Centrum Epe
Bestemmingsplan - Gemeente Epe
Vastgesteld op 20-06-2013 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Centrum Epe van de gemeente Epe.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0232.EPE015CentrumEpe-VBP1 met de bijbehorende regels (en bijlagen).
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de culturele overblijfselen uit oude tijden;
1.8 atelier
een atelier is een werkplaats, in het bijzonder die van een beeldend kunstenaar.
1.9 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van het bouwperceel.
1.11 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen.
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.13 begane grond
de bouwlaag op de begane grond;
1.14 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige legale gebruik.
1.15 bestaande bouwwerken
bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens het omgevingsrecht.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 beperkt kwetsbaar object
- a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen,
zwembaden en speeltuinen; - b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
- c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
- d. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.19 Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.20 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.21 bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
1.24 bouwmarkt
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.
1.30 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.31 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.32 dansschool
een inrichting waarin voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimten dansen en het geven van onderricht daarin, zonder dat zalen worden verhuurd en zonder dat gelegenheid wordt geboden voor het houden van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- of dansevenementen.
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Onder detailhandel wordt tevens begrepen ondergeschikte horeca. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten.
1.34 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.35 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.
1.36 evemententerrein
een terrein ten behoeve van het incidenteel gebruik van gronden voor evenementen, vertoningen, feesten en dergelijke, mits daarvoor ingevolge de plaatselijke verordening een vergunning, ontheffing of vrijstelling wordt verleend, dan wel een melding is gedaan.
1.37 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 gestapelde woning
een woning in een gebouw, dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;
1.39 grootschalige detailhandel
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.40 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.41 horecabedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.42 kantoor
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.
1.43 kwetsbaar object
- a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- c. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- d. scholen;
- e. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- f. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- g. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
- h. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- i. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.44 maaltijdafhaalcentrum
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden voor consumptie elders, zoals een pizzakoerier.
1.45 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (sociaal)medische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.46 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
1.47 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.48 ondergeschikte horeca
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is. Van de vloeroppervlakte mag maximaal 30% worden gebruikt ten behoeve van ondergeschikte horeca;
1.49 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. het door of namens burgemeester en wethouders bepaalde peil;
1.50 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.51 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen of het vertoningen van erotisch-pornografische aard. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar, alsmede thuisprostitutie met een uitstraling naar buiten.
1.52 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.53 twee-aan-een woning
een woning van het type twee aaneen gebouwd.
1.54 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.55 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan Centrum Epe.
1.56 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.57 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.58 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
2.9 ondergeschikte bouwdelen
bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanelen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels is gevoegd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1: tevens een hoveniersbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels is gevoegd;
- c. in afwijking van het bepaalde onder sub a ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': uitsluitend een bedrijf uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels is gevoegd;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': tevens een groothandel met opslag met de SBI-code 46 uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels is gevoegd;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; een bedrijfswoning;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief de verkoop van lpg;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend op een openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
met daarbij behorende:
- h. gebouwen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, erven en terreinen;
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg' bedraagt de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel ten hoogste 125 m²;
- g. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en hebben een inhoud van ten hoogste 500 m³;
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'dansschool': een dansschool.
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. detailhandel op de verdieping, tussenvloer, souterrain of in de kelder, mits de detailhandel op de verdieping, tussenvloer, souterrain of in de kelder reeds aanwezig is op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren, uitsluitend op de begane grond;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor horecabedrijven als genoemd in categorie 1 en 2 van de lijst van horecabedrijven die als bijlage bij de regels is gevoegd;
- e. wonen op de eerste verdieping of daarboven, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, beperkt tot het bestaande aantal woningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens wonen op de begane grond;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1': tevens wonen op de begane grond, met dien verstande dat het wonen uitsluitend is toegestaan in één gecombineerde woning met de aangrenzende bestemming Wonen;
- h. zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, uitsluitend op de bestaande locatie;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel- agrarische detailhandel': uitsluitend voor agrarisch gerelateerde detailhandel;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel': tevens detailhandel op de verdieping(en);
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kantoor': tevens kantoren op de verdieping;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - magazijn': tevens voor opslag;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horecavoorziening': tevens een met de detailhandel samenhangend horecabedrijf uit ten hoogste categorie 1 van de lijst van horecabedrijven die als bijlage bij de regels is gevoegd;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van horeca - ijssalon': tevens een ijssalon;
met dien verstande dat:
- o. nieuwe entrees van winkels (detailhandelsbedrijven) mogen niet aan de Verbindingsweg mogen zijn gesitueerd;
met daarbij behorende:
- p. gebouwen;
- q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- r. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
- c. grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'horeca' kan worden toegevoegd, met dien verstande dat de toevoeging uitsluitend mogelijk is ter plaatse van gebouwen en percelen grenzend aan de Markt (het gebied gelegen tussen Markt 5 en de Hoofdstraat).
Artikel 6 Dienstverlening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
met daarbij behorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'atelier': tevens voor een atelier;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor horecabedrijven als genoemd in categorie 1 en 2 van de lijst van horecabedrijven die als bijlage bij de regels is gevoegd;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor bestaande kantoren;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens voor opslag;
- g. wonen op de eerste verdieping of daarboven, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, beperkt tot het bestaande aantal woningen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'wonen'; tevens voor het wonen op de begane grond;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - atelier': tevens voor een galerie, een atelier, het wonen en bed & breakfast;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - detailhandel': tevens voor detailhandel op de verdieping(en);
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - afhaalcentrum': tevens voor een maaltijdafhaalcentrum;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van horeca - ijssalon': tevens een ijssalon;
met daarbij behorende:
- m. gebouwen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- o. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- c. grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'horeca' kan worden toegevoegd, met dien verstande dat de toevoeging uitsluitend mogelijk is ter plaatse van gebouwen en percelen aan de Markt.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en beplantingen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens voor evenmententerrein met maximaal 5 evenementen per jaar;
met daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
- a. op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
- b. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie 1 en 2 van de lijst van horecabedrijven die als bijlage bij de regels is gevoegd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': tevens voor maatschappelijke voorzieningen, cultuur en zakelijke dienstverlening;
- c. wonen op de eerste verdieping of daarboven, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, beperkt tot het bestaande aantal woningen;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, tuinen, erven, terreinen, terrassen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
Artikel 10 Kantoor
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
met daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat bedrijfswoningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en een inhoud hebben van ten hoogste 500 m³.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend op een openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'religie: uitsluitend een religieuze instelling;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': uitsluitend voor onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen en verenigingsleven;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum': uitsluitend een uitvaartcentrum;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': een zend- en /of ontvangstinstallatie;
met daarbij behorende:
- i. gebouwen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat bedrijfswoningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen
met daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. verblijfsgebied;
- e. standplaatsen;
- f. water- en groenvoorzieningen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'garage': garages en bergplaatsen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling': gebouwde fietsenstallingen;
met daarbij behorende:
- i. gebouwen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden,
14.2 Bouwregels
- a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'garage' en 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling';
- b. voor het overige zijn zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
- c. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 8,5 m bedragen.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- b. sierwater;
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden,
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, beperkt tot het bestaande aantal woningen danwel het aangeduide aantal woningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens voor een praktijkruimte;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenarts': tevens voor een dierenarts;
met daarbij behorende:
- a. gebouwen;
- b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, tuinen en erven.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.5 Specifieke gebruiksregels
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Waarde - Archeologie-1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie-1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
17.2 Bouwregels
17.3 Omgevngsvergunning voor werken en werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Archeologie-2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie-2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
18.2 Bouwregels
18.3 Omgevngsvergunning voor werken en werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
20.1 Bestaande maten
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
20.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken, erkers en serres mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
Onder een gebruik strijdig met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden voor de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, vuil- en afvalstoffen, behoudens de opslag die geschiedt in het kader van het normale gebruik.
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
22.1 Veiligheidszone - lpg
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt dat nieuwe kwetsbare objecten niet zijn toegestaan.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
23.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het plan niet wordt aangetast en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
- f. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
- g. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en worden toegestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
23.2 Afwegingskader
Een in lid 23.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
24.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming 'Verkeer'.
24.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer' indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd.
24.3 Wijziging ten behoeve van seksinrichting
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming van gronden en bouwwerken te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een seksinrichting, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de betreffende gronden maken geen deel uit van het kernwinkelgebied;
- b. de afstand tot gebouwen met een een openbare functie en/of bestemming Maatschappekijk bedraagt ten minste 30 m;
- c. er zijn of dreigen geen negatieve effecten voor het woon- en leefklimaat waardoor onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen of bouwwerken;
- d. de gronden dienen deel uit te maken van een gebied waar in overwegende mate sprake is van een menging van functies;
- e. een evenwichtige, op de infrastructuur afgestemde, verdeling van de onderscheiden voorzieningen binnen het plangebied wordt door de wijizging niet gefrustreerd;
- f. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving wordt door de wijziging niet wezenlijk aangetast.
Artikel 25 Algemene Procedureregels
25.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 26 Overige Regels
26.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
26.2 Uitsluiten aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- e. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Centrum Epe'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
De gemeenteraad van Epe heeft op 12 mei 2011 de structuurvisie Centrum Epe vastgesteld. Met dit document legt de gemeente de hoofdkoers voor de toekomst van het centrum van Epe vast. Epe kent een belangrijke verzorgingsfunctie binnen de regio en is een visitekaartje voor toeristen. De ambitie voor het centrumgebied is 'groen - gezellig - gastvrij'. Het versterken van die drie kenmerken staat centraal. Voor de uitvoering van de structuurvisie acht de gemeente een juridische vertaling van de visie in een bestemmingsplan wenselijk.
Naast de gemeentelijke wens om tot een juridische vertaling van de structuurvisie te komen, ligt er een wettelijke verplichting ten grondslag aan het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan voor het centrum. In de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (IWro) is immers een verplichting openomen dat bestemmingsplannen, die op de invoeringsdatum van de Wro ouder zijn dan 10 jaar, uiterlijk 1 juli 2013 moeten zijn herzien. De gemeente Epe heeft hiertoe de afgelopen jaren een aanzienlijke actualiseringsslag doorgevoerd. Enkel het centrumplan voor Epe resteert nog.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet -daar waar mogelijk -in de juridische vertaling van de structuurvisie Centrum Epe, maar heeft daarnaast een beheersgericht karakter. Dit houdt in dat de bestaande (planologische) situatie als uitgangspunt dient voor het bestemmingsplan, maar dat gewenste kleinschalige ontwikkelingen op perceelsniveau zoals functiewijzigingen in lijn met de structuurvisie en reguliere uitbreidingen van gebouwen, mogelijk worden gemaakt. Grotere meer ingrijpende perceelsoverschrijdende ontwikkelingen die voortvloeien uit de structuurvisie worden vooralsnog niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. De planvorming daarvan is immers nog niet afgerond. Te zijner tijd wordt een afzonderlijk juridisch-planologische procedure voor deze ontwikkelingen gevoerd.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied bestaat uit het centrumgebied van Epe met enkele aangrenzende woongebieden. De plangrens loopt vanaf de Hoofdstraat/Heerderweg met de klok mee richting het zuiden. Via de Lange Veenteweg, Stationsstraat, Diepenweg, Haverkampsweg en buigt dan naar het westen over de Kuipersweg, Asseltseweg en Meidoornstraat. Vanaf de Gagelstraat loopt de grens naar het noorden via de Tongerenseweg/Beekstraat, Quickbornlaan, Willem Tellstraat en Lohuizerweg. Tot slot buigt de plangrens richting het oosten over de Officiersweg waar deze weer uitkomt op de Hoofdstraat. Het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Voorliggend bestemmingsplan herziet het bestemmingsplan Centrum Epe. Dit plan is vastgesteld op 15 juli 1982. In de loop der jaren zijn verder 46 herzieningen op dit bestemmingsplan vastgesteld en is er verschillende malen vrijstelling/ontheffing verleend van het vigerende bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De plantoelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachtegang.
In de toelichting worden de achtergronden van het juridische toetsingskader uiteengezet. De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het plangebied nader omschreven. Er wordt ingegaan op de bestaande ruimtelijke en functionele structuur, waarna de toekomst van het plangebied aan bod komt. Daarbij wordt een beschrijving gegeven van de toekomstige ontwikkelingen en op welke wijze daarmee wordt omgegaan in dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 3 beschrijft het relevante beleidskader waaraan het bestemmingsplan dient te voldoen. In hoofdstuk 4 is vervolgens de haalbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond voor wat betreft milieuaspecten, water, archeologie, ecologie, verkeer, economische uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. In hoofdstuk 5 volgt de wijze van bestemmen waarin is aangegeven hoe de beschrijving uit hoofdstuk 2 in de regels is vertaald. In hoofdstuk 6 is tot slot verslag gedaan van de resultaten van de inspraak van burgers, bedrijven en instellingen en het vooroverleg met diverse instanties.
Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie
In dit hoofdstuk is een beschrijving van het plangebied opgenomen. Dit hoofdstuk gaat allereerst in op de relevante cultuurhistorische aspecten van het plangebied. Daarna komen huidige de ruimtelijke en functionele structuur aan bod. Tot slot wordt ingegaan op de toekomst van het plangebied en de wijze waarop daarmee rekening gehouden is in dit bestemmingsplan.
2.1 Cultuurhistorie
Beleid
De gemeente heeft ten aanzien van cultuurhistorie op 11 februari 2010 een beleidsnota vastgesteld; 'Epe, historisch centrum van de Veluwe'. In deze nota wordt beschreven hoe de gemeente om gaat met haar ambities en welke beleid daarvoor gevoerd wordt. De uitvoering van het beleid vindt plaats met behulp van instrumenten, zoals een structuurvisie en bestemmingsplannen. Naast deze nota is er een cultuurhistorische profielschets voor de gehele gemeente opgesteld. Deze profielschets beschrijft de geschiedenis van Epe en haar belangrijkste cultuurhistorisch waardevolle objecten. Hoewel in de cultuurhistorische profielschets geen bijzondere aandacht aan de kern Epe en het onderhavige centrumgebied wordt besteed, wordt hierna ingegaan op de ontwikkeling van Epe en omgeving en de monumenten in het plangebied. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is immers per 1 januari 2012 bepaald dat cultuurhistorie bij ruimtelijke plannen dient te worden gewogen als een volwaardig ruimtelijk belang. De aanpassing van het Bro is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering van de Monumentenwet (MoMo).
Ontwikkeling van Epe en omgeving
Het landschap binnen de gemeente Epe is voor een groot deel gevormd in de voorlaatste IJstijd, het Saalien. Als gevolg van een grootte ijsmassa ontstond een stuwwal, de huidige Veluwe. Smeltwater van de Veluwe stroomde af richting het dal waar nu de IJssel ligt. Hierdoor is een gevarieerd landschap ontstaan dat geleidelijk afloopt. De vroegste bewoning dateert uit de Romeinse tijd. De overgang tussen de hoge zandgronden en de lager gelegen nattere gronden was voor agrariërs een gunstige plek om zicht te vestigen. In eerste instantie ontstonden de buurtschappen Epe en Vaassen in de vroege middeleeuwen gevolgd door nieuwe nederzettingen. Vaak waren dit niet meer dan gehuchten van enkele boederijen. In de volgende eeuwen werden verschillende vormen van landbouw bedreven waarvan nu nog steeds veel is te vinden in de vorm van enken en brinken. In de 18e en 19e eeuw worden de gronden steeds intensiever gebruikt voor akkerbouw waardoor ook steeds meer woeste gronden worden ontgonnen. Deze ontginningen krijgen door de introductie van kunstmest een flinke impuls. Een proces dat pas gestopt wordt in de jaren 60 van de vorige eeuw omdat men de resterende heidevelen en bossen wil behouden.
Door de landbouwcrisis aan het eind van de 19e eeuw ontstaat het 'veredelingsbedrijf', gericht op de verbouwing van voedselgewassen. Akkers worden vanaf dan alleen nog ingezaaid met gras of maïs. Dit is nu nog steeds kenmerkend voor het huidige landschap. Na de Tweede Wereldoorlog wordt ingezet op schaalvergroting.
Naast de landbouw worden vanaf de 16e eeuw de vele beken in de omgeving gebruikt voor het aandrijven van watermolens. Een ingenieus systeem van meerdere watermolens achter elkaar leidt tot de ontwikkeling van papier- en koperindustrie en vormt daarmee een belangrijke factor in de bewonings- en economische geschiedenis.
Vanaf de 19e eeuw kon niet meer worden geconcurreerd met nieuwe fabrieken waardoor de watermolens verdwenen. Een nieuwe industrie in de vorm van wasserijen ontstond welke tot op de dag van vandaag aanwezig is.
Epe
Centraal in Epe staat de dorpskerk uit de 15e eeuw, op het kruispunt van de Hoofdstraat, Stationsstraat en Beekstraat. Langs deze wegen ontstond het centrum van Epe. In eerste instantie was er vooral lintbebouwing. De bebouwing is overwegend kleinschalig. In de loop der jaren zijn op veel plekken inbreidingen gerealiseerd. Eerst werd er vooral gewoond in het centrum, later ligt de nadruk vooral op ambachten en detailhandel.
De bebouwingslinten ziijn later opgenomen in nieuwe wijken rond het centrum. De oorspronkelijk samenhang is op basis van het wegennet nog herkenbaar, maar bestaat slechts uit fragmenten. De linten zelf hebben een meer open structuur dan het centrum met veel vrijstaande bebouwing. De bebouwing wordt gekenmerkt door een bouwlaag met zadeldak, met de nokrichting dwars op de weg.
Verder van het centrum, aansluitend aan de dorpslinten werden nieuwe uitbreidingen gerealiseerd. Binnen het plangebied zijn vooral de parkachtige woongebieden aanwezig. Dit zijn gebieden waar tussen de woningen veel groen aanwezig is. Ten noorden van het centrum zijn de woningen voornamelijk vrijstaand gebouwd, zowel thematisch als individueel. Deze woningen werden gebouwd op gronden die vrijkwamen door verlies van functie. Aan de zuidzijde van het centrum zijn in de jaren '50, '60 en '70 van de vorige eeuw veel uitleggebieden gerealiseerd. Het stratenpatroon is hier veel rechtlijniger dan aan de noordzijde. De woningen werden naast vrijstaand en twee-aaneen ook als rijwoningen gebouwd.
Ook in de jaren daarna groeit Epe nog. Deze wijken liggen echter buiten het plangebied. Inmiddels is Epe nagenoeg voltooid wat betreft uitbreidingsmogelijkheden.
Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard en respecteert derhalve de huidige structuur van het plangebied. Daar waar grotere ontwikkelingen aan de orde zijn die met een afzonderlijke procedure mogelijk worden gemaakt, worden de cultuurhistorische aspecten bij de planvorming betrokken.
Monumenten
De rijke geschiedenis van Epe heeft ook veel hoog gewaardeerde bouwwerken opgeleverd. Een groot deel van deze gebouwen is dan ook monument. De belangrijkste (Rijksmonumenten) liggen voornamelijk buiten de kern. Een lijst met monumenten is opgenomen in de bijlage bij de toelichting. Binnen het plangebied zelf zijn de Martinuskerk, gebouwd in de 15e eeuw en de Eper gemeente Woning (Kulturhus) aan de Stationsstraat de bekendste monumenten.
2.2 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied bestaat uit het kernwinkelgebied rond de Hoofdstraat, de aanloopstraten van het kernwinkelgebied en de direct aangrenzende woongebieden. De ruimtelijke hoofdstructuur van het plangebied wordt voor een groot deel bepaald door het oude centrum en het assenstelsel van wegen (Hoofdstraat, Stationsstraat) met de oorspronkelijke lintbebouwing en de aangrenzende woonwijken.
Bebouwingsstructuur
Het kernwinkelgebied heeft grofweg de vorm van een acht. Deze acht wordt gevormd door de Hoofdstraat, Markt, Sternpassage en Gruttersplein. Langs de Hoofdstraat is de bebouwing vaak aaneengesloten of dicht op elkaar gebouwd. Uitzondering daarop vormt het gebied rondom de N.H. kerk. De gevels van de panden zijn gevarieerd en de kwaliteit ervan uiteenlopend. Oudere en nieuwere bebouwing wisselt elkaar af. Winkels zijn te vinden in de onderste bouwlaag. Op de verdiepingen zijn veelal woningen aanwezig.
Parallel aan de Hoofdstraat, ten oosten daarvan, ligt de Markt. De gebouwen aan de Markt (Marktwand) vormen een doorlopende gevel met een kap en kennen een matige ruimtelijke uitstraling. In deze gebouwen zijn uitsluitend winkels gevestigd. Aan de noordkant van de Markt staat het gemeentehuis.
De winkelacht is zoals gezegd bereikbaar via aanloopstraten. De Hoofdstraat en de Markt worden gekruist door de Stationsstraat/Brinklaan die vervolgens met een knik langs de N.H. kerk over gaat in de Tongerenseweg. Deze straten maken deel uit van het aanloopgebied naar het centrum. De bebouwing in het aanloopgebied kent eveneens een grote verscheidenheid. De individuele panden staan nog steeds dicht op elkaar maar minder dicht dan in het hart van het centrum. De bouwstijlen zijn zeer gevarieerd vanwege de verschillende bouwperiodes.
Figuur 2.1 Bebouwing woongebied en centrum
Het gehele centrum (kernwinkelgebied en aanloopstraten) heeft een dorps karakter dat één van de belangrijke en gewaardeerde kenmerken van Epe is. Dit vormt dan ook de basis voor eventuele ontwikkelingen in het centrum.
Buiten het centrum en het aanloopgebied gaat de bebouwing over in woonbebouwing. Het grootste deel van deze woonbebouwing bestaat uit vrijstaande woningen in een parkachtige (groene) omgeving. Aan de randen van het kernwinkelgebied komt ook meer stedelijke bebouwing voor in de vorm van appartementengebouwen bestaande uit drie lagen met een kap. In het zuiden van het plangebied komen enkele rijwoningen in rijen van vier woningen voor.
Verkeersstructuur
Om het centrum van Epe ligt een ringweg voor doorgaand verkeer. De ringweg gaat ten noorden van het plangebied over in de provincialeweg N794 richting Heerde en de rijksweg A50. Aan de zuidzijde van het plangebied komen de Hoofdstraat en de Tongerenseweg uit op de provinciale weg N309. Deze takt in het oosten eveneens op de rijksweg A50 aan. Richting het westen gaat deze weg naar 't Harde en Nunspeet.
Het centrum en de woonwijken in het plangebied zijn te bereiken via de eerder genoemde ringweg. De gehele verkeersstructuur is gericht op deze ringweg. De overige wegen in en rond het centrum zijn hoofdzakelijk bedoeld voor bestemmingsverkeer.
De parkeercapaciteit in het centrum is momenteel voldoende. In het centrum zijn enkele grotere en meerdere kleine parkeerlocaties aanwezig. De locaties zijn allen gelegen aan de randen van de winkelacht, het kernwinkelgebied. De verspreide ligging leidt echter wel tot zoekverkeer. Een verbetering van de parkeerstructuur is dan ook wenselijk.
Groenstructuur
Epe is een groene gemeente en dat geldt ook voor de kern Epe. Aan de randen van het centrum zijn drie parken gelegen. De parken zijn erg naar binnen gekeerd en zijn nu nog vooral losstaande elementen in de ruimte. De wegen in het plangebied hebben overwegend een lanenstructuur. In het centrum zelf is vooral groen te vinden rond de R.K. kerk en bomen op de Markt. Een deel van deze bomen is oud en heeft een waardevol karakter. Langs enkele belangrijke wegen (Hoofdstraat, de Markt, Stationsstraat) staan leilinden. Deze leilinden vormen voor voetgangers een barrière tussen de winkels en de straat waardoor er teveel ruimte aan het autoverkeer wordt gegeven. Dit is niet wenselijk in het kernwinkelgebied. De gemeente zet in op behoud van het waardevolle groen en verbetering van de leilindenstructuur. Daarnaast moeten de parken meer bij de groene structuur betrokken worden.
Figuur 2.2 Ruimtelijke structuur
2.3 Functionele Structuur
Detailhandel
In het kernwinkelgebied is hoofdzakelijk detailhandel aanwezig. De Hoofdstraat is van oudsher de belangrijkste winkelstraat van Epe. De straat fungeert vooral als recreatieve winkelstraat met aanbod in mode, luxe artikelen en media. In het winkelcomplex 'de Veluwepoort' is voornamelijk winkelaanbod van niet-dagelijkse goederen geconcentreerd. Het aanbod van dagelijkse goederen is vooral te vinden ter hoogte van het Gruttersplein en het Ratelplein.
De Markt en marktwand zouden een belangrijk bronpunt moeten zijn voor bezoek aan het centrum. Er zijn echter geen grote trekkers aanwezig en de uitstraling van de bebouwing laat te wensen over. De bebouwing is verouderd en sluit niet goed aan op de omgeving. Het plein zelf is een belangrijke locatie voor de weekmarkt en als evenmentenlocatie.
Het aanloopgebied kent een menging van verschillende functies zoals detailhandel, horeca, consumentgerichte ambachten en dienstverlening.
Wonen
In het centrum wordt op veel plekken boven winkels gewoond, zowel in vrijstaande gebouwen als in appartementencomplexen. Het wonen boven winkels is belangrijk voor het centrum omdat het de levendigheid vergroot en de sociale veiligheid ten goede komt. Buiten het centrum is het merendeel van het plangebied primair in gebruik als woongebied. Nagenoeg alle woningen zijn vrijstaand of twee-aaneen gebouwd. In het zuiden komen enkele rijwoningen voor.
Maatschappelijk
Belangrijke maatschappelijke voorzieningen in het plangebied zijn onder andere het gemeentehuis, de Van der Reijdenschool, basisschool st. Bernardus, de bibliotheek, een uitvaartcentrum, het Rode Kruis en enkele kerken. Het merendeel van deze voorzieningen ligt in of direct aan het centrum en is daardoor goed bereikbaar.
Bedrijven
Verspreid door het plangebied zijn ook enkele bedrijven aanwezig. Het betreft Van Vemde Schilderwerken BV aan de Beekstraat 12, Dijkstra & Van Dijk Totaal Installateurs aan de Dwarsweg 6, het Kpn gebouw aan de Dwarsweg 14, Dalhuisen Was- en tankcentrum aan de Paasvuurweg 9 en Vos tuinvisie aan de Van Zelmstraat 9, een hoveniersbedrijf. Deze vormen van bedrijvigheid vormen binnen de kern geen probleem.
Horeca
Voor een toeristisch centrum is horeca belangrijk. Horeca is op dit moment versnipperd in het centrum aanwezig. Alhoewel al is ingezet op concentratie van horeca ontbreekt nog een echt horecaplein. De horeca bestaat vooral uit restaurants. Hotels zijn in het centrum niet aanwezig.
Figuur 2.3 Functionele structuur
2.4 Toekomst Van Het Plangebied
Visie
De gemeente heeft in 2011 een nieuwe structuurvisie vastgesteld, voortbordurend op het eerder vastgestelde Ruimtelijke Structuurplan Epe uit 2007. Het gebied van de structuurvisie is kleiner dan het onderhavige plangebied.
In de structuurvisie is een koers uitgezet voor de komende jaren van het centrum van Epe. Binnen de structuurvisie is de centrale ambitie 'groen - gezellig - gastvrij' opgenomen.
Groen: omdat Epe een groen dorp is. Niet alleen de omgeving maar ook de kern zelf. De gemeente streeft dan ook naar kwalitatief hoogwaardig groen.
Gezellig: vanwege het dorpse karakter van de kern. Plekken en pleinen wisselen elkaar af en de bebouwing heeft een schaalgrootte die past bij een dorp. Het streven is om dit karakter te behouden en waar mogelijk te verbeteren.
Gastvrij: het centrum is als een huiskamer voor de Epenaren waar de toeristen welkom zijn. Het moet bezoekers dan ook naar de zin worden gemaakt; een goede bereikbaarheid, parkeermogelijkheden en voldoende voorzieningen horen daarbij.
Om deze ambitie waar te maken zijn voor de uitwerking vier uitgangspunten geformuleerd.
1. Optimaal aanbod van voorzieningen voor Epe en omgeving
2. Versterken van de woonfunctie: de juiste woning op de juiste plek
3. Verder versterken van de ruimtelijke kwaliteit
4. Verder optimaliseren van de bereikbaarheid en het verblijfsklimaat
1. De kwaliteit en het aantal winkels is goed te noemen. Er is echter nog ruimte voor uitbreiding van niet-dagelijkse goederen. Daarnaast is uitbreiding van het horeca-aanbod in de vorm van hotels gewenst. Ook is verplaatsing van de horeca naar het concentratiegebied aan de Markt wenselijk.
2. De woonfunctie in het centrum mag meer divers. Daarom wordt ingezet op de bouw van appartementen voor starters en woningen in het hogere prijssegment. Hierdoor onstaat er meer diversiteit. De woningbouw richt zich specifiek op herstructureringslocaties.
3. Het kernwinkelgebied, de winkelacht, is een sterke winkelstructuur. Deze kan nog versterkt worden de realisatie van een horecaconcetratiegebied aan de zuidzijde van de Markt, het verder versterken van de Markt als weekmarkt en voor evenementen. Ook moeten de parken meer betrokken worden bij de groene structuur van het centrum. Ten slotte kan ook de ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing in het centrum verbeterd worden. Vooral de Marktwand komt daarvoor in aanmerking.
4. Het centrum is zowel per fiets als met de auto goed te bereiken. Toch kan de parkeerstructuur en routering beter. Het aantal beschikbare parkeerplaatsen is nog voldoende maar dient op peil te blijven bij de realisatie van nieuwe ontwikkelingen. De auto hoeft verder niet overal even dominant aanwezig te zijn, dit geldt vooral voor de winkelacht. Het verblijfsklimaat kan nog verder worden versterkt door de groenstructuur in het gebied meer te betrekken bij andere structuren (pleinen en lanen).
Gebiedsgericht beleid
In de structuurvisie zijn de vier bovengenoemde uitgangspunten uitgewerkt in gebiedsgericht beleid (ten aanzien van kernwinkelgebied, pleinruimtes, aanloopstraten, centrum dorps, centrum halfstedelijk, parken en verkeer en parkeren) waarbij verschillende projecten aan de orde zijn. Er is sprake van sturende projecten en autonome projecten. Deze laatste projecten zijn autonome ontwikkelingen die veelal door externe partijen worden opgepakt. De sturende projecten zijn de aanjagers voor het tot stand komen van het gewenste beeld zoals in de structuurvisie wordt geschetst. Voor het gebiedsgericht beleid en de projecten wordt verwezen naar de structuurvisie. De structuurvisiekaart is hierna in figuur 2.4 weergegeven.
Figuur 2.4 Kaart Structuurvisie
Beeldkwaliteitplan
Parallel aan het bestemmingsplan wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitplan moet worden gezien als een uitwerking van de ruimtelijke ambities die in de structuurvisie centrum Epe worden verwoord. De aanwezige structuur wordt vervolmaakt om de beleving van het centrum op een hoger niveau te tillen. De beeldkwaliteit is hiervan een belangrijk onderdeel. Het plangebied voor het beeldkwaliteitplan wijkt af van het plangebied van het bestemmingsplan en omvat alleen het centrumgebied met daarin de plandelen 'centrum halfstedelijk' en 'wonen boven winkels' zoals benoemd in de structuurvisie.
Het beeldkwaliteitplan biedt een kader voor de inrichting van de openbare ruimte en om nu nog niet bekende initiatieven te kunnen toetsen aan het gewenste beeld voor het centrum.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat de bestaande (planologische) situatie het uitgangspunt vormt voor het bestemmingsplan. Het gebiedgericht beleid en de bijbehorende projecten uit de structuurvisie dienen nog nader uitgewerkt en onderzocht te worden voordat ze in een bestemmingsplan kunnen worden verankerd. Voor de diverse ontwikkelingen/projecten worden te zijner tijd dan ook afzonderlijke juridische-planologische procedures doorlopen. Het op te stellen beeldkwaliteitplan vormt daarbij een aanvullend kader.
Ten aanzien van enkele onderdelen uit de structuurvisie vormt het bestemmingsplan wel een vertaalslag van de structuurvisie danwel verzet het bestemmingsplan zich niet tegen de uitwerking van de structuurvisie. Het betreft de volgende onderdelen:
Kernwinkelgebied en aanloopstraten
Het bestemmingsplan maakt, conform het gestelde in structuurvisie, duidelijk onderscheid tussen het kernwinkelgebied en de aanloopstraten. Het beleid voor het kernwinkelgebied is vooral gericht op detailhandel. Het winkelaanbod is goed en voldoende. Uitbreiding, concentratie en versterking van het winkelaanbod kan plaatsvinden binnen de bestaande fysieke ruimte van de winkelacht. Overige functies in het gebied beperken zich vooral tot horeca en consumentgerichte diensten. Deze functies zijn toegestaan op de begane grond. Daarnaast wordt op verdiepingen boven winkels gewoond. In het bestemmingsplan is de winkelacht bestemd voor detailhandel. Binnen deze bestemming is uitbreiding van winkels mogelijk. Waar sprake is van specifieke functies is dat apart aangegeven. Wonen op de verdieping is mogelijk voorzover het gaat om het bestaande aantal. Eventuele nieuwe woningen worden projectgericht gerealiseerd (afzonderlijke procedure) waarbij tevens aandacht dient te zijn voor voldoende parkeren.
De aanloopstraten naar het kernwinkelgebied worden gekenmerkt door een menging van functies. Hier is het beleid gericht op behoud van die menging. Dienstverlening en maatschappelijke functies zijn rechtstreeks toegestaan evenals het bestaande aantal woningen op de verdieping. Detailhandel is uitsluitend mogelijk op de bestaande locaties. Hetzelfde geldt voor bestaande andere functies op de begane grond.
Rondom de Markt wordt versteviging van de horecafunctie voorgestaan. Naast de bestaande horecavestigingen biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid (via een wijzigingsbevoegdheid) voor nieuwe horeca. Tevens is horeca, in combinatie met maatschappelijke en culturele voorzieningen en zakelijke dienstverlening, ter plaatse van het voormalige gemeentehuis mogelijk gemaakt.
Openbare ruimte
In de structuurvisie worden verschillende aanpassingen en verbeteringen in de openbare ruimte voorgesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van de inrichting van het Marktplein voor het gemeentehuis en de parken. De gewenste herinrichting zal grotendeels mogelijk zijn binnen de kaders van het bestemmingsplan. De bestemmingslegging is op dat punt flexibel. Een uitzondering vormt de in de structuurvisie genoemde 'kortsluiting' tussen de Stationsstraat en de Brinklaan achter het voormalige gemeentehuis langs om de Markt en de route Marktwand-Veluwepoort te ontlasten. Deze nieuwe verbinding grijpt in op de bestaande structuur en is derhalve middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.
Marktwand
De herontwikkeling van de Marktwand wordt in een aparte procedure mogelijk gemaakt. Het ontwerp hiervoor ligt inmiddels ter visie. Het betreffende deel conserverend is opgenomen in het voorontwerp- en ontwerpbestemmingsplan Centrum. Nu een eigen procedure wordt gevolgd is conserverend bestemmen niet meer doelmatig en noodzakelijk, en is besloten om de Martkwand uit het bestemmingsplan Centrum te halen.
Samenvattend
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, waarbij de bestaande situatie (functies en bebouwing) als uitgangspunt voor de regeling dient. Het beleid en de projecten genoemd in de structuurvisie zullen te zijner tijd mogelijk worden gemaakt middels afzonderlijke juridisch-planologische procedures.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Vanaf 1 januari 2012 is het rijksbeleid ten aanzien van infrastructuur en ruimte en de doorwerking ervan gewijzigd. Ook is de manier van toezicht door de Rijksoverheid op gemeenten en provincies veranderd. In het kader hiervan zal begin 2012 de SVIR in werking treden en de Nota Ruimte vervangen. Het Rijk kiest in de SVIR voor een selectievere inzet van het rijksbeleid op 13 nationale belangen, gegroepeerd rondom de rijksdoelen versterken van de ruimtelijk-economische structuur, verbeteren bereikbaarheid en waarborgen kwaliteit leefomgeving. Buiten deze 13 nationale belangen hebben gemeenten en provincies beleidsvrijheid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden. Dit Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), Erfgoed (Unesco). In de loop van 2012 zal het Barro worden aangevuld met vrijwaringszones rijksvaarwegen (veiligheid), reserveringsgebieden hoofdwegen en hoofdspoorwegen (verbreding èn nieuwe wegen), elektriciteitsvoorziening (vestigingsplaatsen elektriciteitscentrales, kernenergiecentrales, hoogspanningsverbindingen), buisleidingen, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeergebied.
Ook zal met deze aanvulling van het Barro een extra motiveringsplicht aan het Bro worden toegevoegd voor bestemmingsplannen met stedelijke ontwikkelingen in verband met het onderwerp duurzame verstedelijking (de zogenoemde SER-ladder). Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.
Conclusie
Het plangebied is niet in strijd met het rijksbeleid en de geformuleerde nationale belangen en regels zijn niet van toepassing op het plangebied.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
De provinciale structuurvisie 2005 (voorheen het Streekplan geheten) geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende tien jaar en geeft de gemeente veel ruimte voor afwegingen in de planvorming. Het Gelders ruimtelijk beleid richt zich op:
- de ruimtebehoefte regelen in regionaal verband;
- de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig gebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken. De structuurvisie is mede gebaseerd op de regionale structuurvisies van de verschillende regio’s binnen de provincie Gelderland. De gemeente Epe behoort al een aantal jaren bij de regio Stedendriehoek. Op de regionale visie wordt hieronder kort ingegaan.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor is het onder meer belangrijk dat het stedelijk grondgebruik wordt geïntensiveerd, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen. Op de voorgaande beleidskaart van de structuurvisie is het plangebied aangewezen als ‘multifunctioneel gebied - bebouwd gebied 2000’.
Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is, dat de gemeenten (samenwerkend in de onderscheiden regio’s) voorzien in een aanbod aan woningen, dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). Het Gelders kwalitatief woonbeleid richt zich zowel op bestaand bebouwd gebied (herstructurering, transformatie) als op nieuw stedelijk gebied (uitbreiding). Een belangrijk beleidsaccent is dat het aanbod aan woningen en woonmilieus beter moet aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor onder meer starters en van onder meer het woonmilieu centrum-stedelijk.
Wat betreft wonen en werken wordt gesteld dat een groot deel van de werkgelegenheid te vinden is binnen woonkernen, met name in de sectoren detailhandel, horeca, dienstverlening. Van belang is voldoende ruimte te houden in met name stads- en dorpscentra om deze werkgelegenheid ook in de toekomst te kunnen accommoderen.
Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan heeft voor een groot deel van het plangebied een beheersfunctie en daarmee een conserverend karakter. Dit betekent dat ter plaatse de bestaande ruimtelijke en functionele situatie is vastgelegd en wordt behouden. Het provinciaal beleid heeft dan ook geen directe invloed op dit conserverende deel van voorliggend bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan biedt vooralsnog niet de mogelijkheid om projecten uit de structuurvisie Centrum Epe te realiseren.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Ruimtelijk structuurplan
Het Ruimtelijk structuurplan schetst het ruimtelijk ontwikkelingskader voor de gemeente Epe voor de komende 10 jaar. Het vormt hiermee de 'ruimtelijke vertaalslag' van de 'Toekomstvisie Epe 2010', die de Raad op 20 maart 2003 heeft vastgesteld. Het structuurplan geeft een visie op de ontwikkeling van de woonkernen en het landelijk gebied.
Toekomstvisie 2010
In de Toekomstvisie 2010 zijn enkele onderwerpen benoemd. Voor onderhavig bestemmingsplan zijn met name de volgende onderwerpen van belang:
- verjongen en vergrijzing: Epe moet sterk verjongen door behoud van woonmogelijkheden (starters), voorzieningen en werkgelegenheid. Ook is er aandacht voor ouderen door toename van het aantal seniorenwoningen en (zorg-)voorzieningen;
- voorzieningen en kernen: in iedere kern moeten winkels, sport- en welzijnsvoorzieningen tot een minimaal basisniveau in stand worden gehouden.
![]() | |
![]() |
Figuur 3.1 Ruimtelijk structuurplan
Woningbehoefte
In de komende tien jaar zal de gemeente Epe te maken krijgen met een geringe terugloop van de bevolking. Hiernaast is sprake van een verder gaande vergrijzing en verkleining van de huishoudensgrootte waardoor nog wel behoefte is aan woningen (vraaggericht bouwen). Geconstateerd wordt dat het aanbod aan woningen niet aansluit bij de vraag vanuit starters. Er ligt een duidelijke opgave voor zowel dure als goedkope meergezinswoningen (appartementen), in zowel de koop- als de huursector.
Visie Epe
De visie op de kern Epe is verdeeld in verschillende onderdelen. Voor het centrum bestaat de wens om deze te versterken. Versterking bestaat uit het opwaarderen van de buitenruimte en het versterken van de parken in het centrum. Daarnaast dient het gemeentehuis te worden geintegreerd met het centrum. Verder wordt het winkelcentrum Marktwand gerevitaliseerd waarbij ruimte ontstaat voor een groter bouwvolume. Dit biedt tevens ruimte voor nieuwe woonfuncties voor jongeren en senioren.
Structuurvisie Centrum Epe
Het hiervoor beschreven structuurplan is voor het centrum van Epe verder uitgewerkt in de Structuurvisie Centrum Epe. De structuurvisie bestaat uit tweel delen, deel A en deel B. In deel A wordt de ambitie en de hoofdlijnen op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het centrumgebied beschreven. Dit is vertaald in een structuurvisiekaart. Daarnaast wordt in dit deel de beoogde projecten en de financiële haalbaarheid beschreven. Deel B gaat verder in op deelonderwerpen, zoals groen en verkeer. De doelstellingen uit de structuurvisie zijn beschreven in hoofdstuk 2.
Woonvisie 2005-2015
De woonvisie geeft de ambities weer voor het gewenste kwantitatieve en kwalitatieve woonprogramma van 2005 tot 2015 en zal richtinggevend zijn bij het maken van prestatieafspraken met de woningcorporatie. De woonvisie geldt als een richtinggevend beleidskader en heeft een nauwe relatie met het ruimtelijk structuurplan.
Centraal in de woonvisie staat dat de gemeente Epe zich erop richt om de samenstelling en de kwaliteit van de woningvoorraad en de woon- en leefomgeving zoveel mogelijk af te stemmen op de wensen van de burgers. Het Eper woonbeleid is gericht op zowel de bestaande situatie (oplossen fricties vraag-aanbod) alsmede naar de toekomst (antwoord op trends en ontwikkelingen). De opdracht voor de gemeente Epe is het realiseren van voldoende woningen afgestemd op de plaatselijke behoefte, de bestaande tekorten wegwerken en invulling geven aan woningbouwlocaties. De specifieke doelgroepen zijn, op basis van de toekomstvisie en het lokaal sociaal beleidskader: jeugd/jongeren (starters) en ouderen.
De opgave voor de gemeente Epe ligt onder meer in het segment dure meergezinskoopwoningen (appartementen). Voor de huursector geldt een forse bouwopgave in de middeldure huur om zo doorstroming te creëren.
De woonvisie is inmiddels enigszins achterhaald en ingehaald door het beleid zoals neergelegd in het Kwalitatief Woningbouw Programma 3 (KWP3). De gemeentelijke woonvisie wordt in 2012 geactualiseerd.
Welstandsnota
De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 31 augustus 2006 de welstandsnota gemeente Epe vastgesteld. Voor het hele grondgebied van Epe geldt in beginsel welstandsniveau 3. Waardevolle en beeldbepalende structuren kennen een bescherming conform welstandsniveau 1. In de welstandsnota worden onder meer gebiedsgerichte criteria omschreven. Onderhavig plangebied is volledig gelegen binnen het deelgebied “Dorp Epe”.
Epe is verder onderverdeeld in verschillende gebieden, passend bij de aldaar voorkomende bebouwing. De belangrijkste gebiedstypen die in het plangebied van dit bestemmingsplan vallen zijn:
- historische dorpsgebieden (organisch gegroeid);
- parkachtige woongebieden;
- woonwijken in traditionele blokverkaveling.
Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek
4.1 Verkeer En Infrastructuur
De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. Een uitzondering wordt gevormd door de in paragraaf 2.4. beschreven nieuwe verbinding achter het voormalige gemeentehuis.
Voor wat betreft het aspect parkeren moet bij de ontwikkelingslocaties voldoende ruimte worden geboden aan parkeergelegenheid. Het uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte als gevolg van een ontwikkelingslocatie binnen die locatie wordt opgevangen. De haalbaarheid voor het aspect parkeren zal, aan de hand van het concrete initiatief, in de afzonderlijk op te stellen plannen worden aangetoond.
Het college heeft recent besloten om enkele wegen en kruispunten binnen het centrumgebied te gaan aanpassen. De meeste aanpassingen kunnen plaatsvinden binnen de huidige verkeersbestemming. In dit bestemmingsplan is tevens opgenomen dat binnen de bestemming 'Groen' fiets- en voetpaden kunnen worden gerealiseerd om eventuele aanpassingen die niet passend zijn binnen de bestemming te kunnen realiseren.
4.2 Bodem
In het kader van dit bestemmingsplan is geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Het bestemmingsplan staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies bij recht toe, maar legt de bestaande situatie vast.
Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, welke binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.3 Water
Provinciaal beleid
Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is de opvolger van het derde waterhuishoudingsplan Gelderland (WHP3). Het Waterplan krijgt op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het waterplan is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten voor de realisatie van specifieke waterdoelen.
Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet in het waterplan. In het waterplan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaan uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.
Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd. In het waterplan heeft het plangebied grotendeels de functie ‘stedelijk gebied’.
Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in de stad met het omringende watersysteem als één geheel beschouwd. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem
zijn in stedelijk gebied gericht op:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van wateroverlast;
- de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
- het voorkomen van zettingen;
- het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;
- het weren van de riolering van (diepe) drainage en instromend grond- en oppervlaktewater;
- het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten;
- het beperken van de invloed van bronbemaling;
- het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater.
Beleid waterschap Veluwe
Het waterschap Veluwe heeft richtlijnen opgesteld voor de (her)inrichting van stedelijk water. Deze zijn afgeleid van WHP3, Waterkoersen voor de Veluwe, het Waterbeheersplan, WB21 en de Kaderrichtlijn water. Naast deze richtlijnen zijn ook de Nota’s Recreatief Medegebruik, Stedelijk Waterbeheer en Rioleringsbeleid van Waterschap Veluwe van belang. In het algemeen streeft het waterschap Veluwe onder meer naar:
- integratie van water en groen (bijvoorbeeld groenstroken, bermen, natuur);
- water als medeordenend dan wel sturend principe;
- een inrichting van het gebied die zoveel mogelijk aansluit bij de natuurlijke ‘groen en blauwe’ onderlegger;
- sluitende waterkringlopen binnen het gebied (waterbesparing, cascadering, hergebruik van water binnen of buiten het gebied, grondwateraanvulling door infiltratie);
- voldoende ruimte om water vast te houden, of indien dit niet mogelijk is, water te bergen ter voorkoming van wateroverlast;
- in stand houden/ontwikkelen van ecologische relaties met het omliggende gebied;
- benutten van ecologische potenties;
- afvoer van hemelwater zoveel mogelijk in zicht, zodat eventuele verontreiniging goed kan worden geconstateerd (voorkeursvolgorde: infiltreren, (vertraagd) afvoeren naar water, afvoeren via riool);
- behoud van cultuurhistorische elementen.
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van water, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Epe op 30 juni 2011, is vastgelegd in het Waterplan Epe. Het “Waterplan Epe” bundelt het bestaande beleid. De bundeling heeft geresulteerd in vier doelstellingen voor de periode tot en met 2015:
- herstel van beken en sprengen;
- scheiden van schoon (regen) water en vuil (riool) water;
- water gebruiken om energie op te wekken;
- meer samenwerking.
De doelstellingen vloeien voort uit de hoofddoelstelling om een gezond en veerkrachtig watersysteem voor de gemeente te krijgen. Het Waterplan Epe vormt het overkoepelend beleid waarbinnen de gemeente Epe, het Waterschap Veluwe en Vitens samenwerken om dit te bereiken.
Situatie plangebied
Voorliggend bestemmingsplan heeft voornamelijk een conserverend karakter en legt de bestaande situatie vast. In dit bestemmingsplan wordt bij veel bestemmingen onder de bestemmingsomschrijving ook water genoemd. Zo wordt aan het implementeren en uitvoeren van het waterbeleid ruim baan gegeven binnen dit bestemmingsplan. De gemeente maakt nog nadere afspraken over de uitwerking van de watergerelateerde aspecten bij de diverse herinrichtingsplannen in het gebied.
4.4 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met natuurwetgeving. Binnen de natuurwetgeving wordt onderscheid gemaakt in bescherming van soorten en bescherming van gebieden. Soorten en hun directe leefomgeving worden beschermd door de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet draagt zorg voor bescherming van de Natura 2000-gebieden, daarnaast is er het beschermingskader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Indien de kans bestaat dat ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten hebben op beschermde inheemse flora en fauna, Natura 2000-gebieden of de EHS, dienen dergelijke plannen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en het beleidskader voor de EHS.
Conclusie
Omdat in voorliggend plan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen en het bestaande groen ter plaatse niet wordt aangetast, kan er geen sprake zijn van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten of natuurgebieden. Noodzaak tot een nader ecologisch onderzoek is hier dan ook niet aan de orde. Ook zijn er bezien vanuit flora en fauna geen beperkingen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
4.5 Archeologie
Beleidskader
De gemeente Epe heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld (vastgesteld in 2010), waarmee een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen is gewaarborgd. Ook worden bestemmingsplannen voorzien van een archeologieparagraaf. Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese Verdrag van Malta is ontwikkeld en dat aansluit bij de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007). Belangrijk gemeentelijk toetsinstrument is de Archeologische Verwachtingskaart.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Onderzoek
Onderzoeksbureau Vestigia heeft in opdracht van de gemeente Epe onderzoek gedaan naar de archeologische verwachtingswaarde in het centrum van Epe. Op basis van de Archeologische Verwachtingskaart (AV-kaart) moet er in ieder geval een dubbelbestemming Waarde - Archeologie in het bestemmingsplan worden opgenomen. Onderzocht is of de AV-kaart daarvoor voldoende informatie biedt. Dit blijkt niet het geval te zijn, waarna Vestigia de AV-kaart heeft aangescherpt.
De aangescherpte AV-kaart laat drie verschillende verwachtingwaarden zien:
Categorie 1 - Historische kern
Categorie 2 - Hoge verwachting
Categorie 3 - Middelhoge verwachting
Figuur 4.1 Archeologische verwachtingskaart Centrum Epe
In dit bestemmingsplan zijn deze categoriën met het achterliggende beleid vertaald naar de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie - 1 en -2. De gronden met de waarden historische kern en hoge verwachting zijn bestemd met de bestemming Waarde - Archeologie - 1.
Voor de gronden geldt dat bij het realiseren van bouwwerken, het uitvoeren van werken
en werkzaamheden en het slopen met een omvang groter dan 100 m2 en dieper dan 30
centimeter aangetoond moet worden in hoeverre de mogelijk aanwezige archeologische
waarden zijn gewaarborgd. Voor de dubbelbestemming Waarde-Archeologie -2(opgenomen voor de gronden met een middelhoge verwachtingswaarde) geldt diezelfde verplichting met dien verstande dat hier een oppervlakte van 1.000 m2 geldt. Op deze wijze zijn de mogelijk in het plangebied aanwezige archeologische waarden planologisch beschermd.
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
De bestaande juridische situatie wordt vastgelegd en van een ruimtelijk-juridisch kader voorzien en daarmee integraal beheerst. Hierdoor komt het voor dat bedrijven en woningen die vlak bij elkaar zijn gelegen overeenkomstig zijn bestemd, ondanks het feit dat zij op grond van de ruimtelijke milieuregelgeving (bijvoorbeeld de richtlijnen van de VNGuitgave “Bedrijven en milieuzonering”) verder van elkaar af dienen te zijn gesitueerd.
Via de Wet milieubeheer wordt ervoor gezorgd dat er een mate van hinder ontstaat die we in Nederland aanvaardbaar vinden. Het bestemmingsplan is echter in eerste aanleg het instrument om aan te geven welke functie op welke locatie passend en/of gewenst is. In het plangebied komen op het gebied van de milieuzonering en de mogelijkheden in het kader van de Wet milieubeheer geen onoverkomelijke problemen voor. Ook worden er geen vanuit ruimtelijke ordening ongewenste situaties gelegaliseerd.
In het plangebied worden ter plaatse van de bestaande bedrijfslocaties (zie paragraaf 2.4) bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten algemeen toegestaan. Bestaande bedrijven die van deze algemene toelaatbaarheid afwijken zijn specifiek aangeduid zodat de bedrijfsvoering doorgang kan blijven vinden. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is als bijlage bij de regels gevoegd.
Conclusie
Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.7 Horeca
In het plangebied zijn verschillende horecagelegenheden gevestigd. Deze kunnen worden ingeschaald volgens de Lijst met horecabedrijven van de gemeente Epe. Hierin wordt met behulp van verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht.
In het plangebied zijn uitsluitend horecagelegenheden tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Dit is horeca die in geringe mate storend kan werken op bestaande functies in de omgeving van de horeca-activiteiten. De bestaande horecabedrijven zijn allemaal in een gemengd gebied gelegen, waarbij naast de woonfunctie nog andere functies aanwezig zijn.
De horecabedrijven in het plangebied zijn geïnventariseerd en passen allen binnen de algemene toelaatbaarheid. De bestaande vestigingen worden specifiek mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt, gelet op de ambities uit de Structuurvisie, de mogelijkheid opgenomen om aan de Markt nieuwe horeca toe te staan middels een afwijkingsbevoegdheid. Het gaat hierbij om horeca tot en met categorie 2 uit de Lijst met Horecabedrijven. Voor het voormalige gemeentehuis aan de Markt is de mogelijkheid voor horeca al rechtsreeks opgenomen.
Horecabedrijf | Adres | Categorie |
Café Cafetaria 't Olde Nest | Beekstraat 23 | 2 |
Eetcafe De Middenstip | Hoofdstraat 46 | 2 |
Lunchroom Breadz | Hoofdstraat 72a | 1 |
Chinees Indisch Restaurant Hong Kong | Hoofdstraat 97-99 | 1 |
Eet & drinkcafe De Slimmerick | Hoofdstraat 106a | 2 |
Restaurant de Stern | Hoofdstraat 108 | 1 |
De Piramide | Hoofdstraat 120 | 1 |
Pannenkoekenhuis De Honingpot | Hoofdstraat 124-126 | 1 |
Café de Posthoorn | Markt 1 | 2 |
La Strada | Markt 2 | 1 |
Eetcafé De Baron | Hoofdstraat 91 | 2 |
De Broodjeszolder | Markt 33 b | 1 |
Eetcafé Het wapen van Epe | Markt 40 | 2 |
Bed & breakfast Silogie | Paasvuurweg 7a | 1 |
Bakkerij Bart | Gruttersplein 1 | 1 |
Grandcafe De Kastelein/ Restaurant De Rondweg | Sint Antonieweg 7 | 1 |
Eetcafé De Barones | Verbindingsweg 20 | 2 |
Café Bar 't Tonnetje | Willem Tellstraat 11 | 2 |
Conclusie
Het aspect horeca vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.8 Externe Veiligheid
Algemeen
Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico’s op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico’s bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en
parkeerterreinen. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico betreft de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de mvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen.
Stationaire bronnen
Het plangebied van voorliggend plan bestaat uit een deel van het bebouwde gebied van
de kern Epe. Bijgaand fragment van de risicokaart toont aan dat er in het plangebied één object is gelegen waarbinnen gevaarlijke stoffen worden toegepast of opgeslagen.
Dit betreft een LPG vulstation van het tankstation aan de Paasvuurweg 9. De opslag heeft een 10-6 risicocontour van 45 meter. Binnen deze contour worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt.
Figuur 4.2 Uitsnede risicokaart
Mobiele bronnen
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is vastgelegd in de
circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Ministeries van V&W, VROM en BZK, 2004). De circulaire gaat uit van een risicobenadering. De risicobenadering bestaat uit een drietal stappen:
- identificatie van risico’s;
- normstelling en toetsing aan normen;
- indien noodzakelijk risicoreductie bij overschrijding van normen.
De identificatie van de risico’s vormt de eerste stap. Als er geen (verhoogd) risico blijkt, kunnen de volgende stappen worden overgeslagen. Voor het inventariseren van de risico’s is gebruik gemaakt van de resultaten uit de inventarisatie inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water van het project 'COEV/Anker', (2006). Omdat er thans wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving is tevens de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen bij de beoordeling betrokken. In de nota zijn de kaders van het externe veiligheidsbeleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen beschreven en wordt de ontwikkeling van een basisnet aangekondigd. Rondom het plangebied bevinden zich geen wegen die zijn aangewezen als route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Over de omliggende wegen vindt naar verwachting wel beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats (bestemmingsverkeer).
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen levert over het algemeen weinig problemen op ten aanzien van de veiligheid. Met name in zeer dichtbevolkte gebieden, indien er op korte afstand van de weg grote groepen mensen verblijven, kunnen er problemen spelen met externe veiligheid. Dit blijkt ook uit de inventarisatiestudie ‘COEV/Anker’ van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (februari 2006). In de risicoatlas is, nabij het plangebied geen knelpunt geïnventariseerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg levert thans geen veiligheidsknelpunten op.
In dit kader is het goed om het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen te noemen. In de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2006) die is toegezonden aan de Tweede Kamer, wordt het basisnet aangekondigd, waarin voor alle hoofdverbindingen over de weg, het water en het spoor wordt bepaald welk vervoer mag plaatsvinden en hoe de ruimte erom heen kan worden gebruikt. Het basisnet maakt duidelijk over welke verbindingsassen het vervoer van gevaarlijke stoffen mag plaatsvinden en welke gevolgen dit heeft voor andere ruimtelijke functies (zoals wonen, werken en natuur) van een gebied. Bestuurders, bedrijfsleven, omwonenden, en hulpverleners en rampenbestrijding weten zo waar ze aan toe zijn. De concept resultaten voor het ‘basisnet weg’ zijn in maart 2008 gerapporteerd. Voor de geïnventariseerde wegen, blijkt dat zelfs over wegen waar veel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, het veiligheidsrisico gering te zijn. Het is dan ook niet te verwachten dat de lokale wegen rondom het projectgebied knelpunten opleveren wanneer deze worden beschouwd conform de nieuwe systematiek van het basisnet.
De normen voor het plaatsgebonden risico en/of groepsrisico worden, door vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, ter plaatse van het plangebied niet overschreden. Er zijn verder geen aanwijzingen dat het weggebruik van de wegen in de omgeving van het projectgebied invloed hebben op het groepsrisico en de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid van risico’s en de zelfredzaamheid van individuen in de omgeving bij uitvoering van het plan.
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van spoorwegen of bevaarbaar water. Deze aspecten hoeven dan ook niet nader te worden beoordeeld. Nabij het plangebied zijn geen bovengrondse hoogspanningsleidingen gelegen. Het stralingseffect hoeft dan ook niet verder beoordeeld te worden. In of in de directe omgeving van het plangebied is bovendien ook geen hoge druk aardgasleiding aanwezig te zijn. Het risico naar dit type leidingen hoeft dan ook niet verder te worden onderzocht.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in essentie beheersgericht. Om die reden wordt gesteld dat het aspect ‘externe veiligheid’ geen beperkingen oplevert voor de uitvoering van dit plan.
4.9 Planologisch Relevante Leidingen
Er zijn in het plangebied geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Dit onderdeel staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
4.10 Geluidshinder
De mate waarin het geluid veroorzaakt door het wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeurgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor) wegen op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s).
Conclusie
In het kader van de Wgh is vanwege het beheersgerichte karakter van dit bestemmingsplan geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt.
4.11 Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio’s om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen.
Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio’s waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Voor het consoliderende deel geldt dat in het kader van dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk worden gemaakt, die leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan is hier beheersgericht en leidt hierdoor niet tot een wijziging in de verkeersaantrekkende werking.
Conclusie
Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "Centrum Epe" bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Verbeelding
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover deze daaraan in de regels wordt gegeven. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van die kaart (bijvoorbeeld kadastrale lijnen, topografische symbolen en huisnummers).
De regels
De regels zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
- hoofdstuk 1 (inleidende regels), met daarin begripsbepalingen en de wijze van meten die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken.
- hoofdstuk 2 (bestemmingsregels), met per bestemming een bestemmingsomschrijving, bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijkingsbevoegdheden en eventueel bepalingen omtrent een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn opgenomen.
- hoofdstuk 3 (algemene regels), waarin een anti-dubbeltelbepaling en algemeen geldende bouw- en gebruiksregels, afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen.
- hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels), waarin een aantal gebruikelijke slotbepalingen, waaronder het overgangsrecht en de slotregel, zijn opgenomen.
5.2 Bestemmingsregels
Bestemming “Bedrijf”
De bedrijfsbestemming is toegekend aan de in het plangebied voorkomende bedrijven. Op het hoveniersbedrijf na vallen alle bedrijven binnen categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor het hoveniersbedrijf aan de Van der Zelmstraat is gewerkt met een aanduiding die het specifieke (categorie 3.1) bedrijf toelaat. Andere bedrijven in categorie 2 zijn algemeen toelaatbaar op deze locatie.
Hoofdregel is dat alle gebouwen binnen het bouwvlak moeten worden opgericht. De toegestane hoogte is steeds aangegeven op de verbeelding. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
Bestemming “Detailhandel”
Het centrum van Epe heeft een kernwinkelgebied, waar zich veel winkels bevinden. Boven deze detailhandel bevinden zich veelal woningen. Het kernwinkelgebied omvat het gebied rond de Hoofdstraat en de Markt. Ter plaatse streeft de gemeente Epe naar concentratie van detailhandel.
De bestaande winkels in het kernwinkelgebied zijn in dit kader voorzien van de bestemming “Detailhandel”, waardoor ter plaatse niet zomaar een functiewijziging kan plaatsvinden. De bovenverdiepingen van panden met de bestemming Detailhandel zijn bestemd voor het bestaande aantal woningen. Bestaande afwijkende functies op de begane grond of de verdieping zijn specifiek aangeduid (waaronder horecavestigingen) of benoemd in de planregels.
Door ruime bouwvlakken wordt binnen de bestemming Detailhandel ruimte geboden aan geringe uitbreidingen. De gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. De toegestane hoogte is steeds aangegeven op de verbeelding. Een uitzondering wordt gevormd door de gronden met de aanduiding 'erf', hier is beperkte bebouwing buiten het bouwvlak mogelijk.
Met een wijzigingsbevoegdheid is de vestiging van nieuwe horecabedrijven aan het de Markt, conform de structuurvisie, mogelijk gemaakt.
Ter hoogte van de Brinklaan 8-10 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer' als de bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd.
Bestemming "Dienstverlening"
Buiten het centrum zijn enkele bedrijven gevestigd op het gebied van dienstverlening. Voor deze bedrijven is dan ook de bestemming "Dienstverlening" opgenomen.
Bestemmingen “Gemengd” en “Maatschappelijk”
Naast het kernwinkelgebied kent het centrum van Epe ook enkele aanloopstraten. De functies die ter plaatse veelvuldig voorkomen zijn dienstverlenende en maatschappelijke functies. Ze zijn met onderhavig bestemmingsplan bestemd als “Gemengd”. Binnen deze bestemming wordt ruimte geboden aan een beperkte en passende functiewisseling. In verband met de wens tot concentratie van detailhandel in het kernwinkelgebied is een uitbreiding van detailhandel in deze aanloopstraten namelijk niet gewenst. De bestaande horecavestigingen zijn aangeduid. Ter plaatse van het beoogde horecaplein aan de Markt is middels een afwijkingsbevoegdheid nieuwe horeca toegestaan.
Door ruime bouwvlakken binnen de bestemming Gemengd, wordt ruimte geboden aan geringe uitbreidingen. De verdiepingen boven de gemengde functies zijn bestemd voor het bestaande aantal woningen. De gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. De toegestane hoogte is steeds aangegeven op de verbeelding.
Omvangrijke maatschappelijke functies, waaronder scholen, zijn voorzien van een bestemming “Maatschappelijk”. Gezien het omvangrijke karakter van deze voorzieningen is het toestaan van een andere functie ter plaatse niet gewenst. Hoofdregel is dat alle gebouwen binnen het bouwvlak moeten worden opgericht. De toegestane hoogte is steeds aangegeven op de verbeelding.
Ook bij deze bestemming wordt gewerkt met de aanduiding 'erf' waar bebouwing buiten het bouwvlak mogelijk is.
Bestemming “Groen”
Deze bestemming laat groenvoorzieningen, plantsoenen en bijbehorende voorzieningen
in de zin van paden, speelvoorzieningen etcetera toe. Ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zijn hier toegelaten.
Bestemming “Horeca”
De binnen de kern aanwezige horeca (restaurants, cafés en dergelijke) die niet gelegen zijn binnen de bestemming Detailhandel of Gemengd zijn als zodanig bestemd, waarbij zware horeca is uitgesloten. Hetzelfde geldt voor de geplande horeca in het oude gemeentehuis. Hoofdregel is dat alle gebouwen binnen het bouwvlak moeten worden opgericht. De toegestane hoogte is steeds aangegeven op de verbeelding.
Bij het oude gemeentehuis is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een eventuele doorsteek voor verkeer te realiseren.
Bestemming “Tuin”
Gronden bij woningen, die in beginsel vrij van bebouwing dienen te blijven, hebben de bestemming “Tuin” toegewezen gekregen. De bestemming maakt deel uit van de overige
tot een bouwperceel behorende gronden, hetgeen relevant is bij de berekening van de bebouwingspercentages.
Bestemming “Verkeer”
Deze bestemming heeft betrekking op de in het plangebied voorkomende dan wel daarvoor aangewezen verblijfs- en verkeersvoorzieningen.
Bestemming “Wonen”
Deze bestemming omvat alle vormen van wonen buiten de bestemmingen Detailhandel en Gemengd. Door middel van aanduidingen is de specifieke bebouwingskarakteristiek (als aaneengebouwd en gestapeld) bepaald, alsmede de goot- en bouwhoogte. De woningen die een gesloten bebouwingsbeeld vormen in het straatbeeld zijn aangeduid met "aaneengebouwd". De te realiseren oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen is gemaximeerd, zowel in aantal m2 als ten opzichte van de grootte van het perceel door middel van een bebouwingspercentage. Een maximum aantal m2 zet een rem op de bouwmogelijkheden bij grote percelen en een maximum bebouwingspercentage zet een rem op de bouwmogelijkheden bij kleine percelen.
Binnen het bouwvlak mogen zowel hoofdgebouwen als aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen worden opgericht, mits een bepaalde afstand tot de zijdelingse perceelgrens in acht wordt genomen tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd. Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen ook buiten het bouwvlak worden gerealiseerd.
Verder is van belang dat de mogelijkheid tot woningsplitsing is verwerkt in de regels. Middels de hiertoe opgenomen afwijkingsbepaling is het mogelijk om twee huishoudens in één woning te vestigen. Belangrijk is dat de verschijningsvorm van het woonhuis gehandhaafd dient te blijven. De regeling voorziet dus niet in mogelijkheden voor een uitgebreide uitpandige verbouwing.
Bestemmingen Waarde- Archeologie-1 en Waarde-Archeologie-2
Deze dubbelbestemmingen zijn van toepassing vanwege de archeologische verwachtingswaarde in het plangebied. De regeling bevat een bouwverbod waarvan afgeweken kan worden indien aan het behoud van de archeologische waarden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan. Uitgangspunt is dat met een rapportage inzichtelijk wordt gemaakt of al dan niet sprake is van de aanwezigheid van archeologische waarden. Eveneens is ter bescherming van de eventueel aanwezige waarden een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden (aanlegvergunning) opgenomen. Onder meer voor het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m2 (Waarde Archeologie - 1) of 1.000 m2 (Waarde Archeologie - 2).
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Voorliggend bestemmingsplan heeft met name een beheersfunctie en daarmee een conserverend karakter. Dit betekent dat ter plaatse de bestaande ruimtelijke en functionele situatie is vastgelegd en wordt behouden. Grootschalige ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. De mogelijke kosten hebben uitsluitend betrekking op plankosten. Hiervoor staan fondsen uit de algemene middelen ter beschikking. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.
6.2 Handhaafbaarheid
Het opstellen van één eenduidig bestemmingsplan met voor iedereen dezelfde (on)mogelijkheden maakt handhaving makkelijker; de rechtsgelijkheid is op deze manier namelijk goed verzorgd.
De regels die voor het plangebied zijn opgesteld, zijn flexibel en ruim waar mogelijk en zijn stringent en strak gesteld waar nodig. Bij de opzet van deze beheersregels is ook een motivering opgenomen die in de dagelijkse praktijk goed is uit te leggen.
6.3 Inspraak
Met ingang van 4 juli 2012 heeft het plan gedurende zes weken in het kader van de inspraak ter inzage gelegen bij de Publiekswinkel in het gemeentehuis te Epe. De resultaten van de inspraak zijn in bijlage 3 opgenomen.
6.4 Overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voert het college van burgemeester en wethouders, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg met andere bestuursorganen. In dat kader is is het plan verstuurd naar de Inspectie Leefomgeving en Transport (de voormalige VROM-inspectie), provincie Gelderland en het waterschap Veluwe. De resultaten van het vooroverleg zijn in bijlage 3 opgenomen.
6.5 Zienswijzen
Het ontwerpbesluit met het daarbij behorende ontwerpbestemmingsplan is na publicatie, in onder andere het huis-aan-huisblad, gedurende zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze termijn kon door een ieder zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend. Op het plan zijn in totaal 29 zienswijzen ingediend waarvan 2 niet ontvankelijk. In de zienswijzennota is verslag gedaan van de ontvangen zienswijzen en de gemeentelijke reactie daarop. De zienswijzennota is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting.
Bijlage 1 Standaard Svb
Bijlage 2 Lijst Met Horecabedrijven
CATEGORIE 1:
zijn vormen van horeca:
- 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alsmede alcoholvrije dranken wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie patisserie of een crêperie;
- 2. die wat betreft de exploitatievormen behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal/culturele hoofdfunctie, zoals kerkelijke centra;
- 3. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant of pension;
- 4. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd maar voor een belangrijk deel ook elders, zoals pizzeria's of (afhaal)restaurants.
Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, afval op straat.
CATEGORIE 2:
zijn vormen van horeca:
- 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) van de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn een cafetaria, snackbar of een shoarmazaak;
- 2. waarin hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Voorbeelden zijn een café, bar, eetcafé, pub of een café-restaurant.
Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, stankoverlast, afval op straat, afvalopslag.
CATEGORIE 3:
zijn vormen van horeca waar zaalaccommodatie ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van het organiseren van bijeenkomsten en partijen, en waar als nevenactiviteit wordt voorzien in het verstrekken van kleine etenswaren en al dan niet alcoholhoudende dranken.
Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vertrekkende bezoekers.
CATEGORIE 4:
zijn vormen van horeca zoals een discotheek en een dancing met een dansvloeroppervlak groter dan 10 m2 en buurthuizen.
Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vanuit de inrichting, geluidsoverlast vertrekkende bezoekers, openbare orde problemen.