Winkelcentrum De Bongerd - 2020
Bestemmingsplan - gemeente Doetinchem
Vastgesteld op 29-04-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Winkelcentrum De Bongerd - 2020' met identificatienummer NL.IMRO.0222.R38H304A-0002 van de gemeente Doetinchem;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.6 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.7 archeologische verwachting
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.8 archeologische waarde
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.9 archeologisch onderzoek
een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijf
een zelfstandige productie-eenheid;
1.12 bestaand
op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig of op grond van een vergunning toegestaan;
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.16 boeiboord
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal;
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (dus geen kantoor);
1.25 druiplijn
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;
1.26 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 hoofdgebouw
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.29 horeca categorie 1
het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf; de volgende specifieke vormen worden onder horeca categorie 1 begrepen:
- a. dagzaak: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en etenswaren, beide voor consumptie ter plaatsen en waarvan de openingstijden grotendeels overeenkomen met die van een winkel;
- b. hotel: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;
- c. pension: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of alcoholische en niet-alcoholische dranken aan de logerende gasten;
- d. restaurant: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken aan de gasten;
- e. snackbar/cafetaria: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;
1.30 instellingen voor cultuur en ontspanning
culturele voorzieningen en voorzieningen voor ontspanning, waaronder dagrecreatie en sportvoorzieningen, of een combinatie daarvan;
1.31 luifel
een afdak met een diepte van meer dan 0.75m;
1.32 maaiveld
bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.33 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen evenals voorzieningen voor openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.34 mogelijkheden voor ontmoeting
terrassen, standplaatsen voor de ambulante handel, weekmarkten, rommelmarkten, braderieën, kermissen, volksfeesten, stadsfeesten, straattheaterfestivals, openluchtfestivals, fancy fairs, circussen, stadspromotionele activiteiten (bijvoorbeeld tijdelijke ijsbaan), e.d.;
1.35 naar de weg gekeerde bouwgrens (voorgevelrooilijn)
een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
1.36 ondergronds bouwwerk
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;
1.37 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar toegankelijk gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.38 openbare dienstverlening
dienstverlening door een overheids- of een semi-overheidsinstelling;
1.39 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.40 overkapping
een bouwwerk met een open constructie;
1.41 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.42 peil
- a. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang vermeerderd met 0,30 m;
- b. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse;
- d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: het hoogste punt van het aansluitende afgewerkte bouwperceel (incidentele verhogingen niet meegerekend);
1.43 raamprostitutie
een vorm van prostitutie, waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostituee, die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;
1.44 reclamezuil
een rechtopstaand bouwwerk geen gebouw zijnde dat aanmerkelijk hoger is dan breed voor de uiting van reclame;
1.45 rijbaan
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van fietspaden;
1.46 (rij)wegen
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.47 ruimtelijke uitwerking
de aard, de omvang, de intensiteit, maar ook de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;
1.48 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een seksbioscoop;
- b. een seksautomatenhal;
- c. een sekstheater;
- d. een parenclub;
- e. een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische massagesalon;
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.
Thuisprostitutie en een escortbedrijf vallen niet onder het begrip seksinrichting.
1.49 straatmeubilair
bij of op de weg behorende bouwwerken zoals verkeersgeleiders, abri's, zitbanken, reclamezuilen, bloembakken, ondergrondse vuilcontainers en cocons van vuilcontainers;
1.50 supermarkt
een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak, waarbij de winkelvloeroppervlakte minimaal 300 m2 bedraagt;
1.51 terrasinrichting
bij een terras behorende (semi-permanente) bouwwerken zoals terrasschermen, parasols en vlonders;
1.52 thuisprostitutie
een vorm van prostitutie, waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituee en waarbij ook uitsluitend door deze prostituee op dit adres wordt gewerkt als prostituee;
1.53 toegangspartij
een toegangspartij of een uitgebouwde toegang is een uitbreiding van de toegangsruimte (hal) van een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en al dan niet in open verbinding staat met die ruimte;
1.54 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.55 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, woonwagens niet inbegrepen;
1.56 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens
de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens, de overdekte gebouwgebonden buitenruimten (dakoverstekken) tot 0,75 m niet meegerekend;
2.2 de bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals dakranden, schoorstenen, antennes, liftschachten, installaties (voor het opwekken van duurzame energie), technische opbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen ongeacht de materialisatie tot een maximum van 3 m boven de toegestane bouwhoogte.
2.4 de breedte van een bouwwerk
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.5 de winkelvloeroppervlakte (w.v.o.)
De voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf. Onder winkelvloeroppervlak wordt in ieder geval niet begrepen etalages, (verkeer)ruimtes achter de toonbank(en) en de kassa's, loopbanden (tapis roulants), trappen en/of liften, winkelwagenvoorzieningen, de entreezone van en naar het detailhandelsbedrijf en aan het detailhandelsbedrijf ondersteunende ruimtes, zoals magazijnruimtes, koel- of diepvriescel(len), kantoorruimtes en kantines. Kolommen en leidingschachten groter dan 0,5 m² zijn in het winkelvloeroppervlak niet inbegrepen.
2.6 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als de hoek tussen de lijn die de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is;
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk niet meegerekend;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 de oppervlakte van een overkapping
tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met dien verstande dat een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' en de winkelvloeroppervlakte van een supermarkt niet meer mag bedragen dan de bestaande winkelvloeroppervlakte;
- b. dienstverlening;
- c. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van voorzieningen voor een 24-uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
- d. instellingen voor cultuur en ontspanning, niet zijnde attractieparken, seksinrichtingen of casino's/speelautomatenhallen;
- e. horeca categorie 1;
- f. waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen;
- g. groen- en nutsvoorzieningen;
- h. voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, op gronden met de bestemming 'Centrum' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- b. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- c. de afmetingen van bouwwerken;
- d. het aantal en de situering van bouwwerken;
- e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Gemengd - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, niet zijnde detailhandel in de vorm van een supermarkt;
- b. een supermarkt, met dien verstande dat:
- 1. een supermarkt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' is toegestaan;
- 2. de winkelvloeroppervlakte van een supermarkt niet meer mag bedragen dan 2.500 m²;
- 3. een slijterij niet als (onderdeel van een) supermarkt wordt beschouwd.
- c. een sporthal;
- d. wijkcentrum met bijbehorende voorzieningen, waaronder in elk geval opslag- en stallingsruimten, multifunctionele gebruiksruimten, bijeenkomstzalen en een keuken;
- e. dienstverlening;
- f. horeca, alleen ondergeschikt aan de in sub a tot en met e genoemde functies;
- g. ondergrondse parkeergarages met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- h. voorzieningen voor de stalling van winkelwagentjes;
- i. verkeer, verblijf en mogelijkheden voor ontmoeting;
- j. geluidswerende voorzieningen;
- k. straatmeubilair en speeltoestellen;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. kunstobjecten;
- n. groen- en nutsvoorzieningen;
- o. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen, waaronder tevens sprinklerkelders wordt verstaan;
- p. voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2, op gronden met de bestemming 'Gemengd - 2' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- b. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- c. de afmetingen van bouwwerken;
- d. het aantal en de situering van bouwwerken;
- e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeer, verblijf en mogelijkheden voor ontmoeting;
- b. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen, waaronder tevens sprinklerkelders wordt verstaan;
- c. geluidswerende voorzieningen;
- d. straatmeubilair en speeltoestellen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. kunstobjecten;
- i. ondergrondse parkeergarages met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' en met dien verstande dat in- en uitritten van de parkeergarage uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - in- en uitrit parkeergarage'.
- j. toegangsvoorzieningen en nooduitgangen behorend bij ondergrondse parkeergarages;
- k. voorzieningen voor de stalling van winkelwagentjes;
- l. voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.2, op gronden met de bestemming 'Verkeer' nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
- b. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
- c. de afmetingen van bouwwerken;
- d. het aantal en de situering van bouwwerken;
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. de afmetingen van bouwwerken;
- b. de situering van bouwwerken;
- c. de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, als op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en ook een uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaivelden waarvan de oppervlakte kleiner is dan 50 m2.
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologisch waarden in de bodem.
Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. de afmetingen van bouwwerken;
- b. de situering van bouwwerken;
- c. de inrichting en het gebruik van gronden;
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, als op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en ook een uitzondering op de omgevingsvergunningplicht geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld en waarvan de oppervlakte kleiner is dan 50 m2.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:
- a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voorzover zij de grens van de weg niet overschrijden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt en zij niet lager zijn aangebracht dan:
- 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder nummer 1 genoemde strook;
- d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voorzover dezen de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
- e. goten, ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voorzover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand:
- 1. de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;
- 2. de grens van de weg overschrijden;
- 3. lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven een rijbaan.
- g. vluchttrappen, voorzover deze de bouwgrens met niet meer dan 10 m overschrijden;
9.2 Afwijken van de bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 5 m, als het betreft:
- a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen die de grens van de weg overschrijden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.1 onder c, nummers 1 en 2;
- d. overbouwingen voor de verbinding van twee bouwwerken, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.1 onder c;
- e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de grens van de weg voldoen aan het bepaalde in lid 9.1 onder c;
- f. luifels en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 9.1 onder c;
- g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de rijbaan;
- h. toegangen van bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, die de grens van de weg niet overschrijden;
- i. kelderingangen en kelderkoekoeken;
- j. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- 1. de hoogte van de weg, voorzover de bouwwerken in de weg zijn gelegen;
- 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de bouwwerken niet in de weg gelegen zijn.
9.3 Bestaande maten
Voor een legaal bouwwerk dat op grond van de geldende bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud afwijken van de bouwregels in dit plan:
- a. is de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud maatgevend;
- b. is herbouw uitsluitend mogelijk op dezelfde plaats;
- c. is het overgangsrecht in dit bestemmingsplan niet van toepassing.
9.4 Ondergronds bouwen
In dit plan gelden de bouwregels uitsluitend voor het bovengronds bouwen; niet voor het ondergronds bouwen tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Verboden gebruik
- a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan gebruik als:
- 1. voorziening voor een 24 uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
- 2. het gebruiken van één of meer bouwwerken in een volkstuin ten behoeve van permanente bewoning;
- 3. staan- en/of ligplaats voor wagens en/of onderkomens;
- 4. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
- 5. opslagplaats voor gerede en/of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en/of onderdelen daarvan;
- 6. stortplaats voor puin, mest- en/of afvalstoffen;
- 7. seksinrichting, tenzij het “thuisprostitutie” betreft;
- 8. verblijfsrecreatie en intensieve dagrecreatie;
- 9. het racen en/of crossen met gemotoriseerde voertuigen of fietsen.
- b. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik voor de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud, gebruik en/of beheer van gronden en/of bouwwerken.
10.2 Afwijken verboden gebruik
10.3 Toegestaan gebruik - opwekken duurzame energie
Het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere voorzieningen op de grond en op het dak is toegestaan.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
- a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut (zoals abri's, transformatorhuisjes, gasregelstations en gasdrukstations en conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
- b. het overschrijden van de bouwregels inzake de goothoogte, de bouwhoogte en de (vloer)oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de bouwregels inzake de bouwhoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
- d. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, en waarbij de grens met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- e. het oprichten van masten voor mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m;
- f. het oprichten van kunstobjecten tot een bouwhoogte van maximaal 10 m, met uitzondering van de bestemming 'Verkeer'.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:
- a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
- b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut (zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes) met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
- c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, als dit voor de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% van het in het plan vastgelegde afwijkt.
12.2 Verwijderen aanduiding 'supermarkt'
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bij de bestemmingen 'Centrum' of 'Gemengd - 2' de aanduiding 'supermarkt' schrappen, onder de voorwaarde dat ter plaatse ten minste 1,5 jaar geen sprake (meer) is van een supermarkt.
Artikel 13 Overige Regels
Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.4 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Winkelcentrum De Bongerd - 2020'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem in de openbare raadsvergadering d.d. 29 april 2021
de griffier, de voorzitter,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
In de Doetinchemse woonwijk De Huet bevindt zich winkelcentrum De Bongerd. Het winkelcentrum vervult een belangrijke rol in het voorzieningenaanbod van Doetinchem-West. De bestaande supermarkt Albert Heijn aan de Bongerd 63 vormt in de huidige situatie een belangrijke publiekstrekker. In de onmiddellijke nabijheid van deze Albert Heijn functioneert tevens een Gall&Gall-slijterij.
Het bestaande winkelcentrum begint echter in ruimtelijk, visueel en commercieel opzicht gedateerd te raken. Vernieuwing en betere marktpositionering is noodzakelijk om het geheel ook in de toekomst in alle opzichten aantrekkelijk te houden.
Om dit te bereiken is behalve vergroting van de bestaande full-service supermarkt tevens de toevoeging van een tweede supermarkt voorzien. Deze laatste betreft een supermarkt in het discount-segment welke in het huidige perceel van Albert Heijn zal worden gevestigd. Voor Albert Heijn en de Gall&Gall-slijterij wordt op De Bongerd ten zuidoosten van de bestaande sporthal nieuwe, grotere en meer eigentijdse winkelruimte gebouwd. Deze plek is opportuun omdat tijdens de ombouw het gehele winkelcentrum, maar ook de sporthal met wijkvoorzieningen moeten blijven functioneren. Grotendeels bovenop en deels naast de nieuwe winkelruimte wordt een nieuwe sporthal met wijkvoorzieningen gerealiseerd. Hierdoor blijft het mogelijk om ook in voldoende mate op maaiveld te parkeren. Want na gereedkomen van de nieuwbouw worden de bestaande verouderde sporthal, wijkcentrum en peuterschool geheel gesloopt. Onder de nieuwe bebouwing en het aangrenzende openbare terrein wordt gefaseerd een ondergrondse parkeerkelder gerealiseerd om in de extra parkeerdruk van de nieuwe winkelruimte te voorzien. Tot slot voorziet het plan tevens in een herinrichting van de openbare ruimte en een upgrade van het bestaande winkelcentrum. De voorgenomen ontwikkelingen passen in het gemeentelijk beleid.
De ontwikkelingen kunnen niet gerealiseerd worden binnen het vigerende bestemmingsplan 'Woonwijk De Huet 2008'. Een herziening van dat plan is daarom noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan Winkelcentrum De Bongerd - 2020 geeft de gemeente inhoud aan de planologische doorvertaling en verantwoording van de gewenste ontwikkelingen.
1.2 Plangebied
Het plangebied bevindt zich in de woonwijk De Huet, aan de westzijde van Doetinchem. Winkelcentrum De Bongerd ligt in het zuiden van de wijk aan de Plattenburgstraat op korte afstand van het station. Een weergave van de ligging van het plangebied in Doetinchem en in de wijk De Huet wordt weergegeven op afbeelding 1.1.
![]() |
![]() |
Afbeelding 1.1: Ligging plangebied in Doetinchem en in woonwijk De Huet (Bron: Opentopo/ArcGIS) |
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.3.1 Algemeen
Het bestemmingsplan Winkelcentrum De Bongerd - 2020 is een herziening van de geldende bestemmingsplannen voor wat betreft het plangebied. Voor het bestemmingsplan 'Winkelcentrum De Bongerd - 2020' gelden op dit moment vijf bestemmingsplannen welke na het onherroepelijk worden van het onderhavige bestemmingsplan al dan niet ten dele zullen komen te vervallen:
- bestemmingsplan Woonwijk De Huet 2008, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 18 december 2008 en sinds 26 februari 2009 onherroepelijk;
- Parapluherziening Voorbereidingsprocedures voor flexibiliteitsbepalingen, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 9 november 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland op 16 februari 2007;
- Parapluherziening Planologisch beleid 2011 (bijgebouwenregeling c.a.), vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 30 juni 2011 en sinds 5 september 2011 onherroepelijk;
- Parapluherziening Verbod dak- en thuislozenvoorziening vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 17 juli 2014 en sinds 11 september 2015 onherroepelijk.
- Parapluherziening Parkeren - 2018 vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 1 november 2018 en nadien onherroepelijk geworden.
Met name het bestemmingsplan 'Woonwijk De Huet 2008' is in voorliggend geval van belang. Dit bestemmingsplan wordt hierna nader beschreven, waarbij de geldende bestemmingen en de strijdigheden nader worden toegelicht.
1.3.2 Beschrijving bestemmingen en strijdigheden
In het bestemmingsplan 'Woonwijk De Huet 2008' is het plangebied bestemd tot 'Detailhandel', 'Groen', 'Sport' en 'Verkeer'. Een uitsnede van de plankaart van het geldende bestemmingsplan wordt hierna weergegeven.
![]() |
Afbeelding 1.2: Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Woonwijk De Huet 2008' (Bron: gemeente Doetinchem) |
De strijdigheden met het geldende bestemmingsplan zijn als volgt:
- De nieuwe bebouwing wordt deels gerealiseerd op gronden met de bestemming 'Sport' en deels op gronden met de bestemming 'Verkeer'. Binnen de hiervoor genoemde bestemmingen is het beoogde gebruik ten dienste van de gewenste functies niet mogelijk.
- Tevens is er ter plaatse van de nieuwbouw grotendeels geen bouwvlak aanwezig waarbinnen realisatie van de beoogde bebouwing mogelijk is.
- Ook volstaat de bouwhoogte van de gewenste bebouwing, maar ook reclametoren ter plaatse van het bestaande winkelcentrum niet voor wat betreft de huidige bebouwingsmogelijkheden;
- Tot slot past de aanleg van een ondergrondse parkeerkelder niet geheel binnen de huidige bebouwingsmogelijkheden.
1.3.3 Conclusie
Om het gebruik en de bouwmogelijkheden op een juiste wijze regelen, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. De herinvulling van het vrij te komen pand met een andere supermarkt is reeds passend binnen de bestemming 'Detailhandel', echter wordt het volledige winkelcentrum in voorliggend bestemmingsplan meegenomen en voorzien van een passende bestemming.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie Plangebied En Omgeving
2.1.1 Ruimtelijk-functionele structuur plangebied en omgeving
De woonwijk De Huet is in verschillende bouwfasen tot stand gekomen. Het grootste deel van de woningen is gebouwd tussen 1975 en 1995. Ruimtelijk gezien kunnen er binnen het woongebied acht buurten worden onderscheiden. Deze buurten worden van elkaar gescheiden door de Plattenburgstraat en het langgerekte park dat is aangelegd aan weerszijden van de Wijnbergse Loopgraaf die de wijk in twee - ongeveer gelijke - helften verdeelt.
De hoofdfunctie betreft 'wonen'. Verder liggen er een aantal voorzieningen in de wijk die gericht zijn op de behoeften van de wijkbewoners. De detailhandel neemt daarin een centrale plaats in en is grotendeels geconcentreerd in het winkelcentrum De Bongerd, op korte afstand van het station. Bij dit winkelcentrum ligt de sporthal De Bongerd, het wijkcentrum De Zuwe en het kerkelijk centrum De Wingerd. Elders in de wijk, aan de Slotlaan, ligt nog een supermarkt.
2.1.2 Beschrijving plangebied
Het plangebied omvat de gronden van winkelcentrum De Bongerd met bijbehorende parkeervoorzieningen. Op de locatie waar de nieuwe supermarkt gerealiseerd zal worden, is momenteel grotendeels in gebruik als parkeerplaats. Aansluitend bevindt zich nu een sporthal, wijkcentrum en peuteropvang. De rest van de aanwezige bebouwing ten noordoosten van de sporthal is onder meer in gebruik bij Albert Heijn, een slagerij, een kapperszaak, een filiaal van Zeeman en een slijterij. De rest van het plangebied is onbebouwd, nagenoeg volledig verhard en in gebruik als voetgangersgebied en als parkeerplaats. Her en der verspreid bevinden zich grasperken, divers opgaand groen en op gezette tijden staat er ambulante handel. De ruimte vóór het winkelcentrum is groot in oppervlak maar mist een duidelijke afbakening door bebouwing. Daardoor mist de ruimte schaal en bijgevolg is het er niet gezellig verblijven en winkelen. Verder is dit gebied vóór de winkels slecht bereikbaar vanuit de buurt. Het winkelcentrum is voor het publiek eigenlijk louter vanaf de zuidoostkant gemakkelijk te bereiken. Om daar te komen moet vanuit grote delen van de wijk eerst de zuidwestelijke of de noordoostelijke gebouwvleugel worden omtrokken of moet een nauw en sociaal onveilig tunneltje worden gepasseerd. Het winkelcentrum oogt gedateerd, grote delen zien er ongeveer nog net zo uit als bij de opening in de jaren '70 van de vorige eeuw, zij het dat de tijd zichtbare slijtage heeft opgeleverd.
Een sterk punt in de ruimtelijke omgeving is de boombeplanting langs de Plattenburgstraat. Boomstructuren markeren in de hele wijk belangrijke structuurelementen. Met deze boomstructuren moet dan ook met zorg worden omgegaan, dus ook met die langs de Plattenburgstraat.
Luchtfoto's en straatbeelden van het plangebied zijn weergegeven op afbeelding 2.1. en 2.2.
![]() |
Afbeelding 2.1: Luchtfoto's plangebied (Bron: Google streetview) |
![]() |
Afbeelding 2.2: Straatbeelden plangebied (Bron: Google streetview) |
2.2 Gewenste Situatie
2.2.1 Sloop
De nu aanwezige sporthal (waarin ook een culturele zaal, vergaderzaal en sportcafé gevestigd zijn) en peuteropvang worden gefaseerd gesloopt. Op afbeelding 2.3 is aangegeven om welke bebouwing het gaat. Vanuit praktisch oogpunt blijft een deel van de bebouwing tijdens de bouwwerkzaamheden behouden en in gebruik. Maar ook deze bebouwing wordt later geheel gesloopt.
![]() |
Afbeelding 2.3: Weergave te slopen bebouwing (Bron luchtfoto: ArcGIS) |
2.2.2 Ontwikkelingen
Nieuwbouw winkelcentrum
De nieuwbouw vindt plaats aan de zuidwestzijde van het plangebied. De toekomstige bebouwing bestaat uit drie bouwlagen (exclusief parkeerkelder). Het gebouw mag deels een maximale bouwhoogte van 18 meter krijgen (daar waar de sporthal en wijkvoorzieningen voorzien zijn). Voor het overige deel mag de bouwhoogte maximaal 7,5 meter bedragen. Op de verbeelding zijn de maximaal toegestane bouwhoogten middels maataanduidingen weergegeven. Zichtbaar is aldaar dat de bebouwing aan de zuidwestzijde lager is en in de richting van het bestaande winkelcentrum hoger. De nieuwe bebouwing sluit op deze wijze beter aan bij de bebouwingsstructuur in de omgeving. In afbeelding 2.4 is een indicatieve situatietekening van de eindsituatie opgenomen.
![]() |
Afbeelding 2.4: Bovenaanzicht planontwikkeling eindsituatie (Bron: Leijh, Kappelhoff, Seckel, van den Dobbelsteen, architecten) |
De supermarkt wordt op de begane grond gerealiseerd en krijgt een brutovloeroppervlakte van circa 3.500 m2 (exclusief laad- en losvoorziening) en een winkelvloeroppervlakte van circa 2.500 m2 (exclusief ruimte voor de kassa's en tapis roulant). De entree bevindt zich aan de noordoostzijde. Naast de supermarkt krijgt ook een slijterij hier een plek. De slijterij telt niet mee bij de gestelde maximale oppervlakten voor de supermarkt. Het laden en lossen vindt inpandig plaats aan de zuidwestzijde. Het laden en lossen is éénzijdig toegankelijk en is vanuit praktisch en veiligheidsoogpunt op de betreffende locatie geprojecteerd. De wijkvoorzieningen krijgen zowel in de tussenlaag als op de 1e verdieping een plek. De voorziening zal onder meer bestaan uit een bijeenkomstzaal, een ontmoetingsruimte met ondersteunende horeca en sanitaire voorzieningen. Op de 1e verdieping worden tevens de sporthal met kleedkamers gerealiseerd. Onder de nieuwbouw en een deel van het aansluitende terrein wordt gefaseerd een ondergrondse parkeerkelder aangelegd. In de parkeerkelder worden gefaseerd in totaal 179 parkeerplaatsen gerealiseerd. De parkeerkelder wordt circa 4 meter beneden peil gerealiseerd. De inrit van de parkeerkelder bevindt zich aan de oostzijde ter hoogte van het parkeerterrein. De uitrit van de parkeerkelder bevindt zich aan de noordwestzijde, ter hoogte van de bevoorrading. In afbeelding 2.5 omvat een indicatieve gevelimpressie.
![]() |
Afbeelding 2.5: Indicatieve gevelimpressie (Bron: Leijh, Kappelhoff, Seckel, van den Dobbelsteen, architecten) |
Upgrade bestaand winkelcentrum
In samenspraak met de VVE krijgt het bestaande winkelcentrum een upgrade. Belangrijk onderdeel daarvan is het toevoegen van een hoogte-accent met een maximale hoogte van 20 meter. Dit wordt gerealiseerd nabij de ingang van de huidige locatie van de supermarkt. Hiermee springt het winkelcentrum nog meer in het oog.
Daarnaast worden ter plaatse van de voorgevel van de winkels ook extra uitstekende luifels en extra vlaggen-/licht-/reclamemasten mogelijk gemaakt. Eén en ander leidt tot betere bedrijfsprofilering en een meer aantrekkelijke vestigingslocatie en duurzaam bedrijfsperspectief. Hierdoor wordt meer ruimte geboden aan bedrijven om met de tijd mee te gaan.
Herinrichting buitenruimte
De buitenruimte wordt ook deels heringericht om, naast een herschikking van het parkeerterrein, een kwaliteitsslag te maken. Er worden nieuwe parkeervoorzieningen aangelegd (ook deels onder het maaiveld) en deels bestrating vervangen. Daar waar het noodzakelijk wordt geacht om bomen te verwijderen, worden deze ook weer herplant om een stenige uitstraling te voorkomen. Middels het opnemen van een voorwaardelijke verplichting (art. 5.5.2) in de regels is dit juridisch gewaarborgd.
Daarnaast wordt ter plaatse van de aansluiting van parkeerterrein P1 op De Bongerd (nabij Fruitweg) een haag aangeplant. Hiermee wordt eventueel hinder van inschijnende koplampen op woningen aan de Fruitweg (met name Fruitweg 2) zoveel mogelijk voorkomen. Voor de uitgangspunten en situatietekening wordt verwezen naar Bijlage 1 bij deze toelichting.
Voor wat betreft de verkeerskundige aspecten (onder andere langzaam verkeersroutes van fietsers en voetgangers in de buitenruimte) wordt verwezen naar paragraaf 4.10.
Verkeer en parkeren
Voor wat betreft de verkeerskundige aspecten wordt verwezen naar paragraaf 4.10.
2.2.3 Ruimtelijke inpasbaarheid
Doordat het nieuwe gebouw tussen de Plattenburgstraat en het bestaande winkelcentrum inligt en de bestaande sporthal en wijkvoorzieningen worden gesloopt ontstaat vanaf de zijde van de Fruitweg een veel betere bereikbaarheid van het winkelplein.
De boomstructuur aan de zijde van de Plattenburgstraat kan grotendeels gehandhaafd blijven. Als er bomen moeten wijken moeten deze worden verplant of worden vervangen door nieuwe aanplant.
Het combinatiegebouw met winkeloppervlak, sporthal en wijkvoorzieningen vraagt om een aanzienlijk bouwvolume. Dit volume kan echter een bijdrage leveren aan het oplossen van de in 2.1.2 geschetste problematiek. Het volume geeft het gebied vóór de winkels wat meer beslotenheid waardoor het beter begrensd wordt en bijgevolg gezelliger wordt. Doordat ook het bestaande winkelcentrum kan worden voorzien van een hoogteaccent, een toren, kan aan deze beslotenheid extra worden bijgedragen. Het hoogte-accent zal een in ruimtelijk opzicht "positief-spannend" tegenwicht moeten kunnen bieden aan het volume van de sporthal.
Door dit alles zal een beter verblijfsklimaat op het plein kunnen ontstaan waardoor het naar verwachting beter zal functioneren.
Het combinatiegebouw zelf moet daarbij zodanig worden vormgegeven dat optimaal ingespeeld wordt op de omgeving. In elk geval moet naar het winkelplein een goede interactie tussen interieur en exterieur kunnen ontstaan, terwijl de naar de Plattenburgstraat gekeerde gevels de privacy en zichtkwaliteit van en vanuit de omringende woonbebouwing moeten respecteren. De gevels van het complex moeten in hun architectonische uitwerking (kleur, vorm en materialisatie) aantrekkelijk en eigentijds-representatief worden vormgegeven. Dat geldt in het bijzonder voor de geveldelen van supermarkt en sporthal die onvermijdelijk gesloten moeten zijn.
Uit de uitgevoerde zonstudie (Bijlage 2) blijkt dat de bebouwing binnen het plangebied geen onevenredige schaduw veroorzaakt op woningen in de omgeving. Ook het winkelplein blijft door de positionering van het complex grotendeels vrij van schaduw. Hierbij wordt opgemerkt datn aar aanleiding van zienswijzen de hoogte van de toren is bijgesteld naar maximaal 20 meter, waardoor er sprake zal zijn van minder schaduwwerking.
De los- en laadplaats van de supermarkt ligt binnen de gevels en is overdekt waardoor geluidsoverlast naar de omgeving wordt voorkomen. De logistiek is relatief verkeersveilig op te lossen: er hoeft in elk geval nergens achteruit gereden te worden.
Onder en naast het complex wordt door een ondergrondse parkeergarage voorzien in het oplossen van de extra parkeerdruk. Hierdoor kan het maaiveld op prettige wijze worden ingericht voor mens en dier. De parkeergarage kent eenrichtingverkeer en de in- en uitgaande stromen zijn ontvlecht waardoor ook hier overlast naar de omgeving wordt voorkomen en de verkeersveiligheid wordt bevorderd.
Het hoogte-accent, de toren, is behalve pleinbegrenzing tevens bedoeld als een landmark dat het winkelcentrum vanaf de aanrijroutes markeert. En verder bevat hij een voorportaal met trap en een lift voor de ontsluiting van de gebouwlaag boven de bestaande supermarkt. De toren is tevens een podium voor de naam van het winkelcentrum en voor vaste reclame-uitingen van de beide supermarkten. Eventueel kan een tijdsaanduiding worden toegevoegd.
Samenhang in de uitstraling van het winkelcentrum is een wens die hoog op de lijst staat. Dat vraagt ook een investering bij de bestaande winkels.
Het winkelplein zelf moet, alleen al door de aanleg van de parkeerkelder en de sloop van de bestaande sporthal met wijkvoorzieningen, in belangrijke mate worden heringericht. Ook hiermee kan verhoging van de attractiviteit van de omgeving worden bereikt.
2.2.4 Beeldkwaliteitsparagraaf
Inleiding
Deze paragraaf biedt een leidraad bij de beoordeling van de voorgestane veranderingen en toevoegingen aan alle opstallen alsmede de openbare ruimte in het plangebied.
Deze beeldkwaliteitsparagraaf wordt ook separaat door de raad vastgesteld en maakt daarna integraal onderdeel uit van de Welstandsnota.
Welstandsnota - ambitie
De oorspronkelijke winkelbebouwing blijft in hoofdzaak gehandhaafd. Het architectonische en stedenbouwkundige karakter van deze bebouwing is overwegend functionalistisch-structuralistisch. Deze kwaliteit moet in de verdere ontwikkeling als referentie dienen. Dat wil zeggen: de nieuwe bebouwing moet een respectvolle toevoeging op het bestaande opleveren. Beide onderdelen moeten op harmonieuze wijze op elkaar inspelen zodat een goed gemotiveerd, samenhangend geheel ontstaat. Ook de inrichting van de openbare ruimte moet hieraan bijdragen.
Overigens blijven de algemene welstandcriteria van toepassing.
Bestaande bebouwing
Het karakter van de bestaande winkels moet worden gerespecteerd.
Dit karakter van de bestaande bebouwing wordt in belangrijke mate gekenmerkt door de volgende punten:
- Er zijn overwegend vlakke winkelfronten, bezet met door glaspuien, op hun beurt overwegend gevuld met transparant glas.
- De puien hebben afgeschuinde bovenhoeken.
- De winkeltraveeën worden van elkaar gescheiden door penanten welke naar boven afgeschuind uitlopen.
- Boven de winkelpuien kragen horizontale luifels uit over de loopzone vóórlangs de winkels, Deze luifels worden bij elke travee-overgang gesteund door kolommen.
- Er zijn twee in het winkelcentrum twee hoofdrooilijnen welke elkaar in een haakse hoek ontmoeten.
- Aan de uiteinden van elk winkelfront alsmede in de aansluiting van de beide winkelfronten ligt een hoger opgaande bouwmassa in twee lagen. Deze hoger opgaande bouwmassa's zijn anders in hun materialisatie dan de winkelfronten. Hierin komen metselwerk en puien voor, in gescheiden gevelvlekken maar ook vermengd, dat wil zeggen: kozijnen in metselwerk.
Nieuwbouw
- Door situering, maar vooral door de bouwmassa moet de nieuwbouw een gevoelsmatig kleiner en intiemer plein opleveren.
- De nieuwbouw moet de bestaande bebouwing respecteren maar moet ook een eigentijds-representatief karakter uitstralen.
- De gevel van de nieuwbouw moet aan de pleinzijde een wisselwerking tussen gebouw-interieur en de buitenwereld opleveren.
- De architectuur is meer dan een schil om het programma. Dat uit zich in vormgeving en materialisatie met ingetogen allure. Oftewel: Het gebouw heeft door het materiaalgebruik een vriendelijke uitstraling: geen (standaard)plaatwerk of damwandachtige platen zonder meer.
- In de gevel zorgt geleding voor een reductie van de (soms) grote maat naar een relatief menselijke schaal.
- De gevel aan de zijde van het plein en aan de parkeerterreinen is levendig en uitnodigend. Een dichte gevel op de begane grond komt alleen voor waar het echt niet anders kan.
- Aan de zijde van de Plattenburgstraat krijgt het gebouw een gevel die bijdraagt aan de privacy en uitzichtkwaliteit van de woonomgeving. Daarbij telt wel mee dat de nieuwbouw voor een deel uit het zicht van de tegenoverliggende bebouwing ligt door de bomen langs de Plattenburgstraat en dat de afstand tot die bestaande bebouwing relatief groot is.
- De nieuwbouw is niet hoger dan noodzakelijk voor een sporthal op een supermarkt.
Toren
De materialisatie, kleurstelling en vormgeving van de toren sluit aan op de omringende winkels en het gecombineerde gebouw van de nieuwe supermarkt en sporthal/wijkvoorzieningen. Anders gezegd: de toren moet hiermee niet detoneren maar voortgaan op de vormentaal, kleurstelling en materialisatie van de opstallen op en rond het plein en daarmee dus in architectonische vormgeving een zekere aansluiting zoeken.
Belangrijk is dat de toren een rank object is waarbij de totale hoogte : breedte verhouding, gemeten vanaf het dakniveau van de verdieping op de bestaande supermarkt minimaal 6 : 1 is, dat wil zeggen: waarden hoger dan 6 zijn toegestaan. Hierbij mag het gebouw zich onder voornoemd dakniveau evenwel verbreden om een afsluitbaar entreeportaal, een trap, een brancardlift en een aansluiting op de verdieping te faciliteren. De toren heeft, boven een hoogte van 8,8 meter, een oppervlakte van maximaal 20 m2. Daarbij is het omwille van de sociale veiligheid gewenst dat de eerst drie meter van het opgaande gevelwerk aan alle zijden zo transparant als mogelijk worden uitgevoerd.
Algemeen
- Naamgeving en reclame-uitingen zijn integraal onderdeel van de architectuur. Letters of lichtbakken op of aan een gebouw mogen in beginsel niet zonder meer maar moeten gestructureerd een plek krijgen.
- Technische installaties, waaronder installaties voor het opwekken van duurzame energie, zijn niet zichtbaar of maken integraal onderdeel uit van de architectuur.
- Geen enkele gevel mag een uitnodiging zijn voor graffiti-artiesten of andere verstoringen zoals vuil die kunnen optreden in een gebied waar (vooral in de avond en nacht) weinig sociale controle is.
- Bouwwerken geen gebouw zijnde moeten te allen tijde stedenbouwkundig inpasbaar zijn, dat wil zeggen dat deze moeten worden getoetst op hun ruimtelijke kwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan: het minimaliseren van het oppervlak, het voorkomen van sociale onveiligheid, het harmoniëren in de omgeving.
- Onder termen als "op harmonieuze wijze", "harmoniëren", etc. wordt verstaan een samenhangend geheel, te ontstaan door goed te motiveren overeenkomsten of juist door goed te motiveren contrasten. De goede motivatie is dus cruciaal want deze voorkomt onachtzaamheid of willekeur.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk komt het overheidsbeleid aan de orde dat van invloed is op de specifieke voorgenomen nieuwbouw in winkelcentrum De Bongerd. Uit onderzoek blijkt dat de volgende beleidsstukken niet van invloed zijn:
- Cultuur en Erfgoed 2017-2020, provincie Gelderland, vastgesteld 29 juni 2016
- Regionale structuurvisie Achterhoek, Regio Achterhoek, vastgesteld 26 april 2012;
- Regionale woonagenda Achterhoek, Regio Achterhoek, vastgesteld 25 juni 2015;
- herziene woningbouwstrategie 2015, gemeente Doetinchem, vastgesteld 5 november 2015;
- lokale woonagenda gemeente Doetinchem 2016-2025, vastgesteld 22 september 2016;
- Planologisch beleid 2011, gemeente Doetinchem, 6 januari 2011;
- Masterplan Schil, gemeente Doetinchem, d.d. 13 december 2007;
- Groenstructuurplan 2017, gemeente Doetinchem, 2017
- Kantorennota 'Ruimte voor kantoren', gemeente Doetinchem, vastgesteld op 7 februari 2008;
- continuïteit in Karakter, Cultuurhistorie Doetinchem, vastgesteld 21 september 2017;
- mobiliteitsvisie 2016-2026, gemeente Doetinchem, vastgesteld 3 november 2016;
Deze plannen worden daarom ook niet verder toegelicht in dit plan. Het beleid dat wel van invloed is op de ontwikkeling is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Dit is nodig om de opgenomen doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal. - 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. - 3. Sterke en gezonde steden en regio's
Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd. - 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.
Onderzoek en conclusie
Voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het bepaalde in de NOVI.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (voorganger NOVI). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast.
Bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond Rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
Onderzoek en conclusie
Het Barro doet geen specifieke uitspraken over zaken die in dit plan worden geregeld.
3.2.3 De Ladder voor duurzame verstedelijking
De Ladder voor duurzame verstedelijking (verder: 'de Ladder') is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De uitgangspunten hierbij zijn dat de ontwikkeling voorziet in een behoefte, en dat de ontwikkeling in eerste instantie in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.
Artikel 3.1.6 lid twee Bro omschrijft de ladder als volgt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
Voor de Ladder is dus een onderzoek nodig dat uit drie stappen bestaat:
- 1. Is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'?
- 2. Vindt de ontwikkeling plaats buiten bestaand stedelijk gebied?
- 3. Als hier sprake van is, dan moet motivering plaats vinden volgens de Ladder: waarom kan niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte worden voorzien?
De toepassing van de Ladder is mede bepaald door uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS). De ABRS heeft in een 'overzichtsuitspraak' op 28 juni 2017 op een rij gezet hoe de Ladder gebruikt moet worden. Hiermee wordt houvast geboden aan de rechtspraktijk.
Onderzoek
- 1. Is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'
De laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
In het voorliggende plan wordt ruimte geboden aan een supermarkt, slijterij, wijkcentrum en sporthal. Uitsluitend in geval van de supermarkt is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, aangezien het bij de overige functies gaat om vervanging. Omdat er bij dit plan sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, is een motivering van het plan volgens de Ladder nodig. Zie hiervoor hieronder onder '2 Motivering volgens de ladder'.
2. Motivering volgens de Ladder
Er is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Volgens de Ladder moet daarom eerst de behoefte beschreven worden. Kort gezegd is de 'behoefte' het saldo van de aantoonbare vraag naar de ontwikkeling verminderd met het aanbod in al aanwezige planologische besluiten, ook als die feitelijk nog niet gerealiseerd zijn. Dit binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied.
Het relevante ruimtelijke verzorgingsgebied voor de ontwikkeling, betreft de kern Doetinchem en meer specifiek stadsdeel Doetinchem West. Deze twee gebieden zijn leidend in de bepaling van de behoefte en de effecten. BRO heeft in voorliggend geval effectenanalyse uitgevoerd, waarbij tevens wordt getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar bijlage 3 bij deze toelichting. In het rapport wordt dat er sprake is van een kwalitatieve behoefte aan het planinitiatief in Doetinchem en dat van onevenredige (leegstands)effecten geen sprake is.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Ladder.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland
De Omgevingsvisie en -verordening bevatten de belangrijkste maatschappelijke opgaven in Gelderland. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de Omgevingsvisie.
De Omgevingsverordening bevat de regels, waarmee het beleid uit de visie is vastgelegd.
De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze opgaven zijn:
- een duurzame economische structuur;
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.
Via co-creatie en uitnodigingsplanologie streeft de provincie er naar sneller in te spelen op de maatschappelijke ontwikkelingen in Gelderland.
Onderzoek en conclusie
Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn geen specifieke regels uit de Omgevingsverordening Gelderland van toepassing.
3.3.2 Omgevingsvisie Gelderland
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld. De visie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving in Gelderland. Samen met de Omgevingsverordening heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in samenspraak met de omgeving.
De provincie streeft naar een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit wil de provincie bereiken door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Hiervoor zijn zeven ambities benoemd om richting te geven:
- Energietransitie
- Klimaatadaptatie
- Circulaire economie
- Biodiversiteit
- Bereikbaarheid
- Vestigingsklimaat
- Woon- en leefklimaat.
Met vier 'spelregels' of 'doe-principes' - doen, laten, zelf en samen - wordt er werking aan gegeven.
Dit is het kader waarbinnen de provincie wil werken en afwegingen wil maken.
Themakaarten
Bij de visie zijn een aantal themakaarten aanwezig. Deze hebben betrekking op de volgende hoofdonderwerpen:
- ruimtelijk beleid;
- waterbeleid;
- milieubeleid;
- natuur- en landschapsbeleid.
Daarmee is voor een aantal onderwerpen specifiek beleid vastgelegd. Op de themakaart milieubeleid staan geen aspecten die betrekking hebben op de gemeente Doetinchem. Bij 'onderzoek en conclusie' is de verdere toetsing aan deze themakaarten verwoord.
Uitvoering beleid
In het kader van de uitvoering van de visie, zijn ook drie beleidsdocumenten vastgesteld:
- Regionaal waterprogramma;
- Handreiking plussenbeleid;
- Beleidslijn windenergie.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen betrekking op een van deze onderwerpen. Toetsing hieraan is dus niet nodig.
Onderzoek en conclusie
Zoals aangegeven in de effectenanalyse (bijlage 3) zal de uitbreiding en schaalvergroting van de Albert Heijn en invulling van het bestaande pand met een discountformule bijdragen aan een betere consumentenverzorging (en dus behoud / versterking vitaliteit) in de kern Doetinchem, en voornamelijk in Doetinchem-West, omdat de versterking van het supermarktaanbod een impuls vormt voor de reeds in dit kernwinkelgebied gevestigde winkels en andere publieksgerichte voorzieningen. Bovendien wordt bijgedragen aan een versterking van de Bongerd als wijkwinkelcentrum.
Vanuit de raadpleging van de themakaarten behorend bij de omgevingsvisie, zijn de volgende onderwerpen van belang:
Ruimtelijk beleid
Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het 'Windenergie aandachtsgebied'. Het plan voorziet niet in het plaatsen van windmolens. Nadere toetsing is dan ook niet van belang.
De Omgevingsvisie doet verder geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor de voorliggende ontwikkeling. De Omgevingsvisie vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
3.3.3 Omgevingsverordening Gelderland
De Omgevingsverordening is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld. Hierin zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Samen met de Omgevingsvisie heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. In 2019 zal de verordening opnieuw geactualiseerd worden, zodat deze verder in lijn wordt gebracht met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en anticipeert op de eisen van de Omgevingswet.
De verordening bevat regels op het gebied van:
- Ruimte (hoofdstuk 2):
- Woonlocaties en recreatiewoningen (afdeling 2.1)
- Werklocaties (afdeling 2.2)
- Glastuinbouw (afdeling 2.3)
- Veehouderij (afdeling 2.4)
- Instructieregels bescherming grond- en drinkwater (afdeling 2.5)
- Natuur en landschap (afdeling 2.6)
- Energie (afdeling 2.7)
- Milieu, ontgrondingen en natuur (hoofdstuk 3):
- Gebruik gesloten stortplaatsen (afdeling 3.1)
- Grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning (afdeling 3.2)
- Bodem (afdeling 3.3)
- Geluidhinder (afdeling 3.4)
- Natuur (afdeling 3.6)
- Varend ontgassen (afdeling 3.7)
- Industriële grondwateronttrekkingen (afdeling 3.8)
- Water (hoofdstuk 4):
- Vaarwegen (paragraaf 4.1)
- Regionaal waterplan (paragraaf 4.2)
- Handelingen in watersystemen (paragraaf 4.3)
- Functies van water (paragraaf 4.4.)
- Provinciale wegen en luchthavenbesluiten (hoofdstuk 5):
- Onderhoud, werkzaamheden en gebruik wegen (afdeling 5.1)
- Beperkingengebieden regionale luchthavens (afdeling 5.2)
Onderzoek en conclusie
Het provinciale detailhandelsbeleid is in de omgevingsverordening opgenomen in artikel 2.2 Werklocaties. Ten aanzien van de ontwikkeling Winkelcentrum De Bongerd - 2020 wordt opgemerkt dat geen sprake is van een perifere locatie maar van een winkelcentrum. Hiermee past het voornemen binnen het provinciaal beleid. Voor het overige zijn er geen specifieke regels in de Omgevingsverordening Gelderland van toepassing.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Afsprakenkader detailhandel regio Achterhoek
De gemeenten in de Achterhoek werken samen op het beleidsthema Duurzame Economie. Hierin werken de gemeenten onder meer samen aan vitale stads- en dorpscentra en de bestrijding van leegstand.
De behoefte aan fysieke winkels loopt terug, waardoor ook in de Achterhoek onderlinge concurrentie (verdringing) en leegstand toenemen. De leegstand in de Achterhoek is circa anderhalf keer zo groot als het landelijk gemiddelde. Detailhandelsontwikkelingen hebben meer en meer een bovenlokale impact. Om in deze tijd (economische crisis, krimp, internet bestedingen) private investeringen in de centra van de hoofdkernen te stimuleren, hebben marktpartijen behoefte aan een helder lokaal en regionaal detailhandelsbeleid. Op regionaal niveau zijn hiervoor de basisbeleidsafspraken vastgelegd.
Het doel is behoud van een zo aantrekkelijk mogelijk winkelstructuur voor inwoners van en bezoekers aan de Achterhoek. De focus ligt hierbij op behoud van vitale centra, groot en klein. Winkelcentra zijn de visitekaartjes van de kernen en zijn hierdoor zeer belangrijk voor het woon- en leefklimaat. De regionale afspraken vormen de basis voor het lokaal beleid en (toetsing van) lokale ontwikkelingen. Meer over het lokale detailhandelsbeleid in paragraaf 3.5.5 Detailhandelsbeleid gemeente Doetinchem.
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt aangesloten op de centrale doelstelling van het 'Afsprakenkader detailhandel regio Achterhoek': het vitaal en aantrekkelijk maken en behouden van de winkelcentra in de hoofdkernen in de regio, waarmee het woon- en leefklimaat wordt behouden en versterkt.
Daarbij wordt opgemerkt dat - mede op basis van hetgeen genoemd in Bijlage 3 Effectenanalyseuitbreiding supermarktaanbod winkelcentrum De Bongerd- is aangetoond dat er sprake is van een regionale behoefte en er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur.
De voorgenomen uitbreiding van het winkelcentrum en de effectenanalyse zijn ingebracht in het Porterfeuillehoudersoverleg Duurzame Economie regio Achterhoek van 8 september 2016. De regio heeft kennisgenomen van en ingestemd het de voorgenomen uitbreiding van wijkwinkelcentrum De Bongerd.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Structuurvisie Doetinchem 2035
Op 26 september 2013 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Structuurvisie Doetinchem 2035 vastgesteld. Deze structuurvisie schetst een beeld van de huidige ruimtelijke situatie en gaat zowel in op de kwaliteiten als op onderdelen waar verbeteringen denkbaar zijn. Er worden ruimtelijke kaders geschetst waarbinnen de gemeente Doetinchem de komende jaren wil werken. Daarbij gelden vier thema's, waarvan drie voor de ontwikkelingen in het plangebied van belang zijn. Dit zijn:
- kwaliteit en beleving;
- economische kansen;
- Doetinchem en haar omgeving.
Kwaliteit en beleving
De verschuiving van het accent naar beheer biedt kansen voor kwalitatieve ontwikkeling. Doetinchem moet aantrekkelijk zijn voor bewoners, bezoekers en bedrijven. In de structuurvisie ligt de focus op de beleving en ruimtelijke kwaliteit. De structuurvisie streeft een hoge ruimtelijke kwaliteit na. De kwaliteit zal er overal weer anders uitzien en is op verschillende manieren te realiseren.
Economische kansen
De gemeente Doetinchem wil aantrekkelijk blijven door bestaande kwaliteiten te versterken en nieuwe kwaliteiten aan te boren. Inzet is het behoud van werkgelegenheid en het redden van de traditioneel sterke sectoren, zoals de maakindustrie en de zorg. Daarnaast zet de gemeente in op onverwachte kansen die zich voordoen en het anticiperen daarop. De stad moet vernieuwend zijn zonder de bestaande kwaliteiten te verwaarlozen.
Doetinchem en haar omgeving
Als centrumgemeente zal Doetinchem de komende jaren een steeds belangrijkere rol vervullen. Als gevolg van bevolkingsontwikkeling zullen omliggende dorpen steeds vaker gebruik maken van de Doetinchemse voorzieningen. Goede verbindingen met de buurgemeenten zijn noodzakelijk. Er zijn verschillende samenwerkingsvormen, ook met buurland Duitsland. Belangrijke aandachtsgebieden zijn momenteel de infrastructuur, de zorg, het onderwijs, de werkgelegenheid en de cultuur.
Onderzoek en conclusie
In de Structuurvisie Doetinchem 2035 is de uitbreiding van Winkelcentrum De Bongerd als specifiek project opgenomen. Aangegeven is dat beoogd is om dit project de komende jaren van initiatief naar daadwerkelijke realisatie te brengen.
3.5.2 Doetinchem Natuurlijk Duurzaam
Op 18 februari 2016 heeft de gemeenteraad het koersdocument Doetinchem Natuurlijk Duurzaam vastgesteld. In het koersdocument staat beschreven wat duurzaamheid voor Doetinchem betekent, welke middelen de gemeente inzet en welke doelen de gemeente heeft om onze duurzaamheidsambities te behalen.
Duurzaamheid is een heel breed begrip. Voor Doetinchem komt duurzaamheid terug op de beleidsvelden energie, natuur, klimaat, circulaire economie, mobiliteit en duurzame producten en diensten. De gemeente zet zichzelf in als verbinder die andere partijen ondersteunt en enthousiasmeert bij hun duurzame initiatieven.
Met het koersdocument legt de gemeente de focus voornamelijk op het terrein van energie. Op dit terrein kan de gemeente grote 'winsten' behalen. Doetinchem wil, samen met de andere Achterhoekse gemeenten, in 2030 energieneutraal zijn. Dit doet de gemeente door zowel energie te besparen als schone energie op te wekken. De gemeente ziet het als taak om deze energietransitie te faciliteren en te stimuleren. Daarbij wil de gemeente het goede voorbeeld geven en de te banen wegen vrijmaken.
Wat betreft de energiebesparing richten de gemeente zich voornamelijk op de bestaande woningvoorraad en het bedrijfsleven. De gemeente informeert en zorgt voor subsidieregelingen of leningen. Wat betreft energieopwekking zijn zon, biomassa en ook wind kansrijke duurzame energiebronnen. In theorie kan elk gebouw voorzien in zijn eigen duurzame energieopwekking. Daar waar dit niet mogelijk is bieden collectieve duurzame energievoorzieningen het alternatief.
Onderzoek en conclusie
In het voorliggende bestemmingsplan heeft de gemeente waar mogelijk al rekening gehouden met de energieneutraliteitsambitie. Zo is het in alle bestemmingen toegestaan om op daken van gebouwen zonnepanelen en -collectoren te plaatsen. Dit kan vergunningsvrij als rekening wordt gehouden met de bijbehorende randvoorwaarden. Het realiseren van zonnepanelen op de grond is alleen toegestaan als er een omgevingsvergunning is aangevraagd. De gedachtegang is dat eerst het dak wordt gebruikt om zonnepanelen te realiseren en dat daarna eventueel nog zonnepanelen op de grond gerealiseerd worden. In het bestemmingsplan is geregeld dat de opgewekte duurzame energie zowel voor eigen gebruik als voor derden opgewekt mag worden. Wat betreft de overige duurzaamheidsaspecten zal in elk geval worden voldaan aan de wettelijke verplichtingen.
3.5.3 Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020
Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 vormt de basis voor de omgang met water in het algemeen en het rioleringsstelsel in het bijzonder.
Met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het stedelijk gebied zijn de volgende gidsprincipes voor integraal waterbeheer van belang:
- het toepassen van de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren;
- water van schoon naar minder schoon laten stromen (geen afwenteling);
- met water de identiteit van een plek zichtbaar maken;
- een goede communicatie opzetten (intern en extern);
- water als mede-ordenend principe toepassen bij ruimtelijke plannen;
- samenwerken en afstemmen;
- balans in watersysteem en waterketen.
Door het toepassen van deze principes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem binnen de gemeentegrenzen, gecombineerd met een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water. Er is een goede samenwerking en afstemming tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen, en er vindt geen bestuurlijke, financiële of ruimtelijke afwenteling plaats. Dit is het algemene streefbeeld voor 2030.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt.
Onderzoek en conclusie
In paragraaf 4.8 Water wordt nader op het aspect water ingegaan. Hier wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan aansluit op het gestelde in het Gemeentelijk Rioleringsplan.
3.5.4 Bomenbeleid en de Bomenverordening
De bescherming, de herplant en het kappen van bomen is geregeld in de gemeentelijke bomenverordening. De beleidsregels voor toepassing van deze regelgeving zijn opgenomen in de Bomenverordening 2015. Deze verordening bevat regels ten aanzien van de beoordeling kapaanvragen en belangenafweging, bijzondere bomen en de duurzame instandhouding en bescherming van bomen. Het bomenbeleid is in essentie gericht op het behoud van (toekomstig) waardevolle bomen en boomstructuren.
Bomen dragen in belangrijke mate bij aan de structuur, identiteit, belevingswaarde, ecologische waarde en gebruikswaarde van de (woon)omgeving en worden dan ook beschouwd als de belangrijkste groenelementen in de stedelijke omgeving. Hierbij geldt dat naarmate bomen ouder zijn de waarde voor de omgeving toeneemt. Om deze reden is het van belang in de bestaande situatie en bij nieuwe ontwikkelingen met zorg om te gaan met aspecten van beheer en inrichting van de boom en zijn groeiplaats.
Onderzoek en conclusie
De aanwezige waardevolle bomen worden beschermd middels de kapverordening en de kapvergunning. In voorliggend geval is er een bomeneffectanalyse uitgevoerd. Deze analyse is opgenomen in bijlage 4 bij de toelichting.
3.5.5 Detailhandelsbeleid gemeente Doetinchem
Het regionale detailhandelbeleid is leidend voor het lokale detailhandelsbeleid. Het lokale detailhandelsbeleid is vastgelegd in de nota 'Actualisatie Detailhandelsbeleid 2013'. De nota gaat in op de snel veranderende omgeving, de wetgeving van hogere overheden en ontwikkelingen op detailhandelsgebied. Het regionale en lokale detailhandelsbeleid vormen samen het kader voor detailhandel. De doelstelling is:
- vitaal en aantrekkelijk houden van de centra van de hoofdkernen in de regio. De hoofdkernen binnen de Achterhoek zijn:
- 1. regionaal centrum: Doetinchem en Winterswijk;
- 2. lokaal centrum (kern en omliggende kleine kernen): Aalten, Borculo, Didam, Dinxperlo, Eibergen, Gaanderen, Gendringen, Groenlo, 's Heerenberg, Hengelo, Lichtenvoorde, Neede, Ruurlo, Steenderen, Terborg, Ulft, Varsseveld, Vorden, Wehl en Zelhem;
- de drie bestaande grootschalige concentraties, Woonboulevard Doetinchem, Boulevard-Oost (Doetinchem) en Europalaan (Winterswijk), hebben hun functie in de huidige structuur als bovenlokale PDV-clusters. PDV staat voor perifere detailhandelsvestigingen. Binnen de PDV concentraties is uitsluitend detailhandel in volumineuze goederen toegestaan. Voor de branches woninginrichting, doe-het-zelf en tuin bestaat er vanuit kwantitatief oogpunt geen aanleiding voor uitbreiding;
- in de overige kernen en stadswijken zijn de bestaande dagelijkse winkelvoorzieningen een aanvulling op de hoofdcentra en hebben een functie als basisvoorziening in de directe nabijheid. Deze winkels kunnen behouden blijven mits economisch rendabel op het lokale verzorgingsniveau van deze kleine kern of wijk;
- bovenstaande leidt tot het volgende kaartbeeld van de gewenste regionale winkelstructuur in de Achterhoek.
![]() |
Afbeelding 3.1: Uitsnede kaart detailhandelsbeleid (Bron: DTNP) |
Gewenste winkelstructuur regio Achterhoek
Door beleidsmatig eenduidig te kiezen voor het vitaal (lees: compact) houden van de centra van hoofdkernen blijven deze locaties naar verwachting ingevuld met winkels en andere publieksgerichte centrumfuncties (onder andere horeca). Structurele leegstand op alle overige locaties dreigt toe te nemen. Voor al deze locaties is het transformeren naar een andere functie een mogelijkheid. Een andere mogelijkheid is sloop van leegstaand vastgoed.
De gewenste supermarkt hoofdstructuur voor de gemeente is:
- een sterk centrumaanbod bestaande uit enkele nabij het stadscentrum gelegen supermarkten, bij voorkeur gespreid om het centrum, (De bestaande supermarkten aan de oostkant van het centrum en twee nieuwe locaties aan de westkant Saronix-Heelweg en Iseldoks-Intermeco);
- twee moderne wijkwinkelcentra met een stadsdeelverzorgende functie (De Bongerd en Overstegen);
- vier buurtsteunpunten met een eigen verzorgingsfunctie voor omringende woongebieden (W. Brandtplein, Slotlaan, Dennenweg, Haareweg/Surinameplein);
- twee supermarkten in het dorp Gaanderen en twee in het dorp Wehl.
In de navolgende paragraaf 3.5.5.1 Visie boodschappenstructuur is de nadere uitwerking weergegeven van de boodschappenstructuur in de gemeente Doetinchem.
Onderzoek en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een nieuwe fullservice supermarkt en de komst van een discounter mogelijk. Na realisatie hiervan is het hoofdwinkelcentrum voor Doetinchem West versterkt zoals de visie beoogd. Het verder uitbreiden van de dan gevestigde supermarkten of een eventuele nieuwvestiging van een derde supermarkt is beleidsmatig niet beoogd en daarmee niet gewenst. In het voorliggende bestemmmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen om de planologische mogelijkheden voor een verdere uitbreiding van het aantal vierkante meters supermarkt en ook voor de nieuwvestiging van een derde supermarkt te schrappen. Met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en de officiële bekendmaking daarvan, heeft de gemeente voorzienbaarheid gecreeërd voor het eventueel schrappen van ongebruikte planologische mogelijkheden voor de vestiging / uitbreiding van een supermarkt.
Het toepassen van deze bevoegdheid zal niet eerder gebeuren dan nadat:
- een termijn van 1,5 jaar is verstreken na inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan.
- gedurende die periode geen uitbreiding danwel nieuwvestiging van een supermarkt is gerealiseerd danwel op dat moment gerealiseerd wordt;
- gedurende die periode geen omgevingsvergunning voor de uitbreiding danwel nieuwvestiging van een supermarkt is ingediend.
De ontwikkeling van het plangebied Winkelcentrum De Bongerd - 2020, sluit aan op hetgeen is opgenomen in de detailhandelsnota.
3.5.6 Parkeervisie Gemeente Doetinchem 2017 - 2020
Op 8 juni 2017 heeft de gemeenteraad de 'Parkeervisie Gemeente Doetinchem 2017-2020' en de 'Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem' vastgesteld. De gemeente biedt voor haar eigen inwoners en bezoekers een aantrekkelijke binnenstad waarbij bereikbaarheid en parkeren belangrijke pijlers zijn. Het parkeren biedt in en rond de binnenstad van Doetinchem, in de kernen van Wehl en Gaanderen en in woongebieden en buitengebied ondersteuning aan de daar aanwezige functies (zoals: wonen, winkelen, werken en recreëren). De parkeervisie is opgedeeld in vier pijlers:
- 1. parkeerlocatie en kwaliteit: alle openbare parkeerplaatsen moeten sociaal veilig, beschikbaar, vindbaar en te financieren zijn;
- 2. doelgroep gericht: per locatie hebben specifieke parkeerdersgroepen prioriteit.
- a. binnenstad - personeel en publiek;
- b. woongebieden - bewoners en bezoek;
- c. bedrijfsterreinen - personeel;
- 3. flexibiliteit: de uitvoering van de werkzaamheden uit de parkeervisie moeten gefaseerd uitgevoerd kunnen worden;
- 4. exploiteerbaarheid: de parkeerexploitatie dient te voldoen aan de financiële taakstelling.
Parkeernormen hebben tot doel een zodanig aantal parkeerplaatsen voor nieuwe ontwikkelingen voor te schrijven, dat voorzien wordt in de in te schatten parkeervraag. Dat aantal voorkomt dat door de aanleg van te weinig plaatsen er een tekort ontstaat. Ook voorkomt het toepassen van de normen dat er teveel plaatsen komen, waardoor de automobiliteit gestimuleerd wordt en de leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en bereikbaarheid nadelig worden beïnvloed. De nota wil ook de toepassing van de normen voor burgers, bedrijven, gebouweigenaren, ontwikkelaars, e.d. inzichtelijk maken.
Onderzoek en conclusie
In de 'Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem' staat per situatie de parkeernormen. Het parkeerbeleid is voor het plangebied nader uitgewerkt in paragraaf 4.10 Verkeer en parkeren.
3.5.7 Doetinchem in vorm
De gemeente Doetinchem zet in op het leggen van slimme verbindingen. Sport en bewegen zijn bij uitstek geschikt om verbindingen te leggen en bij te dragen aan het intensiveren van bestaande verbindingen. Daarom is de missie van sport en bewegen in Doetichem:
‘Door slimme verbindingen, binnen de sport en tussen sport en andere beleidsdomeinen, sportdeelname en een gezonde leefstijl van de Doetinchemse bevolking stimuleren.’
Om op een verantwoorde en prettige manier te kunnen sporten is een goede accommodatie van groot belang. De gemeente is verantwoordelijk voor een specifieke groep sportaccommodaties. Een opsomming van de groep staat in de uitvoeringsagenda. Tot nu toe was een van de criteria dat een vereniging 50 Doetinchemse leden diende te hebben voor de categorie accommodaties die onder gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen. Daar is nu aan toegevoegd dat de gemeente ook verantwoordelijkheid wil nemen voor een sportvereniging met in totaal minimaal 50 leden, mits de gemeenten van de niet in Doetinchem woonachtige leden per lid evenveel bijdragen als de gemeente Doetinchem per Doetinchems lid. Ook heeft de gemeente de huurtarieven voor verenigingen vastgesteld op het niveau 2009. Verenigingen huren tegen een relatief laag bedrag. De tarieven worden niet verhoogd. Verder is er nog een aantal kleine punten waar de gemeente verenigingen ondersteunt. Voor investeringen is het mogelijk om voor leningen een waarborgstelling aan te vragen. De gemeente werkt in dit kader altijd samen met het Waarborgfonds voor de Sport. De waarderingsbijdrage voor clubaccommodaties blijft waarschijnlijk bestaan.
Onderzoek en conclusie
Het vervangen van de sporthal past binnen de gemeentelijke beleidsnota 'Doetinchem in vorm' en sluit aan bij de missie van sport en bewegen in Doetinchem. Door de ontwikkeling wordt de sportvoorziening vervangen door een nieuwe moderne voorziening, waarmee de kwaliteit van de voorziening fors verbeterd wordt.
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid
4.1 Algemeen
Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.
4.2 Bodem
4.2.1 Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht.
4.2.2 Situatie plangebied
Econsultancy bv heeft in het plangebied een 'Verkennend bodemonderzoek en indicatief onderzoek asbest in puin winkelcentrum De Bongerd' uitgevoerd. De resultaten en conclusies van dit onderzoek zijn opgenomen in deze paragraaf. Het onderzoek (kenmerk: Econsultancy, d.d. 24 mei 2019 is als Bijlage 5 bij deze toelichting opgenomen.
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, matig grof zand. De boven- en ondergrond is bovendien plaatselijk zwak humeus. Ter plaatse van het parkeerterrein en het plein is onder de klinkerverharding (groten)deels sprake van een tussen de 20 en 50 centimeter dikke gebroken puinfundatielaag. Verder zijn sporadisch bijmengingen met plastic en baksteen en/of beton in de bodem aanwezig. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
In de zwak baksteenhoudende en zwak betonhoudende zandige bovengrond op de onderzoekslocatie zijn analytisch geen verontreinigingen aangetoond. In de zintuiglijk schone zand bovengrond en in de zintuiglijk schone zandlaag onder de puinfundatielaag zijn analytisch eveneens geen verontreinigingen aangetoond. De sterk plastichoudende klei ondergrond is analytisch niet verontreinigd. De zwak tot matig baksteenhouddende en zwak betonhoudende zand ondergrond is licht verontreinigd met kobalt.
Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Deze metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van barium in het grondwater.
In de gebroken puinfundatielaag die rond 2000 onder de parkeerplaats is aangebracht, is zowel visueel als analytisch (indicatief) geen asbest aangetoond.
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht, niet-lijnvormig" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, niet geheel bevestigd. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er echter géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de herontwikkeling en bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie. Het puingranulaat kan als niet-asbesthoudend worden beschouwd.
4.2.3 Conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.3 Akoestiek
4.3.1 Algemeen
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen ten aanzien van de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies (o.a. wonen). Zo zijn in de Wet geluidhinder voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en railverkeerslawaai.
4.3.2 Wegverkeerslawaai
Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen en voorkeursgrenswaarden opgenomen.
Er is van rechtswege een zone gelegen langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km gebieden. Voor alle woningen en geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van die weg liggen, moet de geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai berekend worden.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten.
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai 2019
Om het effect van de toename van verkeersbewegingen ten gevolge van het plan op de omliggende woningen inzichtelijk te maken is er een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (kenmerk Econsultancy, d.d 28 oktober 2019) uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 6. Hierna zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen.
Om het akoestisch effect van het plan op omliggende geluidgevoelige bestemmingen inzichtelijk te maken zijn geluidsmodellen opgesteld voor zowel de autonome ontwikkeling als de toekomstige ont-wikkeling. In bijlage 1 en 2 van het rapport zijn respectievelijk de volledige invoergegevens en berekeningsresultaten van de modellen opgenomen.
De grenswaarde is gelijk aan de autonome ontwikkeling met een minimum van 48 dB (de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting). In onderstaand tabel zijn de geluidsbelastingen voor zowel de autonome ontwikkeling als de planontwikkeling inzichtelijk gemaakt.
![]() |
De voorziene toenames van de geluidsbelastingen vanwege het plan zijn lager dan 1,5 dB en worden acceptabel geacht. Bij het hanteren van de daadwerkelijke verkeersgeneratie van 2902 motorvoertuigen per etmaal zullen de toenames in de praktijk nog lager uitvallen. Het plan wordt akoestisch inpasbaar geacht, de verkeersaantrekkende werking zal niet zorgen voor een significante verslechtering van het woon- en leefklimaat.
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai 2021
Naar aanleiding van zienswijzen is het akoestisch onderzoek gewijzigd (kenmerk Econsultancy, d.d 11 februari 2021). Het gewijzigde akoestisch onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 6. Hierna zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen.
De grenswaarde is gelijk aan de autonome ontwikkeling met een minimum van 48 dB (de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting). Omdat alleen als gevolg van de Plattenburgstraat de geluidsbelasting hoger is dan 48 dB zijn in onderstaand tabel de geluidsbelastingen voor zowel de autonome ontwikkeling als de planontwikkeling inzichtelijk gemaakt. De geluidsbelastingen als gevolg van de overige wegen zijn lager dan 48 dB.
![]() |
De voorziene toenames van de geluidsbelastingen vanwege het plan zijn lager dan 1,5 dB en worden acceptabel geacht. De verkeersaantrekkende werking van het plan zal niet zorgen voor een significante verslechtering van het woon- en leefklimaat ter hoogte van de geluidgevoelige bestemmingen.
4.3.3 Railverkeerslawaai
Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wet geluidhinder) een zone gelegen langs iedere spoorlijn (die zone bedraagt binnen de gemeentegrens Doetinchem 100 meter).
Dit bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten. Een akoestisch onderzoek railverkeerslawaai kan achterwege blijven.
4.3.4 Industrielawaai/bedrijfszonering
In het kader van voorliggend plan zijn de volgende aspecten akoestisch relevant; de bevoorrading van de detailhandel (laden en lossen), de (technische) installaties, eventueel buitenterras (roepen van personen), toename van verkeersbewegingen op de ontsluitende wegen, dichtslaan van portieren en het lopen en stallen van winkelwagens.
Akoestisch onderzoek industrielawaai 2019
Vorenstaande aspecten zijn beoordeeld in het 'akoestisch onderzoek indirecte hinder winkelcentrum De Bongerd' (kenmerk Econsultancy, d.d 18 juli 2019) uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 7.
De berekeningen voor de maximale representatieve bedrijfssituatie zijn uitgevoerd conform methode II.8 van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (VROM, 1999) met behulp van het softwarepakket Geomilieu versie 5.00. In het model is de inrichting en de directe omgeving opgebouwd door middel van gebouwen, bodemgebieden, geluidsbronnen en toetspunten.
Op de omliggende geluidgevoelige bestemmingen vinden geen overschrijdingen van de grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau plaats. Enkel ter hoogte van de Fruitweg 2 treden in de nachtperiode overschrijdingen van de grenswaarde voor maximale geluidniveaus op. Vanwege de situering van de bestaande parkeerplaatsen zal geen verslechtering van het huidige akoestisch woon- en leefklimaat plaatsvinden. Aangezien de supermarkt tot maximaal 22.00 uur is geopend, zal de frequentie waarin na sluitingstijd een overschrijding zal optreden laag zijn.
In de avondperiode treden overschrijdingen tot 1 dB van de grenswaarden voor de indirecte hinder op. De toenames van de geluidsbelastingen vanwege het plan zijn echter lager dan 1,5 dB en worden acceptabel geacht. Bij het hanteren van een meer realistische verdeling van het verkeer over de verschillende ontsluitingswegen zullen de toenames in de praktijk nog lager uitvallen. Het plan wordt akoestisch inpasbaar geacht, de verkeersaantrekkende werking zal niet zorgen voor een significante verslechtering van het woon- en leefklimaat. De beperkte overschrijding kan met onderstaande aanvullende onderbouwing met betrekking tot het binnenniveau onder stap 3 van de VNG-brochure acceptabel worden geacht.
Slaapverstoring is voor het onderhavig plan niet aan de orde. Het woon- en leefklimaat in de woningen (binnenniveau) ten gevolge van indirecte hinder en maximale geluidniveaus wordt, bij aansluiting op de grenswaarden voor in- of aanpandige gevoelige gebouwen van respectievelijk 35 en 55 dB(A) etmaalwaarde, bij een geluidwering van de gevels van minimaal 20 dB gegarandeerd. Ingevolge de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening mag vanuit worden gegaan dat bij een goed onderhouden woning de geluidwering tenminste 20 dB bedraagt. Op basis van de staat van onderhoud wordt geconcludeerd dat het vereiste binnenniveau in de woningen wordt gegarandeerd.
Akoestisch onderzoek industrielawaai 2021
Naar aanleiding van zienswijzen is het akoestisch onderzoek gewijzigd (kenmerk Econsultancy, d.d 24 februari 2021). Het gewijzigde akoestisch onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 7. Hierna zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen.
In onderstaand tabel zijn het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau ten gevolge van het plan weergegeven. In bijlage 3 van het rapport is een volledig overzicht van berekeningsresultaten weergegeven.
![]() |
Op de omliggende geluidgevoelige bestemmingen vinden, met uitzondering van Fruitweg 2, geen overschrijdingen van de grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de maximale geluidniveaus plaats. De grenswaarde volgens stap 3 van de VNG-publicatie wordt ter hoogte van de Fruitweg 2 niet overschreden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een afweging van aanvullende geluidsreducerende maatregelen noodzakelijk.
De overschrijdingen van de grenswaardes bedragen 1 en 3 dB voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de maximale geluidniveaus. Maatgevend voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zijn de verkeersbewegingen op het parkeerterrein en uit de parkeerkelder. Maatgevend voor de maximale geluidniveaus zijn de dichtslaande portieren. Aan dergelijke bronnen (die niet in eigen beheer zijn) zijn geen bronmaatregelen mogelijk. Een overdrachtsmaatregel op het parkeerterrein zelf is vanwege overwegende bezwaren van verkeerskundige aard en de beperkte ruimte niet realistisch. Beschouwd zijn:
- het plaatsen van een geluidscherm;
- het aanpassen van het parkeerterrein.
Een geluidscherm is niet wenselijk gebleken, aangezien deze een minimale hoogte zou moeten krijgen van 4 meter en hiermee het zicht vanuit de woning volledig zal ontnemen.Geconstateerd is dat reeds in de huidige situatie op korte afstand van de woningen aan de Fruitweg worden geparkeerd. Door de indeling van het parkeerterrein aan te passen is het mogelijk om de afstand tussen de parkeervakken en de woningen te vergroten. In afbeelding 4.1 is de oorspronkelijke situatie (links) en na aanpassing van de indeling (rechts) weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.1: Inrichting parkeerterrein oorspronkelijke situatie (links) en na aanpassing (rechts) |
In onderstaand tabel zijn de akoestische effecten van de gewijzigde indeling opgenomen. In bijlage 5 van het rapport zijn de volledige invoergegevens en resultaten opgenomen.
![]() |
Er zal wat betreft de hoogte van de maximale geluidniveaus met een wijziging van de indeling van het parkeerterrein een kleine verbetering optreden van het huidige akoestisch woon- en leefklimaat. De beperkte overschrijding van 2 dB kan met onderstaande aanvullende onderbouwing met betrekking tot het binnenniveau onder stap 3 van de VNG-brochure acceptabel worden geacht.
Slaapverstoring is voor het onderhavig plan niet aan de orde. Het woon- en leefklimaat in de woningen (binnenniveau) ten gevolge van de langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus en maximale geluidniveaus wordt, bij aansluiting op de grenswaarden voor in- of aanpandige gevoelige gebouwen van respectievelijk 35 en 55 dB(A) etmaalwaarde, bij een geluidwering van de gevels van minimaal 17 dB gegarandeerd. Ingevolge de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening mag vanuit worden gegaan dat bij een goed onderhouden woning de geluidwering tenminste 20 dB bedraagt. Op basis van de staat van onderhoud wordt geconcludeerd dat het vereist binnenniveau in de woning wordt gegarandeerd.
4.3.5 Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
4.4 Luchtkwaliteit
4.4.1 Algemeen
Sinds 15 november 2007 zijn bepalingen met betrekking tot de luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 titel 2 Wm). In titel 5.2 staat een kader opgenomen waaraan de toelaatbaarheid van een project kan worden getoetst. Op basis van artikel 5.16, eerste lid geldt dat een project onder andere toelaatbaar is indien deze niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen.
4.4.2 Besluit- en regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
In het besluit NIBM (luchtkwaliteitseisen) staat vermeld dat een project NIBM is als het project een toename van maximaal 3 % van de grenswaarde (zijnde 1,2 µg/m³) voor de jaargemiddelde concentratie NO en PM10. Wanneer een project als NIBM kan worden beschouwd, vormt de luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor de doorgang van dat project.
Met de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn categorieën aangewezen die in elk geval NIBM bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht.
In artikel 4, eerste lid van de regeling worden nieuwbouwlocaties met 1.500 en 3.000 woning en respectievelijk één en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, als NIBM aangewezen.
4.4.3 Situatie plangebied
Onderzoek luchtkwaliteit 2019
Om te beoordelen of de ontwikkeling zich verhoudt tot luchtkwaliteitseisen is een Notitie luchtkwaliteit (kenmerk Econsultancy, d.d. 17 oktober 2019) opgesteld. In dit onderzoek, bijgevoegd als Bijlage 8, wordt dit berekend. Hierna worden de conclusies beschreven.
De uitbreiding van het winkelcentrum leidt tot een gemiddelde toename van circa 3000 motorvoertuigen per etmaal. Deze voertuigen zullen zich gelijkmatig uitsplitsen in drie richtingen, naar het oosten (Doetinchem), westen (Wehl) en zuiden (Dichteren). Het extra verkeer per ontsluitingsweg 1000 motorvoertuigen per etmaal bedragen.
Met behulp van de NIBM-tool is het effect van de toekomstige verkeersgeneratie per ontsluitingsweg inzichtelijk gemaakt. Uit de berekeningen blijkt dat de extra verkeersgeneratie per ontsluitingsweg niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht. Een nader luchtkwaliteitsonderzoek voor het plan wordt niet noodzakelijk geacht.
Onderzoek luchtkwaliteit 2021
Naar aanleiding van zienswijzen is het luchtkwaliteitsonderzoek gewijzigd (kenmerk Econsultancy, d.d 12 februari 2021). Het gewijzigde luchtkwaliteitsonderzoek is bijgevoegd als Bijlage 8. Hierna zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen.
De beoordeling van de luchtkwaliteit heeft plaatsgevonden voor de toekomstige situatie met peiljaar 2023. Door technologische verbeteringen aan emissiebronnen zal de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen door het wegverkeer in de toekomst afnemen. Uit de NSL-monitoringstool en de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland blijkt dat er sprake is van een dalende trend van concentraties luchtverontreinigende stoffen naar toekomstig peiljaar 2030. Hierdoor belicht een berekening met peiljaar 2023 een worstcasescenario.
Voor de berekening van de luchtkwaliteit nabij de wegen is gebruik gemaakt van de AERIUS Lucht rekentool met de meest actuele versie (versie 2020). In onderstaand zijn de berekeningsresultaten van het maximale concentraties ter plekke van de rekenpunten opgenomen. In bijlage 3 van de rapportage zijn de volledige resultaten per rekenpunt opgenomen.
![]() |
Op basis van de resultaten wordt geconcludeerd dat voor de toekomstige situatie (peiljaar 2023) geen overschrijdingen optreden voor NO2, PM10 en PM2,5 ter plaatse van de toetspunten langs de desbetreffende wegdelen. Er wordt ruim voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.
Op basis van de resultaten wordt geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de vernieuwing van het winkelcentrum De Bongerd.
4.4.4 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er voor het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn.
4.5 Externe Veiligheid
4.5.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
- de Regeling basisnet;
- Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Regelgeving ten aanzien van transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
4.5.2 Situatie plangebied
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven. Het plangebied is (globaal) weergegeven met een blauwe cirkel.
![]() |
Afbeelding 4.2: Uitsnede risicokaart (Bron: Risicokaart) |
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
- zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
4.5.3 Conclusie
Gelet op vorenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.6 Bedrijvigheid
4.6.1 Algemeen
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
4.6.2 Gebiedstypen
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer.
Gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), worden aangemerkt als 'gemengd gebied'. Bij 'gemengde gebieden' moet gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
De richtafstanden uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
Het gebied waarin het plangebied zich bevindt is aan te merken als een 'gemengd gebied'. Er is sprake van een winkelcentrum, een gebied waar bewust functiemenging wordt nagestreefd om een grotere levendigheid tot stand te brengen.
4.6.3 Situatie plangebied
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Zoals al hiervoor genoemd wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:
- 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
- 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
1. Externe werking
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast.
De gewenste ontwikkeling betreft de realisatie van een nieuwe supermarkt, sluiterij, wijkcentrum en sporthal. Deze functies worden hierna getoetst.
Supermarkt (incl. slijterij)
Een supermarkt wordt in de VNG-uitgave genoemd als 'supermarkten, warenhuizen' (SBI 2008: 471), te onderscheiden in milieucategorie 1, waarvoor een grootste richtafstand van 10 meter geldt voor het aspect 'geluid' in een rustig omgevingstype. In een gemengd gebiedstype geldt een richtafstand van 0 meter. In alle gevallen wordt voldaan aan deze richtafstanden. Opgemerkt wordt dat voor de volledigheid in het kader van indirecte hinder een akoestisch onderzoek is uitgevoerd. Voor de resultaten wordt naar paragraaf 4.3.4.
Wijkcentrum
Een wijkcentrum wordt niet expliciet in de VNG-uitgave genoemd. De functie is het meest te vergelijken met 'Buurt- en clubhuizen' (SBI 2008: 94991), te onderscheiden in milieucategorie 2, waarvoor een grootste richtafstand van 30 meter geldt voor het aspect 'geluid'. Gelet op de ligging in een gemengd gebiedstype geldt een richtafstand van 10 meter. Binnen deze richtafstand zijn geen milieugevoelige objecten gelegen. Om te beoordelen of de ontwikkeling vanuit akoestisch oogpunt aanvaardbaar is, is een akoestisch onderzoek is uitgevoerd. Voor de resultaten wordt naar paragraaf 4.3.4.
Sporthal
Een sporthal wordt in de VNG-uitgave genoemd als 'sporthallen' (SBI 2008: 931), te onderscheiden in milieucategorie 3.1, waarvoor een grootste richtafstand van 50 meter geldt voor het aspect 'geluid'. Gelet op de ligging in een gemengd gebiedstype geldt een richtafstand van 30 meter. Binnen deze richtafstand zijn milieugevoelige objecten gelegen. Om te beoordelen of de ontwikkeling vanuit akoestisch oogpunt aanvaardbaar is, is een akoestisch onderzoek is uitgevoerd. Voor de resultaten wordt naar paragraaf 4.3.4.
2. Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. Binnen de begrenzing van het plangebied worden geen nieuwe milieugevoelige functies mogelijk gemaakt. Omliggende bedrijvigheid vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het gewenste plan.
4.6.4 Conclusie
Het plan is in het kader van 'milieuzonering' aanvaardbaar.
4.7 Flora En Fauna
4.7.1 Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebieds- en soortenbescherming heeft men te maken met de Wet natuurbescherming.
Om in te schatten of er binnen het plangebied planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de wet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (kenmerk: Quickscan Flora en Fauna, Econsultancy, d.d 30 april 2019). Tevens is in dit voorgenoemde onderzoek beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens de Wet natuurbescherming zijn beschermd, of deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland. Het volledige onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 9 Quickscan flora en fauna. Hierna wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten uit dit onderzoek.
4.7.2 Gebiedsbescherming
4.7.3 Soortenbescherming
Quickscan flora en fauna
De aanwezigheid van een geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
![]() |
Tabel 4.1: Tabel conclusies onderzoek soortenbescherming (Bron: Econsultancy bv) |
In onderhavig geval vindt er ten aanzien van vleermuizen mogelijk verstoring plaats, omdat een potentiële verblijfplaats door de sloop verloren gaat.
Gelet op de geschiktheid van de te slopen panden op de onderzoekslocatie voor vleermuizen, is aanvullend onderzoek gedaan om de functie van het gebied voor vleermuizen te kunnen vaststellen. Deze informatie is benodigd om vast te kunnen stellen of overtredingen in het kader van de Wet natuurbescherming aan de orde zijn.
Nader vleermuizenonderzoek
Econsultancy heeft nader onderzoek verricht naar het mogelijk voorkomen van vleermuizen binnen het plangebied. Het volledige onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 11 Nader onderzoek vleermuizen (kenmerk: Vleermuisonderzoek De Bongerd te Doetinchem, Econsultancy, d.d 11 oktober 2019). Hierna wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten uit dit onderzoek.
Tijdens het onderzoek naar vleermuizen zijn enkele foeragerende gewone dwergvleermuizen aangetroffen. Tijdens de laatste twee rondes zijn daarnaast nog vier baltsende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Geen van deze vleermuizen vertoonde binding met de onderzoekslocatie. Er zijn geen laatvliegers waargenomen. Hiermee valt met voldoende zekerheid uit te sluiten dat de onderzoekslocatie een verblijfsfunctie heeft voor vleermuizen.
Resumerend; er zijn geen beschermde functies van vleermuizen op de onderzoekslocatie aanwezig. Vanwege het ontbreken van beschermde functies onder de Wet natuurbescherming, zijn verdere vervolgstappen niet noodzakelijk.
4.7.4 Conclusie
Gebiedsbescherming vormt geen belemmering voor het voornemen.
4.8 Water
4.8.1 Watertoets
Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit. Deze toets is opgenomen in subparagraaf 4.8.4.
4.8.2 Watersysteem
4.8.3 Waterplan
In paragraaf is het Waterplan Doetinchem behandeld. Het beleid dat daarin is verwoord is vertaald in deze waterparagraaf.
4.8.4 Waterhuishoudkundige aspecten
4.9 Archeologie & Cultuurhistorie
4.9.1 Archeologie
4.9.2 Cultuurhistorie
4.9.3 Conclusie
Zowel archeologie (met inachtneming van het selectieadvies) als cultuurhistorie staan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.10 Verkeer En Parkeren
4.10.1 Onderzoek 2019
Verkeersafwikkeling
Met de toevoeging van een full service AH en de verplaatsing van de sporthal in het wijkcentrum van Doetinchem de Huet wijzigt de ontsluiting in beperkte mate (zie afb. 2.4). De bestaande toegang aan de Plattenburgstraat naar het parkeerterrein komt te vervallen en zal dienst gaan doen als toegang voor het vrachtverkeer om te laden- en lossen.
Het centrum blijft ontsloten vanaf de Plattenburgstraat en de Bongerd. De bevoorrading van het bestaande deel van het winkelcentrum blijft via de Bongerd lopen voor de toegevoegde supermarkt is een aparte parallelstructuur aan de Plattenburgstraat opgenomen. Vrachtverkeer hoeft daarbij niet te keren. De laad en losvoorziening is inpandig. De aansluitingen van het terrein van het wijkcentrum met de Plattenburgstraat is daarmee in basis gelijk aan de huidige vormgeving, met uitzondering van de hiervoor genoemde toegang aan de Plattenburgstraat.
Voor de fiets blijft de vrijliggende structuur langs de Plattenburgstraat beschikbaar. In de nieuwe situatie zal er echter minder over het parkeerterrein gefietst worden om een kortste route van of naar huis te kunnen nemen. De nieuwe supermarkt blokkeert die route grotendeels. De belangrijkste toegang tot het plein ligt in het verlengde van de Jan Wilminkstraat. Deze route is vrijgehouden van kruisend parkeerverkeer en fietsopstelplalatsen. De maatschappelijke functies aan de oostzijde van het centrum zijn rechtstreeks via het fietspad aan de oostzijde bereikbaar of via de toegang parkeerplaats.
De uitbreiding van het centrum leidt tot een gemiddelde toename van de verkeersbewegingen met 3000 motorvoertuigen. Deze voertuigen verspreiden zich over drie richtingen; oost (Doetinchem), west (Wehl) en zuid (Doetinchem Dichteren). Bij gelijke verdeling over de richtingen is dat 1000 bewegingen per richting. Deze extra bewegingen vinden vooral buiten de reguliere avond en ochtendspits plaats. Op (delen van) de Plattenburgstraat en de Jan Willinkstraat zal respectievelijk sprake zijn van maximaal 5.662 en 3.591 etmaalintensiteit (mvt).
Beide wegen kennen een breedte van 6 meter. De voorkeur voor dit type wegen qua capaciteit is een intensiteit van maximaal 6000 voertuigen/etmaal. Gegeven de omstandigheid van het winkelcentrum en het feit dat het eigenlijk een afgewaardeerde 50-km/uur weg betreft is een intensiteit tot 8000 voertuigen per etmaal in principe acceptabel. Ten gevolge van het plan neemt de verkeersintensiteit dan ook niet zodanig toe dat de acceptabele capaciteit van het omliggende wegennet in het geding komt. Hierbij wordt opgemerkt dat de maximale capaciteit van de hiervoor wegen nog hoger ligt (1500 personenauto-eenheid/uur voor beide richtingen).
Ten aanzien van de verkeersintensiteiten worden dan ook geen problemen verwacht.Temeer een groot deel van de toename buiten de spitsen plaatsvindt als er voldoende capaciteit beschikbaar is. Voor zover ze wel in de spits vallen is dat vooral de avondspits en zijn het vaak combinatie-ritten van werk naar huis. Dit geldt ook voor klanten van de AH die andere winkels in het winkelcentrum bezoeken. Dat betreffen dus geen nieuwe ritten. In de berekening wordt echter uitgegaan van een worst-case, oftewel zonder combinatie-ritten.
Geconcludeerd wordt dat het plan heeft geen negatieve gevolgen voor het omliggende wegennet.
Verkeersveiligheid
In het kader van verkeersveiligheid heeft Politie Eenheid Oost Nederland een advies uitgebracht. Hierna zijn onderdelen uit het advies opgenomen. Voor het volledige advies wordt verwezen naar bijlage 14 bij deze toelichting.
De mogelijke risico's als gevolg van het ruimtelijk profiel zijn/ontstaan door:
- Door de hoeveelheid van verkeersbewegingen op de rijbaan van de Plattenburgstraat is de kans op het niet tijdig waarnemen van de fietsers,op de plaats waar deze weg een verbinding heeft met het overige wegennet.(ln - en uitrit)
- Foutief parkeren op de loslocatie kan leiden tot blokkeren van deze locatie voor de vrachtauto's waarbij wederom stremming dan wel blokkade van de rijbaan kan ontstaan.
- Door de omstandigheid kan er een blokkade van de hulpverlening ontstaan.
Gelet op het vorenstaande adviseer ik in het kader van mobiliteit en bereikbaarheid en om de veiligheid voor de fietsers te waarborgen een aantal maatregelen te nemen.
- De laad- en losplek is slechts op één manier toegankelijk. Vanaf de Liemersweg rijdt vrachtverkeer via de Plattenburgstraat de laad- en los ruimte van de supermarkt aan de rechterzijde van de weg binnen. Bij het uitrijden gaat verkeer rechtsaf de Plattenburgstraat op om de Liemersweg weer te bereiken. Deze circulatie wordt fysiek ondersteund door de vormgeving van de in- en uitrit en de via de Albert Hein keten bekend gemaakt bij de leveranciers. Door de vormgeving van de inrit en de uitrit worden de conflict situaties voor aanrijdend en wegrijdend vrachtverkeer met fietsers en voetgangers, zoveel mogelijk beperkt dan weloverzichtelijker gemaakt. Vrachtverkeer maakt daarmee alleen een voorwaartse beweging. Risicovolle achterwaartse manoeuvres worden vermeden.
- De chauffeur wordt hiermee in de gelegenheid gesteld om de benodigde aandacht aan de fietsers en voetgangers kunnen geven. Om die reden dienen de bochten voor vrachtverkeer overrijdbaar gemaakt te worden, zodat in één vloeiende beweging toegang gekregen kan worden tot de laad- en losruimte. De snelheid bij in- en uitrijden dient daarbij stapvoets zijn.
- Om de veiligheid voor de fietsers en voetgangers verder te optimaliseren dient er voorkomen te worden dat deze verkeersdeelnemers, in de zogenaamde "dode hoek" van de vrachtauto terecht komen. Hiertoe wordt geadviseerd om uitzicht verbeterende maatregelen zowel bij de inrit als de uitrit in te stellen. Deze maatregel in de vorm van een verkeersspiegel, dient nabij de inrit zodanig geplaatst te worden dat chauffeurs zicht hebben op fietsers vanuit de richting Jan Willinkstraat. Bij het inrijden heeft de chauffeur automatisch goed zicht of fietsers vanuit de richting Fruitweg.
- Bij de uitrit constructie wordt geadviseerd om het fietspad richting weg verschuiven, conform de aangeleverde tekening. Het verschuiven van het fietspad voorkomst dat de achteropkomende fietser makkelijk in de zogenaamde "dode hoek" terechtkomt naast het voertuig. Ook wordt geadviseerd om een verkeerspiegel te plaatsen zodat het zicht op de achteropkomende fietsers en voetgangers extra wordt verbeterd.
- De laad- en losstrook dient daarnaast te worden voorzien van bebording conform C1 van de bijlage Il van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met een onderbord dat laden en lossen voor leveranciers is toegestaan .
- Naast vorenstaande maatregelen wordt geadviseerd om de fietser te attenderen op het in- en uitrijden van vrachtvoertuigen middels een signaleringssysteem. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een knipperbol of licht.
Bovenstaande adviezen en maatregelen zijn tevens weergegeven in de bijlage van het adviesrapport. De adviezen en maatregelen zijn juridisch verankert in de overeenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente, oftewel initiatiefnemer is verplicht de genoemde adviezen en maatregelen uit te voeren.
Parkeren
Algemeen
Het huidige centrum voorziet in 185 parkeerplekken. Dit is inclusief de plekken langs de Bongerd en in de omgeving van de maatschappelijke voorzieningen. Op grond van de nota Parkeernormen auto en fiets van de gemeente Doetinchem uit 2016 moet iedere nieuwe ontwikkeling in zijn eigen parkeervraag voorzien. De parkeervraag wordt hier bepaald aan de hand van het gemiddelde actueel parkeerkencijfer voor matig stedelijk gebied voor de rest van de bebouwde kom. Conform het beleid hoeft alleen in de parkeervraag van de nieuwe ontwikkeling te worden voorzien. Eventuele bestaande tekorten hoeven niet te worden aangevuld. De sporthal die gesloopt wordt en daarna in dezelfde omvang wordt herbouwd op de AH wordt beschouwd als bestaande voorziening. De parkeerbehoefte hiervoor wordt geacht beschikbaar te zijn in de bestaande parkeercapaciteit.
De nota parkeernormen stelt dat als de kencijfers veranderen, de dán actuele cijfers gelden. Om die reden is hier voor de auto gerekend met de gemiddelde normen conform CROW publicatie 381 uit 2018. De ontwikkeling van de Albert Heijn en Gall en Gall vraagt op basis van de deze cijfers een extra parkeerbehoefte van 180 parkeerplekken (Bijlage 15). De ombouw van de bestaande AH levert een verminderde vraag op van 2 parkeerplekken. Per saldo moeten 178 extra plekken in de openbare ruimte gerealiseerd worden. Rondom het centrum zouden op grond van de norm 363 (185+178) parkeerplekken beschikbaar moeten zijn. De plannen voorzien in 364 parkeerplaatsen waarvan 179 in de vorm van een parkeerkelder onder de AH en twee parkeerterreinen op maaiveld. Conform de nota parkeernormen zal 2% van de toe te voegen openbare parkeerplaatsen uit worden gevoerd als minder-validenplaatsen. Tevens zal bij de nadere planuitwerking aandacht worden besteed aan de toename van elektrische voertuigen, inhoudende dat enkele parkeerplaatsen voorzien zullen worden van een laadpaal. In de nota parkeernormen zijn hier echter geen normen voor opgenomen.
Wanneer bezoek aanrijdt via de zuidoostelijke toegang aan de Plattenburgstraat, zijn alle parkeerplekken in één circulatie met elkaar verbonden. Na sluitingstijd van AH kan de garage worden afgesloten. De beide maaiveld parkeerterreinen functioneren dan als twee afzonderlijke terreinen. De één met een in/uitgang aan de Plattenburgstraat, de ander met een in/uitgang aan de Bongerd. Het aanbod is dan weer gelijk aan het huidige aanbod en biedt voor die situatie voldoende capaciteit.
Fietsparkeren
De fietsnietjes voor het winkeldeel zijn rondom het centrale plein gesitueerd\. Op grond van de nota Parkeernormen moet iedere nieuwe ontwikkeling ook in zijn eigen fietsparkeervraag voorzien. De gemeente Doetinchem heeft op basis van kencijfers van het CROW (+Leidraad Fietsparkeren) de fietsparkeernormen bepaald (Bijlage 15). Deze zijn sinds het verschijnen van de nota niet meer gewijzigd. Voor de supermarkt geldt daarom dat per 100 m2 BVO 1,6 fietsparkeerplek moet worden gerealiseerd. Voor de AH met Gall en Gall levert dit een extra vraag van 55 fietsparkeerplekken op.
In de huidige situatie zijn 256 fietsopstelplekken aanwezig. Het nieuwe plan voorziet in 335 fietsopstelplekken; een toename van 79 fietsplekken. Het plan voldoet daarmee ruimschoots aan de gestelde norm. Opgemerkt wordt dat de fietsopstelplekken buiten de fietsrouting zullen worden gesitueerd, ter voorkoming van hinder en beperking van de doorstroming.
4.10.2 Onderzoek 2021
Naar aanleiding van zienswijzen is het aspect verkeer en parkeren nader onderzocht (kenmerk Royal HaskoningDHV, d.d 24 februari 2021). Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 16. Hierna zijn de conclusies uit het onderzoek opgenomen.
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is gevraagd om nadere toelichting op verkeerskundig gebied. Met name is gevraagd om de aard en omvang van de te verwachten verkeersstromen te beschouwen en de mogelijk effecten daarvan op doorstroming en geluid in ogenschouw te nemen. Ook is verzocht in te gaan op de verkeersveiligheid rondom de locatie, met name in relatie tot het fietspad en expeditieverkeer.
In voorliggende notitie is naar aanleiding van overleg met vertegenwoordigers van de gemeente en de ontwikkelaar, met behulp van vuistregels en expert judgement ingegaan op de gevraagde punten.
Conclusie van die beschouwing is dat er in verkeerskundige zin geen aanleiding is om te veronderstellen dat de exploitatie van de bedoelde supermarkt op de genoemde locatie zal leiden tot onoverkomelijke knelpunten. De situatie ter plekke, de restcapaciteit van de omliggende wegen en het ontwerp van de nieuwe situatie, zijn van dien aard dat er sprake is en kan zijn van een goede ruimtelijke en verkeerskundige inpassing.
4.10.3 Conclusie
De verkeersontsluiting vormt, met inachtneming van de hiervoor gestelde maatregelen, geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling. In de toekomstige situatie kan voorzien worden in voldoende parkeercapaciteit om de parkeervraag die de planologische mogelijkheden van dit bestemmingsplan biedt te kunnen faciliteren. De aanleg van voldoende parkeerplaatsen en fietsopstelplekken wordt afgedwongen door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels van het bestemmingsplan (artikel 3 en 4).
4.11 Besluit Milieueffectrapportage
4.11.1 Algemeen
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
- Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is. - Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen). - Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r.. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
4.11.2 Situatie plangebied
4.11.3 Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen
5.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan is een ontwikkelingsplan, waarbij flexibiliteit wenselijk is. Voor een deel is dat mogelijk met de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kunnen reeds voorziene maar ook onvoorziene ontwikkelingen planologisch worden geregeld zoals verschuiving binnen de bedrijfsbestemmingen en uitbreidingen van gebouwen en functies. Het plan is daarom opgezet als een globaal bestemmingsplan. Op hoofdlijnen is duidelijk waarvoor gronden en gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt voldoende rechtszekerheid voor de burger.
5.2 Toelichting Op De Regels
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
- hoofdstuk I: Inleidende regels;
- hoofdstuk II: Bestemmingsregels;
- hoofdstuk III: Algemene regels;
- hoofdstuk IV: Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels
De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).
5.2.2 Bestemmingsregels
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, overeenkomstig de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:
- een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
- de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheid.
5.2.3 Referentiekader nadere eisen- en afwijkingsbevoegdheid
Een aantal planregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, respectievelijk onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.
De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing. In de planregels wordt een aantal criteria voor de uitoefening van de nadere eisen-bevoegdheid gesteld, te weten:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Binnenplanse afwijking is mogelijk van een aantal specifieke bouwregels en regels, die het gebruik in enge zin regelen. Voor zover aangegeven zijn ook hierbij bovengenoemde criteria van toepassing.
In het onderstaande wordt nader uiteengezet hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.
De woonsituatie
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
Het straat- en bebouwingsbeeld
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
De verkeersveiligheid
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.
De sociale veiligheid
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.
De milieusituatie
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
5.2.4 Algemene regels
De algemene of aanvullende regels tenslotte vormen een set algemene regels die op alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. De algemene regels bestaan onder meer uit afwijking- en wijzigingsbepalingen. Tevens is een anti-dubbeltelbepaling opgenomen.
De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.
De algemene afwijkingsregels voorzien in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.
5.2.5 Overgangs- en slotregels
In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen positief bestemd worden. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum.
De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
Er is sprake van een particulier initiatief waarover een anterieure overeenkomst is afgesloten met de gemeente waarin afspraken zijn gemaakt over:
- Kostenverhaal;
- Aankoop en verkoop van gronden;
- Afspraken over de sloop en herbouw van de sporthal
- Het verhalen van eventuele planschade; hiervoor is een planschaderisicoanalyse uitgevoerd.
Omdat alle gemeentelijk kosten samenhangend met het particuliere initiatief een plek hebben gekregen in de anterieure overeenkomst, en dus gedekt zijn, is een exploitatieplan niet nodig.
De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel- economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd worden met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.
7.2 Inspraak
Op 21 december 2015 is door de gemeente en de ontwikkelaar in het sportcafé een inloopavond georganiseerd, waar honderden omwonenden in een straal van 200 meter rondom het plangebied voor waren uitgenodigd. Deze inloopavond is bezocht door circa 150 personen. De reacties waren overwegend positief. Met twee omwonenden is nagepraat over de ontwikkeling. Het ontwerp is naar aanleiding hierna aangepast. Daarnaast zal voor de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan omwonenden en andere belanghebbenden opnieuw geïnformeerd worden.
7.3 Overleg
Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Het ontwerpbestemmingsplan is naar de provincie Gelderland en waterschap Rijn en IJssel toegezonden. Hierna is een samenvatting van de binnengekomen reacties opgenomen.
Provincie Gelderland
De provincie Gelderland heeft in het kader van het wettelijk vooroverleg een adviesbrief geschreven (d.d. 14 juli 2017, kenmerk 2017-008793, op 24 februari 2020 opnieuw bevestigd n.a.v. het geactualiseerde plan).
De provincie gaf hierin aan dat de nieuwe Ladder voor duurzame verstedelijking moet worden toegepast. Dit is gedaan en uit de toets (bijlage 3) blijkt dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het winkelcentrum De Bongerd, binnen het stedelijk gebied.
Daarnaast gaf de provincie aan dat het plan past binnen het provinciaal detailhandelsbeleid en verzocht subparagraaf 3.3.3 hierop aan te vullen. In voorliggend plan is de betreffende aanpassing doorgevoerd.
De provincie is akkoord met de inhoud van voorliggend plan.
Waterschap Rijn en IJssel
Er is gedurende de planontwikkeling overleg geweest met het waterschap. Op 18 december 2019 heeft het waterschap onderstaande reactie toegezonden.
- Sloop aanwezige sporthal. Het gebied waarop de sporthal staat is niet afgekoppeld. Op de plek van de sporthal wordt een parkeerplaats aangelegd. De inrichting wijzigt, de hoeveelheid verharding blijft hetzelfde. Bij sloop en herbouw hanteert de gemeente het uitgangspunt dat er 20 mm. afgekoppeld moet worden, met het oog op klimaatontwikkeling. Dit komt overeen met hetgeen het waterschap hanteert bij sloop en herbouw, namelijk 10 mm. afkoppelen maar liever 20 mm. Dit uitgangspunt vloeit voort, om te voorkomen dat bij rechtstreekse lozing van bijv. hemelwater afkomstig van wegen en parkeerterreinen, er verontreiniging plaats vindt van het oppervlaktewater. Daarnaast is dit ook van belang met het oog op klimaatontwikkeling. Eén van de mogelijkheden die besproken is, is het af te koppelen water te infiltreren in de bodem, door verticale infiltratiebuizen die door de aanwezige kleilaag aangelegd worden.
- Nieuwbouw winkelcentrum. Op de bestaande plek, waar nieuwbouw plaats vindt, ligt al een verharding, die afgekoppeld is. Extra afkoppelen bij nieuwbouw is hier niet noodzakelijk. Het afgekoppelde hemelwater wordt geloosd op een wadi, ten noorden van De Bongerd, aan de Belderstraat. Deze wadi heeft geen verbinding met de Wijnbergse Loopgraaf. Er wordt dus geen hemelwater direct of indirect afgevoerd, naar het oppervlaktewater.
- Upgrade bestaand winkelcentrum. Dit heeft geen invloed op de wateraspecten.
Mede met het oog op het realiseren van een garage onder de nieuwbouw van het winkelcentrum, maar ook voor de overige bebouwing is het belang te controleren of bij intensieve buien, er geen waterschade kan ontstaan. Daarbij moet ook gekeken worden naar de capaciteit van de wadi en de toevoer hier naar toe.
Op basis van bovenstaande aanvullingen, hebben wij geen op- of aanmerkingen van de op watertoets, behorende tot de waterparagraaf, in de toelichting op het bestemmingsplan “Winkelcentrum De Bongerd - 2020”.
Bovenstaand advies is betrokken bij het opstellen van het geohydrologisch onderzoek. Voor het rapport wordt verwezen naar Bijlage 12 bij deze toelichting. Het waterschap is akkoord met de inhoud van voorliggend plan.
Bijlage 1 Parkeernormen
Bijlage 2 Visie Boodschappenstructuur
Bijlage 2 Visie boodschappenstructuur
Bijlage 3 Bomeneffectanalyse
Bijlage 1 Beplantingsplan Parkeerterrein T.h.v. Fruitweg
Bijlage 1 Beplantingsplan parkeerterrein t.h.v. Fruitweg
Bijlage 2 Zonstudie
Bijlage 3 Effectenanalyse Uitbreiding Supermarktaanbod Winkelcentrum De Bongerd
Bijlage 3 Effectenanalyse uitbreiding supermarktaanbod winkelcentrum De Bongerd
Bijlage 4 Bomeneffectanalyse (Bea)
Bijlage 4 Bomeneffectanalyse (BEA)
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Indirecte Hinder
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek indirecte hinder
Bijlage 8 Notitie Luchtkwaliteit
Bijlage 8 Notitie luchtkwaliteit
Bijlage 9 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 9 Quickscan flora en fauna
Bijlage 10 Stikstofonderzoek
Bijlage 11 Nader Onderzoek Vleermuizen
Bijlage 11 Nader onderzoek vleermuizen
Bijlage 12 Geohydrologisch Onderzoek
Bijlage 12 Geohydrologisch onderzoek
Bijlage 13 Archeologisch Bureau, Verkennend En Karterend Onderzoek 2019
Bijlage 13 Archeologisch bureau, verkennend en karterend onderzoek 2019
Bijlage 14 Advies Verkeersveiligheid
Bijlage 14 Advies verkeersveiligheid
Bijlage 15 Parkeerberekening
Bijlage 16 Briefnotitie Verkeer En Parkeren 2021
Bijlage 16 Briefnotitie verkeer en parkeren 2021