KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 6 Water
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
Artikel 8 Waarde - Archeologie 5
Artikel 9 Waarde - Archeologie 6
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Artikel 17 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerken Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Huidig Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Landschapskarakteristiek
2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur Omgeving
2.3 Huidige Situatie Camping De Helfterkamp
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Gewenste Situatie
3.2 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Geluid
5.2 Bodemkwaliteit
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Milieuzonering
5.6 Geur
5.7 Ecologie
5.8 Archeologie & Cultuurhistorie
5.9 Besluit Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Vigerend Beleid
6.2 Waterparagraaf
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten En Planverantwoording
7.1 Inleiding
7.2 Opzet Van De Regels
7.3 Verantwoording Van De Regels
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
9.1 Vooroverleg
9.2 Inspraak
9.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Beheer- En Inrichtingsmaatregelen
Bijlage 2 Versterkingsplan Groene Ontwikkelingszone
Bijlage 3 Lijst Met Landschaps- En Natuurwaarden
Bijlage 4 Nota Parkeernormen Epe 2018
Bijlage 1 Notitie Verhuuraccommodaties
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsvisie
Bijlage 3 Natuurpotentieonderzoek
Bijlage 4 Inrichtingsplan
Bijlage 5 Marktonderzoek - Laddertoets
Bijlage 6 Versterkingsplan Groene Ontwikkelingszone
Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 8 Stikstofberekening
Bijlage 9 Ecologische Voortoets
Bijlage 10 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 11 Vormvrije M.e.r. Notitie
Bijlage 12 M.e.r.-beoordelingsbesluit
Bijlage 13 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 14 Zienswijzennota

Camping de Helfterkamp

Bestemmingsplan - gemeente Epe

Vastgesteld op 14-09-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Camping de Helfterkamp met identificatienummer NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1 van de gemeente Epe;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep en/of ambachtelijk beroep, dat in of bij een woning, bedrijfswoning of plattelandswoning wordt uitgeoefend, waarbij de woning, bedrijfswoning of plattelandswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 archeologische monumentenzorg:

zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland;

1.7 archeologisch onderzoek:

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;

1.8 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.11 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie dat in de recreatiebungalows – permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin of een daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm van) één persoon, wiens huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

1.13 beheergebouw:

gebouw ten behoeve van de opslag van materialen ten behoeve van het onderhoud en het beheer van het recreatiebedrijf;

1.14 bestaand:

  • met betrekking tot bebouwing:

Legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

  • met betrekking tot gebruik:

het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;

1.15 bestaande situatie:

  1. a. de activiteit die is toegestaan op grond van een ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 7 lid 5 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, of een melding op grond van artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming of de rechtsopvolger daarvan, of
  2. b. indien een vergunning of melding als bedoeld onder a ontbreekt: een aan het bedrijf ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan reeds verleende omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu, dan wel een melding op grond van het activiteitenbesluit;

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw:

al dan niet aangebouwd gebouw of een gedeelte van een gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt en waarin niet wordt gewoond;

1.19 bos:

een vegetatie die voornamelijk uit bomen bestaat met de daarbij behorende ondergroei van planten en struiken. Een bos bestaat uit streekeigen beplanting en heeft een oppervlakte van minimaal 1.000 m2.

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 bouwwerk voor recreatief verblijf:

een bouwwerk dat uitsluitend bedoeld is om door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, te gebruiken voor toeristisch of recreatief gebruik; niet zijnde recreatiewoningen en kampeermiddelen.

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af-)leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen, en dat slechts beperkt beslag op de ruimte legt. Voor het extensieve recreatief medegebruik is geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk, maar kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes. Onder extensief recreatief medegebruik wordt in elk geval niet verstaan intensief recreatief medegebruik en gemotoriseerde sporten;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 groenwal:

een wal van grond welke wordt begroeid door bomen en/of struiken;

1.27 horeca:

onder horeca wordt verstaan:

  • horeca ten dienste van de bestemming en gericht op de eigen gasten, niet zijnde partycentra, nachtclubs, discotheken, zaalverhuur en in aard en omvang op de omgeving vergelijkbare horecagelegenheden;
  • detailhandel ten dienste van de bestemming en gericht op de eigen gasten.

1.28 intensief recreatief medegebruik:

recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en dat een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking heeft, zoals paintball, boerengolf en een maïsdoolhof;

1.29 kampeerauto:

een auto, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en nachtverblijf;

1.30 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een toercaravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde; één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.31 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.32 natura 2000-gebied

een natuurgebied dat onderdeel uitmaakt van het Europese netwerk van natuurgebieden 'Natura 2000';

1.33 natuurlijke waarden:

aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied;

1.34 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.35 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, financieel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsfunctie is van zulke beperkte bedrijfsmatige of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, vorm en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.36 ondergeschikte horeca(-activiteiten):

horeca als activiteit die in ruimtelijk, financieel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De horecafunctie is van zulke beperkte bedrijfsmatige of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, vorm en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.37 onderkomens:

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.38 opgraving:

archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden;

1.39 peil:

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke aansluitende terrein;

1.40 permanente bewoning:

bewoning van een recreatieverblijf als hoofdverblijf;

1.41 recreatiewoning:

een gebouw, dat dient als recreatieverblijf, niet voor permanente bewoning is bestemd, en dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.42 relatie:

ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken, bestemmingsvlakken één vlak vormen;

1.43 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.44 tweede woning:

recreatiewoning, niet bestemd voor permanente bewoning, die dient als periodiek verblijf voor een vaste groep van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.45 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van een huishouden, en waarbij alle woonruimtes aan elkaar grenzen;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, tenzij anders is aangegeven in de regels;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting mede ten behoeve van de houtproductie;
  2. b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in de hoogopgaande beplanting en het (micro-)reliëf;
  3. c. de waterhuishouding, uitsluitend voor de sloten, sprengen en beken en andere watergangen, zoals die bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan alsmede waterstaatkundige doeleinden;
  4. d. het behoud, beheer en/of herstel van de natuurlijke waarden van het bosecosysteem;
  5. e. kleine akkers, heidevelden, (wild)weiden, vennen en plassen, voor zover deze kleiner zijn dan 2 ha;
  6. f. extensief recreatief medegebruik;
  7. g. opslag, tot een maximale oppervlakte van 550 m2, ten behoeve van de camping, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  8. h. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

alsmede voor:

  1. i. wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden, zoals die bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  2. j. parkeerplaatsen en parkeerterreinen;

met daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bos' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. het bouwen van gebouwen niet is toegestaan;
  2. b. in uitzondering op het bepaalde onder a is de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'opslag' toegestaan;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 1 m mag bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan indien deze meer bedraagt.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de externe veiligheid;
  8. h. de brandveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2 ten behoeve van jachthutten, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 4 m2;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    3. 3. het nut en de noodzaak van de jachthut dient te zijn aangetoond;
  2. b. lid 3.2 ten behoeve van hoogzitters, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    3. 3. het nut en de noodzaak van de hoogzitters dient te zijn aangetoond;
  3. c. lid 3.2 ten behoeve van aanzetladders, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  4. d. lid 3.2 ten behoeve van het realiseren van wildrasters met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, met dien verstande dat de nut en de noodzaak van de hogere wildrasters is aangetoond;
  5. e. lid 3.2 ten behoeve van het realiseren van bouwwerken, geen gebouw zijnde met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, met dien verstande dat de noodzaak voor een goed beheer van het bos is aangetoond.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:

  1. a. stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud;
  2. b. sport-, wedstrijd-, speel-, parkeer- en/of kampeerterrein;
  3. c. het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model-)vliegsport;
  4. d. doeleinden van handel- en/of bedrijf met uitzondering van het bosbouwbedrijf.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in Artikel 17 is van toepassing.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
  2. b. de waterhuishouding, waaronder sloten, sprengen en beken;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. extensief agrarisch medegebruik;

alsmede voor:

  1. e. parkeerplaatsen en parkeerterreinen;
  2. f. wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden, zoals deze bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van het gebied;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de externe veiligheid;
  8. h. de brandveiligheid.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in Artikel 17 is van toepassing.

Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het door middel van bedrijfsmatige exploitatie als eenheid bieden van recreatief verblijf aan personen - die elders hun hoofdverblijf hebben in kampeermiddelen en bouwwerken voor recreatief verblijf;
  2. b. recreatieve voorzieningen ten behoeve van de bestemming;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'groen' is uitsluitend afschermende beplanting toegestaan;
  4. d. kleinschalige horeca gelegenheden zoals bedoeld in 1.27 ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen, niet zijnde partycentra, nachtclubs, discotheken, zaalverhuur en in aard en omvang vergelijkbare horecagelegenheden;
  5. e. detailhandel ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  6. f. bedrijfswoning, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan het ter plaatse van de maatvoering 'maximum aantal bedrijfswoningen' aangeduide aantal;
  7. g. praktijk- of studioruimte in de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  8. h. de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen en de uitvoering van de compensatieverplichting ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie - voorwaardelijke verplichting'.

met daarbij behorende:

  1. i. sanitaire voorzieningen;
  2. j. voorzieningen ten behoeve van het onderhoud en het beheer;
  3. k. ontsluitingswegen en- paden;
  4. l. groenvoorzieningen;
  5. m. sport- en speelvoorzieningen;
  6. n. parkeervoorzieningen;
  7. o. voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing teneinde een visuele afscherming te bereiken.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen geldt dat:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen, met uitzondering van de oppervlakte van de bedrijfswoningen, niet meer bedraagt dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)';
    2. 2. de goothoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer dan 8 m mag bedragen;
    4. 4. de gebouwen als gesteld in 5.2 onder a dienen te worden gebouwd in een bouwvlak;
    5. 5. in afwijking van het gestelde onder 4 mogen sanitairvoorzieningen, één beheergebouw en bouwwerken voor recreatief verblijf buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • de maximum oppervlakte aan sanitaire voorzieningen en beheersgebouwen binnen en buiten het bouwvlak 600 m2 bedraagt;
  2. b. voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt dat:
    1. 1. het aantal bedrijfswoningen per bestemmingsvlak maximaal het ter plaatse van de maatvoering 'maximum aantal bedrijfswoningen' aangeduide aantal bedraagt;
    2. 2. de inhoud niet meer dan 850 m3 mag bedragen, dan wel de bestaande inhoud zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan indien deze meer bedraagt;
    3. 3. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
    5. 5. de dakhelling niet minder dan 30° mag bedragen;
  3. c. voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen geldt dat:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per bedrijfswoning niet meer dan 75 m2 mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan indien deze meer bedraagt;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 5 m mogen bedragen;
    3. 3. de afstand van bijgebouwen tot de voorgevelrooilijn van de woning en het verlengde daarvan niet minder dan 4 m mag bedragen en de afstand tot de woning niet meer dan 30 m mag bedragen.
  4. d. voor het bouwen van bouwwerken voor recreatief verblijf geldt dat:
    1. 1. de oppervlakte van een bouwwerk voor recreatief verblijf (exclusief eventuele bergingen) niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwwerken voor recreatief verblijf' mag het aantal bouwwerken voor recreatief verblijf maximaal 16 bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van deze aanduiding uitsluitend bouwwerken voor recreatief verblijf, inclusief bijbehorende parkeervoorzieningen, zijn toegestaan, met een maximum oppervlakte van 70 m2 per bouwwerk voor recreatief verblijf.
    3. 3. de onderlinge afstand tussen bouwwerken voor recreatief verblijf (inclusief eventuele bergingen) niet minder dan 10 m mag bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
    5. 5. per bouwwerk voor recreatief verblijf ten hoogste 1 bijgebouw in de vorm van een (al dan niet vrijstaande) berging is toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte ten hoogste 5 m² mag bedragen;
    6. 6. de bouwhoogte van een vrijstaande berging niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    7. 7. in afwijking van het bepaalde onder 1 t/m 4 gelden voor het bouwen van boomhutten de volgende regels:
      • de oppervlakte mag niet meer dan 10 m2 bedragen;
      • de inhoud mag niet meer dan 30 m3 bedragen;
  5. e. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
    1. 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte en oppervlakte van overkappingen behorende bij de bedrijfswoning niet meer dan respectievelijk 3 m en 20 m2 mag bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte en oppervlakte van overkappingen behorende bij een bouwwerk voor recreatief verblijf niet meer dan respectievelijk 3m en 15m2 mag bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 5 m mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid;
  7. g. de brandveiligheid.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 sub a, ten behoeve van een vermeerdering van de oppervlakte van de gebouwen met niet meer dan 15% van de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlakte, met dien verstande dat:

  1. a. de vermeerdering van de oppervlakte wordt aangewend voor de uitbreiding van voorzieningen;
  2. b. de noodzaak daartoe uit hoofde van de bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond.

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de voorgaande afwijking bij een omgevingsvergunning dient mede betrokken te worden:

  • de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven kunnen worden geschaad;
  • de mate waarin de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijk waarden die het plan beoogt te beschermen worden geschaad. Indien de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' te wijzigen ten behoeve van een vermeerdering van de oppervlakte van gebouwen, met dien verstande dat:

  1. a. de vermeerdering van de oppervlakte wordt aangewend voor de uitbreiding van voorzieningen;
  2. b. de noodzaak daartoe uit hoofde van de bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond;
  3. c. een evenredige belangenafweging plaatsvindt waarbij de volgende belangen worden betrokken:
    1. 1. de uitvoerbaarheid - waaronder begrepen de milieutechnische uitvoerbaarheid en toelaatbaarheid - en het behoud en bescherming van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
    2. 2. de belangen van gebruikers dan wel eigenaren van aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven;
  4. d. de landschappelijke inpassing is gewaarborgd.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kanalen, vaarten, plassen, beken, watergangen en oeverstroken;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van wateren die primair afhankelijk zijn van:
    1. 1. de waterkwaliteit ter plaatse;
    2. 2. de watervoerendheid en doorstroming;
    3. 3. de morfologie van de oevers van waterlopen en beken;
  3. c. het behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden;
  4. d. de waterhuishouding;
  5. e. de waterberging;

met daarbij behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor Water bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken op een wijze die:

  1. a. de waterkwaliteit ter plaatse aantast of negatief kan beïnvloeden;
  2. b. de morfologie van de oevers van beken en waterlopen aantast of negatief kan beïnvloeden;
  3. c. de watervoerendheid en stroming aantast of negatief kan beïnvloeden;
  4. d. de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden aantast of negatief kan beïnvloeden;
  5. e. de waterhuishouding dan wel het waterbergend vermogen aantast of negatief kan beïnvloeden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in Artikel 17 is van toepassing.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

7.2 Bouwregels

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden voor de ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 500 m2 en dieper is dan 20 cm gemeten vanaf het maaiveld;
  2. b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige;
  3. c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning;
  4. d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 5

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

8.2 Bouwregels

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden voor de ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 1000 m2 en dieper is dan 20 cm gemeten vanaf het maaiveld;
  2. b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige;
  3. c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning;
  4. d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 6

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag onder gebouwen, met uitzondering van bouwwerken voor recreatief verblijf, ondergronds worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder de volgende voorwaarde:

  1. a. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.

11.2 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande positie, goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Bed and breakfast

Bed and breakfast is toegestaan binnen (bedrijfs)woningen, mits:

  1. a. bed and breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  2. b. het aantal slaapplaatsen niet meer bedraagt dan 4.

12.2 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruiken of het laten gebruiken van een gedeelte van een (bedrijfs)woning dan wel aan- en bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 overige zone - gelders natuurnetwerk

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gelders natuurnetwerk' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

13.2 overige zone - groene ontwikkelingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken, alsmede het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten van het betreffende gebied.

13.3 overige zone - beschermingszone natte landnatuur

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beschermingszone natte landnatuur' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming van de vochtgebonden natuurlijke waarden van de binnen deze zone gelegen gronden;

13.4 Cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden

  1. a. Ter plaatse van de aanduidingen in de navolgende tabel zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden welke zijn opgenomen in de navolgende tabel
Overige zone - droge bos- en heideontginningen - Oude agrarische enclaves
- Planmatige structuur naaldbos
(rechte lijnen)
- Oude bossen met loofbomen
- Landgoederen
- Cultuurhistorische elementen
(oude wegen, Celtic Fields, grafheuvels)
- Scherpe overgang oude gronden en ontginning
Overige zone - beekdalen - Nat karakter
- Natuurontwikkeling
- Open uitstraling (gras-, wei- of hooiland)
- Elzensingels
- Cultuurhistorische elementen (sprengen)
- Herkenbaarheid boven-, midden- en benedenloop van het beekdal

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan:

  1. a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  2. b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangewezen of daarvan te herleiden maten, dit evenwel met uitzondering van de op de verbeelding aangegeven oppervlaktes en de inhoudsmaten van bebouwing;
  3. c. ten behoeve van de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor openbare diensten met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    2. 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 de inhoud van een gasdrukregel- en meetstation niet meer dan 15 m3 mag bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  4. d. voor de bouw van masten ten behoeve van het landelijke alarmeringsnet, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 20 m bedraagt en de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad.
  5. e. ten behoeve van het incidenteel gebruik van gronden voor evenementen, vertoningen, feesten en dergelijke, mits daarvoor ingevolge de plaatselijke verordening een vergunning, ontheffing of vrijstelling wordt verleend, dan wel een melding is gedaan;

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

15.1 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bedrijfswoning met de daarbij behorende tuinen, erven en inritten binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', alsmede in de aangrenzende bestemming, mits:

  1. a. het gebruik als wonen vanuit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanvaardbaar is;
  2. b. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
    1. 1. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
    2. 2. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijk waarden die Artikel 13 beoogt te beschermen;
  3. c. het aantal woningen na wijziging niet meer mag bedragen dan 1, tenzij het bestaande aantal meer bedraagt;
  4. d. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt de bestemming Wonen in acht wordt genomen.

15.2 Bos en natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • het wijzigen van de bestemming 'Bos' in de bestemming 'Natuur';
  • het wijzigen van de bestemming 'Natuur' in de bestemming 'Bos';
  • het wijzigen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - gelders natuurnetwerk' in de bestemmingen 'Bos' of 'Natuur';

met dien verstande dat:

  1. a. de gronden zijn verworven of ontpacht ten behoeve van het realiseren van de natuurfunctie;
  2. b. een overeenkomst voor functieverandering door middel van particulier natuurbeheer is gesloten; of
  3. c. Gedeputeerde Staten hebben besloten aan Provinciale Staten voor te stellen om de Kroon te verzoeken een onteigeningsbesluit te nemen als bedoeld in artikel 78 van de Onteigeningswet en Gedeputeerde Staten een kopie van hun besluit aan burgemeester en wethouders hebben gezonden met het verzoek over te gaan tot vaststelling van het wijzigingsplan.

15.3 Aanvullende voorwaarden wijzigingsbevoegdheden

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijzigingen welke zijn opgenomen in dit artikel vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  1. a. de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad;
  2. b. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden en/of nabijgelegen gronden worden geschaad;
  3. c. de uitvoerbaarheid - waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid - en het behoud, bescherming en herstel van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden.

Artikel 16 Algemene Procedureregels

16.1 Nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de in lid 16.1 onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 17 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerken Zijnde, Of Van Werkzaamheden

17.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

Bestemmingen en aanduidingen A B C D E F G H I
Bos + + + + - - - - -
Natuur + + + + - + - - -
Water - + + + - - - + +
Recreatie - Verblijfsrecreatie +
overige zone - droge bos- en heideontginningen + + + + + - - + +
overige zone - beekdalen + + + + + + + + +
overige zone - beschermingszone natte landnatuur + + + - + + - + -

+ omgevingsvergunningplichtig (activiteit onder voorwaarden mogelijk)

- niet omgevingsvergunningplichtig (activiteit bij recht toegestaan)

  • A. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • B. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  • C. ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder het aanbrengen van kaden en dijken;
  • D. aanleggen en dempen van watergangen en andere waterpartijen en werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals diepen of draineren;
  • E. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, het ingraven of indrijven van voorwerpen dieper dan 3 m;
  • F. diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m - omploegen, het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
  • G. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • H. het vellen of rooien van houtsingels of houtwallen;
  • I. het verrichten van exploratieboringen en seismologisch onderzoek

17.2 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.1 alleen indien:

  1. a. door de in lid 17.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  2. b. de landschaps- en natuurwaarden zoals opgenomen in Bijlage 3 Lijst met landschaps- en natuurwaarden niet blijvend onevenredig of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  3. c. geen sprake is van significante gevolgen voor gebieden die in het kader van de Wet natuurbescherming als beschermde gebieden worden aangemerkt;
  4. d. de verkeersveiligheid niet wordt geschaad, voor zover het de aanleg van parkeerplaatsen en/of parkeerterreinen betreft;
  5. e. voor zover de gronden liggen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gelders natuurnetwerk' wordt eveneens geen onevenredige aantasting plaats vindt van de kernkwaliteiten die met de aanduiding worden beoogd te beschermen;
  6. f. voor zover de gronden liggen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' wordt eveneens beoordeeld of er geen sprake is van een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied;
  7. g. voor zover de gronden liggen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – beschermingszone natte landnatuur' wordt tevens beoordeeld of:
    1. 1. door de werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan de natuurlijke en/of waterhuishoudkundige waarden van de met deze bestemming te beschermen vochtgebonden natuurwaarden, alsmede de kwaliteit, de waterstand en de stroming van het oppervlakte- en grondwater niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
    2. 2. het woongenot van nabij gelegen (recreatiewoningen) niet onevenredig wordt of kan worden geschaad als gevolg van plaagvorming van steekmuggen en/of knutten en de aanvrager een rapport heeft overgelegd waaruit blijkt dat de overlast door steekmuggen en knutten als gevolg van de voorgenomen maatregel zoveel als mogelijk wordt beperkt;
    3. 3. bij de uitvoering van de werkzaamheden welke in Artikel 17 lid 17.1 onder B, E en F zijn genoemd, uit onderzoek is gebleken dat de directe dan wel indirecte gevolgen van de werkzaamheden niet zullen leiden tot een aantasting van de mogelijk aanwezige kleischotten en daarmee de waterhuishouding beïnvloeden;
    4. 4. de waterbeheerder daaromtrent is gehoord.

17.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.1 is vereist voor:

  1. a. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  2. b. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;
  3. c. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een op grond van de Wet natuurbescherming vastgesteld beheerplan;

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing en natuurcompensatie

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  1. a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden, nieuwe gebouwen en bouwwerken ter plaatse van de gebiedsaanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - voorwaardelijke verplichting’ en ‘specifieke vorm van natuur – voorwaardelijke verplichting’, zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen en de uitvoering van de compensatieverplichting conform de in Bijlage 1 opgenomen Beheer- en inrichtingsmaatregelen;

18.2 Voorwaardelijke verplichting - uitvoeren versterkingsplan

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  1. a. het bebouwen, het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden, nieuwe gebouwen en bouwwerken ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorwaardelijke verplichting', zonder de uitvoering van de maatregelen overeenkomstig het in Bijlage 2 opgenomen Versterkingsplan Groene Ontwikkelingszone, binnen vijf jaar na vaststelling van het bestemmingsplan.
  2. b. het niet in stand houden van de in het Versterkingsplan Groene Ontwikkelingszone genoemde maatregelen.
  3. c. het bebouwen, het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden, nieuwe gebouwen en bouwwerken ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van natuur - voorwaardelijke verplichting', zonder de uitvoering van de maatregelen overeenkomstig het in Bijlage 2 opgenomen Versterkingsplan Groene Ontwikkelingszone, binnen vijf jaar na vaststelling van het bestemmingsplan.
  4. d. het niet in stand houden van de in het Versterkingsplan Groene Ontwikkelingszone genoemde maatregelen.
  5. e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat als op de locatie van de fysieke ingreep een beschermde inheemse diersoort of een soort, genoemd in de Nationale Rode Lijsten, voorkomt, alleen gebruik kan worden gemaakt van de bouw- of gebruiksmogelijkheden van het bestemmingsplan nadat de maatregelen conform het versterkingsplan zijn uitgevoerd.

18.3 Parkeernormen

  • Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 4 Notaparkeernormen Epe 2018;
  • indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de in Bijlage 4 bedoelde Nota parkeernormenEpe 2018 wordt vastgesteld, wordt deze nieuwe versie in acht genomen.
  • Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde parkeergelegenheid geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

18.4 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen.

Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde ruimte, met bijhorende voorzieningen, geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

18.5 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.3 en artikel 18.4 indien:

  1. a. het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;
  2. b. op andere wijze of op een andere locatie wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

18.6 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 18.3 en 18.4 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en / of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel met parkeernormen zoals opgenomen in het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.

18.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het veranderen van de gebiedsbegrenzing 'rest bebouwde kom' naar 'centrum' en / of 'buitengebied' waarbij het wijzigingsplan voorzien wordt van een goede ruimtelijke motivering waaruit de noodzaak en gevolgen voor de wijziging worden toegelicht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in lid 19.1 onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in lid 19.1 onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 19.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde in lid 19.2 onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

De regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Camping de Helfterkamp'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Gortelseweg 24 te Vaassen bevindt zich camping de Helfterkamp. Het betreft een camping van circa 6 hectare met 220 standplaatsen, waarvan 190 toeristische plaatsen (inclusief een beperkt aantal huurcaravans).

Camping de Helfterkamp is een karakteristieke groene camping op een toeristische A-locatie op de Veluwe. De Helfterkamp is een door de ANWB erkende 4-sterrencamping. De kwaliteit van de camping wordt door de toeristen hoog beoordeeld. Op de website Zoover.nl wordt de camping beoordeeld met een 9.3. De camping kent dan ook een hoge bezettingsgraad. Het is hiermee te zien als een zeer vitaal vakantiepark.

Ten behoeve van de instandhouding van de huidige hoge kwaliteit en de verbreding van het bestaande accommodatie-aanbod is een toekomstvisie opgesteld om het recreatiebedrijf marktconform te kunnen ontwikkelen. Hierbij neemt de oppervlakte aan bebouwing toe en is tevens voorzien in een uitbreiding van de camping in noordoostelijke richting. Voor de gewenste uitbreiding is een natuurcompensatie vereist.

De gewenste plannen zijn niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan, aangezien er ter plaatse van de gewenste uitbreiding momenteel een agrarische bestemming geldt. Daarnaast wordt met de gewenste ontwikkelingen op de bestaande camping het maximaal toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen overschreden. Tot slot dienen tevens het bestaande parkeerterrein en opslag planologisch te worden ingepast.

De gemeente Epe heeft, mede op basis van de gemeentelijk Nota 'Vitale Verblijfsrecreatie' en het regionale programma 'Vitale Vakantieparken', besloten medewerking te willen verlenen aan de voorgestelde ruimtelijke ontwikkeling.

Voor de realisatie van het plan is een herziening van het bestemmingsplan vereist. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch planologische kaders. In deze toelichting zal worden aangetoond dat het gewenste plan vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is en dat het geheel in overeenstemming is met een 'goede ruimtelijke ordening'

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Gortelseweg 24 te Vaassen, in het buitengebied van de gemeente Epe. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Vaassen weergegeven. Op het kaartje zijn de verschillende onderdelen genummerd. Het deel met nummer 1 betreft de bestaande camping, het deel met nummer 2 betreffen de gronden waar de uitbreiding van de camping is beoogd. De gronden met nummer 3 betreffen de gronden waar de natuurcompensatie zal worden gerealiseerd. De gronden met nummer 4 betreffen bosgronden waar op dit moment het parkeerterrein en de gebouwen voor opslag gelegen zijn. Deze functies dienen planologisch te worden ingepast. Daarom maken deze gronden deel uit van het plangebied.

Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0001.png"
Figuur 1.1: Ligging van camping de Helfterkamp ten opzichte van Vaassen (Bron: ArcGIS)

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Camping de Helfterkamp' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek. nr.NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24- VBP1) en een renvooi;
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.4 Huidig Bestemmingsplan

1.4.1 Algemeen

De locatie is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan ''Buitengebied Epe'', dat door de gemeenteraad op 23 maart 2017 is vastgesteld. Daarnaast geldt voor een deel van het plangebied het bestemmingsplan "Buitengebied, herstelplan 2018" (vastgesteld op 24 januari 2019).

In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan ''Buitengebied Epe'' opgenomen met daarin de ligging van het plangebied met rode belijning aangegeven. Het plangebied omvat de gronden met de bestemmingen ''Recreatie - Verblijfsrecreatie'', ''Agrarisch'', ''Water'' en ''Bos''. Tevens gelden er verscheidene dubbelbestemmingen en aanduidingen, die in de volgende paragraaf zullen worden behandeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0002.png"
Figuur 1.2: Uitsnede van het geldende bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

1.4.2 Bestemmingen en aanduidingen

In het bestemmingsplan ''Buitengebied Epe'' en het bestemmingsplan "Buitengebied, herstelplan 2018" zijn de gronden in het plangebied bestemd tot de volgende bestemmingen en gelden de volgende gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen en maatvoeringen:

  • Enkelbestemming: ''Recreatie - Verblijfsrecreatie'';
  • Enkelbestemming: ''Bos''
  • Enkelbestemming: ''Agrarisch'';
  • Enkelbestemming: ''Water'';
  • Dubbelbestemming: ''Waarde - Archeologie 4'';
  • Dubbelbestemming: ''Waarde - Archeologie 5'';
  • Dubbelbestemming: ''Waarde - Archeologie 6'';
  • Gebiedsaanduiding: ''Beschermingszone - natte landnatuur'';
  • Gebiedsaanduiding: "Overige zone - beekdalen"
  • Gebiedsaanduiding: ''Overige zone - droge bos- en heideontginningen'';
  • Gebiedsaanduiding: ''Overige zone - Gelders Natuur Netwerk'';
  • Gebiedsaanduiding: ''Overige zone - groene ontwikkelingszone'';
  • Gebiedsaanduiding: ''Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'';
  • Functieaanduiding: ''Groen'';
  • Maatvoering: ''maximum aantal bedrijfswoningen: 2'';
  • Maatvoering: ''maximum bebouwd oppervlak (m2): 960''.

Recreatie - Verblijfsrecreatie:

Gronden met de bestemming ''Recreatie - Verblijfsrecreatie'' zijn bestemd voor:

  1. a. het door middel van bedrijfsmatige exploitatie als eenheid bieden van recreatief verblijf aan personen - die elders hun hoofdverblijf hebben in kampeermiddelen, bouwwerken voor recreatief verblijf en recreatiewoningen;
  2. b. afschermende beplanting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ''groen'';
  3. c. kleinschalige horecagelegenheden ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  4. d. detailhandel ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  5. e. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 2;
  6. f. praktijk- of studioruimte in de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

met de daarbij behorende:

  1. g. sanitaire voorzieningen;
  2. h. voorzieningen ten behoeve van het onderhoud en het beheer;
  3. i. ontsluitingswegen en -paden;
  4. j. groenvoorzieningen;
  5. k. sport- en speelvoorzieningen;
  6. l. parkeervoorzieningen;
  7. m. voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing teneinde een visuele afscherming te bereiken.

Wat betreft de bouwregels geldt dat de gezamenlijke oppervlakte, met uitzondering van de oppervlakte van de bedrijfswoningen, niet meer mag bedragen dan 960m2;

Bos:

Gronden met de bestemming “Bos” zijn bestemd voor:

  • de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting mede ten behoeve van de houtproductie;
  • het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in de hoog opgaande beplanting en het (micro-)reliëf;
  • de waterhuishouding, uitsluitend voor de sloten, sprengen en beken en andere watergangen, zoals die bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan alsmede waterstaatkundige doeleinden;
  • het behoud, beheer en/of herstel van de natuurlijke waarden van het bosecosysteem;
  • kleine akkers, heidevelden, (wild)weiden, vennen en plassen, voor zover deze kleiner zijn dan 2 ha;
  • extensief recreatief medegebruik;

alsmede voor:

  • wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden, zoals die bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • parkeerplaatsen en parkeerterreinen;

met daarbij behorende voorzieningen.

Op de voor ''Bos'' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 1 m bedragen.

Wat betreft de specifieke gebruiksregels geldt dat een gebruik als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen niet is toegestaan, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud.

Agrarisch:

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn voornamelijk bedoeld voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

Water:

De voor Water aangewezen gronden zijn met name bedoeld voor doeleinden met betrekking tot oppervlaktewater, het beheer, behoud en het herstel van wateren.

Waarde Archeologie 4, 5, en 6:

Gronden met een archeologische dubbelbestemming zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met een hoge verwachting.

Aanduidingen

De gronden met de gebiedsaanduidingen "beschermingszone - overige zone - beekdalen", ''beschermingszone - natte landnatuur'', ''overige zone - droge bos- en heideontginningen'', ''overige zone - Gelders Natuur Netwerk'' en ''overige zone - groene ontwikkelingszone'' zijn mede bestemd voor het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden.

De gronden ter plaatse van de aanduiding ''reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'' bevatten specifieke regels voor agrarische bedrijven, opgenomen in de agrarische bestemming.

1.4.3 Strijdigheid

De gewenste uitbreiding en de gronden bedoeld voor de natuurcompensatie zijn gelegen op gronden met een agrarische bestemming. Op gronden met een agrarische bestemming ontbreken de mogelijkheden om deze aan te wenden voor (verblijfs)recreatieve doeleinden. Tevens is de realisatie van de natuurcompensatie niet passend binnen de agrarische bestemming.

Daarnaast geldt voor camping de Helfterkamp een maximum oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, welke 960m2 bedraagt. De camping kent de laatste jaren vanwege de bekendheid en goede aanschrijvingen een steeds grotere bezetting. De bestaande oppervlakte aan bebouwing bedraagt hierdoor reeds meer dan 960m2, namelijk circa 1.250m2. Om het huidige hoge kwaliteitsniveau en de hoge gastwaarderingen vast te houden, is het wenselijk de bebouwing uit te breiden (zie ook hoofdstuk 3). Het is dan ook wenselijk om de bouwmogelijkheden binnen de recreatieve bestemming te vergroten, aldus de beoogde kwaliteitsslag mogelijk te maken c.q. het bedrijf toekomstbestendig te ontwikkelen. Hiertoe is het noodzakelijk de maximum bebouwde oppervlakte op 1.500 m2 vast te leggen.

Tenslotte is het opslaan van materialen ten behoeve van de camping strijdig met de gebruiksregels van de bestemming ''Bos''. De aanwezige opslag (met bijbehorende bebouwing, oppervlakte circa 550 m2 en hoogte van maximaal 2 meter) is echter sinds lange tijd aanwezig (zie ook figuur 1.2). Het betreft opslag die noodzakelijk is voor een adequate bedrijfsvoering van de camping. Het is dan ook wenselijk om deze planologisch in te passen. Wel blijft hierbij de bestemming 'Bos' behouden. Het gaat namelijk om ondergeschikt gebruik aan de hoofdbestemming "Bos".

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0003.png"
Figuur 1.2: Weergave van de opslag van materialen (Bron: gemeente Epe, 2005)

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied en de omgeving gegeven.

Hoofdstuk 3 gaat in op de planbeschrijving.

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van rijk, provincie Gelderland en de gemeente Epe beschreven.

In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue.

Hoofdstuk 6 gaat in op de wateraspecten.

In de hoofdstukken 7 en 8 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid van het project.

Hoofdstuk 9 gaat in op inspraak en vooroverleg.

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

2.1 Landschapskarakteristiek

Het plangebied is gelegen binnen de droge bos- en heideontginningen. Dit landschapstype heeft een ligging op de hoge delen van de stuwwal (met name binnen het Centraal Veluws Natuurgebied). Door de zeer droge en arme zandgronden zijn deze gronden pas laat ontgonnen en lang onbebouwd gebleven. In de 19e eeuw werden heidegebieden ontgonnen en aangeplant met grote hoeveelheden naaldbos (productiehout). Als gevolg van de bosaanplant ontstonden vele nieuwe landgoederen. Naast de jonge productiebossen komen ook veel oude bossen voor. Deze bestaan uit meer loofsoorten en werden gebruikt voor productie van hout en voor de jacht. De ontginningswegen zijn karakteristiek voor dit landschapstype door hun lange rechte lijnen. Op de Veluwe zijn ook enkele oude agrarische enclaves te vinden (zoals Gortel en Niersen). Deze zijn ontstaan doordat woeste gronden al in de Middeleeuwen ontgonnen werden en in gebruik genomen werden voor akkerbouw. In figuur 2.1 is de (historische) ontwikkeling van het plangebied en de omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0004.png"

Figuur 2.1: Historische ontwikkeling op topografische kaarten uit 1900 1950 en 2015 (bron: Provincie Gelderland)

2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur Omgeving

Het plangebied ligt ten noordwesten van de kern Vaassen, op circa 300 meter van de bebouwde kom. De ruimtelijk functionele structuur van de omgeving van het plangebied is divers en bestaat uit landschap met bossen, landerijen, sprengen en agrarische gronden. Het gebied staat bekend als een zeer toeristisch gebied, dat voorzien is van een uitgebreide toeristische infrastructuur (fiets-, wandel- en ruiterroutes, bezienswaardigheden en attracties).

2.3 Huidige Situatie Camping De Helfterkamp

2.3.1 Ruimtelijke indeling

Het plangebied wordt voornamelijk begrensd door bospercelen (aan de oost- en westzijde) en agrarische percelen (aan de noordoostzijde). Aan de zuidwestzijde zijn een bedrijf en een woning gelegen. Voorliggend plan heeft betrekking op het gedeelte van de camping dat bestemd is tot 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en op het gedeelte aan de noordoostzijde, waar de uitbreiding en natuurcompensatie plaatsvindt en momenteel nog een agrarische bestemming geldend is.

Het complete plangebied (inclusief uitbreiding en natuurcompensatie) heeft een oppervlakte van circa 11 hectare. Hiervan is 6,8 hectare reeds in gebruik als camping en bedraagt de oppervlakte van de gewenste uitbreiding circa 1,5 hectare. De gronden ten behoeve van de natuurcompensatie hebben een oppervlakte van circa 2,7 hectare.

Qua ontsluiting is het plangebied vanuit een in- en uitrit aan de westzijde bereikbaar voor de campinggasten. Op het oostelijke deel van de camping, in het bos, is een ruim en groen parkeerterrein gelegen. Dit parkeerterrein is reeds sinds de jaren '80 op deze locatie gelegen.

2.3.2 Bebouwing en functies

Bebouwing

De bebouwing bestaat onder andere uit een bedrijfswoning, receptie (met plankwinkeltje waar voornamelijk ijs en streekproducten worden verkocht), een bungalow, een kinderboerderij, een speel- en activiteitenruimte en een hooimijt/theater. Er zijn drie sanitairgebouwen gelegen, een op het zuidelijk gedeelte, een op het centrale terrein en een op het noordelijk gedeelte van de camping. De huidige bebouwing is in figuur 2.2 weergegeven. De huidige bebouwing bedraagt ruim 1.237 m2. Dit is inclusief de bedrijfswoning/receptie, waarmee de camping aan het toegestane maximum zit (960 m2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0005.png"
Figuur 2.2: Weergave van de huidige bebouwing op camping de Helfterkamp (Bron: Camping de Helfterkamp)

Functies

Het grootste gedeelte van de camping is in gebruik ten behoeve van de verblijfsrecreatie (zowel kampeerplaatsen als vaste standplaatsen. Van de circa 220 plaatsen wordt meer dan 90% toeristisch verhuurd (inclusief verhuurcaravans). De standplaatsenverdeling is als volgt:

  • 180 toeristische kampeerplaatsen;
  • 10 trekkersplaatsen voor tenten;
  • 14 verhuurcaravans;
  • 16 vaste plaatsen voor stacaravans.

In figuur 2.3 zijn een aantal foto's van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0006.png"
Figuur 2.3: Foto's van het plangebied (Bron: Camping de Helfterkamp)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Gewenste Situatie

3.1.1 Algemeen

Camping de Helfterkamp staat goed aangeschreven en kent een goede bezetting. Het park heeft dan ook al verscheidene prijzen gekregen, waaronder een lokale prijs met betrekking tot natuurbrandpreventie en een prijs van het RECRON voor het beste kampeerbedrijf. De camping is lid van de branchevereniging RECRON. Het is daarnaast een duurzaam park.

Ofschoon de Helfterkamp zeer goed staat aangeschreven en een goede bezetting kent, is initiatiefnemer er zich van bewust dat resultaten uit het verleden geen garanties bieden voor de toekomst. Daarnaast noopt concurrentie met buitenlandse bestemmingen campinghouders om te investeren in weersonafhankelijke voorzieningen. Bovendien is er vanuit de markt sterke vraag naar verhuuraccommodaties, hiermee kan het seizoen worden verlengd.

Initiatiefnemer is dan ook voornemens verscheidene ontwikkelingen door te voeren. Hiervoor is in 2014 een toekomstvisie opgesteld. Daarin is onderzocht waar voor de camping de kansen en bedreigingen liggen en op welke wijze de camping zich het beste kan ontwikkelen. De Helfterkamp wil zich ontwikkelen tot een echte Veluwecamping met een hoge belevingswaarde. Voorgenomen ontwikkelingen zijn uitgebreid uitgedacht en besproken met de omliggende bewoners en andere belanghebbenden.

Voorgenomen initiatief komt overigens mede voort uit het provinciale beleid omtrent vitale vakantieparken. De regio Noord-Veluwe heeft het programma 'Vitale Vakantieparken' opgesteld. Dit programma heeft als doel dat er wordt geïnvesteerd in aantrekkelijke vakantieparken, aansluitend op de wensen van de consumenten van het heden. Het doel is een divers en kwalitatief goed aanbod van verblijfsrecreatie. Daarmee draagt het programma bij aan de gezamenlijke ambitie van de Veluwe om weer de meest gastvrije bestemming van Nederland te worden (zie ook paragraaf 4.3.2). De bedoeling is om op deze doelstellingen in te spelen.

3.1.2 Totaalbeeld

In figuur 3.1 is de uitbreiding van de camping en de bebouwing visueel weergegeven. Opgemerkt wordt dat in deze paragraaf op de totale camping in wordt gegaan. In de volgende subparagraven wordt specifiek gekeken naar de gewenste ontwikkeling, de uitbreiding en de natuurcompensatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0007.png"
Figuur 3.1: Huidige en gewenste situatie plangebied (Bron: Google Maps)

3.1.3 Gebouwen

Een dergelijke camping dient heden ten dage te beschikken over een breed scala aan overdekte c.q. weersonafhankelijke voorzieningen. Het is daarom wenselijk om onder andere een beperkte horecavoorziening op te richten, de bestaande sanitaire voorzieningen te upgraden en een indoor (water)speelvoorziening toe te voegen. De gewenste uitbreiding aan bebouwing bestaat uit het volgende:

  • Recreatieruimte;
  • Indoor spelen;
  • Sanitaire voorzieningen;
  • Kleinschalige horecavoorzieningen.

In het kader van kwaliteitsverbetering c.q. het weersonafhankelijker maken van het bedrijf is sterke behoefte aan meer indoorvoorzieningen (elk weer accommodatie).

In de huidige situatie is het volgende toegestaan:

  • 960 m2 aan bebouwing t.b.v. voorzieningen exclusief bedrijfswoningen;
  • bestaande bedrijfswoningen met de bestaande inhoud binnen en buiten het bouwvlak;
  • 75 m2 aan bijgebouwen bij de bedrijfswoningen binnen en buiten het bouwvlak;
  • bouwwerken voor recreatief verblijf (excl. bergingen) tot 50 m2 over het gehele bestaande terrein (binnen en buiten het bouwvlak);

In de nieuwe situatie is het volgende toegestaan:

  • 1.500 m2 aan bebouwing t.b.v. voorzieningen in het bouwvlak exclusief bedrijfswoningen;
  • bestaande bedrijfswoningen met de bestaande inhoud binnen en buiten het bouwvlak;
  • 75 m2 aan bijgebouwen bij de bedrijfswoningen binnen en buiten het bouwvlak;
  • bouwwerken voor recreatief verblijf (excl. bergingen) tot 50 m2 over het gehele bestaande terrein (binnen en buiten het bouwvlak);
  • sanitairvoorzieningen en één beheergebouw binnen en buiten het bouwvlak (het gehele bestaande terrein), tot maximaal 600 m2;
  • 16 bouwwerken voor recreatief verblijf ter plaatse van de uitbreiding. De oppervlakte van deze gebouwen bedraagt 70 m2 per gebouw. Hiermee is aangesloten bij de Wabo: de grens voor vergunningsvrije gebouwen ligt namelijk bij 70 m2. De belangrijkste reden dat voor 70 m2 is gekozen is dat deze oppervlakte benodigd is om de gewenste luxe en comfort, waarmee ondernemer onderscheidend wil zijn, te kunnen realiseren. Tot slot wordt opgemerkt dat ter plaatse van de uitbreiding uitsluitend deze 16 recreatieve verblijven mogelijk zijn. Hiermee wordt geborgd dat er geen andere functies kunnen worden gerealiseerd ter plaatse van deze uitbreiding.

In tabelvorm ontstaat dan het volgende beeld

Functie Oppervlakte/aantal (bestaand en nieuw) Binnen of buiten bouwvlak (bestaand en nieuw)
bebouwing t.b.v. voorzieningen 960 m2 1.500 m2 - binnen
bestaande bedrijfswoningen 850 m3 850 m3 - buiten
bijgebouwen bedrijfswoningen 75 m2 75 m2 - buiten
bouwwerken voor recreatief verblijf 50 m2 per eenheid 50 m2 per eenheid - buiten en ter plaatse van uitbreiding tot maximaal 16 eenheden en 70 m2
Sanitaire voorzieningen en beheergebouw niet vastgelegd 600 m op bestaande terrein - buiten

3.1.4 Uitbreiding

Algemeen

Tevens bestaat de wens om de camping uit te breiden met meer verhuuraccommodaties en kampeerplaatsen met een hoge belevingswaarde. De gewenste uitbreiding is in noordoostelijke richting gericht en heeft een oppervlakte van circa 1,5 hectare. Ter plaatse van de uitbreiding is het mogelijk om maximaal 16 verhuureenheden te realiseren. In het in opgenomen beheer- en inrichtingsplan én in figuur 3.3 is tevens de situering van deze eenheden weergegeven.

De 16 eenheden komen verspreid door het gebied, in een informele setting. Centraal tussen de gebouwen komen er centrale plaatsen en een speelwijde. Aan de zuidzijde worden tevens 20 parkeerplaatsen aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0008.png"
Figuur 3.3: Uitsnede inrichting uitbreiding (Bron: Ruimte voor advies/Harleman)

Beeldkwaliteit

De uitbreiding voorziet in 16 eenheden voor recreatief verblijf. Qua beeldkwaliteit zullen de gebouwen vorm worden gegeven passend bij de omgeving. Dit betekent een natuurlijke uitstraling en het gebruik van zoveel mogelijk natuurlijke materialen. Het doel is om de filosofie van glamping (glamorous camping) zoveel als mogelijk te laten terugkomen in de uitstraling van de eenheden.

Volgens het gemeentelijk beeldkwaliteitsplan mogen bouwwerken voor recreatief gebruik een maximum oppervlakte van 50 m2 hebben. Voor de afwijking hiervan is een goede onderbouwing nodig. Dit gaat om maatwerk. Onderhavig plan voorziet in deze vorm van maatwerk. Van belang daarbij is dat er een visie aanwezig is waarin een onderbouwing geleverd is van het concept dat initiatiefnemer wil realiseren en wat daarvoor benodigd is. Het gaat hierbij om zaken zoals beeldkwaliteit, bereiken doelgroep, seizoensverlenging, natuurinclusiviteit en vergelijkbare thema's. In dit geval is door initiatiefnemer een visie opgesteld die inzicht geeft in de reden dat accommodaties tot 70 m2 wenselijk zijn. De visie is als Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de visie is onder andere ingegaan op de kwalitiet, duurzaamheid, de toegevoegde waarde, de natuurbeleving, doelgroepverbreding inclusief sfeerbeelden. Hiermee is onderbouwd dat accommodaties van 70 m2 passend zijn. Daarnaast is tevens een separaat beeldkwaliteitsplan opgesteld. Deze is als Bijlage 2 opgenomen.

Dit beeldkwaliteitsplan stelt randvoorwaarden aan de verschijningsvorm van de recreatieve bebouwing van het uitbreidingsplan van Camping De Helfterkamp te Vaassen. De randvoorwaarden betreft de visuele kwaliteit waaraan de bebouwde omgeving aan moet voldoen. Naast een richtlijn is het ook een handreiking voor degenen die bij het plan betrokken worden. De ontwikkelaar, architect, gebruikers en de gemeente zelf hebben er houvast aan. De gemeente zal het beeldkwaliteitsplan als kader hanteren. Het beeldkwaliteitsplan is sturend maar zeker geen knellend keurslijf; de uiteindelijke verschijningsvorm is nog niet bekend en kan onder druk van de markt op korte termijn wijzigen. Daarom is een ruime mate van vrijheid noodzakelijk. Er kunnen zich immers gaandeweg allerlei - nu niet te voorziene - ontwikkelingen voordoen die een flexibele aanpak vereisen.

Om binnen deze vrijheid de kwaliteit van de bebouwing (met de bijbehorende openbare ruimte) te waarborgen worden er in dit BKP verschillende uitgangspunten opgesteld, die leidend zijn voor de uiteindelijke realisatie. Dit wordt gedaan door middel van beschrijvingen, sfeerbeelden en materialenpalets, maar niet over de definitieve vorm of maatvoering. Dat wordt uitgewerkt worden ten tijde van definitieve bouwvoorstellen.

3.1.5 Opslag

Op gronden met de bestemming "Bos", ten zuiden van de parkeerplaats, is al sinds jaren een opslagplaats voor snoeiafval en onderhoudsmaterialen gesitueerd. Dit is in ieder geval sinds 2005 reeds het geval. In figuur 3.4 (onder parkeren) is dit weergegeven, een luchtfoto is opgenomen in figuur 1.2 onder 'strijdigheid'. Deze opslag is niet geheel in overeenstemming met de geldende bestemming, temeer omdat de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt overschreden. De opslagplaats is noodzakelijk teneinde een adequate bedrijfsvoering van de camping mogelijk te houden. Middels dit bestemmingsplan zal deze opslag planologisch worden ingepast.

3.1.6 Natuurcompensatie

Algemeen

Voor het geheel is een natuurcompensatie noodzakelijk, aangezien de uitbreiding is gelegen op gronden binnen de Groene Ontwikkelingszone, het areaalverlies moet worden opgevangen. Deze compensatie is aan de noordoostzijde rond de uitbreiding gelegen en omvat een oppervlakte van circa 2,7 hectare. Het betreft een gebied dat grotendeels bestaat uit agrarisch cultuurland, in gebruik als hooiland en deels uit een houtige opstand, open water, beek en oever. Het plangebied wordt doorsneden door een beek (van oost naar west) met beekbegeleidende beplanting van elzen en knotwilgen. In het noordelijke deel ligt een amfibieënpoel. Tussen beide noordelijke percelen en ten oosten van het zuidelijke perceel ligt een elzensingel. Het plangebied grenst aan de noordwest en zuidzijde aan gemengd loofbos. De graslandpercelen in het plangebied hebben een matig voedselrijk karakter en worden reeds langere tijd verschraald middels hooilandbeheer. De vegetatie bestaat echter nog grotendeels uit algemene- en weinig zeldzame grassen en kruiden. De elzensingels in het plangebied worden beheerd als hakhout en worden periodiek afgezet.

Natuurpotentieonderzoek

Om een passend inrichtingsplan voor de natuurcompensatie te maken, is allereerst een natuurpotentieonderzoek uitgevoerd door Woestland Landschapecologisch en landschaphistorisch advies. Het gehele rapport is als Bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen. Hierna wordt op dit plan ingegaan.

Aan de hand van een beknopte landschapsecologische systeemanalyse is het onderzoeksgebied geanalyseerd. Hierbij is onder andere gekeken naar geologie, geomorfologie, reliëf, hydrologie, historisch landgebruik en bestaande ecologische waarden. Door middel van veldbodemkundig onderzoek is onder andere gekeken naar bodemprofielopbouw, verstoring van de bodem en historische- en actuele grondwaterstanden. Deze velddata is geïntegreerd met de bureaustudie om een inschatting te kunnen maken welke natuurpotenties voor het onderzoeksgebied haalbaar zijn en welke inrichtingsmaatregelen hiervoor nodig zijn. Allereerst wordt ingegaan op de synthese, vervolgens op kansen voor inrichting en tot slot op de concrete inrichtingsmaatregelen zelf.

Synthese

Het onderzoeksgebied ligt op de overgang van de stuwwal naar het rivierengebied. In de diepe ondergrond worden zowel afzettingen van gestuwde materialen als afzettingen van oude riviersystemen (formatie van Kreftenheye) aangetroffen. Als meer in detail naar het gebied gekeken wordt, ligt het onderzoeksgebied in een dekzand- en beekdallandschap. Het circa 12 meter dikke dekzandpakket is hier in de laatste ijstijd neergelegd onder invloed van de wind. Er heerste toen een poolklimaat met grootschalige zandverstuivingen in Nederland. Het onderzoeksgebied ligt in een droog dal dat ontstaan (uitgeschuurd) is door het smelten van het landijs in de voorlaatste ijstijd en in de laatste ijstijd weer bedekt met dekzanden (formatie van Boxtel).

Er is een klein relict met broekveen aangetroffen, daarnaast zijn er broekeerdgronden en bruine beekeerdgronden aangetroffen tijdens het veldbodemkundig onderzoek. Dit zijn van oudsher zeer natte gronden. Het broekveen stond permanent onder water, de broekeerdgronden die net iets hoger in het gradiënt lagen waren iets droger. De beekeerdgronden waren nat in de winter en voorjaar, maar in de zomer zakten hier de grondwaterstanden iets verder onderuit. Het perceel waar de poel ligt is gediepploegd, de bodems op het oostelijke perceel zijn minder verstoord door menselijke activiteit.

Er liggen drie sloten die voor de ontwatering van het perceel zorgen die niet alleen regenwater maar ook grondwater afvoeren. De sloten werken verdrogend op het onderzoeksgebied. De HEN sloot is zeer ijzerrijk. De EGV waarden die zijn aangetroffen in het grondwater duiden op grondwater van een korte verblijftijd tot grondwater met matig lange verblijftijd. Wat opvallend is dat grondwater met matig lange verblijftijd zich vooral in de bruine beekeerdgronden bevindt. Het grondwater met langere verblijftijd komt voor in de broekeerdgronden en broekveen. Dit is mogelijk te verklaren door omdat de doorlatendheid van de bodemtypen en ondergrond verschillend zijn.

De historische analyse brengt naar voren dat de gronden lange tijd als weiland / hooiland in gebruik zijn geweest. Dit komt overeen met de aangetroffen bodemtypen en historische grondwaterstanden, het gebied is altijd te nat geweest voor akkerbouw. Een deel van de recent aangeplante elzensingel is een historisch groenelement dat al vanaf 1832 in het landschap aanwezig was.

Voor zover bekend is de huidige vegetatie soortenarm, de beweiding door vee zorgt voor vertrapping van het perceel wat niet ten goede komt aan de bodemstructuur. In het bos aan de zuidzijde ligt een actief gebruikte dassenburcht. De afrastering met schapengaas kan een belemmering vormen voor de das om zich vrij door het gebied zich te verplaatsen.

Kansen, knelpunten en consequenties voor natuurontwikkeling

Er liggen kansen om aan de oostzijde van het onderzoeksgebied inrichtingsmaatregelen te treffen om vochtig hooiland te ontwikkelen. De bodem op het perceel aan de westzijde (met poel) is te sterk aangetast (gediepploegd) om hier een vochtig hooiland te ontwikkelen. Het mogelijk aanwezige fosfaat kan diep in de bodem terecht zijn gekomen. Een kruiden- en faunarijk grasland is door middel van verschraling (maaien en afvoeren) te ontwikkelen, maar er is geen inzicht in de voedselrijkdom van de bodem. Het is te overwegen om de grasmat op een aantal locaties te plaggen om op deze wijze het soortenarme karakter te doorbreken. Het gevaar wat hierin schuilt, is dat fosfaat mobiel gaat worden waardoor Pitrus zich sterk kan ontwikkelen. Daarnaast kan de bosrand van een mantelzoom met struiken worden voorzien om een mooie gradiënt aan te brengen richting het aangrenzende bos. Deze mantelzoom zal een impuls geven aan de biodiversiteit.

Om een deel van het perceel staat een schapengaas raster wat de doorgang van de das naar andere percelen moelijker maakt. Het opruimen van het raster of het passeerbaar maken voor de das is aan te bevelen voor de gehele camping. De aanwezige poel is 2018-2019 niet is drooggevallen. Ook staat er in de rand van de poel een flink aandeel pitrus (Juncus effusus) wat duidt op voedselrijkdom en/of verdichting de bodem en stagnatie van regenwater. Er is geen vis aanwezig in de poel, waardoor de insectenfauna zich kan ontwikkelen.

Door een natuurvriendelijke oever bij de HEN sloot te realiseren zal er mogelijke een soortenrijkere vegetatie kunnen ontstaan. Daarnaast zal één interne sloot verondiept worden (en mogelijk ook een aangrenzende sloot) waardoor het grondwater langer in het perceel aanwezig kan blijven.

Inrichtingsmaatregelen

Voorgenoemde analyse en kansen hebben geleid tot een overzicht van inrichtingsmaatregelen. In figuur 3.4 is dit in een overzicht weergegeven, vervolgens wordt op de concrete maatregelen/adviezen ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0009.png"
Figuur 3.4: Uitsnede inrichtingsmaatregelen, advies uit het natuurpotentieonderzoek (Bron: Woestland Landschapecologisch en landschaphistorisch advies)

De inrichting van het gebied bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Raster verwijderen (lengte 85m) aan de westzijde van het perceel ten behoeve van de passeerbaarheid van de das met het omliggende gebied;
  • Aanplant van struweel (oppervlakte 2800m2) met 1400 stuks bosplantsoen, hierbij zal autochtoon bosplantsoen gebruikt worden van Staatsbosbeheer (Sortiment: Gelderse roos 15% (Viburnum opulus), hondroos 10% (Rosa canina), eenstijlige meidoorn 60% (Crataegus monogyna), wegedoorn 10% (Rhamnus cathartica), gewone vogelkers 5% (Prunus padus) planten in driehoeksverband, 2 meter afstand);
  • Sloot tegen de bestaande elzensingel zal verontdiept worden tot maximaal 20 cm –mv.
  • De bestaande elzensingels zal blijven staan, het is een optie om deze als hakhout af te zetten.
  • Aanplant elzen-/wilgenstruweel (lengte 120m), 120 stuks bosplantsoen, 2 rijen onderlinge afstand rijen 2m. afstand in de rij 2m. Sortiment: zwarte els 50% (Alnus glutinosa), grauwe wilg 25% (Salix caprea), geoorde wilg 25% (Salix aurita);
  • Verondiepen sloot tegen perceel agrariër, in overleg met de agrariër zal bekeken worden of de sloot verondiept kan worden omdat deze grondwater afvoert.
  • Zoekgebied plaggen (oppervlakte 0,93ha) perceel met poel, een aantal plagplekken van minimaal 500 m2.
  • Mogelijk ontgraven (oppervlakte 0,92 ha)
  • Verondiepen sloot icm natuurvriendelijke oever (lengte 480 m)
  • Een deel van de knotwilgen aan de zuidzijde van het onderzoeksgebied zal gehandhaafd blijven ten behoeve van de steenuil. Waar knotbomen verdwijnen zal zwarte els aangeplant worden.
  • Het beheer zal bestaan uit hooilandbeheer, geen begrazing met vee. Hiervoor is gekozen om verrijking door uitwerpselen en vertrapping van de grond te voorkomen.

Aanvulling muggenoverlast

Het plan is zodanig opgesteld dat er geen plas-drassituaties ontstaan die muggenoverlast zouden kunnen geven. Het afplaggen van het weiland, de vernatting aan de noordoostzijde is gericht op de grondwaterstand in de natte periode. De grondwaterstand in het natuurpotentieonderzoek dateert van een dergelijk natte periode, namelijk november 2019. Toen stond de grondwaterstand op -25 cm maaiveld. Er wordt wel afgeplagd tot hoogstens 25 cm onder maaiveld, dus wordt het grondwater geraakt. Dat levert wel plas-dras op, maar in een periode dat insecten niet meer actief zijn.

In zeer natte jaren kan plas-dras ook later in het jaar optreden. De kavelgreppels rondom zijn daarom bewust in stand gebleven, deze lopen aan de noordzijde en oostzijde, ze dienen dan om het natte perceel enigszins droog te leggen. Hierdoor wordt een dreigende muggenoverlast tegengegaan, door te ontwateren tot onder het maaiveld, tot -25 cm. De greppels voorzien hierin. In de ontwerptekening (Bijlage 4) is dit bij put h weergegeven. De greppels staan ingetekend. Overigens is het niet wenselijk de greppels continu daarvoor te gebruiken. Juist waterstanden tot op of iets boven maaiveld in de winterperiode zijn vanuit natuurpotentie gewenst.

De natuurlijke oevers langs de beek zijn bedoeld voor oevervegetaties. Het gaat hier om een gezond, ecologisch waardevol systeem dat een natuurlijk beheer krijgt. Dergelijke systemen zijn 'in evenwicht'. Daarbij gaat het om stromend water (beperkt, maar wel stromend, kwelrijk en niet zuur). Daardoor voor muggen en andere bijtende insecten niet tot nauwelijks geschikt. Het natuurlijke beheer in de nieuwe beek (veel waterplanten) draagt daar aan bij. De aangrenzende zones zijn niet als plas-dras bestempeld. Het peil wordt wel opgezet, maar beperkt, in verband met de drainagewerking op de kampeervelden. Verder vernatting komt niet voor. Met muggenoverlast is ten tijde van het ontwerp al rekening gehouden in verband met de kampeerfunctie.
De droge delen krijgen een inrichting met bossages en lang gras, waardoor er veel vogels kunnen voorkomen. De muggen en andere insecten vormen een uitstekende voedselbron daarvoor.

Aanvulling HEN-beek (hoogst ecologisch niveau)

De HEN-beek betreft een beek van hoogst ecologisch niveau. Deze beek is van nature zeer ijzerrijk en absoluut niet geschikt voor recreatief gebruik. De bruine kleur van het water maakt dit ook niet aantrekkelijk. Het opnemen van een beschermingsregime wordt dan ook niet nodig geacht. De instandhouding van de beek is geborgd door de bestemming 'Water' en door het inrichtingsplan, dat als voorwaardelijke verplichting geborgd is in de regels van dit bestemmingsplan. De beek is in dit inrichtingsplan opgenomen.

Aanvulling ecohydrologisch onderzoek

In dit geval is er geen sprake van het realiseren van vastgestelde natuurdoelen en compensatiedoelen. Ook wordt er geen subsidie ontvangen waarin is opgenomen dat dergelijk onderzoek een voorwaarde is. Ook het waterschap eist het niet. Daarom wordt een ecohydrologisch onderzoek niet verplicht en niet nodig geacht. De locaties van de ingrepen hangt af van het bodem profiel. Deze zijn al duidelijk beschreven in het vooronderzoek. Dit wordt gevolgd en is bepalend in het werk.

Beekdalen

Het gebied ter plaatse van de uitbreiding van de camping en de natuurcompensatie is aangemerkt als beekdalengebied. De beekdalen voeren het water af van de Veluwe tot aan de IJssel en zijn dan ook herkenbaar aan de van west naar oost lopende beken (en waterlopen). Kernkwaliteiten van de beekdalen zijn: nat karakter, natuurontwikkeling, open uitstraling door gebruik als grasland, weide of hooiland, elzensingels en cultuurhistorische elementen (sprengen) en herkenbaarheid van de boven-,midden en benedenloop. Gelet op deze kwaliteiten is ophogen van gronden in de beekdalen onwenselijk.

Er is geen sprake van ophoging ter plaatse van de eenheden voor verblijfsrecreatie. Daarnaast is de aantasting van het beekdal in dit geval marginaal, om de volgende redenen:

  1. 1. het gaat slechts om 15 cm (halve bouwvoor), hetgeen in het veld niet/nauwelijks zichtbaar is of effect heeft. Wel of geen ophoging verandert nauwelijks is aan de situatie.
  2. 2. het gaat om een hogere uitloper van het aangrenzende bosgebied die we extra aanzetten, een hoogte, dus geen natte situatie, beeklopen, hooiland, elzensingels, etc. Historisch betreft het hier een smalle strook in gebruik als bouwlandje (akker), dus al hoger dan de omgeving. Wel of geen ophoging verandert en vergroot de strook weliswaar, maar geeft het gebied geen wezenlijk ander karakter.
  3. 3. het terrein is in 2007 een deel als voetbalveldje uitgevlakt/opgehoogd. De oorspronkelijke grondslag is al verstoord. Wel ophogen zou de grens tussen beiden wat kunnen vervagen zodat er meer een geheel ontstaat.

Inrichtingsplan

Op basis van het natuurpotentieonderzoek is door Harleman advies een inrichtingsplan opgesteld. Hierna wordt op dit plan ingegaan. Het volledige plan is als Bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen. In figuur 3.5 is een uitsnede van het betreffende plan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0010.png"
Figuur 3.5: Inrichting- en beheersplan (Bron: Ruimte voor advies/Harleman)

3.2 Verkeer En Parkeren

3.2.1 Algemeen

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe zijn berekeningen ten aanzien van de verkeersgeneratie berekeningen uitgevoerd op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.

Wat betreft de parkeernormen beschikt de gemeente Epe over een eigen Nota Parkeernormen (2018).

3.2.2 Uitgangspunten

Verkeersgeneratie

Qua verstedelijkingsgraad en stedelijke zone worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • verstedelijkingsgraad: weinig stedelijk (gemeente Epe);
  • stedelijke zone: buitengebied;
  • functies: camping (kampeerterrein), bungalowpark (huisjescomplex).

Parkeren

De gemeente Epe beschikt over een eigen Nota Parkeernormen. De uitgangspunten uit deze nota zijn grotendeels gelijk aan de CROW-normen. Voor de gehele gemeente is de stedelijkheidsgraad bepaald op 'weinig stedelijk', met uitzondering van het centrum van Epe. Wat betreft de bandbreedte wordt het gemiddelde aangehouden.

Op basis van de parkeernota ligt het plangebied in het gebiedstype 'Buitengebied'. Wat betreft de functie kan worden aangesloten bij de functie 'bungalowpark (huisjescomplex). Deze functie komt het dichtst in de buurt van de gewenste recreatieve eenheden. Voor deze functie geldt op basis van de genoemde gegevens een parkeernorm van 2,1 parkeerplaats per bungalow. De gewenste eenheden zijn echter geen zelfstandige bungalows, aangezien ze veel kleiner van maat en schaal zijn. Een lagere parkeernorm is dan ook uit te leggen. In paragraaf 3.2.4 wordt hier nader op ingegaan.

3.2.3 Situatie verkeer

De ontwikkeling brengt naar verwachting een beperkte extra verkeersgeneratie met zich mee. De te realiseren recreatieve eenheden (vergunningsvrije bouwwerken voor recreatief verblijf) staan niet specifiek benoemd in de CROW-publicatie 'parkeren en verkeersgeneratie'. Om toch een indicatie te geven van de extra verkeersgeneratie, wordt gebruik gemaakt van de functie 'bungalowpark (huisjescomplex)'. Deze functie komt het dichtst in de buurt van de gewenste recreatieve eenheden. Voor deze functie geldt op basis van de genoemde gegevens een verkeersgeneratie van 2,7 verkeersbewegingen per bungalow. In dit geval maakt dit 16*2,7 = 43,2 extra verkeersbewegingen per etmaal.

De ontsluiting van de camping vindt conform de huidige situatie plaats via een overzichtelijke in- en uitrit op de Gortelseweg. De beperkte toename als gevolg van de extra standplaatsen en verblijfseenheden kan goed worden opgevangen op omliggende wegen. Vanuit verkeerskundig oogpunt zijn er geen belemmeringen.

3.2.4 Situatie parkeren

De huidige camping beschikt over een parkeerterrein waarin ruim voldoende parkeerruimte is voor de huidige 220 standplaatsen. Dit parkeerterrein dat voorziet in de opvang van huidige parkeercapaciteit is sinds lange tijd gelegen binnen gronden met de bestemming ''Bos'' én binnen gronden welke onderdeel zijn van het Gelders Natuur Netwerk (ten oosten van het centrumgebied). Net als de opslag is het parkeerterrein ook sinds in ieder geval 2005 al op deze locatie aanwezig. In figuur 3.6 is dit weergegeven. Het parkeerterrein is al sinds lange tijd (sinds de jaren '80) op deze plaats gelegen (zie ook figuur 1.2). Het betreft een natuurlijk ingepast terrein, waar geen verharding aanwezig is, dit zal in de toekomst onveranderd blijven.

Met het voornemen worden een aantal bouwvergunningsvrije 'bouwwerken voor recreatief verblijf' gebouwd, naar verwachting zijn dit er circa 16. Op basis van de gemeentelijke parkeernota wordt deze functie niet specifiek benoemd. De functie komt het dichtst in de buurt van een bungalow, maar kan daar, gezien de kleinschaligheid, niet geheel bij worden aangesloten. Bij recreatieparken wordt als ongeschreven regel normaliter een norm van 1,25 parkeerplaats per object/standplaats genomen. In onderhavig plan wordt hier dan ook bij aangesloten. In dit geval maakt dit 16*1,25 = 20 parkeerplaatsen.

Hierin wordt voorzien bij de uitbreiding, in figuur 3.5 is reeds weergegeven dat ter plaatse 20 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Het bestaande parkeerterrein blijft daarmee bedoeld voor de bestaande camping. Ter plaatse van de bestaande camping is er geen sprake van het toevoegen van verblijfseenheden, waarmee voor het bestaande parkeerterrein geen sprake is van effecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0011.png"
Figuur 3.6: Weergave van het sinds lange tijd bestaande parkeerterrein (Bron: Facet Architecten en adviseurs)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

4.1.2 Toetsing aan het rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de structuurvisie.

Wat betreft de ladder voor duurzame verstedelijking geldt dat in artikel 3.1.6 Bro lid 2 het volgende staat aangegeven: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien'.

Volgens de 'Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking' van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu vallen onder het begrip 'andere stedelijke voorzieningen' onder meer accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Het Bro regelt geen ondergrens voor een minimale omvang als afbakening van de begripsbepaling 'stedelijke ontwikkeling'. In de genoemde handreiking worden leisurevoorzieningen als 'andere stedelijke voorzieningen' beschouwd. Een recreatiebedrijf is aan te merken als een leisurevoorziening.

Bij de beantwoording van de vraag of een stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro behelst, moet in onderlinge samenhang worden beoordeeld in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan, voorziet in een functiewijziging en welk planologische beslag op de ruimte het nieuwe plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan.

Het vigerende planologische kader voorziet ter plaatse van de uitbreiding in een agrarische bestemming. Het planologische beslag van de nieuwe beoogde situatie -(de uitbreiding van) een camping- op de ruimte, maakt dat het plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft. De 'Ladder' is dan ook van toepassing.

In dit kader is door Van der Reest advies een laddertoets uitgevoerd, waarin is ingegaan op zowel de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte. Op deze plaats wordt geconcludeerd dat de behoefte aan verhuuraccommodaties op campings toeneemt. Het bijzondere karakter van de Helfterkamp (natuurcamping) en het feit dat deze camping is uitgeroepen tot camping van het jaar 2019 (categorie 'mooiste groene camping') geeft aan dat er op de Veluwe voldoende markt is voor een camping van dit kaliber. Wat betreft ligging wordt gesteld dat een camping bij uitstek een voorziening is die past in het buitengebied. Het stedelijk gebied van Vaassen/Epe leent zich hier niet voor. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 5.

4.1.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid

Geconcludeerd kan worden dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

4.2.3 Conclusie toetsing aan provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op provinciaal niveau de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat.

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel (gemeente Epe, Heerde en Voorst)

4.3.2 Programma Vitale Vakantieparken

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Structuurplan Epe

4.4.2 Toekomstvisie Epe 2030

4.4.3 Structuurvisie Veluweflank Epe

4.4.4 Nota vitale verblijfsrecreatie in Epe

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.

Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema’s geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en het Besluit milieueffectrapportage.

5.1 Geluid

5.1.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

In voorliggend geval worden er geen geluidsgevoelige objecten gerealiseerd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt er wel kort ingegaan op de aspecten 'industrielawaai', 'railverkeerslawaai' en 'wegverkeerslawaai'.

5.1.2 Verantwoording geluidsaspecten

5.1.3 Conclusie

De wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Bodemkwaliteit

5.2.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

Ter plaatse van de uitbreiding van de camping, op de plaats waar de nieuwe verblijfseenheden worden gerealiseerd, is door Sigma Groep uit Emmen een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoeksresultaten worden hierna kort beschreven. Voor de complete onderzoeksrapportage wordt verwezen naar Bijlage 7 van deze toelichting.

Voor de realisatie van de overige gebouwen ten behoeve van de recreatie zal tevens een verkennend bodemonderzoek benodigd zijn. Dit onderzoek zal in een later stadium in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen worden uitgevoerd.

5.2.2 Resultaten

Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend milieukundig bodemonderzoek worden de volgende conclusies getrokken:

  • In de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan cadmium aangetroffen. Het verhoogde gemeten gehalte in de bovengrond overschrijdt de tussenwaarde niet en geeft daardoor uit milieuhygiënische overweging geen aanleiding tot het instellen van aanvullend onderzoek;
  • In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen;
  • In het grondwater zijn geen verhoogede gehalten aangetroffen;

In verband met de mogelijke aanwezigheid van arseen in de bodem is het lab. verzocht om aanvullend het
gehalte arseen in de grond en het grondwater te rapporteren. Deze parameter wordt standaard gemeten
tijdens de analyses en kan derhalve achteraf op het certificaat worden toegevoegd. Hierdoor staat er op
de analysecertificaten een rapportagedatum van 31-05-2018.

Het gehalte aan arseen overschrijdt zowel de bovengrond, ondergrond als grondwater de achtergrondwaarde niet.

5.2.3 Conclusie

Voor het aspect Bodem is een onderzoek uitgevoerd en beoordeeld. Hieruit blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogd gebruik. Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkelingen.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet milieubeheer.

In de Wet milieubeheer staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

5.3.2 Verantwoording luchtkwaliteit

Het project voorziet in de realisatie van verblijfsrecreatieve eenheden. Als dit wordt vergeleken met de genoemde ontwikkelingen in paragraaf 4.3.1.1 kan worden gesteld dat er sprake is van een ontwikkeling die niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

De ontwikkeling leidt tot een toename van circa 43 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Het zal hierbij nagenoeg uitsluitend om personenauto's gaan. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de mate van luchtverontreiniging door invloed van het wegverkeer ingeschat met behulp van de NIBM-tool. Deze gaat uit van een worstcase situatie: bij de berekening van de concentratietoename zijn de kenmerken van het verkeer, de straat en de omgeving zo gekozen dat een situatie ontstaat met een maximale luchtverontreiniging. In de berekening is uitgegaan van 43 extra verkeersbewegingen (zie ook paragraaf 3.2). Het aandeel aan vrachtverkeer is gezet op 5%. Het kan hierbij gaan om verkeersbewegingen van leveranciers en afvaldiensten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0013.png"
Figuur 5.1: NIBM Tool (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu / Kenniscentrum InfoMil)

Uit de berekening blijkt dat de toename van het verkeer niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling

5.3.3 Conclusie

Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.4 Externe Veiligheid

5.4.1 Algemeen

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPGtankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

5.4.2 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

5.4.3 Circulaire effectafstand LPG-tankstations

In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.

5.4.4 Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

5.4.5 Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.

5.4.6 Beleidsvisie Externe veiligheid Epe (2013)

In september 2013 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze visie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan indien het gaat op een verplaatsing van een bestaande risicobron naar een bedrijventerrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde. In de visie is tevens vastgelegd dat wanneer bijzonder kwetsbare objecten (objecten met verminderd zelfredzame personen zoals scholen en zorginstellingen) mogelijk worden gemaakt binnen het invloedsgebied van een risicobron de besluitvorming op dit punt expliciet bij de gemeenteraad en het college van B&W wordt voorgelegd.

5.4.7 Verantwoording externe veiligheid

Met de uitbreiding van het recreatiebedrijf worden er nieuwe kwetsbare objecten toegevoegd, namelijk de 16 verblijfseenheden. Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In figuur 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0014.png"

Figuur 5.1: Uitsnede van de risicokaart (Bron: Risicokaart.nl)

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke
  • stoffen;
  • niet is gelegen binnen de circulaire effectafstand van een PG-tankstation.

Daarnaast wordt voldaan aan hetgene gesteld is in de beleidsvisie Externe veiligheid van de gemeente Epe.

Aandachtspunt is wel dat het recreatieterrein zich in een gebied bevindt waar er een hoger risico voor natuurbranden is. Dit is relevant voor de eis met betrekking tot realisatie van de secundaire bluswatervoorziening. Om hierop in te spelen zullen er voldoende bluswatervoorzieningen worden gerealiseerd.

5.4.8 Conclusie

Een en ander brengt met zich mee dat de ontwikkeling in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

5.5 Milieuzonering

5.5.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

5.5.2 Gebiedstypen

In de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ is een tweetal gebiedstypen onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype ‘rustige woonwijk’ vergelijkbaar omgevingstype.

Het omgevingstype ‘gemengd gebied’ wordt in de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

De richtafstanden (met uitzondering van het aspect gevaar) uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van een ‘gemengd gebied’. Daarbij wordt in de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is. De locatie bevindt zich in het buitengebied, zodat sprake is van een rustig omgevingstype.

milieucategorie Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

5.5.3 Verantwoording milieuzonering

5.5.4 Conclusie

Vanuit het oogpunt van milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.

5.6 Geur

5.6.1 Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.

De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, buiten een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.

Op grond van het bepaalde in artikel 1 van de Wgv is een geurgevoelig object als volgt gedefinieerd: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruik.

5.6.2 Activiteitenbesluit

Vanaf 1 januari 2013 is het Activiteitbesluit ook van toepassing op agrarische activiteiten. Het Besluit landbouw milieubeheer is tegelijkertijd komen te vervallen. Agrarische bedrijven hebben geen vergunning meer nodig als al hun activiteiten onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit vallen. Dit zijn type B-bedrijven, zoals veehouderijen, kinderboerderijen (en andere bedrijven die kleinschalig dieren houden), glastuinbouwbedrijven, bedrijven met teelt in gebouwen, bedrijven met open teelt, agrarische loonwerkers en losse opslagen (bijvoorbeeld mest). Voor geurhinder is in het Activiteitenbesluit een soortgelijk beoordelingskader opgenomen als in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Zo gelden binnen en buiten de bebouwde kom dezelfde normen als in de Wgv. Ook de geurbelasting wordt bepaald volgens het bepaalde in de Wgv. Hetzelfde geldt voor het meten van de afstanden.

5.6.3 Verantwoording geuraspecten

Er is diverse uiteenlopende jurisprudentie over de vraag of verblijfsrecreatieve inrichtingen geurgevoelige objecten zijn. De definitie van een 'geurgevoelig object' luidt: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

Gezien de definitie, en ter bescherming van agrarische bedrijven, wordt er in dit geval van uitgegaan dat recreatieverblijven moeten worden aangemerkt als geurgevoelige objecten.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich enkele grondgebonden agrarische bedrijven, waarvoor een vaste afstand van 50 meter geldt. Binnen de vaste afstand van 50 meter bevindt zich geen agrarische bedrijvigheid. Geconcludeerd wordt dat agrarische bedrijven niet worden belemmerd in de bedrijfsvoering als gevolg van de planologische wijziging en dat ter plaatse van de camping sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.6.4 Conclusie

Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

5.7 Ecologie

5.7.1 Algemeen

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten: De Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. De Wet natuurbescherming kent een apart beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, een apart beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn (het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn) en een apart beschermingsregime voor andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.

5.7.2 Gebiedsbescherming

5.7.3 Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet Natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet er worden bekeken of hier een vrijstelling voor geldt anders moet er een ontheffing worden gevraagd.

Door Natuurbank Overijssel is een quickscan flora- en fauna uitgevoerd. De belangrijkste resultaten worden weergegeven. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 10 van deze toelichting.

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot een geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde diersoorten. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezetten verschillende grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en voortplantingsplaats en nestelen er vogels. Vleermuizen bezetten er geen vaste rust- of voortplantingsplaats.

Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten.

Voor de grondgebonden zoogdieren en amfibieën die een vaste rust- en/of voortplantingsplaats bezetten in het plangebied, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘vangen’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties. Beschermde grondgebonden zoogdieren of amfibieën mogen niet gedood worden als gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten. Wel geldt een vrijstelling voor het beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden tijdens de uitvoering van de voorgenomen activiteiten, dienen ze verjaagd of weggevangen te worden.

Voor de meeste amfibieën, die een vaste rust- en/of voortplantingsplaats bezetten in het plangebied, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘vangen’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties. Deze vrijstelling geldt niet voor de poelkikker. Amfibieën mogen niet gedood worden als gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten. Wel geldt een vrijstelling voor het beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties voor de algemene soorten. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling. Om te voorkomen dat beschermde amfibieën gedood worden tijdens de uitvoering van de voorgenomen activiteiten, dienen ze verjaagd of weggevangen te worden.

Indien niet voorkomen kan worden dat beschermde dieren gedood worden, dient een ontheffing aangevraagd te worden, of dient er gewerkt te worden conform een toepasbare en door de Minister goedgekeurde Gedragscode. Eén van de voorwaarden voor het werken volgens een Gedragscode, is het opstellen van een ecologisch werkprotocol en het werken buiten de kwetsbare periode. Om te voorkomen dat poelkikkers gedood worden, dienen de beekoevers vergaven te worden buiten de winterrustperiode. Er worden geen werkzaamheden uitgevoerd in de voortplantingsbiotopen en foerageergebied van de poelkikker.

Als gevolg van het verlagen van de oevers van de (sprenge)beek hoeft geen beschermd dier gedood te worden. Geadviseerd wordt om dit werk te begeleiden door een deskundige of het werk te beschrijven in een ecologisch werkprotocol.

Los van het werk aan de beekoevers, wordt geadviseerd om een ecologisch werkprotocol op te stellen waarin de verschillende maatregelen opgesomd worden die mogelijk schadelijk zijn voor beschermde dieren, maar die, mits in de juiste tijd van het jaar en met de juiste voorzorgsmaatregelen, niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Te denken valt aan het vergaven van de beekoevers en het vergaven van het hooiland.

Door het (gedeeltelijk) bebouwen en verharden van het plangebied, wordt de functie van het plangebied als foerageergebied voor sommige amfibieën, vogels, vleermuizen en grondgebonden zoogdieren aangetast. Deze aantasting leidt niet tot wettelijke consequenties.

5.8 Archeologie & Cultuurhistorie

5.8.1 Archeologie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

De gemeente Epe beschikt over een archeologische verwachtingskaart, die is verwerkt in archeologische dubbelbestemmingen. In het plangebied gelden de volgende archeologische dubbelbestemmingen:

  • Dubbelbestemming: ''Waarde - Archeologie 4''
  • Dubbelbestemming: ''Waarde - Archeologie 5''
  • Dubbelbestemming: ''Waarde - Archeologie 6''

Ter plaatse van de gewenste uitbreiding van de camping geldt geen archeologische dubbelbestemming. Op de bestaande camping gelden de dubbelbestemmingen ''Waarde - Archeologie 4'', ''Waarde - Archeologie 5'' en ''Waarde - Archeologie 6''. Voor gebieden met een dergelijke dubbelbestemmingen gelden onderzoeksverplichtingen:

  • voor werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 50 cm (Waarde - Archeologie 4);
  • voor werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 1.000 m2 en dieper dan 50cm (Waarde - Archeologie 5);
  • voor werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 cm (Waarde - Archeologie 6);

Voorgaande oppervlakten en dieptes worden met de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet gehaald. Archeologisch onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

De gemeente Epe beschikt echter over een concept-archeologische verwachtingskaart. Op basis van deze kaart blijkt dat ter plaatse van de uitbreiding en de natuurontwikkeling sprake is van deels een hoge en een middelhoge verwachte dichtheid van archeologische resten. De dikte van het conserverend dek is 30 tot 50 centimeter. In figuur 5.4 is dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG063Gortelseweg24-VBP1_0017.png"
Figuur 5.4: Uitsnede archeologische verwachtingskaart (Bron: Gemeente Epe)

Overigens blijkt uit het aangepaste inrichtingsplan (Ruimte voor Advies/Harleman Natuur en Landschap) dat in het noordoostelijke deel van het plangebied een vochtige laagte afgeplagd wordt met een diepte variërend van 15 cm-mv tot 25 cm-mv. Ook langs de beek worden delen afgegraven met een maximale diepte van 25 cm - mv. Dit levert geen verstoring van archeologische resten op, omdat het conserverend dek dikker is dan de inrichtingsmaatregelen van het afplaggen en afgraven.

5.8.2 Cultuurhistorie

5.8.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er geen nader archeologisch onderzoek benodigd is en er geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.

5.9 Besluit Milieueffectrapportage

5.9.1 Kader

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  • Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan); Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3); Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4); Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.

Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

5.9.2 Situatie plangebied

5.9.3 Conclusie

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Er zijn eveneens geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan. Dit is bevestigd in het genomen beoordelingsbesluit, zoals deze is opgenomen in Bijlage 12.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

6.1 Vigerend Beleid

6.1.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

6.1.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).

6.1.3 Provinciaal beleid

De provincie onderscheidt 3 speerpunten als het gaat om waterbeleid.

Ruimte voor water

De provincie streeft hier bij voorkeur rivierkundige maatregelen na waarin ruimte voor de rivier wordt gekoppeld aan andere ruimtelijke ontwikkelingen. Indien ruimte voor de rivier noodzakelijk is zal binnendijks gebied aan het winterbed worden toegevoegd. Hiervoor zullen planologische reservering worden ingesteld. Het bovenstaande geldt niet voor het plangebied.

Regionale berging

Waterbergingsgebieden zijn een belangrijk onderdeel van het watersysteem. Voornamelijk zijn deze gebieden bedoeld voor het tijdelijk bergen van water uit regionale watersystemen ten tijde van extreme neerslaghoeveelheden. In deze gebieden wordt verstedelijking, de aanleg van bedrijventerreinen etc. uitgesloten.

Gemeenten dienen deze waterbergingsgebieden vast te leggen in hun bestemmingsplannen. Het plangebied valt niet binnen een dergelijk zoekgebied zoals deze staan weergegeven in het Streekplan Gelderland 2005.

Drinkwater

In Gelderland zijn een aantal gebieden aangewezen als grondwaterbeschermingsgebieden. Het doel van deze gebieden is er voor te zorgen dat het grondwater op eenvoudige wijze, zonder ingrijpende en kostbare zuivering ervan, kan worden gebruikt voor de bereiding van drinkwater. Het plangebied ligt niet nabij of binnen een grondwaterbeschermingsgebied.

6.1.4 Beleid waterschap Vallei en Veluwe

Het Algemeen Bestuur van het waterschap heeft op 30 september 2015 het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Het nieuwe waterbeheerprogramma draagt de titel 'Partnerschap als watermerk'.

Het waterbeheerprogramma gaat uit van 6 hoofddoelen:

  1. 1. het beschermen van het gebied tegen overstromingen;
  2. 2. het zorgen voor de juiste hoeveelheid water;
  3. 3. het zorgen voor een goede oppervlaktewaterkwaliteit;
  4. 4. schoon en vuil water worden zoveel mogelijk gescheiden;
  5. 5. het halen van de hoogst mogelijke waarde uit water;
  6. 6. het beheren van de waterketen en het watersysteem als één systeem, samen met partners;

6.2 Waterparagraaf

6.2.1 Watertoets

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

6.2.2 Watertoetsproces

Het Waterschap Vallei en Veluwe is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde ‘ normale procedure’ van de watertoets is toegepast. Het waterschap heeft gereageerd (d.d. 7 december 2017). De reactie is hierna weergegeven:

Nieuwe vijver

Uit deze interne inventarisatie blijkt dat het waterschap geen open verbinding wenst tussen de nieuwe vijver en de beek. De beek is een HEN-water (Hoogst Ecologisch niveau). Een open verbinding heeft namelijk een negatieve invloed op het stromende karakter van de beek met bijbehorende ecologie. Hierbij valt te denken aan een opwarming en verslechtering van de waterkwaliteit als gevolg van het stilstaande water. Ook leven er dieren in een vijver die we als waterschap liever niet in de beek hebben, zoals roofvissen als baars en snoek. Deze komen vaak door uitzetting in vijvers terecht. De gewenste afstand tussen de vijver en de beek is minimaal 10 meter.

Beplanting langs de beek

De beek is een A-watergang en wordt door het waterschap onderhouden. Daarom is het belangrijk dat eventuele beplanting op ruime afstand (7 meter) van de beek af komt te staan om een doorgang van minimaal 5 meter te garanderen voor het onderhoudsmaterieel. Bij de verdere uitwerking van het beplantingsplan wil het waterschap graag in overleg met de initiatiefnemer.

Afvoer hemelwater

Zoals telefonisch besproken is het wenselijk om het hemelwater van de nieuw te bouwen chalets ter plaatse te laten infiltreren in de bodem. Het groene karakter van het plan biedt hiervoor voldoende mogelijkheden.

Met de uitgangspunten van het waterschap is met het ontwerp van de uitbreiding rekening gehouden. Het overleg met het waterschap Met de eisen van het waterschap wordt rekening gehouden. Zo wordt er geen open verbinding gerealiseerd tussen de natuurpoel en de beek. Ook wordt voor de beek een beschermingszone opgenomen. Zo wordt de kwaliteit van de beek, die als HEN (hoogst ecologisch niveau) is aangewezen, geborgd. Ook bedraagt de afstand tussen beek en natuurpoel meer dan 10 meter.

Langs de beek komt geen beplanting, ook het onderhoud door het waterschap blijft mogelijk door een zone van 5 meter aan beide zijden onbeplant te houden. Een zone van 7 meter blijft onbegroeid, om zo de kwaliteit van de beken te borgen.

Er is ter plaatse van de uitbreiding tot slot voldoende capaciteit om de waterberging te realiseren.

6.2.3 Waterhuishoudkundige aspecten

Binnen het plangebied liggen meerdere belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat mogelijk daarmee primaire waterbelangen worden geraakt. In dit specifieke geval gaat het om het belang van leggerwatergangen met beschermingszones.

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen. Deze beslisboom is te vinden de website van het waterschap.

Riolering

In het gebied ligt drukriolering. Het hemelwater zal hier niet op worden aangesloten, maar wordt elders geloosd via infiltratie of (mits in overeenstemming met het waterschap) op een watergang.

Gebiedsspecifieke aandachtspunten

Grondwaterfluctuatiezone

Het plangebied ligt binnen de grondwaterfluctuatiezone, zoals die door de Provincie Gelderland is bepaald. Dit is een zone langs de flanken van het Veluwemassief, waar de grondwaterstanden naar verwachting op termijn zullen stijgen. Afhankelijk van de verwachtte stijging kan het raadzaam zijn daar nu rekening mee te houden, om daarmee toekomstig grondwateroverlast te voorkomen.

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten En Planverantwoording

7.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

7.2 Opzet Van De Regels

7.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is vanaf deze datum verplicht. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012. Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels;

7.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

  • Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft onder meer bepalingen hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

7.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen;
  • Nadere eisen: eisen die burgemeester en wethouders kunnen stellen aan de bestemming, ten behoeve van het algemeen belang;
  • Afwijken van de bouwregels/ gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouw- en/of gebruiksregels.
  • Specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn of onder welke voorwaarden toegestaan zijn.
  • Wijzigingsbevoegdheid: Welke de burgemeester en wethouders onder voorwaarden de mogelijkheid geeft het plan te wijzigen teneinde een groter oppervlakte aan bedrijfsbebouwing toe te staan;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: in de archeologische dubbelbestemmingen is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen ter bescherming van mogelijke archeologische waarden;

7.2.4 Algemene regels

  • Anti-dubbeltelregel (Artikel 10)

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

  • Algemene bouwregels (Artikel 11)

In dit artikel zijn algemene bepalingen met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen.

  • Algemene gebruiksregels (Artikel 12)

In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze regel bevatten bepalingen omtrent functies die in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.

  • Algemene aanduidingsregels (Artikel 13)

In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven, vanwege de ligging in het Gelders Natuur Netwerk, de Groene ontwikkelingszone, de overige zone - droge bos- en heideontginningen en de reconstructiewetzone - extensiveringsgebied.

  • Algemene afwijkingsregels (Artikel 14)

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

  • Algemene wijzigingsregels (Artikel 15)

In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels geven burgemeester en wethouders onder andere de bevoegdheid om het plan te wijzigen ten behoeve van ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan.

  • Algemene procedureregels (Artikel 16)

In dit artikel wordt de voorbereidingsprocedure tot het stellen van een nadere eis gegeven.

  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (Artikel 17)

In dit artikel worden algemene bepalingen omtrent het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, gegeven.

  • Overige regels (Artikel 18)

In dit artikel worden regels omtrent parkeren en laad- en losmogelijkheden gegeven.

Tevens is in deze regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen welke voorziet in een juridische borging van de uitvoering van de landschapsmaatregelen en de compensatieverplichting. Tevens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van de verplichtingen die voortvloeien uit de ligging in de Groene Ontwikkelingszone.

7.2.5 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

7.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er wordt uitgegaan van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en

gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.

Bos (Artikel 3)

Het bestaande bosperceel, waarin tevens het parkeerterrein en de opslag ten behoeve van de camping zijn gelegen, worden conform de huidige situatie bestemd tot 'Bos'. De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn met name bestemd voor de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting. Op deze gronden zijn enkel bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

Ter plaatse van de opslag is de aanduiding 'opslag' opgenomen, teneinde de reeds bestaande opslag in te passen. Binnen gronden met de aanduiding opslag mogen gebouwen en overkappingen ten behoeve van de opslag worden gebouwd tot maximaal de bestaande oppervlakte. Wat betreft de maatvoering is wordt hier de bestaande maatvoering gehanteerd.

Tenslotte is de aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen ter plaatse van het bestaande parkeerterrein.

Natuur (Artikel 4)

De gronden waar de natuurcompensatie wordt gerealiseerd, worden bestemd tot 'Natuur'. De voor natuur aangewezen gronden zijn voornamelijk bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarde van de gronden. In dit specifieke project zijn ze met name bedoeld voor de ontwikkeling van de natuurlijke waarden in het kader van de natuurcompensatie.

Met betrekking tot de bouwregels geldt dat op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen.

Recreatie - Verblijfsrecreatie (Artikel 5)

Algemeen

De gronden waar de extra oppervlakte aan gebouwen ten behoeve van de camping beoogd is, hebben nu al de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. De gronden waar de uitbreiding van het recreatiebedrijf is beoogd, krijgen ook deze bestemming. Deze gronden zijn bedoeld voor de bedrijfsmatige exploitatie van recreatief verblijf aan personen, die elders hun hoofdverblijf hebben, in kampeermiddelen en bouwwerken voor recreatief verblijf.

Bestaand recreatiebedrijf

Binnen de bestaande recreatieve bestemming zijn ook kleinschalige horeca en detailhandel, ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen toegestaan. Het maximaal aantal bedrijfswoningen is bepaald op 2. Tevens zijn recreatieve verblijven tot 50 m2 toegestaan. Dit is conform de bestaande regeling. Er is een bouwvlak opgenomen voor de centrale voorzieningen.

Daarnaast zijn de gronden bestemd voor sanitaire voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van het onderhoud en het beheer, ontsluitingswegen en - paden, groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing, teneinde een visuele afscherming te bereiken. In dit plan is voor het bestaande terrein specifiek bepaald dat 600 m2 aan sanitaire voorzieningen en een beheerdersgebouw is toegestaan. Deze mogen buiten het bouwvlak gerealiseerd worden.

Zoals beschreven in paragraaf 1.4.3 is er planologisch geen mogelijkheid tot het realiseren van de beoogde bouwwerken, aangezien het maximaal toelaatbare oppervlakte aan gebouwen ten behoeve van voorzieningen wordt overschreden. Daarom is in dit bestemmingsplan in de bouwregels van de bestemming 'Recreatie -Verblijfsrecreatie' het maximum bebouwd oppervlak voor gebouwen ten behoeve van voorzieningen vergroot, zodat de gewenste ontwikkelingen op de bestaande camping mogelijk zijn. Dit is vastgelegd op 1.500 m2.

Uitbreiding

De gronden waar de uitbreiding van de camping is beoogd, hebben momenteel een agrarische bestemming. Om de gewenste uitbreiding planologisch mogelijk te maken, zijn deze gronden in onderhavig bestemmingsplan bestemd tot 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Ter plaatse zijn uitsluitend de extra recreatieve eenheden toegestaan. De maximum oppervlakte per eenheid is hierbij bepaald op 70 m2 per eenheid. Hiermee is aangesloten bij de Wabo. Op basis van de Wabo zijn grotere bouwwerken omgevingsvergunningplichting, de grens is bij 70 m2 gelegd. In dit plan wordt hierbij aangesloten.

Water (Artikel 6)

De gronden waar de beoogde uitbreiding van de camping is gelegen, worden doorkruist door een watergang. Deze watergang heeft de bestemming 'Water'. Deze watergang blijft behouden, de bestemming 'water' wordt overgenomen uit het vigerende plan.

Gronden bestemd tot water zijn bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van wateren. Daarnaast zijn ze bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden, de waterhuishouding en de waterberging.

Op de tot water bestemde gronden zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan.

Binnen de bestemming zijn specifieke gebruiksregels opgenomen die erop gericht zin om de waterkwaliteit en waterhuishouding te beschermen.

Archeologische waarden (Artikel 7, 8 en 9)

In dit geval zijn de geldende bestemmingen ‘Waarde - Archeologie 4’, 'Waarde-Archeologie 5' en 'Waarde-Archeologie 6' conform het bestemmingsplan “Buitengebied Epe” overgenomen. Deze gronden met deze dubbelbestemmingen zijn uitsluitend bedoeld voor het behoud en bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden beschermt de archeologische waarden van de gronden.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is. Met betrekking tot het verhaal van de kosten van de bestemmingsplanprocedure en de uitvoering van het bestemmingsplan, is met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Verhaal van eventuele planschadekosten is onderdeel van de anterieure overeenkomst. Het verhaal van kosten is hiermee "anderszins verzekerd", zodat het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig is.

Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg

9.1 Vooroverleg

9.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke plannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

9.1.2 Provincie Gelderland

Het plan is in het kader van vooroverleg naar de provincie Gelderland gezonden. De provincie heeft adviezen gegeven, waartoe het plan tussen de fase van voorontwerp en ontwerp aangepast is. Het advies (d.d. 19 juli 2019) luidt samengevat als volgt:


Uitbreiding camping in GO in combinatie met versterking door natuurrealisatie is akkoord. Dit is goed aangepakt en er is goed gemotiveerd dat er per saldo een versterking is. We adviseren jullie hetgeen feitelijk als natuur, bos of landschappelijke versterking zal worden gebruikt, ook als zodanig te bestemmen. Dus alle onderdelen in het inrichtingsplan een op een bestemmen en niet werken met de bestemming ‘recreatie’ en verwijzing naar het inrichtingsplan. Specifiek bestemmen biedt meer helderheid en meer zekerheid dat de kwaliteit van het plan geborgd is.
Het als ‘recreatie’ bestemmen van de zone rond het parkeerterrein is niet akkoord. Deze zone is groter dan hetgeen feitelijk aanwezig is. We adviseren jullie om de bestemming bos/natuur te handhaven en alleen voor het feitelijk gebruik dat onder het overgangsrecht valt een aanduiding op te nemen.

Over het park loopt een beek met een hoge ecologische waarde (HEN-water). We adviseren jullie voor deze beek een beschermingsregime op te nemen in het bestemmingsplan en te motiveren dat de ontwikkelingen op het recreatiepark geen negatieve gevolgen hebben voor dit HEN-water.

Tenslotte plaatsen wij de kanttekening dat de vernietiging van de PAS mogelijk een procesrisico kan betekenen, indien een toename van stikstofdepositie op omliggende natura2000-gebieden niet uitgesloten kan worden. Vooralsnog zullen wij hier geen zienswijze tegen indienen

Reactie op advies

Het provinciaal advies is overgenomen. Alle gronden die tot natuur worden ontwikkeld zijn als zodanig bestemd. Ook is ter plaatse van de opslag en het parkeerterrein de bestemming 'Bos' teruggebracht. De HEN-beek betreft een beek van hoogst ecologisch niveau. Deze beek is van nature zeer ijzerrijk en absoluut niet geschikt voor recreatief gebruik. De bruine kleur van het water maakt dit ook niet aantrekkelijk. Het opnemen van een beschermingsregime wordt dan ook niet nodig geacht. De instandhouding van de beek is geborgd door de bestemming 'Water' en door het inrichtingsplan, dat als voorwaardelijke verplichting geborgd is in de regels van dit bestemmingsplan. De beek is in dit inrichtingsplan opgenomen.

Tot slot is middels een stikstofberekening gekoppeld aan een ecologische voortoets gebleken dat er geen sprake is van negatieve effecten ten aanzien van Natura 2000-gebied (zie paragraaf 5.7).

9.1.3 Waterschap Vallei & Veluwe

Op basis van de digitale watertoets is de normale procedure van toepassing. Het waterschap heeft gereageerd (d.d. 7 december 2017). Met de uitgangspunten van het waterschap is met het ontwerp van de uitbreiding rekening gehouden. Er zal een afstand van minimaal 10 meter worden aangehouden tussen de (natuurlijke) vijver en de watergang. Tevens zal de strook langs de watergang vrij worden gehouden van beplanting om het onderhoud mogelijk te houden.

Ontwerpbestemmingsplan

In het kader van het ontwerpbestemmingsplan is een nieuwe watertoets uitgevoerd. Alle aanpassingen (betreffende natuur) zijn reeds in de voorfase afgestemd.

9.1.4 Reactie erfgoedcommissie

De plannen zijn voorgelegd aan de erfgoedcommissie. Ze gaven onderstaande reactie:

Voor het aspect archeologie wil de erfgoedcommissie het college memoreren dat er recent een concept-archeologische verwachtingenkaart is opgeleverd. De erfgoedcommissie heeft de mogelijkheid gekregen hierover met de regio-archeoloog van gedachten te wisseleln.

Hoewel de archeologische verwachtingskaart nog niet is vastgesteld, wijken de verwachtingswaarden voor de Helfterkamp af van de beleidskaart die momenteel in gebruik is. De commissie beveelt het college aan om de plannen te toetsen aan de meest actuele kennis op het gebied van archeologie en voor de te wijzigen bestemmingen de archeologische waarden in die delen in voldoende mate vast te laten stellen.

Echter omdat het beleidskader nog niet is vastgesteld beleid, is het overnemen van de huidige archeologische dubbelbestemmingen het maximale wat gedaan kan worden. Overigens zijn er met dit voornemen geen verstoringen ter plaatse van de uitbreiding. In paragraaf 5.8 is hier reeds nader op ingegaan.

9.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het voorliggende geval wordt het plan voor inspraak ter inzage gelegd.

In dit geval zijn er vijf inspraakreacties ingediend. Deze hebben geleid tot verscheidene aanpassingen aan het plan. In Bijlage 13 wordt uitgebreid ingegaan op de inspraakreacties, waarbij tevens de aanpassingen aan dit plan benoemd zijn.

9.3 Zienswijzen

Het bestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken als ontwerp ter inzage gelegen. In deze periode zijn er vier zienswijzen ingediend, die hebben geleid tot enkele wijzigingen in het bestemmingsplan. In Bijlage14 wordt hier uitgebreid op ingegaan. Het vooroverleg is hiermee afgerond.

Bijlage 1 Beheer- En Inrichtingsmaatregelen

Bijlage 1 Beheer- en inrichtingsmaatregelen

Bijlage 2 Versterkingsplan Groene Ontwikkelingszone

Bijlage 2 Versterkingsplan Groene Ontwikkelingszone

Bijlage 3 Lijst Met Landschaps- En Natuurwaarden

Bijlage 3 Lijst met landschaps- en natuurwaarden

Bijlage 4 Nota Parkeernormen Epe 2018

Bijlage 4 Nota parkeernormen Epe 2018

Bijlage 1 Notitie Verhuuraccommodaties

Bijlage 1 Notitie verhuuraccommodaties

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsvisie

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsvisie

Bijlage 3 Natuurpotentieonderzoek

Bijlage 3 Natuurpotentieonderzoek

Bijlage 4 Inrichtingsplan

Bijlage 4 Inrichtingsplan

Bijlage 5 Marktonderzoek - Laddertoets

Bijlage 5 Marktonderzoek - laddertoets

Bijlage 6 Versterkingsplan Groene Ontwikkelingszone

Bijlage 6 Versterkingsplan Groene Ontwikkelingszone

Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 8 Stikstofberekening

Bijlage 8 Stikstofberekening

Bijlage 9 Ecologische Voortoets

Bijlage 9 Ecologische voortoets

Bijlage 10 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 10 Quickscan flora en fauna

Bijlage 11 Vormvrije M.e.r. Notitie

Bijlage 11 Vormvrije m.e.r. notitie

Bijlage 12 M.e.r.-beoordelingsbesluit

Bijlage 12 M.e.r.-beoordelingsbesluit

Bijlage 13 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 13 Nota inspraak en overleg

Bijlage 14 Zienswijzennota

Bijlage 14 Zienswijzennota