverkeer zal net als het overige verkeer ontsloten worden via het kruispunt N317 – Gaanderenseweg – Slingeland Ziekenhuis. De routering op het eigen terrein zal zodanig ingericht moeten worden dat dit verkeer goed naar de laad- en loslocatie(s) kan rijden. Van belang hierbij is dat er voldoende rekening wordt gehouden met het type voertuig en bijbehorende draaicirkels.
Nooddiensten
Ambulances zullen in beginsel gebruik maken van de ontsluiting bij het kruispunt N317 – Gaanderenseweg – Slingeland Ziekenhuis. Daarnaast kunnen ambulances met spoed vanuit de richting Doetinchem en de A18 gebruik maken van de busbaan om het verkeer te ontwijken. Het heeft hierbij de voorkeur dat een ambulance zich in kan melden in de regeling zodat de doorgang zoveel mogelijk wordt gegarandeerd.
Bij een eventuele calamiteit op deze aanvoerroute zal er echter een alternatieve route nodig zijn voor het bereiken van de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Dit wordt enerzijds opgevangen moeten worden door specifieke maatregelen op het eigen terrein. Daarnaast wordt een alternatieve tweede ontsluiting gerealiseerd via de Roerstraat. Deze verbinding zal aangesloten moeten worden op het wegennet van het Ziekenhuisterrein waarbij wel een paal of slagboom nodig is om te voorkomen dat elk voertuig deze verbinding kan gebruiken.
Ontsluiting bestaande woningen, bedrijven en landbouwgronden
Via de Kemnaderallee en de Oudesluisweg worden op dit moment een aantal bestaande woningen, bedrijven en de landbouwgronden ontsloten. Beide wegen sluiten op dit moment vlak bij het kruispunt N317 – Gaanderenseweg aan. In de toekomst is dit niet meer mogelijk. De bewoners, bedrijven en grondgebruikers worden in de toekomst ontsloten over het wegennet van het ziekenhuisterrein. In de verdere uitwerking van het ontwerp van het ziekenhuis zal hier nadrukkelijk rekening mee gehouden worden. Het mag daarbij niet de bedoeling zijn dat deze woningen, bedrijven en gronden veel belemmeringen ondervinden op de route over het ziekenhuisterrein. Het ziekenhuis zal de bewoners, bedrijven en grondgebruikers bij het zoeken naar een goede oplossing betrekken. De gemeente zal hierop toezien.
4.10.2 Parkeren
In het onderzoek van Goudappel Coffeng is het benodigde aantal parkeerplaatsen ten behoeve van het ziekenhuis vastgesteld op minimaal 1.675 parkeerplaatsen. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat de complete parkeervraag op het ziekenhuisterrein moet worden gefaciliteerd. In tegenstelling tot de huidige locatie van het ziekenhuis is het ziekenhuis op de ontwikkellocatie een solitaire functie, waar geen parkeercapaciteit in de omgeving voor beschikbaar is. Het is daarmee niet mogelijk een eventueel tekort op te vangen in de omgeving.
De parkeercapaciteit wordt middels een gebouwde parkeervoorziening verzorgd. Vanuit ruimtelijk oogpunt zal de parkeervoorziening ingepast worden in het landschap. Voor personeel en voor bezoekers/patiënten zal worden voorzien in fietsparkeerplekken (fietsenstalling). Met een voorwaardelijke verplichting is het minimum aantal parkeerplaatsen in de regels verankerd.
4.11 Duurzaamheid
Het Slingeland Ziekenhuis heeft de ambitie om een innovatief en duurzaam ziekenhuis te
realiseren, zo mogelijk energieneutraal en klimaatneutraal. Om dit om te zetten in concrete
plannen wordt mogelijk gebruik gemaakt van de volgende technieken:
- Warmte-koudeopslag (wko)
Warmte-koudeopslag is een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. De techniek wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen en/of te koelen. - Warmtekrachtkoppeling (WKK)
Warmte-krachtkoppeling staat voor het gelijktijdig opwekken van warmte en kracht (elektriciteit). De kracht is afkomstig van een brandstofcel, verbrandingsmotor of gasturbine en wordt meestal aangewend om een generator aan te drijven die op zijn beurt elektriciteit opwekt. - Vergistingsyteem (zoals Pharmafilter)
Een vergistingssysteem verwerkt en zuivert het afval en afvalwater op het terrein van het ziekenhuis. In deze installatie wordt het afval vergist en omgezet in elektriciteit. Het afvalwater wordt daarbij gezuiverd tot proceswater, dat het ziekenhuis kan gebruiken voor bijvoorbeeld het doorspoelen van de toiletten. Door het decentraal gebruiken van afvalstromen binnen het ziekenhuis voor het opwekken van bruikbare energie, wordt beoogd het verbruik van primaire brandstoffen te verminderen. Daarbij zorgt een dergelijke techniek tevens voor de reductie van afvalstromen en reiniging van afvalwater.
Doel is om tot een duurzame oplossing te komen met zo laag mogelijke maatschappelijke kosten en die technisch en financieel haalbaar is. In het ontwerp en materiaalgebruik van het gebouw en zijn omgeving zal daarbij rekening gehouden moeten worden met onder andere klimaatbestendigheid.
Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen
5.1 Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan is gericht op de nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis met bijbehorende voorzieningen. De exacte invulling van het terrein is nog niet bekend. Het plan is daarom opgezet als een globaal bestemmingsplan. Op hoofdlijnen is duidelijk waarvoor gronden en gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan bebouwing wordt toegestaan. Ook zijn er randvoorwaarden geformuleerd in de vorm van voorwaardelijke verplichtingen. Op deze wijze biedt het plan voldoende rechtszekerheid voor de burger en andere belanghebbenden.
De regels zijn voor zover mogelijk gelijk aan die van het bestemmingsplan Buitengebied - 2012. Echter de verschillende gebiedsaanduidingen die volgens het bestemmingsplan Buitengebied - 2012 voor het plangebied gelden, zijn niet overgenomen. De gebiedsaanduiding in verband met de Reconstructiewet is niet meer relevant omdat het gebied geen agrarische functie heeft. De overige gebiedsaanduidingen zijn gericht op behoud en versterking van de landschappelijke openheid, van de ecologische waarden of de kernkwaliteiten van het gebied. Deze waarden hebben nog steeds een zekere betekenis, maar zijn met de mogelijkheid van de bouw van het ziekenhuis anders geformuleerd. Dit komt in onderstaande paragrafen aan de orde.
5.2 Toelichting Op De Regels
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
- hoofdstuk I: Inleidende regels;
- hoofdstuk II: Bestemmingsregels;
- hoofdstuk III: Algemene regels;
- hoofdstuk IV: Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels
De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).
5.2.2 Bestemmingsregels
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, overeenkomstig de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:
- een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
- de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheid.
5.2.3 Referentiekader nadere eisen- en ontheffingsbevoegdheid
Een aantal planregels geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, respectievelijk onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.
De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing. Deze kunnen toegepast worden als het concrete bouwplan voor de genoemde onderdelen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een ongewenst gevolg voor de omgeving heeft.
Binnen de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden komen veelal de volgende voorwaarden voor:
- a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
- b. geen verkeersonveilige situatie ontstaat;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast;
- d. het woon- en leefklimaat niet verslechterd;
- e. de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar is;
- f. de uitvoerbaarheid gewaarborgd is.
Deze voorwaarden zijn als volgt uit te leggen:
- a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing en gebruiksmogelijkheden van die percelen:
Als een afwijking of wijziging op een aangrenzend perceel van zodanige invloed is dat deze grond, onder andere door meer schaduw, minder goed te gebruiken is dan het was, dan is het niet mogelijk om aan de afwijking of wijziging mee te werken. - b. geen verkeersonveilige situatie ontstaat:
Ten aanzien van de binnen de regeling toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het in stand houden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie. - c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast:
Ten aanzien van de binnen een regeling toegelaten gebruiksvormen moet rekening worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de omliggende bedrijven, gronden en bouwwerken, als deze daardoor kunnen worden beïnvloed. - d. het woon- en leefklimaat niet verslechterd:
Het is niet toegestaan dat het woon- en leefklimaat door een verandering slechter wordt dan dat deze in de bestaande situatie is. - e. de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar is:
Ten aanzien van de binnen een regeling toegelaten gebruiksvormen moet rekening worden gehouden met de milieu- en andere aspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking. Als hierdoor de omgeving nadelig belast wordt, dan is medewerking niet mogelijk. - f. de uitvoerbaarheid gewaarborgd is:
De (met name) financiële uitvoerbaarheid van een plan moet hierbij onderbouwd worden. Aan een (financieel) niet haalbaar plan kan niet meegewerkt worden.
5.2.4 Algemene regels
De algemene of aanvullende regels tenslotte vormen een set algemene regels die op alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. De algemene regels bestaan onder meer uit afwijking- en wijzigingsbepalingen. De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.
De gronden met de bestemming “Natuur” hebben tevens de aanduiding 'gelders natuurnetwerk' in overeenstemming met de provinciale Omgevingsverordening. Bij de algemene gebruiksregels zijn hier regels over opgenomen.
De algemene afwijkingsregels voorzien in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.
De gronden waarop het ziekenhuisterrein wordt ontwikkeld en de gronden met de bestemming “Natuur” zullen minnelijk verworven worden. Voor het geval dat er geen overeenstemming wordt bereikt met de huidige eigenaren van de gronden, zal er onteigening plaats vinden. De aanduiding 'Wetgevingzone - verwezenlijking in de naaste toekomst' maakt het mogelijk om de onteigeningsprocedure te versnellen.
5.2.5 Overgangs- en slotregels
In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen positief bestemd worden. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum.
De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6 onder f. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Deze uitvoerbaarheid heeft in het bijzonder betrekking op de financieel economische uitvoerbaarheid. Daarnaast moet worden aangegeven of er een exploitatieplan wordt opgesteld of dat er sprake is van een overeenkomst.
6.1 Exploitatieplan
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop aangewezen bouwplannen zijn voorgenomen. De aangewezen bouwplannen zijn gedefinieerd in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening. Hieronder worden onder andere gerekend de bouw van één of meer woningen en de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen.
Ten behoeve van de uitvoering van dit bestemmingsplan is een exploitatieplan opgesteld. Dit exploitatieplan wordt gelijktijdig met dit bestemmingsplan vastgesteld. Uit het exploitatieplan blijkt dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. Tevens is er een planschadeverhaalovereenkomst gesloten tussen gemeente Doetinchem en Slingeland Ziekenhuis, hierin is vastgesteld dat eventuele planschade wordt verhaald op Slingeland Ziekenhuis.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd worden met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld.
De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.
7.2 Inspraak
In het proces rond het opstellen van het bestemmingsplan zijn de directe omgeving van het plangebied en andere betrokken organisaties nadrukkelijk geïnformeerd tijdens verschillende bijeenkomsten. In Bijlage 22 bij dit bestemmingsplan is een nota van inspraak opgenomen waarin de data en verslagen van de bijeenkomsten zijn opgenomen.
7.3 Overleg
Het bestemmingsplan is tijdens de voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan voor vooroverleg verzonden naar:
- Waterschap Rijn en IJssel,
- provincie Gelderland,
- rijk (ministerie van I en M),
- gemeente Montferland,
- gemeente Oude IJsselstreek,
- gemeente Bronckhorst,
- Gasunie,
- TenneT,
- Liander,
- Vitens.
Van Liander en Vitens is geen reactie ontvangen. De gemeenten Bronckhorst, Oude IJsselstreek en Montferland alsook Tennet en de Gasunie hebben aangegeven geen opmerkingen op het bestemmingsplan te hebben.
Het rijk (ministerie van I en M, Rijkswaterstaat), de provincie en het waterschap hebben een aantal opmerkingen gegeven op het plan. Deze opmerkingen zijn samengebracht in de nota van vooroverleg. Hier zijn zij ook beantwoord. De nota van vooroverleg is als Bijlage 23 bij dit bestemmingsplan gevoegd.