KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Recreatie - Speelvoorziening
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Water
Artikel 9 Wonen
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied En Begrenzing Plangebied
1.3 Het Geldende Planologische Regime
1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.5 Opzet Van De Toelichting
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Doornspijk
2.2 Het Plangebied
2.3 Omgeving
2.4 Ontsluiting
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Het Plan
4.1 Planvorming
4.2 Programma Van Eisen
4.3 Waterlanden Ii
4.4 Beeldkwaliteitplan
4.5 Kernkwaliteiten Uit Het Nationaal Landschap
4.6 Laddertoets
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
5.2 Milieuhinder (Agrarische) Bedrijven
5.3 Geluid
5.4 Bodem
5.5 Water
5.6 Ecologie
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Luchtkwaliteit
5.9 Archeologie En Cultuurhistorie
5.10 Trillingen
5.11 Kabels En Leidingen
5.12 Duurzaamheid En Energie
5.13 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Wro En Wabo
6.2 De Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
7.2 Vooroverleg
7.3 Zienswijzen
7.4 Vervolg
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
8.1 Financiële Haalbaarheid
8.2 Grondexploitatie
Bijlage 1 Parkeernota
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Waterlanden Ii - 2023
Bijlage 2 Akoestiek
Bijlage 3 Verkennend Milieukundig Bodemonderzoek
Bijlage 4 Plan Voor De Waterhuishouding En Riolering
Bijlage 5 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 6 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 7 Soortgericht Onderzoek
Bijlage 8 Bureauonderzoek Archeologie En Cultuurhistorie
Bijlage 9 Archeologisch Vooronderzoek: Inventariserend Veldonderzoek
Bijlage 10 Archeologisch Vooronderzoek: Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 11 Aanmeldingsnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 12 Inspraaknota Waterlanden Ii
Bijlage 13 Nota Vooroverleg
Bijlage 14 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Doornspijk - Uitbreiding Waterlanden II

Bestemmingsplan - Gemeente Elburg

Vastgesteld op 18-12-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Doornspijk - Uitbreiding Waterlanden II met identificatienummer NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1 van de gemeente Elburg;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-gebonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan-huis-gebonden-beroep - waarvan de omvang in een woning met de daarbij behorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden;

1.6 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

1.7 aangebouwd bijgebouw:

een bijgebouw, grenzend aan dan wel rechtstreeks toegankelijk vanuit het hoofdgebouw;

1.8 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.9 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.23 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.24 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.25 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.26 standplaats:

het van een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.27 sociale huurwoning:

een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in de geldende Huisvestingsverordening van de gemeente Elburg omschreven doelgroep, voor ten minste 10 jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.28 terras:

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van een (horeca)bedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken en/of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt;

1.29 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, droogvallende sloten en vijvers;

1.30 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.31 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat;

1.32 woonsituatie:

een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. een waterbuffer, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waterbuffer';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, wegen en paden, tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waterbuffer' in welk geval deze ondergeschikte voorzieningen niet zijn toegestaan;
  2. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. e. gebouwen, andere bouwwerken en erven.

3.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Groen' is aan een aantal regels gebonden.

3.3 Nadere eisen

Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmeting van de bebouwing nadere eisen te stellen. Dit kan indien dit noodzakelijk is:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  5. e. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Recreatie - Speelvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Speelvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. speelterreinen met speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. c. andere bouwwerken, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Recreatie - Speelvoorziening' is aan een aantal regels gebonden.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en de afmeting van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  5. e. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. c. bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken en erven.

5.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Tuin' is aan een aantal regels gebonden.

5.3 Nadere eisen

Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.

Dit kan indien dit noodzakelijk is:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  5. e. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. d. andere bouwwerken en erven.

6.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer' is aan een aantal regels gebonden.

6.3 Nadere eisen

Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen. Dit kan indien dit noodzakelijk is:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. c. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. d. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Verkeer' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  1. a. worden gebruikt ten behoeve van een weg met meer dan 2 rijstroken.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. terrassen;
  6. f. standplaatsen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. gebouwen, andere bouwwerken en erven.

7.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is aan een aantal regels gebonden.

7.3 Nadere eisen

Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen. Dit kan indien dit noodzakelijk is:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  5. e. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

7.4 Afwijking van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor:

  1. a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen voor een openbare (nuts)voorziening met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal 1 bouwlaag en dat niet hoger is dan 3 m;
  2. b. de bouw van andere bouwwerken voor een openbare (nuts)voorziening met een maximale bouwhoogte van 15 m, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
  3. c. de bouw van een ander bouwwerk dan onder b met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat niet hoger is dan 3 m.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Verkeer -Verblijfsgebied' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  1. a. worden gebruikt voor het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
  2. b. worden gebruikt voor detailhandel.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  2. b. waterberging en waterlopen;
  3. c. het behoud en versterking van de natuurlijke en/of ecologische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. e. andere bouwwerken, bruggen en duikers en erven.

8.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Water' is aan een aantal regels gebonden.

8.3 Nadere eisen

Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen. Dit kan indien dit noodzakelijk is:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  5. e. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen, energievoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. c. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.

9.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal regels gebonden.

9.3 Nadere eisen

Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen. Dit kan indien dit noodzakelijk is ten behoeve van:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  5. e. ter waarborging van het uitzicht van woningen.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal beperkingen gebonden.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. het onderling verwisselen of wijzigen van de op de verbeelding voorkomende bouwaanduidingen aaneengebouwd (aeg), twee-aaneen (tae) en vrijstaand (vrij), indien het maximale aantal te bouwen woningen niet meer bedraagt dan 37 en indien dit vanuit het oogpunt van een economische of andere noodzaak wenselijk is; waarbij de bij deze bouwaanduidingen behorende bepalingen van overeenkomstige toepassing zijn;
  2. b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen dan wel bouwvlakken en/of stroken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuiving in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak en/of stroken met maximaal 10% zal worden gewijzigd;
  3. c. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 m.

9.6 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid van het plan af te wijken indien de afwijking betrekking heeft op het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor de bouwhoogte van hoofdgebouwen met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

10.2 Bouwregels

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag uitsluitend ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
  2. b. gebouwen mogen niet worden gebouwd.
  3. c. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 10 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken is aan een aantal beperkingen gebonden. De gronden mogen niet:

  1. a. worden gebruikt voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  2. b. worden gebruikt voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil;
  3. c. worden gebruikt voor een seksinrichting;
  4. d. worden gebruikt als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of esthetische redenen noodzakelijk is of indien de bestaande situatie hiertoe aanleiding geeft;
  2. b. de bestemmingsregels met betrekking tot de overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder a, voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met maximaal 3 m;
  3. c. de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbare nutsvoorziening met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet groter is dan 3 m, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare (nuts)voorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 m, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
  4. d. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en pergola's, wordt vergroot tot maximaal 5 m.

13.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de woonsituatie;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Overschrijding bouwgrenzen

14.2 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. dit plaatsvindt binnen de contouren van het hoofdgebouw;
  2. b. voor bijgebouwen de maximale oppervlakte geldt welke is opgenomen in het plan, doch in totaal maximaal 75 m² is toegestaan ongeacht of deze is gesitueerd binnen of buiten de contouren van het bijgebouw;
  3. c. de maximale hoogte 3 m bedraagt;
  4. d. de specifieke gebiedskenmerken zich hier niet tegen verzetten (bijvoorbeeld in verband met geohydrologie of in historisch/archeologisch belangrijke gebieden).

14.3 Parkeer-, laad- en losruimte

14.4 Strijdig gebruik - functiewijziging met grotere parkeerbehoefte

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid a met maximaal 10%.
  3. c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakende van het bestemmingsplan Doornspijk - Uitbreiding Waterlanden II, van de gemeente Elburg.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18-12-2023

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Elburg heeft het voornemen de realisatie van een nieuwe woonwijk met ongeveer 37 woningen mogelijk te maken. Het betreft de afronding van de woonwijk Waterlanden II aan de noordwestzijde van Doornspijk. De locatie is als een zoekgebied voor nieuwe woningbouw aangegeven op de Visiekaart Doornspijk, die de gemeenteraad op 8 maart 2021 heeft vastgesteld (zie paragraaf 3.4.1).

Het doel van het voorliggende bestemmingsplan 'Doornspijk - Uitbreiding Waterlanden II' is dan ook om de beoogde ontwikkeling planologisch-juridisch te borgen.

1.2 Ligging Plangebied En Begrenzing Plangebied

De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. Het plangebied ligt aan de noordwestzijde van het dorp en sluit aan op de Beekenkampweg en Dokter Bruinsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0001.png"
Figuur 1.1: Ligging van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0002.jpg"
Figuur 1.2: Begrenzing van het plangebied

1.3 Het Geldende Planologische Regime

Bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018'
Het plangebied is grotendeels gelegen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018', zoals vastgesteld op 28 januari 2019 .
De gronden hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden', met de nadere aanduiding 'openheid' (zie figuur 1.3). Aan de noordzijde is een klein deel van het plangebied aangeduid als weidevogelgebied (specifieke vorm van 'Agrarisch met waarden - weidevogelgebied'). Een klein deel aan de oostzijde van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Waardevol landschap'.

Het grootste deel van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachtingswaarde', en een beperkt deel de bestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachtingswaarde'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0003.jpg"
Figuur 1.3: Uitsnede bestemmingsplannen Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018' en 'Doornspijk & Hoge Enk'

Bestemmingsplan 'Doornspijk & Hoge Enk'
Een klein deel van het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan 'Doornspijk & Hoge Enk', zoals vastgesteld op 24 juni 2013.
De gronden ter plaatse van de speelvoorzieningen hebben een bestemming Recreatie, met de functieaanduiding 'speelvoorziening'. Ter hoogte van de bestaande aansluiting van de Dokter Bruinsweg op de Beekenkampweg hebben de gronden de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

De gronden hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Ter plaatse van de Kerkdijk hebben de gronden de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Conclusie
De gewenste ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Ook kan de ontwikkeling niet via een afwijking of wijziging binnen de verordening mogelijk worden gemaakt.

1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Doornspijk - Uitbreiding Waterlanden II' met identificatienummer NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1 bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:

  • verbeelding;
  • planregels.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende plan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels verbonden om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is niet juridisch bindend, maar is niettemin een belangrijk document bij het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het plan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan.
Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.5 Opzet Van De Toelichting

Dit bestemmingsplan is na dit hoofdstuk als volgt opgebouwd.

  • Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied. Daarbij wordt ingegaan op de ruimtelijke en de functionele aspecten.
  • Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het relevante Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Eventueel sectoraal beleid komt binnen de overige beleidskaders aan de orde.
  • Hoofdstuk 4 beschrijft de voorgenomen ontwikkeling en de uitgangspunten daarvan. De onderbouwing in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking is ook in dit hoofdstuk opgenomen (paragraaf 4.6).
  • Hoofdstuk 5 behandelt de milieu- en omgevingsaspecten, waaronder geluid, water, ecologie en archeologie en de vormvrije m.e.r beoordeling.
  • In hoofdstuk 6 is vervolgens de planbeschrijving van dit bestemmingsplan opgenomen. Daarbij wordt ingegaan op het juridisch systeem, de consequenties van de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 en Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor het bestemmingsplan en wordt nader ingegaan op de bestemmingen.
  • Hoofdstuk 7 gaat in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarin onder andere uitleg wordt gegeven over de participatie voor dit plan en de te volgen planologische procedure.
  • Tot slot wordt in hoofdstuk 8 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid, daarbij wordt ingegaan op het exploitatieplan en op de financiële haalbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Doornspijk

Doornspijk is een langgerekt dorp, aan de Zuiderzeestraatweg West. Het dorp is ontstaan vanuit een lintbebouwing langs deze weg. Uitbreiding van het dorp vond voornamelijk in noordelijke en westelijke richting plaats, globaal in het gebied tussen de Oude Kerkweg, de Lageweg en de Hoeckelsweg. De laatste uitbreiding (Waterlanden I) ligt in het gebied ten noorden van de Hoeckelsweg, de Mantelsweg en de Veldweg.

Door de historische ontwikkeling is een variatie aan bouwstijlen en woningtypen in Doornspijk aanwezig. De woonbebouwing bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen. Bij een klein deel van de woningen is sprake van rijwoningen. De meeste woningen zijn uitgevoerd in één of twee bouwlagen met een kap. Gestapelde bouw komt sporadisch voor, bijvoorbeeld het Hart van Thornspic aan de Veldweg. Daarbij gaat het om maximaal 3 bouwlagen (met een kap). De woningen hebben vrijwel allemaal zowel een voor- als een achtertuin, of in enkele gevallen gemeenschappelijk groen.

Duidelijk afwijkend in maatvoering, bijvoorbeeld in oppervlakte of bouwhoogte, zijn de gebouwen die niet gebruikt worden voor wonen. Een voorbeeld hiervan zijn de kerken aan de Zuiderzeestraatweg West. In andere gevallen zijn niet-woonfuncties in bestaande bebouwing gerealiseerd. Bij deze bebouwing zijn dan ten behoeve van de functie aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen gerealiseerd.

Het dorp is omgeven door agrarisch gebied, hoofdzakelijk weilanden. Een opvallende groenstructuur daarbij is het landgoed Klarenbeek (buiten het plangebied). Het landhuis bij het landgoed heeft een prominente plaats aan de Zuiderzeestraatweg. Het landgoed zelf bestaat uit afwisselend bos, grasland en water. Het gebied is opengesteld voor voetgangers.

In het dorp zelf zijn de groenstructuren van een kleiner formaat. Er zijn enkele beeldbepalende groenstructuren aanwezig, bijvoorbeeld langs de Oude Kerkweg en de Veldweg. Deze groenstructuur bestaat uit grasland met solitairen en waterlopen. Daarnaast is sprake van kleine trapvelden en velden met speeltoestellen.

2.2 Het Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0004.jpg"
Figuur 2.1: Luchtfoto plangebied

Zoals uit voorgaande figuur 2.1 blijkt, ligt het plangebied in het landelijk gebied direct ten noorden van het bestaande stedelijk gebied van Doornspijk. Het landelijk gebied maakt deel uit van het polderlandschap en is van nature open en onbebouwd. De gronden zijn voor een deel in gebruik als grasland en worden aan de noordzijde voor een deel begrensd door de Papenbeek.
Een deel van de gronden direct grenzend aan de bestaande woningen aan de Beekenkampweg zijn tijdelijk in gebruik gegeven aan de bewoners van de woningen als verlenging van de bestaande achtertuin. De betreffende gronden worden door de bewoners gebruikt voor diverse doeleinden variërend van moestuin tot schapenweitje.

Per november 2021 is te kennen gegeven dat de tijdelijke verhuur van de gronden beëindigt. De gebruikers mogen nog in 2022 gebruikmaken van de gronden zolang de procedure loopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0005.png"
Figuur 2.2: Tuinen achter de woningen aan de Beekenkampweg

Ten noordoosten bevinden zich een speeltuintje met enkele speeltoestellen, een trapveld met twee goals en een halfpipe/skateramp. Nabij de aansluiting op de Kerkdijk bevindt zich aan de noordzijde van de Beekenkampweg een gezamenlijke parkeervoorziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0006.png"
Figuur 2.3: Bestaande speelvoorziening aan de Beekenkampweg

Ter hoogte van de Dokter Bruinsweg is er vanuit Doornspijk mooi zicht over het open agrarische gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0007.png"
2.4: Zicht vanaf de Dokter Bruinsweg

2.3 Omgeving

Het plangebied Waterlanden II ligt tegen het bestaande stedelijke gebied. Zoals in de visiekaart en de toelichting daarop is aangegeven, bestaat het noordelijke deel van Doornspijk uit woongebied. Dit deel van het plangebied wordt hoofdzakelijk gekenmerkt als een rustig woongebied nagenoeg zonder functiemenging. Er zijn uiteraard wel diverse aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in het gebied aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0008.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0009.png"

Figuur 2.5: Indeling Doornspijk

De voorzieningen bevinden zich meer in het dorpsgebied grenzend aan weerszijden van de Zuiderzeestraatweg West. Daar bevinden zich onder andere functies zoals winkels/supermarkt, horecabedrijven, bedrijven en maatschappelijke functies zoals scholen, kerken en het dorpshuis De Deel.

Ten noorden en ten westen van het plangebied bevinden zich twee agrarische bedrijven.

2.4 Ontsluiting

Door Doornspijk loopt de provinciale Zuiderzeestraatweg West (N310). Dit is van oudsher een belangrijke ontsluitingsroute vanaf Elburg naar Nunspeet. Deze regionale ontsluitingsfunctie is nog steeds van toepassing op de Zuiderzeestraatweg West.
Er bestaan bij de provincie geen plannen om de huidige functie van deze weg te wijzigen.

Het plangebied wordt ontsloten door de Kerkdijk en de Dokter Bruinsweg. Vanaf de Kerkdijk, de Veldweg of de Lageweg is er een goede verbinding met de Zuiderzeestraatweg West.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk komt het van belang zijnde Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid aan de orde. Eventueel sectoraal beleid is meegenomen in genoemde beleidsvelden of wordt in hoofdstuk 5, bij de milieu- en omgevingsaspecten, beschreven.

3.1 Rijksbeleid

Het Europese beleid is in grote mate vertaald naar het Rijksbeleid, onder meer in de Nationale Omgevingsvisie en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het Rijksbeleid wordt in deze paragraaf beschreven.

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden, en er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. De Regio Zwolle is aangewezen als een van de NOVI-gebieden. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  2. 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  3. 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  4. 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  1. 1. De Omgevingsagenda
    Voor Oost-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar de Regio Zwolle onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  2. 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten.

Regio Zwolle betreft een regio die snel sterk groeit, waardoor de woningmarkt oververhit is geraakt en het mobiliteitssysteem onder druk komt te staan. Als gevolg van klimaatverandering en de ligging in een Delta loopt het watersysteem van de regio tegen grenzen aan. In de Regio Zwolle is klimaatbestendige groei een hoofdopgave. De ambitie is om groeiregio Zwolle verder te ontwikkelen tot een blijvend aantrekkelijke, klimaatbestendige en economisch vitale regio.
In de samenwerkingsafspraken voor de uitvoering van de NOVI is onder andere vastgelegd dat in het bijzonder aandacht wordt besteed aan kwetsbaarheden in de fysieke leefomgeving, zoals gezondheid, natuurlijke systemen (bijv. bodem, ondergrond, water, lucht), natuur (bijvoorbeeld biodiversiteit, natuurgebieden, habitats) evenals landschap en openbare ruimte (bijvoorbeeld waardevolle landschappen, erfgoed).

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen Rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.
In hoofdstuk 5 wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met de kwetsbaarheden.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken van het SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn de regels vanuit het Barro dan ook direct bindend en het meest van belang. Vanuit het Barro is voor het plangebied alleen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) direct van toepassing.

Het Rijk heeft voor het NNN aangegeven dat de begrenzing ervan een verantwoordelijkheid is van de provincies. De regels voor deze gebieden moeten dan ook in de provinciale verordening worden vastgelegd. Daarbij gaat het om het aanwijzen van wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden en de regeling voor de bescherming, instandhouding en ontwikkeling daarvan. In paragraaf 3.2 wordt nader ingegaan op het provinciale beleid en het NNN.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro is de verplichting opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren. Bij de zogenoemde Ladder voor duurzame verstedelijking dient voor een stedelijke ontwikkeling de behoefte te worden beschreven. Voor locaties buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte wordt voorzien.
In paragraaf 4.6 is de verantwoording aan de Ladder duurzame verstedelijking opgenomen. In deze toelichting van dit bestemmingsplan wordt verder gemotiveerd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

3.2 Provinciaal Beleid

Vanaf de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Uitgangspunt van het provinciaal beleid is decentraal regelen wat kan en centraal regelen wat moet.

3.2.1 Actieplan wonen

Gelderland heeft te maken met een urgente vraag naar meer woonruimte. Tot 2030 moeten er in de provincie ruim 80.000 nieuwe woningen gebouwd worden. De urgentie is zo hoog, dat de provincie Gelderland met een Actieplan Wonen een bijdrage wil leveren aan de uitvoering van de bouwopgave. Drie doelen staan in dit actieplan centraal:

  • doelstelling 1: versnelling van de woningbouw (sneller);
  • doelstelling 2: meer betaalbare woningen (betaalbaar);
  • doelstelling 3: meer flexibele woonvormen (flexibel).

Het Actieplan Wonen versnelt de komende vijf jaar de bouwproductie van 43.000 woningen met 50 doorbraakprojecten. Daarnaast zorgen de acties ervoor dat overal in Gelderland in bestemmingsplannen voldoende bouwplannen zijn opgenomen die uitgevoerd kunnen worden.

3.2.2 Omgevingsvisie Gelderland

Algemeen
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 door Provinciale Staten vastgesteld. De visie is per 1 maart 2019 in werking getreden. De visie geeft het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan.

Wonen
De kwaliteit van de leefomgeving wordt in de visie van groot belang geacht. Een goede kwaliteit van de leefomgeving draagt bij aan gezondheid. Hier hoort goed wonen bij, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied het vertrekpunt. De visie geeft de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen. Er wordt uitgegaan van concentratie van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, kan worden uitgebreid aan de randen van de steden of dorpen.

Het streven is naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat weet te anticiperen op maatschappelijke ontwikkelingen. Gelderland moet een aanbod van woningtypen en woonmilieus hebben dat past bij de diversiteit van de woningvraag. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. Er worden regionale afspraken gemaakt over een goede balans tussen vraag en aanbod van woningen.

Natuur en landschap
De provincie spant zich in voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0010.png"
Figuur 3.1: Uitsnede natuur en landschapsbeleid (bron: Omgevingsvisie)

In figuur 3.1 wordt direct ten noorden van Doornspijk in de Omgevingsvisie de Groene Ontwikkelingszone (GO) aangegeven. Deze wordt beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities. Een deel van het plangebied ligt volgens de Omgevingsvisie binnen de GO.

In de Groene Ontwikkelingszone (GO) is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Het weidevogelgebied maakt in het voorliggende geval deel uit van de GO.

De provincie treft maatregelen vanwege de bescherming, de instandhouding of het herstel van biotopen, leefgebieden, een gunstige staat van instandhouding en het Natuurnetwerk Nederland. De provincie beschermt de Natura 2000-gebieden die in het GNN liggen. Verder richt het beleid zich op behoud van de basiskwaliteit van landschappen in Gelderland.
Voor een toets aan deze aspecten, zie paragraaf 5.6.2 van deze toelichting.

3.2.3 Omgevingsverordening Gelderland

Op 21 december 2022 heeft Provinciale Staten een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening Gelderland (januari 2023) vastgesteld. Dit betreft een versie waarin alle actualisaties van de jaren ervoor zijn opgenomen bij de oorspronkelijke omgevingsverordening. De Omgevingsverordening is per genoemde datum voor het laatst geactualiseerd.
De Omgevingsverordening bevat algemene regels en specifieke aanwijzingen waaraan gemeenten moeten voldoen om daarmee de provinciale belangen veilig te stellen. De gemeentelijke bestemmingsplannen moeten met de Omgevingsverordening in overeenstemming worden gebracht.

In de verordening staat voor de gronden die zijn aangewezen als Weidevogelbeschermingsgebied, de functie van broedgebied voor de weidevogels centraal. In deze gebieden worden ruimtelijke ontwikkelingen hierop getoetst. Er wordt geen ontwikkeling van nieuwe natuur- en landschapswaarden nagestreefd. Het gaat hier om het behoud van broedgebied voor weidevogels (artikel 2.51a).
Het voorliggend plangebied grenst aan het weidevogelbeschermingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0011.png"

Figuur 3.2: Uitsnede themakaart Natuur (bron: Omgevingsverordening)

In de verordening is het gebied ten noorden van Doornspijk niet meer als Groene ontwikkelingszone (GO) aangeduid, maar nog wel als waardevol open gebied (zie figuur 3.3). Voor waardevolle open gebieden is de grootschalige openheid de belangrijkste kernkwaliteit. Daarom geldt als uitgangspunt dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten niet zijn toegestaan.
Het voorliggend plangebied grenst aan het waardevolle open gebied. In paragraaf 4.3 wordt aangegeven dat met de voorliggende plannen de openheid van het betreffende gebied niet wordt aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0012.png"
Figuur 3.3: Uitsnede themakaart landschap (bron: Omgevingsverordening)

Een deel van het plangebied valt daarmee binnen het Gelderse Nationale Landschap Veluwe (deelgebied Randmeerkust Agrarisch). In navolgend figuur 3.4 is de ligging van het Nationaal Landschap Veluwe ten opzichte van Doornspijk weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0013.png"
Figuur 3.4: Uitsnede ligging Nationaal Landschap Veluwe (bron: Kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen)

In artikel 2.56 van de omgevingsverordening is aangegeven dat in een bestemmingsplan binnen een Nationaal Landschap, maar buiten de GNN en GO, alleen bestemmingen mogelijk zijn die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten.
Bestemmingen die de kernkwaliteiten aantasten, zijn alleen mogelijk als er sprake is van redenen van groot openbaar belang, zoals de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid, de werkgelegenheid, het ontstaan van voor het milieu wezenlijk gunstigere effecten of andere grote maatschappelijke opgaven. Daar staat tegenover dat voor de ontplooiing van die activiteiten een bijdrage moet worden geleverd aan de landschapskwaliteit.

In het bestemmingsplan is in de laddertoets (paragraaf 4.6) het openbaar belang aangetoond. In paragraaf 4.5 is aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing met inachtneming van de kernkwaliteiten.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Omgevingsagenda Regio Noord-Veluwe

De gemeente Elburg maakt deel uit van de regio Noord-Veluwe. In de Omgevingsagenda geven de 8 gemeenten van de Noord-Veluwe aan waarop zij regionaal willen samenwerken in de periode 2015-2020. Niet alleen als gemeenten onderling, maar nadrukkelijk ook met ondernemers, maatschappelijke partners en de provincie Gelderland. In de omgevingsagenda zet de regio in op vier opgaven, namelijk:

  1. 1. versterken toeristisch product;
  2. 2. vitaliseren buitengebied;
  3. 3. verbeteren economische infrastructuur;
  4. 4. stimuleren klimaat neutrale regio.

Per opgave worden deelopgaven genoemd. In het geval van het plangebied is vooral het vitaliseren van het buitengebied van belang. Daarbij zet de regio in op het stimuleren van nieuwe (economische) impulsen en het behouden en versterken van de leefbaarheid in kleine dorpen en gemeenschappen.
De ontwikkeling in het plangebied levert hieraan een bijdrage. De ontwikkeling levert een nieuwe impuls door de realisatie van nieuwe functies. Daarbij neemt het aantal inwoners van Doornspijk toe. Dit geeft voor de in de kern aanwezige voorzieningen een groter aantal bezoekers en daarmee meer draagvlak. De leefbaarheid kan daarmee behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.

3.3.2 Regionale Woonagenda 2019-2022 Samenwerking Noord-Veluwe (februari 2019)

Binnen de Samenwerking Noord-Veluwe (SNV) werken de deelnemende gemeenten samen op de thema's Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting. Op basis van deze samenwerking maken de deelnemende gemeenten en de provincie afspraken ten aanzien van kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van het woningbouwprogramma. Dit maakt onderdeel uit van de Regionale Woonagenda 2019-2022 Samenwerking Noord-Veluwe.

De regio signaleert dat er sinds het einde van de crisis een oplopend tekort is aan woningen. Starters op de woningmarkt zoeken een betaalbare plek om te wonen, mensen met een zorgvraag zijn naarstig op zoek naar een beschutte omgeving en er is vraag naar nieuwe woonvormen. De woningbouw blijft fors achter bij de behoefte. Tekort aan bouwmaterialen en personeel, met stijgende prijzen tot gevolg, spelen de productie parten. Daarnaast vraag de energietransitie de aandacht.

In regionaal verband en met de provincie is de afspraak gemaakt dat de afzonderlijke woningbehoefte per gemeente bij elkaar wordt opgeteld; dit is de regionale behoefte. Dit wordt beschreven in afzonderlijke woonvisies. De woonbehoefte komt voort uit woningbehoefteonderzoek. De monitoring van de kwantitatieve behoefte gebeurt nu achteraf om zo flexibeler te kunnen inspelen op veranderingen in de woningmarkt.

In paragraaf 4.6.1 is toegelicht dat het plan past in de regionaal gemaakte afspraken (regionale woonagenda). Het gaat dan om een onderbouwing van de behoefte en een toelichting hoe dit plan zich verhoudt tot andere plannen in de gemeente en de regio.

3.3.3 Mobiliteitsvisie en -agenda

In de Mobiliteitsagenda worden de plannen en projecten van de regio en de provincie weergegeven op de terreinen van onder andere openbaar vervoer, fietsvoorzieningen, het verbeteren van de bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid. De Mobiliteitsagenda is afgeleid van de Mobiliteitsvisie.

Deze agenda zet vooral in op een goede bereikbaarheid van de regio. Daarbij hoort een goede en veilige bereikbaarheid op de fiets en met het openbaar vervoer. Daarnaast is een verbetering van de regionale verkeersveiligheid van belang, om zo het aantal verkeersongevallen te verminderen. Het is daarom van belang dat het plangebied goed en veilig bereikbaar is voor alle soorten verkeer.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Visiekaart omgevingsplan Doornspijk

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 juli 2022 is de Omgevingsvisie Elburg (beleidsontwikkeling) vastgesteld (zie paragraaf 3.4.2). Parallel aan de omgevingsvisie is gestart met een pilot om te komen tot een omgevingsplan voor het dorp Doornspijk (beleidsdoorwerking).
Ter voorbereiding op het omgevingsplan is met inbreng van de bewoners en ondernemers uit Doornspijk een visiekaart opgesteld naar aanleiding van een Nota van Uitgangspunten. De visiekaart is op 8 maart 2021 door de gemeenteraad vastgesteld.

De belangrijkste wensen zijn onder andere meer woningen en appartementen voor alle doelgroepen, veiligere oversteekbaarheid van de Zuiderzeestraatweg en de wens voor een echt dorpshart waar diverse voorzieningen bij elkaar worden gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0015.png"
Figuur 3.5: Uitsnede Visiekaart Doornspijk

Met betrekking tot het onderdeel woningbouw worden in de visiekaart de locaties aan de Beekenkampweg en de Lageweg als mogelijke uitbreidingslocaties benoemd. Voor inbreiding wordt met name gekeken naar vrijkomende (bedrijfs)locaties binnen de bestaande kern.

Aangegeven wordt dat voor de locatie Beekenkampweg (i.c. Waterlanden II) de plannen al meer concreet zijn. Daarbij wordt al verwezen naar het voorliggende bestemmingsplan. Voor de Lageweg is nog sprake van een zoekgebied waarvoor de nadere invulling nog bepaald moet worden, temeer omdat deze locatie ook in beeld is als zoekgebied voor sportterreinen en een evenementenlocatie.
In de Visiekaart wordt ook aandacht gevraagd voor het goed inpassen van de dorpsranden in het groen.

3.4.2 Omgevingsvisie Elburg 2018

De Omgevingsvisie is vastgesteld op 30 januari 2019. Het document geeft een integrale toekomstvisie voor de hele gemeente tot 2030. De visie van de gemeente is 'samen naar een gezonde, veilige en duurzame balans tussen mens, ruimte en gebruik'.

Een deel van de beschreven keuzen in de visie is een herbevestiging en bestendiging van het al ingezette beleid en voor een deel wordt een nieuwe richting ingeslagen. Bij ontwikkelingen en investeringen staan de kernwaarden van de gemeente voorop. De kernwaarden zijn onderverdeeld in vijf thema's:

  1. 1. leefbare, vitale kernen met een actieve, gezonde samenleving;
  2. 2. aantrekkelijke omgevingskwaliteit en identiteit;
  3. 3. vitaal economisch klimaat;
  4. 4. duurzaam, energieneutraal en klimaatbestendig;
  5. 5. bereikbaar, nabij en toegankelijk.

Vanuit het thema 'Leefbare, vitale kernen met een actieve, gezonde samenleving' wordt onder meer ingestoken op wonen voor iedereen. Alle leeftijdsgroepen moeten aangenaam kunnen wonen in Elburg. Uitgegaan dient te worden van duurzame, energieneutrale en levensloopbestendige ontwikkelingen, waarbij indien mogelijk direct de zorgcomponent wordt meegenomen. Nieuwbouwprogramma's worden ingezet voor aantrekkelijke woonmilieus voor jong en oud.
Een ander thema is het streven naar een aantrekkelijke omgevingskwaliteit en identiteit. De groene parels van de gemeente moeten worden versterkt. Er moet respectvol met de waarden in de gemeente worden omgegaan. Voor de verschillende deelgebieden in de gemeente zijn zogenoemde Idee-kaarten ontwikkeld. Deze kaarten benoemen de ambitie voor het gebied en de uitgangspunten voor behoud en versterking van de omgevingskwaliteit en de identiteit van het gebied.

Op de Idee-kaart voor Doornspijk en Hoge Enk is de locatie Waterlanden II aangeduid als potentieel woongebied (nr. 33), zie onderstaande figuur 3.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0016.png"
Figuur 3.6: Uitsnede Idee-kaart Doornspijk en Hoge Enk (bron: Omgevingsvisie, gemeente Elburg)

Voor Doornspijk wordt als ambitie genoemd, dat het belangrijk is dat er voldoende woningen gerealiseerd worden voor jongeren, jonge gezinnen en ouderen die graag in Doornspijk willen (blijven) wonen. Voor de instandhouding van de voorzieningen is onder andere woningbouw van belang. De woningbouw moet duurzaam zijn met een dorpse uitstraling. Naast het accent op het behoud van de leefbaarheid ligt het accent ook op kwaliteit en identiteit.

Als uitgangspunten voor kwaliteit worden geformuleerd:

  • herstel en handhaving van de oorspronkelijke karakteristieken, zoals de Zuiderzeestraatweg;
  • nieuwe woningbouw en ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig inpassen in het kampenlandschap;
  • de relatie met het buitengebied sterker maken.

3.4.3 Woonvisie 2020-2025

De gemeenteraad heeft op 28 september 2020 de Woonvisie gemeente Elburg 2020-2025 vastgesteld. De Woonvisie is voor de komende jaren de leidraad bij vraagstukken over de toenemende vraag naar woningen, een krappe woningmarkt en het bouwen van (passende) woningen. De komende 10 jaar zijn ongeveer 800 woningen nodig, waarvan een deel uit de 'ombouw' van het huidige woningaanbod moet komen. Het Klimaatakkoord, de vergrijzing en andere maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat de gemeente in de toekomst een andere inrichting van de leefomgeving krijgt. Grote uitdaging is om wonen voor iedereen betaalbaar te houden.

Nieuwe woonvormen, verduurzaming en transformatie van de bestaande bebouwde omgeving vormen de fundamenten onder het nieuwe beleid. Dat moet onder andere jongeren, ouderen en mensen met een specifieke vraag voldoende perspectief bieden op passende huisvesting binnen de gemeentegrenzen.

De gemeente gaat uit van een versnelde verantwoorde groei met 810 woningen tot 2030, gelet op de achterstand in de woningbouw en de druk op de woningmarkt (oplopende wachttijden in de huur, snellere verkooptijden van woningen en oplopende koopprijzen).

Er is behoefte aan een gedifferentieerd programma, met daarbinnen een aantal belangrijke accenten:

  • sociale huur: gelijkvloers, met name klein en betaalbaar (onder de eerste aftoppingsgrens). Orde van grootte 15-20% van het totale programma in de periode tot 2030;
  • koop goedkoop/betaalbaar onder € 200.000,- evenals tussen € 200.000,- en € 265.000,- (15-20%);
  • daarbij staat de gemeente open voor meer variatie: kleinere woningen, met een evenwichtige prijs-kwaliteitverhouding. De gemeente wil hierbij voorkomen dat woningen onder de marktprijs verkocht worden en de eerste koper bij verkoop grote winsten maakt. Een goede prijs-kwaliteitverhouding is dan belangrijk;
  • middeldure huur: beperkt, met name tot € 950,-. Orde van grootte is op basis van onderzoek lastig aan te geven, is maatwerk op geschikte locaties, in nauwe afstemming met ontwikkelaars.
    Daarnaast twee-onder-een-kap- en vrijstaande woningen aan de voorraad toevoegen. Een deel daarvan zal gerealiseerd moeten worden onder € 365.000,-. De uitbreidingsbehoefte op de langere termijn voor het duurdere segment is beperkt.

Al met al is de opgave om 40% van het nieuwbouwprogramma te realiseren in de sociale huursector, goedkope koop en betaalbare koopwoningen tot € 265.000,-. Dit zijn belangrijke segmenten voor doelgroepen als starters, jonge gezinnen en bijvoorbeeld mensen die doorstromen uit Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang.

Aanvullend:
De gemeente heeft oog voor de toename van kleine huishoudens, waaronder met name alleenstaanden. De gemeente houdt daar in het woningbouwprogramma rekening mee:

  • de woningen zoveel mogelijk levensloopbestendig bouwen (zeker in de nabijheid van voorzieningen);
  • inbreiding gaat in principe voor uitbreiding, tenzij dit ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit in wijken en kernen. Belangrijke randvoorwaarde met het oog op klimaatadaptatie is dat er voldoende groen en water aanwezig is. Onzorgvuldige inbreiding kan dat belemmeren;
  • daarnaast waar mogelijk inzetten op transformatie van leegstaand/-komend vastgoed.

Specifiek voor wonen met zorg en ondersteuning zet de gemeente in op:

  • focus op huisvestingsbehoefte van de snel groeiende groep mensen met dementie;
  • toevoegen kwalitatief goede, levensloopbestendige woningen die voor meerdere doelgroepen geschikt zijn (zowel appartementen als grondgebonden, met name nabij voorzieningen). Hierbij besteedt de gemeente expliciet aandacht aan betaalbaarheid voor mensen die qua inkomen net niet voor een sociale huurwoningen in aanmerking komen. Dit signaal van de Adviesraad Sociaal Domein Elburg (ASDE) wordt serieus genomen;
  • inspelen op de behoefte aan meer en verschillende vormen van geclusterd wonen met en zonder zorg (in iedere kern);
  • omvorming bestaand vastgoed;
  • faciliteren individuele woningaanpassingen;
  • waarborgen spoedige uitstroom uit beschermde woonvormen.

3.4.4 Herprogrammeren woningbouw Elburg (maart 2019)

Het college van burgemeester en wethouders heeft de raad voorgesteld om voorlopig af te zien van het bouwen van woningen in Horstkamp en Vossenakker-Noord. Hier gelden uitwerkingsplichten voor woningbouw. Door het temporiseren van de bestaande harde planvoorraad ontstaat ruimte in de woningbouwprogrammering voor de realisatie van wenselijke bestaande zachte planlocaties en/of nieuwe woningbouwinitiatieven.
De woningbehoefte voor de komende 10 jaar op basis van de bevolkingsprognoses is ten minste 600 woningen. De bestaande harde planvoorraad is na temporisering van de locaties met een uitwerkingsplicht (180 woningen op Horstkamp en 30 woningen op Vossenakker-Noord) nog circa 470 woningen.
Daardoor ontstaat voor de eerstvolgende 10 jaar ruimte voor de realisatie van ten minste 130 woningen uit de bestaande zachte planvoorraad en/of nieuwe woningbouwontwikkelingen, welke tevens met de Ladder van duurzame verstedelijking te onderbouwen zijn.

Dit betekent dat voor nieuwe woningbouwplannen die beter voorzien in de huidige maatschappelijke behoefte - bijvoorbeeld meer ouderenwoningen en woningen voor eenpersoonshuishoudens - mogelijkheden ontstaan. In de laddertoets wordt daar verder op ingegaan (zie paragraaf 4.6).

3.4.5 Landschapsontwikkelingsplan Elburg 2011-2020

Vanwege ontwikkelingen in het buitengebied en de wens deze goed in te passen in het landschap is een landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. Het LOP legt verbanden en relaties met de verschillende functies die het buitengebied heeft. Daarbij speelt ook de relatie tussen stad en platteland een belangrijke rol. Het LOP heeft als doelstelling een uitvoeringsgericht document te zijn, gericht op een visie op de gewenste landschappelijke kwaliteit en met name hoe dit uiteindelijk te realiseren is. Aan de hand van een uitvoeringsplan worden concrete projecten en maatregelen benoemd.

In het LOP wordt op genoemde locatie al rekening gehouden met woningbouw in Waterlanden II. Voor het plangebied en omgeving geeft het LOP de uitgangspunten die ook overgenomen zijn in de Structuurvisie van de gemeente Elburg. Daarbij gaat het om de realisatie van een goede overgang van het landschap naar de kern, het versterken van een groene overgang van stad naar land en het behoud van zichtlijnen richting het landschap.

3.4.6 Geurverordening gemeente Elburg

Op 14 december 2009 is de Geurverordening met gebiedsvisie vastgesteld. De basis van dit besluit was een concept-gebiedsvisie en -geurverordening. De concept-geurverordening en -gebiedsvisie zijn in procedure gebracht voor de besluitvorming door de raad. Na publicatie (d.d. 12 januari 2010) zijn de visie en verordening ter visie gelegd en van kracht geworden. De stukken zijn ook voor eenieder inzichtelijk via de website van de gemeente Elburg.

De geurverordening is gemaakt op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Op basis van de Wgv kunnen gemeenten hun eigen geurbeleid doorvoeren waarbij de mogelijkheid bestaat - binnen de wettelijke marges - af te wijken van de standaard geurnormen en/of vaste afstanden uit de wet. De Geurverordening is gemaakt om geurbelemmeringen voor een aantal gewenste ruimtelijke ontwikkelingen weg te nemen. Een van deze ontwikkelingen is die in het voorliggend plangebied Waterlanden II. Om de ontwikkelingen in het plangebied beter mogelijk te maken, zijn de geurnormen gewijzigd. Hierop wordt in paragraaf 5.2 nader ingegaan en worden de gevolgen voor het bestemmingsplan aangegeven.

3.4.7 Welstandsnota

In de Woningwet is geregeld dat elk bouwplan moet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Een aanvraag om bouwvergunning wordt daarom voor advies voorgelegd aan de welstandscommissie van de gemeente Elburg. Deze commissie van deskundigen, waaronder ook burgerleden, kunnen niet zelf bepalen of een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand. Hiervoor wordt verwezen naar de welstandsnota. In de welstandsnota wordt aangegeven aan welke architectonische eisen bouwplannen moeten voldoen en waarop bij de beoordeling van een bouwplan wordt gelet.

Binnen de gemeente worden, naast welstandsvrije gebieden, twee welstandsniveaus onderscheiden. Uit onderstaande uitsnede van de welstandskaart (figuur 3.7) blijkt dat het voorliggende plangebied is aangewezen als welstandsgebied II (welstandsniveau 2). Hieronder vallen de overige gebieden, die vanuit het perspectief van de gehele gemeente bezien een reguliere toetsing nodig hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0018.png"
Figuur 3.7: Uitsnede welstandskaart (bron: Welstandsnota)

Voor ontwikkelingen waarbij de ruimtelijke en/of functionele structuur verandert, kunnen beeldkwaliteitsplannen worden opgesteld. In zo'n beeldkwaliteitsplan wordt vooruitgelopen op de nieuwe structuur en aangegeven hoe de bebouwing een plaats moet krijgen in het nieuwe, stedenbouwkundig plan. In nieuwe beeldkwaliteitsplannen zullen kwaliteitseisen voor welstand worden gesteld.

Ten behoeve van het voorliggende plan wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld die gelijktijdig met het bestemmingsplan in procedure wordt gebracht. Deze zal na vaststelling deel gaan uitmaken van de welstandsnota (zie paragraaf 4.4).

3.4.8 Parkeernota

Voor de gemeentelijke parkeerregeling gelden de in september 2014 vastgestelde (inter)gemeentelijke Parkeernota en de door burgemeester en wethouders vastgestelde 'Nadere regels parkeernormen en hoogte financiële voorwaarde'.

Een bouwplan wordt getoetst aan de algemene bouwregels, waarin de eis is opgenomen voor voldoende parkeervoorzieningen.

Het parkeerbeleid is in veel bestemmingsplannen geregeld met een verwijzing naar de stedenbouwkundige bepalingen in de gemeentelijke bouwverordening. Op die manier beschikt(e) de gemeente Elburg over de mogelijkheid om bij ruimtelijke ontwikkelingen eisen te stellen aan het parkeren. Het parkeerbeleid voor de kom van Doornspijk is vastgelegd in het 'Parapluplan Parkeren'.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt aangesloten op de regeling in het parapluplan. In paragraaf 4.3.4 wordt daar verder op ingegaan. Een en ander houdt in dat voldaan moet worden aan de parkeernormen en de uitgangspunten van de Parkeernota, die als bijlage 1bij de regels is opgenomen.

Hoofdstuk 4 Het Plan

4.1 Planvorming

De voorbereiding van het woongebied Waterlanden II speelt al geruime tijd. In de verschillende beleidsnota's en visies is het betreffende gebied benoemd als een van de uitbreidingslocaties van Doornspijk.

4.2 Programma Van Eisen

Recente prognoses laten zien dat het aantal huishoudens in de gemeente Elburg in de toekomst blijft toenemen. Uit de gemeentelijke Woonvisie 2020-2025 (zie paragraaf 3.4.3) blijkt dat voor de periode tot 2030 sprake is van een bandbreedte met een groei die uitkomt tussen 610 en 990 extra huishoudens.

Om deze groei te kunnen realiseren, is een bouwtempo nodig van gemiddeld 70 tot 80 woningen netto per jaar (ter vergelijking: de toename in de periode 2013-2018 komt uit op gemiddeld 48 woningen per jaar).

Het gemeentelijk beleid is er nadrukkelijk op gericht om nieuwe woningen te bouwen in alle kernen van de gemeente en met variatie in typen. Hiermee wordt een wooncarrière binnen een kern mogelijk gemaakt. Dit betekent ook dat er een variatie aan woningtypen in Waterlanden II zal moeten komen, inspelend op de toekomstige behoefte.

Al met al is de opgave voor Waterlanden II ook om 40% van het nieuwbouwprogramma te realiseren in de sociale huursector, goedkope koop en betaalbare koopwoningen tot € 265.000,-. Van deze woningen wordt 20% gebouwd als sociale huurwoning. Dit zijn belangrijke segmenten voor doelgroepen, zoals starters, jonge gezinnen en bijvoorbeeld ook mensen die doorstromen uit Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang.

4.3 Waterlanden Ii

4.3.1 Woningbouwprogramma

Met het voorliggende plan wordt voorzien in de bouw van circa 37 levensloopbestendige grondgebonden woningen.

Tabel 4.1: Woningbouwprogramma Waterlanden II

woningtype segment aantal (%)
- vrijstaande woningen koop 5 (14%)
- twee-onder-een-kapwoningen koop 10 (27%)
- rijwoningen (tussen/hoek) koop, vrije sector (Rvs) 5 (14%)
- rijwoningen (tussen/hoek) koop, sociale koop (Rsk) 6 (16%)
- rijwoningen (tussen/hoek) huur, sociale sector (Rsh) 11 (30%)
Totaal 37 (100%)

De concrete invulling van het plangebied ligt nog niet volledig vast, deze wordt uiteindelijk bepaald vanuit vraag en woonwensen van potentiële nieuwe bewoners. Daarbij geldt echter wel dat het definitieve woningbouwprogramma te allen tijde moet voldoen aan de uitgangspunten van de woonvisie 2020-2025 en de Motie betaalbaar wonen (zie paragraaf 3.4.3).
Dat betekent dat minimaal 40% van de reguliere nieuwbouwwoningen wordt gerealiseerd in de sociale huursector, in de goedkope koopsector (tot € 200.000,- v.o.n.) en in de betaalbare koopsector (tot € 265.000,- v.o.n.). Daarvan behoort circa de helft tot de sociale huursector en de andere helft tot de goedkope en betaalbare koopsector.
De Motie betaalbaar wonen is als voorwaarde meegenomen in de bouwclaimovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer (zie paragraaf 8.1). In de planregels is vastgelegd dat ten minste 20% van de woningen een sociale huurwoning dient te zijn.

De aanvullende uitgangpunten die met het 'Addendum op de Woonvisie gemeente Elburg 2020-2025' zijn vastgesteld dateren van 17 april 2023. Het ontwerp van het voorliggend bestemmingsplan met het daarin opgenomen woningprogramma en de daarbij behorende stedenbouwkundige verkaveling heeft eerder ter inzage gelegen (1 juni 2022) dan het addendum.

Met de initiatiefnemer is op basis van het huidige woningbouwprogramma (cf. Motie betaalbaar wonen) en daarbij behorende stedenbouwkundige verkaveling op 23 mei 2023 een bouwclaimovereenkomst (zie paragraaf 8.1) afgesloten. Het 'Addendum op de Woonvisie gemeente Elburg 2020-2025' is van een later tijdstip.

Er is een addendum op het eerder genoemde addendum ('Toepassing van het addendum op de woonvisie gemeente Elburg 2020 - 2025' waarin is aangegeven dat projecten waarvoor eerdere contractuele afspraken ten aanzien van woningbouwprogramma's zijn gemaakt, getoetst zullen worden aan het oorspronkelijke woonbeleid.

4.3.2 Stedenbouwkundige verkaveling

4.3.3 Groen en water

Aan de zijde van het open weidelandschap komt een watergang. Tussen de deze watergang en de ontsluitingsweg komt, aansluitend op de rij bomen achter de woningen aan de Dokter Bruinsweg, een rij met knotwilgen die een zichtbare groene rand van de wijk vormt zonder het uitzicht op het open landschap te hinderen. De watergang versterkt het landelijke karakter van de buurt en zorgt er voor dat er geen mensen of dieren de weides inlopen.

In de onbebouwde zone tussen de nieuwbouw en de bestaande woningen aan de Beekenkampweg is, naast de verkoop van een stuk extra tuin aan de bewoners, ruimte voor een waterbuffer. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan het verzoek van de bewoners aan de Beekenkampweg om in deze onbebouwde zone tussen de nieuwbouw en de bestaande woningen niet te voorzien in een doorgaande fiets- en wandelroute (inclusief een onderhoudspad).

Door de directe aantakking van de ontsluitingsweg op de Kerkdijk blijven de speelplek en het speelveld aan elkaar grenzen. De halfpipe voor het skaten komt hiermee wel te vervallen. De skateplek wordt weinig gebruikt en is verworden tot een hangplek voor jongeren.

De bestaande speelplek blijft gehandhaafd en is voor kinderen veilig vanuit de nieuwbouw bereikbaar. Het speelveld krijgt door de nieuw ontsluiting en het verdwijnen van de halfpipe een langgerektere vorm. Het speelveld wordt met een dichte groenstrook of een hekwerk van de ontsluitingsweg afgeschermd.

4.3.4 Verkeer en parkeren

Ontsluiting
De nieuwe woonwijk wordt zoveel mogelijk verkeersluw ingericht. De ontsluiting van het gebied vindt plaats via een centrale ontsluitingsweg door de woonwijk.

Komend vanuit de Dokter Bruinsweg knikt de ontsluitingsweg haaks naar links en vervolgens weer naar rechts. Je rijdt hier langs het open weidelandschap. Om het verkeer af te remmen zijn ter hoogte van de woonhofjes twee kleine knikken in de weg aangebracht. Aan de oostzijde van het plangebied knikt de weg vervolgens naar rechts richting de Beekenkampweg en bij het speelveld weer naar links richting de Kerkdijk. De ontsluitingsweg sluit 40 m ten noorden van de Beekenkampweg aan op de Kerkdijk.

De woonwijk sluit voor het langzaam verkeer via de afgesloten auto-aansluiting aan op de Beekenkampweg.

Verkeersgeneratie
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van Waterlanden II is uitgegaan van de verkaveling, bestaande uit 37 woningen, zoals opgenomen in tabel 4.2. De berekening is gebaseerd op de kencijfers van het CROW. Voor Doornspijk wordt daarbij uitgegaan van een 'weinig verstedelijkt gebied' gelegen in de 'rest van de bebouwde kom'.

Tabel 4.2: Overzicht verkeersgeneratie

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0024.png"

Bron: Rekenmodule Rho Adviseurs.

Op grond van bovenstaande verdeling komt dit neer op een verkeersgeneratie variërend tussen de 262-291 extra motorvoertuigen per etmaal. Aangenomen wordt dat de verkeersbewegingen zich gelijkelijk via de Dokter Bruinsweg en de nieuwe ontsluitingsweg verdelen naar de Veldweg of de Kerkdijk. De omliggende wegen beschikken over voldoende capaciteit om het extra verkeer op een veilige manier af te wikkelen.

Parkeren
Langs de nieuwe ontsluitingsweg zijn op verschillende plekken langsparkeerplekken geprojecteerd.
Voor de twee-onder-een-kapwoningen en de vrijstaande woningen geldt dat elke woning twee parkeerplekken op eigen terrein moet realiseren. Deze parkeerplekken mogen niet achter elkaar gepositioneerd worden. Bij de twee kavels op de hoeken van de doorgaande woonstraat is het, in afstemming op de inrichting van de openbare ruimte, ook mogelijk in de achtertuin parkeerplaatsen te realiseren.
Bij de rijwoningen wordt in het openbaar gebied geparkeerd. De parkeerplekken zijn vooral in de woonhofjes opgenomen, dicht bij de woningen.

De gemeentelijke parkeernormen zijn opgenomen in de Parkeernota 2014, zoals weergegeven in bijlage 1 van de regels. Aan de hand van deze parkeernormen wordt bij de verdere uitwerking van de plannen de parkeerbehoefte bepaald.
Op basis van het verkavelingsplan, zoals opgenomen in tabel 4.3, is een inschatting gemaakt in hoeverre aan de parkeernormen kan worden voldaan.

Tabel 4.3: Overzicht normatieve parkeerbehoefte op basis van het verkavelingsplan

woningtype parkeernorm aantal benodigd aantal
parkeerplaatsen
koop, vrijstaand 2,5 p.p./won. 5 12,5
koop, twee-onder-een-kap 2,4 p.p./won. 10 24,0
koop, tussen/hoek 2,2 p.p./won. 11 24,2
huurhuis, sociale huur 1,8 p.p./won. 11 19,8
Totaal 37 80,5

Op grond van het woningbouwprogramma is berekend dat er vanwege de nieuw te bouwen woningen behoefte is aan 81 parkeerplaatsen.

Tabel 4.4: Gerealiseerde parkeerplaatsen op basis van het verkavelingsplan

parkeervoorziening
(incl. theoretisch aantal parkeerplaatsen)
aantal
voorzieningen
berekenings-
aantal
aantal
gerealiseerde
parkeerplaatsen
openbare parkeerplaatsen 54 1 54
enkele oprit zonder garage (1 p.p./won.) 1 0,8 0,8
garage met enkele oprit (2 p.p./won. 1 1 1
garage met lange oprit (3 p.p./won.) 4 1,3 5,2
garage met dubbele oprit (3 p.p./won.) 12 1,8 21,6
Totaal aantal parkeerplaatsen 82,6

In het verkavelingsplan, zoals opgenomen in paragraaf 4.3.2, worden 54 openbare parkeervoorzieningen weergegeven en 51 parkeerplaatsen op eigen terrein. Omdat parkeerplaatsen op eigen terrein niet altijd efficiënt gebruikt worden, mogen deze op grond van de gemeentelijke parkeernota maar voor een deel worden meegenomen in de beoordeling. Dit betekent dat er met 28 parkeerplaatsen op eigen terrein rekening mag worden gehouden. In het voorliggende verkavelingsplan wordt daarmee ruimte geboden voor 82 parkeerplaatsen, waarvan het meeste openbaar. Daarmee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte.

In het voorliggend rekenvoorbeeld is ten behoeve van het bestemmingsplan afdoende aangetoond dat binnen het plangebied voldoende ruimte aanwezig is om bij de verdere uitwerking van de plannen te kunnen voldoen aan de gemeentelijke parkeernormen.
Zoals al eerder is aangegeven, dient in de verdere uitwerking van de plannen rekening te worden gehouden met de gemeentelijke parkeernormen uit de Parkeernota 2014. Deze normen zijn dan ook als eis opgenomen in de planregels van dit bestemmingsplan.

4.3.5 Veiligheid

De veiligheid in en direct rond het plangebied wordt bepaald door sociale veiligheid, verkeersveiligheid en brandveiligheid:

  • Sociale veiligheid
    Een belangrijk aspect voor de sociale veiligheid is zicht en verlichting. Daarbij gaat het om het plangebied zelf en om de routes van en naar het plangebied. In het plangebied zelf worden voldoende voorzieningen (bijvoorbeeld verlichting) aangebracht die zorg dragen voor een goede sociale veiligheid.
    De bestaande ontsluitingswegen van en naar het plangebied worden nu ook al gebruikt voor de bestaande woningen. Vanuit deze woningen is nu al indirect toezicht. De bestaande verlichting hoeft vooralsnog niet verder te worden geïntensiveerd.
  • Verkeersveiligheid
    Het aantal verkeersbewegingen neemt door de ontwikkeling van het plangebied toe. Dit kan invloed hebben op de verkeersveiligheid op de ontsluitingswegen Kerkdijk en Veldweg/Lageweg van en naar het plangebied.
    De verwachting is echter dat de toename marginaal is en dat de verkeersveiligheid door de ontwikkeling in het plangebied niet in het geding komt.
  • Brandveiligheid
    De brandveiligheid in het plangebied is van belang. Daarbij gaat het om vluchtwegen (noodontsluitingsroutes) en bluswatervoorzieningen. Mede daarom is in het voorliggende plan gekozen voor een reguliere verkeersaansluiting via de Beekenkampweg op de Kerkdijk en een tweede aansluiting via de bestaande Dokter Bruinsweg op de Veldweg.
    Er zullen in het plangebied bluswatervoorzieningen (bijvoorbeeld brandkranen) worden aangebracht. De bluswatervoorzieningen moeten voldoen aan de eisen van de brandweer Elburg.

Bij het definitieve verkavelingsplan en inrichtingsplan van de openbare ruimte wordt voldaan aan alle eisen uit het Bouwbesluit ten aanzien van brandveiligheid (bluswatervoorziening, opstelplekken, wegbreedtes, vluchtroutes en dergelijke), zie verder paragraaf het advies van de brandweer in paragraaf 5.7.

4.3.6 De scoringscriteria van de prioritering

Op basis van het stroomschema afwegingskader (zie paragraaf 3.4.3) wordt ervoor gezorgd dat de juiste woningen, op het juiste tijdstip op de juiste locatie worden gerealiseerd. Het schema behelst de volgende onderdelen:

  1. 1. de kwalitatieve behoefte;
  2. 2. de ligging t.o.v. de gehele gemeente, het stedelijk gebied en de voorzieningen;
  3. 3. de ruimtelijke kwaliteit;
  4. 4. het innovatieve karakter van de plannen;
  5. 5. de mogelijkheden van organische groei/flexibiliteit.

Ad 1: de kwalitatieve behoefte
De kwalitatieve behoefte aan de geplande woningen wordt in de Laddertoets in paragraaf 4.6.1 beschreven. Aangetoond wordt dat met de realisatie van de woningen wordt voldaan aan een bestaande behoefte binnen Elburg en Doornspijk.

De huidige bestemmingsplancapaciteit voor nieuwe woningen in Doornspijk is bijna volledig benut terwijl de vraag naar woningen structureel groot blijft.

Ad 2: de ligging t.o.v. de gehele gemeente, het stedelijk gebied en de voorzieningen
De plannen betreffen een ontwikkeling in Doornspijk. Zoals in de Laddertoets in paragraaf 4.6.2 wordt aangegeven kan de gewenste ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van Doornspijk worden gerealiseerd. Er zijn geen inbreidingslocaties in Doornspijk van voldoende omvang aanwezig.

Zoals in paragraaf 2.3 is aangegeven is sprake van een rustig woongebied. De voorzieningen in het centrumgebied van het dorp zijn te voet en fietsend goed bereikbaar.

Ad 3: de ruimtelijke kwaliteit
Met de voorliggende plannen wordt de voorliggende locatie omgevormd tot een kwalitatief hoogwaardig woongebied. Het transformeren van het gebied wordt wenselijk geacht, met name omdat het past binnen de ruimtelijke context van het gebied.

Met de voorliggende plannen wordt voorzien in de woningbehoefte terwijl gelijk een groene afronding van Doornspijk wordt gecreëerd, overeenkomstig het Landschapsontwikkelingsplan (zie paragraaf 3.4.5).

Ad 4: het innovatieve karakter van de plannen
Zoals in paragraaf 4.3 is aangegeven wordt Waterlanden II gerealiseerd als een inclusieve wijk. Het wordt een wijk voor iedereen. Voor alle leeftijden, in verschillende prijsklassen, voor mensen zonder en met beperking, voor zelfstandigen en hulpvragers, alleenstaanden en gezinnen. De invulling van met name de huurwoningen wordt zo flexibel mogelijk om een zo groot mogelijke doelgroep te bereiken.

Ad 5: de mogelijkheden van organische groei/flexibiliteit
In paragraaf 4.3.1 is het woningbouwprogramma weergegeven. In het voorliggende bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2) wordt voor het nieuwe woongebied uitgegaan van een gedetailleerde bestemming met een directe bouwtitel.

Conclusie
Op grond van het afwegingskader is de locatie als 'voldoende' beoordeeld en kan doorgang vinden.

4.4 Beeldkwaliteitplan

Wat betreft de uitstraling dient de nieuwe woonwijk logisch en vanzelfsprekend aan te sluiten en onderdeel uit te maken van de bestaande wijk Waterlanden. De wijk heeft een sterke dorpse uitstraling met in de recente ontwikkelingen een meer landelijke sfeer. Deze dorpse en landelijke uitstraling van de gebouwen geldt ook in Waterlanden II als basis voor de uitwerking van het verkavelingsplan in bouwplannen.

Om de ruimtelijke kwaliteit van de toekomstige ontwikkeling van Waterlanden II zo goed mogelijk richting te geven is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan is als bijlage 1 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan.

In het beeldkwaliteit wordt ingegaan op de oriëntatie van de woningen van de woningen en het gebruik van accenten. Daarbij wordt aangegeven dat in verband met de privacy van bestaande woningen aan de Beekenkampweg en beleving van ruimte op de verdiepingen van de achtergelegen hoek- en twee-onder-een-kap-woningen geen gevelopeningen toegestaan. Op de kop van de rij wordt geen kopgevel gemaakt, maar een schuine kap. Verder wordt ingegaan op bouwgrenzen en rooilijnen.

Per woningtype zijn in het beeldkwaliteitplan randvoorwaarden opgenomen ten aanzien van:

  • bouwmassa, waarbij wordt opgemerkt dat de maximale bouwmaten op de verbeelding en in de planregels zijn vastgelegd;
  • situering en uitvoering bijgebouwen;
  • kapvorm (dakvorm, nokrichting hellingshoek);
  • de gevelopbouw (indeling, schaal);
  • massa/plastiek/plasticiteit (herkenbare opbouw);
  • kleur, materiaalgebruik en detaillering;
  • natuurinclusief bouwen.

Ten aanzien van het openbaar gebied wordt aandacht besteed aan de overgang tussen openbaar en privégebied; erfafscheidingen. Voor Waterlanden II worden erfafscheiding die grenzen aan openbaar gebied standaard voorgeschreven. Bij de uit te geven strook voor de bewoners aan de Beekenkampweg wordt voor een rustige beleving een eenduidige erfafscheiding voorgeschreven. De strook grond, aansluitend op de erfafscheidingen, tussen de waterbuffer en de nieuwe eigendomsgrens van de woningen aan de Beekenkampweg wordt door de gemeente ingeplant met bijvoorbeeld camouflerende beplanting. In deze onbebouwde zone tussen de nieuwbouw en de bestaande woningen wordt niet voorzien in een doorgaande fiets- en wandelroute (inclusief een onderhoudspad). In verband met de privacy van

Verder wordt ingegaan op het materiaal en detaillering van de bestrating en het gebruik van groen.

In dit beeldkwaliteitsplan worden handvatten gegeven voor de uitwerking van het verkavelingsplan in concrete bouwplannen en plannen voor de inrichting van de openbare ruimte. In aanvulling op de Welstandsnota bevat dit beeldkwaliteitsplan aanvullende en specifieke welstandseisen voor Waterlanden II (zie paragraaf 3.4.7).
Het beeldkwaliteitsplan wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan in procedure gebracht en zal na vaststelling deel gaan uitmaken van de welstandsnota.

4.5 Kernkwaliteiten Uit Het Nationaal Landschap

Het Rijk heeft twintig karakteristieke gebieden in Nederland aangewezen als Nationaal Landschap, waarvan er 7 in Gelderland liggen. De grootste hiervan is de Veluwe. Zoals in paragraaf 3.2.3 is aangegeven ligt een smalle strook van het voorliggende plangebied binnen het Nationaal Landschap De Veluwe.

In de beleidsnotitie 'kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen' (2014) worden de kernkwaliteiten benoemd van deze zeven deelgebieden. Het deelgebied Veluwe is onderverdeeld in deelgebieden. Het plangebied valt binnen het Randmeergebied onder het deelgebied Randmeerkust Agrarisch (zie figuur 3.4 in paragraaf 3.2.3).

In de beschrijving van het stedenbouwkundig plan, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 1) is specifiek ingegaan op de aansluiting van het plangebied op het aansluitende landschap. Allereerst wordt aangegeven dat de hoofdopzet van het stedenbouwkundig plan de oorspronkelijke verkavelingsstructuur van het landschap volgt. Voor een beleving van het weidse landschap ten noorden van Doornspijk voor alle bewoners van Waterlanden en Doornspijk is ervoor gekozen om de ontsluitingsweg aan de rand van het plangebied te leggen. Hierdoor krijgt de wijk een gezicht naar het landschap, is de ruimtelijke invloed van de bebouwing op het landschap minimaal en maakt de weidsheid van het landschap voor alle nieuwe bewoners onderdeel van het wonen.
Aan de zijde van het open weidse landschap komt een watergang. Tussen deze watergang en de ontsluitingsweg komt een rij met knotwilgen die een zichtbare groene rand van de wijk vormt zonder het uitzicht op het open landschap te hinderen. Het groen mag geen belemmering vormen voor de beleving van de openheid van het open weidelandschap ten noorden van de locatie. De watergang versterkt het landelijke karakter van de buurt en zorgt ervoor dat er geen mensen of dieren de weides inlopen.

Geconcludeerd wordt dat met het voorliggende plan sprake is van een goede landschappelijke inpassing met inachtneming van de kernkwaliteiten. Er is geen compensatie nodig.

4.6 Laddertoets

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De ladder wordt in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  • de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling;
  • indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

De gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens deze laddersystematiek. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Uit jurisprudentie blijkt dat het toevoegen van meer dan 11 woningen wordt gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. In het plan worden maximaal 37 woningen mogelijk gemaakt. In dit geval is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling die buiten bestaand stedelijk gebied ligt.

4.6.1 Beschrijving behoefte

Zoals in paragraaf 4.3.1 is aangegeven worden in het voorliggende plan maximaal 37 levensloopbestendige grondgebonden woningen mogelijk gemaakt.

Hiervan moetminimaal 40% worden gerealiseerd in de sociale huursector, in de goedkope koopsector en in de betaalbare koopsector. Daarvan behoort circa de helft tot de sociale huursector (20%) en de andere helft (20%) tot de goedkope en betaalbare koopsector.

De woningbehoefte in de regio Noord-Veluwe en specifiek in de gemeente Elburg blijkt uit diverse onderzoeken, die hierna worden behandeld.

Regionale woningbehoefte
Uit de Bevolkings- en huishoudensprognose 2019 Provincie Gelderland blijkt dat het aantal huishoudens in de regio Noord-Veluwe in het hoge scenario toeneemt van 75.370 in 2019 naar 82.160 in 2030.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0025.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0026.png"
Figuur 4.5: Huishoudensontwikkeling regio Noord-Veluwe, 2018-2040 (Provincie Gelderland)

De regio's Foodvalley en Rivierenland vergrijzen naar verhouding minder sterk dan de andere regio's. In Noord-Veluwe en Stedendriehoek neemt het aandeel ouderen sterker toe dan in deze regio's. De sterkste vergrijzing is er in de regio's Achterhoek en De Liemers.

Er is op dit moment in de meeste Gelderse regio's sprake van een woningtekort. Op dit moment bedraagt het woningtekort in Gelderland zo'n 35.000 woningen. In Noord-Veluwe blijft er ook na 2030 een tekort.

In de regio Noord-Veluwe is de vraag sterker gericht op de koopsector. Er ontstaat een aanzienlijke extra vraag naar grondgebonden koopwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0027.png"
Figuur 4.6: Fricties vraag en aanbod Noord-Veluwe, 2019-2025 en 2025-2030

In regionaal verband en met de provincie is de afspraak gemaakt dat de afzonderlijke woningbehoefte per gemeente bij elkaar wordt opgeteld; dit is de regionale behoefte. Dit wordt beschreven in afzonderlijke woonvisies.

Woningbehoefte gemeente Elburg
De behoefte blijkt uit de Woonvisie 2020-2025, inclusief het door Atrivé uitgevoerde woningbehoefteonderzoek (Woningmarktanalyse, 2019). Deze biedt zicht op de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan woningen op korte en langere termijn.

Kwantitatieve behoefte
Prognoses laten zien dat het aantal huishoudens in Elburg in de toekomst blijft toenemen. Voor de periode tot 2030 is sprake van een bandbreedte tussen +610 en +950 extra huishoudens. Gemiddeld is dat zo'n 800 extra huishoudens/woningen tot 2030. Om deze groei te kunnen realiseren, is een bouwtempo nodig van circa 68 woningen netto per jaar. Dat betekent een versnelling van zo'n 40% ten opzichte van de periode 2013-2018.

Uit de referentieraming van Primos 2019 blijkt dat indien de gemeente het bouwtempo nog verder kan opschroeven, een hogere huishoudensgroei mogelijk is.

Wel moet worden gewaakt voor overproductie. Alle prognoses laten dezelfde trend zien: op korte termijn groei, daarna vlakt de groei af en op lange termijn zal sprake zijn van stabilisatie. De grote naoorlogse babyboomgeneratie zal vanaf nu in steeds grotere getale de woningmarkt verlaten, ook in Elburg. Het vrijkomende aanbod van deze groep neemt in rap tempo toe en bestaat vooral uit koopeengezinswoningen. Na 2030 wordt daarom voor Elburg voorspeld dat er steeds minder behoefte is aan uitbreiding van de woningvoorraad.

Kwalitatieve behoefte
Zowel op korte als op lange termijn is er in Elburg de grootste behoefte aan meer koopeengezinswoningen. Dit heeft te maken met de verwachting dat de huishoudenssamenstelling in de gemeente Elburg ook in de toekomst gedomineerd blijft door gezinnen met kinderen. Die doelgroep zoekt juist dit woningtype. Daarnaast ontstaat er als gevolg van de vergrijzing op lange termijn ook een kleine behoefte aan extra huurwoningen en appartementen.

Op korte termijn is er met name behoefte aan meer koopwoningen tussen de € 200.000,- en € 265.000,-. Ook op lange termijn is er een oplopende behoefte aan extra koopwoningen in alle segmenten. Ook slaat, op lange termijn, als gevolg van de vergrijzing het theoretisch overschot aan sociale huurwoningen en middeldure huurwoningen om in een extra behoefte.

Voor de benodigde voorraad sociale huurwoningen in Elburg is op basis van twee koopkrachtscenario's een raming gemaakt. Indien het aandeel scheefwoners kan worden teruggebracht naar 23% dan is tot 2028 een behoefte aan 40 tot 110 extra sociale huurwoningen in Elburg.

Plancapaciteit en regionale afstemming
In de regio Noord-Veluwe zijn in 2013 op basis van een bandbreedte woningbouwafspraken gemaakt voor de periode 2013-2025. De afgelopen jaren is er echter in Elburg, net zoals in de rest van de regio, structureel minder gebouwd dan afgesproken (-15%). Om alsnog te voldoen aan de woningbouwafspraken is er dus een versnelling van het bouwtempo nodig. Ten eerste omdat het huidige tempo nog steeds lager ligt dan de 'gemiddelde waarde', maar ook om de opgelopen achterstand van de afgelopen jaren in te kunnen halen. Hiervoor is voor de gemeente Elburg een versnelling nodig van 36%.

De nieuwbouwprogrammering wordt door de gemeenten gemonitord en regionaal afgestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0028.png"
Figuur 4.7: Schema monitoring nieuwbouwprogrammering afzonderlijke gemeenten (bron: gemeente Elburg)

Met het bouwen van 810 woningen blijft Elburg binnen de door Atrivé gestelde prognoses. Bovendien is de afgelopen jaren structureel minder gebouwd dan de destijds geformuleerde ambitie en afgesproken aantallen, bezien over de gehele regio. Met 348 woningen (zie voorgaand figuur 4.7) is er onvoldoende harde plancapaciteit om in de bovengrens van de behoefte te voorzien.

De subregio Kop van de Veluwe heeft zich ook gecommitteerd aan de Regio Zwolle. Dit betekent (onder andere) dat deze subregio een deel van de nieuwbouwopgave voor haar rekening wil nemen. Er zijn drie scenario's die nu in de Regio Zwolle nader worden uitgewerkt: een scenario dat uitgaat van enkel de autonome groei, een middenscenario en een derde scenario waarbij uitgegaan wordt van een verdubbeling van de autonome groei. Wat dit betekent voor de subregio Kop van de Veluwe is dus nog niet in kaart gebracht, maar dat dit een hogere woningbouwopgave meebrengt dan de voorspelde 810 woningen, is wel een feit.

Woondeal regio Noord-Veluwe
Op grond van de regionale woondeal regio Noord-Veluwe (maart 2023) zet de gemeente Elburg zich in voor de bouw van 764 woningen tot 2030 als bijdrage aan de provinciale en nationale opgave. Uit de woondeal blijkt dat de harde plancapaciteit van de gemeente is afgenomen naar 221 woningen. Hoewel Waterlanden II niet is aangemerkt als sleutelproject wordt wel een bijdrage aan de benodigde harde plancapaciteit geleverd.

Conclusie behoefte
Er is op dit moment een harde plancapaciteit voor 221 woningen en een gemeentelijke opgave voor 764 woningen. Er is daarom behoefte aan extra harde plancapaciteit. Er is behoefte aan koopwoningen in alle segmenten. Er is ook behoefte aan sociale huurwoningen.

4.6.2 Motivering locatiekeuze

De gewenste ontwikkeling kan niet binnen het bestaand stedelijk gebied van Doornspijk worden gerealiseerd. Er zijn op dit moment geen inbreidingslocaties in Doornspijk van voldoende omvang om 37 grondgebonden woningen te realiseren.
Voor de locatie aan de Lageweg is op dit moment nog sprake van een zoekgebied waarvoor de nadere invulling nog bepaald moet worden (zie paragraaf 3.4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0029.png"
Figuur 4.8: Bestaand stedelijk gebied op basis van geldende bestemmingen (Bron: www.planviewer.nl)

Zoals uit figuur 4.8 blijkt, grenst het plangebied evenwel direct aan het bestaand bebouwd gebied van het dorp Doornspijk en is daarom goed geschikt voor de gewenste ontwikkeling. Het bestemmen van het gebied tot woongebied betekent een kwalitatieve verbetering van de ruimtelijke structuur ter plaatse.
De ontwikkeling wordt gedaan met respect voor de groen- en omgevingsstructuren in het gebied en de directe omgeving daarvan.

4.6.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling past binnen de kaders van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

Diverse aspecten in of nabij het plangebied, zoals hinder door bedrijvigheid, water, ecologie, archeologie en de aanwezigheid van kabels en leidingen, kunnen beperkingen opleggen aan de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Voor het bestemmingsplan zijn de milieu- en omgevingsaspecten geïnventariseerd en daar waar nodig verwerkt in de ruimtelijke verbeelding en regels van het bestemmingsplan.

5.1 Bedrijven En Milieuzonering

5.1.1 Toetsingskader

Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en bedrijvigheid te kunnen maken, wordt in het algemeen gebruikgemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden en milieunormen die gehanteerd worden voor gevoelige functies.

De VNG-publicatie is bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. In bestaande situaties kan de VNG-brochure evenwel een indicatie geven van de mate van hinder bij bestaande conflictsituaties. Verder moet ook bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin mogelijk een (deels) feitelijk bestaande situatie wordt bestemd, worden onderzocht of het laten voortbestaan van een dergelijke situatie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Ook om die reden wordt aansluiting gezocht bij de VNG-publicatie.

De VNG-brochure hanteert twee soorten omgevingstypen. Een rustige woonwijk/rustig buitengebied en gemengd gebied, voor beide omgevingstypen gelden andere richtafstanden en/of normen.

De definitie van een rustige woonwijk/rustig buitengebied is:

  • 'Een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.'

De definitie van een gemengd gebied is:

  • 'Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden en hogere milieunormen rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten meestal bepalend.'

In tabel 5.1 is een overzicht gegeven van de richtafstanden voor de verschillende milieucategorieën.

Tabel 5.1: Richtafstanden per milieucategorie t/m milieucategorie 4.1

milieucategorie richtafstand
rustige woonwijk en
rustig buitengebied
gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m

Het aspect geluid is in veel gevallen de bepalende factor voor de richtafstand. De achterliggende geluidsnormen die in de VNG-publicatie worden gehanteerd om de richtafstanden te bepalen, zijn weergegeven in tabel 5.2.

Tabel 5.2: Geluidsnormen (richtwaarden) voor een rustige woonwijk/buitengebied en gemengd gebied

periode langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) maximale geluidsniveaus (LAmax)
rustige woonwijk/
rustig buitengebied
gemengd gebied rustige woonwijk / rustig buitengebied gemengd gebied
dagperiode
(07:00-19:00 uur)
45 dB (A) 50 dB(A) 65 dB(A) 70 dB(A)
avondperiode
(19:00-23:00 uur
40 dB(A) 45 dB(A) 60 dB(A) 65 dB(A)
nachtperiode
(23:00-07:00 uur)
35 dB(A) 40 dB(A) 55 dB(A) 60 dB(A)

Deze richtwaarden hebben geen wettelijke status, maar zijn algemeen aanvaarde waarden. Het is mogelijk om op basis van een bestuurlijke afweging af te wijken van deze richtwaarden. De VNG-brochure biedt hiervoor een stappenplan, opgenomen in bijlage B 5.3 van de VNG-publicatie. Het stappenplan omvat de volgende methodiek:

  1. 1. stap 1:
    indien de richtafstand voor het aspect geluid niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspect geluid in beginsel achterwege blijven: inpassing is dan mogelijk;
  2. 2. stap 2:
    indien stap 1 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen van maximaal 45 dB(A) in een rustige woonwijk/rustig buitengebied en 50 dB(A) in gemengd gebied voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (etmaalwaarde), 65/60/65 dB(A) voor maximale geluidsniveaus en 50 dB(A) etmaalwaarde t.g.v. de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder);
  3. 3. stap 3:
    indien stap 2 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen van maximaal 50 dB(A) in een rustige woonwijk/rustig buitengebied en 55 dB(A) in gemengd gebied voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, 70/65/60 dB(A) voor maximale geluidsniveaus en 65 dB(A) etmaalwaarde t.g.v. de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder). Met betrekking tot de maximale geluidsniveaus geldt dat de beoordeling plaatsvindt exclusief de maximale geluidsniveaus vanwege aan- en afrijdend verkeer.

In het kader van stap 3 dient het bevoegd gezag te motiveren waarom het deze geluidsbelasting in de concrete situatie acceptabel acht, waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidsbelasting moet worden betrokken.
Bij een hogere geluidsbelasting dan aangegeven in stap 3 zal inpassing doorgaans niet mogelijk zijn. Indien het bevoegd gezag niettemin tot inpassing wil overgaan, dient dit grondig onderzocht, onderbouwd en gemotiveerd te worden, waarbij cumulatie met andere geluidsbronnen/geluidsbelastingen moet worden meegenomen. Deze laatste stap wordt aangeduid als stap 4.

5.1.2 Het plangebied

In het voorliggende geval is sprake van de realisatie van nieuwe woningen in de nabijheid van een bestaande rustige woonwijk. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich voornamelijk woningen, er zijn geen bedrijven en er is geen sprake van een doorgaande weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0030.png"
Figuur 5.1: Uitsnede geldende bestemmingsplannen

Op grond van de geldende bestemmingsplannen (zie figuur 5.1) blijkt dat er zich in de directe nabijheid van het plangebied geen bedrijven bevinden. Op enige afstand zijn aanwezig:

  • aan de Veldweg bevindt zich op een afstand van bijna 300 m ten opzichte van het plangebied een riooloverstort. Voor een rioolgemaal (sbi3700B) geldt op basis van de VNG-publicatie milieucategorie 2 en een richtafstand van 30 m vanwege geur.
    De afstand ten opzichte van de nieuwe woningen in Waterlanden II is groter;
  • ter hoogte van de Zuiderzeestraatweg West bevindt zich in Doornspijk een aantal garage- en schadeherstelbedrijven. De afstand van deze bedrijven ten opzichte van het plangebied varieert van 260 tot 310 m.
    Voor garagebedrijven (sbi 451, 452, 454) geldt een milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 m. Voor autospuit- en herstelbedrijven (sbi45204) geldt milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 m vanwege geur.
    De afstand ten opzichte van de nieuwe woningen Waterlanden II is groter.
  • Ten noordoosten van het plangebied, op een afstand van ruim 400 m, bevindt zich een lokaal bedrijventerrein, met diverse bedrijven. Ter plaatse zijn bedrijven in de milieucategorieën tot en met 3.1 toegestaan, inclusief een transportbedrijf.
    De maximale richtafstand voor bedrijven met milieucategorie 3.1 bedraagt 50 m.
    Voor transportbedrijven kan de richtafstand groter zijn, maar doorgaans niet groter dan 100 m (stalling van vrachtwagens (met koelinstallatie) sbi5221.2) vanwege geluid.
    De afstand ten opzichte van de nieuwe woningen in Waterlanden II is groter.

Op grond van bovenstaand overzicht wordt geconstateerd dat voor alle bedrijven ruimschoots wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie. Dit betekent dat voor de nieuwe woningen in Waterlanden II sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Andersom wordt ook geconstateerd dat de betreffende bedrijven niet onevenredig gehinderd zullen worden door de nieuwe woningen in hun bedrijfsvoering.

Conclusie
Omdat aan de richtafstanden wordt voldaan, is er sprake van het voldoen aan stap 1 van de VNG-systematiek (inpassing in mogelijk). Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.2 Milieuhinder (Agrarische) Bedrijven

Agrarische bedrijven

In de nabijheid van het plangebied zijn twee rundveehouderijen aanwezig aan de Kerkdijk 21 en aan de Zuiderzeestraatweg West 30. De afstand vanaf de agrarisch bouwvlakken, zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018', tot aan de beoogde woningbouwvlakken bedragen respectievelijk 100 m (Kerkdijk 21) en 170 m (Zuiderzeestraatweg West 30), zie ook navolgend figuur 5.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0031.jpg"
Figuur 5.2: Ligging plangebied (rode contour) t.o.v. omliggende agrarische bedrijven (donker groen. bron: 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018')

De richtafstand voor het 'Fokken en houden van rundvee' bedraagt op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering (2009)' 100 m. Hier wordt in het geval van de Zuiderzeestraatweg West 30 ruimschoots aan voldaan.
In het geval van de Kerkdijk 21 bedraagt de kleinste afstand tot het meest nabijgelegen bouwvlak 100 m (zie figuur 4,2). Daarmee wordt rekening gehouden met de belangen van de betreffende agrariër. De agrariër is in het verleden, in overleg met de gemeente, om milieutechnische redenen verplaatst van Zuiderzeestraatweg West naar de Kerkdijk te Doornspijk met als doel om zo ver mogelijk van de woonbebouwing een nieuw bedrijf te realiseren.

Wet geurhinder en veehouderij (milieu) en Activiteitenbesluit
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel 5.3.

Tabel 5.3: Overzicht geurnormen Wgv

concentratiegebied niet-concentratiegebied
binnen bebouwde kom diercategorieën Rgv max. 3 ouE/m3 max. 2 ouE/m3
andere diercategorieën min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object
buiten bebouwde kom diercategorieën Rgv max. 14 ouE/m3 max. 8 ouE/m3
andere diercategorieën min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object

Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij gelden niet de maximale geurbelastingen, maar de minimale afstanden van:

  • 100 m ten opzichte van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom; en
  • 50 m ten opzichte van geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.

Regeling geurhinder en veehouderij
In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:

  • de geurbelasting wordt bepaald;
  • de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig objectwordt gemeten.

Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen.

Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelasting geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

Geurverordening gemeente Elburg
De gemeente Elburg heeft op 14 december 2009 een geurverordening vastgesteld. In die geurverordening zijn voor enkele gewenste ontwikkelingen de geurnormen gewijzigd.
Uit figuur 5.3 blijkt dat het onderhavig plangebied is aangewezen als een van ontwikkelingsgebieden (bebouwde kom) waarvoor een aangepaste geur- en afstandsnorm van 6,5 ouE/m3 en 50 m ook als aanvaardbaar wordt geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0032.jpg"
Figuur 5.3: Uitsnede van de kaart behorende bij de geurverordening

Conclusie
Ten aanzien van de omliggende agrarische bedrijven wordt het volgende geconcludeerd:

  • Ten opzichte van de rundveehouderij aan de Zuiderzeestraatweg West 30 wordt voldaan aan de algemene richtafstanden van de VNG-publicatie. Daarnaast wordt ook aan de afstandsnorm van 100 m van de Wgv voldaan;
  • de rundveehouderij aan de Kerkdijk 21 bevindt zich op een afstand van 100 m tot het meest nabijgelegen (woning)bouwvlak binnen het plangebied. Voldaan wordt aan de algemene richtafstanden van de VNG-publicatie en aan de afstandsnorm van de Wgv;
  • er is geen sprake van geuremissiefactoren voor rundvee en er wordt van uitgegaan dat in de nieuwe situatie sprake is van een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom

Samenvattend is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten aanzien van geur. De omliggende bedrijven worden niet belemmerd vanuit de Wgv, ondersteund door de geurverordening van de gemeente Elburg, welke 6,5 ouE/m3 als aanvaardbaar acht voor het plangebied (bebouwde kom).
Geconcludeerd wordt dat het aspect geur geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.

5.3 Geluid

5.3.1 Wegverkeerslawaai

5.3.2 Spoorweglawaai

5.4 Bodem

5.4.1 Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

5.4.2 Het plangebied

Ten behoeve van het bestemmingsplan is door het ingenieursbureau Arcadis Nederland B.V. op 2 februari en 15 februari 2021 een verkennend milieukundig bodemonderzoek verricht op een locatie ten noorden van de Beekenkampweg te Doornspijk. Ten behoeve van de bouw van deze woningen is de kwaliteit van de bodem bepaald. Hiermee wordt getoetst of aanvullende veiligheids- of saneringsmaatregelen dienen te worden uitgevoerd.

Het rapport 'Verkennend milieukundig bodemonderzoek te Doornspijk, Waterlanden II' (nr. D10023330 39, d.d. 19 augustus 2021) is als bijlage 3 in de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

In het uitgevoerde bodemonderzoek wordt het volgende geconstateerd.

  • Bij het uitgevoerde vooronderzoek zijn op de locatie nu of in het verleden geen verdachte activiteiten of potentiële bronnen geïdentificeerd die de locatie verdacht maakt op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging en is voor de locatie de hypothese 'onverdacht' getrokken.
  • Bij het bodemonderzoek zijn in de boven- en ondergrond van de locatie geen verontreinigingen aangetroffen.
  • In het grondwater is barium boven de streefwaarde aangetroffen. Dit betreft een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde.
  • Op basis van de gemeten gehaltes in grond en grondwater wordt de hypothese 'onverdacht' bevestigd.

Op grond daarvan wordt het volgende geconcludeerd.

  • Er is vanuit de Wet bodembescherming geen noodzaak voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of het treffen van saneringsmaatregelen.
  • De kwaliteit van de bodem is geschikt voor het huidige gebruik (agrarisch/wonen met tuin) en het toekomstige gebruik (wonen).
  • De gevonden gehalten in de bodem vormen in milieuhygiënische zin geen belemmeringen voor het huidige en toekomstige gebruik van het terrein.
  • Werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder verhoogde veiligheidsklasse (basishygiëne).
  • Op basis van de indicatieve toetsing is de grond van de locatie altijd toepasbaar. Echter, afhankelijk van het bodembeleid van de gemeente waarin de grond wordt toegepast en de beoogde plaats van toepassing, dient mogelijk nog een partijkeuring uitgevoerd te worden om dit definitief vast te stellen.

Met het huidige ontwerp wordt niet verwacht dat grondverzet noodzakelijk is (gesloten grondbalans). Aanbevolen wordt dat wanneer grondverzet plaatsvindt er een aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van PFAS zal moeten plaatsvinden. Ook dient rekening te worden gehouden met aanvullende eisen conform de geldende wet- en regelgeving (Besluit bodemkwaliteit) en lokaal beleid.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.5 Water

5.5.1 Het toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Vallei en Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van het bestemmingsplan is door Arcadis Nederland B.V. een plan voor de waterhuishouding en riolering opgesteld. De rapportage 'Woningbouwlocatie Waterlanden Fase 2 te Doornspijk Plan voor dewaterhuishouding en riolering' (nr. 30073377, d.d. 5 juni 2023) is als bijlage 4 in de toelichting opgenomen.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). In de watertoets wordt een overzicht gegeven van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Regionaal Waterprogramma Gelderland.

Gemeente:

  • Beleids- en beheerplan Water en Riolering.

Blauwe Omgevingsvisie 2050 (https://bovi2050.nl/)

Met de Blauwe Omgevingsvisie 2050 zet het waterschap koers naar een duurzame samenleving waarbij water wordt gezien als een ordenend principe. In de Omgevingsvisie worden drie gebieden (stroomgebieden) onderscheiden namelijk: Noord-Veluwe, IJsselvallei en oostflank van de Veluwe en de Gelderse Vallei en Eemland.
Het nieuwe waterdenken via de integrale en duurzame benadering (brongericht, gebiedsgericht en co-actorgericht) heeft geleid tot drie generieke waterprincipes, die als leidende principes zijn toegepast in de BOVI2050.

De drie leidende principes zijn:

  1. 1. water als ordenend principe in de ruimtelijke ontwikkeling;
  2. 2. maximaal schoonhouden en vasthouden van water;
  3. 3. partnerschap als watermerk.

Daarnaast zijn vier thema's opgesteld: Energietransitie, Circulaire economie, Klimaatverandering en Waardevolle leefomgeving.

De meest belangrijke verhaallijn uit de BOVI die relevant is voor de voorliggende ontwikkeling is de 'Waterinclusieve bebouwde omgeving'. Stedelijke in- en uitbreiding ten behoeve van de groeiende bevolking moet worden gekoppeld aan klimaat- en duurzaamheidsopgaven. Dit biedt kansen om de stad aantrekkelijker te maken. Overal waar wordt gebouwd, wordt rekening gehouden met het aspect water (waterinclusief bouwen) en wordt de buffercapaciteit van de bodem verbeterd: de stad als spons.
Groen-blauwe dooradering in de openbare ruimte en op de daken houdt de stad bovendien leefbaar bij toenemende hittestress en heftige regenval. Dit vraagt om zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik en de garantie op voldoende ruimte bij binnenstedelijke verdichting. Afwegingen over eventuele nieuwe, stedelijke uitbreidingen worden gemaakt vanuit de ondergrond, met het oog op de waterhuishouding en altijd klimaatadaptief.

Slim combineren
Het bebouwde gebied krijgt in de toekomst te maken met meer regen in kortere tijd, langere perioden van droogte en het daarmee samengaande hitte-eilandeffect; het aantal warme nachten neemt met een factor drie toe. Tegelijkertijd moeten enorm veel woningen worden bijgebouwd, met name door herinrichting en inbreiding en ligt er als gevolg daarvan ook een flinke mobiliteitsopgave.
Voor een mooiere en gezondere leefomgeving, moeten we de duurzaamheids- en transitieopgaven met elkaar verbinden en zoveel mogelijk multifunctioneel ontwikkelen. Samenwerking is hiervoor essentieel. Het veelzijdig toepassen van water en groen in stedelijk gebied draagt niet alleen bij aan de ruimtelijke kwaliteit, maar is ook onderdeel van de oplossing voor de grote opgaven.

Vasthouden van water
Het realiseren van meer groen biedt vele kansen voor de leefbaarheid in de stedelijke omgeving. Dit vermindert de invloed van de stedelijke verdichting. Door groen toe te voegen op daken, tegen gevels en tussen de gebouwen op straten en pleinen zorgen we voor natuurlijke koeling waarmee het hitte-eilandeffect wordt tegengegaan. Meer groen draagt ook bij aan de biodiversiteit in steden en dorpen.
Daarnaast kunnen groene ruimtes zoals wadi's (aangelegde plekken waar regenwater wordt opgevangen en in de grond infiltreert), waterbuffers (droge sloten) en groene daken worden benut om regenwater vast te houden of te bergen. Door het water in de stad te houden en 'op te sparen' kan dit wordt benut in droge tijden. Andere mogelijkheden zijn waterdoorlatende verharding en waterpleinen. Om tijdens piekbuien water te kunnen afvoeren, kan zelfs de weg tijdelijk als beek worden benut.

5.5.2 Het plangebied

Uit het 'Plan voor de waterhuishouding en riolering', zoals opgenomen in bijlage 4, blijkt het volgende.

5.6 Ecologie

5.6.1 Het toetsingskader

Bij elk ruimtelijk plan moet, in verband met de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet Natuurbescherming (Wnb). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden.
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  1. 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  2. 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  3. 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij'-principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen, zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

In opdracht van de gemeente is door Arcadis Nederland B.V. een quickscan opgesteld om eventuele negatieve effecten op beschermde soorten en gebieden en benodigde vervolgstappen in beeld te brengen. De rapportage 'Quickscan Wet natuurbescherming Doornspijk' (nr. D10025033:39, d.d. 13-08-2021) is als bijlage 5 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan.

5.6.2 Het plangebied: gebiedsbescherming

5.6.3 Het plangebied: soortenbescherming

5.7 Externe Veiligheid

5.7.1 Toetsingskader

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven.

Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het belangrijkste toetsingskader. Hierin zijn bijvoorbeeld grenswaarden en oriënterende of richtwaarden opgenomen voor het zgn. plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water en door leidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het PR en het GR:

  • het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur;
  • het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour.

Besluit externe veiligheid transportroutes
Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden waarmee het verplicht wordt transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingsplan.

In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen. Het Basisnet heeft als doel een evenwicht te creëren tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen en de bebouwde omgeving die hier langs ligt en de veiligheid van omwonenden. Het Basisnet stelt aan de ene kant regels aan het vervoer van gevaarlijke stoffen en geeft aan de andere kant aan welke beperkingen gelden in het gebied rond de betreffende routes. Zo wordt aan iedereen die dicht bij deze snelwegen en spoorwegen woont of verblijft een basisbeschermingsniveau geboden.

De 'Wet basisnet' is een heel stelsel van wetten en regels. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) de belangrijkste wet. Hierin staan de risiconormen en de regels voor de beheersing van het risico van het vervoer.

Besluit externe veiligheid buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Bevi.

Circulaire effectafstanden externe veiligheid lpg-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid
Op 28 juni 2016 is de 'Circulaire effectafstanden externe veiligheid lpg-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid' in de Staatscourant gepubliceerd. Deze circulaire vraagt actie van gemeenten bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan rondom lpg-tankstations en bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu voor het oprichten van een lpg-tankstation.
De circulaire beoogt dat gemeenten, naast een risicobenadering in het kader van het Bevi (PR en GR), uitdrukkelijk ook een effectbenadering toepassen bij besluiten rondom lpg-tankstations. De effectbenadering is van toepassing als er een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld op grond waarvan kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten nabij een lpg-tankstation gerealiseerd kunnen worden of op een omgevingsvergunning milieu voor het oprichten van een lpg-tankstation.

Beleidsvisie externe veiligheid Veluwe Noord
In de gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid voor de gemeenten in de regio Veluwe-Noord (Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en Putten) is aan de hand van drie thema's beschreven hoe de gemeenten in de regio Noord-Veluwe omgaan met externe veiligheid. De beleidsvisie biedt de gemeenten de mogelijkheid om op gestructureerde wijze keuzes te maken over externe veiligheid en met name in de samenhang tussen ruimtelijke ordening en externe veiligheid.

Grote delen van het grondgebied van de Noord-Veluwse gemeenten liggen binnen het invloedsgebied van risicobronnen, waardoor bij veel ruimtelijk besluiten een verantwoording van het GR vereist is. Een risicoloze maatschappij bestaat niet; een bepaald risiconiveau moet geaccepteerd worden. Maar welk niveau is dan te verantwoorden? Wie bepaalt dit? En wie draagt deze verantwoordelijkheid? Omgaan met externe veiligheid betekent ook het maken van keuzes.
Het thema 'keuzes maken' heeft als doel het opstellen van uniforme ruimtelijke zones die aangeven wat de gemeenten wel en niet wensen in bepaalde zones. Hierdoor kunnen beleidskwesties in samenhang en op de juiste schaal beoordeeld worden en wordt ad hoc-besluitvorming voorkomen. Ook heeft de beleidsvisie tot doel de elementen van groepsrisicoverantwoording te uniformeren waardoor niet per locatie (besluit) de wijze van uitvoering bedacht hoeft te worden.

5.7.2 Het plangebied

Op basis van de publieke risicokaart zijn de aanwezige risicobronnen geïnventariseerd. In onderstaande figuur 5.5 is de situering van het plangebied (blauwe stip) ten opzichte van deze risicobronnen grafisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0034.png"
Figuur 5.5: Ligging risicobronnen ten opzichte van plangebied (blauwe stip) (bron: www.risicokaart.nl)

5.8 Luchtkwaliteit

5.8.1 Het toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Dit onderdeel van de Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 5.7: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie Max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  1. 1. een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  2. 2. een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere
    1. a. woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen,
    2. b. kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

5.8.2 Het plangebied

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 37 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Nibm-rekentool

De beoogde ontwikkeling leidt tot een toename van verkeer van 262 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde), zie paragraaf 4.3.4. Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 5%.
Uit de nibm-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,26 µg/m³ en van fijn stof van 0,05 µg/m³ (zie figuur 5.7). Beide toenames blijven beneden de 1,2 µg/m³. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0036.png"
Figuur 5.7: Nibm-rekentool 2022 (bron: InfoMil)

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de Atlas Leefomgeving (www.atlasleefomgeving.nl) en het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK: www.cimlk.nl).

De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Zuiderzeestraatweg West ten zuiden van het plangebied. Uit de CIMLK blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2021:

  • 12,4 µg/m³ voor stikstofdioxide NO2,
  • 14,7 µg/m³ voor fijnstof PM10 en
  • 7,8 µg/m³ voor fijnstof PM2,5.

Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie fijnstof PM10 bedroeg 6 dagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWATERLANDENII-VST1_0037.png"
Figuur 5.8: Uitsnede kaart Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (receptor rood aangegeven) (bron: www.cimlk.nl)

De concentraties zijn in 2021 beneden de aangegeven grenswaarden (zie tabel 5.7). Dit is ook het geval wanneer de maximale bijdragen volgens de NIBM-tool bij de bestaande concentraties worden opgeteld. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

WHO-advieswaarden
De Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization, WHO) heeft advieswaarden vastgesteld die lager zijn dan de huidige Nederlandse wetgeving. Formeel is een toetsing aan de WHO-advieswaarden niet wettelijk vastgelegd. Toch bestaat de wens om inzicht te geven of met de voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan deze advieswaarden.

Op 22 september 2021 heeft de WHO haar advieswaarden sterk naar beneden bijgesteld, de huidige waarden bedragen:

  • 10 µg/m³ voor stikstofdioxide NO2,
  • 15 µg/m³ voor fijnstof PM10 en
  • 5 µg/m³ voor fijnstof PM2,5.

De bijdrage van de ontwikkeling met de huidige achtergrondwaarden liggen net boven de advieswaarden van de WHO. Het is de bedoeling dat hier gefaseerd naar toe wordt gewerkt.
De gemeten concentratie stikstofdioxide (NO2) in de lucht was in 2021 een paar procent lager dan in 2020 en 2019. In deze jaren was er minder wegverkeer door coronamaatregelen. Geconstateerd wordt dat elk jaar het aantal schonere auto's toeneemt. Verwacht wordt dat de concentraties stikstofdioxiden naar verwachting in 2030 ongeveer 40% lager zijn dan in 2018.
De concentraties fijnstof waren in 2021 ongeveer hetzelfde als in 2020 maar veel lager (10 tot 15 procent) dan in 2019. Deze concentraties zullen naar verwachting in 2030 ongeveer 17 procent (PM10) en 30 procent (PM2,5) lager zijn dan in 2018 ('Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland: Rapportage 2022', RIVM 06-10-2022).

Conclusie
Voldaan wordt aan de luchtkwaliteitswetgeving. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

5.9 Archeologie En Cultuurhistorie

Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee vaak een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening. In het kader van het aspect cultuurhistorie wordt ingegaan op de zichtbare cultuurhistorische waarden (cultuurhistorie) en op het erfgoed onder de grond (archeologie).

5.9.1 Archeologie

5.9.2 Cultuurhistorie

In het bureauonderzoek wordt aangegeven dat het plangebied binnen het landschapstype halfopen kampenlandschap (dekzandrug) ligt. De dekzandrug is een kleinschalig landschap met karakteristieke landschapselementen, zoals houtwallen en singels op perceelsgrenzen. Verspreid in het gebied liggen agrarische erven die samen met de kenmerkende landschapselementen het landschap een besloten karakter geven met openheid richting de omliggende open polders. Dit landschap is in de afgelopen 200 jaar zeer weinig veranderd. Net ten westen van het plangebied beginnen de veenontginningsgronden.

In het plangebied komen drie specifieke cultuurhistorische elementen voor:

  1. 1. in het oostelijke deel komt een watergang het plangebied binnen die een historische connectie heeft met de veenontginningen;
  2. 2. aan de westelijke kant ligt de Kerkdijk, ook wel het 'Kerkpad' genoemd aangezien deze doorliep naar de voormalige kerk van Doornspijk aan de Zuiderzee. Deze dijk herinnert aan de vroege connectie met de strijd tegen het water;
  3. 3. tot slot ligt de voorgenoemde Ossenkamp boerderij ten noordoosten van het plangebied. De boerderij zelf is geen monumentaal pand, maar het heeft wel een duidelijke connectie met de inrichting van het kampenlandschap in de omgeving.

Volgens het LOP streeft de basisvisie voor het halfopen kampenlandschap naar het versterken van dit kleinschalige landschap. De kleinschalige structuur als het centrale kenmerk van dit landschap wordt benadrukt door het behoud, de aanvulling en de aanleg van houtsingels en erfbeplanting. Daarnaast vormt de rand van de kern Doornspijk de overgang tussen twee landschapstypes. Voor deze 'kernranden' geldt een aanvullende visie. Het landschap moet daarbij de basis vormen voor de uitstraling van de randen van de dorpskernen. Groene elementen versterken de overgang van kernranden naar het landschap.

De twee behoudenswaardige elementen, de watergang en de Kerkdijk, liggen precies aan de uiterst westelijke en uiterst oostelijke rand van het plangebied. In het onderzoek wordt geadviseerd om deze elementen te behouden en in lijn met het LOP, deze te gebruiken om de overgang van kernranden (kampenlandschap naar veenontginning) te versterken.

Er wordt aangeraden om de Kerkdijk verder geheel te ontzien met ingrepen; dit element heeft een unieke cultuurhistorische waarde en mag volgens het vigerende beleid niet zomaar aangepast worden.

Er komen er geen cultuurhistorische elementen voor langs de noordzijde van het plangebied, die gebruikt kunnen worden om de nieuwe woonwijk als 'kernrand' af te sluiten. Cultuurhistorische perceelscheidingen binnen het kampenlandschap bestaan meestal uit bomenrijen of -lanen, houtwallen of heggen. Daarom wordt geadviseerd, binnen de richtlijnen van het LOP, om een of meerdere van deze elementen langs de noordzijde van het plangebied aan te leggen.
Zo wordt het kampenlandschap versterkt, is er een duidelijke scheiding tussen bebouwing en open landschap en wordt het gebied aangevuld met oorspronkelijke cultuurhistorische elementen.

Conclusie
Zoals uit de verkavelingsschets blijkt (zie paragraaf 4.3) komt aan de zijde van het open weidelandschap een watergang. Tussen deze watergang en de ontsluitingsweg komt, aansluitend op de rij bomen achter de woningen aan de Dokter Bruinsweg, een rij met knotwilgen die een zichtbare groene rand van de wijk vormt zonder het uitzicht op het open landschap te hinderen.
De verkavelingsstructuur is nog wel herkenbaar. Daar wordt in de opzet van de uitbreiding van Waterlanden II rekening mee gehouden.

Geconcludeerd wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.10 Trillingen

In het kader van het bestemmingsplan dient gekeken te worden naar trillingsbronnen en de mogelijke overlast daarvan. Bij nieuwbouw binnen 100 m van een spoorweg kan trillinghinder relevant zijn (overschrijding streefwaarde Vmax = 0,1).
In bijzondere situaties (grondopbouw of bekende klachten) kan onderzoek tot op 250 m noodzakelijk geacht worden.

In het voorliggende geval ligt het spoor op ruim 4 km afstand, daarbij ligt de gehele kern Doornspijk tussen het plangebied en de spoorlijn. Aangenomen wordt dat mogelijke trillinghinder vanwege het spoor niet nader onderzocht behoeft te worden.

5.11 Kabels En Leidingen

Naast de eerder genoemde gasleiding (zie paragraaf 5.7.2.3) zijn in en direct rond het plangebied geen andere ruimtelijk van belang zijnde kabels en leidingen aanwezig.
Voor de nieuwbouw moeten mogelijk nieuwe kabels en leidingen worden aangelegd. Hiermee moet in de uitvoeringsfase van het plan rekening worden gehouden.

5.12 Duurzaamheid En Energie

5.12.1 Het toetsingskader

Nederland is bezig met een energietransitie van fossiele naar meer duurzame energiebronnen. In dit kader is op 1 juli 2018 de Wet Voortgang Energietransitie in werking getreden (Wet VET). Met deze wet is de Gaswet gewijzigd, waardoor onder de 40 m³ doorlaatwaarde per jaar netbeheerders nieuwe gebouwen niet meer op het gasnet mogen aansluiten. In de praktijk betekent dit dat nieuwe woningen en (kleinere) bedrijfsgebouwen gasloos moeten worden gebouwd. Dit betekent dat voor het in dit bestemmingsplan voorziene project moet worden omgezien naar alternatieven voor verwarming en andere energievoorziening.
Hiervoor is een mix van oplossingen mogelijk. Gelet op de strengere energieprestatienormen moeten nieuwe gebouwen beter worden geïsoleerd. In combinatie met zonnepanelen of -collectoren op daken, vloerverwarming, meer apparatuur op elektriciteit, (lucht)warmtepompen is doorgaans gasloos bouwen goed mogelijk. Hiermee kan het project uitvoerbaar worden geoordeeld.

Afspraken klimaatadaptief bouwen Noord-Veluwe

De inrichting van de woonomgeving is van belang om de klimaatverandering op te vangen. De gemeente Elburg heeft samen met Ermelo, Harderwijk, Hattem, Nunspeet, Oldebroek en Putten én Waterschap Vallei en Veluwe verkend hoe zij bij het bouwen van woningen en bedrijven rekening kunnen houden met het veranderende klimaat. Dit heeft recentelijk geleid tot de ‘Afspraken klimaatadaptief bouwen Noord-Veluwe’.

De gemeenteraden en colleges worden opgeroepen om deze afspraken als uitgangspunt te hanteren voor alle bouwwerkzaamheden. Dit betekent dat de gevolgen van de klimaatverandering worden beperkt door maatregelen te nemen. Water wordt vastgehouden of geborgen waardoor de risico’s op wateroverlast niet toenemen. Zo veel mogelijk regenwater wordt in de bodem geïnfiltreerd waardoor de droogte wordt beperkt (zie verder paragraaf 5.5).
Er worden groene plekken gecreëerd die tevens zorgen voor verkoeling van de steden en dorpen. Daarnaast stellen alle gemeenten hitteplannen op waarin aandacht is voor de ouderen die extra kwetsbaar zijn tijdens hittegolven.

5.12.2 Het plangebied

Het is de ambitie om Waterlanden II bij verdere uitwerking energieneutraal en zo duurzaam mogelijk uit te voeren. Daarbij wordt gestreefd naar een circulaire gebiedsontwikkeling.
Vraag en aanbod van energie worden hierbij op elkaar afgestemd.

De woningen worden duurzaam ontworpen en voldoen aan de geldende BENG-eisen (Bijna Energie Neutraal Gebouwd). De Trias Energetica staat daarbij voorop:

  1. 1. optimaal ontworpen;
  2. 2. uitstekend geïsoleerd;
  3. 3. gebruik makend van duurzame energieopwekkers zoals warmtepompen en zonnepanelen op de daken van gebouwen.

Daarnaast wordt bij het ontwerpen van de woningen en de wijk rekening gehouden met natuurinclusief bouwen.

Op het gebied van afvalscheiding kan nog winst worden behaald. Door te voorzien in meer collectieve verzamelpunten voor diverse reststromen kan het restafval geminimaliseerd worden.

Waterlanden II is een groen gebied en blijft een groen gebied. Via een gebiedsgerichte aanpak krijgt de klimaatadaptatie veel aandacht. Zo worden in de wijk veel bomen, gras en groen aangelegd. Regenwater wordt hierdoor opgevangen en vastgehouden, dit is goed voor droge en natte periodes. De waterbuffer tussen het plan en de bestaande woningen aan de Beekenkampweg speelt hierbij een belangrijke rol.
Het vele groen zorgt voor een fijne leefomgeving. Het zorgt voor afvang van fijnstof, vermindert mogelijke hittestress, zorgt voor een reductie van stikstof en CO2-gehalte in de lucht en leidt tot een verbetering van de biodiversiteit. In het beeldkwaliteitplan (zie bijlage 1) wordt ten aanzien van de verkaveling nader ingegaan op aspecten van duurzaamheid, klimaatveranderingen en natuurinclusief bouwen.

Waterlanden II wordt zo veel mogelijk autoluw. De meeste parkeerplaatsen worden op een paar plekken geconcentreerd aangelegd. Hierdoor ontstaan mogelijkheden voor het centraal realiseren van voldoende oplaadpunten voor elektrische auto's en eventueel het gebruik van deelauto's.
Door de inrichting van het openbare gebied wordt lopen en het gebruik van de fiets zoveel mogelijk gestimuleerd. De bestaande voorzieningen binnen het dorp zijn fietsend en lopend goed bereikbaar voor de meeste bewoners.

Per 1 april 2021 zijn in het Bouwbesluit grenswaarden voor geluid voor warmtepompen opgenomen. Het geluidsniveau van een warmtepomp is daarmee op de erfgrens gemaximeerd. Bij de verdere uitwerking van de plannen zal daar rekening mee gehouden worden. Voorkomen moet worden dat door het plaatsen van meerdere individuele warmtepompen op een relatief kleine locatie alsnog geluidsoverlast door cumulatie kan ontstaan. Hieraan wordt in het kader van het omgevingsvergunningstraject nadere aandacht besteed op basis van de installatiegegevens die op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan niet bekend zijn. Het mogelijke optreden van geluidshinder vanwege warmtepompen speelt met name bij de zogenaamde lucht-water warmtepompen. Pas bij de uitvoering zal het type warmtepomp worden geselecteerd, waarbij het aspect geluid mee zal wegen in de selectie.

Conclusie
In het bestemmingsplan wordt niet bij voorbaat aangegeven welke mogelijkheden moeten worden gekozen. De regeling in het bestemmingsplan geeft voldoende ruimte voor voorzieningen om gasloos, duurzaam en klimaatadaptief te kunnen bouwen.

5.13 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

5.13.1 Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en de m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerpbestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en de mogelijk mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen 6 weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

5.13.2 Het plangebied

Gezien de omvang van het project wordt de ontwikkeling gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject (categorie D.11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r.). De drempelwaarden van deze categorie worden overschreden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer, een aangesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte omvat van 200.000 m² of meer. Daarvan is met de voorgenomen ontwikkeling geen sprake.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die de genoemde drempelwaarden niet overschrijden toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.

In bijlage 11 is de aanmeldingsnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.

Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen uitgebreide plan- of project m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Wel dient door het bevoegd gezag, voorafgaand op het besluit op de aanvraag om omgevingsvergunning, een besluit genomen te worden op de m.e.r.-beoordeling; het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

In de voorgaande hoofdstukken zijn de in het plangebied voorkomende functies, de ontwikkelingen daarbinnen én de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde gesteld. Het beschreven beleid krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze bestemmingen regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plan. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding van het plan. Het bestemmingsplan geeft dus aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd en wat daarvoor (on)mogelijk is.

6.1 Wro En Wabo

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Regeling standaarden ruimtelijke ordening, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (versie 2012), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het plan is digitaal raadpleegbaar uitgevoerd. Het digitale plan verschaft de burger 'online' informatie over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.

6.2 De Bestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen die in dit plan voorkomen. Bij de bestemmingen wordt een toelichting gegeven op de inhoud van de daarbij horende regels.

6.2.1 Groen

Binnen de groenbestemming zijn naast de groenvoorzieningen wandel- en fietspaden, in- en uitritten en ook watervoorzieningen toegestaan.
De groenstrook tussen de achtertuinen van de bestaande woningen aan de Beekenkampweg en de nieuwe woningen, waar een droge sloot als tijdelijke waterbuffer voor hemelwater is toegestaan, wordt op de verbeelding nader aangeduid. Ter plaatse kan dus geen doorgaand voetpad of onderhoudspad worden aangelegd evenals steigers, bruggen, achterommetjes en dergelijke.

6.2.2 Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied

De hoofdontsluiting van het woongebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Binnen de bestemming zijn wegen en straten, voet- en rijwielpaden alsmede parkeervoorzieningen toegestaan. Daarnaast is ondergeschikt het gebruik voor onder meer groen en water toegestaan.

De aansluiting van de nieuwe hoofdontsluitingsweg op de Kerkdijk en een deel van de Kerkdijk hebben opnieuw de bestemming 'Verkeer' gekregen. Binnen deze bestemming zijn eveneens wegen en straten en voet- en rijwielpaden. Omdat gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer zijn er geen parkeervoorzieningen toegestaan. Wel is binnen de bestemming 'Verkeer' ondergeschikt het gebruik voor onder meer groen en water toegestaan.

Bouwwerken worden in de beide verkeersbestemming toegestaan, echter met beperkte afmetingen. In dit kader worden lichtmasten specifiek genoemd, omdat deze de algemeen toegestane afmetingen in hoogte overschrijden.

6.2.3 Wonen

De gronden ten behoeve van de geplande woningen hebben de bestemming 'Wonen'. Ten behoeve van de geplande woningen zijn op de verbeelding bouwvlakken aangegeven die ruimte geven voor mogelijke uitbreiding van het hoofdgebouw.
De bouwregels voor de woning zijn afgestemd op die van de bestemming 'Wonen' van het bestemmingsplan Doornspijk en Hoge Enk. Dit geldt ook voor mogelijke aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw.

Binnen de bestemming 'Wonen' is het mogelijk om een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf te realiseren. Het is van belang dat dit in ondergeschikte mate plaatsvindt, er zijn daarom eisen gesteld aan bijvoorbeeld de oppervlakte van de functie.

6.2.4 Waterstaat - Waterkering

Deze bestemming is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan Doornspijk & Hoge Enk. De gronden langs de Kerkdijk met deze bestemming zijn mede bestemd voor de waterhuishouding door middel van dijken, kaden, dijksloten. Binnen de bestemming gelden beperkingen ten aanzien van het gebruik en het bouwen om een goede waterkering te waarborgen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In de bestemmingsplanprocedure, zoals die is opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is inspraak niet verplicht, tenzij het door middel van een Inspraakverordening verplicht is gesteld. Vooroverleg vindt verplicht plaats, volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

7.1 Inspraak

7.1.1 Verkavelingsplan

Ten behoeve van de voorbereiding van de voorliggende plannen is al in het voortraject tweemaal een digitale informatiebijeenkomst gehouden. De eerste avond was vooral gericht op de direct omwonenden van het plangebied, de tweede avond was voor alle bewoners van Doornspijk. Tijdens de avonden zijn de aanwezigen op de hoogte gesteld van de stand van zaken van de plannen. Naderhand konden mensen vragen stellen.
Na de beide avonden is eenieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op- of aanmerkingen te maken ten aanzien van het plan of vragen te stellen. De reacties die na de 2e avond schriftelijk zijn ingediend, zijn door de gemeente samengevat en van antwoord voorzien. De inspraaknota is als bijlage 12 opgenomen in de toelichting.

Naar aanleiding van de inspraakreacties op beide presentaties is het verkavelingsplan aangepast. Het verkavelingsplan heeft als onderlegger gediend voor het voorliggende bestemmingsplan.

7.2 Vooroverleg

Het voorontwerp-bestemmingsplan is voor een reactie en advies toegestuurd aan:

  • Provincie Gelderland;
  • Omgevingsdienst Noord-Veluwe (ODNV);
  • Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland (VNOG);
  • Welstandscommissie, Het Oversticht;
  • Waterschap Vallei en Veluwe;
  • UWOON.

De binnengekomen reacties zijn in de Nota vooroverleg samengevat en van een reactie voorzien. De nota vooroverleg is als bijlage 13 opgenomen in de toelichting.

Naar aanleiding van het vooroverleg is het bestemmingsplan op een aantal punten aangepast en aangevuld.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerp van het bestemmingsplan “Doornspijk-Uitbreiding Waterlanden II” te Elburg (met identificatienummer NL.IMRO. 0230.BPWATERLANDENII-ONT1) heeft met ingang van woensdag 1 juni 2022 voor een periode van zes weken (tot en met dinsdag 12 juli 2022) voor eenieder ter inzage gelegen.

Er zijn vier zienswijzen schriftelijk ingediend. Deze zienswijzen zijn allemaal, op één na, op tijd ingediend en daarom ontvankelijk. De zienswijze die buiten de ter inzagetermijn is ingediend is ambtshalve meegenomen. De zienswijzen zijn in de 'Nota van Beantwoording zienswijzen' samengevat en beoordeeld. De 'Nota van Beantwoording zienswijzen' is als bijlage 14 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan.
Een aantal zienswijzen geeft aanleiding tot wijziging en aanvulling van het voorliggende bestemmingsplan.

Daarnaast zijn er ambtshalve wijzigingen in het plan aangebracht. Deze wijzigingen worden in de 'Nota van Beantwoording zienswijzen' opgesomd (zie bijlage 14).

7.4 Vervolg

Vervolgens wordt het bestemmingsplan (al dan niet gewijzigd) vastgesteld door de gemeenteraad. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daaropvolgende inzagetermijn (6 weken) is het voor alle belanghebbenden mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een project wordt enerzijds bepaald door de financiële haalbaarheid en anderzijds door de grondexploitatie, waaronder het kostenverhaal van de gemeente.

8.1 Financiële Haalbaarheid

De gemeente en initiatiefnemer/exploitant van de planontwikkeling hebben over de economische uitvoerbaarheid van het plan overleg gehad. De planontwikkeling zal in overeenstemming zijn met provinciale, regionale en gemeentelijke uitgangspunten. De afspraken zijn vastgelegd in een tussen de gemeente en initiatiefnemer/exploitant gesloten bouwclaimovereenkomst. Hierbij verkoopt de initiatiefnemer zijn gronden en draagt het eigendom over aan de gemeente en verwerft als tegenprestatie hiervoor bouwrijpe grond van de gemeente met het recht om deze gronden te bebouwen (de claim).

Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn ook geen overige redenen als bedoeld in artikel 6.12 Wro, om een exploitatieplan vast te stellen. Alle eisen en voorwaarden waaraan moet worden voldaan zijn opgenomen in de exploitatieovereenkomst.

8.2 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. In de Wro is opgenomen dat voor bouwplannen, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden.

In het geval van voorliggend bestemmingsplan is sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Vaststelling van een exploitatieplan is verplicht, tenzij het kostenverhaal op een andere manier is verzekerd.

Bijlage 1 Parkeernota

Bijlage 1 Parkeernota

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Waterlanden Ii - 2023

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Waterlanden II - 2023

Bijlage 2 Akoestiek

Bijlage 2 Akoestiek

Bijlage 3 Verkennend Milieukundig Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend milieukundig bodemonderzoek

Bijlage 4 Plan Voor De Waterhuishouding En Riolering

Bijlage 4 Plan voor de waterhuishouding en riolering

Bijlage 5 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 5 Quickscan Wet natuurbescherming

Bijlage 6 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 6 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 7 Soortgericht Onderzoek

Bijlage 7 Soortgericht onderzoek

Bijlage 8 Bureauonderzoek Archeologie En Cultuurhistorie

Bijlage 8 Bureauonderzoek Archeologie en cultuurhistorie

Bijlage 9 Archeologisch Vooronderzoek: Inventariserend Veldonderzoek

Bijlage 9 Archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek

Bijlage 10 Archeologisch Vooronderzoek: Proefsleuvenonderzoek

Bijlage 10 Archeologisch vooronderzoek: proefsleuvenonderzoek

Bijlage 11 Aanmeldingsnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 11 Aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 12 Inspraaknota Waterlanden Ii

Bijlage 12 Inspraaknota Waterlanden II

Bijlage 13 Nota Vooroverleg

Bijlage 13 Nota vooroverleg

Bijlage 14 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 14 Nota van Beantwoording zienswijzen