KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 6 Algemene Procedureregels
Artikel 7 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Planologisch-juridische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Algemeen
4.2 Bodem
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.4 Natuur En Landschap
4.5 Water
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Geluid
4.8 Bedrijven En Milieuzonering
4.9 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemeen
6.2 Nadere Toelichting Op De Bestemmingen
6.3 Bedrijvenlijst
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
8.1 Overleg
8.2 Inspraak
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna

Eekterveld Radeweg / Aalbosweg

Bestemmingsplan - Gemeente Epe

Vastgesteld op 19-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

plan:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Eekterveld Radeweg/Aalboswegvan de gemeente Epe;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0232.VAA015EektvAalbRad-VBP1 met de bijbehorende regels;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 ander-werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

hierbij worden de volgende soorten detailhandel onderscheiden:

detailhandel in abc goederen:

detailhandel in auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen;

detailhandel in dagelijkse goederen:

detailhandel in dierlijke voedingsmiddelen (te weten wild en gevogelte, vis, vlees en vleeswaren, melk en zuivelprodukten) en detailhandel in plantaardige voedingsmiddelen, genotmiddelen resp. levensmiddelen algemeen assortiment (te weten aardappelen, groente en fruit, brood, koek en banket, chocolade en suikerwerken, consumptie-ijs, alcoholhoudende en alcoholvrije dranken, tabaksprodukten gespecialiseerd in niet elders genoemde voedings- en genotmiddelen, levensmiddelen algemeen assortiment, parfumerie-, toilet- en cosmetische artikelen, drogisterij-artikelen, bloemen en planten, zaden en tuinbenodigdheden);

detailhandel in niet dagelijkse goederen:

detailhandel, niet zijnde detailhandel in dagelijkse goederen;

detailhandel in woninginrichting:

detailhandel in artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, met uitzondering van meubelen;

agri-detailhandel:

detailhandel die betrekking heeft op agrarische producten, producten voor dieren en het buitenleven.

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.21 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.22 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.23 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. het door of namens burgemeester en wethouders bepaalde peil;

1.24 perifere detailhandel:

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels;

1.25 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.26 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.27 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.28 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen ruimtelijke informatie met identificatienummer: NL.IMRO.0232.VAA015EektvAalbRad-VBP1.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. a. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  2. b. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  3. c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  4. d. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  5. e. de bruto vloeroppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, gemeten over alle bevloerde verdiepingen van het bouwwerk, inclusief onderkeldering;
  6. f. de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:
    vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

Bij het meten op de kaart wordt gemeten uit het hart van de op de kaart aangegeven lijn.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

Op de voor Bedrijventerrein aangewezen gronden mogen uitsluitendbouwwerken geen gebouwen zijnde, tedienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de externe veiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels

5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning om af te wijken verlenen van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het plan niet wordt aangetast en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m.

5.2 Afwegingskader

Een in5.1genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de sociale veiligheid.

Artikel 6 Algemene Procedureregels

6.1 Afwijken of nadere eis

Voor een besluit tot verlening van omgevingsvergunning of het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn.
  4. d. Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 7 Overige Regels

7.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

7.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

8.2 Met een omgevingsvergunning afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 8.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1 met maximaal 10%.

8.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 8.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het gestelde in lid 8.4, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het Bestemmingsplan Eekterveld Radeweg/Aalbosweg"

Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d. ......2013.

Voorzitter Griffier

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bedrijf Qolortech dat gevestigd is op het bedrijventerrein Eekterveld in Vaassen heeft in het recente verleden zijn productiecapaciteit en bebouwing uitgebreid op dit bedrijventerrein. De huidige interne ontsluiting is vanwege de ligging van de verschillende bedrijfsgebouwen van Qolortech ten opzichte van elkaar niet optimaal. De aanleg van een nieuwe interne ontsluitingsweg op eigen terrein moet zorgen voor een optimalisering van de aan- en afvoer van grondstoffen en producten op het eigen terrein.

Het onderhavige bestemmingsplan is opgesteld om deze nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken.

1.2 Plangebied

Het bedrijventerrein Eekterveld is gelegen ten noordoosten van de kern Vaassen, ruimtelijk gescheiden door open gebied. Het plangebied is circa 90 ha. groot. Op de luchtfoto is het bedrijventerrein te zien. Bedrijventerrein Eekterveld grenst aan de noordzijde aan het recreatiepark Kievitsveld. Aan de oostelijke zijde vormen het Apeldoorns Kanaal en het grift de begrenzing. Aan de zuidwestelijke zijde vormt de Eekterweg de begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.VAA015EektvAalbRad-VBP1_0001.png"

Luchtfoto ligging van het bedrijventerrein Eekterveld ten noordoosten van Vaassen

Het bedrijventerrein wordt aan de noordwestzijde uitgebreid (rode ster) met een nieuwe ontsluitingweg ten behoeve van Qolortech. De gronden voor deze nieuwe ontsluitingsweg vormen tevens de begrenzing van het voorliggende bestemmingsplan.

1.3 Planologisch-juridische Regeling

Het geldend bestemmingsplan

De huidige planologisch-juridische regeling van de betreffende gronden is vastgelegd in het Bestemmingsplan Bedrijventerrein Eekterveld op 29 april 2010.

Het voorliggend bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan is gebaseerd op de gewenste ontwikkeling, die voorziet in de aanleg van een nieuwe ontsluitingweg. Dit betekent dat qua systematiek aangesloten wordt op de huidige regeling van het bestemmingsplan Eekterveld en dat voor de aanleg van de ontsluitingsweg een specifieke aanduiding wordt opgenomen in de regels.

1.4 Leeswijzer

De toelichting is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op voor dit bestemmingsplan relevant ruimtelijk beleid. De belangrijkste randvoorwaarden in en om het plangebied staan beschreven in hoofdstuk 4. De planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 is aandacht besteed aan de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling. Een beschouwing over de economische uitvoerbaarheid is beschreven in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 ten slotte bevat de resultaten van de inspraak en het gevoerde artikel 3.1.1.-overleg.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

Bedrijventerrein Eekterveld vormt één van de twee grotere bedrijventerreinen binnen de gemeente Epe. Het andere bedrijventerrein is Kweekweg, een lokaal gemengd bedrijventerrein aan de oostzijde van Epe. Bedrijventerrein Eekterveld is gelegen ten zuiden van Epe en ten noordoosten van Vaassen. Het is een modern gemengd terrein waar diverse vormen van bedrijvigheid plaatsvinden. Op het bedrijventerrein vindt men zowel industrie, bouwnijverheid, autohandel, groothandel, logistieke als zakelijke dienstverlening. Het bedrijventerrein kan worden beschouwd als betrekkelijk grootschalig. Kenmerkend zijn de ruime profielen van wegen. Op enkele percelen aan de westelijke zijde na, is het bedrijventerrein inmiddels geheel uitgegeven.

De gronden van het voorliggende bestemmingsplan zijn gelegen ten noordwesten van het bestaande bedrijventerrein betreft een klein deel van een bosperceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.VAA015EektvAalbRad-VBP1_0002.png"

luchtfoto van het bestaande bedrijventerrein

Alhoewel binnen het plangebied zich met name bedrijven bevinden, maken ook andere functies deel uit van het plangebied.

Het bedrijventerrein wordt ontsloten via de Eekterweg aan de (zuid-)westelijke zijde. Aan de oostelijke en noordelijke zijde zijn geen ontsluitingen gelegen. Op de Eekterweg sluiten drie straten aan, die het bedrijventerrein in hoofdzaak ontsluiten. Het betreft de Aalbosweg, de Spinfondsweg en de Talhoutweg. Nagenoeg alle bedrijven zijn middels deze ontsluitingsstructuur bereikbaar.

Het voorliggende bestemmingsplan ziet echter uitsluitend op een nieuwe interne ontsluiting van het ene perceel naar het andere perceel ten behoeve van één bedrijf.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het nationale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een 'doorzetting' van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende provinciale en gemeentelijke uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Epe is dit het geval. Het beleid zoals dat door de nationale en provinciale overheid wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard en bevat veelal geen essentiële beleidsuitspraken, die in moeten worden in een klein bestemmingsplan. Met andere woorden vanuit genoemd beleid zijn nagenoeg geen aspecten te destilleren die direct in een bestemmingsplan "vertaald" moeten en/of kunnen worden. Ook in deze situatie is dit het geval met uitzondering van het gegeven dat het plangebied is gelegen in de EHS. Om die reden wordt in het kader van de opstelling van voorliggend bestemmingsplan voornamelijk ingegaan op de ligging van het plangebied binnen de EHS.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.


Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.


In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.


Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft alleen die regels uit het eerdere ontwerp van de AMvB Ruimte (d.d. 2 juni 2009), die als nationaal belang in de nog vast te stellen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden herbevestigd: Project Mainportontwikkeling, Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren (exclusief Maas), Waddenzee en waddengebied, Defensie en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.


Enkele bepalingen zijn hier echter van uitgezonderd. Deze hebben betrekking op provinciaal medebewind en op afwijkingsmogelijkheden en kunnen pas in werking treden op het moment waarop is voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels. Dit betekent dat de artikelen, die betrekking hebben op de juridische borging van het nationaal belang 'Erfgoederen' van de inwerkingtreding van het Barro uitgezonderd zijn.


De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen, behalve die voor belang buisleidingen, worden neergelegd in een ontwerpwijziging van het Barro. De wijziging van het Barro treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking. Het betreft de nationale belangen: Rijksvaarwegen, Grote Rivieren (alleen Maas), Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, EHS, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied.

De opname van het onderwerp buisleidingen in het Barro wordt uitgesteld in afwachting van de behandeling van de Structuurvisie Buisleidingen.

In het Barro worden regels gesteld omtrent de planologische bescherming van de EHS. De realisering van de EHS is een taak van de provincie. De gronden van het voorliggende bestemmingsplan zijn gelegen in de EHS. Kortheidshalve wordt verwezen naar onderstaande par. 3.2.2.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Gelderland 2005

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

De Structuurvisie 2005 (kansen voor de Regio's) bevat per thema en gebiedsgericht het provinciale ruimtelijk beleid voor de komende 10 jaren. Sterker dan voorheen zet de provincie in op regionale afstemming in ruimtelijke ontwikkeling. Een aantal regionale vraagstukken is/wordt daarom in regionaal verband nader uitgewerkt.

De provincie hanteert een tweeledige provinciale hoofdstructuur waarbij Gelderland enerzijds 'hoog dynamische' functies met een intensieve vorm van ruimtegebruik kent, zoals stedelijke functies en intensieve vormen van recreatie/leisure. Anderzijds kent de provincie 'laag dynamische' functies. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimtegebruik, zoals de ecologische hoofdstructuur (EHS), waardevolle open gebieden en gebieden waar ruimte voor water moet worden gecreëerd. Het provinciaal planologisch beleid is er op gericht deze gebieden te vrijwaren van intensieve gebruiksvormen. Deze gebieden maken deel uit van het groenblauwe raamwerk.

Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.

Het plangebied ligt in de EHS. Ten behoeve van de voorgestane ontwikkeling is een Quickscan Flora en Fauna uitgevoerd. Voor een beschrijving van de resultaten wordt verwezen naar paragraaf 4.4 Natuur enlandschap.

3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland heeft op 25 november 2008 besloten voor een aantal onderwerpen de Ruimtelijke Verordening Gelderland (vastgesteld 15 december 2010) op te stellen. Deze onderwerpen zijn o.a. verstedelijking, wonen, recreatieparken, detailhandel, waterwingebied, ecologische hoofdstructuur (EHS), nationaal landschap, niet-agrarische bedrijven in het buitengebied, bedrijventerreinen, molenbiotopen en glastuinbouwgebieden.

Op 27 juni 2012 stelden Gedeputeerde Staten de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast. Dat was nodig omdat provinciale ruimtelijke verordeningen alleen nog ontheffingsbepalingen voor onverwachte situaties mogen bevatten. Dat is een gevolg van de Spoedwet ruimtelijke ordening (Wro). Deze herziening werd ook benut om enkele nieuwe regels in de Verordening op te nemen over molenbiotopen en glastuinbouwgebieden.

Het plangebied ligt in de EHS. De realisering van de EHS is een taak van de provincie. Voor een beschrijving van de resultaten van quickscan flora en fauna wordt verwezen naar paragraaf 4.4 Natuuren landschap.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Ruimtelijk Structuurplan Epe

Het Ruimtelijk structuurplan Epe (2006) schetst het ruimtelijk ontwikkelingskader voor de gemeente Epe voor de komende 10 jaar. Het vormt hiermee de 'ruimtelijke vertaalslag' van de 'Toekomstvisie Epe 2010', die de Raad op 20 maart 2003 heeft vastgesteld. De toekomstvisie is om deze reden niet apart besproken. Het structuurplan geeft een visie op de ontwikkeling van de woonkernen en het landelijk gebied. Het structuurplan is op 11 april 2006 door de gemeenteraad vastgesteld.

In het structuurplan wordt gesteld dat het bedrijventerrein Eekterveld in ontwikkeling is en aan de zuidzijde nog enige uitbreidingsmogelijkheden heeft in de richting van de Eekterweg en het Apeldoorns Kanaal. Het Apeldoorns Kanaal wordt hierbij als grens gezien. Een verdere uitbreiding aan de oostkant van dit kanaal in de richting van de A-50 is vooralsnog minder gewenst. Een beperkte ontwikkeling is alleen denkbaar in het kader van de aan die zijde van het kanaal reeds gevestigde bedrijvigheid. Het betreft hier dan een mogelijke uitbreiding van met het agrarisch gebied verwante bedrijven. Een structurele uitbreiding van het bedrijventerrein is echter op lange termijn denkbaar. Hierbij kan naar een ruimtelijk-functionele relatie worden gezocht met het concentratiegebied van intensieve veehouderijen direct ten oosten van de Rijksweg A-50. Het bestemmingsplan bedrijventerrein Eekterveld is als groen bedrijvenpark grotendeels uitgevoerd.

De uitbreiding van het bedrijventerrein met een interne ontsluitingsweg ten behoeve van een bestaand bedrijf is qua oppervlakte zeer beperkt en is daarom niet strijdig met de hierboven vermelde beleidsuitgangspunten.

3.3.2 Visie op bedrijventerreinen 2008-2020, juli 2008

De industrie is een belangrijke werkgever binnen de gemeente Epe. Om voor de toekomst te kunnen waarborgen dat deze werkgelegenheid in stand blijft, is een visie op de bedrijventerreinen noodzakelijk. De visie op bedrijventerreinen heeft als doel om de kwaliteit van de bestaande terreinen op een duurzame wijze te waarborgen en om duidelijkheid te verschaffen op de vraag waar, wanneer en van welk niveau de toekomstige vraag naar bedrijventerrein door middel van revitalisering en/of uitbreiding van de bedrijventerreinen kan worden gerealiseerd.

Voor Eekterveld is onderzocht of door middel van herstructurering ruimtewinst kan worden behaald op de reeds bestaande terreinen. Het blijkt dat er geen mogelijkheden zijn om ruimtewinst te realiseren. Het terrein is modern, strak verkaveld en goed ingedeeld en kent vrijwel geen ongebruikte ruimte. Onderkend wordt dat het belangrijk is om de kwaliteit van het bestaande terrein te waarborgen en te optimaliseren. De visie bevat ook een uitvoeringsparagraaf die maatregelen bevat zoals het verbeteren van de bereikbaarheid van het terrein met het openbaar vervoer en het optimaliseren van beheer en onderhoud van het bedrijventerrein.

De 'Visie op bedrijventerreinen 2008-2020' bevat geen concrete beleidsuitspraken over ondergeschikte uitbreidingen zoals in het voorliggende bestemmingsplan.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een kleine ondergeschikte uitbreiding van het bedrijventerrein Eekterveld. De uitbreiding is uitsluitend bedoeld voor een nieuwe interne ontsluiting van een reeds op het bedrijventerrein gevestigd bedrijf.

De uitbreiding is niet strijdig met de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid voor bedrijventerreinen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders dienen ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied onderzoek in te stellen naar de mogelijke en wenselijke ontwikkelingen. Dit onderzoek dient mede betrekking te hebben op de uitvoerbaarheid van het plan. Het voorliggende plan voorziet in een relatief kleine ruimtelijke ingreep ten behoeve van een bestaand bedrijf. Dit bedrijf is onlangs nog omgevingsvergunning voor een nieuw bedrijfsgebouw verleend. De effecten van deze uitbreiding op de omgeving zijn in dat kader (parkeersituatie) en in het kader van het milieuspoor (hinder voor de omgeving) meegewogen. Dat betekent dat veel onderzoeken achterwege kunnen blijven met uitzondering van een quickscan flora en fauna.

Niettemin wordt het, in verband met een goed begrip voor de planologische regeling, wenselijk geacht om aan een aantal aspecten nader aandacht te schenken.

4.2 Bodem

De gronden voor de uitbreiding van het bedrijventerrein ten behoeve van een nieuwe interne ontsluitingsweg zijn altijd in gebruik zijn geweest voor 'bos'. Er zijn geen verontreinigingen te verwachten zodat afgezien kan worden van het verrichten van een bodemonderzoek. Bij de gemeente zijn overigens geen informatiebronnen aanwezig zijn, die anders doen vermoeden.

4.3 Archeologie En Cultuurhistorie

Cultuurhistorie

In de nota 'Cultuurhistorisch Beleidskader 'Epe, historisch centrum van de Veluwe ’ uit 2009 beschrijft hoe de gemeente Epe de komende jaren wil omgaan met het cultuurhistorisch erfgoed. Cultuurhistorie in brede zin, behouden, beschermen, ontwikkelen en beleefbaar maken door beleidsmatige verankering binnen de gemeentelijke organisatie zijn daarbij de belangrijkste uitgangspunten. Het beleidskader gaat in op de wettelijk verplichtingen en de ambities voor de komende jaren. Om de beleiduitgangspunten concreter te maken is een uitvoeringparagraaf opgenomen met voorbeelden van projecten voor de komende vijf jaar. Met het cultuurhistorisch beleidskader bepaalt gemeente Epe de richting voor de komende jaren.

Hieronder is een uitsnede opgenomen van de historisch geografische waardenkaart. De rode stip geeft de globale ligging van de nieuwe ontsluitingweg aan. De groene arcering op deze waardenkaart met de bijbehorende verklaring geeft aan dat het Eekterveld, waar het plangebied deel van uitmaakt, een veld is dat vroeger een groot heidegebied was. Een grindpad liep voorheen van Epe naar Nijbroek, dit pad vormt tegenwoordig de begrenzing van het bedrijventerrein Eekterveld. De gronden van het perceel voor de ontsluitingsweg betreft tegenwoordig een bosperceel bestaande uit dunne eiken en berken. De uitvoering van het bestemmingsplan heeft geen nadelige gevolgen voor de historisch geografische waarden omdat dit veld feitelijk niet meer aanwezig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.VAA015EektvAalbRad-VBP1_0003.png"

afb.uitsnede van de historisch geografische waardenkaart met globale ligging plangebied (rode stip)

Rijksmonumenten worden beschermd door de Monumentenwet 1988. Gemeentelijke monumenten worden aangewezen op basis van de gemeentelijke monumentenverordening. Binnen het plangebied liggen geen rijks- of gemeentelijke monumenten.

Archeologie

Alle (op)nieuw vast te stellen bestemmingsplannen dienen zodanig te worden opgesteld, dat daarin, naast andere belangen, ook het archeologisch belang een volwaardige plaats krijgt. Rekening dient te worden gehouden met aanwezige en te verwachten monumenten. Op 1 september 2007 is de "Wet op de archeologische monumentenzorg" (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt formeel gezien deel uit van de Monumentenwet 1988 (Mw). Het belangrijkste doel van de Wamz is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. Andere doeleinden zijn het bieden van een wettelijke grondslag voor het "verstoorder betaalt-principe" en de beschrijving van de archeologische infrastructuur. De Archeologische Monumentenkaart (AMK) is een gedigitaliseerd bestand van alle bekende behoudenswaardige archeologische terreinen in Nederland.

Op archeologische waardenkaart van de gemeente wordt aangegeven dat de gronden een lage archeologische waarden (aangegeven met een lichtgele kleur) hebben. Een uitsnede van deze kaart is hieronder opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.VAA015EektvAalbRad-VBP1_0004.jpg"

afb.uitsnede van de archeologische waardenkaart met globale ligging plangebied (rode stip)

Er zijn geen bekende waarden in het plangebied, noch verwachtingswaarden. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe planologische bouwtitels gegeven ten opzichte van de huidige planologische situatie, behoudens de aanleg van een ontsluitingsweg. Daarom behoeft er in het kader van het bestemmingsplan geen nader archeologisch onderzoek te worden verricht en is het bestemmingsplan op dit punt haalbaar.

4.4 Natuur En Landschap

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming gebeurt via de Vogel- en Habitatrichtlijn.

Vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden

Vanuit de Europese Unie is beleid geformuleerd ten aanzien van de bescherming en ontwikkeling van natuur en soorten in het kader van de totstandbrenging van een samenhangende Europese Ecologische Hoofdstructuur: Natura 2000. Twee van de regelingen die deze ecologische hoofdstructuur tot stand moeten brengen én veel gevolgen kunnen hebben voor ruimtelijke plannen zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn. De doelstelling van de Vogelrichtlijn is bescherming van en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor zeldzame en bedreigde vogelsoorten. De Habitatrichtlijn heeft tot doel de habitats van zeldzame planten- en diersoorten te beschermen. Alle thans feitelijk ecologisch belangrijke gebieden die behoren tot de nog aanwezige en in de toekomst verder uit te bouwen en te verstevigen Europese ecologische hoofdstructuur moeten onder de bescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen. De Habitatrichtlijn bevat een lijst met beschermde habitats en soorten. Op basis van deze lijsten is onderzocht welke gebieden van belang zijn voor deze soorten. De ecologisch belangrijke gebieden zijn aangewezen als speciale beschermingszones. Aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden worden juridisch beschermd. Dit betekent dat intensiveringen van het huidige gebruik en nieuwe activiteiten moeten worden beoordeeld op mogelijk schadelijke gevolgen, met inbegrip van de zogeheten externe werking. De bescherming van de gebieden is sinds 1 oktober 2005 vastgelegd in de gewijzigde Natuurbeschermingswet.

Flora en fauna

In de Flora- en faunawet, die sinds 1 april 2002 van kracht is, is de bescherming van planten en diersoorten geregeld. De bescherming krijgt gestalte via een aantal verbodsbepalingen, die gelden bij ruimtelijke ingrepen, plannen en projecten. Het is verboden om vaste broed-, rust- en groeigebieden en andere vaste verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren en planten te vernielen of te verstoren. In hoeverre de verbodsbepalingen van toepassing zijn is afhankelijk van het beschermingsregime waartoe de soort behoort. Ook is in de Flora- en faunawet een zogenaamde zorgplichtbepaling opgenomen. Deze houdt in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijke handelingen achterwege te laten. Het onderhavig bestemmingsplan voorziet in een kleinschalige ontwikkeling. Binnen het plan zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen (zie ook hoofdstuk 5). Deze mogelijkheden zijn echter beperkt qua schaal en omvang, waarmee niet te verwachten is dat er een schadelijk effect zal optreden voor de beschermde planten en dieren.

Om het verlies van natuurwaarden van het plangebied in beeld te brengen is een quickscan flora en fauna uitgevoerd in januari 2013 (kenmerk R12.495-JMW-F01). De quickscan is gebaseerd op een bronnenonderzoek en een veldonderzoek. Het veldonderzoek heeft op 11 januari 2013 plaatsgevonden. Een kopie van het onderzoek is als bijlage bij het plan gevoegd.

Het plangebied is gelegen binnen de EHS – natuur met het natuurdoeltype N14.03 – haagbeuken- en essenbos. Dit natuurdoeltype is niet aanwezig binnen het plangebied. De huidige houtopstand bestaat namelijk uit dunne eiken en berken. Er heeft bovendien recentelijk uitdunning plaatsgevonden. Het plangebied voldoet in de huidige situatie niet aan het gewenste beheertype.

Door de ingreep gaat 459 m2 EHS – natuur verloren. Voor dit verlies moet een minimale compensatie van 120% plaatsvinden.

Het plangebied ligt overigens niet in een Natura 2000-gebied of in de nabijheid hiervan.

Conclusie

In de quickscan wordt aangegeven dat aan de Flora- en faunawet wordt voldaan. De conclusie luidt dat er een bosperceel verloren gaat dat niet voldoet aan het gewenste natuurdoeltype en de ecologische waarde van het gebied is beperkt. Het verlies kan teniet worden gedaan door een juiste invulling van compensatie waardoor er juist natuurwinst mogelijk gemaakt kan worden. Deze vereiste boscompensatie met een oppervlakte van 551 m2 zal plaatsvinden op perceel plaatselijk bekend Hertenkampsweg te Epe, kadastraal bekend gemeente Epe en Oene, sectie N, nummer 1448. Hieronder is een afbeelding opgenomen met in rood aangegeven het perceel plaatselijk bekend Hertenkampsweg te Epe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.VAA015EektvAalbRad-VBP1_0005.png"

afbeelding perceel sectie N, nummer 1448Hertenkampsweg te Epe

4.5 Water

Door de klimaatverandering moet rekening worden gehouden met nattere en zachtere winters en drogere zomers met zo nu en dan een hevige regenbui. Dit vergt een ander waterbeheer in de 21e eeuw en meer ruimte voor water. In juli 2003 sloten rijk, provincies, waterschappen en gemeenten het Nationaal Bestuursakkoord Water. In dit bestuursakkoord staat beschreven hoe de partijen omgaan met water en welke maatregelen de overheden gaan uitvoeren. Elk ruimtelijk plan doorloopt daarom de watertoets. De resultaten van dit proces, worden in elk geval in de waterparagraaf van een bestemmingsplan vastgelegd. Het beleid ten aanzien van water is in de beleidsparagraaf opgenomen. Binnen de bestemming “Bedrijventerrein” zijn hiernaast water en voorzieningen voor de waterhuishouding specifiek toegelaten.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt een kleine uitbreiding - met een oppervlakte van 459 m2 - van het bestaande bedrijventerrein mogelijk. Het hemelwater kan omdat de oppervlakte van het plangebied zo gering is worden afgevoerd naar de gronden van het aangrenzende bosperceel en de sloot.

Wanneer de uitvoering van het bestemmingsplan leidt tot civieltechnische ingrepen in het rioleringsstelsel, dan laat dit bestemmingspan dat toe. Daarmee vormt het aspect water geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.6 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit is een belangrijke pijler voor een goede leefomgeving. De vaststelling van een bestemmingsplan wordt in de jurisprudentie aangemerkt als de uitoefening van een bevoegdheid die gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de "Wet milieubeheer" goedgekeurd (Stb. 2007, 414). Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de "Wet luchtkwaliteit". Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden en vervangt het "Besluit luchtkwaliteit 2005". De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe "Wet luchtkwaliteit" geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
    1. 1. er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
    2. 2. een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
    3. 3. een project "niet in betekende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
    4. 4. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

Uit metingen blijkt dat in de gemeente Epe de concentraties luchtvervuilende stoffen onder de Europese grenswaarden liggen (ontleend aan het bestemmingsplan Eekterveld Epe, vastgesteld bij besluit van 25 maart 2010). Deze grenswaarden zijn op wetenschappelijk niveau bepaald en vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

Er zal geen extra verkeer worden aangetrokken en er zullen geen nieuwe activiteiten worden ondernomen die de luchtkwaliteit beïnvloeden. Bovendien is hier uitsluitend sprake van een nieuwe interne ontsluiting van een bestaand bedrijf op het bedrijventerrein Eekterveld die bedoeld is om de bestaande vrachtverkeerafwikkeling te optimaliseren. Samenvattend wordt gesteld dat dit bestemmingsplan qua omvang en ruimtelijke uitstraling beperkt is en dat de uitvoering van het plan niet in betekenende mate tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.7 Geluid

Wegverkeerslawaai

Binnen het bestemmingsplan wordt geen ruimte geboden voor de realisatie van nieuwe geluidhindergevoelige functies (met name wonen). Er is dus geen sprake van nieuwe situaties noch gevoelige bestemmingen conform de Wet Geluidhinder. De afwikkeling van het verkeer vindt plaats via de bestaande infrastructuur van het bedrijventerrein Eekterveld.

Daarom is geen akoestisch onderzoek nodig en vormt het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Industrielawaai

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Eekterveld is de bestaande geluidszone, als bedoeld in artikel 40 van de Wet Geluidhinder (Wgh), opgeheven. Aangezien er geen 'grote lawaaimaker' (Wgh-inrichting) op Eekterveld is gevestigd, deze daar nu niet mag komen en ook dit voorliggende bestemmingsplan vestiging ervan niet mogelijk maakt is een geluidszone niet nodig.

Gesteld kan worden dat er uit een oogpunt van industrielawaai geen belemmeringen zijn voor de aanleg van een nieuwe interne ontsluitingsweg op de gronden ten noorden van het bestaande industrieterrein. De aanleg van de nieuwe interne ontsluitingsweg raakt overigens geen geluidsgevoelige functies omdat deze functies niet aanwezig zijn in de directe omgeving.

4.8 Bedrijven En Milieuzonering

Het plangebied en het bedrijventerrein Eekterveld hebben een betrekkelijk solitaire ligging in het landelijke gebied ten noordoosten van Vaassen. Wel bevindt zich buiten het plangebied een aantal woningen, dat elk hindergevoelig is. Op het plangebied is – in aansluiting van de systematiek van het bedrijventerrein Eekterveld - een inwaartse zonering toegepast om deze milieugevoelige functies te ontzien. Er wordt een bufferzone gecreëerd door bedrijven die geen of weinig hinder veroorzaken, dichter bij bijvoorbeeld gevoelige functies te plaatsen. In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering (2007)".

In de directe omgeving van de geplande uitbreiding van het bedrijventerrein zijn overigens geen hindergevoelige functies aanwezig.

4.9 Externe Veiligheid

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid en de eisen van een goede ruimtelijke ordening (Wro).

Bij het raadplegen van de risicokaart van de provincie Gelderland is gebleken dat er zich in de omgeving van het plangebied geen bedrijven of functies bevinden die een risico vormen in het kader van externe veiligheid. Binnen het plangebied en op de gronden direct aansluitend hierop zijn geen transportleidingen aanwezig en vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het bedrijf Qolortech vormt geen overigens geen veiligheidsrisico voor de omgeving.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een nieuwe interne ontsluitingweg ten behoeve van het bedrijf Qolortech. Dit bedrijf is gevestigd op de percelen Aalbosweg 26 / Radeweg 5. Het bedrijf heeft in het westelijk deel van het bedrijventerrein Eekterveld twee percelen met opstallen in gebruik (rood omlijnd zonder arcering). Inmiddels heeft het bedrijf een derde perceel verworven (rood omlijnd met arcering). Het betreft het achterste deel van het perceel Aalbosweg 32. Voor dit deel van het perceel Aalbosweg 32 is een omgevingsvergunning verleend om een nieuwe bedrijfshal op te richten. Zie onderstaande afbeelding voor de situering van de percelen van het bedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.VAA015EektvAalbRad-VBP1_0006.jpg"

Afbeelding ligging percelen met bedrijfsgebouwen Qolortech

De ligging van de percelen met opstallen ten opzichte van elkaar is niet optimaal voor een efficiënte bedrijfsvoering en ontsluiting. De initiatiefnemer heeft in een eerder stadium pogingen ondernomen om het perceel Radeweg 3 te verwerven om de bedrijfsvoering en ontsluiting te verbeteren. Partijen hebben hierover met elkaar geen overeenstemming kunnen bereiken.

Een andere optie om de aan- en afvoer van producten en grondstoffen toch op efficiënte wijze te kunnen laten verlopen en de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van de nieuwe bedrijfshal te verbeteren is de aankoop van gronden ten noorden van het bedrijventerrein. Deze gronden sluiten aan op de gronden van het perceel Aalbosweg 32 waarop de nieuwe bedrijfshal wordt gebouwd. De initiatiefnemer zet in op de verwerving van deze gronden. Het betreft het perceel kadastraal bekend Vaassen, sectie H, nummer 3412. Op deze gronden zal de nieuwe interne ontsluitingsweg worden aangelegd.

Dit perceel heeft in het bestemmingsplan “Eekterveld” de bestemming “Bos” en bevindt zich in de EHS-natuur. Het gearceerde perceel is het perceel dat verhard zal worden ten behoeve van de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg over eigen terrein van het perceel Radeweg 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.VAA015EektvAalbRad-VBP1_0007.png"

Afbeelding ligging nieuwe ontsluitingsweg

Het omzetten van gronden van de EHS - natuur is mogelijk indien er boscompensatie plaatsvindt. De oppervlakte van de aan te leggen ontsluitingsweg bedraagt 459 m2. De compensatie die plaats moet vinden bedraagt 120% en komt daarmee uit op een oppervlakte van 551 m2. Voor een uitgebreide beschrijving van het verlies van de gronden binnen de EHS - natuur en de compensatie daarvan wordt verwezen naar de resultaten van de quickscan flora en fauna.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk zijn de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemming. Ze geven aan waarvoor de gronden al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels
  2. 2. Bestemmingsregels
  3. 3. Algemene regels
  4. 4. Overgangs- en slotregel

Inleidende regels

Hier zijn enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard (artikel 1), zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten (artikel 2). Ten aanzien van de wijze van meten op de plankaart geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn specifieke regels gegeven voor de op de plankaart aangegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels en zo nodig uit afwijkings- en specifieke gebruiksregels. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.

Elke bestemming wordt afzonderlijk in een bestemmingsbepaling opgenomen. De bestemmingsregeling is in beginsel als volgt opgebouwd:

  1. a. bestemmingsomschrijving;
  2. b. bouwregels;
  3. c. nadere eisen;
  4. d. afwijken van de bouwregels (facultatief);
  5. e. specifieke gebruiksregels (facultatief);
  6. f. afwijken van de gebruiksregels (facultatief);
  7. g. wijzigingsbevoegdheid (facultatief);
  8. h. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden (facultatief).

a. Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s) en gebruiksmogelijkheden.

Formeel wordt in de nieuwe Wro gesproken van de term 'verbeelding'. In deze toelichting en op de kaartbeelden wordt voor de duidelijkheid en begrijpbaarheid echter gesproken van 'plankaart'.

b. Bouwregels

In de bouwregels zijn voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsbepalingen geregeld.

c. Nadere eisen

Het stellen van nadere eisen is alleen mogelijk als het bestemmingsplan zelf al regels stelt (primaire eisen). Als geen primaire eisen zijn opgenomen, mogen ook geen nadere eisen worden gesteld. Daar in nagenoeg alle bouwregels eisen zijn gesteld aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, kunnen daaraan nadere eisen worden gesteld.

d. Afwijken van de bouwregels

In de afwijkingsbepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan burgemeester en wethouders kunnen afwijken. Een afwijkingsbesluit is alleen opgenomen indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid.

e. Specifieke gebruiksregels

In sommige bestemmingsregels wordt uitdrukkelijk aangegeven dat het verboden is de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan. De hier opgenomen gebruiksbepaling is aanvullend op de algemene gebruiksbepaling van het bestemmingsplan.

f. Afwijken van de gebruiksregels

Een afwijking van de gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel afwijking kan worden verleend ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat door de afwijking geen "nieuwe" functies kunnen worden toegestaan. De afwijkingsregeling is opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen kunnen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid, een partiële herziening en/of een Wabobesluit.

g. Wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid geeft de mogelijkheid aan het college van het college van B&W om de bestemming te wijzigen danwel aanduidingen binnen de bestemming te wijzigen. Hieraan worden voorwaarden verbonden.

h. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken/werkzaamheden overeenkomstig artikel 3.3 Wro, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Onder deze inrichtingsactiviteiten valt niet het bouwen. Deze regeling is opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, of de groen- en/of waterstructuur.

6.2 Nadere Toelichting Op De Bestemmingen

Binnen dit bestemmingsplan komt uitsluitend de bestemming 'Bedrijventerrein' voor. Qua systematiek is aangesloten op de regeling van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Eekterveld. Er is geen bouwvlak aangeduid, hetgeen betekent dat alleen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan zijn. Ten behoeve van de ontsluitingsweg is een nadere aanduiding op de kaart opgenomen.

Het onderscheid dat in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Eekterveld gemaakt is in verschillende milieucategorieën loopt ook door over het nieuwe plangebied. Op deze manier is het mogelijk om een milieuzonering neer te leggen op het bestaande bedrijventerrein inclusief de uitbreiding met de daarbij behorende minimale indicatieve afstanden tot hindergevoelige objecten. De betekenis hiervan is echter beperkt omdat er geen gebouwen mogen worden opgericht.

6.3 Bedrijvenlijst

De als bijlage 1 bij de regels opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (Vereniging van Nederlandse gemeenten; 2007) en is dezelfde lijst die opgenomen is bij het bestemmingsplan Eekterveld. Naast de omschrijving van de bedrijfstypen is in deze Bedrijvenlijst (in de kolom “cat”) aangegeven tot welke milieucategorie een bepaald bedrijfstype wordt gerekend. De bij dit bestemmingsplan gevoegde staat van bedrijfsactiviteiten betreft een selectie van de in de SBI onderscheiden bedrijfstypen. Om te komen tot een lijst die is afgesteld op deze specifieke situatie zijn bepaalde bedrijven uitgesloten. Het betreft bedrijfstypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten op een bedrijventerrein niet toelaatbaar worden geacht, zoals horeca. Daarnaast zijn bedrijven uitgesloten vanwege de mogelijke milieuhinder. Doordat bij de milieucategorisering uitgegaan moet worden van gemiddelden, dienen de in de staat van bedrijfsactiviteiten genoemde afstanden niet als vaststaande normen, maar als indicaties te worden gehanteerd. Dit betekent dat de Bedrijvenlijst wel het middel vormt om te toetsen of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de bestemmingsplanregels toelaatbaar is, maar dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf sterk kan worden beïnvloed door de ruimtelijke opzet van het bedrijf, in combinatie met de concrete bedrijfsvoering. Daardoor is het mogelijk dat de werkelijk optredende hinder van een bedrijf veel geringer blijkt dan op grond van de milieucategorisering zou mogen worden verwacht. Dit betekent onder andere dat de afstand van een bepaald bedrijf tot een in de omgeving staande woning geringer kan zijn dan de in de Bedrijvenlijst aangegeven 'grootste afstand in meters', indien ten gevolge van de bedrijfsvoering de werkelijk optredende hinder minder ver reikt dan de vermelde 'grootste afstand'. Dit dient afgestemd te worden in de te verlenen omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

In het voorliggende geval gaat het om een particulier initiatief, waarbij sprake is van realisering van een nieuwe ontsluitingsweg op eigen terrein. De kosten van de met dit project gemoeide werkzaamheden, alsmede de kosten voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan worden door de initiatiefnemer gedragen. De gemeente en de initiatiefnemer hebben hierover een anterieure overeenkomst gesloten. Het kostenverhaal voor de gemeente is hierdoor voldoende verzekerd.

De financieel-economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee geborgd.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg

8.1 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1.van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan om commentaar toegezonden aan de provincie Gelderland en het Waterschap Vallei en Veluwe. Er zijn geen overlegreacties ontvangen.

8.2 Inspraak

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan is, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden. Het voorontwerpbestemmingsplan Eekterveld Radeweg/Aalbosweg heeft met ingang van 2 april 2013 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid geweest om zijn zienswijze kenbaar te maken over dit plan.

Tijdens de terinzagetermijn zijn geen zienswijzen kenbaar gemaakt.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 1 Quickscan flora en fauna