KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie Middelhoge Verwachtingswaarde
Artikel 6 Waarde - Waardevol Landschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Omgevingsvisie Gelderland
2.2 Omgevingsverordening Gelderland
2.3 Omgevingsvisie Elburg
2.4 Landschapsontwikkelingsplan Elburg
2.5 Vab-beleid Gemeente Elburg 2016
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Bestaande Situatie
3.2 Voornemen
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Milieuaspecten
4.2 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumenten
4.3 Ecologie
4.4 Waterparagraaf
4.5 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Wonen
5.2 Waarde - Archeologie Middelhoge Verwachtingswaarde
5.3 Waarde - Waardevol Landschap
Hoofdstuk 6 Inspraak En Overleg
6.1 Vooroverleg
6.2 Voorontwerp
6.3 Ontwerp
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 2 Te Slopen Gebouwen
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Quickscan Ecologie
Bijlage 4 Vergunningscheck Watertoets

Koeweg 14b 't Harde

Bestemmingsplan - Gemeente Elburg

Vastgesteld op 17-04-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Koeweg 14b met identificatienummer NL.IMRO.0230.BPKOEWEG14B-VST1 van de gemeente Elburg;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het leveren van diensten en/of het vervaardigen van ambachtelijke producten, geheel of overwegend door middel van handwerk, door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is, dat deze activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.6 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, administratief, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 andere geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.10 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bed en breakfast

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.14 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan:
    1. 1. bestaat, of;
    2. 2. wordt gebouwd, of;
    3. 3. nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging van het plan is ingediend;
  2. b. bij gebruik: het legale gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologisch regime;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw

een (vrijstaand of aangebouwd) gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, behorende bij een op hetzelfde bouw- of bestemmingsvlak gelegen woning, zoals garages, hobbyruimten en bergingen;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 bouwwijze

de wijze waarop een woning is gebouwd ten opzichte van andere woningen, zoals vrijstaand, aaneengebouwd en twee-aaneengebouwd;

1.26 extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.29 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.30 hobbymatig agrarisch grondgebruik

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze. Onder hobbymatig agrarisch gebruik wordt niet verstaan een volkstuin;

1.31 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.32 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.33 inwoning

twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt, van waaruit de (verblijfs)ruimten bereikbaar moeten zijn en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn, met dien verstande dat het inwoongedeelte uit maximaal twee verblijfsruimten mag bestaan, geen trapopgang naar bovengelegen woonruimten mag hebben en niet mag zijn afgescheiden middels woningscheidende muren;

1.34 landschappelijke inpassing

de inpassing van een nieuwe ontwikkeling gebruik makend van beplantingselementen, zodanig dat de kenmerken van het omringende landschap worden gerespecteerd en versterkt, waarbij zo mogelijk het Landschapsontwikkelingsplan Elburg 2011 als uitgangspunt wordt genomen;

1.35 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare – al dan niet begroeide – deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.36 landschapsplan

een plan waaruit de landschappelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling blijkt, zodanig dat de kenmerken van het omringende landschap worden gerespecteerd en versterkt, waarbij zo mogelijk het Landschapsontwikkelingsplan Elburg 2011 als uitgangspunt wordt genomen;

1.37 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.38 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.39 ondergronds

onder peil;

1.40 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een dak;

1.41 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten, en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.42 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte bovenkant van de afgewerkte begane vloer bij voltooiing van de bouw;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte bovenkant van de afgewerkte begane vloer bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 recreatief rustpunt

voorzieningen of activiteiten ten behoeve van extensieve dagrecreatie, zoals picknickplaatsen, theeschenkerij, kinderspeelweide, fietsoplaadpunt, het schenken van non-alcoholische dranken alsmede ijsverkoop;

1.45 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 theeschenkerij

een aan de bestemming ondergeschikte activiteit, geen café/ restaurant of daaraan gelijk te stellen horecabedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. De activiteiten zijn gericht op het overdag verstrekken van alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren. Ten behoeve van deze activiteit mag 25 m2 terras worden ingericht en mag in bestaande gebouwen een gebruiksvloeroppervlak van maximaal 30 m2 worden ingericht. Indien op hetzelfde bouwperceel een bed en breakfast voorziening wordt uitgeoefend, dan bedraagt de gebruiksvloeroppervlakte ten behoeve van de theeschenkerij en ten behoeve van de gemeenschappelijke ruimte voor de bed en breakfast voorziening gezamenlijk niet meer dan 30 m2;

1.47 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.48 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.49 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel twee huishoudens in geval dat inwoning is toegestaan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1

Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de afstand tot de perceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3

Bij de berekening van de inhoud van een bouwwerk worden ondergrondse bouwwerken niet meegerekend, tenzij het bouwwerk een recreatiewoning betreft.

2.4

Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 1 bouwlaag van gebouwen mag worden gebruikt voor het houden van dieren zo nodig gebruik makend van volièresystemen;
    2. 2. bloembollen-, fruit- en sierteeltbedrijven en glastuinbouwbedrijven niet zijn toegestaan;
    3. 3. intensieve veehouderij op overige gronden is toegestaan tot maximaal 1 ha dan wel de bestaande grotere oppervlakte;
    4. 4. overige zelfstandige niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan;
  2. b. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  3. c. de bestaande paardenbakken;
  4. d. paardenbakken bij een paardenhouderij;
  5. e. de bestaande kleinschalige kampeerterreinen met bijbehorende (sanitaire) voorzieningen;
  6. f. teeltondersteunende voorzieningen;
  7. g. extensieve dagrecreatie;
  8. h. wegen en paden, inclusief ontsluiting van woonpercelen;
  9. i. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en bestaande nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in één woning per bestemmingsvlak, dan wel:
    1. 1. maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen;
    2. 2. één woning ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  2. b. inwoning;
  3. c. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van een woning en niet meer dan 50% van het gezamenlijk vloeroppervlak van een woning en bijgebouwen, met een maximum van 150 m2;
  4. d. wegen en paden;
  5. e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, water en de bestaande nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie Middelhoge Verwachtingswaarde

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. de afmetingen van bouwwerken;
  2. b. de situering van bouwwerken;
  3. c. de inrichting en het gebruik van gronden;

indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde

Artikel 6 Waarde - Waardevol Landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Waardevol landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het ontwikkelen en in stand houden van de kernkwaliteiten van het landschap.

6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen dient alvorens een besluit kan worden genomen tot het verlenen van de daar opgenomen afwijking- en wijzigingsbevoegdheden te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de kaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

8.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de contouren van het hoofdgebouw of buiten deze contouren voor zover de oppervlakte niet groter is dan de toegestane oppervlakte bijgebouwen tot een maximum van 100 m2, met dien verstande dat de ondergrondse bouwdiepte maximaal 3 m mag bedragen.

8.3 Geluidzones

8.4 Parkeer-, laad- en losruimte

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik met alle bestemmingen

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van bagger, grond, puin, grind en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen daarvan, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden als uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud. Onder het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud wordt in ieder geval verstaan het gebruik van een bouwperceel behorende bij een woning voor de stalling van maximaal 1 toercaravan;
  4. d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

9.2 Parkeren

Wanneer parkeren ten behoeve van het gebruik op eigen terrein moet plaatsvinden, dan is dit gebruik toegestaan.

9.3 Strijdig gebruik - functiewijziging met grotere parkeerbehoefte

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Kleinschalige afwijkingen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten en bouwhoogten, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten en bouwhoogten;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,0 m en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 45 m en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  4. d. de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 25 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd;
  5. e. de bouw van een schuilgelegenheid voor dieren met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een hoogte van maximaal 2,7 m, mits de perceelsgrootte minimaal 1 ha bedraagt en het perceel niet direct grenst aan het erf van de woning van de aanvrager van de omgevingsvergunning.

10.2 Voorwaarden afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

10.3 Erfafscheiding

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het binnen een bouwperceel oprichten van een erfafscheiding hoger dan 1 meter op hoeksituaties grenzend aan de openbare weg of aan openbare parkeervoorzieningen, mits:

  1. a. deze minimaal 1 m achter de voorgevel staat;
  2. b. de maximale bouwhoogte 2 m bedraagt;
  3. c. de verkeersveiligheid dit toelaat.

10.4 Zonnepanelen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het oprichten van zonnepanelen ten dienste van opwekking van elektriciteit voor eigen gebruik, een en ander met bijgebouwen, geen gebouwen zijnde ten dienste van de zonnepanelen, mits:

  1. a. de zonnepanelen worden opgericht binnen een bouwvlak, dan wel een bouwperceel indien geen bouwvlak aanwezig is, bij een gebouw, met dien verstande dat:
    1. 1. indien binnen het bouwvlak, dan wel bouwperceel, geen reële mogelijkheden bestaan, de zonnepanelen ook mogen worden opgericht op gronden met de bestemming Agrarisch direct aansluitend aan het bouwvlak dan wel bouwperceel van een gebouw;
  2. b. de afwijking geen betrekking heeft op gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden';
  3. c. de bouwhoogte maximaal 1,5 m bedraagt;
  4. d. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m2 bedraagt;
  5. e. de afstand tot de bouwperceelgrens minimaal 3 m bedraagt;
  6. f. zonnepanelen niet worden opgericht voor de voorgevel van een woning of bedrijfswoning;
  7. g. er sprake is van een streekeigen landschappelijke inpassing, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing moet zijn gerealiseerd binnen 3 jaren na verlening van de omgevingsvergunning.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:

  1. a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
  2. b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.3 met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
  3. c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  4. d. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  5. e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
  6. f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is;
  7. g. geen sprake is van significante effecten op kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder 1. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder 1. met maximaal 10 %.
  3. 3. Het bepaalde onder 1. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld onder 1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het bepaalde onder 1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Koeweg 14b.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Koeweg 14b in 't Harde, gemeente Elburg, is een intensieve veehouderij aanwezig. De eigenaar heeft het voornemen om de agrarische bedrijfsvoering op te heffen en de functie van het perceel te veranderen naar een woonfunctie. De wens is om de bedrijfsgebouwen te slopen en er een nieuwe, vrijstaande woning te realiseren. Daarnaast wenst hij dat de aanwezige bedrjifswoning als burgerwoning wordt bestemd. Hiervoor is een nieuw bestemmingsplan nodig.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het perceel Koeweg 14b is gelegen in het buitengebied van het dorp 't Harde, gemeente Elburg. Circa 1 kilometer ten oosten van het plangebied ligt de bebouwde kern van 't Harde. De kern van Elburg is op circa 3,5 kilometer ten noorden van het plangebied gelegen. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Doornspijk, sectie E, nummer 6734.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPKOEWEG14B-VST1_0001.png"

Ligging in de omgeving

Het plangebied wordt gevormd door het genoemde perceel, voor zover dat nu een agrarische bestemming heeft. Daarnaast hoort een smal strookje van de achterburen, dat nu in het bouwvlak gelegen is, ook bij het plangebied. Zo kan het huidige bouwvlak geheel wegbestemd worden middels onderhavig plan, en blijft er dus geen 'reststrookje' over.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018', vastgesteld door de gemeenteraad op 28 januari 2019.

Voor het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch'. Hiermee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Ook is een intensieve veehouderij toegestaan tot maximaal 1 hectare. Middels een bouwvlak is voorzien in een agrarisch bouwperceel. Per bedrijf is één bedrijfswoning van maximaal 750 m3 toegestaan. Voor de bedrijfswoning geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter. Voor bedrijfsgebouwen is dat respectievelijk 6 en 12 meter. Voor bijgebouwen bij de bedrijfswoning geldt een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100 m2, en tevens een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 6 meter.

Verder geldt nog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachtingswaarde'. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem. Er geldt een onderzoeksplicht voor een archeologisch onderzoek bij bouwwerken groter dan 500 m2 en waarbij de ondergrond dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.

Ook geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Waardevol landschap'. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor het ontwikkelen en in stand houden van de kernkwaliteiten van het landschap.

Tot slot geldt nog de gebiedsaanduiding 'overige zone - zoekzone landschappelijke versterking'. Woningen binnen de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen - Agrarisch' kunnen ter plaatse van deze aanduiding onder voorwaarden vergroot worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPKOEWEG14B-VST1_0002.jpg"

Uitsnede plankaart met het plangebied globaal in rood omkaderd

Binnen het huidige bestemmingsplan is het voornemen niet mogelijk. Er is namelijk één bedrijfswoning toegestaan binnen het bouwvlak. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de gronden binnen het agrarische bouwvlak te wijzigen naar de bestemming 'Wonen', mits het aantal woningen beperkt blijft tot het bestaande aantal woningen. Aangezien het initiatief de bouw van een nieuwe, extra woning betreft, is deze wijzigingsbevoegdheid niet toereikend. Derhalve is een nieuw bestemmingsplan nodig.

1.4 Leeswijzer

Deze onderbouwing vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het relevante beleidskader. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt de bestaande en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond en wordt ingegaan op enkele, andere planologische aspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 19 december 2018 is de laatste versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.

Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.

Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.

De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt.

De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor wonen en werken. Bijvoorbeeld bij functieverandering of nieuwe landgoederen. Dat betekent:

  • initiatieven koesteren als kans;
  • niet vooraf ontwikkelingen uitsluiten;
  • mogelijkheden zoeken.

Daarvoor dragen in eerste instantie de initiatiefnemers de verantwoordelijkheid. De provincie voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied, namelijk door:

  • kwalitatieve proceskaders aan te geven om te komen tot locatiekeuzes;
  • ondersteuning te bieden in de vorm van kennis, begeleiding en inspiratie;
  • daarbij geldt voor een initiatief in het buitengebied dat het 'nieuwe rood' in het buitengebied een kwaliteitsverbetering moet zijn in het gebied.

Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en rood-groenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid.

De Gelderse regio's kregen met het Streekplan 2005 de mogelijkheid voor een regionale invulling van het beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen. Deze invulling werd door het college van Gedeputeerde Staten geaccordeerd. De provincie kiest voor een andere rol. Zij vraagt geen apart beleidskader om door de provincie vast te stellen, maar juicht toe dat hierover beleid en afspraken in regionaal verband zijn gemaakt of verder worden gemaakt. De provincie draagt graag bij aan de evaluatie van dit beleid. Het voortouw ligt bij gemeenten. Gemeenten hebben hun beleid op regionaal niveau afgestemd.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een functiewijziging en de realisatie van een nieuwe woning. Dit leidt ter plekke tot een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering. Dit plan past daarmee binnen de uitgangspunten uit de omgevingsvisie.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de Omgevingsvisie Gelderland.

2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 19 december 2018 is de laatste versie van de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen aangehaald en vervolgens getoetst.

Wonen

Artikel 2.2 bepaalt over nieuwe woningen het volgende:

  1. 1. Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.
  2. 2. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:
    1. a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
    2. b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
    3. c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling, en
    4. d. Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.

Toetsing

Elburg valt onder de regionale woonagenda 'Samenwerking Noord-Veluwe'.

De gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Nunspeet, Oldebroek en Putten werkten in 2018 en 2019 samen in de Samenwerking Noord-Veluwe (SNV). In die periode is een regionale woonagenda opgesteld: de Regionale woonagenda 2019-2022. In deze agenda worden de opgaven en uitdagingen bepaald die de partners in de komende periode willen oppakken, waaronder het maken van afspraken over regionale en gemeentelijke woningbouwaantallen en het nader in beeld brengen van de kwalitatieve woningbouwbehoefte. Wel wordt in de woonagenda geconstateerd dat er een oplopend tekort is aan woningen en dat elke doelgroep graag een nieuwe woning wil. De woningbouw blijft fors achter bij de behoefte. Met het onderhavige plan neemt het aanbod aan nieuwe woningen toe, zodat een deel van de (veel grotere) vraag ingevuld kan worden. Het plan is dan ook in overeenstemming met de regionale woonagenda.

Landschap

Op de kaart 'Landschap' is het plangebied gelegen in een Nationaal landschap. Artikel 2.56 bepaalt hierover het volgende:

  1. 1. Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap, bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen, niet aantasten.
  2. 2. In afwijking van het eerste lid zijn activiteiten die deze kernkwaliteiten aantasten alleen mogelijk als:
    1. a. er geen reële alternatieven zijn;
    2. b. er sprake is van redenen van groot openbaar belang;
    3. c. compenserende maatregelen plaatsvinden ter waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zoals vastgelegd in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen.

Het plangebied is gelegen in het Nationaal landschap 'Veluwe', specifiek in het deelgebied 'Randmeerkust agrarisch'. De kernkwaliteiten hiervoor zijn als volgt:

  • Zichtbare beeldbepalende gradiënt van stuwwal naar Randmeer: bos – open essen – strokenverkaveling – onregelmatige blokverkaveling op strandwallen
  • Karakteristieke open veenweidegronden met een groot aantal zuid-noord stromende sloten en laaglandbeken
  • Kleinschalige flank van het Veluwemassief met dorpen en buurtschappen, houtsingels en grasland Lintbebouwing parallel aan de hoogtelijnen
  • Enkele landgoederen in de strokenverkaveling vormen mooie ensembles
  • Relatief gaaf ontwaterings-, ontsluitings- en verkavelingspatroon: regelmatig in het veenlandschap, onregelmatig in het kleilandschap

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een functiewijziging waarbij een agrarisch bedrijf wordt opgeheven, de agrarische bebouwing gesloopt wordt en een nieuwe vrijstaande woning voor teruggebouwd wordt. De genoemde kernkwaliteiten zijn niet specifiek in het plangebied aanwezig. Daarnaast zorgt onderhavig plan voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap door het verwijderen van de grote, agrarische bedrijfsbebouwing.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de Omgevingsverordening Gelderland.

2.3 Omgevingsvisie Elburg

De Omgevingsvisie Elburg is vastgesteld door de gemeenteraad op 30 januari 2019.

De Omgevingsvisie Elburg 2018 geeft de koers aan, die voor een belangrijk deel samen met de samenleving uitgestippeld is en waar de gemeente vervolgens ook samen mee aan de slag wil gaan. Deze koers is niet nieuw, maar bouwt voort op documenten zoals de Toekomstvisie Elburg 2012, de Structuurvisie Elburg 2030 en de WMO-beleidsvisie. Er wordt afstemming gezocht met in ontwikkeling zijnde beleidstrajecten zoals rondom Wonen en Duurzame Energie.

De Omgevingsvisie nodigt uit, inspireert en geeft de kaders om ontwikkelingen in Elburg tot stand te brengen. Het betekent niet dat de gemeente doelen en uitgangspunten die in deze visie staan opgenomen, zelf gaat uitvoeren. Het betekent wel dat zij initiatieven die binnen deze visie passen, toejuichen en zoveel als mogelijk zullen faciliteren.

Op de visiekaart is het plangebied niet in een specifiek aangeduid gebied gelegen. Wel zijn er in de omgevingsvisie 5 thema's beschreven. Deze thema's zijn als volgt:

  • Thema 1: Leefbare, vitale kernen met een actieve, gezonde samenleving
  • Thema 2: Aantrekkelijke omgevingskwaliteit en identiteit
  • Thema 3: Vitaal economisch klimaat
  • Thema 4: Duurzaam, energieneutraal en klimaatbestendig
  • Thema 5: Bereikbaar, nabij en toegankelijk

Met name thema 2 is relevant voor onderhavig initiatief. Bij dit thema is het volgende beschreven over vrijkomende agrarische bebouwing:

"Voor vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing hebben we in 2016 een specifiek beleid opgesteld voor vrijkomende Agrarische bebouwing (VAB-beleid). Achterliggende doelstelling is het voorkomen van een teruggang van de ruimtelijke kwaliteit door leegstand en verloedering in combinatie met het verbeteren van de leefbaarheid en vitaliteit van het buitengebied op sociaal en economisch gebied. De nieuwe functies moeten echter passend zijn in het buitengebied en geen nadelige effecten hebben (zoals verkeershinder), gedacht wordt aan kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid (maximaal milieucategorie 2), recreatie gerelateerde activiteiten, zorg en in beperkte mate wonen. Een goede landschappelijke inpassing is van groot belang. Het VAB-beleid in combinatie met het LOP en de Welstandsnota geeft hiervoor richtlijnen en praktische handvatten."

Toetsing

Het agrarische bedrijf in het plangebied is voornemens te stoppen. Bij leegstand van deze bebouwing bestaat het risico op verloedering, wat de aantrekkelijke omgevingskwaliteit niet ten goede komt. Daarnaast is agrarische bebouwing niet de meest aantrekkelijke bebouwing. Sloop van deze bouwwerken is dan ook wenselijk en zal de omgevingskwaliteit wel ten goede komen. In paragraaf 2.5 wordt getoetst aan het VAB-beleid.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Elburg.

2.4 Landschapsontwikkelingsplan Elburg

De gemeente Elburg heeft besloten een landschapsontwikkelingsplan (LOP) op te stellen. In het buitengebied van de gemeente Elburg spelen nieuwe ontwikkelingen en de gemeente heeft de wens initiatieven te stimuleren. Het LOP biedt de gemeente een landschappelijke visie op het buitengebied en een actieprogramma met kansrijke en op uitvoering gerichte projecten. De visie zal zorgen voor een toetsingskader waarbinnen ontwikkelingen en plannen beoordeeld kunnen worden.

Het buitengebied van de gemeente Elburg is opgedeeld in verschillende landschapstypes om de unieke landschappelijke verscheidenheid te behouden en waar mogelijk te versterken. Het plangebied valt binnen het ‘kleinschalig kampenlandschap'.

Kleinschalig/lineair kampenlandschap
Denkrichting: herstel van de samenhang en balans tussen de verschillende elementen: houtwallen, singels, wegbeplanting, erfbeplanting, open ruimtes en bebouwing. Het grondgebruik is afwisselend en bestaat uit bouwland en graslanden. Veel voorkomende soorten zijn eiken, essen en elzen. De aanplant van eiken, kleine bosschages en houtwallen (en singels) versterken het kleinschalige landschap.

Erfbeplanting: hagen langs de voortuin, langs de weg en houtwallen langs de grenzen van het erf. In het lineaire landschap kan gekozen worden voor tweezijdige erfgrensbeplanting en voor het kleinschalige landschap wordt ingezet op alzijdige aanplant van de erfgrenzen. Hoogstamfruitboomgaarden met een meer onregelmatige aanplant, leilinden aan de zonzijde en enkele solitaire zoals een noot, kastanje of linde maken onderdeel uit van het erf. Eikenbosschages zijn meer achter op het erf gesitueerd of aan de zijkant. Bij uitbreiding van de stallen, schuren of andere gebouwen kunnen ook houtwallen en –singels worden aangeplant.

Toetsing

Bij de landschappelijke inpassing is rekening gehouden met het LOP. Er is gekozen voor een groene uitstraling van een traditioneel boerenerf, waaronder door de aanleg van:

  • Hoogstamfruitbomen
  • Boeren- of moestuin
  • Erfbomen (linde, notenboom, eik)
  • Hagen (beuk, haagbeuk)

Onderhavig plan en bijbehorende landschappelijke inpassing zijn hiermee in overeenstemming met het landschapsontwikkelingsplan.

2.5 Vab-beleid Gemeente Elburg 2016

Het VAB-beleid gemeente Elburg 2016 is vastgesteld op 23 mei 2016. Dit beleid is gericht op functieveranderingen van agrarische bedrijven naar wonen en recreëren. Voor elke functieverandering gelden de algemene regels. Deze regels gelden bij een functieverandering naar wonen en recreëren. De specifieke regels voor een functieverandering naar wonen zijn als volgt:

  • Om in aanmerking te komen voor het bouwen van één of meerdere reguliere woningen dient minimaal 3.450 m3 aan bedrijfsbebouwing aanwezig te zijn op het perceel, exclusief de bestaande woning.
  • Voor elke nieuw te bouwen woning dient minimaal 3.000 m3 aan bedrijfsbebouwing, exclusief de bestaande woning, te worden gesloopt.
  • Elke nieuw te realiseren woning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m3.
  • Naast de bestaande woning zijn maximaal vier woningen in maximaal twee gebouwen toegestaan op het perceel.
  • Er komen maximaal drie bouwvlakken op het perceel, voor maximaal vijf woningen.
  • De bestaande en nieuw te bouwen woning(en) krijgen een reguliere woonbestemming (W) conform het bestemmingsplan ‘Buitengebied Elburg 2012’. Indien er sprake is van dubbele bewoning zal de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – dubbele bewoning’ toegevoegd worden. Indien er sprake is van één (of meerdere) vrijstaande woning(en) op het erf dan zal deze als vrijstaande woning worden aangeduid.

Toetsing

Op het plangebied staat 2195,4 m3 aan bedrijfsgebouwen, exclusief de bedrijfswoning. Er kan dus niet voldaan worden aan de eis dat er minimaal 3450 m3 aan bedrijfsbebouwing aanwezig dient te zijn, en ook niet aan de minimale sloopeis van 3000 m3. Aan de overige voorwaarden wordt echter wel voldaan.

Conclusie

Onderhavig plan is niet in overeenstemming met het VAB-beleid. Er kan niet geheel voldaan worden aan de minimale sloopeis. In totaal wordt er namelijk 524,28 m2 gesloopt, waarvan de inhoud 2195,4 m3 bedraagt. Toch wordt met dit bestemmingsplan de keuze gemaakt om, ter compensatie van de sloop van de bedrijfsbebouwing, te voorzien in de realisatie van een nieuwe woning. De specifieke regels van het VAB-beleid worden minder strikt gehanteerd vanwege de overgang naar de Omgevingswet en daarmee de steeds groter wordende nadruk op maatwerk. Echter worden de uitgangspunten van het VAB-beleid nog wel gebruikt om kaders te bieden waarbinnen ontwikkelingen mogelijk zijn. Daarom is het van belang om aan te tonen dat de ontwikkeling past binnen: ‘het verbeteren van de omgevingskwaliteit en belevingswaarde van het buitengebied’ en ‘het verbeteren van de leefbaarheid en vitaliteit van het buitengebied op sociaal en economisch gebied’.

Onderhavig plan draagt bij aan het verbeteren van de omgevingskwaliteit en belevingswaarde van het buitengebied, en daarnaast ook aan de leefbaarheid en vitaliteit. Deze verbeteringen worden bereikt door de sloop van de agrarische bedrijfsgebouwen en daarmee het stoppen van de veehouderij. Niet alleen zorgt dat ervoor dat er geen geuroverlast meer zal zijn, maar ook voor een vermindering van stikstofdepositie. Het perceel ligt niet binnen een Natura 2000-gebied, maar wel in de nabijheid daarvan. Binnen het Natura 2000-gebied is sprake van een forse overschrijding van de Kritische depositiewaarde (KDW) stikstof. Het plangebied voor dit initiatief ligt op enkele honderden meters van het Natura 2000-gebied 'Veluwe'. Door onderhavig plan wordt de stikstofuitstoot nabij Natura 2000-gebied verminderd. Dit komt ten goede aan de natuur. De nieuwe landschappelijke inpassing draagt bij aan het versterken van de belevingswaarde van het buitengebied. Het plangebied krijgt namelijk een groene uitstraling van een traditioneel boerenerf. Kortom, ondanks dat niet voldaan kan worden aan alle voorwaarden uit het VAB-beleid, draagt dit plan toch bij aan het verbeteren van de omgevingskwaliteit en belevingswaarde en de leefbaarheid en vitaliteit van het buitengebied.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Bestaande Situatie

Omgeving

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van het dorp 't Harde, gemeente Elburg. Circa 1 kilometer ten oosten van het plangebied ligt de bebouwde kern van 't Harde. De kern van Elburg is op circa 3,5 kilometer ten noorden van het plangebied gelegen.

In het Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Elburg is het plangebied gelegen in het zogenaamde kleinschalig kampenlandschap. De wegen hebben een bochtig verloop, veelal door het aanwezige hoogteverschil. Steilranden in het landschap bepalen soms het verloop van de weg. Het landschap kent een onregelmatig en blokvormig verkavelingspatroon in het kleinschalige kampenlandschap. De randen van de percelen zijn veelal aangezet met houtwallen, waardoor een kleinschalig landschap ontstaat. Het grondgebruik is afwisselend en bestaat uit bouwland en graslanden. Veel voorkomende soorten zijn eiken, essen en elzen. De aanplant van eiken, kleine bosschages en houtwallen (en singels) versterken het kleinschalige landschap. De erven staan verspreid in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPKOEWEG14B-VST1_0003.jpg"

Luchtfoto omgeving

Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Koeweg. Dit is een lokale weg die in het oosten aansluit op de Vaarbekerweg en in het westen op de Schietweg. Het plangebied wordt omgeven door enkele bebouwde erven, die allemaal een reguliere woonbestemming hebben.

Binnen het plangebied is een bedrijfswoning aanwezig. De woning is in de zuidoostelijke hoek van het perceel gesitueerd. Verder is in het plangebied agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig. Het betreft een grote schuur en twee kleinere schuren. Daarnaast is nog een mestplaat aanwezig. De totale oppervlakte van de bouwwerken bedraagt 524,28 m2. In onderstaande situatietekening is de situering weergeven. Verder bestaat het plangebied voor een groot deel uit verharding in de vorm van asfalt. Beplanting is voornamelijk aanwezig langs de perceelsranden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPKOEWEG14B-VST1_0004.jpg"

Luchtfoto plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPKOEWEG14B-VST1_0005.jpg"

Situatietekening bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPKOEWEG14B-VST1_0006.jpg"

Landschappelijke structuren

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPKOEWEG14B-VST1_0007.jpg"

Aanzicht vanaf de Koeweg

3.2 Voornemen

Het agrarische bedrijf in het plangebied is gestopt met haar bedrijfsvoering. De eigenaar is voornemens om het perceel een nieuwe invulling te geven. Alle agrarische bedrijfsbebouwing, inclusief de mestplaat, zal gesloopt worden. In totaal komt dit neer op 524,28 m2. Daarnaast zal ook het asfalt verwijderd worden en het agrarische erf worden opgeruimd. Voor de nieuwe inrichting is een inrichtingsplan gemaakt. Het inrichtingsplan is op onderstaande afbeeldingen weergeven.

Initiatiefnemer wil graag een nieuwe vrijstaande woning realiseren. Het perceel wordt als het ware in tweeën gesplitst, om vervolgens binnen het westelijke deel te voorzien in de beoogde nieuwe woning. De nieuwe woning krijgt een oppervlakte van maximaal 150 m2 en een maximale inhoudsmaat van 750 m3. Zowel voor de nieuwe als de bestaande woning wordt een nieuw bijgebouw gerealiseerd. Beide bijgebouwen krijgen een oppervlakte van maximaal 42 m2. De nieuwe woning wordt haaks ten opzichte van de bestaande woning gesitueerd en zal een ontsluiting krijgen vanaf de Koeweg. Beide woningen zullen vrije uitzichten hebben.

Verkeer en parkeren

De gemeente Elburg heeft haar parkeernormen beschreven in de beleidsnotitie nadere regels 'Parkeernormen en hoogte financiële voorwaarde gemeente Elburg’. Voor een vrijstaand koophuis bedraagt de parkeernorm 2,5 parkeerplaatsen per woning. Afgerond moet er per woning dus voorzien worden in 3 parkeerplaatsen, met elk een afmeting van 5 x 2,5 m. Bij beide woningen is op het erf voldoende ruimte om in de parkeernorm te voorzien. Tevens is er voldoende ruimte voor de verkeerskundige draaicirkels zodat men het terrein op en af kan rijden.

Op basis van CROW-publicatie 381 is een inschatting van de verkeersgeneratie in de nieuwe situatie te maken. Voor een vrijstaand koophuis in het buitengebied bedraagt het kencijfer voor de verkeersgeneratie 8,6 verkeersbewegingen per etmaal. Aangezien voorzien wordt in twee vrijstaande woningen, komt de verkeersgeneratie neer op afgerond 17 verkeersbewegingen per etmaal. Dit is gemakkelijk op te vangen in het heersende verkeersbeeld van de Koeweg en aansluitende wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPKOEWEG14B-VST1_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPKOEWEG14B-VST1_0009.jpg"

Inrichtingsplan

Qua landschappelijke inpassing is de beoogde ontwikkeling goed inpasbaar. Het hele perceel zal een nieuwe, groene uitstraling krijgen. Mede door het verwijderen van het asfalt en de groene uitstraling, waaronder door de aanleg van grasland, een boeren- en moestuin, bomen en beukenhagen, zal het erf ogen als een traditioneel boerenerf. Tevens wordt door het verwijderen van de relatief grote, agrarische bebouwing al een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering bereikt.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een subparagraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

4.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Voor onderhavig plan is door PJ Milieu BV een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Hierna worden kort de conclusies aangehaald.

Verkennend bodemonderzoek

In de bovengrond van deellocatie A is een licht verhoogd gehalte PCB aangetoond. Zintuiglijk is ter plaatse van boring 3 olie aangetoond. Analytisch wordt zowel minerale olie als vluchtige aromaten (BTEXN) niet verhoogd aangetoond. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt niet noodzakelijk geacht.

In de grond van deellocatie B (voormalige bovengrondse dieseltank) en het grondwater zijn geen verhoogde gehalten minerale olie en/of vluchtige aromaten (BTEXN) aangetoond.

Verkennend asbest in grondonderzoek (spoelzones)

In mengmonsters (MM-A en MM-B) is asbest aangetoond (respectievelijk 1.100 en 300 mg/kg d.s.). De gehalten overschrijden de interventiewaarde (100 mg/kg d.s.). Opgemerkt wordt dat aan de noordzijde van het pand op 2 punten ook sprake is van een spoelzone. Deze zijn niet afzonderlijk onderzocht. Bij sanering zullen deze punten gelijktijdig ontgraven worden. Ingeschat wordt dat circa 12 m3 (40 m2 x 0,3 m) verontreinigd is met asbest.

Er zijn, met uitzondering van de spoelzones, geen aanwijzingen dat zich asbest in de bodem bevindt. De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan, de aanvraag voor de omgevingsvergunning en het vastleggen van de actuele bodemkwaliteit (eindsituatie).

Conclusie

Op basis van de beschikbare resultaten blijkt dat op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest in de grond. Bovendien wordt ter plaatse van de gaten 203 en 204 de grenswaarde voor respirabele vezels overschreden (=10 mg/kg d.s. aan gewogen asbest). Op basis van het protocol asbest uit de Circulaire bodemsanering zijn hier onaanvaardbare risico’s buiten aanwezig en dient de verontreiniging met spoed te worden gesaneerd.

Voorafgaand aan de herontwikkeling moet deze verontreiniging met asbest worden gesaneerd.

Aangezien niet bekend is wat de kosten zijn van de uit te voeren sanering en ook niet duidelijk is of er saneringskosten zijn opgenomen in het bestemmingsplan kan op basis hiervan geen uitspraak worden gedaan over de financiële haalbaarheid van de wijziging van het bestemmingsplan. Als er een bouwvergunning zal worden ingediend dan dient rekening te worden gehouden met een verlate inwerkingtreding. Tot de uitvoering van de daadwerkelijke sanering dienen in de westelijke spoelzone tijdelijke beheersmaatregelen te worden genomen om blootstelling aan de asbestvezels te voorkomen.

Voorafgaand aan de sanering dient de instemming van het bevoegd gezag province Gelderland te worden verkregen. De sanering valt onder de reikwijdte van het Besluit Uniforme Saneringen. De sanering dient te worden uitgevoerd door een erkende aannemer (BRL SIKB 7000, protocol 7001) en milieukundig begeleider (BRL SIKB 6000, protocol 6001).

4.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

De locatie ligt in een rustig buitengebied. Derhalve kan geen correctie ten opzichte van het referentie-omgevingstype 'rustige woonwijk' uitgevoerd worden. Dit plan betreft alleen een milieugevoelige functie: de nieuwe woning. Er is hier dus alleen sprake van inwaartse milieuzonering. In de omgeving zijn een aantal milieubelastende functies aanwezig. Het gaat om de volgende bedrijven:

  • Aan de Koeweg 4A is een bedrijf gericht op de dienstverlening t.b.v. de landbouw gevestigd. Hiervoor geldt milieucategorie 3.1, met een richtafstand van 50 meter. De afstand tot aan het plangebied betreft 500 meter.
  • Aan de Haerderweg 15 is een verhuurbedrijf voor machines en werktuigen aanwezig. Hiervoor geldt milieucategorie 3.1, met een richtafstand van 50 meter. De afstand tot aan het plangebied betreft 600 meter.
  • Aan de Nagelhoudsweg 5-7 is een rundveehouderij aanwezig. Hiervoor geldt milieucategorie 3.2, met een richtafstand van 100 meter. De afstand tot aan het plangebied bedraagt 400 meter.
  • Aan de Vaarbekerweg 7 is een verpleeghuis aanwezig waarvoor milieucategorie 2 geldt, met een richtafstand van 30 meter. Daarnaast worden hier graasdieren gefokt en gehouden. Hiervoor geldt milieucategorie 3.1, met een richtafstand van 50 meter. De afstand tot aan het plangebied bedraagt 170 meter.
  • Aan de Vaarbekerweg 15 is een camping aanwezig. Hiervoor geldt milieucategorie 3.1, met een richtafstand van 50 meter. De afstand tot aan het plangebied bedraagt 35 meter.
  • Aan de Vaarbekerweg 23 is een zand- en grindhandel aanwezig. Hiervoor geldt milieucategorie 3.2, met een richtafstand van 100 meter. De afstand tot aan het plangebied bedraagt 530 meter.

Uit bovenstaande beschouwing blijkt dat alleen niet voldaan wordt aan de richtafstand van de zonering van de camping aan de Vaarbekerweg 15. Echter, het betreft een woonbestemming waar verblijfsrecreatie is toegestaan. Daarnaast komt de nieuwe woning wel op meer dan 50 meter vanaf de milieubelastende activiteiten van de camping te liggen. Er is dan ook geen aanleiding dat de aanwezigheid van deze camping zal zorgen voor een slecht woon- en leefklimaat bij de nieuwe functie. Er zijn ook woningen op kortere afstand tot aan de camping gelegen. Milieuzoneringen staan de uitvoerbaarheid niet in de weg.

4.1.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen.

Onderhavig plan voorziet in een nieuwe geluidgevoelige functie: de nieuwe woning. De nieuwe woning is gelegen binnen de invloedsfeer van de Koeweg. Dit is een lokale weg, zonder doorgaande functie en met één rijbaan. Hiervoor geldt een geluidzone van 250 meter. De nieuwe woning valt binnen deze geluidzone. Derhalve is door AWG Geluidadvies een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevels van de woning vanwege de Koeweg maximaal Lden=48 dB bedraagt, na aftrek ex. art. 110 Wet geluidhinder van 5 dB. Dit voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van Lden=48 dB.

Geluidhinder door wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.

Onderhavig plan voorziet in de bouw van een nieuwe woning. De nieuwe woning valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' , namelijk maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Derhalve is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder meer gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-stations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPKOEWEG14B-VST1_0010.jpg"

Uitsnede risicokaart met het plangebied in rood omcirkeld

Uit bovenstaande uitsnede van de risicokaart blijkt dat ten westen van het plangebied, op circa 70 meter vanaf de geprojecteerde nieuwe woning, een aardgasbuisleiding aanwezig is. Deze leiding, A-570-01, heeft een diameter van 324 mm en een werkdruk van 66,2 bar. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Dronten' is een externeveiligheidsberekening voor hogedruk-aardgasleidingen gemaakt. In deze berekening is ook het plaatsgebonden risico van de leiding A-570-01 meegenomen. Hieruit is naar voren gekomen dat de PR-6-contour voor deze leiding niet aanwezig is. Dit vormt dus geen belemmering voor onderhavig plan.

Onderhavig plan voorziet in een nieuwe woning. Hierdoor neemt het aantal personen met minder dan 10 toe, waardoor geen verantwoording van het groepsrisico nodig is. Verder is het plangebied niet gelegen in de directe omgeving van overige Bevi-bedrijven en van transportassen en buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.

4.1.7 Milieueffectrapportage

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling over te gaan.

4.2 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumenten

Op de archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Elburg is het plangebied gelegen in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. In het bestemmingsplan is dit vertaald naar de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachtingswaarde'. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht voor een archeologisch onderzoek bij bouwwerken groter dan 500 m2 en waarbij de ondergrond dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.

Onderhavig plan voorziet in een nieuwe woning van 96 m2 en twee nieuwe bijgebouwen van totaal 56 m2. Hiermee wordt de ondergrens van 500 m2 niet overschreden. Derhalve is een archeologisch onderzoek niet nodig.

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden en monumenten aanwezig.

4.3 Ecologie

Door adviesbureau Groenewold is in het kader van de Wet natuurbescherming een quickscan uitgevoerd naar beschermde soorten en gebieden. Deze quickscan is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting. Hierna worden kort de uitkomsten besproken.

Soortenbescherming

Er zijn geen beschermde soorten gevonden of te verwachten. Specifiek is gezocht naar nestplaatsen, verblijfplaatsen of toegangen voor marters, uilen, huismus en vleermuizen. De schuren zijn ongeschikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen, of als nestplaats voor de huismus. De huismus foerageert wel in de kalverstal evenals spreeuwen. Geschikte nestplaatsen zijn wel onder het dak van de woning aangetrroffen. Deze woning blijft echter behouden. Marters en uilen zouden in principe de schuren in kunnen komen. Geschikte schuilplekken, hoekjes of potentiële nestplaatsen zijn echter niet gevonden. De schuren zijn open en goed doorzoekbaar. Daardoor zouden sporen relatief makkelijk te vinden zijn geweest, bij een eventueel gebruik als verblijfplaats. Er zijn verder geen poepsporen, haren, braakballen e.d. gevonden die duiden op aanwezigheid van beschermde soorten. Verblijfplaatsen van vleermuizen, marters en uilen zijn daarmee uit te sluiten. Aanvullend onderzoek of een ontheffing Wnb voor soorten is niet nodig.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Veluwe ligt op ongeveer 700 meter afstand. Het plan heeft geen negatieve effecten op beschermde habitats en soorten. De stikstofemissie neemt door het stoppen van de veehouderij fors af ten opzichte van de nieuwe situatie met één nieuwe gasloze woning. Daarmee is er per definitie geen toename hoger dan 0.00 mol/ha/jaar. Hiermee is een vergunning Wet natuurbescherming voor gebieden niet nodig.

4.4 Waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

Voor onderhavig plan is via www.dewatertoets.nl een digitale vergunningscheck uitgevoerd. Het resultaat is opgenomen als Bijlage 4 bij deze toelichting. Hieruit is gebleken dat in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging liggen. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Op basis van het Programma van Eisen voor de openbare ruimte van de gemeente Elburg, dient een infiltratievoorziening gerealiseerd te worden. De bergingscapaciteit van de infiltratievoorziening moet een capaciteit hebben om minimaal 60 mm per m2 verhard oppervlak te bergen. Tuinen op particuliere percelen worden voor 50% toegerekend aan verhard oppervlak. Vegetatiedaken worden niet aangemerkt als verhard oppervlak (mits voldoende opvangcapaciteit).

Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande bedrijfsbebouwing gesloopt en er wordt een nieuwe woning en twee bijgebouwen gebouwd. Hiermee neemt het verhard oppervlak op het plangebied af.

De nieuwe gebouwen zullen voorzien worden van een gescheiden vuilwater- en hemelwaterafvoer. Het hemelwater zal dan afgevoerd worden naar de omliggende gronden, waar het in de bodem kan infiltreren. Daar is voldoende ruimte om een infiltratievoorziening met een bergingscapaciteit van 60 mm per m2 verhard oppervlak te realiseren.

Om grondwateroverlast te voorkomen zal de nieuwe woning op voldoende hoogte boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) gebouwd worden. De GHG is hier naar verwachting, op basis van de klimaateffectatlas, 40-60 cm ten opzichte van het maaiveld.

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Rond het plangebied zijn sloten aanwezig, die voor de afwatering zorgen. Dit betreffen B- en C-watergangen. Deze wijziging heeft geen gevolgen op het functioneren van deze watergangen.

Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.

4.5 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Toch is het niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Met de initiatiefnemer wordt namelijk een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.

Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplanen Bestemmingsplan Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018 als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen en op onderdelen aangevuld en aangepast in verband met de beoogde situatie in het plangebied.

5.1 Wonen

Met de bestemming 'Wonen' krijgt het plangebied een passende bestemming. In de nieuwe situatie is er namelijk geen sprake meer van een agrarisch bedrijf binnen het plangebied. Daarnaast wordt er een nieuwe, tweede woning gebouwd. Met de woonbestemming worden deze gronden in hoofdzaak bestemd voor wonen en de uitoefening van een aan huis verbonden beroep. Binnen deze bestemming zijn twee woningen toegestaan met een maximale inhoud van 750 m3. Voor woningen geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de woningen bedraagt maximaal 42 m2 per woning.

5.2 Waarde - Archeologie Middelhoge Verwachtingswaarde

In de nieuwe situatie blijft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gelden binnen het plangebied. Hiermee blijven deze gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem. Hiermee is bepaald dat een archeologisch onderzoek nodig is bij bouwwerken groter dan 500 m2 en dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.

5.3 Waarde - Waardevol Landschap

Ook blijft de dubbelbestemming 'Waarde - Waardevol landschap' behouden. Hiermee blijven deze gronden mede bestemd voor het ontwikkelen en in stand houden van de kernkwaliteiten van het landschap.

Hoofdstuk 6 Inspraak En Overleg

6.1 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan is niet toegezonden aan de Rijksoverheid in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Met dit plan zijn geen provinciale of nationale belangen in het geding zijn. Wel is het plan toegezonden aan de provincie Gelderland, het waterschap Vellei en Veluwe en de omgevingsdienst Noord-Veluwe.

De provincie heeft aangegeven dat terecht gesteld wordt dat de ontwikkeling bijdraagt aan de landschappelijke kwaliteiten, maar dat beter onderbouwd moet worden waarom afgeweken wordt van het VAB-beleid. Dit is inmiddels aangepast in dit plan.

De omgevingsdienst heeft de milieuaspecten beoordeeld. Op basis hiervan is alleen de bodemparagraaf tekstueel aangepast.

Het waterschap heeft aangegeven dat het gemeentelijke beleid nog toegevoegd kon worden aan de waterparagraaf. Ook heeft het waterschap aangegeven een en ander anders te verwoorden over de waterbergende maatregelen. Dit advies is overgenomen en verwerkt in dit plan.

6.2 Voorontwerp

De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen. Initiatiefnemer heeft de omwonenden persoonlijk benaderd en geïnformeerd over het initiatief. Hoewel alle omwonenden positief reageerden op het beëindigen van de veehouderij en de toevoeging van een vrijstaande woning, zijn er wel enkele bezwaren geuit tegen de wijze waarop de landschappelijke inpassing werd voorgesteld. Op basis hiervan is de landschappelijke inpassing aangepast en opnieuw voorgelegd aan de omwonenden. Hierop zijn verder geen bezwaren benoemd.

6.3 Ontwerp

Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft van 1 juni 2022 tot en met 13 juli 2022 ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing

Bijlage 2 Te Slopen Gebouwen

Bijlage 2 Te slopen gebouwen

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Quickscan Ecologie

Bijlage 3 Quickscan ecologie

Bijlage 4 Vergunningscheck Watertoets

Bijlage 4 Vergunningscheck watertoets