Epe noord, actualisatie wonen – wonen in het bos
Bestemmingsplan - Epe
Vastgesteld op 12-12-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan "Epe noord, actualisatie wonen - wonen in het bos"van de gemeente Epe;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0232.EPE014EpeNoordherz-VBP1, met de bijbehorende regels;
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 aanpijling
een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
1.8 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de culturele overblijfselen uit oude tijden;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;
1.14 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.15 bostuin
een veelal omvangrijke tuin, grotendeels bestaande uit bos, of met een bosachtige uitstraling, waar het intensievere gebruik en de specifieke tuininrichting zich beperkt tot 10% van het perceel waarop het bouwvlak is gelegen met een maximum van 400 m2 per perceel;
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.24 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.26 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.29 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.30 natuur(wetenschappelijke) waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.31 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.32 onderkomens
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
1.33 paardenbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbijbehorende voorzieningen;
1.34 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. het door of namens burgemeester en wethouders bepaalde peil;
1.35 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.36 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.37 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
- a. de breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren; - b. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; - c. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; - d. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; - e. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; - f. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; - g. de bruto vloeroppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, gemeten over alle bevloerde verdiepingen van het bouwwerk, inclusief onderkeldering; - h. de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
Bij het meten op de kaart wordt gemeten uit het hart van de op de kaart aangegeven lijn.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos - Bostuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos - Bostuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (hoog)opgaande afschermende beplanting;
- b. bos en waterlopen;
- c. het behoud en herstel van landschappelijke en natuur (wetenschappe)lijke waarden;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden', mede het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden;
met daarbijbehorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. andere werken, waterhuishoudkundige en andere voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Bos - Bostuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep, tot het bestaande aantal woningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1', een schoonheidssalon;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. andere-werken, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Wonen - Wonen In Het Bos
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Wonen in het bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep, tot het bestaande aantal woningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden', mede het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-garagebox', uitsluitend gebouwen ten behoeve van het stallen van (motor)voertuigen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', uitsluitend een bijgebouw;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw', wonen in een nieuw te bouwen woning;
met daarbijbehorende:
- f. gebouwen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. andere werken, tuinen en erven;
- i. mits binnen het bouwvlak gesitueerd, een tennisbaan met een oppervlakte van niet meer dan 650 m2.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - Wonen in het bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming (basisbestemming), primair bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Voor legale bouwwerken die afwijken van de in de regels gestelde afstandseisen, oppervlakte- en/of hoogtebepalingen en of overige bouwbepalingen gelden de bestaande maten voor zo ver die aanwezig waren op het tijdstip van het ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan en voor zo ver het legale bouwwerken zijn.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het plan niet wordt aangetast en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
- f. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
- g. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
- i. de bestemmingsregels ten behoeve van het gebruik, de aanleg en de bouw van een paardenbak, met dien verstande dat:
- 1. de paardenbak dient te worden geplaatst op een perceel waar sprake is van een woonfunctie (al dan niet als bedrijfswoning dan wel als recreatiewoning), en wel achter de voorgevelrooilijn van de woning aansluitend aan de bestaande bebouwing, dan wel;
- 2. indien het gestelde onder 1 ruimtelijk gezien onmogelijk is, mag de paardenbak direct aansluitend aan de achterzijde van het bouwperceel worden geplaatst, dan wel achter de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs-/recreatie)woning;
- 3. de afstand tussen de paardenbak en de (bedrijfs-/recreatie)woning van derden niet minder mag zijn dan 25 m;
- voor wat betreft aantallen en maatvoering van de paardenbak geldt dat:
- 1. per woning mag niet meer dan 1 paardenbak worden gerealiseerd;
- 2. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m2 bedragen bij een aaneengesloten perceeloppervlakte van meer dan 0,5 ha dan wel, bij een aaneengesloten perceeloppervlakte van meer dan 1 ha, niet meer dan 1.200 m2;
- voor wat betreft stapmolens bij een paardenbak geldt dat:
- 1. een stapmolen uitsluitend mag worden gerealiseerd op een perceel met een aaneengesloten perceeloppervlakte van meer dan 0,5 ha;
- 2. de buitendiameter niet meer dan 14 m mag bedragen, dan wel indien sprake is van het bedrijfsmatig houden van paarden, niet meer dan 20 m;
- 3. de spilhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- voor wat betreft omheiningen bij een paardenbak geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1,8 m mag bedragen;
- voor wat betreft lichtmasten bij een paardenbak geldt dat:
- 1. de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
- 2. de afstand tot gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt ten minste 100 m dient te bedragen.
10.2 Afwegingskader
Een in10.1genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
en voor wat betreft de in 10.1 onder i vermelde afwijking voorts:
- g. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
- h. in aanvulling op het bepaalde onder g, de natuurlijke waarden van gebieden waarvoor bovendien geldt dat boscompensatie aan de orde is;
- i. in aanvulling op het bepaalde onder g en h, de natuurlijke waarden van gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt, waarbij geen sprake mag zijn van mogelijk (significant) negatieve gevolgen;
- j. de archeologische waarden, waarbij in elk geval geldt dat realisatie binnen gronden met de bestemming archeologisch waardevol gebied dan wel met de aanduiding archeologisch monument; uitsluitend kan indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische en/of cultuurhistorische waarde geen bezwaar bestaat en nadat een erkend archeoloog daaromtrent is gehoord;
en uitsluitend indien:
- k. de belangen van gebruikers dan wel eigenaren van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad, waarbij in elk geval aandacht dient te worden besteed aan de aspecten geur-, stof-, geluid- en lichthinder;
- l. sprake is van een goede landschappelijke inpassing, waarbij aandacht wordt besteed aan kleurstelling (donker) en materiaalgebruik (zo mogelijk hout) van de omheining alsmede aan de beplantingssoorten (inheems);
- m. sprake is van een goede drainage;
- n. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het milieu.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
12.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld in 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het BestemmingsplanEpe noord, actualisatie wonen - wonen in het bos"
12 december 2013.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Actualiserend Bestemmingsplan
Een groot aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente Epe is verouderd en wat betreft de planologisch-juridische regeling niet meer actueel. Dit is voor de gemeente een belangrijke reden om door middel van een inhaalslag actuele en eenduidige bestemmingsplannen te vervaardigen. Hiertoe is door het college van burgemeester en wethouders van Epe een "Plan van Aanpak - Actualisering bestemmingsplannen" vastgesteld (op 13 juli 2004). Dit plan van aanpak zal moeten leiden tot een actueel bestemmingsplannenbestand voor het gehele grondgebied van de gemeente Epe.
Het bestemmingsplan "Epe-Noord" maakt deel uit van de actualiseringslag en is op 25 maart 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Tegen dit besluit is beroep ingesteld en uiteindelijk is de woonbestemming 'Wonen – Wonen in het bos' vernietigd. Met het oog daarop wordt met dit plan "Epe noord, actualisatie wonen - wonen in het bos" voorzien in een nieuwe planregeling, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de planregeling en uitgangspunten van het 'oude' plan uit 1985. Dit herzieningsplan betreft dus feitelijk de laatste fase van de actualisering van het uit 1985 daterende bestemmingsplan.
In het bestemmingsplangebied zijn geen provinciale belangen betrokken.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Epe noord, actualisatie wonen - wonen in het bos" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding, schaal 1: 1.000 (NL.IMRO.0232.EPE014EpeNoordherz- VBP1)
- planregels.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende overwegingen en onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.
1.3 Situering Van Het Plangebied
Het bestemmingsplangebied "Epe Noord" omvat het noordelijke deel van de kern Epe en beslaat ook de groene en ruim opgezette wijken tussen de kern en het buitengebied. De plangrenzen zijn afgestemd op de plangrenzen van het in juni 2005 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied".
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Planbeschrijving En Richtinggevende Uitspraak Van De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State
Op 1 juni 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan Epe Noord, zie Bijlage 2 Uitspraak Raad van State. De Afdeling heeft daarbij min of meer gesteld dat met de bestemming 'Wonen – Wonen in het bos' niet de meest gepaste regeling is vastgesteld, mede omdat die bestemming meer functies toelaat, terwijl ook het beschermen van het bos centraal moet staan.
Met dit herzieningsplan wordt voor de desbetreffende bouwvlakken weer een planregeling vastgelegd (met de bestemming "Wonen - wonen in het bos") en wordt voor de (in het vorige plan) buiten het bouwvlak gelegen gronden een speciale bestemming 'Bos – Bostuin' opgenomen, alsmede een vergunningstelsel met criteria voor het uitvoeren van nader aangegeven werken en werkzaamheden (waaronder het kappen van bomen).
Voorts wordt met dit plan gevolg gegeven aan de beoordeling van de Afdeling bestuursrechtspraak dat een drietal percelen gelet op de bijzondere kwetsbaarheid van het gebied te ruime uitbreidingsmogelijkheden hebben. Aan die percelen wordt een andere categorie met minder uitbreidingsmogelijkheden toegekend.
Tot slot wordt voor het perceel Heerderweg 25 de bestemming "Wonen" opgenomen. In het bestemmingsplan "Epe Noord 2010" hebben de woningen aan de Heerderweg een woonbestemming gekregen. In het daarvoor geldende plan hadden deze woningen nog een categorie indeling A, B of C zoals in het nu voorliggende bestemmingsplan bij de "wonen - wonen in het bos" percelen het geval is. Bij de actualisatie van Epe Noord is voor een woonbestemming gekozen omdat dit beter bij het karakter van dit deel van het plangebied past. De bouwvlakken van de woningen aan de Heerderweg zijn daarom aangepast. Het perceel aan de Heerderweg 25 heeft in het bestemmingsplan Epe Noord een te klein bouwvlak gekregen. Een aanzienlijk deel van een (vergunde) uitbouw van de woning is buiten het bouwvlak gesitueerd. Daarbij heeft de woning, in tegenstelling tot de andere, vergelijkbare woningen aan de Heerderweg een erg krap bouwvlak gekregen zonder uitbreidingsmogelijkheden. Het perceel Heerderweg 25 is daarom meegenomen in het plan met een vergroot bouwvlak.
2.2 Planopzet
Met dit plan wordt een planregeling opgenomen voor de woonpercelen 'in het bos' en de daarbij behorende bostuinen.
Het betreft vastlegging van gedetailleerde bestemmingen ("Bos - Bostuin", "Wonen" en "Wonen - Wonen in het bos") en voor de regelgeving is zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij het in 2010 vastgestelde bestemmingsplan "Epe Noord".
Ter bescherming van de 'groene waarden' is een vergunningstelsel opgenomen.
Hoofdstuk 3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
3.1 Geen Formeel Wettelijk Vooroverleg
Het bestemmingsplan "Epe noord, actualisatie wonen - wonen in het bos" wordt in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening niet aan de relevante instanties toegezonden. Het betreft immers slechts een correctie van het bestemmingsplan "Epe Noord" naar aanleiding van een besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het ontwerpbestemmingsplan is na publicatie gedurende zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze termijn kon door een ieder zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend. Op het plan zijn in totaal 7 zienswijzen ingediend. In de zienswijzennota is verslag gedaan van de ontvangen zienswijzen en de gemeentelijke reactie daarop. De zienswijzennota is opgenomen als Bijlage 3 bij de toelichting.
12 december 2013.