KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Maatschappelijk - Verenigingsleven
Artikel 8 Recreatie - Volkstuin
Artikel 9 Sport
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Geluidszone
Artikel 15 Leiding - Gas
Artikel 16 Leiding - Hoogspanning
Artikel 17 Leiding - Riool
Artikel 18 Milieuzone - Geurzone
Artikel 19 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 23 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Paragraaf 1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
Paragraaf 1.2 Begrenzing Van Het Plangebied
Paragraaf 1.3 Procedure
Paragraaf 1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Paragraaf 2.1 Planmethodiek
Paragraaf 2.2 Gebiedsbeschrijving
Paragraaf 2.3 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Paragraaf 3.1 Rijksbeleid
Paragraaf 3.2 Provinciaal Beleid
Paragraaf 3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid Van Het Bestemmingsplan
Paragraaf 4.1 Inleiding
Paragraaf 4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Paragraaf 4.3 Bodem
Paragraaf 4.4 Water
Paragraaf 4.5 Flora En Fauna
Paragraaf 4.6 Archeologie
Paragraaf 4.7 Geluid
Paragraaf 4.8 Luchtkwaliteit
Paragraaf 4.9 Verkeer En Parkeren
Paragraaf 4.10 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
Paragraaf 5.1 Algemeen
Paragraaf 5.2 Economische Uitvoerbaarheid Plangebied
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
Paragraaf 6.1 Inleiding
Paragraaf 6.2 Bestemmingsregels
Paragraaf 6.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Procedure
Paragraaf 7.1 Inspraak
Paragraaf 7.2 Overleg
Paragraaf 7.3 Zienswijzen
Paragraaf 7.4 Ambtshalve Wijzigingen

Bestemmingsplan Peppelensteeg

Bestemmingsplan - Gemeente Ede

Vastgesteld op 11-02-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder bomen en heesters begrepen en/of het houden van dieren, waarbij alleen opslag van door het bedrijf voortgebrachte producten is toegestaan;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
bestaande situatie:
- Ten aanzien van bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- Ten aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand Peppelensteeg met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen indien van toepassing);
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw:
een op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwmassa:
een verzameling bij elkaar horende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, bedoeld voor de stalling van een motorvoertuig, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en -bemiddelingsbureaus;
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt;
maatschappelijke en culturele voorzieningen:
educatieve, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen en onderwijsvoorzieningen;
nevengeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
aan agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;
ondergeschikte detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
plan:
het bestemmingsplan Peppelensteeg van de gemeente Ede
plangrens:
de aangegeven begrenzing van het bestemmingsplan;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit gebruik is toegestaan;
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
straatprostitutie:
het in hoofdzaak op de openbare weg door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
tribune:
oplopende rij zitplaatsen voor het publiek, bv. in vergaderzalen of stadions, met inbegrip van kleed-, massage en bergruimtes welke hiervan onderdeel uitmaken;
(volks)tuin:
aansluitend stukje grond welke in gebruik bij één tuinder en als één geheel kan worden beschouwd;
uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
bovenkant spoorstaaf:
de hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf;
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken;
breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boei-bord, of eendaarmee gelijk te stellen constructiedeel;
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouw-werk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
peil:
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang, vermeer-derd met 0,20 m; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,20 m.

2.2 ondergronds bouwen

Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlak wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden onder-geschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

2.4 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische gronden ten behoeve van een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. wegen en paden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. recreatief medegebruik;
  6. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  7. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;

3.2 bouwregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 bestemmingsomschrijving

De op de plankaart als ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 1 en 2;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘bw’ zijn binnen de bouwvlakken bedrijfs-woningen toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘wz’ is uitsluitend een waterzuiveringsin-stallatie toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘nb’ is uitsluitend een nutsbedrijf toege-staan;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘ro’ is uitsluitend een riooloverstort toege-staan;
  6. wegen en paden;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. tuinen, erven en verhardingen;
  9. groenvoorzieningen;

4.2 bouwregels

Artikel 5 Groen

5.1 bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplantingen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. blus- brandveiligheidsvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en voorzieningen voor lang-zaamverkeer;
  7. nutsvoorzieningen.

5.2 bouwregels

5.3 aanlegvergunning

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Maatschappelijke en culturele voorzieningen;
  2. tuinen, erven en verhardingen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 bouwregels

6.3 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Maatschappelijk’ te wijzigen in de bestemming sport.

Artikel 7 Maatschappelijk - Verenigingsleven

7.1 bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ‘Maatschappelijk - Verenigingsleven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Scouting uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘sc’;
  2. Motorclub uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘mcl’;
  3. sociaal cultureelcentrum;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 bouwregels

7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Maatschappelijk - Verenigingsleven’ te wijzigen in de bestemming:
  1. Maatschappelijk
  2. Sport.

7.4 Specifieke gebruiksregel

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, worden in ieder geval gerekend overnachtingen. Ten behoeve van het bepaalde in artikel 7 lid 1 onder a zijn 50 overnachtingen toegestaan in het weekeinde buiten de schoolvakanties en 50 overnachtingen in de schoolvakanties. Meer overnachtingen wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

Artikel 8 Recreatie - Volkstuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ‘Recreatie - Volkstuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. volkstuinen;
  2. tuinen, erven en verhardingen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. sportactiviteiten;
  2. sportvelden;
  3. gebouwen ten behoeve van sport met bijbehorende voorzieningen zoals een clubgebouw, kantine en/of kleedkamers;
  4. een natuurijsbaan/skeelerbaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ijs’;
  5. een hondentrainingsveld uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ht’;
  6. een buitenzwembad uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bzb’;
  7. een schietbaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘sb’;
  8. een tribune uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘trb’;
  9. met dien verstande dat lawaaisporten, zoals bijvoorbeeld een motor-crossbaan of modelvliegen, niet zijn toegestaan;
  10. ondergeschikte horeca-activiteiten ten behoeve van de onder a tot en met h genoemde functies;
  11. wegen en paden;
  12. blus- brandveiligheidsvoorzieningen;
  13. parkeervoorzieningen;
  14. groenvoorzieningen;
  15. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. voorzieningen voor verkeer;
  2. wegen en straten;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. verkeerskundige kunstwerken;
  6. blus- brandveiligheidsvoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Verkeer - Railverkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ‘Verkeer- Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. spoorwegvoorzieningen;
  2. wegen en straten;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. ongelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen, straten, water en leidingen;
  5. verkeerskundige kunstwerken;
  6. groenvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en –afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. voorzieningen voor verkeer, waaronder bruggen en duikers ter plaatse van de aanduiding op de plankaart.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het maximaal op de plankaart aangeduide aantal vrijstaande woningen;
  2. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid
  3. aan- en bijgebouwen behorende bij de woning;
  4. parkeren op eigen terrein;
  5. tuinen, erven en verhardingen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Geluidszone

14.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de kaart aangewezen voor ‘Geluidszone’ zijn mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 en artikel 53 van de Wet geluidhinder.

14.2 Bouwregels vanwege samenvallende bestemmingen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

14.3 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, na het waterschap Vallei & Eem ge-hoord te hebben, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 14 lid 2 voor het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig het bepaalde bij de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Artikel 15 Leiding - Gas

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘ Leiding – Gas’ aangeduide gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een aardgastransportleiding, waarbij de leiding primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

15.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

15.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 15 lid 2 voor een in de overige aan de gronden toegekende bestemmingen passend bouwwerk, mits:
a geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan;
b door de bouw en de situering van een bouwwerk geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding;
c vooraf advies is ingewonnen van de beheerder van de leiding.

15.4 Aanlegvergunning

Artikel 16 Leiding - Hoogspanning

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Hoogspanning’ aangeduide gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

16.2 Bouwregels

  1. op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd hoger dan 40 meter
  2. op deze gronden mogen geen nieuwe gevoelige bestemmingen worden gebouwd.

16.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 16 lid 2 voor een in de overige aan de gronden toegekende bestemmingen passend bouwwerk, mits:
  1. aantoonbaar geen gezondheidsschade ontstaat;
  2. geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan;
  3. door de bouw en de situering van een bouwwerk geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding;
  4. vooraf advies is ingewonnen van de beheerder van de leiding.

Artikel 17 Leiding - Riool

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘ Leiding – Riool’
aangeduide gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolleiding, waarbij de leiding primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

17.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

17.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 17 lid 2 voor een in de overige aan de gronden toegekende bestemmingen passend bouwwerk, mits:
  1. geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan;
  2. door de bouw en de situering van een bouwwerk geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding;
  3. vooraf advies is ingewonnen van de beheerder van de leiding.

17.4 Aanlegvergunning

Artikel 18 Milieuzone - Geurzone

18.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de kaart aangewezen voor ‘Milieuzone – Geurzone’ zijn mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geuremissie in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer.

18.2 Bouwregels vanwege samenvallende bestemmingen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd.

18.3 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, na het waterschap Vallei & Eem gehoord te hebben, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 18 lid 2 voor het bouwen van nieuwe geurgevoelige gebouwen overeenkomstig het bepaalde bij de andere bestemmingen, mits de geurbelasting niet hoger zal zijn dan wettelijk toegestaan.

Artikel 19 Waarde - Archeologie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

  1. binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 19 lid 1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 100 m2;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

19.3 Onheffing van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 19 lid 2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Ontheffing als bedoeld in artikel 19 lid 3 sub a. wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  3. Ontheffing als bedoeld in artikel 19 lid 3 sub a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

19.4 Aanlegvergunning

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door
  1. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
  1. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  2. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m3;
    2. de bouwhoogte niet meer dan bedraagt 3 m;
  5. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 m;
    2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m;
    3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 5 m.
  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.
  7. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.

Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels

22.1 Wijziging bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

22.2 Wijziging bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
  1. de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen, ten behoeve van overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is:
    1. voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken waarbij de overschrijdingen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
    2. in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij de overschrijdingen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
    3. voor een beter gebruik van de gronden overeenkomstig de geldende bestemming en daarmee belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
  2. nieuwe bouwvlakken en/of aanduidingen op te nemen met in acht name van de geldende bestemming en waarbij geldt dat:
    1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
    3. het plan voorziet in voldoende watercompensatie dan wel in hetzelfde peilgebied voldoende compensatie plaatsvindt en dit in overleg gebeurd met de waterbeheerder;
    4. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
    5. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
    6. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
    7. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.
    8. 22.3 Wijziging bestemmingen

      Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ingevolge artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening ten aanzien van het wijzigen van de bestemmingen agrarisch, bedrijf, maatschappelijk – verenigingsleven, recreatie – volkstuin naar de bestemming sport mits de belangen van derden en de functies van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.

      Artikel 23 Algemene Procedureregels

      Met betrekking tot de voorbereiding van wijziging, uitwerking, verlenen van
      ontheffing, of het stellen van nadere eisen van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening is Afdeling 3.4 (Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

      Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

      Artikel 24 Overgangsrecht

      24.1 Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
      1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
      2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt ingediend binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

      24.2 Ontheffingsbepaling

      Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 24 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder lid a met maximaal 10 %.

      24.3 Overgangsbepalingen ten aanzien van het gebruik

      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet

      24.4 Veranderen strijdig gebruik

      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 24 lid 3 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind

      24.5 Onderbreken strijdig gebruik

      Indien het gebruik, bedoeld in het artikel 24 lid 3 , na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

      24.6 Uitzonderingen op het overgangsrecht

      24.7 Hardheidsclausule

      Voor zover toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing verklaren.

      Artikel 25 Slotregel

      Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
      bestemmingsplanPeppelensteeg van de Gemeente Ede

      Hoofdstuk 1 Inleiding

      Paragraaf 1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

      De vigerende bestemmingsplannen voor de locatie zijn: herziening ‘Uitbreidingsplan in hoofdzaak van de gemeente Ede’, ‘Agrarisch Buitengebied’ en ‘Sport en recreatiegebied Omgeving Peppelensteeg’. Het eerste plan dateert uit 1962 en de laatste uit 1984.
      De plannen zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verouderd. Volgens de wet dienen bestemmingsplannen om de 10 jaar vervangen te worden. Ten tweede is een deel van de uitbreidingsbehoefte van de sportverenigingen niet mogelijk. In de plannen zijn de toegestane bouwvlakken te ‘krap’ om de bestaande gebouwen geprojecteerd.
      Om het ruimtelijke beleid in het gebied actueel te maken en daarbij rekening te houden met de uitbreidingsbehoefte van de sportverenigingen wordt dit bestemmingsplan opgesteld. In het gebied zijn in het verleden een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt op basis van een artikel 19 WRO-procedure. Deze vrijstellingen van het bestemmingsplan zullen in het nieuwe plan opgenomen te worden.

      Paragraaf 1.2 Begrenzing Van Het Plangebied


      Het plangebied omvat de sportterreinen van Peppelensteeg en Inschoten, het volkstuinencomplex De Koekelt, de ten westen daarvan liggende recreatieve en agrarische strook, de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI), de agrarische percelen aan de noordzijde hiervan en de woon- en bedrijfsbebouwing aan de Dwarsweg.
      De begrenzing van het plangebied wordt aan de zuidzijde gevormd door het spoor Utrecht-Arnhem, aan de westzijde door de A30, aan de noordzijde deels door de Koekeltse Boslaan en deels door de N224, tenslotte vormt de Kastelenlaan de oostelijke grens.
      Begrenzing van het plangebied

      Paragraaf 1.3 Procedure

      Het vaststellen van een bestemmingsplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Tijdens het opstellen van een bestemmingsplan dient op grond van 3.1.1. van de Bro verplicht vooroverleg gevoerd te worden met diverse
      overlegpartners. Gelijktijdig aan dit traject wordt het bestemmingsplan voorbesproken met belanghebbenden in het plangebied. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het platform Peppelensteeg. Deze voorbespreking heeft op 3 december plaatsgevonden. Er is een verslag gemaakt van de op- en aanmerkingen aangevuld met nadere schriftelijk reacties.
      Na de voorbespreking wordt het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van de inspraak gepubliceerd en 6 weken ter inzage gelegd. Eenieder is hierdoor in de gelegenheid om een reactie op het plan in te dienen. De reacties worden door de B&W van een antwoord voorzien en kunnen leiden tot aanpassing van het plan. Na de inspraakperiode wordt het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd en ter inzage gelegd. Nu is een ieder in de gelegenheid om een zienswijze in te dienen tegen het plan. B&W beoordeelt of de zienswijze ontvankelijk zijn en of zij tot aanpassingen van het plan leiden. Tenslotte stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan definitief vast.

      Paragraaf 1.4 Leeswijzer

      In hoofdstuk 1 wordt een inleiding op het plan gegeven. Hoofdstuk 2 beschrijft het gebied en de gekozen planmethodiek. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante rijks-, provinciale-, regionale, en gemeentelijke beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 worden de verschillende haalbaarheidsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 beschrijft de economisch en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 6 de juridische regeling en in hoofdstuk 7 worden de uitkomsten van de inspraak en vooroverleg opgenomen.

      Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

      Paragraaf 2.1 Planmethodiek

      Het bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, planregels en een bijbehorende plankaart. De planregels beschrijven wat toegestaan is in het gebied. Op de plankaart is af te lezen welke functie waar geografisch gesitueerd is. De planregels en plankaart zijn juridisch bindend, de toelichting is dat niet en is vooral verklarend voor de gemaakte keuzes in het plan.
      De opzet van het plan is dat het een consoliderend bestemmingsplan is. De aanwezige functies zijn in het plan opgenomen en daardoor planologisch verankerd. De verankering legt de bestaande rechten van de gebruikers vast. Het vastleggen geeft ook de omwonenden en andere belanghebbenden inzicht in het toelaatbaar gebruik van het gebied. Dit met het oog op ongewenste activiteiten en de overlast die dat met zich mee kan brengen. Een praktisch voorbeeld hiervan is dat de geluidsproducerende functie als de openlucht schaatsbaan enkel mogelijk is ter hoogte van de huidige skeelerbaan en niet dichter bij de woningen.
      De bouwvlakken op de plankaart zijn overgenomen zoals die in de reeds vigerende bestemmingsplannen staan. Wanneer een gebouw nog niet in een voorgaand bestemmingsplan is vastgelegd is de bebouwingscontour strak om de bebouwing heen gelegd. In een aantal gevallen is de bebouwingscontour ruimer dan het bestaande bouwvlak opgenomen. In een beperkt aantal gevallen is het bouwvlak ruimer dan de bestaande situatie. Dit is in paragraaf 2.3 toegelicht.

      Paragraaf 2.2 Gebiedsbeschrijving

      Karakteristiek van de stadsrand
      In het naoorlogse Ede was de Peppelensteeg een stadsrand. Het was een groen gebied, gelegen tussen het spoor en de wijk Veldhuizen, dat direct verbonden was met het landschap van de Gelderse Vallei. Functies waarvoor geen ruimte in de stad was, zoals de rioolwaterzuiveringsinstallatie, volkstuinen, sportvelden en het nieuwe overdekte zwembad kregen hier een plek.
      Met de komst van de A30, nieuwe bedrijventerreinen en de ontwikkeling van Kernhem, is de Peppelensteeg een interne groene long geworden. Het gebied is steeds centraler in de stad komen te liggen en heeft meer maatschappelijke functies gekregen, zoals een moskee, dansscholen en een middelbare school. Ook de sportfunctie is uitgebreid, onder andere met overdekte voorzieningen als een squash-/ tennis- en fitnesscentrum. Maar al is de positie van het gebied veranderd, de ruimtelijke karakteristiek is hetzelfde gebleven: onsamenhangend en gefragmenteerd, kenmerken van veel voormalige stadsranden.
      Ruimtelijke signatuur en structuur: Park Peppelensteeg
      Het Peppelensteeg-gebied heeft geen overkoepelende eigen kwaliteit en identiteit. Er zijn een aantal bijzondere elementen en plekken zoals de ruim opgezette Koekeltse Boslaan, de nieuwe moskee, oude houtwallen en grote oude bomen. Maar deze zijn te incidenteel en soms ook vervreemdend. Ze gaan geen verbinding met elkaar aan. Door de steeds groter wordende betekenis voor de stad verdient de Peppelensteeg echter een eigen kleur en signatuur.
      De mogelijkheden om de onsamenhangende karakteristiek van de Peppelensteeg te wijzigen zijn klein. In de nabije toekomst worden er geen grote ontwikkelingen verwacht in het gebied waardoor de ruimtelijke structuur sterk verbeterd kan worden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Toch is het van belang om in dit bestemmingsplan de gewenste signatuur van het gehele gebied te omschrijven omdat elke verandering kan bijdragen aan die signatuur. Daarnaast worden er plekken aangegeven waar kansen liggen om de hoofdstructuur en leesbaarheid van het gebied te verbeteren. Zo kunnen incidentele en lokale ontwikkelingen bijdragen aan het geheel in plaats van incidenten te blijven.
      signatuur
      De totale signatuur voor de Peppelensteeg is die van een groene long: Park Peppelensteeg. De groene karakteristiek zou in het gehele park voelbaar moeten zijn. Vooral in het parkbos-gedeelte aan de westzijde en in de randen van het gebied is deze karakteristiek momenteel het sterkst. De Koekeltse boslaan is rijk beplant met bomen en op stukken langs het spoor staan af en toe grote oude bomen. De rand langs het spoor zou steviger aangezet kunnen worden. In het sportgedeelte is geen groenstructuur te herkennen, al zijn er incidenteel mooie bomenrijen of een ‘groen’ parkeerplein zoals bij de nieuwe moskee. Verspreid over het sportgebied zijn er ruige bosjes: langs wegen of als opvulling van een overhoek. Inzet is om door zorgvuldig omgaan met deze groenelementen de uitstraling en structuur van het gebied te verbeteren. In het sportparkgedeelte betekent dit meer transparantie, meer mogelijkheden tot doorkijk. Qua beplantingstype wordt aangesloten bij het broekontginningslandschap (populier, wilg, els, berk, es en eik). In de paragraaf over de Groenstructuur wordt hier dieper op ingegaan.
      Beeldkwaliteit
      Het centrale deel van Park Peppelensteeg is een sportpark in een groene setting. Transparantie in het sportpark staat centraal. Gebouwen mogen zichtbaar zijn en ook de activiteiten in de gebouwen mogen zich naar buiten tonen. Kleinere uitbreidingen in de vorm van aan- en opbouwen, ook aan de achter- en zijkanten, moeten zorgvuldig worden bekeken. De hoofdvorm van het gebouw moet goed leesbaar blijven of worden.
      Centrale opgave in Park Peppelensteeg is de vormgeving van de openbare ruimte en de aansluiting van de gebouwen op die openbare ruimte. Een helder kader hiervoor heeft tot nu toe ontbroken waardoor de gebouwen zich als fragmenten voordoen. Het is moeilijk een totaalbeeld te vormen en daarop bij veranderingen in te kunnen haken. Veel is al gebouwd en verkaveld. Meest organiserend in het centrale deel van het park, ‘Sportpark Peppelensteeg-centraal’, zijn de parkeerpleintjes. Gebouwen dienen zich hier goed op te oriënteren. Kansen voor verbetering liggen er vooral rond het eventueel uit te breiden clubgebouw van Edesche Boys – Blauw Geel ’55 en het Squashcentrum; gebouwen die nu nog in een amorfe ruimte liggen. Herinrichting van het verscholen parkeerplein en de fietsenstalling zou hier een centraal element van kunnen maken waar de gebouwen zich op kunnen richten. Bij de voetbalvereniging DTS ’35 zijn er ook plannen voor uitbreiding. Ook hier kan de entree en het parkeerplein een herinrichting gebruiken. Beide voetbalclub-gebouwen kunnen in deze situaties een bijdrage leveren in de organisatie van de ruimte. Uitbreidingen, onder andere in de vorm van een extra bouwlaag, worden hier dan ook gezien als een kans om de gebouwen meer positieve uitstraling op het park te geven. Een heldere vorm en materialisering van een gebouw kan veel verbeteren aan het huidige rommelige beeld. Hierbij is het niet noodzakelijk gevels op te trekken uit baksteen, zoals verwoord in de Welstandsnota. Van belang is dat er duurzame materialen worden gebruikt die de hoofdvorm van het gebouw en de gewenste uitstraling ondersteunen.
      ontsluiting / hoofdstructuur
      Het park moet goed toegankelijk en bruikbaar zijn voor het omliggend stedelijk gebied en een schakel zijn in langzaam- verkeerroutes. In deze gedachte past de nieuwe noord-zuid fietsverbinding die in het midden van het gebied wordt voorgesteld, en die onder het spoor door de aansluiting maakt tussen Frankeneng en Veldhuizen en Kernhem (zie paragraaf
      4.9 verkeer en parkeren). Tegelijk maakt deze aansluiting een oost westroute mogelijk langs het spoor en het gebied tussen Ede en Veenendaal-De Klomp. Doordat de hoofdentree van het park direct langs en in het verlengde van de Edese hoofdstructuur van wegen ligt (Kastelenlaan-Veenderweg) is het goed toegankelijk en bereikbaar voor auto- en fietsverkeer. Ruimtelijk werkt de entree echter vervreemdend en is de hoofdontsluiting niet passend bij het park. De ruime kruising, gelijkwaardig aan de hoofdwegen en het continue profiel van de Koekeltse boslaan wekken aanvankelijk de verwachting dat hier ook sprake is van een hoofdweg. Dit is echter een overblijfsel van een niet uitgevoerd plan waarbij de Koekeltse boslaan doorliep naar de N224. De ruime entree splitst al vrij snel in twee wegen, waarvan onduidelijk is waartoe ze leiden. Er is geen sprake van een duidelijke toegang tot het centrumdeel, het parkbos en de volkstuinen.
      Een afwaardering van de weg met een meer parkachtige entree, een duidelijkere signatuur van toegangen tot de deelgebieden, en een betere beëindiging van de Koekeltse boslaan is daarom gewenst.
      Groenstructuur
      De groenstructuur van het gebied bestaat uit de Koekeltse boslaan als brede laan gelegen tegen een smal groengebied van de wijk Veldhuizen. In het westen mondt de laan uit in een bosachtig gebied (het parkbosgebied). In het zuiden ligt het sportgebied dat qua groenstructuur bestaat uit gefragmenteerde bomenrijen langs wegen en tussen sportvelden.
      De Koekeltse boslaan, bestaande uit tenminste 3 bomenrijen is in feite de ruggengraat van het gebied. Het is een ruimtelijk sterk element. Alleen zijn de verbindingen met de rest van het gebied nauwelijks vormgegeven. Het sportgebied aan de zuidkant en het parkbos en DTS ’35 in het westen hebben geen duidelijke entree. Een ontwerpopgave is om binnen de structuur van de bomenrijen meer variatie in beplanting of gebruik aan te brengen.
      In het westen kan de gewenste uitbreiding van het parkeerterrein aanleiding zijn om de entree tot DTS te verbeteren, het parkeerterrein een groenere uitstraling te geven en een duidelijk entree van het parkbos te maken. In het parkbosgebied kunnen de bestaande paden meer ‘smoel’ krijgen door gericht onderhoud. Ook is het wenselijk dat bestaande elementen als poel, watergang, toegang tot Veldhuizen beter beleefbaar worden. Het nieuw in te richten volkstuinencomplex zal deels toegankelijk worden voor wandelaars en kan aangesloten worden op het padenstelsel.
      De gewenste groenstructuur van het sportgebied Peppelensteeg-zuid bestaat grofweg uit het beplanten danwel aanvullen met bomen van een aantal oost-west lopende lijnen (Koekeltse boslaan, de Peppelensteeg ook doorgezet tussen atletiekbaan en velden DTS ‘35 en de Horsterweg) en één noordzuidlijn: de Lange Kampweg in noord-zuid richting. Ook de randen van het gebied (Kastelenlaan en spoor) worden, zij het minder formeel, zwaar aangezet. Voor de ruigere bosvakken geldt: in principe een te handhaven kwaliteit, maar ligging en vormgeving kunnen verbeteren.
      Ook is het van belang rekening te houden met de waarde die de bestaande ruigere beplanting heeft voor planten en dieren.
      Deelgebieden
      Het park is in een aantal delen te onderscheiden: de extensievere delen Peppelensteeg-Noord en Peppelensteeg-West, waarin het parkbos zich bevindt. En aan de Oostzijde het sportpark Peppelensteeg met daarbinnen een centraal gedeelte waarin de meeste bebouwing is geclusterd.
      Sportpark Peppelensteeg
      De Oostzijde van het park wordt gedomineerd door sportfuncties: sportvelden met clubgebouwen, overdekte sportvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Het streven is het parkeren zoveel mogelijk geclusterd te laten plaatsvinden op een aantal hoofdparkeerpleinen. Dit vergroot de oriëntatie en het medegebruik. (Dit is op dit moment niet overal het geval en soms ook niet mogelijk). Nieuwe parkeervoorzieningen dienen echter zoveel mogelijk vanuit dit principe opgezet te worden. De parkeerpleinen moeten een groene signatuur krijgen passend in de parkgedachte. Vanuit de met bomen beplante wegen en paden is er zicht op de sportvelden. Het geeft transparantie en diepte in het gebied. Bovendien verhoogt het zichtbaar maken van de sportactiviteiten de belevingswaarde. Meer openheid betekent ook meer sociale veiligheid. Sportgebouwen mogen gezien worden. Uitbreidingen en verbouwingen bieden de kans de gebouwen een positieve uitstraling op het park te geven. Het transparanter maken van de beplanting op het sportcomplex zal, mits zorgvuldig gedaan, het groene karakter van het gebied niet aantasten.
      Sportpark Peppelensteeg-centraal
      In de hoek van de Kastelenlaan en de Koekeltse boslaan is een clustering van gebouwen ontstaan rondom twee centrale parkeerpleintjes. Hier concentreren zich de maatschappelijke voorzieningen: danszalen, school en moskee.
      Maar ook het publieksaantrekkende overdekte zwembad en het squashcentrum. Het gebied wordt door veel mensen gebruikt en op veel verschillende momenten. Dit komt helaas nog niet tot uitdrukking in de openbare ruimte en in de uitstraling van het gebied. Het ligt verscholen achter groen en kent weinig structuur.
      Vanuit de Kastelenlaan en de entree bij de Koekeltse boslaan zou het gebied meer ‘smoel’ mogen hebben. Een eerste relatief eenvoudige ingreep is het transparanter maken vanuit de Kastelenlaan.
      Ingrijpender mogelijkheden zijn er door de overmaat in het kruispunt Kastelenlaan en de ruimte op en rond het waterbezink-bassin te benutten. In hun samenhang biedt dit ruimte voor nieuwe functies die de sportieve en/of maatschappelijke betekenis van het Peppelensteeg-centrum kunnen versterken. Een dergelijke ontwikkeling is echter niet in de looptijd van dit bestemmingsplan te voorzien. Daarom is voor dit onderdeel besloten de bestaande situatie op te nemen in het bestemmingsplan.
      Voorts maakt de Kastelenlaan onderdeel uit van de hoofgroenstructuur van Ede, zoals ook benoemd in het Handboek groenstructuur en Groenbeleid Ede 2003. De groenstrook naast de Kastelenlaan vallend binnen het plangebied is dan ook conform het beleid groen bestemd.
      Het centrumgebied zelf kan meer structuur krijgen door het rondje Lange Kampweg-Peppelensteeg te versterken. Dit kan door laan beplanting aan te brengen of te versterken en door parkeerplaatsen en (ingangen van) gebouwen te richten op dit rondje. Vooral het gebied tussen de gebouwen van het Squashcentrum en de voetbalverenigingen Edesche Boys – Blauw Geel ’55 vraagt om een herinrichting. De plannen voor uitbreiding van het clubgebouw van de voetbalverenigingen geven hier extra aanleiding toe. Tot de mogelijkheden zich voordoen om dit te verwezenlijken gaat dit bestemmingsplan uit van de huidige situatie in deze hoek.
      Peppelensteeg-west
      Het westelijke deel is ruig en grootschalig, met de rioolwaterzuiveringsinstallatie, een parkbos ‘Veldhuizerbos’ en een volkstuinencomplex. Daarnaast liggen hier nog een aantal weilandjes en woningen die vroeger, voor de aanleg van rijksweg A30, onderdeel waren van het grotere buitengebied.
      Het parkbos kenmerkt zich door verschil in bosgroepen, zoals een populierenbos met ondergroei, populierenweide, essenbos. De bostypes horen bij lager gelegen nattere gronden. De van oorsprong ontworpen structuur van kruisende en samenkomende paden is behoorlijk dichtgegroeid. Dit draagt bij aan het ruige karakter van het parkbos. In het westelijk deel is de beplanting ruig en dicht; in het oostelijk deel tegen de wijk Veldhuizen aan meer open en parkachtig. De overgang naar de wijk Veldhuizen is fraai door de wetering en doordat het park ook is doorgezet aan de overkant van de wetering. Er zijn weinig toegangen tot het parkbos vanuit de wijk. Er is één langzaam verkeer verbinding naar het noorden (N224) en één naar het zuidwesten (langs het spoor). Het gebruik van het parkbos kan nog gestimuleerd worden door het realiseren van voorzieningen die bij het ruige en natuurlijke karakter van het bos passen. Te denken valt aan een trimbaan, ruig speelterrein of een speelbos.
      In dit bestemmingsplan wordt meer ruimte gegeven aan de sportfuncties in het park, door de groei van de voetbalvereniging DTS’35 mogelijk te maken. Er komen twee nieuwe voetbalvelden op een gedeelte van het volkstuinencomplex aan de Inschoterweg. De groei van DTS ‘35 zal echter meer transformaties in gang zetten. Zo is er sprake van een uitbouw van de tribune en eventueel een uitbreiding van het verenigingsgebouw. Naast de nieuwe velden komt de nieuwe noord-zuid fietsverbinding te liggen. Het verdient aanbeveling bij deze veranderingen goed naar het gebied eromheen te kijken en het te betrekken in de planvorming: de beëindiging van de Koekeltse boslaan, het parkeerterrein, de routes door het gebied en de entrees van de verschillende functies. Hier kan nog veel worden verbeterd, onder andere de vreemde overgang van de Koekeltse boslaan naar de Inschoterweg.
      Peppelensteeg-Noord
      Dit deelgebied heeft nog de meeste kenmerken van het oorspronkelijke grotere buitengebied, voordat het werd afgesloten door de A30. Er zijn nog geen stedelijke functies in terecht gekomen, waardoor het een aaneengesloten weilandengebied is met een agrarische functie. Karakteristiek zijn de bomenrijen en groensingels rond rechthoekige open percelen. In de provinciale uitwerking van het streekplan ‘Zoekzones’ en het gemeentelijk structuurplan ‘Zoekzones voor stedelijke functies’ is het gebied aangewezen voor mogelijke transformatie.
      In de gemeentelijke ruimtelijke visie uit 2002 is als uitgangspunt voor het betreffende gebied opgenomen een bestemming met een stedelijk recreatief karakter. In deze ruimtelijke visie komen de volgende mogelijke functies naar voren: hotel, fastfood, recreatie, leisure en meeting point (zakelijk). In een notitie over kerken komt de A30 Oost ook als mogelijke locatie naar voren.
      In de provinciale uitwerking van het streekplan Gelderland 2005, te weten streekplanuitwerking “zoekzones stedelijke functies en landschapsversterking” is het betreffende gebied (inde uitwerking aangeduid als Ede2 van het streekplan) aangewezen als zoekzone werken (zie verder paragraaf 3.2.2.). In het gemeentelijk structuurplan is deze zoekzone verder uitgewerkt. Voor het betreffende gebied (in het structuurplan aangeduid als “locatie 17”) is in het gemeentelijk structuurplan bepaald dat dit gebied geschikt is voor sport, leisure, outdoor, tuininrichting, dieren, hobby, doe het zelf en diverse voorzieningen (zie verder paragraaf 3.3.1)
      Deze planvorming voor het betreffende gebied, zoals hiervoor beschreven, is op dit moment echter nog te weinig concreet om als bestemming of als wijzigingsbevoegdheid mee te nemen in het onderhavige bestemmingsplan. Derhalve is de huidige agrarische bestemming gehandhaafd, waarbij echter vooruitlopend op de toekomstige ontwikkelingen, de voorheen bestaande bouwmogelijkheid ten behoeve van de agrarische bestemming is geschrapt.
      Voorts wordt gesteld dat de ‘heelheid’ van het gebied van belang is en dat bij mogelijke uitgegaan moet worden van een visie op het gehele terrein Peppelensteeg-Noord en de relaties met de omliggende gebieden. De onsamenhangende situatie in de rest van Park Peppelensteeg moet hier worden voorkomen. Zijn de voorstellen niet ingebed in een bredere visie dan dient de huidige situatie gehandhaafd te blijven.

      Paragraaf 2.3 Ontwikkelingen

      Zoals aangegeven betreft het voornamelijk een consoliderend plan. De aanwezige sportclubs, woningen en bedrijven kunnen goed naast elkaar functioneren en er spelen geen grootschalige wijzigingen in gebruik. Op een beperkt schaalniveau zijn, zoals beschreven, enige ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan geaccommodeerd zullen worden. Twee van deze ontwikkelingen passen niet binnen het bestaande bestemmingsplan, drie zijn reeds mogelijk op basis van vigerend beleid. Het betreft:
      • De uitbreiding van het clubgebouw van voetbalclub DTS ’35 en de aanleg van twee sportvelden op de bestaande volkstuinen van de tuindervereniging VAT. Met het VAT zijn afspraken gemaakt over de herinrichting van het resterende volkstuinterrein. De bestemmingsplantechnische afspraken zijn in paragraaf 6.3 bij Recreatief-Volkstuinen nader toegelicht.
      • De mogelijke uitbreiding van het zwembad t.b.v. technische installaties en een verenigingsruimte voor watersporters.
      • De nieuwbouw van een clubgebouw voor Stichting Hondenterrein Ede. Het gaat het hier om de verplaatsing van een bouwvlak wat in het vigerende bestemmingsplan reeds aanwezig was.
      • De uitbreiding van de clubgebouwen van Edesche Boys en Blauw Geel op de begane grond en d.m.v. een extra verdieping. Dit past reeds binnen het vigerend bestemmingsplan.
      • De uitbreiding van de Sporthal ten behoeve van een onderdeel van Sportservice Ede en ten behoeve van een sportkantine. Dit past reeds binnen het vigerend bestemmingsplan.

      Hoofdstuk 3 Beleidskader

      Paragraaf 3.1 Rijksbeleid

      paragraaf 3.1.1 Nota Ruimte, ruimte voor ontwikkeling

      In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020. Bovendien bevat het een doorkijk op de langere termijn, namelijk de periode 2020-2030. De Nota Ruimte vervangt de ruimtelijk relevante rijksnota’s c.q. de planologische kernbeslissingen (PKB’s) behorende bij de Vierde nota over de ruimtelijke ordening Extra (en de Actualisering daarvan in de Vinac) en het Structuurschema Groene Ruimte.
      Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het relatief beperkte oppervlak van Nederland. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid.
      Met de Nota Ruimte heeft het kabinet gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift daarmee van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Er wordt meer nadruk gelegd op “ontwikkelingsplanologie” en minder op “toelatingsplanologie”. Daarnaast is het landelijk beleid gericht op het optimaal benutten van het huidige bebouwde gebied.
      Conclusie
      Het Rijksbeleid is dermate abstract dat er voor het onderhavig bestemmingsplan niet direct concrete randvoorwaarden en of beleidsdoelstellingen uit voortvloeien. Het bestemmingsplan is ook een consoliderend plan waardoor er geen beleidswijzigingen van toepassing zijn. Het plan past in het rijksbeleid.

      paragraaf 3.1.2 Europese kaderrichtlijn water (2000)

      De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Voor oppervlaktewater en grondwater betekent dit dat een goede ecologische toestand en een goede chemische toestand bereikt moet worden.
      Conclusie
      Het plangebied ligt niet in een zone met directe waterproblematiek. Het plan wordt in het kader van de watertoets besproken met het waterschap, en zodoende beoordeelt of het een goede waterhuishouding niet verstoord. De uitwerking van de watertoets wordt toegelicht in paragraaf 4.4.

      paragraaf 3.1.3 Nationaal milieubeleidsplan 3 (PKB NMP3; 1998) en (NMP4; 2001)

      Het NMP 3 bevat het milieubeleid voor de korte termijn, met een doorkijk tot 2010. Voor het milieubeheer wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling. Brongerichte maatregelen (onderscheiden in emissiegerichte, volumegerichte en structuurgerichte maatregelen) hebben de voorkeur boven effectgerichte maatregelen. In het NMP 3 wordt aangegeven wat van de doelgroepen landbouw, verkeer en vervoer, industrie, milieubedrijven en maatschappelijke en milieuorganisaties wordt verwacht om aan het milieubeheer bij te dragen.
      Op 13 juni is het NMP 4 ‘Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid’ verschenen. Het NMP 4 vervangt het NMP 3 niet, maar kijkt verder vooruit naar het jaar 2030. Er worden zeven grote milieuproblemen benoemd: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de gezondheid, externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijke onbeheersbare risico’s. Over het algemeen bevat het NMP 4 geen concrete maatregelen en doelen voor de korte termijn.
      Conclusie
      Het bestemmingsplan Peppelensteeg betreft in hoofdlijnen een consoliderend plan. Hierdoor veroorzaakt het plan geen wijzigingen op het vlak van milieu ten opzichte van het huidige gebruik van het gebied. Wanneer specifieker gekeken wordt naar de benoemde zeven grote milieuproblemen in het MNP 4 dan zijn biodiversiteit en externe veiligheid relevante thema’s voor het gebied. Deze thema’s zijn derhalve in hoofdstuk 4 expliciet uitgewerkt in de paragraaf Flora en Fauna en Externe Veiligheid.

      Paragraaf 3.2 Provinciaal Beleid

      paragraaf 3.2.1 Streekplan Gelderland 2005


      Het streekplan voor de Provincie Gelderland is vastgesteld op 29 juni 2005 en vormt het provinciaal sociaalruimtelijk beleid wat leidend is voor het bestemmingsplan. De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.
      Het plangebied valt binnen het stedelijk netwerk Ede, Veenendaal, Wageningen. De locatie zelf is bestemd als multifunctioneel platteland (zie beleidskaart ruimtelijke structuur) en Binnen (inter-) nationaal stedelijk netwerk.
      Het streekplan heeft geen grote ingrijpende beleidsvoornemens die van toepassing zijn op het consoliderende plan. Ten aanzien van recreatie stelt het streekplan het volgende: ‘Het overige voorzieningenaanbod in een stad, dorp, wijk of buurt moet zo goed mogelijk aansluiten bij de behoeften van de bewoners, die immers tegelijk de beoogde gebruikers ervan zijn. Dit betekent bijvoorbeeld dat het aanbod van accommodaties van scholen, culturele-, zorg- en sportieve voorzieningen moet passen bij de vraag van mensen in de betreffende stedelijke kern. Daartegenover kan het aanbod aan monofunctionele school- en sportvoorzieningen in de loop van de tijd worden aangepast aan een andere, waarschijnlijk verminderende vraag vanuit de bevolking.’
      Uitsnede streekplankaart
      Het streekplan voorziet niet in een volledige uitwerking op het gebied van het beoogd programma voor stedelijke functies en de daarvoor benodigde fysieke ruimte. De provincie heeft samen met de regio’s de reservering van uitbreidingsruimte voor stedelijke functies opgenomen in de uitwerking van het streekplan ‘zoekzones voor stedelijke functies’ wat in paragraaf 3.2.2 nader is toegelicht.
      Conclusie
      Het streekplan Gelderland beschrijft het sociaal-ruimtelijk beleid voor de gehele provincie. Voor het consoliderende plangebied levert dit logischerwijs beperkte ruimtelijke randvoorwaarden.

      paragraaf 3.2.2 Streekplan uitwerking zoekzones 'De Vallei' (ontwerp)

      Op een aantal onderdelen is het streekplan Gelderland 2005 nog onvoldoende specifiek. Hierdoor is op bepaalde onderwerpen een nadere uitwerking noodzakelijk. Voor het onderwerp van de beoogde ontwikkelingen en de daarvoor benodigde ruimte is een uitwerking ‘zoekzones stedelijke functies en landschapsversterking’ opgesteld. Het plan is vastgesteld door Gedeputeerde staten en moet nog goedgekeurd worden door de Minister van LNV (op grond van de natuurbeschermingswet).
      Zoekzones
      Zoekzones geven de gebieden aan die worden gereserveerd voor stedelijke functies: wonen (huizen), werken (bedrijventerreinen) en voorzieningen (scholen, kerken, sportvelden e.d.). Daarnaast bevat de streekplanuitwerking zoekzones voor ‘landschappelijke versterking’. Dat zijn gebieden waar het landschap moet worden versterkt en waar slechts incidenteel en op beperkte schaal woningen mogen worden gebouwd.
      In bestemmingsplannen moet nader worden uitgewerkt welke ruimte daadwerkelijk zal worden gebruikt. Met deze streekplanuitwerking wil de provincie voorzien in de ruimtebehoefte voor de komende jaren (tot 2015).
      Status zoekzones
      In het streekplan is gesteld dat de omvang van de zoekzones als vuistregel twee maal de behoefte aan uitbreiding van de voorraad woningen/werklocaties is, zodat het bouwprogramma op uitbreidingslocaties in de streekplanperiode nooit de gehele zoekzone zal omvatten. Dit impliceert dat delen van zoekzones de komende tien jaar niet voor uitbreiding van stedelijke functies benut zullen worden en dus hun hoedanigheid als buitengebied behouden. Daarom wordt bepaald dat binnen de zoekzone het beleid voor het landelijk gebied geldt tot het moment dat de gemeente een voorbereidingsbesluit heeft getroffen of een voorontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegd voor realisatie van de beoogde stedelijke functies. Dat beleid geldt ook voor dat gedeelte binnen de zoekzone dat uiteindelijk niet tot ontwikkeling wordt gebracht.
      Conclusie
      In het plangebied ligt de zoekzone Ede2 van het streekplan. Deze zone is aangewezen als zoekzone werken. Op gemeentelijk niveau wordt in het structuurplan ‘zoekzones stedelijke functies’ het provinciaal streekplan verder uitgewerkt. Paragraaf 3.3 gaat hier nader op in.

      paragraaf 3.2.3 Provinciale ecologische hoofdstructuur

      De Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur (afgekort PEHS) is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. De EHS bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Het vormt de basis voor het Nederlands natuurbeleid.
      Uitsnede PEHSLegenda PEHS
      Conclusie
      Er zijn geen bestaande of nieuwe natuurgebieden in de omgeving aanwezig tevens zijn er geen ecologische verbindingszones in de omgeving aanwezig. Derhalve heeft het plan geen invloed op de PEHS.

      Paragraaf 3.3 Gemeentelijk Beleid

      paragraaf 3.3.1 Structuurplan zoekzones stedelijke functies

      Naar aanleiding van de uitwerking zoekzones van het streekplan heeft de gemeente Ede een structuurplan ‘Zoekzones Stedelijke functies’ opgesteld. Dit is opgesteld omdat bij de uitwerking van het streekplan de provincie de gemeenten verzocht heeft in regionaal verband hiervoor gebieden en locaties aan te dragen. Als onderdeel van het structuurplan is tevens een PlanMER opgesteld. De ruimtelijke ingrepen voorgesteld in het structuurplan zijn namelijk MER-plichtig. Het Structuurplan en de PlanMer zijn 2 oktober 2008 vastgesteld.
      Voor locatie 17 (Ede2 in het streekplan) is in het structuurplan opgenomen dat het geschikt is voor sport, leisure, outdoor, tuininrichting, dieren, hobby, doe het zelf en diverse stedelijke voorzieningen. In het structuurplan is aangegeven dat de uitwerking onzeker is en derhalve niet meetelt als te voorziene beschikbare bedrijfsruimte voor 2015.
      Uitsnede structuurplan
      Conclusie
      Het gemeentelijk structuurplan is opgesteld ten behoeve van de streekplanuitwerking ‘Zoekzones’ van de provincie Gelderland. Locatie 17 (Ede2 in het streekplan) ligt in het plangebied. Het betreft hier een zoekzone voor sport, leisure, outdoor, dieren, hobby , doe het zelf en diverse stedelijke voorzieningen. Vanwege de onzekerheid over mogelijke invulling is de planperiode voor dit onderdeel na 2015 gesteld. Vanwege deze onzekerheid is in dit bestemmingsplan de bestaande agrarische bestemming opgenomen. Toekomstige uitwerking zal op basis van een zelfstandige planologische procedure verwezenlijkt moeten worden.

      paragraaf 3.3.2 Vigerende bestemmingsplannen

      Voor de locatie zijn meerdere bestemmingsplannen momenteel vigerend. Het zijn de plannen: ‘Sport- en Recreatiegebied “omgeving Peppelensteeg”, Bestemmingsplan ‘Agrarisch Buitengebied’ en herziening ‘uitbreidingsplan in hoofdzaak van de gemeente Ede’.
      Het plan Sport en Recreatiegebied omgeving Peppelensteeg is vastgesteld in 1984 en omvat alle huidige sportterreinen tussen de Inschoterweg, de Koekeltse Boslaan, het spoor en de Kastelenlaan. De volkstuinen ten noorden van de Inschoterweg behoren ook tot het plan alsmede een strook ten zuiden van het spoor. Deze vreemde hap uit het industrieterrein is meegenomen om de mogelijke verbinding onder het spoor door in één bestemmingsplan te vatten. Deze verbinding is nog niet gerealiseerd. Binnen dit plangebied zijn diverse wijzigingsprocedures (art. 19 WRO) gevoerd waaronder die ten behoeve van de bouw van de school, de moskee en het zwembad. Het nieuwe bestemmingsplan zal de uitgevoerde wijzigingen van het bestemmingsplan positief bestemmen.
      Het bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied is vastgesteld en goedgekeurd in 1994. Dit bestemmingsplan is vigerend voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie, de bebouwing aan de Dwarsweg en het omliggend agrarisch gebied. Het gebied is in de jaren deels anders gebruikt en net buiten het plangebied zijn grote wijzigingen doorgevoerd, zoals een woonwijk en de A30. Het bestemmingsplan is daardoor niet meer up-to-date. In het nieuwe bestemmingsplan zullen de waterzuiveringsinstallatie en de nog aanwezige agrarische functies positief bestemd worden. De woningen en het bedrijf aan de dwarsweg als het parkbos aan de zuidzijde zullen eveneens positief bestemd worden. In het bestemmingsplan Agrarisch buitengebied is de zone ten noorden van de waterzuiveringsinstallatie bestemd als Agrarisch ontginningslandschap Ede-Meulunteren met de aanduiding "agrarisch midden". Als onderdeel van deze aanduiding is agrarische bedrijfsbebouwing toegestaan. Van deze bebouwingsmogelijkheid is echter nooit gebruik gemaakt. Momenteel is het agrarisch gebied door de aanleg van de A30 doorsneden en rust er in het kader van het gemeentelijk structuurplan ‘zoekzones stedelijke functies’ de ambitie op om het gebied in de toekomst anders in te richten. In het kader van de beoogde herontwikkeling van het gebied wordt het bestaande bouwrecht niet opnieuw opgenomen in het plan. Er is hier sprake van passieve risicoaanvaarding.  
      De herziening van het uitbreidingsplan in hoofdlijnen omvat de restgebieden tussen de twee andere bestemmingsplannen. Dit is een ondergeschikt deel van het plangebied en omvat een deel van de Koekeltse Boslaan en een deel van het parkbos. De aanwezige functies in dit deel zullen in het nieuwe plan eveneens planologisch positief bestemd worden.
      Conclusie
      Het vigerend ruimtelijk beleid voor het plangebied bestaat uit drie plannen. Op onderdelen zijn deze plannen verouderd. De aanleiding van het nieuwe bestemmingsplan is onder andere om de feitelijke situatie planologisch vast te leggen. In het nieuwe bestemmingsplan zullen de bestaande functies die nog actueel zijn worden overgenomen. De later toegevoegde functies, al dan niet middels een artikel 19 WRO procedure, zullen positief bestemd worden.

      Hoofdstuk 4 Haalbaarheid Van Het Bestemmingsplan

      Paragraaf 4.1 Inleiding

      In het kader van een ‘goede’ ruimtelijke ordening moet het aantoonbaar zijn dat een nieuwe ontwikkeling, die afwijkt van het vigerend bestemmingsplan, uitvoerbaar is. Hiervoor moeten de milieutechnische gevolgen in beeld gebracht worden. In dit hoofdstuk worden per milieuaspect de gevolgen beschreven en de eventueel noodzakelijke onderliggende haalbaarheidsonderzoeken toegelicht.

      Paragraaf 4.2 Bedrijven En Milieuzonering

      De gemeente is verantwoordelijk om een goede afweging te maken bij het toestaan van nieuwe bedrijven. De afweging dient ervoor om het gevaar en overlast voor omliggende woningen te beperken. Bij de afweging van de gemeente kan gebruik gemaakt worden van het ‘groene boekje’. Deze uitgave van de VNG geeft richtafstanden per bedrijf wat de acceptabele afstand is ten opzichte van een gevoelige bestemming (bijv: woning) op het vlak van Geur, Stof, Geluid en Gevaar.
      Zoals aangegeven betreft het bestemmingsplan een consoliderend plan. De bestaande functies zijn reeds op basis van besluitvorming planologisch toegestaan, dit bestemmingsplan vormt enkel een actualisatie. Desalniettemin wordt hieronder een opsomming gegeven van de aanwezige functies met hun acceptabele afstand tot woningen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de milieubelasting van recreatieve functies en van de bedrijfsfuncties.

      paragraaf 4.2.1 Aanwezige recreatieve functies in het plangebied

      Onderstaand is een SBI-lijst opgesteld, op basis van Bedrijven en Milieuzonering april 2007, van de in het gebied aanwezig recreatieve functies.
      SBI
      Nr.
      Omschrijving
      Cat.
      91
      diverse organisaties
      9131
      kerkgebouwen e.d.
      2
      9133.1
      A
      buurt- en clubhuizen
      2
      9133.1
      B
      hondendressuurterreinen
      3.1
      92
      cultuur, sport en recreatie
      9234
      muziek- en balletscholen
      2
      9261.1
      0
      zwembaden:
      9261.1
      1
      - overdekt
      3.1
      9261.1
      2
      - niet overdekt
      4.1
      9261.2
      A
      sporthallen
      3.1
      9261.2
      D
      stadions en openlucht ijsbanen
      4.2
      9261.2
      F
      tennisbanen (met verlichting)
      3.1
      9261.2
      G
      veldsportcomplex (met verlichting)
      3.1
      9262
      0
      schietinrichtingen:
      9262
      1
      - binnenbanen: geweer- en pistoolbanen
      4.1
      9262
      2
      - binnenbanen: boogbanen
      1
      9262
      F
      sportscholen, gymnastiekzalen
      2
      Bron: Bedrijven en Milieuzonering, VNG, april 2007
      Het groene boekje (Bedrijven en Milieuzonering, VNG, april 2007) geeft per milieucategorie een richtafstand per omgevingstype. De richtafstand is gebaseerd op de maximale afstand van overlast of gevaar die zich voor kan doen voor: geur, stof, geluid of gevaar. Dat wil zeggen dat binnen de aangegeven categorie een van de vier aspecten een aangegeven maximale contour kan opleveren.
      Richtafstanden en omgevingstype
      Milieucategorie
      Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied.
      Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied.
      1
      10 m
      0
      2
      30 m
      10 m
      3.1
      50 m
      30 m
      3.2
      100 m
      50 m
      4.1
      200 m
      100 m
      4.2
      300 m
      200 m
      Bron: Bedrijven en Milieuzonering, VNG, april 2007
      De afstand van de woningen aan de noordzijde tot aan de sportterreinen is minimaal 75 meter. De bovenliggende woonwijk kan bestempeld worden als een rustige woonwijk. Zodoende is de meest kritische lijst met richtafstanden van toepassing. Gezien de afstand van de woningen bestaat voor recreatieve functies tot en met categorie 3.1 geen belemmeringen vanuit de omgeving.
      Een drietal recreatieve voorzieningen in het gebied vallen in een hogere milieucategorie of daarvan is de bedrijfsactiviteit onduidelijk van: Het buitenbad van het zwembad, de schietbaan en de skeeler-/ijsbaan.
      De schietbaan
      De schietbaan valt in categorie 4.1. met een richtafstand van 200 meter. In de huidige situatie ligt de schietbaan op 340 meter van de dichtstbijzijnde woningen. Milieutechnisch bestaat er dan ook geen belemmering voor het uitoefenen van de functie. De locatie van de schietbaan zal in het bestemmingsplan middels een aanduiding vastgelegd worden. Dit impliceert dat buiten de aanduiding en dus elders in het bestemmingsplan geen schietbaan mogelijk is. Zodoende wordt de mogelijkheid beperkt dat de functie binnen dezelfde bestemming verhuist tot binnen een afstand van 200 meter van omliggende woningen. Een mogelijk aanvullende aanduiding veiligheidszone – munitie zal exact dezelfde contour volgen en een gelijk planologisch doel nastreven. Een dergelijke zone heeft geen toegevoegde waarde en wordt dan ook niet opgenomen.
      Het buitenbad
      Het buitenbad valt in categorie 4.1. met een richtafstand van 200 meter. In de huidige situatie ligt het buitenbad op 260 meter van de dichtstbijzijnde woningen. Milieutechnisch bestaat er dan ook geen belemmering voor het uitoefenen van de functie. De locatie van het buitenbad zal in het bestemmingsplan middels een aanduiding (bzb) vastgelegd worden. Dit impliceert dat buiten de aanduiding en dus elders in het bestemmingsplan geen buitenbad mogelijk is. Zodoende wordt de mogelijkheid beperkt dat de functie binnen dezelfde bestemming verhuist tot binnen een afstand van 200 meter van omliggende woningen.
      De skeeler-/ijsbaan
      De skeelerbaan wordt gebruikt door de Edese IJsvereniging en ligt in het midden van het plangebied. De baan ligt ca. 205 meter vanaf de dichtstbijzijnde woningen. De baan wordt bij gunstige weersomstandigheden onder water gezet om een buitenijsbaan te creëren. Een buitenijsbaan valt onder SBI code 9261.2: ‘stadions en open luchtijsbaan’ en heeft een milieucategorie van 4.2. met een milieuhinderzone van 300 meter. Deze SBI-code is echter ten behoeve van stadions en permanent gebruikte ijsbanen. De skeelerbaan wordt echter maar een zeer beperkt aantal dagen per jaar als ijsbaan gebruikt. In 2008 was de temperatuur en het ijs circa 2 weken geschikt om de baan daadwerkelijk als ijsbaan te gebruiken. De benoemde SBI-code 9261.2 D is in deze dan ook niet de goede staat van bedrijfsactiviteit die gehanteerd dient te worden.
      De voorgestelde vergelijkbare bedrijfsactiviteit voor de skeelerbaan is die van een veldsportcomplex. Onderstaand de beargumentering:
      • De overlast van een ijsbaan als bedoelt in ‘Bedrijven en Milieuzonering’, van de VNG (2007) is vooral geluidsoverlast die veroorzaakt wordt door een grote hoeveelheid mensen die in de winter gaan schaatsen gecombineerd met muziek en lichte horeca. Deze activiteiten vinden, zoals hiervoor aangegeven zeer beperkt plaats. De overlast als gevolg van een ijsbaan kan dan ook als incidenteel bestempeld worden.
      • Het grootste deel van het jaar wordt de baan gebruikt als skeelerbaan. Het aantal mensen dat deze sport wekelijks beoefent, is veel minder groot dan wanneer het als ijsbaan in gebruik is. Het geproduceerde geluid is derhalve veel minder dan bij een ijsbaan.
      • Overlast op de omgeving van een skeelerbaan kan beter vergeleken worden met die van een atletiekbaan. Het wijze van gebruik en intensiteit hiervan is vergelijkbaar. Een atletiekbaan valt onder een veldsportcomplex volgens ‘Bedrijven en Milieuzonering’ en heeft een milieuhindercategorie van 3.1. Dit houdt in dat een minimale afstand tot woningbouw van 50 meter van toepassing is.
      Op basis van bovenstaande argumentatie kan de skeelerbaan ingedeeld worden als veldsportcomplex en geldt een minimale afstand van 50 meter die ten opzichte van woningen aangehouden moet worden. Op basis van deze argumentatie is de skeelerbaan overal in het plangebied in te passen. Om onduidelijkheid te voorkomen zal in het bestemmingsplan de skeelerbaan middels een aanduiding vastgelegd worden. Dit maakt voor een ieder inzichtelijk waar deze functie toegestaan is.

      paragraaf 4.2.2 Aanwezige bedrijven in het plangebied

      Onderstaand is een SBI-lijst opgesteld, op basis van Bedrijven en Milieuzonering april 2007, van de in het gebied aanwezige bedrijven.
      SBI-code
      NR
      Omschrijving
      Cat.
      90
      milieudienstverlening
      9001
      A0
      RWZI’s en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinktanks
      9001
      A1
      < 100.000 i.e.
      4.1
      9001
      A2
      100.000 – 300.000 i.e.
      4.2
      9001
      A3
      = 300.000 i.e.
      5.1
      5153
      0
      grth in hout en bouwmaterialen
      5153
      1
      algemeen b.o. > 2.000 m2
      3.1
      5153
      2
      algemeen b.o. = 2.000 m2
      2
      40
      productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water
      40
      D5
      gasontvang- en verdeelstations, cat. D
      3.1
      Bron: Bedrijven en Milieuzonering, VNG, april 2007
      In het plangebied zijn vier bedrijven aanwezig: Een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een bergbezinkbassin (riooloverstort), Wanco Sierbestrating B.V. en een gasverdeelstation van de Gasunie. Op basis van ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de VNG geldt voor deze bedrijven een milieuzonering.
      Rioolwaterzuiveringsinstallatie
      De rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) ligt in de zuidwesthoek van het plan aan de Dwarsweg 5. De maxi-male capaciteit van de RWZI bedraagt 300.000 inwonersequivalent (i.e.’s op basis van 136 gram theoretisch zuurstofverbruik/dag). Tevens wordt, van andere RWZi’s uit de regio, organisch slib aangevoerd voor verwerking, het betreft 63.000 m3 per jaar. Op het terrein is aanvullend nog een opslag aanwezig voor organisch slib van buiten de installatie van 1000 m3. Op basis van de ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de VNG valt de RWZI in milieucategorie 5.1.
      Voor de RWZI is een vergunning nodig op basis van de Wet Milieubeheer (WM) en op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo). De (revisie)vergunning voor de RWZI is 1 februari 2006 aangevraagd aan Gedeputeerde Staten (GS). Gezien de omvang van de RWZI valt het bedrijf, inrichting genaamd in de WM, in de categorieën 27.3 en 28.4 onder a sub 2 en 28.4 onder c sub 1 van de bijlage 1 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer. Dit besluit bepaald dat GS het bevoegd gezag is. De vergunning is ingeschreven onder nummer MPM4097. Op 1 maart 2006 is de vergunning aangevraagd ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewater.
      De aangevraagde WM-vergunning en de Wvo-vergunning dienen ter vervanging van de reeds bestaande vergunning. De aanvragen zijn ingediend omdat de eigenaar van de RWZI, het waterschap Vallei en Eem, voornemens was het productieproces en daarmee technische installaties aan te passen. Onderstaand zijn de ruimtelijk relevante milieuaspecten van de milieuvergunning toegelicht. Voor niet ruimtelijk relevante aspecten wordt naar de WM- en Wvo-vergunning verwezen. De beschikking op de WM en Wvo vergunning is op 13 december 2006 door GS vastgesteld.
      Geur: geurhinder is een specifiek aspect wat getoetst wordt in de Milieuvergunning. De toetsing vindt plaats aan de hand van provinciaal beleid: ‘Gelderse beleidsregels voor geur in milieuvergunningen’ vastgesteld op 17 september 2002 en aan de hand van nationaal beleid: ‘Nederlandse emissierichtlijn Lucht (NeR) beschreven in de brief van VROM d.d. 30 juni 1995. De NeR heeft als onderdeel voor bepaalde bedrijfstakken ‘Bijzondere Regelingen’ uitgewerkt. De Bijzondere Regeling is, ook conform het provinciaal beleid, het uitgangspunt voor de beoordeling van het geuraspect. In de beoordeling op de milieuvergunning wordt aangegeven dat alle, conform de Bijzondere Regeling in de NeR gebruikelijke maatregelen zijn toegepast. Tevens zijn een aantal minder gebruikelijke maatregelen toegepast, zoals het afdekken van de voorbezinktank en het afdekken en afzuigen van de zandvanger/-wasser. De maatregelen worden beschouwd als de redelijkerwijs te verlangen beste beschikbare technieken en maatregelen. In de milieuvergunning wordt geconcludeerd dat op voor een aantal geurgevoelige bestemmingen in de omgeving de van toepassing zijnde bovenwaarde van geurhinder niet wordt gerespecteerd. Het betreft hier de woningen aan de Dwarsweg 2, 2a, 4, 7, 9 en 11 en het scouting gebouw aan de Dwarsweg 1 en 3. De woningen zijn in eigendom van de RWZI en worden verhuurd aan oud werknemers. Deze woningen zullen na opzegging van de huur niet opnieuw worden verhuurd en waarschijnlijk gesloopt. Deze woningen zijn derhalve aan te merken als bedrijfswoningen en worden zodoende normaliter bij de beoordeling van de geursituatie buiten beschouwing gelaten. Het scouting gebouw betreft een gebouw waar niet voortdurend mensen aanwezig zijn en is dus niet met een wonen en dus geurgevoelige functie te vergelijken. In het bestemmingsplan is daarom het aantal toegestane overnachtingen gemaximaliseerd tot 2 x 50 overnachtingen per jaar. Waarbij geldt dat 50 overnachtingen in de weekenden buiten de schoolvakanties zijn toegestaan en 50 overnachtingen tijdens de schoolvakanties. Dit onderschrijd is gemaakt om een aaneengesloten periode te voorkomen en het object alsnog als een milieugevoelige bestemming bestempeld wordt. Tenslotte liggen de bedrijfswoning 2a en de woningen 2 en 4 eveneens binnen de geurcirkel. De verantwoording voor de situering van woningen naast de RWZI vindt plaats in de milieuvergunning. In het bestemmingsplan wordt vervolgens de geurcirkel opgenomen zodat deze ook in het planologisch spoor van betekenis is. Toekomstige ontwikkelingen passend in het bestemmingsplan zullen zodoende ook rekening moeten houden met de geurcirkel.
      Lucht: luchtkwaliteit is eveneens een specifiek aspect waaraan getoetst wordt in de milieuvergunning. Het toetsingskader vormt het Besluit Luchtkwaliteit d.d. 20 juni 2005. Het besluit geeft uitvoering aan Europese richtlijnen betreffende grenswaarde voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stiksofdioxiden en zwevende deeltjes lood in de lucht alsmede de richtlijn voor het beheer van de luchtkwaliteit. In de milieuvergunning wordt geconcludeerd dat de grenswaarden t.a.v. luchtkwaliteit niet worden overschreden en derhalve voldaan wordt aan het besluit Luchtkwaliteit.
      Geluid: Voor de RWZI is op 5 januari 1993 een geluidszone ‘RWZI-Ede’ vastgesteld door GS (nr. MW92.6033010) op basis van art 66 van de Wet geluidhinder (Wgh). Het besluit van GS is op 26 Juni 1993 goedgekeurd door de Kroon (nr. 93.007149). Het besluit houdt in dat om de RWZI een Zone Industriegeluid is vastgesteld waarbinnen de gezamenlijke geluidbelasting de 50 dB(A)-etmaalwaarde niet mag overschrijden en dat ter plaatse van de daarbinnen gelegen geluidsgevoelige bestemmingen de vastgestelde Maximale Toegestane Geluidsbelasting (MTG) niet wordt overschreden. Het besluit is gebaseerd op het akoestisch rapport van Witteveen& Bos d.d. 1992, nr: 45.1.1. Dit rapport toont aan dat voor de woning aan Dwarsweg 3 de voorkeursgrenswaarde zal worden overschreden. Het Besluit van GS omvat eveneens een ontheffing hogere grenswaarde voor Dwarsweg 3. De MTG voor de Dwarsweg 3 is op 55 dB(A) gesteld. Ten behoeve van de revisie van de Milieuvergunning is door adviesbureau TAUW een akoestisch onderzoek uitgevoerd (kenmerk; R001-4428743FV1-cjk-NL, d.d.9 januari 2006). Het rapport is 14 juni en 28 augustus nog met 2 notities aangevuld. De conclusie van de rapportage luidt dat aan de normstelling van de zonering wordt voldaan. Tevens wordt de MTG van Dwarsweg 3 niet overschreden. De geluidszone als vastgesteld door de GS is als gebiedsaanduiding op de plankaart opgenomen.
      Externe Veiligheid: Als onderdeel van het zuiveringsproces wordt binnen de RWZI biogas opgeslagen. Biogas wat voor een groot deel uit methaan bestaat, kan gemengd met lucht een ontplofbaar mengsel opleveren. Er zijn twee Europese richtlijnen in juni 2003 vastgesteld in verband met het gas- en stof- ontploffingsgevaar. De richtlijnen zijn in Nederland vertaald in het arbeidsomstandigheden besluit en het Besluit explosiegevaarlijk materiaal. Op basis van deze besluiten worden normen en gebruiksvoorschriften gesteld waaraan RWZI en de bedrijfsvoering moet voldoen. In de milieuvergunning wordt geconcludeerd dat aan deze gestelde normen en voorschriften wordt voldaan.
      Bergbezinkbassin
      De bergbezinkbassin / het riooloverstort is gelegen in de noordoost hoek van het plan. Het is een open betonnen bak van 100 bij 30 meter die bij extreme regenbuien volloopt met het overtollige water wat het rioleringssysteem niet tijdig kan afvoeren. De bak is op basis van de ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de VNG niet goed in te delen. In eerste instantie is de indeling in: ‘RWZI’s en gierverwerkingsinrichting met afdekking voorbezinktanks met milieuhindercategorie 4.1 de meest voor de hand liggend. Een overstort in deze bak vindt echter ca. 10 á 15 keer per jaar plaats. Dit is zeer beperkt en staat niet in verhouding tot de overlast die het veroorzaakt. De overstort is in het voorgaande bestemmingsplan positief bestemd als bedrijf met een specifieke aandui-ding nutsvoorziening. Omdat het een bestaand gebruik is wordt het gebruik wederom positief bestemd. De bestemming wordt bedrijf met als nadere aanduiding overstort. Hiermee sluit het aan op het voorgaande beleid en wordt het tevens in overeenstemming gebracht met de vastgestelde SVBP normering wat sinds juli 2008 van toepassing is op bestemmingsplannen. Door de specifieke aanduiding zijn er op de locatie geen andere bedrijfsinvullingen mogelijk die veel milieu-belastender kunnen zijn voor de omgeving.
      Wanco sierbestrating B.V.
      Wanco sierbestrating is gelegen aan de Dwarsweg 2A. Het bedrijf is kleiner dan 2000 m2 en valt dus op basis van de ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de VNG in miliehindercategorie 2. Dit impliceert dat, uitgaande van een gemengd stedelijk gebied, een maximale afstand tot omliggende woningen van 10 meter aangehouden moet worden. De bestaande situatie voldoet aan deze criteria. Op het terrein van Wanco Sierbestrating is tevens een bedrijfswoning aanwezig. De bedrijfswoning is als zodanig op de plankaart aangeduid.
      Gasverdeelstation Gasunie
      Langs het spoor nabij de wielerbaan is een gasverdeelstation gelegen. Op basis van de ‘Bedrijven en Milieu-zonering’ van de VNG heeft een dergelijk ‘bedrijf / nutsvoorziening’ een milieuhindercategorie van 3.1 met een minimale afstand tot woningen van 50 meter. In de nabijheid van 50 meter van het gasverdeelstation zijn geen woningen aanwezig. In paragraaf 4.10 Externe Veiligheid wordt nader ingegaan op de risicocontour rondom het gasverdeelstation.

      Paragraaf 4.3 Bodem

      Bij functiewijzigingen of een ander gebruik is de milieuhygiënische bodemkwaliteit van belang. De bodem moet geschikt zijn voor de nieuwe functie. De gemeente heeft specifiek bodembeleid. Middels een bodemkwaliteitskaart is de gehele ondergrond van Ede in beeld gebracht en daarmee is bekend voor welke gebieden bodemonderzoek noodzakelijk is. De bodemkwaliteitskaart is vastgesteld door B&W op 24 juni 2008 (kenmerk ONT/08/11860)
      In het plangebied zijn voorafgaand aan de bodemkwaliteitskaart veel bodemonderzoeken uitgevoerd ten behoeve van gevoerde art. 19 WRO vrijstellingsprocedures. Deze bodemonderzoeken zijn hieronder vermeld:
      Fugro, Kenmerk D-8119/110 van juni 1998
      In de bovengrond is een licht verhoogd PAK-gehalte geconstateerd. In de ondergrond is geen van de onderzochte stoffen verhoogd waargenomen. Het grondwater is licht verontreinigd met zware metalen en tetrachlooretheen.
      DHV, Kenmerk ONA950021 van december 1995
      De bovengrond is licht verontreinigd met zink, kwik, PAK, EOX en olie. In de ondergrond is een (zeer) licht verhoogde EOX gemeten. Het grondwater is licht verontreinigd met zware metalen en aromaten.
      DHV, Kenmerk ONA960523 van februari 1996
      In de bovengrond is een sterk verhoogde PAK-gehalte gemeten. Deze verontreiniging is gerelateerd aan een brandplaats nabij Langekamweg nr. 8 en nr. 10. Bij herinrichting van het gebied moet deze brandplek verwijderd worden. De bovengrond van het overig terrein is licht verontreinigd met PAK en EOX. In de ondergrond is geen van de onderzochte parameters verhoogd waargenomen. Het grondwater is licht verontreinigd met zware metalen.
      Midden Nederland Milieu, Kenmerk vo/vdb/2001/15 van mei 2001
      Dit onderzoek is verricht n.a.v. een brand. Daarom is alleen de bovengrond onderzocht. Deze bevat alleen licht verhoogde PAK-gehalten.
      DHV, kenmerk k0284-01-001 van juli 1995
      In zowel de bovengrond als de ondergrond is geen van de onderzochte componenten verhoogd waargenomen. Het grondwater bevat licht verhoogde gehalten zware metalen en EOX.
      DHV, kenmerk ONA981898 van juli 1998
      In de bovengrond is minerale olie licht verhoogd waargenomen. In de ondergrond is een lichte verontreiniging met PAK geconstateerd. Het grondwater bevat licht verhoogde gehalten zware metalen almede een licht verhoogde fenolindex.
      VINK, kenmerk M95-014 van maart 1995
      In zowel de bovengrond als de ondergrond zijn PAK en olie licht verhoogd waargenomen. Het grondwater is sterk verontreinigd met zink en licht met koper , chroom en nikkel.
      DHV, Kenmerk AN-1316 van september 1995
      In zowel de bovengrond als de ondergrond zijn PAK en olie licht verhoogd waargenomen. Het grondwater is licht verontreinigd met zware metalen.
      Midden Nederland Milieu, Kenmerk vo/vdb/2002/096 van september 2002
      In zowel de bovengrond als de ondergrond is geen van de onderzochte stoffen verhoogd waargenomen. Het grondwater is matig verontreinigd met nikkel en licht verontreinigd met andere zware metalen en benzeen.
      Kattenbroek van streek, Kenmerk DSVO99149 van juni 1999
      In de bovengrond is een lichte verontreiniging met Pak geconstateerd. In de ondergrond is geen van de onderzochte stoffen verhoogd waargenomen. Het grondwater is matig verontreinigd met koper en licht verontreinigd met chroom.
      HAK, Kenmerk 9942137 van december 1999
      In zowel de bovengrond als de ondergrond is geen van de onderzochte stoffen verhoogd waargenomen. Het grondwater is matig verontreinigd met koper en licht verontreinigd met chroom.
      Grontmij, Kenmerk 1256814 van oktober 1995
      In de bovengrond zijn licht verhoogde concentraties PAK, olie en nikkel gemeten. De ondergrond is licht vervuil met minerale olie. Het grondwater bevat licht verhoogde gehalten nikkel, koper en tolueen.
      NIZO, Kenmerk 3715CV0000007A van oktober 1988
      In de grond is niets aangetroffen. Het grondwater bleek sterk vervuil met zink, matig vervuild met nikkel en licht vervuild met koper.
      m2.
      NIZO, Kenmerk 1044 van januari 1989
      Het grondwater bleek sterk verhoogde gehalten zink en cadmium alsmede een licht verhoogd gehalte koper te bevatten.
      m3.
      Fugro, Kenmerk F8646 van november 1991
      De grond is licht verontreinigd met cadmium en PAK. Het grondwater is sterk verontreinigd met zink alsmede licht verontreinigd met cadmium en lood. Gezien de ouderdom en de wijze waarop het onderzoek destijds is uitgevoerd kunnen de resultaten van deze locatie niet als representatief worden gezien.
      Arcades IMD, Kenmerk 70911 van april 1994
      In zowel de boven- als ondergrond is geen van de onderzochte stoffen verhoogd waargenomen. Het grondwater is licht verontreinigd met zink en tetrachlooretheen, wat voor de volksgezondheid geen nadelige consequenties heeft. Na de sloop van het zwembad zal – voor zover het gaat om de bovengrond – een aanvullend bodemonderzoek worden verricht.
      Conclusie
      De gemeente Ede heeft voor haar gehele grondgebied een bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Deze kaart geeft aan dat voor het gehele plangebied geen bodemonderzoek noodzakelijk is.
      Voor de volledigheid zijn de bodemonderzoeken t.b.v. vrijstellingsprocedures die uitgevoerd zijn voorafgaand aan de bodemkwaliteitskaart in de paragraaf opgenomen. In deze rapporten zijn een aantal keren in het grondwater zware metalen aangetroffen. Deze zware metalen in het grondwater zijn echter een algemeen verschijnsel in Ede en derhalve geen bezwaar voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

      Paragraaf 4.4 Water

      In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst waterbeleid 21e eeuw (WB’21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem.
      Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen. Op basis van de watertoets zal de waterbeheerder Keurontheffing en, indien nodig, een Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater) verlenen.

      paragraaf 4.4.1 Beleid waterschap / gemeente Ede

      Het gemeentelijk beleid qua water staat beschreven in het Waterplan. Dit plan is een gezamenlijk product van Gemeente Ede, Waterschap Vallei & Eem, Provincie Gelderland en Waterleidingbedrijf Vitens en geldt voor de periode van 2008 tot 2012. De belangrijkste uitgangspunten voor de omgang met water, die in het Waterplan worden beschreven zijn:
      • Vasthouden, bergen, afvoeren van regenwater
      • Scheiden van vuil en schoon water
      • Vergroten van de kwaliteit van de leefomgeving
      Waterhuishoudkundige aandachtspunten
      Het Peppelensteeggebied is voor een groot deel onverhard. Op deze plekken infiltreert het hemelwater in de bodem. Bij uitbreiding van verharding of bebouwing moet rekening gehouden worden met de waterhuishoudkundige situatie. Aandachtspunten voor de waterhuishoudkundige situatie zijn:
      Bodemgesteldheid
      Volgens de bodemkaart van Nederland kaartblad 39 Oost en 32 Oost bestaat de bodem van het onderhavige gebied voornamelijk uit beekeerdgronden leemarm en zwak lemig fijn zand of lemig fijn zand. Het gebied heeft een grondwatertrap III dat betekent dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand hoger dan 0,40 m beneden het maaiveld ligt en de gemiddelde laagste grondwaterstand tussen 0,80 en 1,20 m beneden het maaiveld.
      Hemelwaterbeleid
      In het hemelwaterbeleid zijn de doelstellingen ten aanzien van hemelwater uit het waterplan operationeel uitgewerkt. Bij nieuwbouw (>30m2) mag het afstromende hemelwater van verharde oppervlakken niet op de gemengde riolering worden aangesloten. Schoon hemelwater dient waar mogelijk in de bodem geïnfiltreerd te worden conform het bouwbesluit en het hemelwaterbeleid. In het hemelwaterbeleid staan eisen en voorkeursvolgorden t.a.v. hemelwaterbehandeling vastgesteld.
      Vuilwateraansluitingen
      De vuilwaterlozingen van toekomstige bebouwingen moet worden aangesloten op bestaande vuilwaterriolen of op nog aan te leggen vuilwaterriolen. Als dit niet mogelijk is moet het vuilwater door een pompgemaal met persleiding worden afgevoerd.
      Grondwatervisie
      De grondwatervisie is ook een operationele uitwerking van het waterplan van Ede. De grondwaterstand kan van nature langs de Veluweflank enorm fluctueren. Bovendien verwacht de provincie Gelderland in deze zogenaamde “grondwaterfluctuatiezone” in de toekomst ten gevolge van klimaatverandering een extra stijging van de grondwaterstand. (Grond)water dient voortaan nog eerder in ruimtelijke projecten betrokken te worden, bij voorkeur al bij de locatiekeuze.
      Met de grondwatervisie streeft de gemeente Ede naar balans in haar stedelijke grondwatersystemen waarbij enerzijds grondwateroverlast wordt voorkomen en anderzijds gezorgd wordt dat zo min mogelijk grondwater van hoge kwaliteit wordt afgevoerd. Het Peppelensteeg gebied valt voor een groot deel binnen de grondwater fluctuatiezone.

      paragraaf 4.4.2 Watertoets

      Het bestemmingsplan en deze paragraaf is tot stand gekomen in overleg met het Waterschap Vallei en Eem. De opmerkingen van het waterschap zijn verwerkt. Het plan voldoet zo aan de gestelde eis in ‘de watertoets’ dat ruimtelijke plannen in overleg met het waterschap tot stand dienen te komen.

      Paragraaf 4.5 Flora En Fauna

      In het kader van een bestemmingsplanwijziging moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten zoals de Flora- en faunawet die geeft. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Voorts moet bekeken worden of er effecten zijn op aangewezen gebieden zoals Vogel- en/of Habitatrichtlijngebieden.

      paragraaf 4.5.1 Ligging ten opzichte van habitat- of vogelrichtlijngebieden

      Voor de beoordeling of het gebied gelegen is in een beschermd gebied is het natuurloket.nl geraadpleegd. Het projectgebied is niet direct gelegen in of nabij een gebied waarop de habitatrichtlijn, vogelrichtlijn en/of natuurbeschermingswet van kracht is. Gezien de ligging is gebiedsbescherming in het kader van de Natuurbeschermingwet dan ook niet aan de orde.

      paragraaf 4.5.2 Soorten bescherming

      Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Sinds de inwerkingtreding van de AMvB (2005) worden er drie categorieën beschermingsniveaus onderscheiden waarop het ontheffingsregime is gebaseerd. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn.
      Voor een eerste indicatie voor de aanwezigheid van beschermde diersoorten zijn de relevante kilometerhokken op www.Natuurloket.nl geraadpleegd. In de kilometerhokken zijn beschermde soorten aanwezig.
      Op basis van de kilometerhokken wordt aangetoond dat in het gebied een aantal beschermde soorten aanwezig zijn. Mits er wijzigingen in het plangebied plaats vinden die van invloed zijn op de aanwezige soorten is ecologisch onderzoek nodig om de gevolgen in beeld te brengen.
      conclusie
      Het plangebied betreft een hoofdzakelijk consoliderend bestemmingsplan. De bestemmingen in het gebied blijven gelijk en er wordt fysiek in het plangebied zeer beperkt gewijzigd. De wijzigingen omvatten het omzetten van volkstuinen in 2 voetbalvelden, het uitbreiden van twee clubgebouwen en een sporthal. En het mogelijk maken van een bouwvolume ter plaatse van de voormalige bebouwing voor de dak- en thuislozen.

      Op basis van de natuurtoets (Peppelensteeg Ede; Natuurtoets – Fase 2), zoals uitgevoerd door Arcadis in 2005, is op te maken dat er of geen ontheffing nodig is of dat er in ieder geval uitzicht bestaat op een ontheffing in het kader van de flora- en faunawet.
      Belangrijke aandachtspunten en voorwaarden, die in de natuurtoets benoemd worden, zijn:
      • Bij ontwikkeling van de sportvelden ter plaatse van de volkstuinen is het uitgangspunt dat de aanwezige houtwal gespaard blijft.
      • Bestaande landschapselementen handhaven, ook bij herinrichting, en beschermen door vastlegging in bestemmingsplan.
      • Het beheer van de ingezaaide bloemrijke bermen, zoals langs de Koekeltse Boslaan, voortzetten voor wilde bijen en andere ongewervelden. Uitbreiding van het beheer naar andere bermen vergroot de kansen voor wilde bijen en dagvlinders.
      Andere belangrijke punten zijn:
      • Handhaving van het populierenbos ten noordwesten van de volkstuinen dat als slaapplaats voor kauwen fungeert.
      • Landschapselementen en bomenrijen dienen vaak als migratieroute voor vleermuizen, daarnaast is de instandhouding van belang voor allerlei andere diersoorten als vogels, zoogdieren, amfibieën en ongewervelden. Indien verwijdering nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling dient er gecompenseerd te worden, daarbij rekening houdend dat het oude landschapselement een hogere kwaliteit vertegenwoordigt dan het nieuwe.
      De bebouwingsuitbreidingen vinden plaats op grasveld of bestaande betegelde terrassen. Hiervoor hoeven geen bomen gekapt, sloten gedempt en of houtwallen geruimd te worden. Dit geldt ook voor het omzetten van de volkstuinen in 2 voetbalvelden. De beperkte ontwikkelingen hebben zodoende geen invloed op de bestaande Flora en Fauna in het gebied. Er is derhalve geen ecologisch onderzoek noodzakelijk.

      Paragraaf 4.6 Archeologie

      Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta, waarmee op Europees niveau werd besloten het archeologisch erfgoed beter te beschermen. Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988 en is gericht op de implementatie van het Verdrag van Valletta. Met deze wetgeving heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen rekening te houden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.
      Bij de inventarisatie van bekende en te verwachten archeologische waarden in het onderhavige bestemmingsplangebied is gebruikt gemaakt van de (landelijke) Archeologische Monumentenkaart (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem ARCHIS 2, de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Ede (2005)[1]
      en de resultaten van in het plangebied uitgevoerd archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) (2009)
      [2]

      [1]
      Heunks, E., 2005: Actualisering archeologische verwachtingskaart gemeente Ede; van verwachtingskaart naar beleidsadvieskaart, RAAP-rapport 1130, RAAP Archeologisch Adviesbureau bv, Amsterdam (eindversie, februari 2005).
      [2]
      Bergman, W.A., 2009: Ede, Plangebied Peppelensteeg, Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase), BAAC rapport V-08.0489, BAAC bv, Deventer (eindversie, februari 2009).

      paragraaf 4.6.1 Archeologische verwachting

      Op de afbeelding van de archeologische verwachtingskaart is de archeologische verwachting van het gehele bestemmingsplangebied weergegeven. Deze verwachting hangt nauw samen met reliëf, landschappelijke en geomorfologische eigenschappen van het gebied, gesteldheid en intactheid van het bodemprofiel en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen.
      Zowel het noordelijk als het zuidelijk deel van het plangebied is gelegen op een dekzandrug. De kans dat bij graafwerkzaamheden in deze gebieden op archeologische resten gestuit wordt is groot. Dit geldt voor archeologische resten uit alle perioden. Op de zuidelijke rug, in het zuidoosten van het bestemmingsplangebied, zijn eventueel aanwezige archeologische resten (vermoedelijk) afgedekt door een esdek en daardoor goed geconserveerd.
      In het centrale deel van het plangebied bevindt zich een dalvormige laagte met daarin dekzandwelvingen. In de deelgebieden gelegen op dekzandwelvingen geldt een middelhoge archeologische verwachting voor alle archeologische perioden. In het zuiden van het plangebied, op de welving langs de rand van de zuidelijke dekzandrug, is een verhoogde kans op archeologische resten. In het laaggelegen middengebied is de trefkans op archeologische resten klein.
      Archeologische verwachting
      Legenda archeologische verwachting

      paragraaf 4.6.2 Bekende archeologische waarden

      In het bestemmingsplangebied Peppelensteeg bevinden zich geen AMK-terreinen. In en in de directe omgeving van het plangebied zijn wel veel archeologische vindplaatsen bekend. Op de afbeelding van de archeologische verwachtingskaart is te zien waar deze vindplaatsen zich, in en om het plangebied, bevinden.
      Ten noordwesten van het plangebied zijn op de eerder genoemde noordelijke dekzandrug archeologische resten uit het Mesolithicum (ca. 8800 tot en met 4900 voor Chr.) aangetroffen (vindplaats 535). Ten westen van het plangebied is op een dekzandwelving door een amateur-archeoloog een ijzeren lanspunt gevonden uit de periode IJzertijd tot en met Late Middeleeuwen (800 voor Chr. tot en met 1500 na Chr.) (vindplaats 623). Overige vondsten zijn in of uit de directe omgeving van het noordelijk deel van het bestemmingsplangebied niet bekend.
      Aan de oostzijde van het bestemmingsplangebied, op de daar gelegen dekzandrug/welving (met esdek), bevinden zich verschillende vindplaatsen. Nabij het kruispunt Kastelenlaan-Koekeltse Boslaan/Veenderweg zijn archeologische resten aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een nederzetting uit de Romeinse tijd. Deze nederzetting sluit waarschijnlijk aan bij de Romeinse nederzetting die ten noorden van deze vindplaatsen eind jaren ’60 is opgegraven.
      Ten zuiden van het bestemmingsplangebied, de spoorlijn Utrecht-Arnhem en de Frankeneng zijn op dezelfde zuidelijke dekzandrug (met esdek) nederzettingsresten en crematiegraven uit de Prehistorie gevonden (periode Mesolithicum tot en met Vroege IJzertijd, ca. 8800 tot en met 500 voor Chr.). De vele vondsten hebben ertoe geleid dat op deze locatie twee archeologische monumenten zijn aangewezen (AMK-terreinen 12816 en 12817).

      paragraaf 4.6.3 Bescherming archeologische waarden

      Het onderhavige plan voorziet in een directe mogelijkheid tot uitbreiding van de bestaande voetbalvelden met twee wedstrijdvelden (totaal ca. 2 ha). De aanleg van de voetbalvelden kan mogelijk in het gebied aanwezige archeologische waarden verstoren.
      Uitbreiding voetbalvelden Peppelensteeg
      In februari 2009 is door een gekwalificeerd archeologisch onderzoeksbureau nader archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van archeologische waarden op de locatie van de wedstrijdvelden (zie bijlage). Hieruit is gebleken dat dit projectgebied (relatief) laaggelegen is en dat de ondergrond ofwel helemaal tot in het archeologische niveau is verstoord ofwel uit (deels verploegde) (veld)podzolgronden bestaat.
      Het projectgebied is vanwege de (relatief) lage, natte ligging in het verleden waarschijnlijk niet aantrekkelijk geweest voor bewoning. De trefkans op intacte (behoudenswaardige) archeologische resten in het projectgebied is op basis van het uitgevoerde archeologisch onderzoek klein. Nader archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Uitvoering van de bestemming zal niet leiden tot onevenredige aantasting van archeologische waarden
      De meldingsplicht bij Onze minister, namens deze de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, van een zaak die in het plangebied wordt aangetroffen en waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het een archeologische vondst betreft, blijft van kracht (Monumentenwet 1988, artikel 53, lid 1).
      Overige delen van het plangebied
      Onderhavig plan is verder in essentie een conserverend plan. Ontwikkelingen zijn slechts op bescheiden schaal en veelal onder voorwaarden mogelijk. Het zijn echter niet alleen concrete ontwikkelingen die gevolgen (kunnen) hebben voor archeologisch erfgoed, ook normaal (agrarisch) gebruik blijft niet altijd zonder gevolgen. Daarom is aan de gronden met een middelhoge en hoge archeologische verwachting, waarin ook de belangrijkste bekende archeologische waarden (vindplaatsen) gelegen zijn, een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ toegekend.
      De in het plangebied aanwezige archeologische (verwachtings)waarden worden beschermd met behulp van een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ met daaraan gekoppeld een vergunningstelsel. Beoogde ontwikkelingen dieper dan 30 cm beneden maaiveld en met een oppervlak groter dan of gelijk aan 100 m2 kunnen alleen doorgang vinden onder de voorwaarde van aanvullend archeologisch onderzoek. Dit archeologisch onderzoek moet voldoen aan de richtlijnen in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders van de gemeente Ede gestelde voorwaarden. Aanvulllend archeologisch onderzoek is in deze gebieden niet noodzakelijk wanneer aantoonbare technische maatregelen worden getroffen waardoor de archeologische (verwachtings)waarden in de bodem (in situ) kunnen worden behouden.

      Paragraaf 4.7 Geluid

      Wet geluidhinder.
      De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In artikel 82 van de Wgh is opgenomen dat in principe de geluidbelasting op woningen niet de 48 dB(L-den) mag overschrijden. Indien nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, ziekenhuizen en scholen voor basis-, voortgezet- en hoger beroepsonderwijs. functies worden toegestaan binnen de wettelijke onderzoekszones van wegen, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidbelasting.
      Als maatregelen de gevelbelasting niet tot de voorkeursgrenswaarde terugbrengen, mogen Burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde vaststellen. Deze hangt ook af van de omgeving: binnen- of buitenstedelijk gebied.
      Industrielawaai
      In het bestemmingsplan is één bedrijf aanwezig wat voor zijn omgeving geluidhinder kan opleveren. Het betreft de Rioolwaterzuiveringsinstallatie. Op grond van de Wgh is in 1992 voor deze inrichting een geluidzone vastgesteld en goedgekeurd door een Koninklijk Besluit in 1993. De ontheffing is verleend op basis van een rapport door Witteveen & Bos (kenmerk: ede 45.1.1.). Het rapport toont aan dat de vijf omliggende woningen niet boven de maximaal toelaatbare grenswaarden belast worden.
      verkeerslawaai
      Het aandachtsgebied voor geluid langs een (spoor)weg betitelt de Wet geluidhinder als: geluidszone. Binnen de zone is het streven gericht op een akoestisch optimale situatie.
      Alle verkeerswegen hebben een geluidzone. De breedte varieert van 200 tot 600 meter. Deze breedte hangt af van het aantal rijstroken, de verkeerssnelheid en de aard van de omgeving. Buiten de zone is in het algemeen het geluidsniveau lager dan 48 dB. Voor de volgende wegen geldt geen zone:
      • wegen binnen een woonerf;
      • met een maximumsnelheid van 30 km/uur;
      • wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidbelasting op 10 meter afstand uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt.
      Bij het opstellen of herzien van een bestemmingsplan in de geluidzone is akoestisch onderzoek verplicht voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. Er gelden wettelijke grenswaarden voor de bouw van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, Het akoestisch onderzoek richt zich op de te verwachten geluidbelasting en het toetsen van grenswaarden. Ook de doeltreffendheid van maatregelen als voldoende afstand of afscherming is onderwerp van het onderzoek.
      Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) worden motorvoertuigen in de toekomst stiller door technische ontwikkelingen en aanscherping van typekeuringseisen. De wet voorziet daarom in een aftrek van de berekende gevelbelasting. Voor een verkeersweg met een maximale rijsnelheid van 70 km/uur of meer is de correctie 2 dB. Voor een verkeersweg met een maximale rijsnelheid van minder dan 70 km/uur is de correctie 5 dB. In dit rapport zijn de juridische geluidbelastingen opgenomen met aftrek van de correctie als opgenomen in de Wgh
      Conclusie
      Het plangebied Peppelensteeg heeft uit akoestisch oogpunt een conserverende betekenis, voor wat betreft woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen (zoals scholen). De volgende omliggende wegen hebben van rechtswege een geluidzone: Kastelenlaan, Frankeneng, spoorweg Utrecht-Arnhem en de autosnelweg A30. De overige omliggende wegen, alsmede de wegen binnen het plangebied zijn gelegen in een 30 km gebied en zijn derhalve vrijgesteld van een geluidzone. Het plangebied Peppelensteeg voorziet echter niet in nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen. Akoestisch onderzoek is daarom niet nodig.

      Paragraaf 4.8 Luchtkwaliteit

      De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de ‘Wet milieubeheer’ goedgekeurd (Stb. 2007, 414). Omdat hoofdstuk 5 titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.
      Volgens het Hoofdstuk 5 (titel 2) van de Wet milieubeheer is de gemeente Ede wettelijk verplicht jaarlijks een rapportage van de luchtkwaliteit vast te stellen. Daarom hebben burgemeester en wethouders van Ede de rapportage luchtkwaliteit 2006 vastgesteld. Uit deze rapportage blijkt dat vlak langs de autosnelweg A30 de grenswaarden van de Wet milieubeheer voor PM10 betreft worden overschreden. Dit geldt in de huidige situatie voor het meest westelijk gedeelte van het plangebeid dat grenst aan de autosnelweg A30.
      NIBM
      De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen ‘kleine’ en ‘grote’ projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel ‘betekenende mate’ bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
      Wat het begrip ‘in betekenende mate’ precies inhoudt, staat in een AMvB. Op hoofdlijnen komt het erop neer dat ‘grote’ projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een ‘betekenend’ negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. ‘Kleine’ projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling niet-in betekenende mate bijdragen.
      Bovenstaande is nog niet in werking omdat dit verband houdt met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Zolang het NSL nog niet in werking is getreden en er dus nog geen besluitvorming is over de maatregelen, hanteert de AMvB tijdelijk een lagere grens voor ‘in betekenende mate’: 1 procent in plaats van de bovengenoemde 3 procent, ofwel 500 woningen in plaats van 1.500. Zolang het NSL nog niet van kracht is, kunnen projecten boven de 1 procent alleen doorgang vinden als projectsaldering wordt toegepast.
      Als ‘bijlage’ bij de wet is een handreiking (concept) verschenen op basis waarvan de gemeentelijke overheid kan bepalen of een project aan te merken is als een ‘niet in betekende mate’ project. In het NSL worden de effecten van projecten die ‘niet in betekenende mate bijdragen’ verdisconteerd in de autonome ontwikkeling. Het NSL omvat dus alle cumulatieve effecten van (ruimtelijke) activiteiten op de luchtkwaliteit.
      In de handreiking wordt de NIBM-grens voor woningbouwlocaties bereikt bij 500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en 1000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
      Conclusie
      Uit het MNP rapport ‘Nieuwe inzichten in de omvang van de fijnstofproblematiek’ van Maart 2006 (nr. 500093003/2006) blijkt dat in de toekomst de concentraties fijn stof zullen afnemen als gevolg van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Met deze maatregelen wordt onder andere het Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit bedoeld. Als gevolg van de maatregelen zullen ook de concentraties Nox afnemen. Omdat de luchtkwaliteit gaandeweg verbetert zal ook in de toekomstige jaren 2010, 2015 en 2020 aan alle grenswaarden van de Wet milieubeheer worden voldaan. Daarmee is het plan uit oogpunt van luchtkwaliteit in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.
      Het bestemmingsplan valt tevens, omdat het een consoliderend plan betreft, binnen de normen zoals die gesteld worden in de NIBM regeling en draagt het zodoende niet in betekenis zijnde mate bij aan de luchtkwaliteit.

      Paragraaf 4.9 Verkeer En Parkeren

      ontsluiting
      Het gebied wordt voor het gemotoriseerde verkeer hoofdzakelijk ontsloten vanaf de Koekeltse Boslaan. De Rioolwaterzuivering en de woningen aan de westzijde worden ontsloten via de Dwarsweg. De Koekeltse boslaan is tevens een belangrijke ontsluiting voor het langzaam verkeer. De gemeente Ede heeft het Actieprogramma Fiets 2008-2011 opgesteld om de toegankelijkheid en doorstroming van het fietsverkeer in de gehele gemeente te verbeteren. Het Actieprogramma is door de raad vastgesteld. De fietsroutes die door het Peppelensteeggebied lopen, zijn weergegeven op onderstaande afbeelding.
      afbeelding
      Het betreft de volgende verbindingen:
      • Een oost-westverbinding via de Koekeltse Boslaan, bedoeld ter ontsluiting van het gebied en als onderdeel van de verbinding tussen Ede-West en het centrum;
      • Een oost-westverbinding van het station, via het plangebied, naar de bedrijventerreinen Ede-West en station Veenendaal – De Klomp (en omgekeerd) via de Verlengde Blokkenweg, de nog te realiseren spoortunnel en de Langekampweg.
      • Een ontbrekende schakel in het huidige Edese fietsnetwerk is een noord-zuidverbinding tussen de Rietkampen en Kernhem, via bedrijventerrein de Frankeneng, Sportpark Peppelensteeg en (buitenom) Veldhuizen. In het actieprogramma Fiets 2008 – 2011 is deze route dan ook als belangrijke verbinding gedefinieerd. Deze voorziening heeft dan ook een belangrijke ruimteclaim op het plangebied. De route loopt namelijk via de Marconistraat, onder de spoorlijn door, naar het sportpark, waar het zal aansluiten op de bestaande structuur bij de Langekampweg. &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
      Naar de tracering van de genoemde noord-zuid fietsroute heeft eerder onderzoek plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de voorkeur om een fietstunnel aan te leggen in het verlengde van de Marconistraat. Naar de exacte routes en technische oplossingen zal nog nader onderzoek verricht moeten worden.
      parkeren
      Het sportparkgedeelte is op te delen in twee “hoofdgebieden”: aan de ene zijde DTS ’35 en de volkstuinen en aan de andere zijde zwembad ‘De Peppel’, de sporthal, het Pallas Athene College en de moskee. DTS ’35 en de volkstuinen hebben op dit moment een parkeerterrein met 130 plaatsen en tevens is het nog mogelijk om langs de Koekeltse Boslaan te parkeren, hier is ruimte voor 45 auto’s. De andere zijde heeft parkeermogelijkheden langs de Koekeltse Boslaan, op het parkeerterrein bij de sporthal/moskee, bij Edese Boys/Blauw Geel en op twee p-terreinen bij de Peppel, in totaal ruim 450 plaatsen.
      Uit een inventarisatie is gebleken dat er over het gehele plangebied meer dan 1.000 parkeerplaatsen aanwezig zijn. In de praktijk blijkt echter dat dit aantal niet altijd voldoende is, met name bij DTS ’35 is een groot parkeerprobleem. Wanneer de nu geldende CROW parkeernormen echter worden toegepast, blijkt dat er in het totale gebied voldoende parkeerplaatsen liggen, gekeken naar de huidige norm (13 tot 27 parkeerplaatsen per sportveld). Ook de parkeergelegenheid bij DTS ’35 valt binnen de nu geldende normering.
      Ondanks het feit dat er in de praktijk een tekort aan parkeerplaatsen is, is het niet noodzakelijk om hier extra parkeergelegenheid voor te realiseren. De parkeergelegenheid voldoet namelijk aan de geldende normering. De piekmomenten zullen dan ook niet gefaciliteerd worden, mede om geen precedent te scheppen.
      Het huidige parkeerbeleid is er op gericht dat men het parkeren bij nieuwe ontwikkelingen in eerste instantie op eigen terrein oplost. De parkeernormering die hieraan wordt gesteld, dient te voldoen aan de meest recente CROW-uitgave. Tevens is in de planregels opgenomen dat wijzigingen van gebruik in het gebied niet mag leiden tot afname van het totaal bestaand aantal parkeerplaatsen.

      Paragraaf 4.10 Externe Veiligheid

      De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) schrijft voor hoe overheden dienen om te gaan met risico’s als gevolg van transportassen zoals wegen en spoorwegen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico’s voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe leggen beide besluiten het plaatsgebonden risico vast en geven de besluiten een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.
      Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
      inrichtingen;
      • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
      • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
      Save heeft de externe veiligheidsrisico’s in kaart gebracht vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, de weg en via buisleidingen die invloed kunnen hebben op de ontwikkeling op het Peppelensteeggebied (090013-HA42, 8 januari 2009). Deze rapportage is gebruikt voor onderstaande beschrijving.

      paragraaf 4.10.1 Inrichtingen

      De risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen regels gesteld.
      Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
      of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
      of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
      In het invloedsgebied van de locatie zijn geen inrichtingen aanwezig die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

      paragraaf 4.10.2 Buisleidingen

      In de grond kunnen buisleidingen aanwezig zijn, bijvoorbeeld grote gasleidingen of kerosineleidingen, die een risico voor de veiligheid van burgers met zich mee brengen. Bij de aanwezigheid van een buisleiding moet beoordeeld worden hoe groot het risico is dat er dodelijke slachtoffers vallen bij het optreden van een calamiteit.
      Conclusie
      In het plangebied lopen hogedrukaardgasleidingen van en naar het gasverdeelstation. Het bijbehorende plaatsgebonden risico overschrijdt de wettelijke normen niet. De leidingen zijn in het plan opgenomen met een dubbelbestemming ‘Leiding-gas’ om aanvullende eisen te kunnen stellen. Voor deze dubbelbestemming geldt een bebouwingsvrije zone van minimaal 4 meter vanaf het hart van de leidingen.

      paragraaf 4.10.3 Vervoer gevaarlijke stoffen

      Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is door het ministerie van Verkeer en Waterstaat vastgelegd in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs). Hierover is vervolgens een circulaire verschenen waarin dit beleid verder is uitgewerkt en verduidelijkt.
      Bij de toetsing van een bestemmingsplan moet worden bezien of de kans per kilometer route of tracé op een bepaald aantal slachtoffers groter is dan de oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde geldt in alle situaties, dus voor zowel vervoersbesluiten als omgevingsbesluiten en in zowel bestaande als nieuwe situaties. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico, moeten beslissingsbevoegde overheden het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van het vervoersbesluit of omgevingsbesluit. Dit is in het bijzonder van belang in verband met aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening.
      Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Het betrokken bestuursorgaan moet, al dan niet in verband met de tot-standkoming van een besluit, expliciet aangeven hoe de diverse factoren zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen, zijn afgewogen. Daarbij moet steeds in overleg worden getreden met andere betrokken overheden over de te volgen aanpak. De regionale brandweer moet voor het aanstaande besluit om advies gevraagd worden in verband met de zelfredzaamheid en de beheersbaarheid.
      Volgens de “Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico” dient de gemeente de verantwoording van het groepsrisico zo veel mogelijk direct of indirect vast te leggen in het betreffende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan moet een ‘stille’ toename van het groepsrisico zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit is nodig om ook in de toekomstige situatie de veiligheid te kunnen waarborgen en het ontstaan van knelpunten te voorkomen. Eén en ander kan worden vastgelegd door kwetsbare objecten uit te sluiten of indirect bijvoorbeeld door het bepalen van bebouwingshoogten. Voor het groepsrisico is het tevens van belang of het plan voorziet in een zorginstelling, woningen, appartementen of kantoren en waar deze functies in het plan zijn gelegen.
      Weg
      In onderhavig plan wordt niet voorzien in verkeersbewegingen welke onder de noemer "vervoer gevaarlijke stoffen" vallen. In de bebouwde kom van Ede zijn geen routes aangewezen voor vervoer van gevaarlijke stoffen. In principe vindt alleen bestemmingsverkeer plaats. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van de autosnelweg A30, de N224 en de Dr. W. Dreeslaan, waar transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
      Water
      Vervoer per water is in de omgeving van het plangebied niet aan de orde.
      Spoor
      Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Utrecht-Arnhem waar transport van gevaarlij-ke stoffen plaatsvindt. De resultaten van het nader onderzoek naar de externe veiligheidsrisico’s ter plaatse van het plan zijn hieronder weergegeven. De onderstaande informatie is hiervoor gebruikt:
      - De publicatie “Prognose van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor” d.d. december 2003;
      - Eealisatiegegevens van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor 2008;
      - De “Inventarisatie van EV-risico’s bij het vervoer van gevaarlijke stoffen, uitgegeven door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;
      - DG Transport en Luchtvaart d.d. november 2005”;
      - rapportage externe veiligheid, Save januari 2009.
      Uit het vorenstaande blijkt dat:
      - op het spoortraject thans goederentransport (400 wagons brandbare gassen) plaatsvindt;
      - in de toekomst het spoortransport komt te vervallen (o.a als gevolg van de ingebruikname van de Betuwelijn)
      - van een 10-6-contour van het plaatsgebonden risico geen sprake is (het plan ligt buiten de contour);
      - bij gelijkblijvende gevarenbronnen het groepsrisico tgv vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg ongewijzigd blijft;
      - het groepsrisico langs het traject lager dan de oriënterende waarde is;
      - het plangebied niet in een potentieel aandachtsgebied ligt.
      De regionale brandweer heeft in haar brief 22 juni 2009 het volgende geadviseerd:
      - om haar vroegtijdig te betrekken;
      - de rapportage externe veiligheid te actualiseren en aan te vullen met groepsrisicoberekeningen en het - groeprisico te verantwoorden;
      - om in overleg het borgen van de brandveiligheidsvoorzieningen te bekijken;
      - om in overleg met de brandweer Ede de bluswatervoorzieningen te bekijken;
      - de bluswatervoorziening nabij het spoor en de weg te optimaliseren om daarmee het maatgevend sce-nario voor wat betreft de blusvoorzieningen voldoende te kunnen bestrijden;
      Conclusie
      Het voorgaande in acht genomen is de gemeente Ede tot de volgende afweging gekomen:
      De kans op een ongeval ter plaatse van het plangebied is erg klein. De recentelijk door Prorail afgegeven toekomstprognose (2008) geeft aan dat het transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Utrecht-Arnhem niet meer plaatsvindt. Uit de wettelijke systematiek voor het bepalen van de toe- of afname van het groepsrisico volgt dat het groepsrisico afneemt door het wegvallen van het vervoer van gevaarlijke stoffen. De conclusie uit het rapport van Save is daarop gebaseerd en is nog steeds actueel. Het actualiseren van de rapportage heeft ons inziens daarom geen meerwaarde.
      Evenwel voert Hulpverlening Gelderland Midden terecht aan dat het vervoer thans nog immer plaatsvindt. De kans op een incident, hoe klein dan ook, valt niet uit te sluiten. Het is dus zaak om voor het maatgevende scenario de blusmiddelen te beschouwen. Overleg met Hulpverlening heeft plaatsgevonden. Uit het overleg is de omvang van het zogenaamde overgebleven ‘restrisico’ gebleken en dat het groepsrisico acceptabel is, mede omdat er geen sprake is van een toename van het groepsrisico.

      Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid

      Paragraaf 5.1 Algemeen

      Volgens de Wro afdeling 6.4 moet een gemeente bij het voornemen voor een bouwplan een grondexploitatieplan vaststellen. Wanneer een bestemmingsplan wordt opgesteld voor het bouwplan kan de gemeenteraad beslissen geen exploitatieplan vast te stellen. Zij moet dit als expliciet besluit aangeven in het bestemmingsplan. Tevens moet gemotiveerd worden dat aan alle voorwaarden van artikel 6.12 van Wro is voldaan:
      Art. 6.12 Wro
      a. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is
      b. Het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en.
      c. Het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
      Ad a
      In paragraaf 5.2 wordt toegelicht hoe de economische uitvoerbaarheid van de onderdelen in het plan anderszins verzekerd zijn.
      Ad b
      Met een tijdvak of fasering wordt bedoeld:
      Art 6.13 lid 1.c.4°.
      een tijdvak waarbinnen de exploitatie van de gronden zal plaatsvinden;
      Art 6.13 lid 1.c.5°.
      voor zover nodig een fasering van de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen, en zo nodig koppelingen hiertussen;
      De in paragraaf 5.2 toegelichte onderdelen waarvan de economische uitvoerbaarheid onderbouwd is betreffen allen projecten die op (korte) termijn in ieder geval binnen de planperiode van dit bestemmingsplan uitgevoerd zullen worden. Nadere aanduiding van een tijdvak en of fasering is derhalve niet noodzakelijk.
      Ad c
      Met het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels in artikel 6.13 wordt bedoeld:
      Art 6.13 lid 2 b.
      eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied;
      Art 6.13 lid 2 c.
      regels omtrent het uitvoeren van de onder a bedoelde werken en werkzaamheden;
      Art 6.13 lid 2 d.
      een uitwerking van de in de artikelen 3.1, eerste lid, en 3.10, derde lid, bedoelde regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid.
      Bij de ontwikkelingen zoals die beschreven zijn in paragraaf 5.2 is geen nieuwe inrichting van de openbare ruimte betrokken. Tevens omvatten de werkzaamheden geen aanleg van nutsvoorzieningen. Eventuele aanpassingen van nutsvoorzieningen vinden plaats op het terrein van de sportverenigingen zelf, hierbij zijn geen gemeentelijke of nutsvoorzieningen van derden betrokken. Voor de beoogde ontwikkelingen behoeft geen grond bouwrijp opgeleverd te worden. Er behoeven derhalve geen eisen voor werken en werkzaamheden als bedoeld in Art 6.13 lid 2 b gesteld te worden.
      Zoals vermeld is Art 6.13 lid 2 b niet van toepassing door het ontbreken van dergelijke werken en of werkzaamheden, het stellen van regels op basis van Art 6.13 lid 2 c is derhalve eveneens niet van toepassing. Aangezien de ontwikkeling als beschreven in paragraaf 5.2 initiatieven betreffen van sportverenigingen waarvan de uitvoering op (korte) termijn zal spelen, in ieder geval binnen de looptijd van het bestemmingsplan, en er geen werken of werkzaamheden spelen die een exploitatieplan behoeven bestaat bij de gemeente niet de noodzaak tot het stellen van regels met betrekking tot de uitvoering.

      Paragraaf 5.2 Economische Uitvoerbaarheid Plangebied

      paragraaf 5.2.1 Algemeen

      De economische uitvoerbaarheid van het onderhavige plan betreft in hoofdzaak het continueren van de bestaande situatie. Het plan is een consoliderend plan dat de bestaande met name bestemmingen sport en maatschappelijke functies vastlegt. Er bestaat geen aanleiding om aan het voortbestaan van de bestaande functies te twijfelen. De ontwikkelingen binnen het plangebied met eventuele financiële consequenties voor de realisatie van het bestemmingsplan worden hieronder toegelicht.

      paragraaf 5.2.2 Financieel en anderzins verzekerde ontwikkelingen

      In het plan zijn zoals eerder beschreven een beperkt aantal ondergeschikte ontwikkelingen aanwezig. Voor deze ontwikkelingen speelt de vraag of de economische uitvoerbaarheid ten laste komt van de gemeente Ede of dat deze anderszins verzekerd is:
      • De uitbreiding met een overkapping van het clubgebouw van Edesche Boys en een uitbreiding van het clubgebouw van Blauw Geel d.m.v. een extra verdieping. De uitbreiding van de verdieping past binnen het bestaande bouwvlak. Voor de uitbreiding van de overkapping wordt het bouwvlak voor een klein deel uitgebreid. De uitbreidingen worden gefinancierd door de clubs zelf. De uitbreidingen zijn dermate klein dat zij, in het kader van de Grondexploitatiewet niet inzichtelijk hoeven te worden gemaakt. De uitbreidingen blijven namelijk onder de gestelde norm van 1000m2 als bedoeld in art 6.2.1.c.
      • De uitbreiding van de Sporthal ten behoeve van een onderdeel van Sportservice Ede en ten behoeve van een sportkantine. De uitbreiding wordt gefinancierd door de club zelf. De uitbreiding is dermate klein dat zij, in het kader van de Grondexploitatiewet niet inzichtelijk hoeft te worden gemaakt. De uitbreiding blijft namelijk onder de gestelde norm van 1000m2 als bedoeld in art 6.2.1.c.
      • De bouw van een clubgebouw voor Stichting Hondenterrein Ede. Het betreft hier een verplaatsing van het bestaande bouwrecht vanuit het voorgaande bestemmingsplan. Op 11 november 2008 heeft B&W besloten om het onderhavige terrein aan de hondenvereniging te verhuren. Onderdeel van de afspraak is dat op het terrein een bouwwerk opgericht kan worden. De hondenvereniging is voornemens een klein clubgebouw van 6 bij 10,5 op het terrein te plaatsen. Het clubgebouw wordt uit eigen middelen van de vereniging gerealiseerd. Er bestaat geen aanleiding aan de financiële haalbaarheid van een dergelijk kleine voorziening te twijfelen.
      • Naast de ontwikkelingen die spelen in het bestemmingsplangebied zijn er tevens twee locaties, De Rioolwaterzuiveringsinstallatie en de Tennisvereniging Tesqua, waarvan het onbebouwd bouwvlak groter is dan 1000 m2. Wanneer in een bestemmingsplan een onbebouwd bouwvlak opgenomen wordt groter dan 1000 m2 dient de economische uitvoerbaarheid hiervan aangetoond te worden. In onderhavig geval betreft het echter bestaande rechten die overgenomen zijn uit een eerdere bestemmingsplan. In dit plan is ontwikkelruimte voor de twee functies opgenomen omdat daar ruimtelijk-fysiek de mogelijkheid voor was zonder derden te benadelen. Het opheffen van deze bouwmogelijkheid beperkt de onderliggende bedrijven in hun rechten. De financiële onderbouwing beperkt zich tot de constatering dat de twee vergrote bouwvlakken opgenomen zijn uit het eerdere bestemmingsplan.

      paragraaf 5.2.3 Ontwikkelingen met financiele gevolgen voor de gemeente Ede

      In het plangebied speelt voorts nog een aantal zaken met financiële consequenties voor de gemeente Ede
      • De uitbreiding van DTS’ 35 met twee voetbalvelden op een deel van de huidige volkstuinenterrein van het VAT. Deze ontwikkeling is afgestemd met de gemeente en met het VAT. De uitvoerbaarheid is gegarandeerd doordat de gemeente met het VAT de huurovereenkomst heeft verlengt en aangepast. De huidige huurovereenkomst zal doorlopen tot 31-12-2009. Per 1-10-2009 zal het gedeelte ten behoeve van de uitbreiding van 2 voetbalvelden ontruimd moeten zijn. De nieuwe huurovereenkomst zal gelden voor 10 jaar (van 1-1-2010 tot 31-12-2019). De economische uitvoerbaarheid van de sportvelden hoeft niet inzichtelijk gemaakt te worden in het kader van de Grondexploitatiewet (afd 6.4 Wro). De aanleg van de twee sportvelden betreft geen bouwplan als bedoeld in art. 6.2.1. in de Bro. Desalniettemin geeft de gemeente Ede aan dat de kosten voor de uitbreiding ten laste komen van de reguliere begroting.
      • Zoals hierboven aangegeven wordt een deel van het bestaande volkstuinencomplex (VAT) verkleind om de uitbreiding van DTS’35 mogelijk te maken. De financiering voor het verkleinen en herschikken van het volkstuinen complex komt ten laste van de reguliere begroting van de gemeente Ede.

      Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

      Paragraaf 6.1 Inleiding

      Voor het bestemmingsplan Peppelensteeg is gebruik gemaakt van in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2008 (SVBP 2008). De kern van de voorgestelde regeling volgt uit twee uitgangspunten: zoveel mogelijk informatie op de kaart en zo eenvoudig mogelijke planregels. Zoals algemeen bekend bij werken met een standaard is maatwerk noodzakelijk vandaar dat de standaard op bepaalde punten is aangepast.
      De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende bepalingen voor het hele plangebied. Hoofdstuk II regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk III regelt de algemene bepalingen waaronder een aantal flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en vrijstellingsbevoegdheden. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden alle bestemmingen uitgebreid behandeld.

      Paragraaf 6.2 Bestemmingsregels

      Met de komst van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening kent een bestemmingsplan planregels. Hieronder worden de planregels toegelicht waarvoor een nadere toelichting noodzakelijk is.

      paragraaf 6.2.1 Algemene regels

      Anti-dubbeltelregel
      Deze bepaling wordt in elk bestemmingsplan opgenomen om te voorkomen dat in feite meer kan worden gebouwd dan in het bestemmingsplan bedoeld is. Dit kan zich voordoen bij woningbouw wanneer (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaar wisselen. In een dergelijk geval worden de nieuw verworven gronden niet meegeteld bij de berekening van de bouwmogelijkheden als dat al voor een in het verleden verleende bouwvergunning gebeurd is.
      Bestaande afmetingen, afstanden en percentages
      In deze regel is een zogenaamde afwijkingsregeling opgenomen voor bestaande afmetingen, afstanden en percentages.
      Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
      De gemeentelijke bouwverordening moet buiten toepassing gelaten worden, behalve met betrekking tot de in het artikel opgesomde onderwerpen.
      Algemene gebruiksregeling
      Een algemene regel met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken, die alle gebruik van gronden en opstallen verbiedt, dat strijdig is met de aan de gronden gegeven bestemming.
      Algemene ontheffingsregels
      In dit bestemmingsplan is een algemene ontheffingsregeling opgenomen die ziet in algemeen voorkomende bouwwerken en afwijkingen van het bestemmingsplan.
      Algemene wijzigingsregel
      Deze bevoegdheid heeft ten eerste betrekking op het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen. Daarnaast is het mogelijk de bestemmingen agrarisch, bedrijf, maatschappelijk – verenigingsleven, recreatie – volkstuin te wijzigen naar de bestemming sport mits de belangen van derden en de functies van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
      Algemene procedureregel
      Dit artikel geeft regels voor de toepassing van de in de planregels opgenomen wijzigingsbepalingen. Er is geen procedure voorgeschreven voor ontheffingen. De manier waarop deze procedure wordt ingevuld wordt bepaald door de gemeentelijke inspraakverordening.

      paragraaf 6.2.2 Bestemmingsregels

      In dit hoofdstuk van de planregels komen de verschillende bestemmingen aan de orde. Per bestemming is, met uitzondering van enkele speciale regelingen, het volgende stramien gehanteerd:
      Bestemmingsomschrijving
      Een omschrijving van de functies die bij de bestemming mogelijk zijn.
      Bouwplanregels
      Planregels die aangeven waar, wat en hoe hoog gebouwd mag worden.
      Daarnaast komen in sommige bestemmingsplanregels ook nog de volgende onderdelen voor:
      Vrijstelling van de bouwplanregels; wijzigingsregels en een aanlegvergunningingstelsel voor archeologie.

      paragraaf 6.2.3 Inleidende regels

      Dit hoofdstuk bevat alle bepalingen die nodig zijn om de overige planregels goed te kunnen hanteren.
      Begripsomschrijvingen (artikel 1)
      In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Alleen de begrippen die in aanvulling op het dagelijks spraakgebruik nadere toelichting behoeven zijn opgenomen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
      Wijze van meten (artikel 2)
      Dit artikel geeft aan hoe de hoogtematen die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, bepaald moeten worden. Hieronder valt tevens de wijze van peilbepaling.

      paragraaf 6.2.4 Overgangs- en slotregel

      Strafregel
      Deze regel geeft aan welke regels in het bestemmingsplan worden aangemerkt als een strafbaar feit. De strafbaarstelling zelf volgt uit de Wet op de Economische Delicten (WED).
      Overgangsregel
      Regel die betrekking heeft op het overgangsrecht: bouwwerken die op het moment van tervisielegging van het plan bestaan, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de in het nieuwe plan gegeven bebouwingsregels. Het gebruik van de gronden en opstallen, dat afwijkt van de planregels in het nieuwe plan
      Slotbepaling
      Deze bepaling geeft de exacte naam van het bestemmingsplan aan: Bestemmingsplan Peppelensteeg

      Paragraaf 6.3 Bestemmingen

      Agrarisch
      Deze bestemming geldt voor kavels in het plangebied met een dergelijke functie. In deze bestemming zijn geen bebouwingsmogelijkheden opgenomen.
      Bedrijf
      Deze bestemmingsregeling is opgenomen voor de nu aanwezige bedrijven. Middels de Staat van bedrijven worden bedrijven in de categorie 1 en 2 toegestaan. Bedrijven die in een hogere categorie vallen hebben een gedetailleerde regeling gekregen zoals de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Aangesloten is bij de VNG uitgave ‘bedrijven en milieuzonering’. De bestaande bedrijfswoningen zijn middels een aanduiding op de plankaart positief bestemd.
      Groen
      Deze bestemming geeft zowel het structurele groen (parken en trapveldjes) aan van het plangebied Peppelensteeg. De bestemming Groen is complex door het voorkomen van verschillende functies binnen het groen. Binnen de bestemming groen is ook, mits ondergeschikt, de functie verkeer toegestaan. Aanvullend is hieraan een aanlegvergunningen stelsel gekoppeld om daarmee te kunnen sturen op de kwaliteit van het groen en de mate van verharding binnen het groen.
      Maatschappelijk
      Voor de maatschappelijke voorzieningen zoals kerken en scholen is de bestemming Maatschappelijk opgenomen. Voor de bestaande minaret is een aanvullende bouwbepaling opgenomen om de bouwhoogte te regelen. Wat onder maatschappelijk verstaan wordt is bepaald in artikel 1 van de planregels. Door deze wijze van bestemmen zijn de maatschappelijke functies onderling uitwisselbaar.
      Maatschappelijk - verenigingsleven
      Deze bestemming is specifiek op genomen voor de verschillende functies die voorkomen in het plangebied. Deze functies zijn dermate specifiek dat ze niet onder de bestemming sport of maatschappelijk zijn ondergebracht. De functies zijn onderling uitwisselbaar. Aanvullend is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te kunnen wijzigen naar maatschappelijk en sport.
      Recreatie - Volkstuinen
      Deze bestemming is opgenomen voor de in het plangebied aanwezige volkstuinen. De regeling voorziet in één algemeen clubgebouw. Afhankelijk van de omvang van de volkstuintjes is per tuin eventueel een kasje en een opberggebouwtje toegestaan. Wat onder tuin wordt verstaan wordt is bepaald in artikel 1 van de planregels.
      Sport
      De op de plankaart voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor de diverse sportactiviteiten die er in Ede mogelijk zijn, zoals een tennisbaan en hockey. De schietclub en het hondentrainingsveld zijn alleen binnen de specifieke functieaanduiding. Hiermee wordt voorkomen dat deze, mogelijk overlastgevende functies, nabij woningen gesitueerd worden en er milieukundig een strijdige situatie ontstaat. Binnen de bestemming Sport is er ruimte voor de diverse uitbreidingswensen van de huidige gebruikers.
      Verkeer
      In deze bestemmingsregeling zijn wegen en straten mogelijk gemaakt met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
      Verkeer – Spoorverkeer
      Deze bestemming is bestemd voor de spoorverbinding in het plangebied.
      Water
      De bestemming Water is bedoeld voor het water, de waterhuishouding en waterberging in het plangebied.
      Wonen
      Voor de bestaande woningen in het plangebied is de bestemming wonen opgenomen. In de regeling is voorzien in een beperkte uitbreiding van de woning.

      paragraaf 6.3.1 Dubbelbestemmingen

      Geluidszone - industrie
      De rioolwaterzuivering is in het voorliggende bestemmingsplan gezoneerd. Deze zonering is in dit bestemmingsplan opnieuw opgenomen. Deze dubbelbestemming sluit uit dat er, zonder een aanvullende procedure, een nieuwe geluidsgevoelige bestemming gerealiseerd wordt.
      Milieuzone – Geurzone
      Deze milieuzone is opgenomen voor de rioolwaterzuivering. Met deze regeling wordt voorkomen dat binnen de milieuzone een nieuw geurgevoelig object zonder aanvullende procedure wordt gerealiseerd.
      Leiding - Gas
      Deze dubbelbestemming regelt de in het plangebied aanwezige gasleiding(en). De bepalingen ten aanzien van gebruik en bouwmogelijkheden in de strook aan weerszijden van de leiding zijn opgenomen ten behoeve van de bescherming van de betreffende leiding(en).
      Leiding – Hoogspanningsverbinding
      Deze dubbelbestemming regelt de in het plangebied aanwezige hoogspanningsleiding(en). De bepalingen ten aanzien van gebruik en bouwmogelijkheden in de strook aan weerszijden van de leiding zijn opgenomen ten behoeve van de bescherming van de betreffende leiding(en) en sluiten de realisatie van een nieuwe gevoelige functie uit.
      Leiding - Riool
      Deze dubbelbestemming regelt de in het plangebied aanwezige hoofd riolen. De bepalingen ten aanzien van gebruik en bouwmogelijkheden in de strook aan weerszijden van de leiding zijn opgenomen ten behoeve van de bescherming van het betreffende riool.
      Waarde – Archeologie
      Voor een gedeelte van het plangebied geldt een hoge verwachtingswaarde. Ter bescherming van eventuele archeologische vindplaatsen is deze bestemming opgenomen. Indien meer dan 100 m2 met een diepte van meer dan 30 cm verstoort wordt is aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk.

      Hoofdstuk 7 Procedure

      De verplichting om inspraak te verlenen op een bestemmingsplan, zoals dat was geregeld in artikel 6a WRO, is geschrapt. Hiermee is de verplichting komen te vervallen, maar niet inspraak als zodanig. Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening wordt inspraak eveneens niet verplicht gesteld. In de verordening worden de regels gesteld als er besloten wordt inspraak te houden waaraan dan voldaan moet worden.
      De gemeente Ede stelt, gezien de omvang en actualiteiten die spelen, het plan open voor inspraak. Een ieder wordt is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Het plan is tevens op twee avonden toegelicht aan belanghebbende. Op 3 december is het plan toegelicht aan de Klankbordgroep Peppelensteeg. In deze klankbordgroep zijn de sportverenigingen en andere partijen in het sportpark verenigd.
      Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft van 26 februari tot en met 8 april 2009 ter inzage gelegen voor de Inspraak. Op 6 maart is het voorontwerp tevens gepresenteerd, door middel van een inloopavond, aan alle gebruikers en omwonenden. Er zijn in totaal 14 reacties gekomen op het voorontwerp bestemmingsplan. De inspraakreacties zijn gebundeld met de vooroverleg reacties en voorzien van commentaar door de gemeente Ede. De commentaarnota inspraak en vooroverleg bestemmingsplan Peppelensteeg is opgenomen in de bijlage.

      Paragraaf 7.1 Inspraak

      De verplichting om inspraak te verlenen op een bestemmingsplan, zoals dat was geregeld in artikel 6a WRO, is geschrapt. Hiermee is de verplichting komen te vervallen, maar niet inspraak als zodanig. Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening wordt inspraak eveneens niet verplicht gesteld. In de verordening worden de regels gesteld als er besloten wordt inspraak te houden waaraan dan voldaan moet worden.
      De gemeente Ede stelt, gezien de omvang en actualiteiten die spelen, het plan open voor inspraak. Een ieder wordt is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Het plan is tevens op twee avonden toegelicht aan belanghebbende. Op 3 december is het plan toegelicht aan de Klankbordgroep Peppelensteeg. In deze klankbordgroep zijn de sportverenigingen en andere partijen in het sportpark verenigd.
      Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft van 26 februari tot en met 8 april 2009 ter inzage gelegen voor de Inspraak. Op 6 maart is het voorontwerp tevens gepresenteerd, door middel van een inloopavond, aan alle gebruikers en omwonenden. Er zijn in totaal 14 reacties gekomen op het voorontwerp bestem-mingsplan. De inspraakreacties zijn gebundeld met de vooroverleg reacties en voorzien van commentaar door de gemeente Ede.

      Paragraaf 7.2 Overleg

      Gelijktijdig aan de inspraakperiode is het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro gevoerd. Er zijn 8 vooroverleg reacties op het plan binnengekomen. De reacties voorzien van commentaar zijn opgenomen in de commentaarnota inspraak en vooroverleg bestemmingsplan Peppelensteeg. Deze commentaarnota is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

      Paragraaf 7.3 Zienswijzen

      Het ontwerpbestemmingsplan Peppelensteeg heeft van 1 oktober tot en met 11 november 2009 ter inzage gelegen. Er zijn 14 reacties op het plan binnengekomen. De reacties, voorzien van commentaar, zijn opgenomen in de nota zienswijzen bestemmingsplan Peppelensteeg.

      Paragraaf 7.4 Ambtshalve Wijzigingen

      In het bestemmingsplan zijn een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om tekstuele aanpassingen. Er zijn een aantal inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd als gevolg van nadere informatie. De inhoudelijke wijzigingen betreffen:
      Toelichting
      • Paragraaf 4.6: Aanvullend inventariserend archeologisch veldonderzoek ter plaatse van DTS ’35 is verwerkt in de toelichting
      • Hoofdstuk 5: De economische uitvoerbaarheid is nader omschreven.
      • Paragraaf 2.2: een verwijzing naar het handboek groen op grond waarvan de strook nabij de Kastelenlaan is bestemd is, is opgenomen in het plan.
      Planregels
      • Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het veranderen en uitbreiden van bestaande bouwblokken om zodoende een flexibeler plan te maken
      • Om expliciet duidelijk te maken dat geen doorgaande ‘rondweg’ mogelijk is binnen het plan is in de bestemming groen opgenomen dat enkel een gebiedsontsluitingsweg is opgenomen.
      • Ten behoeve van de flexibiliteit in het verschuiven van functies is het mogelijk gemaakt om de bestemming maatschappelijk te kunnen wijzigen in de bestemming sport.
      • Om mogelijke overlast te beperken is de Maatschappelijke bestemming gewijzigd om een motorclub niet overal toe te staan slechts daar waar een aanduiding op plankaart is opgenomen.
      • De functieaanduiding schietbaan ontbrak en is toegevoegd aan de planregels.
      • De omvang van de gezamenlijke bebouwing binnen de bestemming Recreatie – Volkstuinen is gesteld op maximaal 80 m2.
      • De functieaanduiding schietbaan ontbrak en is toegevoegd aan de planregels.
      Plankaart
      Aanduiding motorclub is toegevoegd
      • De aanduiding motorclub is toegevoegd
      • De dubbelbestemming archeologie is gewijzigd naar aanleiding van de toevoeging van het verkennend veldonderzoek in de toelichting.
      • Het stuk grond ten noorden van de moskee is in eigendom van de gemeente en heeft de bestemming Sport gekregen in plaats van Maatschappelijk.
      • De woonbestemming aan de Dwarsweg 2-4 was te ruim opgenomen.
      • Langs de Kastelenlaan is een strook met de bestemming Groen opgenomen conform gemeentelijk groenbeleid.