Ericaweg 2
Bestemmingsplan - gemeente Epe
Vastgesteld op 19-04-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Ericaweg 2 met identificatienummer NL.IMRO.0232.BG048Ericaweg2-VBP1 van de gemeente Epe;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.6 archeologische monumentenzorg:
zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland;
1.7 archeologisch onderzoek:
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;
1.8 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, ten minste ouder dan 50 jaar;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.11 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor een persoon, gezin of een daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm, van wie huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bevoegd gezag:
burgemeester en wethouders;
1.15 bijgebouw:
al dan niet aangebouwd gebouw of een gedeelte van een gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt en waarin niet wordt gewoond;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.22 cultuurhistorische waarde:
de aan een gebied en/of bouwwerk toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat gebied of dat bouwwerk;
1.23 dagrecreatie:
een vorm van vrijetijdsbesteding zonder overnachting ter plaatse; onder dagrecreatie wordt niet begrepen vrijetijdsbesteding in gemotoriseerde sporten;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af-)leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 ecologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde die verband houdt met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.28 hoofdverblijf:
het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
1.29 horecabedrijf:
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken.
Onder horeca vallen geen discotheken, partycentra, nachtclubs, discotheken, zaalverhuur en in aard en omvang op de omgeving vergelijkbare horecagelegenheden;
1.30 kleinschalig kampeerterrein:
een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen - geen bouwwerken voor recreatief verblijf zijnde - dat gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober in gebruik is;
1.31 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.32 natuurlijke waarde:
aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied;
1.33 normale onderhouds-of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.34 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel welke dient ter ondersteuning van de hoofdfunctie en daar onderdeel van uitmaakt, waarbij de detailhandelsfunctie qua oppervlak, aard en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;
1.35 ondergeschikte horeca(-activiteiten):
horeca welke dient ter ondersteuning van de hoofdfunctie en daar onderdeel van uitmaakt, waarbij de horecafunctie qua oppervlak, aard en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;
1.36 onderkomen:
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
1.37 opgraving:
archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden;
1.38 peil:
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke aansluitende terrein;
1.39 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.40 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.41 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
1.42 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van een huishouden, en waarbij alle woonruimtes aan elkaar grenzen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 breedte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren;
2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Dagrecreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie, alsook ondergeschikte en daarbij behorende detailhandel;
- b. horecadoeleinden in combinatie met dagrecreatieve activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat uitsluitend horecabedrijven uit categorie 1 van Staat van Horeca-activiteiten zijn toegestaan, met uitzondering van hotels;
met daarbij behorende:
- c. terreinen en erven;
- d. bij horecadoeleinden behorende terrassen met een maximale oppervlakte van 80 m2;
- e. ontsluitingswegen en -paden;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. voorzieningen voor landschappelijke inpassing teneinde een visuele afscherming te bereiken,
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Recreatie - Dagrecreatie' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat voor:
- a. het bouwen van gebouwen geldt dat:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)';
- 2. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
- 3. de dakhelling niet minder dan 30° mag bedragen;
- b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:
- 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8 m mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 5 m mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 3.2 sub a.2 ten behoeve van het verhogen van de goothoogte tot ten hoogste 5 m;
- b. lid 3.2 sub a.3 ten behoeve van het verlagen van de dakhelling tot ten minste 0°.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 6
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden voor de ‘Waarde - Archeologie 6’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 2.500 m2 en de diepte meer dan 50 cm bedraagt gemeten vanaf 30 cm boven het maaiveld;
- b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige;
- c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning;
- d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Ondergronds bouwen
Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarde:
- a. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 overige zone - groene ontwikkelingszone
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsbevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan:
- a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangewezen of daarvan te herleiden maten, dit evenwel met uitzondering van de op de verbeelding aangegeven oppervlaktes;
- c. ten behoeve van de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor openbare diensten met dien verstande dat:
- 1. de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
- 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 de inhoud van een gasdrukregel- en meetstation niet meer dan 15 m3 mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
- d. voor de bouw van masten ten behoeve van het landelijke alarmeringsnet, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 20 m bedraagt en de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad. Bij de plaatsing van masten binnen een laagvliegroute worden de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen en/of de Nederlandse Luchtvaart Autoriteit gehoord;
- e. ten behoeve van het incidenteel gebruik van gronden voor evenementen, vertoningen, feesten en dergelijke, mits daarvoor ingevolge de plaatselijke verordening een vergunning, ontheffing of vrijstelling wordt verleend, dan wel een melding is gedaan;
- f. ten behoeve van het incidenteel gebruik van gronden voor een kampeerterrein ten behoeve van kampeermiddelen, evenwel met uitzondering van bouwwerken voor recreatief verblijf.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Uitbreiden maximale oppervlakte van gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemmingen 'Recreatie -Dagrecreatie', te wijzigen ten behoeve van een uitbreiding van de aangegeven maximale oppervlakte van de gebouwen behorende bij bestaande bedrijven, met dien verstande dat indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'overigezone - groene ontwikkelingszone' geldt dat:
- a. een uitbreiding van ten hoogste 10% tot een maximum van 750 m2 is toegestaan;
- b. een uitbreiding van ten hoogste 30% is toegestaan indien het betreft een functie in de recreatie dan wel zorg.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
- a. Bij een feitelijke gebruiksverandering, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of de in dit plan opgenomen afwijkingen en bij het toepassen van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen, of andere voertuigen, in voldoende mate ruimte aanwezig te zijn of aangebracht te worden in, op of onder de bij dat gebouw of terrein behorende gronden of bouwwerken, zoals aangegeven in het gemeentelijk 'Parkeerbeleidsplan' (29 september 2009).
- b. De in sub a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
- 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,00 m bij 5,50 m (voor langsparkeren), 2,50 m bij 5,00 m (voor haaksparkeren) en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
- 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.
- c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
- d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en c:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
- e. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.
- f. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd lid a te wijzigen door het vermelden van andere parkeernormen, indien het gemeentelijk 'Parkeerbeleidsplan' wordt gewijzigd of herzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Ericaweg 2.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Aan de Ericaweg 2 te Epe is een midgetgolfbaan met een horecavoorziening gevestigd. In het vigerend bestemmingsplan heeft het terrein een dagrecreatieve bestemming waarbij uitsluitend ondergeschikte horeca aanwezig mag zijn.
In onderliggend bestemmingsplan wordt de horecavoorziening als zelfstandige functie geregeld die naast de dagrecreatieve voorziening bestaat. Er worden geen extra bouwmogelijkheden toegekend.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen in Wissel dat ten westen van de kern Epe ligt. Het plangebied wordt ontsloten door de Molenweg, welke de doorgaande route door Wissel is. Wissel is een overwegend recreatief gebied met een veelheid aan voorzieningen zoals vakantiehuisjes, hotels, restaurants, dagrecreatieve voorzieningen en woningen.
Op de hierna volgende afbeeldingen zijn de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.
Afbeelding - Ligging plangebied
Afbeelding - Begrenzing plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan op de planlocatie betreft het bestemmingsplan 'Wisselen Schaveren', vastgesteld op 12 mei 2011. Een uitsnede van het plangebied is in onderstaande afbeelding weergegeven.
Afbeelding - Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Wissel en Schaveren'
In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming Recreatie - Dagrecreatie. Binnen deze bestemming zijn activiteiten gericht op de dagrecreatie toegestaan, alsook ondergeschikte en daarbij behorende detailhandel en horeca.
Onder dagrecreatie wordt in dat bestemmingsplan verstaan: "een vorm van vrijetijdsbesteding met een verblijf buiten de woning zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat; onder dagrecreatie wordt niet begrepen vrijetijdsbesteding in gemotoriseerde sporten". Onder horeca(bedrijf) wordt verstaan: "een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
- het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
- het verstrekken van nachtverblijf;
- het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten;
- onder horeca vallen geen discotheken".
Het bestaande gebouw is voorzien van een bouwvlak en de maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 3 en 5 meter.
Verder gelden voor het plangebied de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie" en "Waarde - Natuur" (de laatste is in de nieuwe Gelderse Omgevingsvisie vervallen).
Nieuw bestemmingsplan Buitengebied Epe
Voor het omliggende gebied is inmiddels het nieuwe bestemmingsplan 'BuitengebiedEpe' (23-03-2017) vastgesteld. In het nieuwe bestemmingsplan is de betreffende locatie in afwachting van het voorliggende bestemmingsplan niet meegenomen.
Afbeelding - vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Epe'
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt zoveel mogelijk aangesloten op de bestemmingsregeling uit het nieuwe bestemmingsplan 'Buitengebied Epe'.
1.4 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
- 1. de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
- 2. de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
- 3. een verbeelding/plankaart, met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
- hoofdstuk 2 staat stil bij de huidige en toekomstige situatie van het plangebied;
- in hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied;
- de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven;
- in hoofdstuk 5 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
- hoofdstuk 6 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan;
- hoofdstuk 7 behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde procedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Situatie
2.1 Huidige En Toekomstige Situatie
Het plangebied is gelegen aan de Ericaweg 2 op de hoek met de Molenweg. In de huidige en toekomstige situatie is er sprake van één terrein, waar zich het restaurant Veluws Eethuis Wissel, een midgetgolfbaan, enkele jeu de boulesbanen en een tuin met vijver bevinden. Het terrein heeft een oppervlakte van circa 3.800 m2 en het restaurantgebouw heeft een oppervlakte van 120 m2.
Afbeelding - Ligging plangebied in de omgeving
Het restaurant
Het Veluws Eethuis Wissel bestaat uit een restaurant met ruimte voor 48 personen en een terras met ruimte voor 60 personen. Het terras is voorzien van een kleine overkapping en wordt gedeeltelijk verwarmd met heaters. Het terras wordt tevens gebruikt door rokers die in het restaurant eten. In principe is er plaats voor 108 personen, de praktijk is echter dat bij goed weer alleen gebruik wordt gemaakt van het terras en bij slecht weer van het restaurant.
Het restaurant zal geopend zijn van dinsdag tot en met zondag van 10.00 tot 23.00 uur, waarbij het terras is geopend tot 22.30 uur. Tussen 22.30 en 23.00 uur kunnen enkel nog rokers gebruik maken van het terras.
Initiatiefnemer wil incidenteel live-muziek mogelijk maken binnen het restaurant. Deze incidentele bedrijfssituatie zal maximaal 12 keer per jaar voorkomen. De beoogde live-muziek wordt verzorgd door 1 of 2 personen waarbij de muziek moet dienen als achtergrondmuziek voor de gasten. Gedacht wordt aan bijvoorbeeld een accordionspeler of toetsenist, eventueel in combinatie met zang.
Er zullen in de nieuwe situatie geen bouw- of aanlegwerkzaamheden plaats vinden en er zal geen sprake zijn van een toename van de bezoekersaantallen.
Afbeelding - Zicht op het plangebied vanaf de Molenweg (bron: Google)
Dagrecreatieve voorzieningen
Op het terrein worden vanuit het restaurant onder andere dagrecreatieve arrangementen en bedrijfsactiviteiten georganiseerd. De aanwezige dagrecreatieve voorzieningen bestaan uit midgetgolf en jeu des boules. De midgetgolfbaan betreft een officiële wedstrijdbaan met 18 holes. Er zijn ook drie jeu des boules-banen.
Van de midgetgolfbaan en de jeu des boules-banen kan gebruik worden gemaakt wanneer gebruik wordt gemaakt van een van de arrangementen en diners van het restaurant. Er kan ook uitsluitend gebruik worden gemaakt van de midgetgolfbaan.
Parkeren
Op de noordzijde van het terrein bevindt zich een ruime parkeerplaats, in geval van pieken kan gebruik worden gemaakt van het parkeerterrein van het naastgelegen sportpark.
Functies in de omgeving
In de omgeving van het plangebied bevinden zich diverse recreatieve voorzieningen. Direct ten noorden van het bedrijf liggen de voetbalvelden van het een sportpark Wissel. Ten zuidwesten van het terrein (aan de overzijde van de Molenweg) ligt het conferentiehotel Villa Heidebad. Ten westen van de inrichting ligt het Bospark De Schaapskooi met zijn recreatiewoningen. Op enige afstand van het plangebied bevindt zich het recreatiepark De Veldkamp.
Langs de Molenweg zijn verspreid burgerwoningen gelegen. De meest nabij gelegen woningen zijn gelegen aan de Molenweg op circa 25 m ten oosten van de horeca inrichting. De Molenweg is de doorgaande weg door Wissel.
Bestendigen bestaande situatie
In het voorliggende bestemmingsplan worden de geldende mogelijkheden voor 'ondergeschikte horeca behorende bij een dagrecreatieve activiteit' gewijzigd naar mogelijkheden voor 'zelfstandige horeca in combinatie met dagrecreatieve activiteiten'. Er is in die zin dus geen sprake meer van een ondergeschiktheid maar meer van een zelfstandige functie naast de dagrecreatieve voorziening. Daarmee wordt in het nieuwe bestemmingsplan de bestaande situatie bestendigd.
Via een horecavergunning zullen de openingstijden van de horecavoorziening worden geregeld.
2.2 Goede Ruimtelijke Ordening
In de toelichting wordt aangetoond dat in voorkomende situatie sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De combinatie van dagrecreatie en zelfstandige horeca op de locatie Ericaweg 2 draagt bij aan de aantrekkelijkheid van het gebied.
Naar aanleiding van het bestemmingsplan is geen sprake van nieuwbouwactiviteiten. Dat wil zeggen dat bestaande bebouwing niet wordt gesloopt en er geen extra bebouwing wordt toegevoegd. Er is sprake van het planologisch-juridisch vastleggen van een bestaande en passende situatie.
Zoals uit voorgaande omschrijving blijkt is Wissel een overwegend recreatief gebied met een veelheid aan voorzieningen zoals vakantiehuisjes, hotels, restaurants en dagrecreatieve voorzieningen.
Zowel uit de Structuurvisie (zie paragraaf 3.3.1), de Toekomstvisie (zie paragraaf 3.3.2) als het structuurplan Epe (zie paragraaf 3.3.3), blijkt dat voor het betreffende deel van het buitengebied actief wordt ingestoken op de ontwikkeling van het buitengebied. Voor het voorliggende gebied wordt daarbij vanuit de gemeente ruimte gegeven voor recreatieve voorzieningen.
Zowel in het geldende bestemmingsplan 'Wissel en Schaveren' als in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Epe (zie paragraaf 3.3.4) kiest de gemeente ervoor om voorwaarden te scheppen voor de toeristisch-recreatieve sector om op ontwikkelingen in te kunnen spelen. Het gemeentelijk recreatiebeleid zich richt op een kwalitatief voldoende en gevarieerd aanbod van de recreatieve voorzieningen.
Uit de verschillende onderzoeken die in het kader van dit bestemmingsplan zijn uitgevoerd (zie hoofdstuk 4) wordt eveneens aangetoond dat het huidig gebruik acceptabel is.
Door de gemeente is dan ook besloten om mee te werken met het voornemen om de bestaande situatie in het voorliggende bestemmingsplan conserverend vast te leggen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
Gezien de beperkte aard van dit bestemmingsplan wordt in onderstaande kort ingegaan op het provinciale en gemeentelijke beleid. Dit bestemmingsplan voorziet in het legaliseren van de horecavoorziening in die zin dat geen sprake meer is van ondergeschikte horeca maar van horeca in combinatie met de dagrecreatieve voorziening.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland (2016)
De provincie kiest in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- een duurzame economische structuur;
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
De provinciale hoofddoelen zijn in verschillende hoofdstukken opgenomen en vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland:
- Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Zo heeft het Rivierenland andere regionale economische en culturele motoren dan de Stedendriehoek;
- Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich vooral afspelen op ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit;
- Mooi Gelderland betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming danwel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Denk aan cultuurhistorie, natuur, water, ondergrond.
Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.' Uitnodigingsplanologie is sturen op doelen en kwaliteit, niet op de exacte middelen.
Groene Ontwikkelingszone
Relevant voor dit bestemmingsplan is dat het plangebied is aangeduid als Groene Ontwikkelingszone. De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De Ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Enkele weidevogelreservaten maken deel uit van het GNN. Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het GNN herbergt de GO ook kenmerkende natuurwaarden.
De provincie nodigt de Gelderse samenleving uit om in de Groene Ontwikkelingszone (GO) initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van deze dubbele doelstelling. Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en voor een uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies. Voor landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie ligt hier ontwikkelingsruimte, waarbij de kernkwaliteiten per saldo niet significant worden aangetast.
Nationaal Landschap Veluwe
Het plangebied maakt deel uit van het Nationaal Landschap Veluwe, deelgebied Wissel - Emst. De kernkwaliteiten die betrekking kunnen hebben op het plangebied van dit bestemmingsplan bestaan uit:
- Kwelzone op de flank van de Veluwe met alle gradiënten en natuurwaarden die daarbij horen onderdeel van Nationaal Landschap Veluwe;
- leefgebied das;
- leefgebied steenuil;
- kleinschalig landschap met veel opgaande landschapselementen;
- abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir;
- ecosysteemdiensten: recreatie, drinkwater;
- alle door de Flora- en faunawet of Natuurbeschermingswet beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied.
Ten aanzien van de voorziene ontwikkeling in dit bestemmingsplan kan gesteld worden dat geen aantasting plaats vindt van de kernkwaliteiten. Er zullen geen aanleg- en/of bouwactiviteiten plaatsvinden.
3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening (2016)
In de Omgevingsverordening staan de regels die horen bij de Omgevingsvisie. Ten aanzien van de Groene Ontwikkelingszone is bepaald dat geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied. Dit bestemmingsplan past binnen de doelstellingen van de Groene Ontwikkelingszone. De omzetting van ondergeschikte horeca naar een horecavoorziening in combinatie met de dagrecreatieve voorziening heeft geen invloed op de natuurwaarden in de omgeving. Gezien de beperkte ingreep leidt de omzetting van ondergeschikte horeca naar een horecavoorziening in combinatie met de dagrecreatieve voorziening niet tot significante aantasting van de kernkwaliteiten van dit gebied.
3.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid
3.3.1 Structuurvisie Veluweflank Epe (2010)
Het gebied tussen Apeldoorns Kanaal en het Centraal Veluws Natuurgebied kent een eigen karakteristieke ruimtelijke opbouw, een zeer gevarieerd ruimtegebruik dat aan relatief sterke dynamiek onderhevig is. Met name op het gebied van landbouw (verandering in teelten, schaalvergroting), recreatie en toerisme (verblijfsrecreatie, paardensport) en wonen in het buitengebied (landgoederen, vrijkomende agrarische bebouwing).
Recreatie
Recreatie is een belangrijke economische drager van het plangebied. Ten aanzien van dit thema signaleert de structuurvisie dat het recreatief aanbod wordt gezien als traditioneel en compleet maar niet voldoende toegespitst op de huidige markt die vraagt om hoogwaardige en gevarieerde voorzieningen. Een kwaliteitssprong en differentiatie zijn noodzakelijk. Een belangrijke opgave is het faciliteren en sturen van een verdere transformatie van de Veluweflank naar een vrijetijdslandschap. Het gebied zal zich als zodanig moeten profileren.
Conclusie
De combinatie dagrecreatie en horeca op de locatie Ericaweg 2 draagt bij aan de aantrekkelijkheid van het recreatief gebied. Het ondersteunt de dagrecreatieve voorziening op het perceel en in die zin is het passend binnen de doelstellingen van de structuurvisie.
3.3.2 Toekomstvisie Epe 2030 (2013)
De gemeente Epe wil zich als krachtige en vitale gemeente richting 2030 duurzaam ontwikkelen door haar bestaande kwaliteiten en sterke punten verder te verbeteren. Daarbij inspelend op maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen.
De toekomstvisie geeft richting aan de keuzes die de gemeente de komende jaren maakt bij allerlei maatschappelijke opgaven. De visie is gebaseerd op drie pijlers: economie, het sociale terrein en het ruimtelijke terrein.
Economie
De gemeente wil naar een moderne arbeidsmarkt en wil de economische structuur versterken. Dit uit zich in een grote verscheidenheid aan werkgelegenheid. Behoud en versterking daarvan vindt plaats door modernisering en door alternatieven te bieden voor de belangrijke sectoren als de maakindustrie en de landbouw.
Om de verwachte krimp in de traditionele maakindustrie en landbouw te compenseren verlegt de gemeente de aandacht naar onder andere de potentiële groeisector recreatie/toerisme met daarin onderscheidende elementen.
De Veluwe is een landelijke trekker en is een belangrijke insteek voor Epe. De gemeente telt veel verblijfsmogelijkheden (campings, bungalowparken, hotels, B&B). Wandelen en fietsen zijn belangrijke activiteiten, net als hippische recreatie. Aantrekkelijk zijn ook de mogelijkheden voor dagrecreatie en de vele evenementen.
Het trekken van meer toeristische bezoekers is van grote betekenis voor de werkgelegenheid.
Ruimte
Natuur, landschap en cultuurhistorie zijn en blijven de unieke kenmerken van Epe. Uitgaande van deze sterke kwaliteiten vindt de fysieke inpassing van nieuwe ontwikkelingen plaats.
Epe bezit een uniek buitengebied. Met kernkwaliteiten als rust, stilte, ruimte en landschappelijke schoonheid blijft het kansen en mogelijkheden bieden, zowel voor de eigen bewoners en de mensen die in Epe werken, als de vele toeristen die de gemeente jaarlijks bezoeken. In de diverse buurtschappen in het buitengebied vindt veel kleinschalige bedrijvigheid plaats gericht op de toeristische, agrarische en diensten- en verzorgingssector.
Ruimte wordt geboden aan innovatieve en nieuwe bedrijvigheid uit de groeisectoren recreatie/toerisme en zorg, al dan niet in combinatie met bestaande bedrijvigheid. Vrijkomende bebouwing wordt benut om nieuwe activiteiten mogelijk te maken. De kwaliteit van het buitengebied levert een aantrekkelijke omgeving om in te wonen. Het wonen in en nabij het groen is bijzonder en een te benutten kwaliteit.
Conclusie
Het plangebied ligt in het buitengebied in een omgeving waar zich, naast wonen, al meerdere toeristisch/recreatieve voorzieningen bevinden. Het plangebied past daarmee binnen het geformuleerde beleid.
3.3.3 Structuurplan Epe
Het structuurplan is een uitwerking van de Toekomstvisie Epe 2010. In het plan staan in hoofdlijnen de gewenste sociaal-maatschappelijke en ruimtelijk-economische ontwikkelingen voor de gemeente Epe voor de komende 10 jaar.
Het plan doet uitspraken over waar gebouwd kan worden voor de bewoners en bedrijven. Ook wordt er een perspectief geschetst voor de ontwikkeling van landbouw, recreatie en natuur.
Voor Wissel wordt in het structuurplan vooral gericht op het versterken van de verblijfsrecreatie. Schaveren is gelegen in een voorkeurszone voor nieuwe landgoederen.
3.3.4 Bestemmingsplan Wissel en Schaveren
Het op 12 mei 2012 vastgesteld Bestemmingsplan Wissel en Schaveren betreft een actualisatieplan. Dit houdt in dat bestaande planologische rechten zijn overgenomen in de juridische regeling.
Het perceel heeft in het bestemmingsplan een dagrecreatieve bestemming waarbij om het bestaande gebouw een bouwvlak is gelegd. Goot- en bouwhoogtes en maximale oppervlaktematen zijn nauwkeurig vastgelegd. Ondergeschikte en bij de hoofdfunctie behorende detailhandel en horeca.
Het bestemmingsplan richt zich op het behoud van bestaande recreatieve voorzieningen en biedt de nodige mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering, zowel voor verblijfsrecreatie als voor dagrecreatie.
De gemeente wil voorwaarden scheppen voor de toeristisch-recreatieve sector om op ontwikkelingen in te kunnen spelen. Dat staat in de Notitie “Verblijfsrecreatie in Epe”, waarin de gemeentelijke visie op de recreatieve sector is verwoord. Deze notitie is samengevat in paragraaf over gemeentelijk beleid. De notitie geeft aan dat het recreatiebeleid zich richt op een kwalitatief voldoende en gevarieerd aanbod van de recreatieve voorzieningen. Veel ingrepen die nodig zijn ten behoeve van toerisme en recreatie, kunnen zonder meer binnen de planologische regeling van het bestemmingsplan tot stand komen. Slechts enkele ingrepen hebben gevolgen voor de ruimtelijke ordening en behoeven een nadere afweging, waarbij ook andere belangen betrokken moeten worden.
De dagrecreatieve voorzieningen in het plangebied bestaan voornamelijk uit extensieve voorzieningen (zoals wandelpaden, fietspaden en picknickplaatsen). In de notitie "Verblijfsrecreatie in Epe” streeft de gemeente naar behoud, verbetering en uitbreiding van deze voorzieningen.
Voor kleinschalige voorzieningen als wandelpaden en picknickplaatsen is geen specifieke planologische regeling nodig. Wandel- en fietspaden en picknickplaatsen zijn mede bestemd in de verschillende gebiedsbestemmingen of verkeersbestemmingen. Binnen de gebiedsbestemmingen is het mogelijk fietspaden aan te leggen of te verharden. Bij de tracékeuze spelen de belangen van landbouw, natuur en landschap een grote rol. Bankjes, borden, et cetera passen in de andere-bouwwerkenregeling.
Het midgetgolfterrein aan de Ericaweg 2 heeft de bestemming “ Recreatie - Dagrecreatie” gekregen. Verder is hier een ondergeschikte horecavoorziening aanwezig die in de bestemming “ Recreatie – Dagrecreatie” is medebestemd door middel van een aanduiding.
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
4.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van een horecavoorziening naast de dagrecreatieve voorziening. In het vorige bestemmingsplan was alleen horeca in ondergeschikte vorm mogelijk. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouw- of aanlegactiviteiten mogelijk. Bij een nieuwe ontwikkeling dient onderzocht te worden of kan worden voldaan aan de relevante planologische- en milieuaspecten zoals archeologie, geluid, externe veiligheid en flora en fauna.
Nu in dit bestemmingsplan geen sprake is van nieuwbouwactiviteiten hoeven sommige aspecten niet, dan wel niet diepgaand te worden onderzocht. Volstaan kan worden met een beschrijving van de bestaande situatie.
In onderstaande wordt ingegaan op de verschillende aspecten.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. Op basis van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de overheid verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen ook de archeologische (verwachtings)waarden bij de planvorming te betrekken.
De gemeente Epe beschikt over een archeologische verwachtingswaardenkaart. Voor een groot deel van het plangebied geldt op basis van deze kaart de verwachtingswaarde "Laag". Een deel van het plangebied behoort tot het gebied met een middelhoge verwachtingswaarde.
Afbeelding - Uitsnede archeologische verwachtingswaardenkaart
Bij grondwerkzaamheden dient beoordeeld te worden in hoeverre deze van invloed kunnen zijn op de verwachtingswaarden voor archeologie. Het archeologiebeleid bepaalt ten aanzien van verschillende gebied bij welke bodemingrepen eerst archeologisch onderzoek gedaan moet worden.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in bodemingrepen zodat ook geen sprake kan zijn van eventuele aantasting van mogelijk te verwachten archeologische resten. In overeenstemming met het gemeentelijk beleid is voor het gebied met een middelhoge verwachtingswaarde een dubbelbestemming opgenomen in dit bestemmingsplan.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Cultuurhistorie
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
In het plangebied en in de omgeving hiervan bevinden zich geen monumenten en/ of beeldbepalende panden. Verder zijn geen overige cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig. Er hoeven geen extra regelingen opgenomen te worden ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
4.3 Bodem
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit (denk bijvoorbeeld aan een groentetuin op een voormalige vuilstortplaats), zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.
Het bestemmingsplan voorziet niet in bouwwerkzaamheden, de bodem wordt dus niet geroerd. Bovendien is de horecafunctie geen gevoelige functie. Een bodemonderzoek kan dus achterwege blijven.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
4.4 Externe Veiligheid
Vooral de vuurwerkramp in Enschede in 2000, heeft ertoe geleid dat het externe veiligheidsbeleid is aangescherpt. Externe Veiligheid gaat over het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Een LPG-tankstation of chloortrein valt bijvoorbeeld onder het externe veiligheidsbeleid. In het kader van externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden, namelijk inrichtingen, transportroutes en (ondergrondse) buisleidingen.
Afbeelding - Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Op grond van de risicokaart (www.risicokaart.nl) wordt het volgende geconstateerd:
- Inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die op basis van het BEVI een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling. - Transportroutes
Het plangebied ligt niet binnen een risicocontour van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. - Buisleidingen
Het plangebied is niet gelegen binnen een risicocontour van een transportleiding.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
4.5 Natuur
In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op het project:
- Natura 2000;
- Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische hoofdstructuur).
Natura 2000
Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren, Natura 2000 genaamd. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken hiervan deel uit. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen (in of in de nabijheid van het Natura 2000-gebied) geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden (Natuurbeschermingswet).
Het plangebied ligt binnen een straal van 3 kilometer van het Natura 2000-gebied "Veluwe". Dit bestemmingsplan voorziet ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan in een beperkte ontwikkeling in die zin dat naast ondergeschikte en bij de hoofdfunctie behorende detailhandel en horeca tevens horecadoeleinden in combinatie met dagrecreatieve activiteiten is toegestaan. Er worden geen extra bouwactiviteiten mogelijk gemaakt. Aangezien ook geen uitbreidingen van bebouwing of gebruikoppervlak zijn voorzien, mag er van uit worden gegaan dat er geen sprake is van een te verwachten significant negatief effect op Natura 2000-gebied.
Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur)
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur EHS). Op basis van de provinciale omgevingsverordening zijn ingrepen in de NNN/EHS doorgaans alleen mogelijk in situaties wanneer de ingreep is 'van groot openbaar belang' is en er geen alternatieven mogelijk zijn.
Het plangebied ligt in de Groene Ontwikkelingszone (NNN-/EHS-verwevingsgebied). Het beleid ten aanzien van de GO is dat kleinschalige ontwikkelingen mogelijk zijn mits wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt. In dit bestemmingsplan is sprake van een zeer kleinschalige ontwikkeling waarbij geen sprake is van aanleg- en/of bouwactiviteiten. Er kan van uit worden gegaan dat geen sprake is van een verslechtering van de kernkwaliteiten van het landschap.
Soortbescherming
De Wet natuurbescherming beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).
Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
Het terrein betreft een intensief bezocht terrein (midgetgolf- terrein) met één gebouw. Het midgetgolf-terrein bestaat uit een intensief onderhouden grasveld met daarin een parcours aangelegd. Op het terrein staat een berging voor de opslag van onderhoudsmateriaal. De horecavoorziening bestaat uit één gebouw met een terras aan de zuidzijde. Aan de noordzijde van het perceel bevindt zich de parkeerplaats. Op het perceel staan enkele naaldbomen en langs sommige randen staan ook bomen (gemengd).
Dit bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van een horecavoorziening welke gecombineerd is met de midget-golfbaan. Er zijn geen bouwactiviteiten voorzien en verder op het perceel is ook geen sprake van aanleg- of kapactiviteiten. Gezien het intensieve gebruik van de voorzieningen en omdat er geen activiteiten zijn voorzien ligt het niet in de verwachting dat eventuele aanwezige beschermde soorten hinder ondervinden.
Quickscan Natuurtoets
Ten behoeve van het bestemmingsplan is in 2014 een Quickscan Natuurtoets uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 1. In deze quickscan is bepaald in hoeverre de voorziene ontwikkeling effect heeft op de gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Ten aanzien van het op ruim 200 meter gelegen Natura 2000-gebied Veluwe wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan zeer beperkte consequenties heeft en dat hierdoor geen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Veluwe te verwachten zijn. Ten aanzien van de ligging in het Groene Ontwikkelingszone wordt gesteld dat indien sprake is van toekomstige ontwikkelingen er getoetst moet worden of sprake is van een significante aantasting van de kernkwaliteiten. De nieuwe ontwikkeling zal moeten worden voorgelegd aan de provincie Gelderland. Het gaat hierbij dan vooral om bouw- en aanlegactiviteiten.
Ten aanzien van de soortenbescherming is geconcludeerd dat bij nieuwe ingrepen alleen naar vleermuizen nader onderzoek zal moeten worden uitgevoerd. Verder is aangegeven dat ten aanzien broedvogels en sommige amfibieën rekening gehouden moet worden met bepaalde periodes in het jaar. Ook hierbij geldt dat dit alleen hoeft wanneer sprake is van nieuwe bouw- of aanlegactiviteiten.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in ruimtelijke ingrepen zodat het aspect natuur geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan vormt.
Inwerkingtreding Wet natuurbescherming
De Quickscan Natuurtoets is nog uitgevoerd binnen het wettelijk kaders van de Flora- en faunawet en van de Natuurbeschermingswet 1998. Met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming op 1 januari 2017 zijn deze wetten (samen met de Boswet) komen te vervallen. De bescherming van gebieden en soorten vindt nu plaats in het kader van de nieuwe Wet natuurbescherming. Ten aanzien van de gebieds- en soortenbescherming is de nieuwe Wet natuurbescherming in grote mate gelijk gebleven.
Op grond van het voorliggende bestemmingsplan worden geen ruimtelijke ingrepen voorzien. Over het algemeen wordt in de quickscan geconcludeerd dat pas bij toekomstige ingrepen in het restaurantgebouw (na-isolatie, sloop en verbouwen) aanvullend vleermuisonderzoek dient te worden uitgevoerd.
De nieuwe wetgeving geeft geen aanleiding om de conclusie van de quickscan aan te passen.
4.6 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer. Hierin is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen verruimd. Doordat het NSL in werking is getreden, draagt op grond van het Besluit niet in betekenende mate een project niet bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 als NO2.
Onderhavig bestemmingsplan maakt in zeer beperkte mate een ontwikkeling mogelijk. Er is alleen sprake van het mogelijk maken van een horecavoorziening in combinatie met de dagrecreatie waar dit voorheen alleen als ondergeschikte horeca bedoeld was. Er is geen sprake van een verkeerstoename die tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
4.7 Geur
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt voor de beoordeling van aanvragen om vergunning in het kader van de Wet milieubeheer het toetsingskader voor de geurhinder vanuit veehouderijen. De Wgv stelt normen aan de geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten en stelt minimale afstanden vast van veehouderijen tot geurgevoelige objecten. Om in beeld te krijgen of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat wordt bij een ruimtelijk plan ook gekeken naar de omgekeerde werking.
Op grond van artikel 5 van de Wgv is bepaald dat de afstand van de buitenzijde van een dierenverblijf tot de buitenzijde van een geurgevoelig object minimaal 50 meter binnen de bebouwde kom en 25 meter buiten de bebouwde kom moet bedragen. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen agrarische bedrijven gelegen waardoor geen sprake is van eventuele geurhinder.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.8 Wegverkeer - Geluid
In 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden de volgende geluidgevoelige objecten genoemd:
- a. woningen;
- b. onderwijsgebouwen;
- c. ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- d. bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder b; een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van de wet geen deel uit van een onderwijsgebouw.
Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai vanwege een gezoneerd industrieterrein.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is alleen wegverkeer relevant als geluidsbron waar rekening mee gehouden zou moeten worden. De spoorlijn bevindt zich niet in de nabijheid van het plangebied, het plangebied ligt niet binnen de geluidscontour van een gezoneerd industrieterrein.
Aangezien onderhavige ontwikkeling geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk maakt, is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek vanwege het wegverkeer op de omliggende wegen niet noodzakelijk.
Tevens is geen sprake van een uitbreiding van activiteiten die een extra belemmering voor de omgeving veroorzaken, vanwege een toename van het wegverkeer. Immers, de wijziging heeft alleen betrekking op de al aanwezige horeca die na vaststelling van dit bestemmingsplan wellicht langer open kan blijven dan eerder het geval was.
Het aspect geluid vanwege het wegverkeer vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
4.9 Bedrijven En Milieuzonering - Geluid
Het voorgenomen bestemmingsplan maakt zelf geen nieuwe kwetsbare c.q. gevoelige objecten mogelijk. Onderzoek naar milieuhinder vanwege rond het plangebied voorkomende individuele bedrijfsactiviteiten is in hoofdzaak dan ook niet noodzakelijk.
Andersom liggen in de omgeving van het perceel wel gevoelige bestemmingen. Nagegaan moet daarom worden of de horecavoorziening een overmatige belasting met zich mee brengt voor de omgeving. Om dit te beoordelen dient in eerste instantie gekeken te worden naar de richtafstanden zoals opgenomen in de publicatie "Bedrijven en Milieuzonering 2009" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” versie 2009 is een algemeen geaccepteerd instrument om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening indien inrichtingen dicht bij woningen worden voorzien. De publicatie geeft richtafstanden per bedrijfscategorie. De afstanden worden gegeven voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar en worden gemeten vanaf de perceelgrens van de inrichting tot aan de gevels van woningen. Deze richtafstanden zijn gebaseerd op het omgevingstype 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied'. Als sprake is van het omgevingstype 'gemengd gebied' mogen de richtafstanden verlaagd worden.
Als de afstanden worden gerespecteerd is er sprake van een milieu-hygiënisch te verantwoorden situatie en een goede ruimtelijke ordening. Als een van de afstanden niet wordt gerespecteerd, is nader onderzoek noodzakelijk om na te gaan of de situatie alsnog milieuhygiënisch inpasbaar is.
In dit geval is sprake van 'rustig buitengebied'. Voor de horecavoorziening (restaurant, SBI-code 561) geldt een richtafstand van 10 m ten opzichte van een rustige woonwijk/buitengebied. De dichtstbijzijnde woning ligt op een afstand van circa 20 m zodat aan deze richtafstand wordt voldaan. De midgetgolfbaan ligt op een kortere afstand van de woning. Voor een (normale) golfbaan geldt een richtafstand van 10 m. Gezien het feit dat de midgetgolfbaan grenst aan het perceel van de naastgelegen woning wordt niet aan deze richtafstand voldaan.
Indien woningen op kleinere afstand zijn gelegen dan de richtafstanden, kan voor het betreffende plandeel gemotiveerd afgeweken worden van de richtafstanden. Vanaf deze stap is voor geluid een akoestisch onderzoek noodzakelijk naar de milieubelasting conform de omgevingsvergunning voor het aspect milieu of het Activiteitenbesluit. Dit onderzoek is uitgevoerd.
Akoestisch onderzoek Ericaweg 2
In het 'Akoestisch onderzoek Ericaweg 2 te Epe' (zie bijlage 2) is de geluidimmissie van het plan ter plaatse van de meest nabij gelegen woningen bepaald en is beoordeeld of deze geluidniveaus voldoen aan het toetsingskader in de VNG-publicatie.
Uit het onderzoek blijkt dat zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als het maximaal geluidsniveau en de geluidbelasting als gevolg van het verkeer van en naar de inrichting in de (maximale) representatieve bedrijfssituaties voldoen aan daaraan te stellen eisen (waaronder de voorschriften uit het Activiteitenbesluit).
De conclusie is dat de uitbreiding van de activiteiten (het wijzigen van de functie van de bestaande horecavoorziening van een ondergeschikte naar een zelfstandige functie) vanuit een goede ruimtelijke ordening voor het aspect geluid inpasbaar is. Ook worden vanuit het Activiteitenbesluit geen beperkingen of aanvullende voorwaarden opgelegd aan de inrichting.
De akoestische uitgangspunten worden vertaald in planvoorschriften in het bestemmingsplan, namelijk in de vorm van het overnemen van de uitgangspunten van en de maximale aannames in de bedrijfssituaties (in paragraaf 3.4 en 4.1 van het akoestisch onderzoek):
- het vastleggen van de maximale m2-capaciteit (en daarmee het aantal bezoekers) van terras en restaurant;
- het vastleggen van de openingstijden van terras en restaurant;
- het vastleggen van een maximaal toegelaten geluidniveau in de inrichting, eventueel gekoppeld aan tijdstippen, als gevolg van muziek en stemgeluid in de representatieve én de incidentele situatie;
- het uitsluiten van muziekgeluid op het terras.
Op deze wijze wordt in het bestemmingsplan geborgd dat de activiteiten vanuit een goede ruimtelijke ordening voor het aspect bedrijvigheid-geluid inpasbaar zijn. Het aspect vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.10 Waterparagraaf
De watertoets houdt in dat vroegtijdig in het planvormingsproces rekening moet worden gehouden met de waterhuishouding. Sinds 2003 bestaat de wettelijke verplichting om de watertoets bij ruimtelijke plannen en besluiten te betrekken. Daarom moet in een vroegtijdig stadium van de planvorming overleg plaatsvinden met de waterbeheerder. In een dergelijk overleg wordt stilgestaan bij de consequenties van het nieuwe ruimtelijke plan ten aanzien van de waterhuishouding en mogelijk te nemen waterhuishoudkundige maatregelen. De watertoets is in de toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen in de vorm van de waterparagraaf.
De waterbeheerder in het plangebied is het Waterschap Vallei en Veluwe. Aangezien onderhavige ontwikkeling alleen bestaat uit het wijzigen van de functie van bestaande bebouwing, vindt er geen aantasting van de waterschapsbelangen plaats. Evenmin vindt er een toename van verharding of bebouwing plaats met onderhavig bestemmingsplan.
Onderhavig bestemmingsplan zal in het kader van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de overlegpartners, waaronder het Waterschap Vallei en Veluwe. Hun reactie op dit bestemmingsplan zal worden verwerkt in dit bestemmingsplan.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
4.11 Verkeer En Parkeren
Ten aanzien van de aspecten verkeer en parkeren dient bepaald te worden in hoeverre de horecavoorziening geen overmatige verkeersaantrekkende werking heeft en of er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Voor het beoordelen van deze aspecten is gebruik gemaakt van de CROW-publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie", publicatie 317 van oktober 2012.
Verkeersgeneratie
Ten aanzien van restaurants en midgetgolfbanen zijn geen kencijfers gegeven door CROW. In het kader van het akoestisch onderzoek vanwege milieuhinder bedrijvigheid (zie paragraaf 4.9) is, in samenspraak met de initiatiefnemer, de verkeersgeneratie bepaald. Daarbij is onderscheid gemaakt voor tussen de zomerperiode (representatieve bedrijfssituatie terras) en de winterperiode (representatieve bedrijfssituatie restaurant):
- Voor de zomer wordt aangenomen dat het terras met 60 stoelen drie keer volledig wordt gevuld (lunch, middagthee en diner). Worstcase wordt aangenomen dat, uitgaande van 3x volledige bezetting van het terras, 72 personenwagens gedurende de openingstijden naar de inrichting komen (2,5 personen per auto indien iedereen met de auto komt).
Op een representatieve zomerdag maken maximaal 110 personen gebruik van de midgetgolfbaan. Aangenomen wordt dat 60 personen daarvan ook het terras bezoeken en dat 50 geen gebruikmaken van het terras. Uitgaande van een gelijke verkeersaantrekkende werking betekent dit dat 20 personenwagens extra naar de inrichting komen voor het midgetgolfen.
In totaal worden gedurende de openingstijden 92 personenwagens geraamd. Uit ervaring blijkt echter dat gedurende de zomermaanden veel mensen te voet of met de fiets komen. Het aantal personenwagens zal daarom in de praktijk lager zijn.
Tot slot bezoeken 2 leveranciers met bestelwagens en 1 leverancier met een vrachtwagen de inrichting. - Voor de winterperiode wordt aangenomen dat van het restaurant met 48 stoelen drie keer volledig wordt gevuld. Aangenomen wordt dat, uitgaande van 3x volledige bezetting van het restaurant, 58 personenwagens gedurende de openingstijden naar de inrichting komen (2,5 personen per auto indien iedereen met de auto komt).
Op een representatieve winterdag maken maximaal 110 personen gebruik van de midgetgolfbaan. Aangenomen wordt dat 48 personen daarvan ook het restaurant bezoeken en dat 62 geen gebruikmaken van het restaurant. Uitgaande van een gelijke verkeersaantrekkende werking betekent dit dat 25 personenwagens extra naar de inrichting komen voor het midgetgolfen.
In totaal worden gedurende de openingstijden in de winter 83 personenwagens geraamd. Daarnaast bezoeken 2 leveranciers met bestelwagens en 1 leverancier met een vrachtwagen de inrichting.
Het aantal auto-bezoeken variëren daarom tussen de 86 en 95 motorvoertuigen gedurende de openingstijden. Dat betekent een verkeersgeneratie tussen de 172 en 190 motorvoertuigen per dag. Deze verkeersgeneratie kan eenvoudig worden opgevangen door de omliggende wegen, met name de Molenweg.
Parkeren
Voor restaurants zijn wel kencijfers gegeven voor het benodigd aantal parkeerplaatsen. In een niet stedelijk gebied dient voor onderhavig plangebied (rest bebouwde kom) uitgegaan te worden van 16 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak. Voor de horecavoorziening dient daarom rekening te worden gehouden met maximaal 19-20 parkeerplaatsen.
Op het aanwezige parkeerterrein bevinden zich al voldoende parkeerplaatsen, namelijk 25. Bij eventuele pieken in het aantal bezoekers kan uitgeweken worden naar de parkeerplaatsen bij de voetbalvelden.
In de planregels is in artikel 12.1 (Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden) de verplichting opgenomen om bij nieuwe ontwikkelingen te voldoen aan de geldende gemeentelijke parkeernormen.
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
4.12 Kabels En Leidingen
Over en onder het plangebied liggen geen leiding en kabels die planologisch relevant zijn. Daarom vormen dit aspect geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
Een bestemmingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien.
De toelichting op de regels en verbeelding zijn niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid en kan bovendien dienst doen bij planinterpretatie. Om inzicht te geven in de juridische opzet zijn hierna de systematiek en de opbouw van het bestemmingsplan toegelicht.
Eerst wordt ingegaan op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, vervolgens op de verbeelding. Daarna wordt aangegeven op welke wijze de regels in algemene zin zijn opgebouwd en de bestemmingsartikelen in het bijzonder. Tot slot wordt ingegaan op een aantal toetsingsaspecten.
5.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp 2012)
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Volgens het Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht dat een nieuw bestemmingsplan in digitale vorm wordt vastgesteld. Dit moet gebeuren volgens de RO-standaarden, RO-standaarden en regels 2012. Voor het digitaliseren c.q. standaardiseren van bestemmingsplannen is de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) ontwikkeld.
Ook moet van het plan een analoge versie worden vastgesteld. Van een bestemmingsplan is er dus altijd een digitale en een analoge (papieren) (verschijnings)vorm. Deze zijn beide rechtsgeldig. Bij onduidelijkheid of een tegenstrijdigheid is de digitale weergave van doorslaggevende betekenis.
Onder vorige wetten werden bijna geen bepalingen gesteld over de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan. Hierdoor zijn er in de praktijk zeer verschillende bestemmingsplannen ontstaan. Dit, terwijl leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan van groot gewicht zijn. Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Zo zijn bijvoorbeeld de bestemmingen en begripsbepalingen in alfabetische volgorde opgenomen en vloeit de naam van een bestemming voort uit een standaardlijst, waaruit ingevolge de SVBP 2012 gekozen dient te worden. Kenmerk van de bestemmingen is dat het gehele plangebied ermee (vlaksgewijs) is bedekt. Een bestemmingsplan kan ook dubbelbestemmingen bevatten. Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen hoeven het gehele plangebied niet te bedekken.
Aanduidingen (functieaanduiding of gebiedsaanduiding) worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.
De SVBP 2012 voorziet overigens uitsluitend in een systematische wijze van bestemmen en er wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de standaarden geen betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan. Wel kent het SVBP 2012 een aantal onderdelen die verplicht moeten worden overgenomen in een bestemmingsplan, zoals de wijze van meten.
5.2 Verbeelding
De verbeelding (plankaart) heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het plangebied. Daartoe zijn op de verbeelding bestemmingsvlakken en aanduidingen opgenomen. Deze aanduidingen zijn in de vorm van een vlak weergegeven. Deze aanduiding is digitaal altijd aan te klikken en zal dan oplichten, waardoor duidelijk is wat de grens van het aanduidingsvlak is. Op www.ruimtelijkeplannen.nl is hiervoor ‘het verrekijkertje’ voor de opgesomde aanduiding aan te klikken. Het vlak zal dan rood oplichten. In de regels wordt hiervoor de formulering “ter plaatse van de aanduiding ‘…’” gebruikt. Hiermee wordt dus het aanduidingsvlak bedoeld en niet de plek van het weergegeven symbool of de afkorting.
Op de papieren kaart zijn functieaanduidingen en bouwaanduidingen begrensd door een ‘haaientandlijn’ en worden maatvoeringsaanduidingen weergegeven door een onderbroken lijn. Bij onduidelijkheid of een tegenstrijdigheid is de digitale weergave van doorslaggevende betekenis. Anders gezegd, de papieren kaart heeft hierin geen betekenis meer.
Aan de ondergrondgegevens op de verbeelding, zoals ingetekende gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergrondgegevens hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.
5.3 Regeling
De regels zijn standaard als volgt opgebouwd:
- Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en een bepaling over de wijze van meten; deze worden in alfabetische volgorde gegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.
- Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen.
- Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de antidubbeltelbepaling, de procedurebepaling en algemene regels ten aanzien van omgevingsvergunningen.
- Hoofdstuk 4 ten slotte bevat het overgangsrecht en de slotregels met daarin de titel van het bestemmingsplan.
De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de bestemmingsomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Vervolgens wordt in de bouwregels aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid is een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht.
Om bepaalde ontwikkelingen te sturen, respectievelijk in de hand te houden, is bij sommige bestemmingen tevens gekozen voor het opnemen van omgevingsvergunnings- en wijzigingsbepalingen. Na het doorlopen van een in het bestemmingsplan nader uiteengezette procedure, kan aan deze ‘flexibliteitsbepalingen’ medewerking worden verleend.
Om te voorkomen dat bestemmingen gefrustreerd worden, zijn diverse bestemmingen voorzien van een stelsel van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden. Hierin is geregeld dat een aantal werken en werkzaamheden verboden is, tenzij het bevoegd gezag hiervoor een omgevingsvergunning heeft afgegeven.
5.4 Bestemmingen En Aanduidingen
Bestemming "Recreatie - Dagrecreatie"
In deze bestemming is de bestaande dagrecreatie mogelijk gemaakt. Onder dagrecreatie wordt verstaan: "een vorm van vrijetijdsbesteding met een verblijf buiten de woning zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat; onder dagrecreatie wordt niet begrepen vrijetijdsbesteding in gemotoriseerde sporten". Deze regeling is van toepassing op de midgetgolfbaan en jeu de boulesbaan.
Verder is met de aanduiding 'horeca' aangegeven waar de ruimte wordt geboden voor de horecavoorziening. Onder een horecabedrijf wordt een bedrijf verstaan dat in hoofdzaak in gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken.
Het horecabedrijf is voorzien van een bouwvlak waarbinnen gebouwd mag worden. Tevens zijn de maximale oppervlaktemaat van 120 m2 en de maximale goot- en bouwhoogte geregeld. Het horecabedrijf is een functie dat naast de dagrecreatieve voorziening bestaat.
In de planregels zijn, naast oppervlakte gebruiksregels opgenomen om de maximale bedrijfsvoering van het voorliggende bedrijf te borgen. Deze zijn gebaseerd op de akoestische uitgangspunten, zoals beschreven in paragraaf 4.9 'Bedrijven enmilieuzonering - geluid'.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'
Met deze dubbelbestemming is de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden geregeld. Behalve de enkelbestemming ter plaatse, geldt hier aanvullende regelgeving ten aanzien van bouwen of het uitvoeren van werkzaamheden. Indien deze de gestelde grenzen overschrijden, is een omgevingsvergunning vereist. Werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud van de gronden zijn uitgezonderd van deze vergunningplicht.
Aanduiding 'overige zone - Groene ontwikkelingszone'
Het plangebied valt onder het regime van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)/ Groene ontwikkelingszone (GO). Het deel dat is aangewezen als EHS-verweving/ GO is als gebiedsaanduiding op de verbeelding weergegeven.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Handhaving
Bij het opstellen van een bestemmingsplan voor het buitengebied speelt handhaving een belangrijke rol. Een goed bestemmingsplan kenmerkt zich niet alleen door middel van een goede beheerslaag en ontwikkelingsmogelijkheden, maar ook door middel van heldere regels en concreet gemeentelijk handhavingsbeleid.
Handhaving van bestaande regels is ook van steeds groter belang. Hierbij wordt de praktijk van gedogen steeds vaker omgezet naar minder regels met een betere handhaving. Om deze reden is het noodzakelijk de bestaande situatie in het plangebied goed te inventariseren. Deze gegevens zijn, naast de geldende rechten op grond van vigerende bestemmingsplannen een belangrijke onderlegger geweest voor het bestemmingsplan.
Het strikt handhaven van vergunningen, regels en procedures geeft duidelijkheid en maakt de samenleving veiliger. Het gedogen moet worden tegengegaan. Overbodige regels en onduidelijke regelgeving zijn daarom getracht zoveel mogelijk achterwege te laten.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) inwerking getreden met daarin opgenomen een afdeling omtrent grondexploitatie, afdeling 6.4. Het doel van deze afdeling is om de mogelijkheden voor gemeentebesturen om kosten te verhalen, eisen te stellen aan de inrichting, de kwaliteit of de realisatie van bouwlocaties te verbeteren. Dit brengt met zich mee dat de gemeente bij de vaststelling van het bestemmingsplan, een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 Wro, een projectbesluit of een beheersverordening kosten moet verhalen. Deze verplichting is vastgelegd in artikel 6.12 Wro.
Bouwplan
In artikel 6.12 Wro is bepaald dat een exploitatieplan vastgesteld dient te worden voor gronden waarvoor men voornemens is een bouwplan op te stellen. In artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is het bouwplan gedefinieerd. De nieuwbouw of uitbreiding van een woning of een hoofdgebouw zijn onder meer bouwplannen.
De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de kosten die gemoeid zijn met onderhavig bestemmingsplan. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn de gemeentelijke kosten voor dit bestemmingsplan verzekerd.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
Het voorontwerp bestemmingsplan Ericaweg 2 heeft met ingang van 31 augustus 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tevens is het voorontwerp in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro verstuurd naar de verschillende overlegpartners. In het kader van het Brooverleg zijn geen reacties ingediend. Aanpassing op basis van het wettelijk overleg is dan ook niet nodig.
7.2 Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan Ericaweg 2 heeft met ingang van 31 augustus 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de inspraaktermijn zijn twee inspraakreacties ingediend. De binnengekomen reacties zijn samengevat in de 'Notainspraak en overleg Voorontwerp bestemmingsplan Ericaweg 2’ en voorzien van een gemeentelijke reactie.
De inspraakreacties hebben geleid tot enkele wijzigingen in het voorliggende bestemmingsplan Ericaweg 2. De Nota inspraak en overleg is als bijlage 3 opgenomen bij dit bestemmingsplan.
7.3 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan Ericaweg 2 heeft met ingang van 25 januari 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.
Het bestemmingsplan is mede op basis hiervan ongewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie 1
Hoofdzakelijk vormen van horeca waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd, zoals:
- Restaurant zonder bezorg- en/of afhaalservice.
- Bistro.
- Crêperie.
- Lunchroom.
- Koffie-/theehuis, koffiebar, tearoom.
- Ijssalon.
- Broodjeszaak.
- Croissanterie.
- Hotel.
Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, afval op straat.
Categorie 2
Hoofdzakelijk vormen van horeca die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) van de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals:
- Restaurant met bezorg- en/of afhaalservice.
- Cafetaria.
- Snackbar.
- Grillroom.
- Shoarma.
- Fastfoodrestaurant.
- Automatiek.
- Snelbuffet.
- Traiteur.
Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, stankoverlast, afval op straat, afvalopslag.
Categorie 3
Hoofdzakelijk vormen van horeca waar in hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt en waar zaalaccommodatie ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van het organiseren van bijeenkomsten en partijen, zoals:
- Café.
- Bar.
- Bierhuis.
- Biljartcentrum.
- Proeflokaal.
- Zaalverhuur.
Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vertrekkende bezoekers.
Categorie 4
Hoofdzakelijk vormen van horeca die muziek ten gehore brengen en gelegenheid geven tot dansen waarbij al dan niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt, zoals:
- Discotheek.
- Bar-dancing.
- Nachtclub.
Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vanuit de inrichting, geluidsoverlast vertrekkende bezoekers, openbare orde problemen.
Bijlage 1 Quickscan Natuurtoets
Bijlage 1 Quickscan Natuurtoets
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Ericaweg 2
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Ericaweg 2