De Gaarde tussen 345 en 347 - 2015
Bestemmingsplan - gemeente Doetinchem
Vastgesteld op 10-11-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan De Gaarde tussen 345 en 347 - 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0222.R07H307A-0002 van de gemeente Doetinchem;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten NL.IMRO.0222.R07H307A-0002 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis gebonden bedrijf:
het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.6 aan huis gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, waaronder een vrij beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.8 agrarische bedrijvigheid
bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten, zoals het telen van gewassen, het fokken en/of houden van dieren, waaronder productiegerichte paardenhouderijen;
1.9 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.10 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bed & breakfast:
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur
1.13 bedrijf:
een zelfstandige productie-eenheid;
1.14 bedrijfswoning (dienstwoning):
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon en diens gezin, wier huisvesting daar in verband met de bestemming noodzakelijk is;
1.15 beperkt kwetsbaar object:
object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.16 bestaand
bestaand op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.20 boeiboord:
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 druiplijn:
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;
1.28 eengezinshuis:
een gebouw dat bestaat uit één woning;
1.29 erf
al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.30 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 gevellijn:
de als zodanig aangeduide lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd
1.33 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.34 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccomodatie;
1.35 kantoor- of praktijkruimte aan huis:
een beroepswerkruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf of vrij beroep;
1.36 luifel:
een afdak met een diepte van meer dan 0,5 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond;
1.37 maaiveld:
bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.38 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen evenals voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen ;
1.39 naar de weg gekeerde bouwgrens (voorgevelrooilijn):
een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
1.40 ondergronds bouwwerk
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;
1.41 overkapping:
een bouwwerk met een open constructie op een bouwperceel;
1.42 peil:
- a. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang vermeerderd met 0,30 m;
- b. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse;
- d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: het hoogste punt van het aansluitende afgewerkte bouwperceel (incidentele verhogingen niet meegerekend).
1.43 praktijkruimte:
een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte, gelegen in of aansluitend aan een woning voor de uitoefening van medische, paramedische en andere vrije beroepen en/of administratieve of daarmee gelijk te stellen beroepen;
1.44 prostituee:
degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.45 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.46 raamprostitutie:
een vorm van prostitutie, waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostituee, die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;
1.47 rijbaan:
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van fietspaden;
1.48 (rij)wegen:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.49 ruimtelijke uitwerking:
de aard, de omvang, de intensiteit alsmede de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;
1.50 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een seksbioscoop;
- b. een seksautomatenhal;
- c. een sekstheater;
- d. een parenclub;
- e. een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon;
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel, zulks met uitzondering van woningen waarin niet meer dan één prostituee werkzaam is (thuisprostitutie);
1.51 straatprostitutie:
een vorm van prostitutie, waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostituee, die door houding, gebaren, kleding of anderszins op straat de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;
1.52 thuisprostitutie:
een vorm van prostitutie, waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituee en waarbij ook alleen door deze prostituee op dit adres wordt gewerkt als prostituee;
1.53 verblijfsrecreatie
vormen van vrijetijdsbesteding waarbij tevens in overnachtingsmogelijkheden is voorzien;
1.54 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.55 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.56 vrij beroep:
een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of een hogere beroepsopleiding;
1.57 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, woonwagens niet inbegrepen;
1.58 woonfunctie:
wonen in enge zin.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens:
de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de breedte van een bouwwerk:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk(gedeelte) niet meegerekend;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijvigheid;
- b. het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen;
- c. extensieve dagrecreatie, zandwegen, fiets- en wandelpaden en picknickplaatsen;
- d. waterpartijen, waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen;
- e. groen-, natuur- en nutsvoorzieningen;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid Bouwregels, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken;
- b. de afmetingen van bouwwerken;
- c. het aantal en de situering van bouwwerken;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daar aan eigen natuur- en landschapswaarden;
- b. extensieve dagrecreatie, zoals fiets- en wandelpaden en picknickplaatsen, alsmede zandwegen, voor zover de in sub a bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
- c. waterpartijen, waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen, inclusief bijbehorende oevers;
- d. nutsvoorzieningen;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid Bouwregels, op gronden met de bestemming 'Natuur' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken;
- b. de afmetingen van bouwwerken;
- c. het aantal en de situering van bouwwerken;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van vrijstaande woningen;
- b. het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen;
- c. tuinen en erven;
- d. waterpartijen, waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.2, op gronden met de bestemming 'Wonen' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken;
- het aantal en de situering van bouwwerken;
- het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de afmetingen van bouwwerken;
- b. de situering van bouwwerken;
- c. de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, als op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie', zoals opgenomen in bijlage 8, als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming (en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologisch waarden in de bodem.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. de afmetingen van bouwwerken;
- b. de situering van bouwwerken;
- c. de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk inde grond ('in situ') te behouden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, als op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie', zoals opgenomen in bijlage 8, als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 8 Waarde - Natuur
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daarop voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de vochtgebonden natuurwaarden, met dien verstande dat in geval van strijdigheid de regels van de bestemming 'Waarde - Natuur' vóór de regels van de andere bestemming gaan. Voor de bestemming 'Wonen' is deze dubbelbestemming niet van toepassing, ondanks het voorkomen van de dubbelbestemming op deze enkelbestemming.
8.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Bouwregels bij overschrijding van de bouwgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:
- a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voorzover zij de grens van de weg niet overschrijden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt en zij niet lager zijn aangebracht dan:
- 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder nummer 1 genoemde strook;
- d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voorzover dezen de bouwgrens met niet meer dan 1m overschrijden;
- e. goten, ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voorzover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand:
- 1. de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;
- 2. de grens van de weg overschrijden;
- 3. lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven een rijbaan.
10.2 Afwijken van de bouwregels bij overschrijding van de bouwgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 voor het overschrijden van bouwgrenzen met ten hoogste 2 m, indien het betreft:
- a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen die de grens van de weg overschrijden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in 10.1 onder c, nummers 1 en 2;
- d. overbouwingen ten behoeve van de verbinding van twee bouwwerken, met inachtneming van het bepaalde in 10.1 onder c;
- e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de grens van de weg voldoen aan het bepaalde in 10.1 onder c;
- f. luifels en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in 10.1 onder c;
- g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de rijbaan;
- h. toegangen van bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, die de grens van de weg niet overschrijden;
- i. kelderingangen en kelderkoekoeken;
- j. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- 1. de hoogte van de weg, voorzover de bouwwerken in de weg zijn gelegen;
- 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de bouwwerken niet in de weg gelegen zijn.
10.3 Bestaande maten
Voor een legaal bouwwerk dat op grond van de geldende bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud afwijken van de bouwregels in dit plan:
- a. is de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud maatgevend;
- b. is herbouw uitsluitend mogelijk op dezelfde plaats;
- c. is het overgangsrecht in dit bestemmingsplan niet van toepassing.
10.4 Ondergronds bouwen
In dit plan gelden de bouwregels alleen voor het bovengronds bouwen; niet voor het ondergronds bouwen.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Verboden gebruik
- a. Overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo, is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd gebruik als:
- 1. staan- en/of ligplaats voor wagens- en/of onderkomens;
- 2. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
- 3. opslagplaats voor gerede en/of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en/of onderdelen daarvan;
- 4. stortplaats voor puin, mest- en/of afvalstoffen;
- 5. seksinrichting, tenzij het “thuisprostitutie” betreft;
- 6. verblijfsrecreatie en intensieve dagrecreatie;
- 7. het racen en/of crossen met gemotoriseerde voertuigen of fietsen;
- 8. voorzieningen voor een 24 uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
- 9. het gebruiken of het laten gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
- b. het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van gronden en/of bouwwerken.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming van natuurwaarden in aangrenzende voor verzuring gevoelige bos- en natuurgebieden.
12.2 Waarden
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
- a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregelstations en gasdrukstations en conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
- b. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, en waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- c. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 20 m.
13.2 Afwijken van de bouwregels
13.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:
- a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
- b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut (zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes) met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
- c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% van het in het plan vastgelegde afwijkt.
Artikel 15 Overige Regels
Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning (onderdeel 'bouwen') wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 16.1 met maximaal 10 %.
16.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunningen in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
16.4 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
16.5 Persoonsgebonden overgangsregels
Indien toepassing van het in het vorige lid opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, voor die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan De Gaarde tussen 345 en 347 - 2015.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem in de openbare raadsvergadering d.d.
de griffier, de voorzitter,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Bruggink Projectontwikkeling B.V.: hierna: initiatiefnemer, is voornemens ter plaatse van het braakliggende terrein aan De Gaarde te Doetinchem een drietal koopwoningen te realiseren. Aangezien het voornemen in strijd is met het vigerende bestemmingsplan ter plaatse, kan enkel middels een planologische procedure medewerking verleend worden aan de realisatie.
De ontwikkeling van De Gaarde is in strijd met het geldende bestemmingsplan. Een herziening van dat plan is daarom noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan De Gaarde tussen 345 en 347 - 2015 geeft de gemeente hier inhoud aan.
De basis voor medewerking aan de voorgenomen ontwikkeling is gelegen in de gemeentelijke beleidsnotitie "Hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing, nieuwe landgoederen en landelijk wonen in het buitengebied". In deze lokale vertaling van het provinciale beleid voor het agrarisch gebied worden mogelijkheden geboden woningen ter realiseren in combinatie van de sloop van voormalige agrarische bebouwing. Dit in het kader van de wens van een vermindering van verstening in het buitengebied, het tegen gaan van verrommeling en het versterking van het cultuurlandschap. Gelet op dit beleid heeft het college van burgemeester en wethouders op 14 december 2010 besloten in principe medewerking te verlenen aan onderhavige ontwikkeling.
1.2 Plangebied
Voor onderhavig bestemmingsplan gelden twee plangebieden:
- 1. De Gaarde tussen 345 en 347 te Doetinchem (nieuwbouwlocatie) inclusief natuurlijk in te richten gronden;
- 2. Broekstraat 15 te Doetinchem (slooplocatie).
De Gaarde tussen 345 en 347
Het plangebied ligt te noordoosten van het centrum van Doetinchem, vlak buiten de bebouwde kom. Het plangebied wordt ontsloten door De Gaarde. Op circa 100 meter van het plangebied ligt de N315 (Doetinchemseweg/Zelhemseweg). Het deel van het plangebied waarop de initiatiefnemer voornemens is drie vrijstaande huizen te realiseren wordt voornamelijk gebruikt als grasland. Langs de noordelijke grens van het plangebied loopt een watergang.
Het gedeelte van het plangebied ten zuiden van De Gaarde is in de huidige situatie in gebruik als agrarisch gebied.
Afbeelding 1.1: Luchtfoto plangebied 1
Broekstraat 15
Aan de Broekstraat 15 te Doetinchem, ten noorden van de stad Doetinchem in de richting van Zelhem is de slooplocatie gelegen. Het perceel betreft een voormalig agrarisch bedrijf waar thans nog agrarische bedrijfsbebouwing, welke grotendeels gesloopt zal worden, op aanwezig is. Het plangebied wordt aan de zuid- en westkant omsloten door wegen en aan de noord- en oostkant door weilanden.
Afbeelding 1.2: Luchtfoto plangebied 2
Op deze locatie vinden enkel sloopactiviteiten plaats en op deze locatie zijn geen te beschermen cultuurhistorische en/of milieukundige waarden en belemmeringen aanwezig. Aan deze locatie is in het vigerende bestemmingsplan wel de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur' toegekend. Het slopen van de stallen en het landschappelijk inrichting van de locatie heeft enkel positieve effecten op deze toegekende waarde. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling voor deze locatie geen negatieve effecten verbonden zijn, zal in deze toelichting verder niet inhoudelijk op deze locatie ingegaan worden, dit met uitzondering in Planbeschrijving.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Onderdeel van de voorgenomen ontwikkeling betreft het vastleggen van de landschappelijke inpassing van de slooplocatie Broekstraat 15, de wijziging van de bestemming op het perceel tussen De Gaarde 345 en 347 ten behoeve van de realisatie van drie woningen en de realisatie van nieuwe natuur op een perceel aan De Gaarde.
Onderhavig bestemmingsplan is een partiële herziening van het in het plangebied geldende bestemmingsplan. Voor het plangebied geldt op dit moment bestemmingsplan 'Buitengebied - 2012'. De gemeenteraad heeft op 29 oktober 2015 het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.
Vigerende bestemming
De Gaarde tussen 345 en 347
De gronden voor de nieuwbouwlocatie en het natuurlijk in te richten perceel hebben de bestemming "Agrarisch". Verder geldt er ter plaatse de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachting" en de gebiedsaanduidingen "overige zone - waardevol landschap", "overige zone - go" en "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied".
Afbeelding 1.3: Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Buitengebied - 2012"
Broekstraat 15
Dit gedeelte van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan heeft in het vigerende bestemmingsplan reeds de bestemming "Wonen'' toegekend gekregen. Tevens gelden ter plaatse de dubbelbestemmingen "Waarde - Natuur" en "Waarde - Archeologische verwachting 4".
Afbeelding 1.4: Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Buitengebied - 2012"
Toekomstige planologische situatie
Het bestemmingsplan Buitengebied - 2012, die de gemeenteraad op 18 juli 2013 had vastgesteld, is op 5 november 2014 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd. De gemeenteraad heeft op 29 oktober 2015 het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld. Voor de bestaande bebouwing aan De Gaarde 345 en voor de Broekstraat 15 is in dit bestemmingsplan reeds een actuele planologisch kader opgenomen. Daarom is De Gaarde 345 zelf nu niet meer in deze herziening opgenomen.
De locatie aan de Broekstraat maakt wel onderdeel uit van onderhavige herziening, waarbij naast de vigerende bestemmingsregeling de realisatie en instandhouding van het opgestelde landschapsplan als voorwaardelijke verplichting is opgenomen.
Ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen zal de agrarische bestemming gewijzigd worden naar "Wonen" inclusief drie bouwvlakken, ter compensatie van de ingebrachte sloopcapaciteit aan de Broekstraat 15. De agrarische gronden ten zuiden van De Gaarde zullen ter compensatie natuurlijk worden ingericht en krijgen de bestemming "Natuur".
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bouwgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur
Bebouwing
Naast het plangebied ligt De Gaarde 345. Dit is vermoedelijk rond 1925 gebouwd als winkelwoonhuis annex bakkerij en boerderij. In de winkel werd ondermeer brood verkocht. In de bedrijfsruimte die aan de achterzijde aansluit op het woonhuis bevindt zich nog de oorspronkelijke bakkersoven. Naast de functie van winkel en de bakkerij had het bedrijf ook nog een agrarische functie, er werd namelijk ook vee gehouden. Waarschijnlijk gelijktijdig met de bouw van de hoofdbebouwing werd op het achtererf een varkensschuur gebouwd. In 1968 breidde de familie Te Kiefte het bedrijf uit met een supermarkt, die aan de rechterzijde tegen het winkelwoonhuis werd gebouwd. Deze uitbreiding en modernisering van de winkelfunctie had waarschijnlijk te maken met de totstandkoming van de wijk Overstegen direct ten zuiden van De Gaarde" (Bron: Bouwhistorisch onderzoek De Gaarde 345, Gelders Genootschap)
De aangebouwde winkelruimte is op het laatst in gebruik geweest als fietsenzaak.
Afbeelding 2.1: Foto bestaande bebouwing De Gaarde 345
Landschap
Het plangebied is gelegen in de zogenaamde komgronden. Komgronden zijn de laaggelegen, natte gebieden in het rivierenlandschap die altijd in combinatie met oeverwallen optreden. Op de afbeelding hieronder is te zien dat het plangebied (rood omcirkeld) ligt in een komgrondgebied.
Afbeelding 2.2: Uitsnede Staalkaart, Regionale Structuurvisie Achterhoek
De ruimtelijke structuur van het plangebied kenmerkt zich voornamelijk door elementen uit het voornoemde komgrondgebied. De komgronden / broekontginningen hebben een meer grootschalig karakter, dat in belangrijke mate ge kenmerkt wordt door openheid, de afwezigheid van bospercelen, een regelmatige verkaveling, rechte wegen, lage bebouwingsdichtheid, boerderijen direct langs de wegen gelegen, overwegend graslandgebruik. De erfbeplanting is vormgegeven in lineaire structuren. De beekbegeleidende beplanting staat in contrast met het overig open landschap.
Functies
Het plangebied ligt in de noordelijke stadrandzone van Doetinchem en grenst aan de wijk Overstegen. De bestemming van het plangebied (nieuwbouwlocatie) en omgeving is agrarisch. Tevens is op het plangebied een fietsenbedrijf in werking geweest met daaraan een bedrijfswoning gekoppeld. Een gedeelte van het plangebied is thans in gebruik als agrarische grond.
Ecologische Hoofdstructuur
De Omgevingsvisie Gelderland laat zien dat het plangebied ligt in de Ecologische verbindingszone. In deze verbindingszone zijn een aantal modellen geprojecteerd om de aanwezige waarden te versterken.
Afbeelding 2.3: Uitsnede Omgevingsvisie Gelderland, Ecologische Hoofdstructuur
Ter plaatse van het plangebied zijn drie modellen van toepassing:
Model Das
Dit model is gebaseerd op de modellen das en boommarter en bestaat uit een brede corridor. De corridor is opgebouwd uit kleinschalig landschap waarin houtwallen, singels en bosjes dekking bieden en geleiding geven, en waarin voldoende geschikte voedselgebieden aanwezig zijn. 'Natte' elementen zijn niet noodzakelijk.
Dit model is, behalve voor das en boommarter, functioneel voor allerlei dieren van bossen, bosranden en kleinschalig landschap. In een enkel geval is dit model toegekend aan zones die in de eerste plaats verbetering van de uitwisseling van edelherten beogen. Dan dienen de voorkomende barrières (wegen) op een andere manier overbrugd te worden.
Model Kamsalamander
Dit model bestaat uit een corridor met stapstenen, ingebed in een landschapszone. 'Natte' elementen, met name poelen, zijn essentieel. Behalve de kamsalamander kunnen ook andere zeldzame amfibieën - heikikker, boomkikker, knoflookpad- en ringslang doelsoort zijn.
Dit model mikt op een herstel van kleinschaligheid, inclusief natte elementen. Daarmee is het toepasbaar zowel in het rivierengebied als op de lage zandgronden. De kwaliteit van de natte elementen is van groot belang, terwijl de 'droge' elementen zeer verschillend kunnen zijn. Het model biedt plaats aan een zeer grote verscheidenheid aan organismen, van spitsmuis tot steenuil en van libel tot vleermuis. De poelen dienen echter vrij van vis te zijn en te blijven.
Model IJsvogelvlinder
Dit model is gebaseerd op het model kleine ijsvogelvlinder en bestaat uit grote en kleine stapstenen open bos, in een landschapszone. Het is met name bedoeld voor organismen die niet zozeer uitgestrekte bossen nodig hebben, maar bos van hoge kwaliteit: vochtig, met gevarieerde samenstelling en structuurrijke randen en open plekken. De kleine ijsvogelvlinder en de grote weerschijnvlinder zijn daarvan goede voorbeelden. Tevens dient het model om kleine, geïsoleerde maar waardevolle bosjes uit hun isolement te halen.
2.2 Ontwikkelingen
2.2.1 De Gaarde tussen 345 en 347
Bebouwing
Ter plaatse van de nieuwbouwlocatie worden drie vrijstaande woningen gerealiseerd. Deze woningen worde gebouwd in een landschappelijk stijl en situering. De woningen worden, als verwijzing naar de vroegere boerenerven, gebouwd met als gezamenlijk middelpunt een typisch binnenplein. De woningen zelf zullen in landelijke stijl gebouwd worden met als verwijzing in de omgeving voorkomende boerderijtypen.
De volgende onderdelen zijn kenmerkend voor het bouwplan:
- rechte ontsluitingsweg haaks op De Gaarde en evenwijdig aan de waterloop;
- laanbeplanting aan beide zijden van de ontsluitingsweg;
- één kenmerkend hoofdgebouw type 't-boerderij';
- twee ondergeschikte 'schuurwoningen';
- de drie woningen geclusterd rondom een binnenplein.
Afbeelding 2.4: Indicatie woning type "t-boerderij"
Afbeelding 2.5: Indicatie woning type "schuurwoning"
In de bijlage is een overzicht opgenomen van het woningbouwprogramma conform de VAB-regeling. In totaal zullen de drie te realiseren woningen een inhoud krijgen van ca. 1.695 m3.
Situering
De nieuwbouwlocatie is gekozen vanwege meerdere redenen. De nieuwbouwlocatie maakt onderdeel uit van het perceel De Gaarde 345. Daar rustte vanuit het verleden nog een detailhandelsbestemming welke in de huidige tijd op deze locatie niet langere gewenst is.
Landschappelijke inrichting
Alle huidige aanwezige beplanting in en rondom het plangebied blijft behouden. Er worden geen ingrepen uitgevoerd aan de Zelhemse Beek. Ook de natuurvriendelijke oever blijft gehandhaafd. Er vinden geen ingrepen plaats die een negatief effect hebben op de grondwaterstand en -kwaliteit van het gebied ter plaatse.
In het kader van de geplande ruimtelijke ontwikkeling verdwijnt er een gedeelte open grasland. Hier komt een gedeelte bebouwing, verhard oppervlak en tuin. De tuin zal grotendeels ingericht worden met inheemse boomsoorten en streekeigen landschapselementen. Grasvegetaties worden als ruw grasland op extensieve wijze ingericht en beheerd. Een gedeelte van het huidige open grasland blijft behouden.
Het plan voorziet naast nieuwe bebouwing ook in het realiseren van een aantal natuurlijke elementen die een versterking van de kernkwaliteiten van de EHS ter plekke beogen. Bij deze nieuwe natuur wordt rekening gehouden met streekeigen beplanting en aansluiting op bestaand groen. Het creëren van nieuwe natuur is één van de ontwikkelingsopgaven voor de gehele Ecologische Hoofdstructuur.
Direct langs de Zelhemse Beek wordt een aanplant van zwarte elzen met struweel (hazelaar en gewone vogelkers) aangebracht. Deze groenstrook vormt een beekbegeleidende vegetatie, waarin kenmerkende soorten voor vochtige omstandigheden gebruikt worden. Deze nieuwe aanplant sluit aan op bestaande vegetatie langs De Gaarde en bestaande vegetatie langs de Zelhemse Beek. Deze beplanting past binnen de inrichtingsvoorschriften voor een corridor uit de aangewezen modellen kamsalamander, das en ijsvogelvlinder. De aanplant vormt een soort afscherming van de beek ten opzichte van de geplande bebouwing op het perceel.
Tussen de woonpercelen en de Zelhemse Beek worden ter versterking van de ecologische verbindingszone bomen geplant. Hiervoor worden de kenmerkende, streekeigen soorten meidoorn, vuilboom, zwarte els, hazelaar, gewone es, wilde appel, gewone vogelkers en gelderse roos gebruikt.
Op de erfgrens tussen het plangebied en het perceel horende bij De Gaarde 345 komt een struweel. Hiervoor worden de kenmerkende, streekeigen soorten meidoorn, vuilboom en gelderse roos gebruikt. Deze nieuwe aanplant sluit aan op de laanbeplanting langs De Gaarde. Deze beplanting past binnen de inrichtingsvoorschriften voor een corridor uit de aangewezen modellen kamsalamander, das en ijsvogelvlinder.
De graslandpercelen wordt als ruw gras op extensieve wijze beheerd. Hierdoor neemt het voedselaanbod voor een doelsoort als de das toe. Deze extensieve graslanden vormen een potentieel leefgebied voor diverse dagvlindersoorten als icarusblauwtje, oranjetipje, kleine vuurvlinder en diverse andere insecten.
Navolgend is het inrichtingsplan voor de locatie aan de Gaarde opgenomen. Hierop is tevens het perceel De Gaarde 345 opgenomen. Dit perceel maakt geen onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan.
Afbeelding 2.6: Uitsnede inrichtingsplan De Gaarde (volledig inrichtingsplan is als bijlage 7 toegevoegd)
Om de woningen aan De Gaarde landschappelijk in te passen heeft de initiatiefnemer Ontwerp & Adviesbureau 'De Groene Specht' een advies laten opstellen. Hieronder is een selectie sfeerbeelden bijgevoegd waaraan de ontwikkeling moet voldoen.
Afbeelding 2.7: Sfeerafbeelding landschappelijke inrichting nieuwbouwlocatie
2.2.2 De Gaarde, perceel natuurcompensatie
Om aantasting van de EHS te voorkomen en de kernkwaliteiten ter plaatste te versterken wordt naast de woningbouw ook nieuwe natuur gerealiseerd. Naast deze nieuwe natuur op de nieuwbouwlocatie, wordt er als onderdeel van het plan, ter compensatie van het bouwen in de EHS ook de agrarische kavel tegenover De Gaarde 345 heringericht. Dit perceel maakt onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk is in de de Omgevingsvisie Gelderland aangewezen als zoekgebied voor nieuwe natuur. Op dit perceel zal ca. 1 hectare nieuwe natuur gerealiseerd worden.
Kernkwaliteiten
Bij het inrichtingsplan van dit perceel is gekeken naar de kernkwaliteiten van de verbindingszone Zelhemse beek, zoals benoemd in bijlage 6 en 7 van de Omgevingsverordening:
- Overgangslandschap van het heideontginnings- kampen- en essenlandschap via de nattere broekontginningen naar het hoevenlandschap dicht bij de IJssel; dicht en kleinschalig in het oosten, steeds opener naar het westen;
- noordelijk deel onderdeel van Nationaal Landschap Graafschap;
- agrarisch gebied met enkele verbindingszones: Heidenhoekse Vloed en Wittenbrinkse en Zelhemse beekverbinden de Zumpe, Slangenburg en de Heidehoek met de landgoederen ten westen van Doetinchem (modellen das, kamsalamander, ijsvogelvlinder); Grote en Kleine beek verbinden de landgoederen bij Keppel met de IJssel (model winde);
- bijzondere natte schraallanden langs de Grote en Wittenbrinksbeek;
- leefgebied steenuil;
- cultuurhistorische waarden van de landgoederen, oude ontginningen en kavelpatronen, hakhout, houtwallen, singels, en boerderijen;
- abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir;
- ecosysteemdiensten: recreatie, drinkwater, waterberging.
Voor de Zelhemse beek gelden de volgende evz-modellen:
- das;
- kamsalamander;
- ijsvogelvlinder.
In paragraaf Bouwgeschiedenis en ruimtelijke structuur zijn de landschappelijke en ecologische kenmerken van deze modellen reeds toegelicht.
Het inrichtingsplan
Het inrichtingsplan voorziet in een zonnig gelegen poel, met aangrenzend een zandig wallichaam. Amfibieën gebruiken deze warme zandige plekken om snel op te warmen. De relatief warme poelen zijn bij uitstek geschikt om eieren af te zetten. De omliggende begroeiing biedt genoeg schuilmogelijkheden.
De houtwal, beplant met inheemse streekgebonden beplanting, geeft kleine zoogdieren een mogelijkheid zich te verplaatsen in de bescherming van struikgewas. De randbegroeiing langs de Zelhemse weg en het achterliggende voormalig spoorbaantracé vormen een corridor, waartussen lijnvormige beplantingselementen schakels vormen naar de Zelhemse beek. De houtwal vormt hierin een schakel. Evenzo functioneert het bosje aan de noordzijde van het perceel als tijdelijke schuilplek. De luwtes die ontstaan naast deze opgaande beplantingsstructuren zijn geschikt voor vlinders. Om deze reden wordt het omliggend terrein als extensief grasland beheerd. Deze terreinen zijn insektenrijk en daardoor zeer aantrekkelijk voor veel diersoorten.
Het nieuw te vormen stuk natuur vormt ook een schakel in een andere reeks, namelijk die van buurtbewoners naar het buitengebied. In het plan is daarom ook een wandelpad (uitgemaaid graspad) opgenomen. Door zichtlijnen open te houden is rekening gehouden met sociale veiligheid. Een nieuw te planten groep berken met een lagere onderbegroeiing van gagel geeft wat rugdekking richting de fietstunnel, zonder al te hoog op te groeien.
Onderstaand is een afbeelding van het inrichtingsplan voor deze locatie opgenomen, het hele inrichtingsplan is in de bijlage Inrichtingsplan De Gaarde, perceelnatuurcompensatie bijgevoegd.
Afbeelding 2.9: Inrichtingsplan nieuwe natuur
2.2.3 Broekstraat 15
Op de slooplocatie aan de Broekstraat 15 is conform het VAB-beleid alle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Enkel een voormalige varkensschuur zal gehandhaafd blijven. In totaal is 1.995 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt.
Afbeelding 2.10: overzicht gesloopte voormalig agrarische bedrijfsgebouwen Broekstraat 15
De vrijgekomen gronden zullen landschappelijk ingepast worden conform onderstaand inrichtingsplan. In de bijlage Inrichtingsplan Broekstraat 15 is het gehele inrichtingsplan bijgevoegd.
Afbeelding 2.11: Uitsnede inrichtingsplan Broekstraat 15
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
Dit hoofdstuk beschrijft het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen en indien noodzakelijk op de verbeelding en in de regels vertaald.
De volgende beleidsstukken zijn wel bekeken voor het plangebied, maar hebben geen invloed op de ontwikkeling:
- Archeologisch beleidskader, Provincie Gelderland, d.d. 10 maart 2010;
- Waterplan Gelderland 2010-2015, Provincie Gelderland;
- Regionale Structuurvisie Achterhoek, Regio Achterhoek, d.d. 26 april 2004;
- Beheersplan Waterschap Rijn en IJssel 2010-2015;
- Bomenverordening, gemeente Doetinchem, 2006.
Deze plannen zijn daarom ook niet verder toegelicht in dit plan.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder geldt bij stedelijke ontwikkelingen zoals bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur, indoorsport en leisure. In het bestemmingsplan moet een motivatie worden opgenomen of er aan de hand van de duurzaamheidsladder gekeken is of het project past bij de regionale behoefte en of de functies binnenstedelijk kunnen worden gerealiseerd. Het Bro bepaalt dat voor ondermeer bestemmingsplannen de treden van de ladder moeten worden doorlopen.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
De ladder bestaat uit drie treden (de 3 B's):
Trede 1.: Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan;
Trede 2.: Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties;
Trede 3.: Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.
In een handreiking zijn deze treden als volgt weergegeven:
Afbeelding 3.1: Ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)
Toetsing aan de Ladder van duurzame verstelijking levert de volgende resultaten op:
Aangezien de voorgenomen ontwikkeling betrekking heeft op een VAB-project (zie paragraaf 3.4.1.), waarbij voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt wordt en ter compensatie drie woningen gerealiseerd worden, kan niet worden gesproken van een stedelijke ontwikkeling. Derhalve is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland
Op 9 juli 2015 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland (juli 2015) vastgesteld. De belangrijkste nieuwe accenten in deze visie zijn:
- "Dynamisch" duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid.
- "Mooi" verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit.
- "Divers" duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken.
Voor het plangebied (deelgebied De Gaarde tussen 345 en 347) zijn met name de kaartlagen "Natuur" en "Water en natuur" van belang. Voor de locatie Broekstraat 15 zijn geen specifieke provinciale doelstelling opgenomen in de Omgevingsvisie die betrekking hebben op onderhavige ontwikkeling.
Natuur
Het te ontwikkelen gebied is aangemerkt als "Groene ontwikkelingszone". In de Groene Ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende doelstellingen:
- de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen en daarmee het Gelders Natuurnetwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren;
- ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie;
- kansen bieden voor creatieve functiecombinaties ter versterking van het natuurlijke systeem door een versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap in combinatie met stedelijke functies waaronder verblijfsrecreatie;
- beschermen van bos;
- specifieke weidevogel- en ganzenfoerageergebieden beschermen.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een functiecombinatie van realisatie van woningbouw en een significante versterking van de Groene Ontwikkelingszone. Langs de Zelhemse beek zal een groenzone worden gerealiseerd met streekeigen beplanting. Deze groenzone realiseert een verbinding met het ten zuiden van De Gaarde gelegen perceel wat als onderdeel van onderhavige ontwikkeling natuurlijk wordt ingericht. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.2.
Het natuurlijk in te richten perceel ten zuiden van De Gaarde is aangewezen als "Gelders Natuurnetwerk". De provincie wil:
- 5.300 hectare nieuwe natuur in het Gelders Natuurnetwerk in 2025 gerealiseerd hebben;
- natuur verbeteren en herstellen waar het gaat om internationale doelen;
- een goed beheer mogelijk maken.
Voor het behoud en de versterking van de biodiversiteit in Gelderland streeft de provincie naar het opheffen van versnippering en een goede aansluiting tussen het Natuurnetwerk en het Duitse Biotopverbund.
De voorgenomen herinrichting van dit perceel sluit naadloos aan bij bovenstaande provinciale doelstellingen.
Afbeelding 3.2: Uitsnede kaartlaag "Natuur" uit de Omgevingsvisie Gelderland
Water en natuur
Het plangebied en de omgeving daarvan is aangemerkt als "Water als verbinder". De provincie wil als onderdeel van de natte ecologische verbindingszones ook de realisatie van een veerkrachtig duurzaam watersysteem bevorderen. Beide opgaven laten zich goed verenigen door met een innovatieve invulling van natte ecologische verbindingszones een aantal beken in te richten als landschappelijke corridors, die natuurgebieden met elkaar verbinden en die tevens fungeren als een robuust watersysteem dat ruimte biedt om grote fluctuaties in de waterafvoer te faciliteren.
De voorgenomen herontwikkeling heeft geen negatief effect op de werking van de natte ecologische verbindingszone. Door de aanleg van een groenzone langs de beek en het natuurlijk inrichten van het perceel ten zuiden van De Gaarde, draagt de voorgenomen ontwikkeling juist bij aan de ecologische verbindende werking van de beek.
Afbeelding 3.3: Uitsnede kaartlaag "Water en natuur" uit de Omgevingsvisie Gelderland
3.3.2 Regionale woonagenda Achterhoek
Op 25 juni 2015 heeft de gemeenteraad de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 vastgesteld als opvolger van de Regionale Woonvisie 2010-2020. De Regionale woonagenda schets de kaders en geeft ruimte om de inhoud mede door andere partijen te laten invullen. Daarmee verschuift de rol van de overheid van inhoudelijk bepalend naar proces- begeleidend. Kernbegrippen zijn kaders stellen, faciliteren en ruimte geven.
De kernboodschap voor de komende jaren luidt dan ook:
- Er zijn (bijna) voldoende woningen (in aantallen) om te voorzien in de vraag. Het is noodzakelijk om de regionale ambitie (5.900 woningen toevoegen tussen 2010 en 2025) verder te verlagen met 10%. Het nieuwe regionale aantal is 3.145 woningen tussen 2015 en 2025.
- Een integrale aanpak is nodig om de bestaande woningen toekomstbestendig te maken (kwalitatief), waarbij de eigenaar een persoonlijke mix kiest van onderhoud, isolatie, energieopwekking en levensloopbestendig maken. Sloop/nieuwbouw kan een optie zijn.
- Voor leegstaand en leegkomend vastgoed is een gezamenlijke beeldvorming met een lokale aanpak nodig. Naast herbestemmen zal in toenemende mate ook sloop aan de orde zijn.
- Wonen en zorg vormt een belangrijk aandachtspunt bij al deze genoemde ontwikkelingen.
Regionaal wordt in het vierde kwartaal van 2015 begonnen om de Regionale woonagenda uit te werken in een uitvoeringsprogramma. Op 5 november 2015 is dit uitvoeringsprogramma door de raad van Doetinchem vastgesteld. Meer hierover in paragraaf Herziene woningbouwstrategie.
Voor Doetinchem betekent dit dat de gemeenteraad door vaststelling van de Regionale woonagenda onder andere heeft ingestemd met het aantal woningen, dat in Doetinchem mag worden toegevoegd tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2025, te maximeren op 1.375. In deze plannen is voor de locatie De Gaarde rekening gehouden met vijf woningen. Het worden er nu drie, dus bijstelling naar beneden toe is hiervoor doorgevoerd.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 VAB beleid
Hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing, nieuwe landgoederen en landelijk wonen in het buitengebied
Het Streekplan Gelderland (2005) biedt nieuwe beleidsruimte voor een aantal interessante zaken. Op 17 maart 2009 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de nieuwe beleidsruimte vastgelegd in deze notitie. Hierin is een doorvertaling gemaakt van de provinciale kaders naar de lokale Doetinchemse situatie. De in deze notitie beschreven beleidsregels passen binnen de door de Provincie Gelderland vastgestelde Streekplanuitwerking die door de acht Regio-Achterhoekgemeenten is opgesteld.
De uitwerking voor het onderdeel "functieverandering naar werken" is conform de Streekplanuitwerking overgenomen, behoudens één onderdeel (verblijfsrecreatie). Deze notitie gaat voornamelijk in op het onderdeel "functieverandering naar wonen", dat in de Streekplanuitwerking bewust algemeen is gehouden. Naast hergebruik van vrijgekomen agrarische bebouwing wordt er nadrukkelijk ruimte geboden voor vervangende nieuwbouw. Dit wordt gedaan omdat een groot deel van de vrijgekomen agrarische bebouwing ongeschikt is voor hergebruik door een slechte staat van onderhoud, ongeschikte vormgeving en de industriële uitstraling. Daarnaast kan, met uitzondering van monumentale bebouwing, sloop en vervangende nieuwbouw wettelijk niet voorkomen worden. De gemeente Doetinchem acht het dan ook verstandiger vervangende nieuwbouw direct toe te staan op het moment dat er nog nadrukkelijke eisen kunnen worden gesteld aan verevening en landschappelijke inpassing. De volgende regeling is van toepassing voor sloop en vervangende nieuwbouw van woongebouwen of woningen:
De te slopen oppervlakte (m2) kan verruild worden tegen de inhoud (m3) van een nieuw woongebouw, of woning. Hiervoor gelden de volgende spelregels:
- minimale reductie van het bebouwd oppervlak van 50% (inclusief bijgebouwen);
- vervangende nieuwbouw wordt begrensd op de muur; m.a.w. er is geen verdere uitbreiding mogelijk;
- per locatie mogen maximaal 4 wooneenheden opgericht worden;
- per locatie maximaal 2 nieuwe gebouwen;
- het bouwbesluit bepaald of sprake is van een volwaardige woning.
De gemeente stelt als harde voorwaarde dat vervangende nieuwbouw qua vormgeving en uitstraling passen in het buitengebied. Vervangende nieuwbouw mag ook op een andere locatie worden opgericht, mits dit een beweging van het buitengebied naar een dorps- of stadsrandzone is of uit de ecologische verbindingszone, waarbij de oppervlakte van het bouwkavel niet mag worden vergroot.
Om de ruimtelijke- en landschappelijke kwaliteit te waarborgen gelden voor de bouw van nieuwe woongebouwen of woningen - naast de hierboven genoemde uitgangspunten - de volgende voorwaarden:
- alle op het perceel aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, met uitzondering van monumentale - of karakteristieke/ beeldbepalende gebouwen;
- indien 2 woningen of woongebouwen worden gebouwd, dienen deze geclusterd en in de directe omgeving van de reeds aanwezige woonbebouwing gebouwd te worden;
- nieuwbouw van een woning of woongebouw dient in dezelfde bouwstijl als het reeds aanwezige hoofdgebouw plaats te vinden ("dezelfde stijl" betekend niet dat het een exacte kopie moet worden). Deze voorwaarde zal door welstand worden beoordeeld;
- een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van de nieuwe woning(en) of woongebouwen.
Toetsing aan het VAB- beleid
De voorgenomen ontwikkeling voldoet niet in zijn geheel aan de beleiduitgangspunten van het VAB-beleid.
- Bij onderhavige ontwikkeling wordt de vervangende nieuwbouw op een andere locatie gerealiseerd dan de slooplocatie;
- Ter plaatse van de nieuwbouwlocatie worden drie vrijstaande woningen gerealiseerd;
- De nieuwbouwlocatie is gelegen in de Ecologische hoofdstructuur.
Maar in de onderhavige situatie vindt een dusdanige ruimtelijke kwaliteitswinst plaats dat dit bovenstaande afwijkingen verantwoord. Deze ruimtelijke kwaliteitswinst wordt op de volgende wijze gerealiseerd:
- De nieuwbouwlocatie is gelegen in de stadsrandzone van Doetinchem waardoor naast de sloop van de voormalig agrarische bedrijfsbebouwing t.p.v. de Broekstraat 15 verstening van het buitengebied wordt tegengegaan;
- Onderdeel van de voorgenomen ontwikkeling betreft het verwijderen van de ongewenste detailhandelsbestemming op het perceel De Gaarde 345. Deze bestemmingswijziging is in het bestemmingsplan "Buitengebied - 2012" reeds doorgevoerd.
- Er wordt een aanzienlijke hoeveelheid (1.995 m2) voormalige agrarische bedrijfsbebouwing in één ontwikkeling gesloopt waarbij de compensatiewoningen in één project geclusterd worden gebouwd. Op deze wijze wordt voorkomen dat de aanwezige sloopcapaciteit in meerde projecten ingezet wordt waardoor verspreiding van meerdere nieuwbouwwoningen in het buitengebied van Doetinchem mogelijk wordt.
- Ter compensatie van het bouwen in de EHS maakt ter compensatie tevens het natuurlijk in te richten perceel aan de overzijde van De Gaarde (grenzend aan de EHS) onderdeel uit van de planvorming (zie ook paragrafen 2.2.1 en 2.2.3).
Conform VAB-beleid moet de initiatiefnemer hiervoor slooprecht van een andere locatie inzetten conform de strategie van omzetting van m2 sloopoppervlakte naar m3 bouwvolume. In onderstaande tabel is een overzicht hiervan weergegeven.
De bijgebouwen zullen inpandig worden uitgevoerd. Van de eis om de bijgebouwen inpandig te realiseren kan worden afgeweken met een afwijkingsbesluit van het bevoegd gezag. Een afwijking is slechts mogelijk als een stedenbouwkundig verantwoord plan kan worden overlegd, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met de richtlijnen van het “boerenerf principe” (welstandsnota) en geen rommelige aanblik ontstaat rond het “boerenerf” als gevolg van versnipperde bebouwing.
Locatie | Sloop | Bouwvolume |
Broekstraat 15 | 1.995 m2 | 1.695 m3 (sloop m2 - 3 x 100 m2 bijgebouwen) |
De Gaarde tussen 345 en 347 | ||
Type 'T-boerderij' | Minimaal 475 m3, maximaal 700 m3 | |
Type 'Schuurhuis' (2x) | Minimaal 375 m3, maximaal 500 m3 | |
Bijgebouwen | 3 x 100 m2 | |
Totaal | 1.995 | Maximaal 2.000 |
3.4.2 Nota Cultuurhistorie: Doetinchem, Cultuurhistorierijk!
Op 3 november 2008 is de Nota 'Doetinchem: Cultuurhistorierijk!' vastgesteld als structuurvisie door de gemeenteraad van Doetinchem. De Nota beschrijft de cultuurhistorische opgave in Doetinchem voor de komende 10 jaar.
Bij vaststelling van de nota was er nog weinig in beeld van het cultuurhistorisch erfgoed. Inmiddels is een aantal grote onderzoeken afgerond en de kennis toegenomen. Het blijft van belang om bij ruimtelijke ontwikkelingen onderzoek uit te voeren of aan te vullen naar de ter plaatse aanwezige cultuurhistorie.
In de Nota staat dat Doetinchem als cultuurhistorisch waardevolle gemeente opnieuw op de kaart moet worden gezet. Om dat te bereiken zijn verschillende historische identiteiten benoemd. De drie meest bepalende zijn het sterk gevarieerde landschap met haar karakteristieke boerderijen, de naoorlogse wijken en het industrieel erfgoed van detailhandel tot ware industrie.
De Nota anticipeert en geeft gevolg aan nationaal en provinciaal beleid en geeft uitwerking aan de Monumentenwet. In de Nota staat beschreven welke concrete langetermijndoelen zijn geformuleerd. Tevens is beschreven hoe op korte termijn het kwaliteitsniveau van de cultuurhistorie binnen de gemeente Doetinchem een impuls kan krijgen.
Speerpunten voor het behalen van de doelstelling zijn:
- Het terugbrengen en versterken van besef en waardering voor het cultuurhistorisch erfgoed;
- Kennisvermeerdering over het cultuurhistorisch erfgoed;
- Visualisatie en exposure van het cultuurhistorisch erfgoed;
- Stimulering wisselwerking tussen cultuurhistorisch erfgoed, moderne stedenbouw en landschapsontwikkeling.
Binnen de gemeente Doetinchem wordt gewerkt aan een inhaalslag op het gebied van informatie en kennis over de cultuurhistorie. Iedere ruimtelijke ontwikkeling moet benut worden om de kennisleemte verder aan te vullen. Daarnaast moet de beschikbare kennis benut worden als belangrijk ingrediënt en inspiratiebron bij de betreffende ontwikkeling.
Voor de uitvoering van de Nota heeft de gemeente Doetinchem zelf ook verschillende onderzoeken gedaan naar het cultuurhistorische erfgoed in haar gemeente. De onderzoeken zijn, samen met de erfgoedverordening, vastgesteld door de gemeenteraad. Met de erfgoedverordening wordt de onderzochte aanwezige cultuurhistorische waarde in de gemeente beschermd tegen aantasting en verdwijning.
Ten aanzien van cultuurhistorische aspecten inzake de nieuwbouwlocatie kan het volgende gesteld worden. In de Kadernota Ruimtelijke Kwaliteit, Achterhoekse Erven veranderen is een inventarisatie gemaakt van typische Achterhoekse boerenerven. Deze kadernota is opgesteld door de Regio Achterhoek en kan gebruikt worden bij bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe erven. Het principe van het 'collectieve' gedeelte van het erf (binnenplein) en de woningen daaromheen gelegen in het plan aan De Gaarde wordt hierin als streekeigen beschouwd.
Het inrichtingsplan van Bruggink Projectontwikkeling B.V. is gebaseerd op de landelijke omgeving. De drie woningen worden gerealiseerd rondom een 'boerenerf'. De woningen krijgen tevens een landelijk karakter. De voorgestane ontwikkeling sluit daarmee aan op hetgeen is opgenomen in de nota cultuurhistorie.
3.4.3 Waterplan Doetinchem
De gemeente Doetinchem heeft samen met het waterschap Rijn en IJssel het Waterplan Doetinchem opgesteld. In dit beleidsdocument is de integrale omgang met water in stedelijk en landelijk gebied aangegeven ter ondersteuning van het streven te komen tot veerkrachtige watersystemen en het scheiden van vuil- en schoonwaterstromen als principe. Sinds de gemeentelijke herindeling (2005) is dit beleid ook van toepassing op het gebied van de voormalige gemeente Wehl.
Het Waterplan Doetinchem bundelt op lokaal niveau het inzicht in de huidige situatie en geeft in de streefbeelden en ambities aan hoe duurzaamheids- en gidsprincipes van integraal waterbeheer in plannen vertaald kunnen worden. Hierin zijn belangen van ruimtelijke ordening, milieu, natuur en toerisme meegewogen.
Het waterplan is door de gemeente in samenwerking met waterschap, waterbedrijf, vertegenwoordigers van natuur en milieubelangen, inwoners en bedrijfsleven tot stand gekomen. In het waterplan zijn Rijksbeleid, provinciaal beleid en het beleid van het waterschap als fundamentele elementen opgenomen. Het Waterplan uit 2003 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015 vormen samen de basis voor de omgang met water in het algemeen en het rioleringsstelsel in het bijzonder.
Met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het stedelijk gebied zijn de volgende gidsprincipes voor integraal waterbeheer van belang:
- Het toepassen van de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren;
- Water van schoon naar minder schoon laten stromen (geen afwenteling);
- Met water de identiteit van een plek zichtbaar maken;
- Een goede communicatie opzetten (intern en extern);
- Water als mede-ordenend principe toepassen bij ruimtelijke plannen;
- Samenwerken en afstemmen;
- Balans in watersysteem en waterketen.
Door het toepassen van deze principes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem binnen de gemeentegrenzen, gecombineerd met een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water. Er is een goede samenwerking en afstemming tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen, en er vindt geen bestuurlijke, financiële of ruimtelijke afwenteling plaats. Dit is het algemene streefbeeld voor 2030.
In het waterplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt. in paragraaf Water wordt nader op het aspect water ingegaan. Dit bestemmingsplan sluit aan op het gestelde in het waterplan.
3.4.4 Herziene woningbouwstrategie
De gemeente Doetinchem heeft het kwantitatieve deel van de regionale woonagenda uitgewerkt in de herziene woningbouwstrategie. Deze is op 5 november 2015 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. In de herziene woningbouwstrategie is vastgelegd, dat in Doetinchem tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2025 maximaal 1.375 woningen mogen worden toegevoegd.
In de herziene woningbouwstrategie is voor de locatie De Gaarde 345 rekening gehouden met de realisatie van vijf woningen. Ook is in de herziene woningbouwstrategie besloten om voor deze woningen voorzienbaarheid te creëren. Dat betekent, dat aan de initiatiefnemer een bepaalde termijn gesteld wordt om zijn initiatief tot ontwikkeling te brengen. Met dit bestemmingsplan wordt het initiatief ontwikkeld nog voordat de termijn is gesteld. Het aantal woningen is daarbij gedaald van vijf naar drie. Deze aanpassing verwerken we in het woningbouwprogramma.
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid
4.1 Algemeen
Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.
4.2 Milieuaspecten
Verschillende onderzoeken ter onderbouwing van de milieuplanologisch haalbaarheid zijn reeds in 2011 uitgevoerd. Dit betreft de onderzoeken naar bodem, akoestiek en flora en fauna en naar verschillende omgevingsaspecten. Sinds het uitvoeren van deze onderzoeken zijn er ter plaatse van het plangebied en in de omgeving van het plangebied geen significante veranderingen opgetreden waardoor de conclusies uit de rapportages nog steeds van kracht zijn.
4.2.1 Bodem
Bij een bestemmingsplan moet worden bepaald dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Hiertoe is door Aveco de Bondt ter plaatse van de nieuwbouwlocatie een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd. Dit onderzoek d.d. 4 februari 2011, met kenmerk 10.2247, is in de bijlage bijgevoegd.
Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat door de vastgestelde bodemkwaliteit er geen risico's zijn voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de interventiewaarde overschreden. Gegeven de onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige gebruik en voorgenomen nieuwbouw (realisatie woningen).
4.2.2 Akoestiek
Wegverkeerslawaai
Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen en voorkeursgrenswaarden opgenomen.
Er is van rechtswege een zone gelegen langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km gebieden. Voor alle woningen en geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van die weg liggen, moet de geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai berekend worden.
Aangezien het plangebied is gelegen binnen de invloedsfeer van meerdere wegen is door Aveco de Bondt een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat ten gevolge van de Doetinchemseweg/Zelhemseweg (N315) de maximale geluidbelasting 52 dB bedraagt (inclusief aftrek 2 dB artikel 110g Wgh). Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Er dient derhalve een hogere grenswaarde aangevraagd te worden. De maximaal te ontheffen waarde van 53 dB wordt niet overschreden.
Railverkeerslawaai
Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wet geluidhinder) een zone gelegen langs iedere spoorlijn (die zone bedraagt binnen de gemeentegrens Doetinchem 100 meter). De dichtsbijzijnde spoorlijn ligt op circa 2.600 meter van het plangebied De Gaarde. Het aspect railverkeerslawaai vormt zodoende geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Industrielawaai
In de omgeving van het plangebied liggen geen bedrijven die geluidhinder kunnen opleveren. Dit aspect levert dus geen belemmeringen voor de ontwikkeling aan De Gaarde.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande en de resultaten van het uitgevoerde akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai wordt geconcludeerd dat voldaan zal worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder. Wel dienen hiertoe hogere grenswaarden verleend te worden.
4.2.3 Lucht
'Wet luchtkwaliteit'
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de 'Wet luchtkwaliteit' (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2). Als kan worden aangetoond dat aan één of een combinatie van voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitvoeren van ruimtelijke plannen.
Deze voorwaarden zijn:
- a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
- b. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van fijn stof en stikstofdioxide;
- d. een project is opgenomen binnen het NSL of een regionaal programma van maatregelen.
De kritische parameters voor wat betreft de luchtkwaliteit zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof bedragen 40 µg/m3 als jaargemiddelde concentratie. Voor fijn stof geldt daarnaast een daggemiddelde concentratie van 50 µg/m3, welke 35 keer per kalenderjaar mag worden overschreden. De overige stoffen zoals benzeen en koolmonoxide worden niet meegenomen in het onderzoek, daar de grenswaarden voor deze stoffen in Nederland niet meer worden overschreden.
Besluiten en Regelingen welke gekoppeld zijn aan de 'Wet luchtkwaliteit' zijn ondermeer de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007
De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 bevat voorschriften voor het berekenen en rapporteren van luchtverontreinigde stoffen in de buitenlucht.
Tevens is in regeling bepaald dat de zwevende deeltjes, die zich van nature in de buitenlucht bevinden en niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de luchtkwaliteit buiten beschouwing mogen worden gelaten (de zogenaamde 'zeezoutcorrectie').
Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Deze algemene maatregel van bestuur ("Besluit nibm") geeft aan wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dat is het geval als de toename van fijn stof of stikstofdioxide niet meer bedraagt dan 3% van de grenswaarde (jaargemiddelde concentratie: 40 µg/m3). De toename mag derhalve maximaal 1,2 µg/m3 bedragen.
Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Deze ministeriële regeling ("Regeling nibm"), geeft aan hoeveel woningen en of kantoren kunnen worden gerealiseerd zonder dat een toename van 1,2 µg/m3 voor de kritische parameters fijn stof en stikstofdioxide wordt overschreden. Deze grens ligt bij 1.500 woningen / 100.000 m2 (bruto vloeroppervlak) kantoren aan een enkele ontsluitingsweg of 3.000 woningen / 200.000 m2 kantoren aan twee ontsluitingswegen.
Conclusie
Het plan De Gaarde omvat de bouw van drie woningen. De drie woningen worden ontsloten door één ontsluitingsweg. Het parkeren geschiedt op eigen terrein. Het aantal woningen ligt ruim onder de grens van 1.500 woningen.
Het aantal te realiseren woningen ligt onder de grens van 1.500 woningen aan een enkele ontsluitingsweg en 3.000 woningen aan twee ontsluitingswegen. Gelet hierop kan conform de "Regeling nibm" geconcludeerd worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Hiermee wordt voldaan aan voorwaarde c. van de 'Wet luchtkwaliteit'. De luchtkwaliteitseisen vormen derhalve geen belemmering voor het uitvoeren van de ruimtelijke plannen.
Goed woon- en leefklimaat
Naast de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de luchtkwaliteit, moet worden bezien of er voor de te realiseren woningen voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Hiervoor is de "Grootschalige concentratie- en depositiekaart Nederland" van het RIVM geraadpleegd. Ten aanzien van de maatgevende aspecten, fijn stof en stikstofdioxide, is er voor Doetinchem het volgende te melden. Voor stikstofdioxide geldt dat de achtergrondconcentratie in Doetinchem 20,8 µg/m3 (peiljaar 2010) betreft. Voor fijn stof betreft de achtergrondconcentratie 26,3 µg/m3 (peiljaar 2010). Aangezien voor beide stoffen de grenswaarde van 40 µg/m3 niet wordt overschreden, kan gesteld worden dat de plaatselijke luchtkwaliteit een goed woon- en leefklimaat niet belemmerd.
Afbeelding 4.1: Achtergrondconcentratie Stikstofdioxide omgeving Doetinchem (Bron: http://geodata.rivm.nl/gcn)
Afbeelding 4.2: Achtergrondconcentratie Fijn stof omgeving Doetinchem (Bron: http://geodata.rivm.nl/gcn)
4.2.4 Externe veiligheid
Doel van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat er nabij kwetsbare (o.a. woningen, scholen) en beperkt kwetsbare (o.a. kantoren en hotels) bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient dit bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan in kaart worden gebracht.
In de quickscan Externe veiligheid wordt een inventarisatie gemaakt van de transportroutes van gevaarlijke stoffen. Daarnaast worden de bedrijven die gevaarlijke stoffen be- en of verwerken in kaart gebracht. Deze quickscan heeft tot doel een helder beeld te geven van de te verwachten gevaren. Mocht blijken dat er een kans bestaat dat hiervoor genoemde activiteiten mogelijk invloed hebben op de ontwikkeling dient er nader onderzoek te worden uitgevoerd.
Afbeelding 4.3: Uitsnede uit Risicokaart
Inrichtingen
Op basis van de Risicokaart is geïnventariseerd of er in de nabijheid van het plangebied zich bedrijven bevinden die gevaarlijke stoffen be- en of verwerken.
Uit analyse van de Risicokaart blijkt dat zich geen objecten in de nabijheid of binnen het plangebied bevinden met een risicocontour ten aanzien van groepsrisico of plaatsgebonden risico.
Transport
Naast inrichtingen vormt het transport van goederen over weg, spoor, water of buisleidingen tevens een potentiële risicobron.
Buisleidingen
Op de Risicokaart is tevens te zien dat er geen buisleidingen met een risicocontour in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn.
Wegtransport
In het Basisnet Weg zijn de hoofdwegen aangewezen welke gebruikt mogen worden door vrachtwagens voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
De gemeente Doetinchem heeft een routering voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg ingesteld. Geen van de wegen in de buurt van het plangebied is hierbij aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Geconcludeerd kan worden dat er geen gevaarlijke stoffen in de nabijheid van het plangebied vervoerd zullen worden.
Spoortransport
Het Basisnet Spoor heeft tot doel dat er meer transport over het spoor, met name vervoer van gevaarlijke stoffen, kan plaatsvinden waarbij zo min mogelijk bouwplannen gehinderd worden.
Het plangebied is niet gelegen binnen deze zone. Gesteld kan worden dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied.
Waterwegen
In de nabijheid van het plangebied zijn geen waterwegen gelegen die gebruikt kunnen worden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit aspect wordt dan ook verder buiten beschouwing gelaten.
Conclusie
Ten aanzien van het aspect Externe veiligheid zijn geen problemen te verwachten die de realisatie van onderhavig project belemmeren.
4.2.5 Bedrijvigheid
Een goede ruimtelijke ordening probeert hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten te voorkomen. Door bijvoorbeeld bij voorgenomen ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar zoveel mogelijk uitgesloten en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Richtinggevend hiervoor is de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (uitgave 2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Bedrijven zijn hierin gerangschikt naar een milieucategorie op basis waarvan een richtafstand voor elk hinderaspect is aangegeven. Deze hinderaspecten zijn: geluid, geur, gevaar en stof. Voor de richtafstand van de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' geldt dus dat sprake is van een richtlijn, waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat wanneer meer specifieke informatie bekend is, dat deze specifieke informatie voorgaat.
Afbeelding 4.4: Bedrijven (geel) in omgeving plangebied (rood)
Bedrijf 1: Eelderink Zelhem
Eelderink Zelhem BV, gelegen op circa 500 meter vanaf het plangebied, is een loonwerkerbedrijf. Daarnaast is het bedrijf gespecialiseerd in akkerbouw, bloembollenteelt en grondverzet. Voor de volledigheid gaan we uit van de activiteit die volgens de VNG publicatie de grootste milieuzonering heeft. Voor Eelderink Zelhem betekent dat hier uitgegaan kan worden van een zone rondom het bedrijf van 50 meter voor het aspect geluid.
Bedrijf 2: Loodgietersbedrijf Vriezen BV
Loodgietersbedrijf Vriezen, gelegen op circa 215 meter van projectgebied De Gaarde kent een geluidszone voor het aspect geluid van 50 meter.
Bedrijf 3: Maatschap Gussinklo
Maatschap Gussinklo, gelegen aan de Doetinchemseweg, is een rundveehouderij op circa 280 meter van het plangebied. De VNG-publicatie kent hier als grootste zonering 100 meter voor het aspect geur.
Conclusie
Ten aanzien van het aspect Bedrijven & milieuzonering zijn er door de ontwikkeling aan De Gaarde geen problemen te verwachten die de enerzijds de realisatie van de drie woningen belemmerd als anderzijds bedrijven in hun mogelijkheden beperken.
4.3 Overige Aspecten
4.3.1 Flora en fauna
Binnen de grenzen van de gemeente Doetinchem is de Zumpe aangewezen als beschermd natuurgebied. Overige beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, waarin de gebiedsbescherming vanuit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn is geïmplementeerd, zijn binnen de gemeente Doetinchem niet aanwezig.
De Flora- en faunawet is per 1 april 2002 van kracht. In die wet is de zorgplicht, artikel 2, opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
De zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Naast de zorgplicht voor álle dieren en planten zijn in de Wijziging Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet van 25 januari 2005 (Staatscourant, 2 februari 2005), drie tabellen opgenomen met een overzicht van beschermde inheemse dieren en planten. Ter voorkoming van verontrusting, verstoring, doden, vernieling van vaste rust- of verblijfplaatsen e.d. van beschermde soorten dient voorafgaand aan plan- en visievorming, uitvoering, verstrekken van vergunningen (bouw-, sloop-, aanleg-, en milieuvergunningen) en aanleg- of reconstructiewerken een inventarisatie plaats te vinden van de beschermde flora- en faunasoorten, met daaraan gekoppeld een beschrijving van de effecten en eventuele mitigerende (maatregelen om het fysische effect van barrières te verminderen) en compenserende maatregelen om de eventuele negatieve effecten te beperken of te voorkomen. Op basis van de aangetroffen soorten dient er een afweging plaats vinden voor de instandhouding van de biodiversiteit en hun ecotoop.
Bij het verlenen van een vergunning op grond van het bestemmingsplan, dienen de verbodsbepalingen artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet in acht te worden genomen. Dat houdt in dat, voorafgaand aan de verlening van een vergunning, onderzoek dient te worden uitgevoerd naar het voorkomen van dier- en plantsoorten die op grond van de Flora- en faunawet bescherming genieten. Met name binnen de stedelijke omgeving dient aandacht te worden geschonken aan de aanwezigheid van en de invloed op vleermuizen. Tevens dient te worden onderzocht in hoeverre de verstoring, vernieling of verontrusting van de beschermde soorten plaatsvindt. Indien inbreuk wordt gepleegd op de verbodsbepalingen die op grond van de bepalingen van de Flora- en faunawet zijn vastgesteld, kan een vrijstelling gelden of een verzoek tot ontheffing worden aangevraagd.
Nieuwbouwlocatie De Gaarde
Om te onderzoeken in hoeverre te beschermen flora en fauna in het geding zijn door onderhavige ontwikkeling is door Aveco de Bondt een quickscan flora en fauna uitgevoerd ter plaatse van de nieuwbouwlocatie. Hieruit kwam het volgende naar voren:
Vaatplanten
Er zijn geen beschermde of bedreigde soorten aangetroffen, waardoor geen maatregelen of een ontheffing nodig zijn.
Broedvogels
Voor de geplande ruimtelijke ingrepen zijn geen maatregelen of een ontheffing benodigd.
Zoogdieren
Voor de Haas en de Mol geldt een vrijstellingsregeling voor ongedierte bestrijding, bestendig beheer, gebruik en onderhoud en in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Hierdoor zijn geen specifieke maatregelen of een ontheffing noodzakelijk.
Overige soorten
Voor de geplande ruimtelijke ingrepen zijn geen specifieke maatregelen of een ontheffing benodigd.
Ecologische hoofdstructuur
Om aantasting van de EHS te voorkomen en de kernkwaliteiten ter plaatse te versterken wordt naast woningbouw ook nieuwe natuur gerealiseerd. Significant negatieve effecten op de kernkwaliteiten van de EHS worden niet verwacht. Door de realisatie van nieuwe natuur, het gebruik van inheemse, streekeigen soorten en het aansluiten op bestaande groenstructuren vormt de geplande ruimtelijke ontwikkeling een versterking voor de kernkwaliteiten van de EHS.
Conclusie
Op basis van het uitgevoerde onderzoek naar flora en fauna kan worden geconcludeerd dat er geen te beschermen flora en fauna in het plangebied aanwezig is die door de voorgenomen ontwikkeling aangetast kunnen worden.
4.3.2 Water
De watertoets
Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.
Waterplan Doetinchem
In paragraaf Waterplan Doetinchem is het Waterplan Doetinchem behandeld. Het beleid dat daarin is verwoord is vertaald in deze waterparagraaf.
Waterhuishoudkundige aspecten
Thema | Toetsvraag | Relevant |
Hoofdthema's | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | 1. Nee 2. Nee |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is er een toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van waterschap? | 1. Nee 2. Nee 3. Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | 1. Nee 2. Ja 3. Nee 4. Nee |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | 1. Ja 2. Nee 3. Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? | 1. Ja |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | 1. Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | 1. Nee 2. Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | 1. Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? | 1. Ja 2. Nee 3. Nee 4. Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | 1. Ja 2. Nee |
Aandachtsthema's | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | 1. Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | 1. Nee |
Toelichting per relevant waterhuishoudkundig thema
Wateroverlast (oppervlaktewater)
Een toename in het verharde oppervlak resulteert in een versnelde afvoer van hemelwater. Als dit hemelwater niet vertraagd wordt afgevoerd wordt het watersysteem zwaarder belast en het waterbezwaar naar benedenstroomse gebieden afgewenteld. Ook is er geen aanvulling van het grondwater. Uitgangspunt is dat (nieuwe) ontwikkelingen minimaal hydrologisch neutraal zijn of een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.
Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met ca. 550 m2. Om wateroverlast te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen - afvoeren behandeld, dit conform de beleidsuitgangspunten uit het GPR 2010-2015. Het hemelwater wordt ter plaatse geïnfiltreerd/ geborgen in wadi's, infiltratievoorzieningen, helofytenfilters, bergingsvijver, etc. In een vervolgstadium wordt dit nader uitgewerkt. Op deze wijze kan regenbui T=10+10% (40mm * 550 m2 = 22 m3) worden opgevangen in het plangebied en vertraagd worden afgevoerd. In extreme situaties zou bui T=100+10% tot aan maaiveld of op maaiveld geborgen kunnen worden zonder dat er waterschade optreedt.
Grondwateroverlast
Nieuwe ontwikkelingen mogen geen structurele overlast van het grondwater ondervinden of grondwateroverlast veroorzaken. Het plangebied kenmerkt zich door een slecht doorlatende deklaag (matig/ zeer fijn zand, matig tot uiterst siltig ) bevinden zich slecht doorlatende lagen. De grondwaterstand is overgenomen uit de Wateratlas van de provincie Gelderland en bedraagt (GHG) ca. 1,20- 1,6 m-mv.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Nieuwe ontwikkelingen mogen geen verslechtering van de oppervlaktewaterkwaliteit tot gevolg hebben. Vanuit het plangebied wordt hemelwater via een nader te bepalen methode geloosd op het oppervlaktewatersysteem (zie ook wateroverlast). Van het rechtstreeks lozen van hemelwater op het oppervlaktewater zal geen sprake zijn. Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden.
Natte natuur
Het plangebied bevindt zich in een Ecologische Verbindingszone (EVZ). Hierop is het Kamsalamandermodel van toepassing. Dit model mikt op een herstel van kleinschaligheid inclusief natte elementen. De kwaliteit van de natte elementen is van groot belang, terwijl de "droge" elementen zeer verschillend kunnen zijn. Vanuit de gemeente is een notitie opgesteld waarin een onderbouwing is opgenomen dat de ontwikkeling past binnen de aanleg van de EVZ "Significante negatieve effecten op de kernkwaliteiten van de Ecologische Hoofdstructuur ter plekke worden niet verwacht. Door de realisatie van nieuwe natuur, het gebruik van inheemse, streekeigen soorten en het aansluiten op bestaande groenstructuren vormt de geplande ruimtelijke ontwikkeling een versterking voor de kernkwaliteiten van de EHS ter plekke".
Inrichting en beheer
In of nabij het plangebied zijn twee watergangen gelegen: aan de noordzijde watergang GRB00.000 (de Grote Beek) en aan de zuidzijde watergang GRB04.000. Het beheer en onderhoud van het watersysteem dient met het reguliere onderhoudsmaterieel van het waterschap mogelijk te zijn. De voorgenomen ontwikkelingen hebben geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van deze watergangen. Voor beide watergangen is de Keur van toepassing. Dit betekent dat er naast de watergang tot 5 meter uit de insteek van de watergang een beschermingszone ligt. Activiteiten en werkzaamheden in deze zone zijn vergunningplichtig.
Afvalwater woningen
In de toekomstige situatie zal voor het afvalwater van de woningen aangesloten worden op het bestaande rioolstelsel in de omgeving van het plangebied.
Conclusie
Gelet op bovenstaande resultaten van de Watertoets, welke in zijn geheel als bijlage 5 is bijgevoegd, kan worden gestelde dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen ten aanzien van de waterhuishouding oplevert. De watertoets is ter toetsing aangeboden aan het Waterschap Rijn en IJssel. Het Waterschap heeft op 1 november 2011 aangegeven in de kunnen stemmen met de voorgenomen ontwikkeling en de opgestelde Watertoets.
4.3.3 Monumenten en archeologie
Het begrip cultuurhistorie omvat het cultureel erfgoed met betrekking tot archeologie, historische geografie en historische stedenbouwkunde. De zorg voor het cultureel erfgoed is ondergebracht bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, voorheen de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).
Historisch stedenbouwkundig erfgoed
In het geval van ruimtelijke planvorming dient de waarde van het cultuurhistorisch erfgoed in het plangebied te worden meegenomen in het toetsingskader, daar deze van invloed kan zijn op de ontwikkelingsmogelijkheden van de betreffende locatie. In het plangebied zijn geen gemeentelijke of Rijksmonumenten aanwezig.
In paragraaf Nota Cultuurhistorie: Doetinchem, Cultuurhistorierijk! is onderbouwd op welke wijze in onderhavige ontwikkeling rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden van de omgeving van het plangebied.
Archeologisch erfgoed
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.
Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Het belangrijkste doel van deze wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen. Wie dan ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek doen en de kosten daarvan op zich nemen. Ook als het onderzoek uiteindelijk tot een opgraving leidt.
Het archeologiebeleid van de gemeente Doetinchem is er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. In haar rol van bevoegd gezag kan de gemeente van initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen vragen aan te geven wat de effecten van de voorgenomen bodemingrepen zullen zijn op de eventueel aanwezige archeologische waarden. Om deze reden heeft de gemeente Doetinchem (mede als uitvoering van de nota cultuurhistorie) een archeologische beleidskaart laten opstellen waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn. De archeologische beleidskaarten zijn samen met de erfgoedverordening op 18 november 2010 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. De archeologische beleidskaarten zijn terug te vinden op: http://www.doetinchem.nl/cultuurhistorie/rapporten_43307/
Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart heeft het plangebied een lage archeologische waarde en conform de beleidskaart is archeologisch onderzoek noodzakelijk voor plangebieden groter dan 2.500 m2 in combinatie met bodemingrepen diepen dan 30 cm. In onderhavige situatie is het plangebied (plandeel De Gaarde tussen 345 en 347) waar de bodemingrepen plaatsvinden, kleiner dan 2.500 m2 waardoor archeologisch onderzoek achterwege kan blijven. Voor het natuurlijk in te richten perceel ten zuiden van De Gaarde geldt een hoge verwachtingswaarde. Hiervoor geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 40 cm over een oppervlakte groter dan 250 m2 archeologisch onderzoek benodigd is. Met de voorziene natuurinrichting wordt deze grens niet overschreden waardoor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet benodigd is.
Wel dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in verband met de mogelijkheid tot toevalsvondsten.
4.3.4 Verkeer en parkeren
Op 23 februari 2012 is de Nota Parkeernormen en Parkeerfonds vastgesteld. Conform dit gemeentelijk beleid dient het parkeren op eigen terrein opgelost te worden waarbij voor een woning als voorzien binnen het plangebied een parkeernorm van 1,8 pp/woning aangehouden moet worden. Een overzicht van de geldende parkeernormen en de wijze waarop het parkeren op eigen terrein berekend wordt, is opgenomen in bijlage Parkeernormen bij de planregels.
In onderhavig plangebied is voldoende ruimte voor parkeren op eigen terrein conform bovenstaande uitgangspunten, waarmee voldaan wordt aan het geldende parkeerbeleid. In de planregels bij de bestemming "Wonen" is een koppeling gemaakt met de in bijlage 3 bij de planregels opgenomen parkeernormen waardoor de realisatie van voldoende parkeerplaatsen juridisch gewaarborgd is.
Ten aanzien van de toekomstige verkeersituatie dient te worden opgemerkt dat de gezamenlijke inrit/ontsluitingsweg een private weg betreft, waarbij de aanleg en onderhoud voor de rekening van de bewoners zal zijn.
Gelet op de geringe omvang van het plan is er geen aanleiding aan te nemen dat de aanwezige verkeerstructuur de verkeersaantrekkende werking van het plan niet aan kan.
Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid en ook de ruimtelijke- en milieutechnische randvoorwaarden zijn doorvertaald naar de bestemmingen en regels. De bestemmingen en regels vormen het juridische deel van het bestemmingsplan, dat bindend is voor de burger en de overheid.
5.2 Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan is een ontwikkelingsplan, waarbij flexibiliteit wenselijk is. Voor een deel is dat mogelijk met de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kunnen reeds voorziene maar ook onvoorziene ontwikkelingen planologisch worden geregeld zoals verschuiving binnen de bedrijfsbestemmingen en uitbreidingen van gebouwen en functies. Het plan is daarom opgezet als een globaal bestemmingsplan. Op hoofdlijnen is duidelijk waarvoor gronden en gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt voldoende rechtszekerheid voor de burger.
5.3 Toelichting Op De Regels
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
- hoofdstuk I: Inleidende regels;
- hoofdstuk II: Bestemmingsregels;
- hoofdstuk III: Algemene regels;
- hoofdstuk IV: Overgangs- en slotregels.
5.3.1 Inleidende regels
De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).
5.3.2 Bestemmingsregels
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, overeenkomstig de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:
- een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
- de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheid.
5.3.3 Algemene regels
De algemene of aanvullende regels tenslotte vormen een set algemene regels die op alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. De algemene regels bestaan onder meer uit afwijking- en wijzigingsbepalingen.
De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.
De algemene ontheffingsregels voorzien in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.
5.3.4 Overgangs- en slotregels
In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen positief bestemd worden. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum.
De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
De ontwikkeling van het onderhavige bouwplan van de initiatiefnemer aan De Gaarde is een (particulier) initiatief van Bruggink Projectwikkeling B.V.. Voor de gemeente zijn aan de ontwikkeling en uitvoering van dit project geen kosten verbonden. Tussen de gemeente en de initiatiefnemers is een anterieure overeenkomst gesloten. Eventuele kosten voor de gemeente (bijv. planschade) zullen middels deze overeenkomst op de initiatiefnemer verhaald worden.
Uit marktonderzoek, verrricht door de initiatiefnemer, is gebleken dat er voldoende vraag is naar vrijstaande woningen aan de rand van Doetinchem. Aangenomen wordt dat afname en de realisatie van de woningen binnen afzienbare tijd verzekerd is.
De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd worden met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.
7.2 Inspraak
Naast de formele procedure als beschreven in paragraaf 7.1, heeft de initiatiefnemer ervoor gekozen de bewoners van de naburige percelen De Gaarde 296 en 347 per brief d.d. 7 juli 2014 over de voorgenomen ontwikkeling te informeren, waarbij de omwonenden uitgenodigd zijn voor een overleg indien daar behoefte aan was. Dit bleek niet het geval.
7.3 Overleg
Bij de voorbereidingen van de ontwikkeling heeft overleg plaatsgevonden met de Provincie Gelderland en het Waterschap Rijn en IJssel.
Rijk
Vooroverleg met Rijk is niet nodig omdat geen Rijksbelang in het geding is.
Provincie Gelderland
Er is sinds 2010 diverse malen overleg gevoerd met de provincie, omdat het plan en de uitgangspunten meermalen is aangepast. In april 2014 heeft de provincie akkoord gegeven op het voorliggende plan met natuurcompensatie en landschappelijk inpassing langs de Grote Beek.
Waterschap Rijn en IJssel
Over de inrichting langs de Grote Beek en de natuurcompensatie is overleg gevoerd met Jan van der Schoot van het waterschap in januari 2013. Daarin werd het volgende gemeld:
Langs de Grote Beek ligt aan linker-zijde inderdaad een beschermzone met een onderhoudspad. De beschermzone reikt tot 5 meter uit de insteek (snijlijn van maaiveld en talud watergang) van de Grote Beek. Voor alle handelingen, zoals ook het planten van een struweelrand welke in de beschermzone plaats vinden, is een watervergunning nodig. Rekening houdend met de bestaande beplanting en de voor het onderhoud benodigde breedte kan de struweelrand tot 3,0 meter uit de insteek worden aangebracht. Zoals aangegeven, is daarvoor wel een watervergunning vereist.
Indien tot 5 meter uit de insteek wordt gepoot, is geen watervergunning vereist.
Ten aanzien van de aan te houden afstanden tot de watergang en het onderhoudspad is rekening gehouden.
Overige waterhuishoudkundige aspecten zijn opgenomen in de Watertoets (zie paragraaf Water). De watertoets is ter toetsing aangeboden aan het Waterschap Rijn en IJssel. Het Waterschap heeft op 1 november 2011 aangegeven in de kunnen stemmen met de voorgenomen ontwikkeling en de opgestelde Watertoets.
7.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 9 juni 2016 voor een ieder 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.
Bijlage 1 Lijst Van Aan Huis Gebonden Beroepen En Bedrijven
bron: Bedrijven en milieuzonering VNG (editie 2009)
SBI-code ('hoofdgroep': 'subgroep') | Omschrijving |
15: 1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. |
18: 182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) |
20: 205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkbedrijven |
22: 221 | Uitgeverijen (kantoren) |
22: 2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen |
22: 2223 | Grafische afwerking |
22: 2223 | Binderijen |
22: 2224 | Grafische reproductie en zetten |
22: 2225 | Overige grafische activiteiten |
22: 223 | Reproductiebedrijven opgenomen media |
33: 33 | Vervaardigen van medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie |
36: 361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² |
36: 362 | Vervaardiging van munten, sieraden e.d. |
36:363 | Vervaardigen van muziekinstrumenten |
51: 511 | Handelsbemiddeling (kantoren) |
52: 527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's, motors, bromfietsen en scooters) |
55: 551,1 5512 | Pensions |
55: 5552 | Cateringbedrijven |
61, 62: 61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) |
63: 6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) |
63: 633 | Reisorganisaties |
63: 634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) |
64: 641 | Post- en koeriersdiensten |
65, 66, 67: 65, 66, 67 | Banken en verzekeringsbedrijven |
70: 70 | Verhuur van en handel in onroerend goed |
72: 72 | Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. |
73: 731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk |
73: 732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek |
74: 74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren |
74: 7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales |
85: 8512, 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven |
85: 853 | Kinderopvang (gastouderschap) |
91: 9111 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) |
92: 921, 922 | Studio's (film, TV, radio, geluid) |
92: 9251, 9252 | Ateliers, e.d. |
93: 9301.3 | Wasverzendinrichtingen |
93: 9301.3 | Wasserettes, wassalons |
93: 9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten |
93: 9305 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd in de richtafstandenlijst 1 - Activiteiten van Bedrijven en milieuzonering van het VNG (editie 2009) |
Bijlage 2 Lijst Van Vrije Beroepsbeoefenaars
Lijst van vrije beroepen op grond van de Handelsregisterwet
- Advocaat
- Accountant-administratieconsulent
- Alternatieve genezer
- Belastingconsulent
- Bouwkundig architect
- Dierenarts
- Fysiotherapeut
- Gerechtsdeurwaarder
- Huidtherapeut
- Huisarts
- Interieurarchictect
- Juridisch adviseur
- Kunstenaar
- Logopedist
- Medisch specialist
- Notaris
- Oefentherapeut Cesar/Mensendieck
- Organisatie-adviseur
- Orthopedagoog
- Psycholoog
- Raadgevend adviseur
- Redacteur
- Registeraccountant
- Stedenbouwkundige
- Tandarts
- Tandartsspecialist
- Tolk-vertaler (al dan niet beëdigd)
- Tuin- en landschapsarchitect
- Verloskundige
Een beroep dat hier niet op voorkomt geldt in beginsel niet als 'vrij beroep', tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders kan aantonen.
In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie wonen. Dit is rechtstreeks toegestaan. Voor de vestiging van vrije beroepen is geen procedure nodig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet ruimtelijke ordening, zolang de beroepsuitoefening plaatsvindt in de woning en de woonfunctie in overwegende mate blijft behouden.
Bijlage 3 Parkeernormen
Bijlage 4 Inrichtingsplan De Gaarde
Bijlage 4 Inrichtingsplan De Gaarde
Bijlage 5 Inrichtingsplan Broekstraat 15
Bijlage 5 Inrichtingsplan Broekstraat 15
Bijlage 6 Inrichtingsplan Natuurperceel
Bijlage 6 Inrichtingsplan natuurperceel
Bijlage 7 Woningbouw De Gaarde Tussen 345 En 347
Bijlage 7 Woningbouw De Gaarde tussen 345 en 347
Bijlage 8 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie
X.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
X.2 Bouwregels
X.2.1 Archeologisch rapport
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
- b. als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- c. het overleggen van een rapport is niet nodig als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is mutatis mutandis van overeenkomstige toepassing.
X.2.2 Advies archeologisch deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunningaanvraag als bedoeld in lid X.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
X.2.3 Bouwen voor andere voorkomende bestemming(en)
Het bepaalde in lid X.2.1sub a geldt niet als:
- a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
- c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.
X.3 Nadere eisen
Het bevoegde gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid X.2 nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de afmetingen van bouwwerken;
- b. de situering van bouwwerken;
- c. de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
X.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
X.4.1 Vergunningplicht
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
- b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, maar ook het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en het graven van een bouwput;
- c. bodem verlagen of afgraven (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- d. het verlagen van het waterpeil;
- e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
X.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid X.4.2 opgenomen verbod geldt niet:
- a. voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
- b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- c. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
- d. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
- e. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
- f. in geval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 gelden.
X.4.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de in lid X.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
- a. de vergunning kan alleen worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, wat moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd bezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Als het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
- b. het overleggen van een rapport is niet nodig als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, die is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
X.4.4 Voorschriften
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- b. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid X.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
X.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie'' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen als:
- a. op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Quickscan Omgevingsaspecten
Bijlage 3 Quickscan omgevingsaspecten
Bijlage 4 Natuurtoets
Bijlage 5 Waterparagraaf
Bijlage 6 Inrichtingsplan Broekstraat 15
Bijlage 6 Inrichtingsplan Broekstraat 15
Bijlage 7 Inrichtingsplan De Gaarde 345
Bijlage 7 Inrichtingsplan De Gaarde 345
Bijlage 8 Inrichtingsplan De Gaarde, Perceel Natuurcompensatie
Bijlage 8 Inrichtingsplan De Gaarde, perceel natuurcompensatie