Boscompensatie Kroondomein, Gortel
Wijzigingsplan - gemeente Epe
Vastgesteld op 20-06-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het wijzigingsplan Boscompensatie Kroondomein, Gortel met identificatienummer NL.IMRO.0232.BG058Kroondomein- VWP1 van de gemeente Epe;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.6 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.7 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.8 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.9 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.10 Gelders Natuurnetwerk
samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. De geometrische plaatsbepaling van het Gelders natuurnetwerk (GNN) is vervat in het plan met de aanduiding 'overige zone - gelders natuurnetwerk'.
1.11 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke aansluitende terrein.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Breedte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren;
2.2 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur - Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Natuur - Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het beheer, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de hoogopgaande beplanting, het (micro)reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
- b. het behoud, beheer en/of herstel van de natuurlijke waarden van het bosecosysteem;
- c. de waterhuishouding, waaronder sloten, sprengen en beken, alsmede waterstaatkundige doeleinden;
- d. extensief recreatief medegebruik;
met daarbij behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de voor Natuur - Bos bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat het bouwen van gebouwen niet is toegestaan.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid;
- h. de brandveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 3.2 ten behoeve van jachthutten, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 4 m2;
- b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
- c. het nut en de noodzaak van de jachthut dient te zijn aangetoond;
- b. lid 3.2 ten behoeve van hoogzitters, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
- b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
- c. het nut en de noodzaak van de hoogzitters dient te zijn aangetoond;
- c. lid 3.2 ten behoeve van aanzetladders, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
- d. lid 3.2 ten behoeve van het realiseren van wildrasters met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, met dien verstande dat de nut en de noodzaak van de hogere wildrasters is aangetoond.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruiken of het laten gebruiken van een gedeelte van een (bedrijfs)woning dan wel aan- en bijgebouwen als zelfstandige woning.
Artikel 6 Algemene Aanduidingregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gelders natuurnetwerk' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Artikel 7 Algemene Procedureregels
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in lid 8.1 onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in lid 8.1 onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde in lid 8.2 onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan 'Boscompensatie Kroondomein, Gortel'.
Bijlagen
Bijlage 1 Inrichtings- En Beheerplan
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In verband met de beoogde uitbreiding van de bezoekersparkeerplaats van Paleis Het Loo
te Apeldoorn gaat een areaal bos verloren. Het areaal bos dat gekapt moet worden bedraagt 1,2 hectare. De beoogde parkeeruitbreiding ligt binnen het in de Provinciale Verordening als Groene Ontwikkelingszone (GO) aangegeven gebied. Het verloren gegane oppervlakte dient elders te worden gecompenseerd. Voor de compensatie geldt een toeslag van 66 %. Voor de 1,2 hectare die verloren gaat, moet daarom 2,0 hectare gecompenseerd worden.
Als compensatielocatie is het perceel beoogd ten oosten van de buurtschap Gortel dat in de huidige situatie in gebruik is voor de teelt van kerstbomen. Dit perceel heeft een oppervlakte van 2,7 hectare, hiermee wordt ruim voldaan aan de compensatie-eis. De nieuwe inrichting van de compensatielocatie vervangt de waarden van de te kappen bomen ter plaatse van de parkeerplaatsuitbreiding en sluit aan bij de directe omgeving van de compensatielocatie zelf. Naast de compensatie van het fysieke oppervlakte zorgt de inrichting voor een, per saldo, substantiële versterking van de kernkwaliteiten van de GO zoals genoemd in de Omgevingsverordening.
Dit wijzigingsplan voorziet in de mogelijkheid om bos te kunnen realiseren ten behoeve van de genoemde compensatie.
1.2 Ligging Plangebied
De compensatie is gepland op een perceel in het buurtschap Gortel ten noorden van de Hanendorperweg aan de westzijde van Camping de Bonte Vlucht (zie figuur 1.1).
Figuur 1.1 Ligging plangebied boscompensatie
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Epe dat op 23 juni 2005 door de gemeenteraad is vastgesteld. De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn gewijzigd bij de vierde partiële herziening die op 4 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Voor het plangebied geldt de bestemming 'Agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurlijke waarde' (ALN). Natuurontwikkeling in de vorm van bebossing is hier niet toegestaan. Wel is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van natuurontwikkeling. Als voorwaarde voor deze wijziging geldt een evenredige belangenafweging, waarbij betrokken worden:
- de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad;
- de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven worden geschaad;
- de uitvoerbaarheid - waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid - en de landschappelijke en natuurlijke waarden;
- de mogelijke (significant) negatieve gevolgen van de voorgenomen vrijstelling voor gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt;
en met dien verstande dat indien de gronden op de toetsingskaart bufferzone natte land-natuur zijn aangeduid met bufferzone natte land-natuur de waterbeheerder omtrent de toelaatbaarheid van de wijziging wordt gehoord.
Toetsing aan de wijzigingsregels
- De waarde en de betrokken functies, in dit geval agrarische gronden, worden niet geschaad.
- Met de bosaanleg worden geen belangen van gebruikers en/of eigenaren van omliggende percelen aangetast. Het omliggende terrein is reeds grotendeels bebost.
- De uitvoerbaarheid levert geen problemen op. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.
- Er ontstaan geen (significant) negatieve gevolgen voor beschermde gebieden. Met het omvormen van de agrarische gronden in bospercelen zijn de gevolgen eerder positief dan negatief.
Er wordt voldaan aan de wijzigingsregels. Het is daardoor mogelijk om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid.
In het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Epe is het in dit wijzigingsplan beschreven perceel niet opgenomen.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
In de huidige situatie is het perceel aan de westzijde van Camping de Bonte Vlucht in gebruik voor het kweken van kerstbomen. De op dit moment aanwezig kerstbomen zijn ruim drie jaar oud.
In kaarten met de huidige begrenzing van GO en GNN (Gelders Natuurnetwerk) is de compensatielocatie opgenomen als GNN (zie figuur 2.1). Dit blijkt echter foutief. De locatie is een agrarisch perceel en valt buiten de GNN en GO. Onderdeel van de compensatie is het alsnog vastleggen van de locatie als GNN waarmee sprake is van een uitbreiding van het oppervlakte van gelders natuurnetwerk.
Figuur 2.1 Ligging plangebied binnen Gelders Natuurnetwerk
2.2 Nieuwe Situatie
Conform het inrichtings- en beheerplan (zie bijlage 1) voor de compensatielocatie worden ter plaatse inheemse loofbomen passend bij de potentieel natuurlijke vegetatie aangeplant De locatie kan een bijdrage leveren aan het versterken van de GO. Berk zal zich van nature vestigen, aanplant zal plaatsvinden van inlandse eik en linde. Hoewel de toplaag verrijkt is zal deze niet worden verwijderd. De tijd zal ook voor uitspoeling zorgdragen.
De nieuwe inrichting van de compensatielocatie vervangt de waarden van de te kappen bomen en sluit aan bij de directe omgeving van de compensatielocatie zelf. Naast de compensatie van het fysieke oppervlakte zorgt de nieuwe inrichting voor een substantiële kwaliteitstoeslag ten opzicht van de huidige situatie.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
In het Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (vastgesteld maart 2012) geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. In deze visie kiest het Rijk voor een selectievere inzet van het rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden (zoals provincies en gemeenten) beleidsvrijheid. Zijn kunnen hier dus zelf een beleidsinvulling aan geven.
De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een ‘nee, tenzij’-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken.
Het Rijk laat de sturing tussen verstedelijking en landschap over aan de provincies om meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. Daarmee is het beleid ten aanzien van landschap op land niet langer een rijksverantwoordelijkheid.
Conclusie
De SVIR bevat geen specifiek beleid dat van toepassing is op het voorliggende plan.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Omgevingsvisie en omgevingsverordening (2014)
Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld, welk december 2015 voor het laatste geactualiseerd is. In de Omgevingsvisie staan de maatschappelijke opgaven in Gelderland. Deze opgaven zijn ontstaan in gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. Het gaat over steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer.
Op 24 september 2014 is de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld, ook deze is december 2015 voor het laatst geactualiseerd. De omgevingsverordening vervangt eerdere verordeningen, zoals de milieuverordening. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, betreffen Ruimte, Milieu en ontgrondingen, Water en Verkeer.
Zoals al in paragraaf 2.1 aangegeven, is het plangebied per abuis reeds aangewezen als Gelders Natuur Netwerk (GNN). Het omliggende gebied ligt grotendeels binnen het Gelders Natuur Netwerk deels binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO).
Het plangebied bevindt zicht tevens binnen Nationaal Landschap Veluwe.
Figuur 3.1 Ligging plangebied binnen Nationaal Landschap Veluwe
Conclusie
Het plangebied is reeds per abuis aangemerkt als onderdeel van de het Gelders Natuurnetwerk. Daarnaast maakt het plangebied onderdeel uit van Nationaal Landschap Veluwe. Het voorliggende plan betreft een compensatieplan. De oppervlaktes die onttrokken worden aan de Groene Ontwikkelingszone in Apeldoorn, worden gecompenseerd ter plekke van het plangebied. Het voormalig kerstbomenperceel krijgt daarmee een gebruik dat aansluit bij de reeds toegekende GNN status. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden vanuit het provinciale beleid en regelgeving.
Natuurbeheerplan
De provincie stelt elk jaar opnieuw het Natuurbeheerplan voor het volgende jaar vast. In dit plan staat aangegeven naar welke natuurdoeltype wordt gestreefd. In het natuurbeheerplan 2017 is het plangebied zelf niet opgenomen. Het gebied wat grenst aan het plangebied wel. Hiervoor geldt het natuurdoeltype 'N16.01 Droog bos met productie'.
In de ambitiekaart van het natuurbeheerplan 2017 is het gebied plan aangemerkt als een gebied dat dat omgevormd moet worden tot natuur.
Conclusie
Het Natuurbeheerplan geeft aan de gebieden die grenzen aan het plangebied het natuurdoeltype 'N16.01 Droog bos met productie' hebben. De ontwikkeling in het plangebied past daarbij.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Nota Cultuurhistorisch beleid 2010-2015
In de nota "Epe, historisch centrum van de Veluwe, Cultuurhistorisch beleid 2010 - 2015" wordt het beleid van de gemeente Epe omschreven over hoe er omgegaan moet worden met het cultuurhistorisch erfgoed van Epe. De doelstellingen die de gemeente hierbij gesteld heeft, zijn de volgende:
- Het cultuurhistorisch erfgoed in Epe wordt zichtbaarder en beleefbaarder.
- Epe voldoet aan de wettelijke (sectorale) verplichtingen maar zet zich daarnaast in om cultuurhistorie de extra aandacht te geven die het verdient.
- Cultuurhistorie is geïntegreerd in de diverse beleidsvelden van de gemeente benut de meerwaarde van cultuurhistorie.
- Cultuurhistorie gaat volwaardig onderdeel uitmaken van de afwegingen binnen de ruimtelijke ordening.
Om te voldoen aan de verplichtingen van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg zal de gemeente Epe bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen, projectbesluiten en ontheffingen aangeven welke archeologische waarden daarbij in het geding zijn, en op welke wijze zij daar mee wil omgaan. Hiervoor is de Nota Invulling Archeologisch Beleid opgesteld. In de nota worden de archeologische ondergrenzen in relatie tot de onderzoeksverplichting en de planregels voor het bestemmingsplan beschreven.
In paragraaf 4.1 wordt hierop nader ingegaan.
Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel (LOP)
Dit landschapsontwikkelingsplan is opgesteld in opdracht van de gemeenten Epe, Heerde en Voorst. Met dit plan willen zij in de autonome ontwikkeling van het landschap sturen op behoud en ontwikkeling van de landschappelijke samenhang en van de karakteristieke kenmerken van het landschap. De gemeenteraad van Epe heeft het LOP in januari 2010 vastgesteld.
Het plangebied valt op de landschapsvormkaart binnen het gebied "Droge Heideontginning".
Figuur 3.2 Detailuitsnede landschapsvormkaart LOP
Het plangebied is gelegen tussen een gebied dat deel uit maakt van de dekzandruggen en een beekdal. Enkele ambities die uitgesproken zijn voor Droge Heideontginningen zijn;
De scherpe overgangen tussen de bosrand en oude ontginningen bij Gortel en Niersen moeten behouden blijven. Door de zeer lange historie zijn de oude ontginningen op de Veluwe cultuurhistorische- en landschapsmonumenten geworden. De herkenbaarheid van deze ontginningen wordt voor een belangrijk deel bepaald door (de zichtbaarheid van) het contrast tussen bos en akker. Des te groter het contrast, des te waardevoller de gebieden.
Op strategische plaatsen moeten de droge bosontginningen behouden blijven, door behoud van ontginningspatronen (de rode lijnen in de landschapsvormkaart) en plantagebossen. Onder invloed van de natuurdoelstellingen verdwijnen geleidelijk de voor de Veluwe kenmerkende ontginningsbossen met hun ontginningspatronen.
Conclusie
Er wordt niet aangesloten bij de karakteristiek van Droge Heideontginninge uit het LOP, omdat sprake zal zijn van bebossing van het perceel. Het plangebied bestaat echter uit een klein perceel dat nu ook al beplant is met bomen en dat niet meer het contrast tussen bos en akker laat zien. Het gebied wordt aan drie zijden omringd door hoge bebossing op dekzandruggen. Doordat het slechts een klein perceel betreft wat nu ook al beplant is met bomen is de ontwikkeling aanvaardbaar.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
Om de uitvoerbaarheid van het plan aan te tonen dient onderzocht te worden of het plan voldoet aan de wet- en regelgeving. Hiervoor moet getoetst worden of nader onderzoek noodzakelijk is voor een aantal in de wet- en regelgeving genoemde onderwerpen. Indien dit het geval is dienen de uitkomsten van het onderzoek in dit wijzigingsplan te worden opgenomen. In dit hoofdstuk wordt hierop ingegaan voor de volgende onderwerpen:
- cultuurhistorie en archeologie
- bodem
- water
- flora en fauna
- geluid
- luchtkwaliteit
- externe veiligheid
4.1 Cultuurhistorie En Archeologie
Op grond van artikel 3.6.1 lid 2 Bro dient een ruimtelijk plan een beschrijving te bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
4.1.1 Cultuurhistorie
Op de themakaart "historische en archeologische waarden in Gelderland" van de provincie Gelderland is inzicht gegeven in de archeologische, historisch-stedenbouwkundige en de historisch-geografische waarden van de regio. Volgens deze themakaart ligt het plangebied binnen het Pollensche Veen. Het plangebied is onderdeel van een stuwwal, bestaande uit gestuwde grove witte zanden (afzettingen oostelijke rivieren) en glooiingen van smeltwaterafzettingen. Verder zijn voor het plangebied geen cultuurhistorische gegevens beschikbaar.
De gemeente Epe heeft een cultuurhistorische beleidskaart opgesteld. De gemeentelijke beleidskaart bevat geen specifieke informatie voor het gebied van het voorliggende wijzigingsplan.
Het aspect cultuurhistorie vormt derhalve geen belemmering voor het voorliggende plan.
4.1.2 Archelogie
Met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg op 1 september 2007 zijn de uitgangspunten van het Europese Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van het archeologisch erfgoed in de bodem en de verplichting om archeologische belangen tijdig te betrekken in het ruimtelijke ordeningsbeleid.
De gemeente Epe heeft een archeologische verwachtingenkaart opgesteld. Op deze kaart valt het plangebied deels binnen een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Hiermee vormt het aspect archeologie geen belemmering voor het voorliggende plan. In dit wijzigingsplan is daarom ook geen dubbelbestemming voor de archeologische verwachtingswaarde opgenomen.
Conclusie
Het plangebied valt niet in een gebied dat als cultuurhistorisch waardevol wordt gezien. Met de beoogde ontwikkeling worden eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden niet aangetast. Uit het archeologisch onderzoek komt naar voren dat het plangebied een lage archeologische verwachting heeft. Hiermee vormen beide aspecten geen belemmering voor het plan.
4.2 Bodem
Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie. Het gaat er dan vooral om gevoelige bestemmingen (zoals woningen) niet te vestigen op verontreinigde grond.
Gezien de voorgestelde planontwikkeling is er geen sprake van gevoelige bestemmingen. Wel is het van belang dat de voorgestelde natuurontwikkeling op de gronden mogelijk is. Het betreft een kerstbomenperceel dat wordt ingericht vanwege de verplichting tot natuurcompensatie. Gezien het huidige gebruik is de verwachting dat de voorgenomen ontwikkeling niet tot problemen leidt. Wel zal met de type beplanting rekening gehouden moeten worden met de ondergrond.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het voorliggende wijzigingsplan.
4.3 Water
Voor de uitvoering van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met het aspect water. Om dit te kunnen waarborgen is een watertoets verplicht voor diverse ruimtelijke plannen, waaronder het wijzigingsplan. In onderhavige waterparagraaf worden de waterhuishoudkundige situatie en de effecten van de ruimtelijke veranderingen op de waterhuishouding beschreven.
Waterschap Vallei en Veluwe is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer in het plangebied. Onderliggend voornemen is aan het waterschap voorgelegd middels de digitale watertoets. Vastgesteld is dat er in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden liggen die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Het plangebied ligt in het landelijke gebied en is circa 2 hectare groot. Het plangebied ligt binnen de grondwaterfluctuatiezone, zoals die door de Provincie Gelderland is bepaald. Dit is een zone langs de flanken van het Veluwemassief, waar de grondwaterstanden naar verwachting op termijn zullen stijgen. Afhankelijk van de verwachtte stijging kan het raadzaam zijn daar nu rekening mee te houden, om daarmee toekomstig grondwateroverlast te voorkomen. Voor de geplande aanplant van de bomen heeft de grondwaterstijging geen effect.
Conclusie
Het plan is gericht op een versterking van natuur- en landschapskwaliteiten en heeft geen nadelige gevolgen voor het waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheer. Hiermee vormt het aspect water geen belemmering voor het voorliggende plan.
4.4 Flora En Fauna
Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna “Wnb”) in werking getreden. De Wnb vervangt het tot dan bestaande stelsel voor natuurbescherming, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw), de Flora- en faunawet (Ffw) en de Boswet. Dit is gedaan door deze in één integrale wet op te nemen met een onderdeel gebiedenbescherming, soortenbescherming en houtopstanden. In de Wnb is de Europese regelgeving als uitgangspunt genomen. Voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke “Europese” bescherming is voorzien zijn in de Wnb aanvullende, als zodanig kenbare ‘nationale’ beschermingsvoorwaarden opgenomen. In essentie zijn hierbij de Nbw en Boswet zonder ingrijpende veranderingen overgegaan in de Wnb; ten opzichte van de Flora- en faunawet is echter een aantal wezenlijke wijzigingen doorgevoerd.
De Ecologische Hoofdstructuur (sinds 1 januari 2017 ‘Natuur Netwerk Nederland’ genoemd) is een netwerk van natuurgebieden waarmee de biodiversiteit behouden en versterkt wordt. In Gelderland bestaat dit uit het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de ‘Groene ontwikkelingszone’ (GO). Planten en dieren kunnen zich hierdoor van het ene naar het andere gebied verplaatsen. Soorten raken hierdoor niet geïsoleerd en hebben dus minder kans op uitsterven. GNN en GO zijn opgenomen in de provinciale Omgevingsvisie en worden planologisch beschermd via de Omgevingsverordening en bestemmingsplannen van de gemeente.
Plangebied
Gezien het huidige gebruik van de gronden voor de kweek van kerstbomen is het niet aannemelijk dat met de realisatie van het bos er natuurwaarden aangetast worden. De plannen voor de aanplant van inheemse loofboomsoorten vormen juist een meerwaarde voor het gebied. Dit sluit aan bij het voornemen van de provincie die het plangebied in haar Natuurbeheerplan 2017 aanmerkt als een gebied dat moet worden omgevormd naar natuur.
Conclusie
Door de boscompensatie op de beoogde percelen wordt een meerwaarde voor de natuur gecreëerd. Het voorliggende wijzigingsplan vormt dan ook een positieve impuls voor het aspect natuur.
4.5 Geluid
Om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen schrijft de Wet geluidhinder voor dat bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden met het aspect geluid als gevolg van weg-, spoorweg- of industrielawaai. De ontwikkeling voorziet niet in het realiseren van geluidgevoelige objecten. De voorgenomen ontwikkeling zal zelf ook niet leiden tot een toename van de geluidsproductie op de omgeving. Er is daarom geen aanleiding voor nader onderzoek.
Conclusie
Het aspect geluid heeft geen invloed op de beoogde ontwikkeling.
4.6 Luchtkwaliteit
Het wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen is opgenomen in de Wet milieubeheer en wordt ook wel de ‘Wet luchtkwaliteit’ (Wlk) genoemd. Deze wet is van kracht sinds november 2007. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wlk bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels beïnvloed door grote industriële bronnen (met name uit het buitenland), het wegverkeer, natuurlijke bronnen en in mindere mate door lokale bronnen. NO2 wordt voornamelijk beïnvloed door het wegverkeer.
De voorziene planontwikkeling leidt niet tot een overschrijding van grenswaarde of een tot een toename van de concentratie stof. Er is geen aanleiding voor nader onderzoek.
Conclusie
Met het voorliggende wijzigingsplan worden de grenswaarden voor fijnstof niet overschreden. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor het voorliggende wijzigingsplan.
4.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid betreft het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid is erop gericht te voorkomen dat er activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden op locaties die te dicht bij gevoelige bestemmingen liggen. Uit het oogpunt van externe veiligheid dient een veiligheidsafstand in acht te worden genomen tussen de risicovolle activiteit en omliggende functies.
De planontwikkeling betreft geen ontwikkeling die externe veiligheidsrisico's met zich meebrengt.
In de directe omgeving van het plangebied lopen geen buisleidingen. Er bevinden zich geen bedrijven in de buurt. Nader onderzoek naar externe veiligheidsrisico's wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.
Hoofdstuk 5 Planregeling
Voor de juridische planregeling is aangesloten bij het vaste te stellen bestemmingsplan Buitengebied. Daarbij is in dit geval gekozen voor de bestemming Natuur - Bos (hoofdstuk 2 van de regels). Zowel natuurontwikkeling als bosaanleg is binnen deze bestemming mogelijk. Conform het ontwerpbestemmingsplan buitengebied is ook een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor werkzaamheden die potentieel strijdig kunnen zijn met de natuurbestemming. Omdat de gronden ingericht gaan worden ten behoeve van de natuurcompensatie voor de uitbreiding van het parkeerterrein van het Paleis Het Loo, is in de gebruiksbepaling een voorwaardelijke verplichting opgenomen. De gronden mogen alleen gebruikt worden als de gronden ingericht, gebruikt en in stand gehouden worden in overeenstemming met het Inrichtings - en beheerplan (zie bijlage 1). Al het andere gebruik is strijdig met het bestemmingsplan.
Er is een aanlegvergunningsvereiste opgenomen voor werken en werkzaamheden. Een omgevingsvergunning is echter niet nodig als de werken en werkzaamheden passen in het Inrichtings- en beheerplan.
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 4 is een anti-dubbeltelbepaling opgenomen.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het wijzigingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
De wijzigingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Hierin is bepaald dat afdeling 3:4 uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Bovendien is hierin bepaald dat het ontwerp voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Belanghebbenden kunnen dan schriftelijk dan wel mondeling hun zienswijzen kenbaar maken.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het compensatieperceel is in eigendom van Kroondomein Het Loo. Zij zijn uitgebreid betrokken geweest bij de planvorming rond de compensatie op het perceel.
Het ontwerp heeft, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.11 Wro, met ingang van 19 april 2017 gedurende zes weken ter visie gelegen en is verstuurd voor overleg naar de provincie Gelderland, het Waterschap Vallei en Veluwe en Rijkswaterstaat Oost-Nederland. Gedurende deze periode is geen (voor)overlegreactie uitgebracht en is één zienswijze ingediend. De ingediende zienswijze geeft aanleiding het plan gewijzigd vast te stellen. De zienswijze stelt een andere soortensamenstelling voor voor de boscompensatie. Het voorstel uit de zienswijze om enkel inheemse loofboomsoorten toe te staan, is overgenomen.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op initiatief van Paleis Het Loo. De plan- en uitvoeringskosten zijn voor rekening van Paleis Het Loo. Paleis Het Loo en de gemeente zijn een overeenkomst aangegaan, waarin de voornoemde economische uitvoerbaarheid is vastgelegd.