KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijventerrein
Artikel 7 Bos
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Recreatie
Artikel 11 Tuin
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Verkeer - Railverkeer
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Leiding - Gas
Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 17 Waarde - Archeologie L
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 23 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Doel
1.3 Plangebied
1.4 Vigerende Regelingen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Water
4.2 Bodem
4.3 Natuur
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Milieuhygiënische Aspecten Bedrijven
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Kabels En Leidingen
4.9 Historische Kwaliteit
4.10 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Ruimtelijke Structuur
5.2 Functionele Structuur
5.3 Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 6 Retrospectieve Toets
Hoofdstuk 7 Juridische Regeling
7.1 Algemeen
7.2 Artikelsgewijze Toelichting
Hoofdstuk 8 Uitvoeringsaspecten
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Overleg En Inspraak
9.1 Overleg
9.2 Inspraak
9.3 Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 3 Lijst Van Niet Publieksgerichte Bedrijfsmatige Bedrijven Aan Huis
Bijlage 4 Parkeernormen
Bijlage 1 Beleidsnotitie Noodwoningen 2013
Bijlage 2 Rapport Kema Hoogspanningslijnen
Bijlage 3 Natuurtoets Herziening Bestemmingsplan Veldzicht Ermelo
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek - Bijlage
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Fokko Kortlanglaan 164
Bijlage 7 Bodemonderzoek Fokko Kortlanglaan 190
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 9 Externe Veiligheid Gasleiding
Bijlage 10 Externe Veiligheid Vervoer Gevaarlijke Stoffen
Bijlage 11 Nota Van Inspraak, Vooroverleg En Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 12 Zienswijzennota

Bedrijventerrein Veldzicht 2012

Bestemmingsplan - Gemeente Ermelo

Vastgesteld op 04-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Veldzicht 2012" van de gemeente Ermelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 achtererf:

erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.10 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.11 bedrijfsperceel

een aaneengesloten geheel van gronden, die horen bij eenzelfde bedrijf;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie de huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.

1.13 beschermd wonen:

woon- en verblijfsvormen met 24-uurs nabije zorg en bescherming (inclusief toezicht);

1.14 bestaand:

  1. a. ten aanzien van bouwwerken:
    een bouwwerk, dat:
    1. 1. ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of in uitvoering is;
    2. 2. na het in lid 1 genoemde tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  2. b. ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en op de grond staand bouwwerk met een dak.

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en/of het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 coffeeshop:

een alcoholvrije horeca-inrichting waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt;

1.26 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.27 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.30 dienstverlening:

het verlenen van diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van een seksinrichting;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 grootschalige detailhandel:

een detailhandelsonderneming of instelling met een ondergrens van 1.500 m² winkelvloeroppervlak.

1.33 growshop:

een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 handel in softdrugs:

het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toegestaan dat de bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;

1.35 hoofdgebouw:

een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;

1.36 huishouden:

een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.37 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.38 kamerverhuur:

de verhuur van een woning of woongebouw via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/ of wasgelegenheid en/of toilet;

1.39 kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.40 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.41 luifel:

een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund;

1.42 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, paramedische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, waaronder begrepen een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, alsmede verzorgd en beschermd wonen, voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.43 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.44 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.45 peil:

  1. a. bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen: het straatpeil ter plaatse van de perceelsgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelsgrens met een maximum van 30 centimeter;
  2. b. bij bestaande gebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;

1.46 perifere detailhandel:

detailhandel in volumineuze goederen, zoals tuincentra, bouwmarkten, meubelwinkels en detailhandel die uit veiligheidsoverwegingen niet in winkelcentra kan worden gevestigd;

1.47 plastische kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten;

1.48 prostitutiebedrijf:

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.49 recreatiebedrijf:

een bedrijf waarbinnen een als zodanig bestemd terrein voor recreatieve doeleinden bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd.

1.50 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten;

1.51 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.52 smartshop:

een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling en verkoop), verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.53 tuincentrum:

een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of op het verkopen en het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen;

1.54 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college aan te wijzen gevel;

1.55 webwinkel:

een vorm van detailhandel zonder publieksfunctie, waarbij het showen van de producten en de transactie volledig online geschiedt. Het ter plaatse afhalen van gekochte goederen als ondergeschikte activiteit ten opzichte van normale distributie per post of pakketdienst past wel binnen de definitie van de in de regels toegestane webwinkels.

1.56 woning/wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.57 zakelijke dienstverlening:

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.58 zorgwoning

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetwijzen

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefening van grondgebonden akkerbouw- en weidebouwbedrijven;
  2. b. behoudend wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van wonen - wonen toegestaan', met dien verstande, dat ter plaatse van die aanduiding maximaal één woning is toegestaan;
  3. c. een grondgebonden kwekerij van gewassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kwekerij';
  4. d. stacaravans en mobiele kampeermiddelen en de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de op het recreatiebedrijf verblijf houdende personen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  5. e. vrijstaande recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning 2' is een recreatiewoning met permanente bewoning toegestaan;
  7. g. paardenstal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal', voor de stalling van maximaal 5 paarden;
  8. h. hobbymatig houden van paarden, waarbij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak' een paardenbak is toegestaan;
  9. i. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende

  1. k. openbare verkeersruimte;
  2. l. parkeervoorzieningen;
  3. m. toegangswegen;
  4. n. nutsvoorzieningen;
  5. o. landschappelijke beplanting.

3.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 3.1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Kavels voor mobiele kampeermiddelen, speel- en sportvelden en -voorzieningen, verhardingen en/of halfverhardingen in de vorm van wegen, paden en terrassen mogen uitsluitend worden aangelegd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken;
  2. b. Het aantal parkeerplaatsen per recreatiebedrijf mag niet minder dan 1,3 voor elke recreatiewoning en stacaravan en 1 voor elke kavel voor een mobiel kampeermiddel bedragen.
  3. c. De gezamenlijke oppervlakte aan verharding en/of halfverharding mag niet meer bedragen dan 2.000 m2 per hectare.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en transport', uitsluitend stalling en transport van auto's;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier', uitsluitend een hoveniersbedrijf;
  3. c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend opslag die inpandig dient plaats te vinden;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 4.1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:

  1. a. (grootschalige)detailhandelsbedrijven, behoudens ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
  2. b. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  3. c. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  4. d. vuurwerkbedrijven, met uitzondering van detailhandel in consumentenvuurwerk;
  5. e. grow-, smart- en coffeeshops;
  6. f. horecabedrijven en daarmee gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van ondergeschikte horeca-activiteiten ten dienste van de bestemming;
  7. g. kantoren, uitgezonderd kantoren als ondergeschikt onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf;
  8. h. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  9. i. m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten;
  10. j. seksinrichtingen;
  11. k. verkoop van motorbrandstoffen;
  12. l. wonen en kamerverhuur.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a:

  1. a. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in 4.1 genoemd;
  2. b. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in 4.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met dien verstande dat:

  1. 1. onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de bepalingen van dit plan ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten;
  2. 2. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  3. 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. 4. risicovolle inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. terreinen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. handels- en groothandelsbedrijven, ambachtelijke en nijverheidsbedrijven, dienstverlenende bedrijven en perifere detailhandel met dien verstande, dat het gaat om bedrijfsactiviteiten vanaf categorie 1 tot en met de met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie' aangegeven milieucategorie en voor zover deel uitmakend van de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
  2. b. webwinkels;
  3. c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen - zonder LPG', tevens de verkoop van motorbrandstoffen zonder LPG;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - papiervernietiging': tevens een papiervernietigingsbedrijf;
  6. f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens zakelijke dienstverlening;
  7. g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kampeerwinkel', tevens een kampeerwinkel;
  8. h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum', tevens een fitnesscentrum;
  9. i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recyclen', tevens recyclen van afgewerkte olie en vet en productie en opslag van biodiesel;
  10. j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoren 1': tevens kantoren, uitsluitend vanaf de derde bouwlaag;
  11. k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoren 2: tevens kantoren;
  12. l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel in consumentenvuurwerk.

met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 6.1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 ten behoeve van:

  1. a. het bouwen tot een hoogte van 15 m, voor zover het betreft ten hoogste 30% van de oppervlakte van de bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gebouwen;
  2. b. het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijde tot een hoogte van 15 m;
  3. c. het bouwen van schoorstenen tot een hoogte van 30 m;

mits die hogere bebouwing, naar maatvoering en situering, niet leidt tot een onevenredige inbreuk op de ruimtelijke en landschappelijke structuur van het plangebied en de omgeving daarvan.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:

  1. a. detailhandelsbedrijven, behoudens ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
  2. b. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  3. c. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  4. d. vuurwerkbedrijven, inclusief detailhandel in consumentenvuurwerk, tenzij nadrukkelijk anders bepaald in de regels;
  5. e. grow-, smart- en coffeeshops;
  6. f. horecabedrijven en daarmee gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van ondergeschikte horeca-activiteiten ten dienste van de bestemming;
  7. g. kantoren, uitgezonderd kantoren als ondergeschikt onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf en daar waar nadrukkelijk kantoren in de regels zijn toegestaan;
  8. h. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  9. i. m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten;
  10. j. seksinrichtingen;
  11. k. verkoop van motorbrandstoffen, tenzij elders in de regels nadrukkelijk toegestaan;
  12. l. wonen en kamerverhuur.
  13. m. gebruik in strijd met de voorwaarden voor gronden met de aanduiding 'representatief karakter, die zijn opgenomen in paragraaf 5.1.3 van de toelichting

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 onder a om bedrijven toe te laten in één categorie hoger, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in 6.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

met dien verstande dat:

  1. a. onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de bepalingen van dit plan ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten;
  2. b. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. risicovolle inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
  5. e. m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten niet zijn toegestaan.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuurbehoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. b. bosbouw;
  3. c. extensieve dagrecreatie, waaronder medegebruik door de scouting;
  4. d. bebossing en andere groenvoorzieningen;
  5. e. opslag ten behoeve van de scouting, ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.

met de daarbijbehorende:

  1. f. onverharde fiets- en voetpaden;
  2. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 7.1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of doen of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor:

  1. a. het storten van puin, vuil en tuinafval;
  2. b. de stalling en opslag van al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen;
  3. c. het plaatsen van kampeermiddelen;
  4. d. het racen en crossen met motoren of bromfietsen;
  5. e. de uitoefening van handel en dienstverlening;
  6. f. sportterreinen.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal': tevens geluidwerende voorzieningen al dan niet met topscherm, een zichtwal en of een zichtscherm';
  3. c. tevens een brandgang, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - brandgang';
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende

  1. e. paden en andere verhardingen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor in- en uitritten ter ontsluiting van aangrenzende percelen;
  2. b. opslag.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 8.3 ten behoeve van in- en uitritten ter ontsluiting van aangrenzende percelen, mits

  1. a. het groen als bedoeld in artikel 8.1 lid a en b in overwegende mate gehandhaafd en als zodanig herkenbaar blijft;
  2. b. de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning': maximaal 1 zorgwoning;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dagopvang': dagbesteding;

met de daarbijbehorende:

  1. d. paardenstal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal', voor de stalling van maximaal 5 paarden;
  2. e. ondergeschikte detailhandel in streekproducten;
  3. f. groenvoorzieningen en landschappelijk beplanting;;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. paardenbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak;
  6. i. speelvoorzieningen;
  7. j. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 9.1 omschreven bestemmingen, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie en daarbijbehorende voorzieningen;
  2. b. scouting;

met de daarbijbehorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 10.1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding als tuin, behorende bij de op de aangrenzende bestemming gelegen hoofdgebouwen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. in- en uitritten;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 11.1 omschreven bestemming en bouwwerken die ten dienste staan van de aangrenzende bestemming Wonen en Bedrijventerrein, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en pleinen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. e. geluidwerende voorzieningen;
  2. f. nutsvoorzieningen;
  3. g. speelvoorzieningen;
  4. h. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van de in artikel 12.1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepaling:

Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer en vervoer per rail met daartoe behorende gebouwen ten behoeve van onderhoud, beheer en verkeersregulatie;

met de daarbijbehorende:

  1. b. geluidwerende voorzieningen;
  2. c. nutsvoorzieningen;
  3. d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming worden gebouwd met dien verstande dat:

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woonhuizen;
  2. b. ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tandartspraktijk', tevens een tandartspraktijk;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal' is een paardenstal toegestaan voor de stalling van maximaal 5 paarden;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - mantelzorg': mantelzorg en bijbehorende bebouwing;
  6. f. behoudend wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen toegestaan', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximaal één woning is toegestaan;
  7. g. tuinen en erven;

met de daarbijbehorende:

  1. h. gebouwen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. j. wegen en paden
  4. k. parkeervoorzieningen;
  5. l. tuinen en erven;
  6. m. in- en uitritten;
  7. n. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

14.2 Bouwregels

Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van bestemming.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, nokrichting, dakvorm, gevelindeling, gevelbreedte en parcelering van hoofdgebouwen, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Leiding - Gas

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor een leiding ten behoeve van het transport van gas, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

16.2 Bouwregels

  1. a. op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd;
  2. b. overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid van de noodzakelijke gebouwen ten behoeve van de bestemming.
  3. c. in geval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn;

16.3 Afwijken van de bouwregels

Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding -Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
    2. 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    4. 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    5. 5. het permanent opslaan van goederen;
    6. 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  2. b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    1. 1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. 2. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    3. 3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten;
    4. 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.
  4. d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 16.4 onder a., wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 17 Waarde - Archeologie L

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie L' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie H' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:

  1. a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 2.500 m2, en
  2. b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd;

17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Afwijkende maten

  1. a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
  2. b. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:

  1. a. geringe afwijkingen van de in het plan voorgeschreven maten ten aanzien van afstand tussen woningen, van afstand tot zijdelingse perceelsgrenzen, van bebouwde oppervlakten, alsmede van goothoogte van gebouwen met ten hoogste 10%;
  2. b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het (weg-, spoorweg-, of water-) verkeer en de waterhuishouding of ten dienste van het openbaar nut - met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen -, mits deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 15 m2 en geen grotere goothoogte dan 3m hebben;
  3. c. het oprichten van liftschachten en trappenhuizen als onderdeel van het hoofdgebouw tot maximaal 3 m boven de toegelaten goothoogte voor het hoofdgebouw;
  4. d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het telecommunicatieverkeer -waaronder begrepen antennes en zendmasten-, al dan niet van openbare aard, mits de bouwhoogte maximaal 40 m bedraagt;
  5. e. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
  6. f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt;
  7. g. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de bouwhoogte maximaal 10 m bedraagt.


In de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 21 Algemene Gebruiksregels

21.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen.

21.2 Parkeernormen

Bij nieuw- of verbouw of wijziging van het gebruik dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in bijlage 4 'Parkeernormen', die bij deze regels is gevoegd.

Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels

22.1 Algemeen

In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor geringe afwijkingen van de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer van 10% bedragen.

22.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van de realisering van een werklandschap, waar bedrijven, bedrijfswoningen, extensieve recreatie en natuur is toegestaan en waarbij de volgende criteria in acht moeten worden genomen:

  1. a. uitsluitend bedrijfsactiviteiten in de categorie A en B, zoals opgenomen in bijlage 2 "de staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging", zijn toegestaan;
  2. b. de nieuwe functie dient in het kader van milieuzonering inpasbaar te zijn;
  3. c. de nieuwe functie dient op een aanvaardbare wijze landschappelijk te kunnen worden ingepast;
  4. d. het bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt niet meer dan 25%;
  5. e. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m;
  6. f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1 m;
  7. g. in de zone van 2 keer 17,5 m aan weerszijde van de 50 kV-lijn is alleen bebouwing toegestaan als de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en de leidingbeheerder vooraf wordt gehoord.
  8. h. de niet bebouwde gronden hebben een openbaar karakter;
  9. i. indien er sprake is van een bedrijfswoning moet de bedrijfswoning inpandig in de bedrijfsbebouwing wordt gerealiseerd;
  10. j. wegen en parkeervoorzieningen zijn ondergeschikt elementen in het landschap;
  11. k. geluidgevoelige functies voldoen aan de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder ten aanzien van wegverkeerslawaai en railverkeerlawaai of een vastgestelde hogere waarde;
  12. l. bodemsanering moet blijkens een bodemonderzoek niet noodzakelijk zijn of moet reeds hebben plaatsgevonden;
  13. m. de inrichting van de gronden draagt bij aan het behoud, herstel /of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarde.
  14. n. in deze zone van 2 keer 25 m aan weerszijde van de 50 kV-lijn (magneetveldzone) mogen geen nieuwe gevoelige bestemmingen, zijnde woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven worden toegestaan;
  15. o. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden mogen niet worden beperkt;
  16. p. de uitvoerbaarheid van het plan dient te zijn aangetoond;
  17. q. uit het wijzigingsplan moet blijken, dat de bestemming op grond van een verantwoording van het groepsrisico verantwoord is;
  18. r. geluidwallen/schermen zijn toegestaan tot een hoogte van 5 meter.

22.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen ten behoeve van de bestemmingen Wonen en Tuin waarbij de volgende criteria in acht moeten worden genomen:

  1. a. op het perceel mag één woning worden gebouwd;
  2. b. de voormalige noodwoning op het perceel, met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen- wonen toegestaan ' dient gesloopt te worden
  3. c. in een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer zal alvorens tot wijziging overgegaan wordt bepaald worden op welk moment de voormalige noodwoning gesloopt dient te zijn;
  4. d. de bestemming Wonen mag niet meer dan 25% van het totale perceel omvatten, het overige deel krijgt de bestemming tuin;
  5. e. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 3 m;
  6. f. de nokhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 8 m;
  7. g. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 400 m3;
  8. h. het bouwvlak en de voorgevel van de woning dienen parallel aan de “Brinkhorst” te worden geplaatst;
  9. i. de afstand van het bouwvlak tot aan de “Brinkhorst” en tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 2 meter bedragen;
  10. j. het bouwvlak van de woning mag zich niet in de zone van 2 keer 25 m aan weerszijde van de 50 kV-lijn (magneetveldzone) bevinden;
  11. k. in de zone van 2 keer 17,5 m aan weerszijde van de 50 kV-lijn is alleen bebouwing toegestaan als de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en de leidingbeheerder vooraf wordt gehoord;
  12. l. bodemsanering moet blijkens een bodemonderzoek niet noodzakelijk zijn of moet reeds hebben plaatsgevonden;
  13. m. de uitvoerbaarheid van het plan dient te zijn aangetoond.

Artikel 23 Algemene Procedureregels

23.1 Nadere eis

  1. a. Op de voorbereiding van het besluit tot het stellen van een nadere eis, zoals bepaald in voorliggend bestemmingsplan, is de volgende procedure van toepassing:
    1. 1. het ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende een periode van twee weken voor een ieder ter inzage;
    2. 2. van de terinzagelegging wordt van te voren kennisgeving gedaan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad;
    3. 3. gedurende de termijn van terinzagelegging kan een belanghebbende zijn of haar zienswijze tegen het voornemen tot het stellen van een nadere eis schriftelijk indienen bij het bevoegd gezag;
    4. 4. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
  2. b. Het bepaalde in lid a, sub 2, kan achterwege blijven, indien door middel van een al dan niet op naam gestelde kennisgeving aan de omwonenden en/of andere belanghebbenden het beoogde doel kan worden bereikt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Veldzicht 2012.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De gemeente is voornemens haar grondgebied te voorzien van een actuele juridisch-planologische regeling. Aanleiding tot het actualiseren en digitaliseren van de bestemmingsplannen is het feit, dat de huidige bestemmingsplannen al geruime tijd gelden en daardoor niet altijd voldoende actueel zijn. Meer dan voorheen dwingt de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening (Wro) gemeenten tot het actueel houden van de bestemmingsplannen en daarbij toepassing te geven aan de nieuwe standaarden (SVBP/IMRO). Het voorgaande vormt de voornaamste reden van het opstellen van onderhavig bestemmingsplan "Bedrijventerrein Veldzicht 2012" (hierna: Veldzicht 2012).

Het bestemmingsplan "Veldzicht 2012" draagt hoofdzakelijk het karakter van een conserverend plan. Conserveren betekent dat de bestaande, feitelijke situatie in het nieuwe bestemmingsplan wordt vastgelegd. Uitzondering hierop vormen illegale situaties die ruimtelijk gezien niet gewenst zijn. In die gevallen is er aansluiting gezocht worden bij de mogelijkheden in het voorheen geldende bestemmingsplan en de gewenste ruimtelijke inpassing. Stedenbouwkundige of ruimtelijke ontwikkelingen worden in beginsel niet mogelijk gemaakt.

De gemeenteraad heeft op 3 maart 2011 de Structuurvisie Groene Zoom vastgesteld en op 17 november 2011 kennisgenomen van het bedrijfsplan Herstructurering bedrijventerrein Veldzicht-Zuid, Ermelo. De in deze plannen genoemde ontwikkelingen (werklandschap) en maatregelen worden voor zover ruimtelijk relevant verwerkt in het bestemmingsplan. Om het werklandschap te kunnen realiseren is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarnaast wordt het initiatief op het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 164a voor een zorgconcept in dit bestemmingsplan opgenomen.

Het resultaat is een duidelijk, werkbaar en toegankelijk plan voor zowel intern gebruikers binnen de gemeente als voor externe gebruikers. Het plan is afgestemd op actuele wet- en regelgeving en beleidskaders. Het plan leidt bovendien tot een eenduidig planologisch regime voor het bedrijventerrein, dat de huidige diversiteit aan planologische regelingen vervangt.

1.2 Doel

De doelstelling is het uiterlijk 1 juli 2013 vaststellen van een actueel, digitaal bestemmingsplan voor het plangebied bedrijventerrein Veldzicht met een overwegend conserverend karakter. Het betreft de actualisering van beleid en het bestaande juridische kader voor de bestaande bebouwing en gebruik, waarbij wordt voldaan aan alle moderne eisen ten aanzien van bestemmingsplannen (Wro, Bro, Wabo en RO Standaarden). Met de vaststelling van het plan voor 1 juli 2013 wordt voldaan aan de actualiseringplicht vanuit de Wro en kunnen leges voor omgevingsvergunningen blijven worden geheven.

1.3 Plangebied

Het bestemmingsplan "Veldzicht 2012" bestaat uit een deel uit de jaren '80 (Zuid) en een recenter ontwikkeld deel (Noord). De begrenzing van het gebied wordt gevormd door de Harderwijkerweg aan de oostzijde, de Kalkoenweg en Prins Hendriklaan aan de zuidzijde, het spoor aan de westzijde en de Fokko Kortlanglaan aan de noordzijde. Een globaal overzicht van het plangebied met de bijbehorende plangrenzen is weergegeven op afbeelding 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0001.png"

Afbeelding 1: Plangebied Veldzicht 2012

1.4 Vigerende Regelingen

Tot het moment waarop het nieuwe bestemmingsplan "Veldzicht 2012" in werking treedt, gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • Veldzicht 1977;
  • Veldzicht noord 1978;
  • Bedrijventerrein Veldzicht Noord 1995;
  • Buitengebied 1983;
  • Veldzicht Noord 3 fase;
  • Bedrijventerrein Veldzicht Noord 2005;
  • Harderwijkerweg 2005;
  • Meeboerserf.

Daarnaast is er een groot aantal wijzigings- en uitwerkingsplannen vastgesteld van grotere en kleinere omvang. Dit betreft overwegend bestemmingsplannen, waarvoor met de wijzigingsbevoegdheid of de uitwerkingsplicht uit het moederplan de plankaart is gewijzigd in een directe bedrijfsbestemming, waarbij de regels uit het moederplan van toepassing zijn gebleven.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie van het plangebied. Hierbij gaat het zowel om de ruimtelijke structuur als de aanwezige functies. Hoofdstuk 3 beschrijft, voor zover relevant, in hoofdlijnen de beleidsdocumenten die door de te onderscheiden overheden ten aanzien van het plangebied zijn gepubliceerd. In hoofdstuk 4 komen de milieutechnische randvoorwaarden en de historische kwaliteiten naar voren. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de uitgangspunten van het plan. Hoofdstuk 6 omvat een retrospectieve toets die inzicht geeft in de overeenstemming en discrepanties tussen de vigerende bestemmingen, het huidige gebruik en dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. De economische uitvoerbaarheid worden besproken in hoofdstuk 8. Als laatste komen in hoofdstuk 9 de inspraakreacties en het wettelijk vooroverleg aan bod.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Ermelo is een oud dorp, de oorsprong gaat ten minste 1150 jaar terug. Lange tijd was Ermelo een klein dorp met enkele boerderijen, een kerk, een molen, een herberg, huizen van de predikant en koster en die van ambachtslieden, zoals de smid, de kleermaker en de bakker. In de 18e eeuw werd Ermelo beschreven als een "matig dorp, waar men enig bouwland vindt". De aanleg van de Zuiderzeestraatweg zorgde er rond 1830 voor dat dit deel van de Veluwe beter werd ontsloten. Vanaf 1882 veranderde er nog meer. Ermelo kreeg een spoorweghalte. Deze lag echter op 1 kilometer afstand van het dorp. De heer Chevallier die op het landgoed Veldwijk woonde, schonk bijna al het benodigde geld voor het station, maar verbond daaraan de voorwaarde, dat de gemeente voor een goede weg daarheen zou zorgen. Dat gebeurde en zo ontstond de Stationsstraat.

Enkele jaren daarna veranderde het landgoed Veldwijk in wat wij nu een psychiatrisch ziekenhuis noemen. Nog weer vijf jaar later werd op het afgelegen landgoed 's Heerenloo een tehuis voor verstandelijke gehandicapten gesticht. Deze instellingen brachten nogal wat bedrijvigheid en werkgelegenheid met zich mee. In de omgeving van het station werden wegen aangelegd en huizen gebouwd. Er ontstond een nieuw dorp dat toepasselijk "Nieuw-Ermelo" werd genoemd. Langzamerhand schoof de bebouwing in oostelijke richting. Ook het oude Ermelo groeide en breidde uit in westelijke richting. Rond 1920 groeiden Oud- en Nieuw-Ermelo aan elkaar. Het postkantoor vormde de verbindende schakel.

Na de Tweede Wereldoorlog breidde Ermelo zich snel uit. De komst van veel defensiepersoneel en de heersende woningnood maakten de aanleg van nieuwe woonwijken noodzakelijk. Eerst werd de voormalige Ermelose Enk bebouwd; later volgden de bebouwing in Ermelo-Oost, Zuid en West en de bebouwing rond de voormalige Schoolweg in Oost. In 1972 deed zich het unieke feit voor dat een gemeente werd gesplitst. De "oude" gemeente werd in twee delen verdeeld: de gemeente Nunspeet en een nieuwe gemeente Ermelo.

Naast de kern Ermelo kent de gemeente de buurtschappen Horst, Telgt, Tonsel, Leuvenum, Staverden, Speuld, de Beek, Houtdorp en Drie.

2.2 Ruimtelijke Structuur

Ruimtelijk

Bedrijventerrein Veldzicht is een gemengd bedrijventerrein waar bedrijven tot milieucategorie 4 gevestigd kunnen zijn. Het terrein ligt (globaal) tussen de kernen Ermelo en Harderwijk. De ruimtelijke kwaliteit van het terrein is divers en wordt gekenmerkt door een gevarieerde bebouwing van woningen aan de randen en bedrijven. Het plangebied bestaat grofweg uit drie delen: de bedrijventerreinen Veldzicht-Zuid en Veldzicht-Noord en de Groene Zoom (noordzijde).

Veldzicht -Zuid

Veldzicht-Zuid is een gefaseerd uitgegeven bedrijventerrein, gelegen ten zuiden van de Lokhorstweg. De totale omvang van het terrein is 35 hectare.

Veldzicht-Noord
Het bedrijventerrein Veldzicht-Noord grenst aan het bedrijventerrein Veldzicht-Zuid en is in verschillende fases ontwikkeld. In totaal omvat het circa 10 hectare, waarvan eind 2008 de tweede fase is afgerond en de 3e fase gedeeltelijk is uitgegeven. In 2010 is gestart met de procedure voor de 4e fase van dit bedrijventerrein. Hiervoor wordt een aparte planologische procedure gevoerd.

Groene Zoom

Het noordelijk deel van het plangebied maakt onderdeel uit van een gebied aangewezen als de Groene Zoom (weergegeven in het gebied F7, dat is gelegen boven de aanduiding bedrijventerrein in afbeelding 2). De Groene Zoom omvat een groter gebied en vormt de stadsrandzone ten zuiden van Drielanden, gelegen ten weerszijden van de Fokko Kortlanglaan en Horloseweg. Het gebied ligt op de overgang tussen oost-west georiënteerde zandruggen met landgoederen op Ermelo's grondgebied en het lager gelegen poldergebied Drielanden op Harderwijks grondgebied. Bepalend voor de ruimtelijke structuur in het gebied is de over de oost-west gerichte zandrug gelegen weg met hoofdzakelijk van oorsprong agrarische lintbebouwing, op enige afstand tot de weg. Deze eindigt aan de westkant in de bebouwing van Horst Noord 'het Kasteel'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0002.jpg"

Afbeelding 2: Indeling groene Zoom (bron: structuurvisie groene zoom)

Infrastructuur

Aan de noord- en oostzijde is het terrein goed bereikbaar via de snelweg A28 waarvan de op- en afritten op minder dan twee kilometer afstand van het terrein liggen. Vanuit het zuiden is de N303 Harderwijkerweg de meest gebruikelijke aanrijroute. Deze verbindingswegen zorgen ervoor, dat vrachtverkeer en andere voertuigen niet door (woon)wijken hoeven te rijden om bij Veldzicht te komen.

De Harderwijkerweg vormt een onderdeel van de interlokale wegverbinding Harderwijk-Ermelo-Putten-Voorthuizen (richting A1) en kent een hoge verkeersintensiteit. Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Harderwijkerweg via de Lokhorstweg, de Fokko Kortlanglaan en de Kalkoenweg. De belangrijkste entree tot het terrein is de rotonde Harderwijkerweg - Lokhorstweg. Planologisch is er reeds voorzien in een nieuwe ontsluiting aan de noordkant van het terrein via de Meeboerserf naar de Groene Zoomweg. Hier is een bestemmingsplan voor vastgesteld.

De wegenstructuur op het bedrijventerrein is redelijk overzichtelijk. Het noordelijke en zuidelijke deel van het bedrijventerrein wordt fysiek gescheiden door de Lokhorstweg, dat als de centrale weg over het terrein kan worden beschouwd. Opvallend is het brede trottoir en de brede groenstrook tussen het trottoir en de Lokhorstweg in verhouding tot een relatief smal weggedeelte. Aan de westkant wordt de Lokhorstweg onduidelijk beëindigd, aangezien de weg hier doodloopt op het spoor. In de uitbreiding Veldzicht-Noord 4e fase wordt deze weg doorgetrokken langs het spoor.

Langs de westkant van het bedrijventerrein loop de spoorlijn Zwolle-Amersfoort. Langs de spoorlijn ligt een deels verhard en deel onverhard pad ter ontsluiting van de belendende percelen. Dit is een doodlopend ontsluitingspad, dat alleen via de Fokko Kortlanglaan te bereiken is.

Groen en water

De openbare ruimte op het bedrijventerrein is in opzet en ruimtebeslag beperkt tot het strikt noodzakelijke en heeft vooral een verkeerstechnische functie. De maatvoering van wegprofielen, kruisingen en inritten is afgestemd op zware transportvoertuigen. Op het gehele terrein is aan één zijde een voetpad aanwezig, met uitzondering van het Binnenveld en de Hoenderweg. De overgang naar de bedrijfskavels wordt doorgaans gevormd door grasbermen en struiken / hagen. De bermen zijn langs hoofdwegen voorzien van boombeplanting. Hoge hekwerken, voorzien van een bescheiden afschermende beplanting, bepalen mede het utilitaire straatbeeld.

2.3 Functionele Structuur

Bedrijven

Op het bedrijventerrein zijn met name ambachtelijke, handels- en dienstverlenende bedrijven aanwezig in de milieucategorie 1 tot en met 3.2, zoals gecategoriseerd in de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG (2009). Daarnaast zijn er perifere detailhandelsvestigingen (categorie auto's, boten, caravans) aanwezig , zoals detailhandel in auto's. De bestaande kampeerwinkel valt deels onder grootschalige detailhandel.

In het zuidelijk deel is geen sprake van ruimtelijke segmentering of thematisch ingedeelde zones. Dat deel van het terrein is daarmee een klassiek voorbeeld van een gefaseerd uitgegeven gemengd bedrijventerrein. Voor het noordelijk deel is wel een ruimtelijke segmentering, naar oppervlakte van het perceel en niet naar bedrijfssoort, nagestreefd, waarbij drie hoofdgroepen zijn onderscheiden:

  • kantoor met bedrijfshal: hierbij heeft de voorkant van het perceel via de bebouwing een kantoorachtige uitstraling met een representatieve entree. De rest van het perceel is in gebruik als productieruimte of opslag. Deze percelen zijn met name bedoeld voor groothandelsbedrijven met grote verkoopafdelingen, bouwbedrijven met een eigen ontwerpafdeling en dergelijke.
  • bedrijfshal zonder open opslag. Deze percelen kennen een kleiner oppervlak aan bij de bedrijfsdoeleinden behorende kantoorruimte en zijn met name in gebruik door productie-, groothandel-, transport- en opslagbedrijven.
  • bedrijfshal met open opslag. Deze percelen zijn in gebruik door met name productiebedrijven en groothandels in volumineuze goederen. Net als bij de vorige hoofdgroep is het bebouwde grondoppervlak voor kantoorruimte beperkt.

Wonen

Op het bedrijventerrein zelf bevinden zich bedrijfswoningen, zowel in het noordelijk als het zuidelijk deel. De bedrijfswoningen in het zuidelijk deel liggen aan de Hoenderweg, de Lokhorstweg en de Tolweg. In het noordelijk deel aan het Jagerserf en de Veldzichtweg. Tot slot is er een bedrijfswoning aan de Fokko Kortlanglaan 192. Aan de Fokko Kortlanglaan liggen ook enkele agrarische bedrijfswoningen.

Langs de randen van bedrijventerrein zijn ('normale') woningen gerealiseerd. Deze staan in het zuidelijke deel aan de Hoenderweg (met name aan de oostkant) en de noordkant van de Kalkoenweg. In het noordelijk deel van Veldzicht staan woningen aan de Harderwijkerweg en de Fokko Kortlanglaan.

Overig

Aan de zuidkant van de Kalkoenweg is het terrein van de scouting gelegen.

Hoofdstuk 3 Beleid

Het beleid vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk, provincie en regio vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid toegelicht.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van nationaal belang. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

Het kabinet richt zich bij de verbetering van het vestigingsklimaat vooral op de regio’s die zorgen voor de meeste economische groei. Dat zijn de haven van Rotterdam en de luchthaven Schiphol (mainports), de toptechnologieregio zuidoost Nederland (brainport) en de greenports (tuinbouwclusters) Westland/Oostland, Venlo, Aalsmeer, Duin- en Bollenstreek en Boskoop.

Het Rijk zet met de structuurvisie het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • "het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • wet verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn".

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0003.jpg"

Afbeelding 3: Structuurvisie Infrastructuur en ruimte

Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid. In afbeelding 3 zijn de Nationale ruimtelijke hoofdstructuur weergegeven. Op deze kaart is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen. Op het gebied van leefbaarheid en veiligheid is de ambitie dat Nederland in 2040 zijn inwoners een veilige en gezonde leefomgeving biedt met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Daarnaast is aangegeven dat de ambitie is dat Nederland in 2040 blijvend beschermd is tegen overstromingen met voldoende zoet water in droge perioden, is Nederland een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit, is de ambitie dat Nederland in 2040 nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden heeft en een natuurnetwerk, dat de flora- en faunasoorten in stand houdt.

Het bestemmingsplan "Veldzicht 2012" ondervindt geen belemmeringen vanuit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.1.2 AMvB Ruimte

De AMvB Ruimte heet ook wel het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en gaat over nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen.

Met de AMvB Ruimte maakt het rijk duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In de AMvB Ruimte zijn de volgende nationale belangen vastgelegd:

  • rijksvaarwegen;
  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • waddenzee en waddengebied;
  • defensie;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Op 1 oktober 2012 zijn aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Het bestemmingsplan "Veldzicht 2012" ondervindt geen belemmeringen vanuit de AMvB Ruimte.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Streekplan Gelderland 2005

Het streekplan Gelderland 2005 in september 2005 in werking getreden. Sindsdien zijn een aantal herzieningen en uitwerkingen opgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. In het streekplan is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. Het streekplan kiest voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De provincie stuurt en daarbij op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht op het terrein van natuur, water, stedelijke functies en infrastructuur. Verder laat de provincie meer over aan (samenwerkende) gemeenten. De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties, zie paragraaf 3.2.2, is een aanpassing van het beleid voor bedrijventerreinen van het in 2005 vastgestelde streekplan Gelderland. Doordat het beleid is aangepast wordt verder niet ingegaan op het streekplan ten aanzien van het bedrijventerreinen deel. Voor de Groene Zoom betekent het streekplan, dat het gebied zich voor het Ermelose deel in het extensiveringsgebied van reconstructiegebied Gelderse Vallei/Utrecht Oost bevindt (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0004.png"

Afbeelding 4: Kaart uit het reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht Oost

In beleidsmatig opzicht is het gebied "Groene Zoom" in het provinciaal streekplan (2005) aangewezen als GIOS-gebied ("Groen in en om de stad"). Het gebied is nader aangeduid als deels zoekzone "wonen lage dichtheid" (rood gearceerde gebied; kaart 4) en deels zoekzone "landschappelijke versterking" (groengeruit gearceerde gebied; kaart 4). Het GIOS-beleid wordt als volgt verwoord: "Het is van belang dat bij stedelijke ontwikkeling gelijktijdig wordt voorzien in de behoefte aan 'groen in en om de stad'. In stedelijke netwerken en bij regionale centra zijn op de beleidskaart 'ruimtelijke ontwikkeling' daarom in aanvulling op de uitbreiding van het stedelijk gebied -recreatief in te richten - GIOS-zones aangegeven. Publieke en private investeringen kunnen daarbij goed samengaan. De bestaande omgevingskwaliteit van het buitengebied rond de stad speelt bij de keuze van de locaties van regionaal groen en de inrichting daarvan nadrukkelijk een rol.

3.2.2 Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties

De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het beleid voor bedrijventerreinen van het in 2005 vastgestelde streekplan Gelderland. Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de structuurvisie vastgesteld.

Uitgangspunt van het beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Het plangebied is in de structuurvisie aangewezen als: bestaand bebouwd gebied en intergemeentelijke en lokale bedrijventerreinen buiten het bundelingsgebied.

Voor dit gebied is in de structuurvisie het volgende aangegeven:

"Voor lokale bedrijventerreinen buiten het bundelingsgebied geldt in principe een maximale kavelgrootte van 0,50 ha. Een ruimere kavelgrootte is voor dit terreintype als uitzondering mogelijk, mits de noodzaak goed wordt beargumenteerd. Voor intergemeentelijke bedrijventerreinen buiten het bundelingsgebied geldt in principe een maximale kavelgrootte van 0,75 ha. Een ruimere kavelgrootte is voor dit terreintype als uitzondering mogelijk, mits de noodzaak goed wordt beargumenteerd."

Het nieuwe beleid wordt in overleg met samenwerkende gemeenten op regionaal niveau uitgewerkt en tot uitvoering gebracht. In het Provinciaal Herstructureringsprogramma Bedrijventerreinen 2009-2013 (PHP) is bedrijventerrein Veldzicht-Zuid opgenomen als één van de terreinen die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de provincie Gelderland voor het realiseren van een herstructureringopgave. Tussen de gemeente Ermelo en de provincie Gelderland vinden reeds lange tijd structurele contacten plaats waarbij door de provincie sterk wordt aangestuurd op een snelle revitalisering van Veldzicht-Zuid. De werk- en stuurgroep herstructurering Veldzicht-Zuid hebben eind september 2011 het Businessplan voor de Bedrijfsomgeving uitgewerkt. Met dit plan wordt beoogd het bedrijventerrein een kwalitatieve impuls te geven, o.a. door het verbeteren van de fysieke bereikbaarheid, het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en het realiseren van duurzaamheidsmaatregelen.

Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels een conserverend plan, wat inhoudt dat nieuwe bebouwingsmogelijkheden niet zijn opgenomen; wel is de regeling afgestemd op het opgestelde businessplan (zie paragraaf 3.3.3). Op het moment dat afgeweken wordt van dit bestemmingsplan, kan de structuurvisie handvatten bieden. Als een bepaalde ontwikkeling passend is, kan een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld.

3.2.3 Ruimtelijke verordening Gelderland

De Ruimtelijke verordening Gelderland is door Provinciale Staten vastgesteld in december 2010 en de geldt sinds maart 2011. De Ruimtelijke verordening Gelderland voorziet in de provinciale belangen die met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, dat regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen. De regels in de verordening hebben betrekking op gebiedsgerichte thema's, zoals verstedelijking, wonen, Ecologische Hoofdstructuur, waardevol open gebied en nationaal landschap. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en -herzieningen. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd.

De Ruimtelijke verordening bevat regels ten aanzien van zes deelonderwerpen:

  1. 1. verstedelijking;
  2. 2. recreatie;
  3. 3. glastuinbouw;
  4. 4. water;
  5. 5. EHS (ecologische hoofdstructuur)
  6. 6. landschap.

Voor het bedrijventerrein Veldzicht is het onderwerp 'verstedelijking' van belang.

Verstedelijking

Het bedrijventerrein Veldzicht is aangewezen als 'bestaand bebouwd gebied'. Er is nieuwe bebouwing toegestaan binnen het bestaand bebouwd gebied.

Voor bedrijventerreinen is bepaald, dat voor wat betreft detailhandel nieuwe mogelijkheden geen afbreuk mogen doen aan de bestaande detailhandelsvestigingen. Grootschalige detailhandelvoorzieningen mogen alleen binnenstedelijk of perifeer toegestaan worden.

Daarnaast is aangegeven dat op een perifere locatie perifere detailhandel in volumineuze goederen kan worden toegestaan, zoals tuincentra, bouwmarkten, meubelwinkels en handel in auto's en boten.

Dit bestemmingsplan maakt detailhandel in volumineuze goederen rechtstreeks mogelijk op het bedrijventerrein. Dit is in overeenstemming met de verordening. Bestaande rechten mogen worden gehandhaafd, hierin voorziet dit bestemmingsplan.

Het specifieke beleid ten aanzien van bedrijventerreinen is opgenomen in de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties en wordt in paragraaf 3.2.2 besproken. De ruimtelijke verordening stelt verder geen voorwaarden aan bedrijventerreinen.

Aan de voorwaarden ten aanzien van detailhandel wordt in dit bestemmingsplan voldaan. Het plan is in overeenstemming met de Ruimtelijke verordening Gelderland.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Groene Zoom

Het plangebied van de Structuurvisie Groene Zoom ligt tussen de Rijksweg A28 en de Harderwijkerweg en wordt globaal begrensd door de Groene Zoomweg, de Horloseweg en een strook van ongeveer 150 meter breed ten zuiden van de Fokko Kortlanglaan en de “Brinkhorst”.

De Structuurvisie Groene Zoom, dat samen met de gemeente Harderwijk is voorbereid, geeft een invulling aan de stedelijke uitloopfunctie van het gebied en geeft een waarborg voor het duurzaam behouden van het groene karakter. De structuurvisie gaat ook in op de wijze waarop die voorgenomen ontwikkeling zal worden gerealiseerd. De centrale doelstelling voor het gebied is: "Het realiseren van een samenhangend en aantrekkelijk vormgegeven stedelijk uitloopgebied tussen Ermelo en Harderwijk, waarbij het groene karakter overheerst en waarin rode elementen op een verantwoorde manier worden ingepast binnen dit groene kader." Deze doelstelling is uitgewerkt in de volgende punten:

  • bestaande groene ruimten worden zoveel mogelijk gevrijwaard van bebouwing zodat de openheid van het gebied bewaard blijft. Deze groene ruimten kunnen een recreatieve functie krijgen. Het bestaande groen wordt zoveel mogelijk gespaard met name daar waar het monumentaal groen betreft;
  • dat zoveel mogelijk ongebruikte agrarische bebouwing wordt gesloopt. Dit wordt financieel mogelijk gemaakt door beperkt rode ontwikkelingen mogelijk te maken (rood-voor-rood regeling);
  • dat in het meest oostelijke deel van de Groene Zoom (deelgebied F, voorliggend plangebied) wonen niet mogelijk is vanwege de milieu-technische beperkingen van het gebied. Het gebied ligt geïsoleerd van het westelijk deel door de spoorlijn Zwolle-Amersfoort. Daarom wordt in dit deel het concept van Groene Werklandschappen toegepast;
  • dat om verbindingen in het langgerekte gebied te leggen, een aantal markante locaties zijn aangewezen die een scharnierpuntfunctie zijn toegedacht. Dit vergroot de herkenbaarheid van het gebied.

Onderstaand een uitsnede van de structuurvisiekaart ter plaatse van voorliggend plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0005.jpg"

Afbeelding 4: Uitsnede structuurvisie Groene Zoom

Voor voorliggend gebied is de volgende programmatische doelstelling geformuleerd:

"Deelgebied F ten oosten van de spoorlijn kan worden bebouwd met kleinschalige werk locaties gecombineerd met andere functies als wonen en recreatie. Dit deelgebied dient een groene uitstraling te krijgen in zowel letterlijke als figuurlijke zin: gebouwen worden gebouwd in een groene setting deels in bestaande of aan te leggen geluidswallen waar mogelijk voorzien van groene daken en gevels. Uitgangspunt is om hier op duurzaamheid gerichte bedrijven te huisvesten. Gebouwen dienen duurzaam en energieneutraal te worden ontworpen waardoor dit werklandschap een link heeft met de Groene Zoom. Op het uiteinde aan de Harderwijkerweg mag een onder architectuur gebouwde voorziening deze identiteit bevestigen dan wel benadrukken."

Deze voorgenomen herontwikkeling tot een werklandschap wordt mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. In een werklandschap wordt de werkfunctie gecombineerd met wonen, recreatie en natuur om een goede nieuwe balans te vinden, waarbij het landschap wordt versterkt. De bedrijvigheid beperkt zich tot de lichte vorm van bedrijfsactiviteiten, zodat de bestaande woningen gehandhaafd kunnen blijven.

3.3.2 Structuurvisie Ermelo 2025

Op 1 maart 2012 is de Structuurvisie Ermelo 2025 vastgesteld. Deze structuurvisie heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente en bevat een integrale visie. Diverse beleidsterreinen (onderwijs, huisvesting, natuurzorg, ruimtelijke ordening, maatschappelijke zorg enzovoort) worden met elkaar in verband gebracht. Het plan dient als basis voor het toekomstige beleid van de gemeente.

Voor bedrijventerreinen (waaronder Veldzicht) is de volgende ambitie beschreven: "Wat betreft het functioneren van werklocaties is in beleid een verschuiving waar te nemen in de richting van het verzakelijken van werklocaties. Landelijk zien we het beeld dat het bedrijfsleven een sterkere rol krijgt in het ontwikkelen en beheer van werklocaties. Betrokkenheid houdt niet op bij de kavelgrens. Ruimte voor bedrijvigheid wordt steeds meer in huur aangeboden en het beheer van bedrijventerreinen gebeurt steeds meer vanuit parkmanagement door bedrijven. Bedrijven en overheid hebben elk een rol en verantwoordelijkheid hierin. De gemeente ondersteunt een verzakelijking van werklocaties als daarmee de kwaliteit van locaties ook op langere termijn gegarandeerd is. Dit kan bijvoorbeeld voor nieuwe ontwikkelingen van Veldzicht, maar ook voor de bestaande delen aan de orde zijn."

De ambitie uit de structuurvisie is deels overgenomen in dit bestemmingsplan, zie hiervoor paragraaf 3.3.1 en 3.3.3. Dit bestemmingsplan is echter grotendeels een conserverend plan, wat inhoudt dat nieuwe bebouwingsmogelijkheden niet zijn opgenomen. Op het moment dat afgeweken wordt van dit bestemmingsplan, zal de structuurvisie handvatten kunnen bieden. Als een bepaalde ontwikkeling passend is, kan een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld.

3.3.3 Businessplan Herstructurering bedrijventerrein Veldzicht-Zuid, Ermelo

De gemeente Ermelo heeft samen met ondernemers een verbeterplan opgesteld om het terrein te verbeteren. In dit plan zijn concrete maatregelen opgesteld die leiden tot een kwalitatieve verbetering van het bedrijventerrein. In samenwerking met de ondernemers en belanghebbenden van het bedrijventerrein Veldzicht-Zuid en de Bedrijvenkring Ermelo worden deze aandachtspunten verder uitgewerkt. De vijf aandachtspunten zijn:

  • water en riolering;
  • verkeersveiligheid en ontsluiting;
  • beeldkwaliteitplan;
  • duurzaamheidsplan;
  • structureel beheer en parkmanagement.

In voorliggend plan wordt ruimte geboden voor de ruimtelijk relevant aspecten, die nu reeds zijn uitgewerkt, te weten verkeersveiligheid en ontsluiting. De verbetering van de verkeersveiligheid op Veldzicht-Zuid heeft een hoge prioriteit. Hiervoor worden verschillende maatregelen verder uitgewerkt. Globaal houden deze maatregelen het volgende in:

  • het aanbrengen van fietssuggestiestroken op de wegen: Hoenderweg, Kalkoenweg, Binnenveld, Lokhorstweg, Tolweg en Jagerserf;
  • het verbreden van de volgende wegen; Binnenveld, Tolweg en Lokhorstweg;
  • het aanpassen van de kruisingen;
  • aanpassen van groenstructuur, opstellen groen- en beheerplan.

Om deze maatregelen te borgen is gebruik gemaakt van een ruime verkeers- en groenbestemming waarin aanpassingen aan de wegen mogelijk zijn gemaakt. Hiermee geeft voorliggend plan invulling aan de ruimtelijk relevante aspecten van het businessplan.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

Voor nader onderzoek naar de bestaande situatie is nagegaan welke ruimtelijke en functionele kwaliteit in het plangebied aanwezig is. Daarnaast is gekeken naar de aspecten die met de fysieke milieuwaarden samenhangen. Verder wordt in dit hoofdstuk de historische kwaliteit beschreven, waarbij archeologie, cultuurhistorie en eventueel aanwezige monumenten aan bod komen.

4.1 Water

Algemeen

Mede ten gevolge van de waterproblemen die in een aantal winters aan het eind van de 20e eeuw in Nederland optraden ten gevolge van hevige regenval, is het besef gegroeid dat water een belangrijke plaats verdient in toekomstige ruimtelijke plannen. Om het hoofd te kunnen bieden aan zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling, nu en in de toekomst, is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten.

Regelgeving

Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw' (WB21)', is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.

Het Watertoetsproces is verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (2003). Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 geldt een wettelijke verplichting voor de Watertoetsproces voor onder meer het bestemmingsplan. Bij landelijke, provinciale en gemeentelijke structuurvisies is het Watertoetsproces geen voorgeschreven onderdeel meer, maar in de praktijk zal daarbij ook de inbreng van de waterbeheerder gevraagd worden.

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water' opgenomen. Met de Waterwet zijn rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

De Watertoets

Onderdeel van het rijksbeleid is de invoering van de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen en inpassingsplannen. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies.

Onderzoek

Het plangebied ligt in stedelijk gebied. De locatie ligt niet binnen een Keurzone. Het plangebied valt niet binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.

Grondwater
Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.

Oppervlaktewater
Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater gecreëerd worden. Nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving zijn niet te verwachten. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. In het kader van de bestaande wateroverlastproblematiek op het zuidelijk deel van het terrein worden maatregelen getroffen om de wateroverlast op te lossen. De maatregelen zijn nog niet in detail bekend. In dit bestemmingsplan wordt daarom mogelijk gemaakt dat in alle gronden waterhuishoudkundige voorzieningen kunnen worden getroffen.

Natuur
Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur.

Procedures
Doordat als gevolg van dit plan geen veranderingen binnen Keurzones plaatsvinden, er geen extra lozingen op (HEN-)oppervlaktewater plaatsvinden, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen etc. betreft, kan worden volstaan met dit standaard wateradvies.

Opgemerkt wordt dat ten aanzien van hemelwater geldt dat de trits vasthouden-bergen-afvoeren wordt aangehouden en dat waar mogelijk kansen om af te koppemen worden benut.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan. Deze waterparagraaf is voorgelegd aan het waterschap in het kader van het vooroverleg. Naar aanleiding van de reactie van het waterschap d.d. 24 oktober 2012 zijn hieronder de maatregelen genoemd die op het terrein zijn / worden genomen in verband met de waterproblematiek.

Maatregelen in verband met waterproblematiek Veldzicht.

Bij de aanleg van geheel Veldzicht Noord 2e en 3e fase is al het dakoppervlak van de gerealiseerde bebouwing afgekoppeld van de riolering. Dit ontvangende hemelwater wordt geïnfiltreerd op eigen terrein. Hemelwater van de terreinen alsmede van de openbare verharding wordt afgevoerd naar de retentievoorziening welke in het noordelijk deel van het plan is aangelegd. Deze voorzieningen heeft een overloop met beperkte afvoer- capaciteit die het water afvoert naar het randmeer via de bestaande watergangen op Harderwijks grondgebied. Deze watergangen zijn recentelijk in afvoercapaciteit verder geoptimaliseerd.

Binnen de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein ( Veldzicht Noord 4e fase) zal ook de te realiseren hemelwaterafvoer van de daken worden geïnfiltreerd op eigen terrein. Het ontvangende hemelwater van de verharding van de terreinen en de openbare verharding zal worden afgevoerd naar de reeds bestaande retentievoorziening. De bergingscapaciteit zal worden vergroot door verder uitdiepen van deze voorziening.

Uit het recentelijk opgestelde BRP (Basisrioleringsplan) is uit de modellen gebleken, dat in de directe omgeving van het gehele bedrijven een bergingstekort bestaat van circa 12.500m³. Bij de modellering is het uitgangspunt van water op straat van één keer per 2 jaar (Bui 8 T= 2) verzwaard naar één keer per 5 jaar (Bui 9 T= 5) Het spreekt voor zich dat dit van invloed is op de bergingscapaciteit. Het te kort aan berging dient te worden gecompenseerd door middel van realisatie van extra berging.

Recentelijk is aan de Hoenderweg een (tijdelijke) open bergingsvoorziening met een gesloten bodem gerealiseerd met een bergingscapaciteit van ca. 5.500 m³. Deze bergingsvoorziening bevindt zich buiten het plangebied. Het tijdelijk te bergen extra water, dat uit de riolering treedt wordt nadat de riolering is leeggestroomd als nog via de riolering afgevoerd naar de RWZI.

Gezien de beperkt beschikbare ruimte voor realisatie van aanvullende berging is voor de ontbrekende m³ gezocht naar locaties aan de westzijde van de spoorlijn Amersfoort - Zwolle. Het voornemen bestaat om binnen een tijdsbestek van 3 jaar (rekening houdend met grondaankopen en te volgen procedures) een open bergingsvoorziening te realiseren, waarbij het streven is om deze voorziening in capaciteit uit te breiden met de aanleg van een open watergang voor de afvoer/berging van het extra water richting het Veluwerandmeer.

Ten behoeve van het gehele stelsel binnen het stedelijk gebied dient er in totaal ruim 20.000 m³ aanvullende berging gerealiseerd te worden. Bovenstrooms ten opzichte van Veldzicht dient er dus nog ruim 8.000m³ berging gerealiseerd te worden. Dit geschiedt door aanleg van extra berging middels bergingsvoorzieningen, vergroten riolen en afkoppelen verhard oppervlak.

4.2 Bodem

Algemeen

De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen.

Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.

Regelgeving

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie, uitvoering van bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Omdat er wel een signaalfunctie van het onderzoek uit kan gaan, wordt een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem in het plangebied uitgevoerd. Daarnaast voorziet het bestemmingsplan in een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van een werklandschap. In dat kader wordt bodemonderzoek uitgevoerd.

Onderzoek

Voor zover het bestemmingsplan conserverend van aard is geldt het volgende. Binnen het bestemmingsplangebied zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit in het plangebied varieert per locatie. De meeste bodemonderzoeken zijn te oud om een juiste uitspraak te doen over de kwaliteit van de bodem. Wanneer ontwikkelingen zich voordoen dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Daarnaast is bodemonderzoek verplicht voor het afgeven van een bouwvergunning (een bodemonderzoek dient opnieuw te worden uitgevoerd indien deze 5 jaar of ouder is).

Ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid naar het werklandschap geldt dat in de wijzigingsregels is aangegeven, dat wijziging van de bestemming alleen is toegestaan als bodemsanering blijkens een bodemonderzoek niet noodzakelijk is of reeds heeft plaatsgevonden. Daarnaast moet het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar zijn.

Voor de bouw van een loods achter perceel Fokko Kortlanglaan 190 is een bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek aan de Fokko Kortlanglaan 190 te Ermelo, kenmerk 1219189, 25 oktober 2012, Grondvitaal BV). Uit dit onderzoek volgt dat de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor de gewenste activiteiten. Het onderzoek is als bijlage bijgevoegd.

Conclusie

Het bestemmingsplan betreft een grotendeels conserverend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden overeenkomstig de huidige bestemming geregeld in het bestemmingsplan. Er is geen sprake van een functiewijziging in het plangebied en er bestaat vanuit bodem geen beperking voor dit bestemmingsplan. Daar waar is voorzien in een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het werklandschap wordt bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van het wijzigingsplan.

4.3 Natuur

Algemeen

Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de stad vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en de parken in en rond de stad. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in de stad wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.

Regelgeving

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de structuurvisie is vastgelegd.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  1. a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  2. b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  3. c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Speciale beschermingszones maken onderdeel uit van een samenhangend Europees ecologisch netwerk: Natura 2000. Dit netwerk is vergelijkbaar met de Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur, echter op Europees niveau.

Ecologische Hoofdstructuur

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.

Flora en fauna

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen, alsmede de soortbeschermingsparagrafen uit de Natuurbeschermingswet. Tevens is een deel van de verplichtingen op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder andere in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalingen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Onderzoek

In en direct grenzend aan het plangebied zijn geen Natura 2000 gebieden of Ecologisch hoofdstructuur gelegen, zie afbeelding 5. In de omgeving is het Natura 2000 gebied Veluwe en Veluwe Randmeer gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0006.jpg"

Afbeelding 5: overzicht EHS en Natura 2000

Bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000 (rood = Natura 2000 en groen EHS)

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlage 1 soorten van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (tezamen tabel 3) en met vogels. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en een lijst met vogels waarbij inventarisatie gewenst is. Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Met passende maatregelen kan de aanvraagprocedure voor een ontheffing voorkomen worden. Voor soorten van 'tabel 2' geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door het ministerie goedgekeurde gedragscode. Als passende maatregelen niet mogelijk zijn dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een belang behorende bij het beschermingsregime waaronder de soort beschermd wordt.

Vanwege de wijzigingsbevoegdheid voor de Groene Zoom in het plangebied is door Groenewold Adviseurs voor Milieu & Natuur medio 2012 een natuuronderzoek uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting.

Uitgangspunten voor de natuurtoets zijn:

  • Integrale herziening bestemmingplan Veldzicht;
  • Conserverend plan voor het bestaande deel van Veldzicht
  • Verbreden van wegen op het bestaande terrein.
  • Veldzicht Noord vierde fase maakt nadrukkelijk geen deel uit van het voorliggende plan.
  • Inrichting agrarisch gebied aan de Fokko Kortlanglaan als een werklandschap, in lijn met de Structuurvisie Groene Zoom, waar deze strook deel van uit maakt. Het zou dan moeten gaan om 25% wonen en werken en 75% groen in deze strook. Hierin is een aantal ontwikkelingen voorzien, onder andere:
    1. 1. het verwijderen van enige bomen en opslag
    2. 2. het slopen van enkele opstallen
    3. 3. het bouwrijp maken van gronden
    4. 4. het aanleggen van wegverharding
    5. 5. het realiseren van groenvoorzieningen
  • herinrichting F. Kortlanglaan 164a
  • woon-/werklandschap Harderwijkerweg 215/F. Kortlanglaan
  • ontwikkeling woonwerkunit, perceel tussen F. Kortlanglaan 164a en 174
  • realisatie schuur F. Kortlanglaan 190

Resultaat

Flora- en faunawet

Voor aanvang van de werkzaamheden is het niet noodzakelijk om een ontheffing ex art. 75 van de Flora- en Faunawet aan te vragen voor de algemene soorten en de strikt beschermde soorten. Het betreft een conserverend plan met alleen aan de noordzijde enige ruimte voor uitbreiding en planwijziging. Deze onderdelen liggen alle in de Groene Zoom waarvoor een gebiedsvisie is vastgesteld. De te realiseren bestemmingen in de Groene Zoom moeten alle landschappelijk worden ingepast. De werkzaamheden vinden zoveel mogelijk plaats in de periode die voor aanwezige beschermde soorten de minste schade op zal leveren. Voor de algemene soorten geldt een vrijstelling.

In het plangebied zijn jaarrond beschermde soorten aanwezig, met name de Huismus en de Steenuil. Ingeval bebouwing wordt gesloopt is onderzoek noodzakelijk naar de aanwezigheid van deze soorten.

Als er nesten van de Huismus verdwijnen door realisatie van de plannen is het aanbieden van vervangende nestruimte als mitigerende maatregel noodzakelijk.

Voor de Steenuil is in 2011 uitvoerig onderzoek gedaan voor het bestemmingsplan 'Veldzicht Noord 4e fase'. Het daarbij behorende 'Uitvoeringsplan maatregelen Steenuil' beschrijft te treffen compenserende en mitigerende maatregelen, welke deels binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan ligt. Om strijdigheid van dat plan met de Flora- en faunawet te voorkomen is het van belang dat uitvoering van bedoelde maatregelen niet door de vaststelling van dit bestemmingsplan wordt belemmerd of onmogelijk gemaakt.

In het plangebied komen vleermuizen voor. Tijdens veldbezoeken zijn Gewone en Ruige dwergvleermuis en de Laatvlieger aangetroffen. Van de Gewone dwergvleermuis zijn in 2011 zwermplaatsen/paarverblijven gevonden. Ingeval van sloop van gebouwen of de kap van grotere bomen dient zorgvuldig te worden onderzocht of er verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Als er verblijfplaatsen aanwezig zijn dient door een ter zake deskundige onderzoek plaats te vinden of mitigerende en/of compenserende maatregelen mogelijk zijn en worden uitgevoerd. Uitstel van de actie tot een gunstig moment kan ook een maatregel zijn.

Voor vleermuizen is de beste tijd voor sloop of kap direct ná de overwinteringsperiode (half maart tot en met april) of net vóór de overwinteringsperiode (september tot half november). In combinatie met het broedseizoen is dan de periode vóór de overwintering het meest geschikt.

Door het uitvoeren van bovenstaande maatregelen wordt de functionaliteit van deze beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen gegarandeerd en vindt geen overtreding plaats van de verbodsbepalingen van art. 11 Flora- en Faunawet.

Tot slot worden er vanwege de voorkomende steenuil mitigerende en compenserende maatregelen genomen. Het betreft beplanting en een boomgaard bij de herinrichting van Fokko Kortlanglaan 164/164a, specifieke inheemse beplanting langs het fietspad Jagerserf-F. Kortlanglaan, specifieke beplanting rond F. Kortlanglaan 162 en 174, inrichting en beplanting van en langs de waterberging (hoek Jagerserf/Middelerf) en de zoombelanting langs de nog aan te leggen Meeboerserf. Deze maatregelen zijn mogelijk op basis van het bestemmingsplan.

Natuurbeschermingswet

Uit het onderzoek blijkt, dat de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied kleiner is dan 600 meter. In paragraaf 5.1. van het onderzoek wordt ingegaan op Natura 2000 (bijlage 3). Conclusie is dat geen van de relevante habitats en soorten van de Veluwe in het plangebied zijn aangetroffen of te verwachten. Gezien de biotoopeisen van de relevante soorten in relatie tot het plangebied en de huidige terreingesteldheid zijn hier ook geen voortplantings-, foerageer-, overwintering- of (vaste) rustplaatsen te verwachten. Het betreft een bestaand bedrijventerrein. Er worden met dit plan geen grote uitbreidingen gerealiseerd. De beoogde ingrepen c.q. bouw van de nieuwe bedrijfspanden heeft geen effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de aangewezen habitattypen, Habitatrichtlijnsoorten en Vogelrichtlijnsoorten. Realisatie brengt de instandhoudingsdoelstellingen van de Veluwe niet in gevaar.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De ingreep vindt plaats buiten de begrenzing van de EHS. Op basis van de ligging van het plangebied ten opzichte van de begrenzing van de EHS mag aangenomen worden dat er geen effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het EHS-gebied Veluwe. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek worden niet nodig geacht.

Voorbehoud en zorgplicht

Om de risico's op verstoring van beschermde soorten op het werkterrein te minimaliseren, wordt aanbevolen om voorafgaand aan de werkzaamheden het terrein te controleren op de aanwezigheid van beschermde soorten.

Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.

Als bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kan bijvoorbeeld vegetatie gedurende het groeiseizoen kort gemaaid worden, of kunnen bomen buiten het broedseizoen worden gekapt, zodat er geen vogels gaan broeden.

Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen).

Bij het aantoonbaar uitvoeren van werkzaamheden volgens de 'Gedragscode Flora- en faunawet voor de bouw en ontwikkelsector' hoeft geen vrijstelling te worden aangevraagd bij de aanwezigheid van vogels of soorten uit Tabel 2 van de Flora- en faunawet.

Conclusie

Gezien het voorgaande en het conserverend karakter van het bestemmingsplan, is het aannemelijk dat de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de EHS geen belemmeringen opleveren voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.4 Geluid

Algemeen

Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.

Regelgeving

De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang.

Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Er dient gekeken te worden naar vier bronnen van geluid, namelijk:

  • wegverkeerslawaai;
  • spoorlawaai;
  • industrielawaai;
  • vliegtuiglawaai.

Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Er liggen in het plangebied zones van geluidgezoneerde wegen en een zone van de spoorweg. Op het terrein zijn geen bedrijven toegestaan die ertoe leiden dat er sprake is van een (volgens de Wet geluidhinder) gezoneerd industrieterrein.

Onderzoek geluid

Voor het wegverkeerslawaai en het spoorweglawaai is de Wet geluidhinder (Wgh) het wettelijke kader. In deze wet is onder ander vastgelegd welke geluidniveaus op de gevel van nieuwe woningen, ten gevolge van weg- en spoorverkeer, maximaal toelaatbaar zijn.

Op grond van artikel 76, lid 1 van de Wet geluidhinder dienen bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan de grenswaarden van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Volgens artikel 76, lid 3 geldt deze verplichting niet voor situaties waarin op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan de weg en de woningen en/ of andere geluidgevoelige gebouwen aanwezig zijn (bestaande situatie). Dit houdt in dat bij zogenaamde conserverende bestemmingsplannen geen toetsing aan de grenswaarde hoeft plaats te vinden.

Bestemmingsplan "Veldzicht 2012" is grotendeels een conserverend bestemmingsplan. Daarvoor is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. De volgende onderdelen vereisten wel akoestisch onderzoek:

  • In het plan wordt op het perceel Fokko Kortlanglaan 164 een nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Ten behoeve van dit perceel is akoestisch onderzoek gedaan.
  • Daarnaast wordt een aantal wegen in het deelgebied Veldzicht Zuid verbreed in het kader van de herinrichting. De akoestische gevolgen daarvan zijn ook onderzocht.
  • Voor de ontwikkeling van het werklandschap, dat via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk wordt gemaakt, is ook akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting vanwege weg- en spoorverkeer uitgevoerd door de Regio Noord-Veluwe.
  • Tot slot krijgt eenaantal woning de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen toegestaan'. Dit zijn bestaande noodwoningen die positief worden bestemd.

De resultaten van het akoestisch onderzoek en de bijbehorende bijlage zijn opgenomen in bijlagen 4 en 5.

Het onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. 1. verbreding wegen binnen Veldzicht;
  2. 2. belemmeringen bouw geluidgevoelige objecten binnen de zone van Veldzicht;
  3. 3. toetsing bestemmingswijzigingen;
  4. 4. hogere waarden spoorweglawaai.

Conclusie

In het onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:

  1. 1. Verbreding wegen binnen Veldzicht (geluid en luchtkwaliteit)
  • Vanwege de aanpassing van de wegen binnen Veldzicht is geen sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder en wordt voldaan aan de Wet luchtkwaliteit. Tegen de aanpassing van de wegen bestaan vanuit de aspecten luchtkwaliteit en geluid geen bezwaren.
  1. 2. Belemmeringen bouw geluidgevoelige objecten binnen de zone van Veldzicht.
  • De richtafstand van het bedrijventerrein Veldzicht (categorie 3.2 bedrijven) tot woningen is bij functiemenging 50 meter. Deze zone ligt over de percelen aan de Fokko Kortlanglaan waar een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Indien van de wijzigingsbevoegdheid gebruik gemaakt wordt voor het realiseren van geluidgevoelige objecten (woningen), dan moet deze zone in acht genomen worden.
  1. 3. Toetsing bestemmingswijzigingen
  • Bij de bouw van eventuele nieuwe geluidgevoelige objecten (in het kader van de wijzigingsbevoegdheid) binnen de weg- en spoorzones moet akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting op de gevels uitgevoerd worden en bij overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde een hogere waarde procedure voor doorlopen worden.
  • De woning 162a ligt binnen de richtafstand van Hoeve. Aangezien de feitelijke situatie niet wijzigt, vormt de functieverandering geen belemmering.
  • Voor de noodwoning 188 wordt een behoudende woonbestemming toegekend aan het perceel. Voor de aanwezige bedrijven treedt geen wijziging van de feitelijke situatie op, zodat het aspect geluid geen belemmering vormt.
  • Om geluidgevoelige objecten in het gebied tussen de F. Kortlanglaan en Bedrijventerrein Veldzicht te kunnen realiseren, is het gewenst om maatregelen te treffen. Gedacht kan worden aan geluidschermen en/of wallen en het slim indelen van de locatie door afschermende bebouwing tussen de geluidgevoelige bebouwing en de geluidbronnen te plaatsen. Geadviseerd wordt om in het bestemmingsplan op te nemen dat geluidwallen/schermen zijn toegestaan tot een hoogte van 5 meter.
  1. 4. Hogere waarden spoorweglawaai
  • Voor de F. Kortlanglaan 162a, F. Kortlanglaan 164a (zorgwoning) en F. Kortlanglaan ong. (dagopvang) moeten hogere waarden vanwege het spoorlawaai vastgesteld worden.
  • De hoogste waarde is 60 dB en is lager dan de maximale hogere waarde van 68 dB. Burgemeester en wethouders kunnen overwegen hogere waarden vast te stellen voor deze geluidgevoelige objecten omdat maatregelen om de geluidbelasting terug te brengen niet doeltreffend zijn en er grote bezwaren van stedenbouwkundige en landschappelijke aard zijn en de gecumuleerde geluidbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare situatie.
  • De hogere waarde voor de nieuw te bouwen zorgwoning kan alleen verleend worden als voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder voor het binnenniveau. Dit moet doormiddel van een akoestisch onderzoek worden aangetoond bij aanvraag om een omgevingsvergunning en zal als voorwaarde opgenomen moeten worden in het hogere waardenbesluit.

4.5 Luchtkwaliteit

Algemeen

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

Regelgeving

De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Titel 5.2 Wet milieubeheer handelt over luchtkwaliteit, daarom staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Met de 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.

De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m².

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.

Onderzoek

Bestemmingsplan "Veldzicht 2012" is grotendeels een conserverend bestemmingsplan. Het plan maakt volgens het akoestisch onderzoek, waarin ook is gekeken naar het aspect luchtkwaliteit, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die leiden tot de uitbreiding van de activiteiten op het bedrijventerrein of grootschalige nieuwbouw van woningen. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet verslechtert ten gevolge van het vaststellen van het bestemmingsplan; de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk. Verwezen wordt naar bijlage 4 en 5.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.

4.6 Milieuhygiënische Aspecten Bedrijven

Algemeen

De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit te bereiken is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering.

Regelgeving

Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden.

In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:

  • Categorie 1 grootste afstanden 0 en 10 meter;
  • Categorie 2 grootste afstand 30 meter;
  • Categorie 3 grootste afstanden 50 en 100 meter;
  • Categorie 4 grootste afstanden 200 en 300 meter;
  • Categorie 5 grootste afstanden 500, 700 en 1000 meter.

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning.

De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

Onderzoek

Voor de in het plangebied aanwezige bedrijfsactiviteiten wordt gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze lijst is gebaseerd op de uitgave van VNG 'bedrijven en milieuzonering' (2009). Aanwezige bedrijfsactiviteiten worden in voorliggend bestemmingsplan ingeschaald volgens deze staat. Het omliggende gebied wordt op twee manieren beschouwd, te weten:

  • rustige woonwijk: voor het woongebied ten zuiden van het bedrijventerrein;
  • gemengd gebied: voor de woningen die langs de randen van het bedrijventerrein aanwezig zijn

Om milieuhinder als gevolg van de bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijk spoor te voorkomen, worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten. Op basis van bovenstaande indeling is een inwaartse zonering toegepast voor de in het bestemmingsplan toegestane bedrijfscategorieën.

Op basis van de richtafstanden is aan de randen van het bedrijventerrein een lagere milieucategorie toegestaan. Naar mate de afstand tot de omliggende woonbebouwing toeneemt zijn hogere categorieën mogelijk, tot maximaal categorie 3.2.

Op het bedrijventerrein liggen meerdere bedrijfswoningen. Deze woningen bezitten een minder gevoelige geluidsstatus dan de woningen buiten het bedrijventerrein. De regelgeving op basis van de Wet milieubeheer biedt voor deze bedrijfswoningen afdoende bescherming.

Conclusie

Door de wijze van bestemmen van de in het plangebied aanwezige en te vestigen bedrijven, zoals hiervoor uiteengezet, is er sprake van een goede afstemming met de woonomgeving.

4.7 Externe Veiligheid

Algemeen

In het kader van de bestemmingsplanprocedure moet het aspect externe veiligheid onderzocht worden. Hierbij dienen de risico's in beeld gebracht te worden die het gevolg zijn van opslag, vervoer of verwerking van gevaarlijke stoffen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld vervoersassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, buisleidingen en risicovolle inrichtingen.

Externe veiligheidsbeleid bestaat uit twee onderdelen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans.

Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven in de vorm van contouren rond een risicobron. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek: de fN-curve. Deze curve geeft aan hoe groot de kans is op een ongeval met een bepaald aantal slachtoffers. De plaatsgebonden risicocontouren en de fN-curve zijn weergegeven in afbeelding 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0007.png"

Afbeelding 7: Plaatsgebonden risicocontouren en fN-curve

Binnen de plaatsgebonden risicocontouren bestaat een bepaald risico te overlijden als gevolg van een calamiteit. Binnen deze contouren gelden harde bouwrestricties. Deze restricties kunnen per risicobron verschillen.

De hoogte van het groepsrisico wordt niet alleen bepaald door de aard van de risicobron, maar ook door het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied daarvan. Bij veel ruimtelijke besluiten moet de hoogte van dit groepsrisico verantwoord worden. Dit noemt men de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

Regelgeving

Besluit externe veiligheid

Sinds 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het Bevi is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening en heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven en wat wordt verstaan onder (beperkt) kwetsbare objecten.

Uit het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet een verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Kader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.

Op de provinciale risicokaart staan de risico's die bij een ongeval mogelijk meerdere slachtoffers maken. Op de kaart is te zien of er gebouwen in een risicocontour staan. Ook zijn locaties aangegeven waarin zich veel mensen bevinden die bij een ramp hulp nodig hebben. Onderstaand is een uitsnede van de risicokaart voor het plangebied afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0008.jpg"

Afbeelding 7: Uitsnede risicokaart

Bedrijven

In het plangebied komen geen bedrijven met een PR/GR contour voor. Deze worden ook niet toegestaan.

Transport

Voor ruimtelijke plannen zijn spoorwegen, vaarwegen en autowegen risicorelevant als er binnen een zone van 200 meter vanaf de transportas een ontwikkeling gepland wordt. In het noordelijk deel van het plangebied worden nieuwe ontwikkelingen geprojecteerd. In het kader van transport over de weg is onderzoek uitgevoerd.

Kabels en leidingen
In het plangebied is in het zuidelijk deel (bij de Lokhorstweg) een gasleiding bekend, waarvan de PR10-6 contour op de leiding ligt. De gasleiding vormt vanuit het PR derhalve geen belemmering. Voor de gasleiding is een beschermingszone opgenomen van 2 keer 5 meter uit het hart van de lijn, waarbinnen geen bebouwing is toegestaan. Dit is geregeld in de dubbelbestemming Leiding - Gas. In het kader van het groepsrisico is een onderzoek uitgevoerd.

Onderzoek

In opdracht van de gemeente is onderzoek uitgevoerd naar het groepsrisico vanwege de aanwezige hogedruk gasleiding en het risico vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en weg. Deze onderzoeken zijn als bijlage 9 en 10 bijgevoegd.

Uit het onderzoek vanwege de gasleiding (zie bijlage 9) volgt, dat het groepsrisico, dat wordt veroorzaakt door de hogedruk aardgasleiding als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen niet significant toeneemt. Het resulterende groepsrisico ligt een factor 36 beneden de oriënterende waarde.

Uit het onderzoek vanwege transport van gevaarlijke stoffen per spoor blijkt dat er geen sprake is van een PR 10-5/jaar of PR 10-6/jaar. Vanuit het plaatsgebonden risico gelden er derhalve geen beperkingen voor het bestemmingsplan.

Voor nieuwbouw langs het spoor op een afstand kleiner dan 30 meter van het spoor geldt, dat een verantwoording moet worden afgelegd. Dit komt er feitelijk op neer dat er aanvullende (bouwkundige) voorzieningen moeten worden getroffen, die ervoor moeten zorgen dat eventuele aanwzige personen zich in veiligheid kunnen brengen in geval van een calamiteit.

Voor ruimtelijke ontwikkelingen langs het spoor geldt dat rekening moet worden gehouden met het groepsrisico en het plasbrandaandachtgebied (PAG). Een nadere analyse hoeft daarbij niet te worden uitgevoerd als de bevolkingsdichtheid niet meer bedraagt dan 54 p/ha, uitgaande van tweezijdige bebouwing op een afstand van 20 meter van het spoor en minimaal 30 meter op basis van het PAG. Ingeval van een hogere bevolkingsdichtheid of een korte afstand tot de transpportas is nader onderzoek nodig.

Uit de onderzoeken volgt dat het transport van gevaarlijke stoffen over de weg geen beperkingen oplevert voor dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan. Wel dient bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid te worden beooreeld of een maatschappelijke verantwoording vanwege het spoor nodig is. In de wijzigingsregels is hier rekening mee gehouden.

4.8 Kabels En Leidingen

Teneinde een goede belangenafweging mogelijk te maken voor de vele functies binnen het plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van binnen het plangebied voorkomende kabels en leidingen. Sommige van deze kabels en leidingen vereisen een bepaalde afstand tot gevoelige functies. Voor het bestemmingsplan is met name de ligging van de hoofdtransportleidingen van belang aangezien deze gekoppeld zijn aan een bepaalde afstand die aangehouden dient te worden waarbinnen geen bebouwing mag plaatsvinden.

Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn twee relevante transportleidingen aan de orde, te weten de in paragraaf 4.7 genoemde gasleiding en twee hoogspanningslijnen. Voor wat betreft de gasleiding wordt verwezen naar paragraaf 4.7.

Op het grondgebied van Ermelo bevinden zich twee hoogspanningslijnen:

  • de 150 kV-lijn Ede-(Harselaar)-Harderwijk
  • de 50 kV-lijn Harderwijk-Nijkerk

Deze hoogspanningslijnen zijn op figuur 8 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0009.png"

Figuur 8: Hoogspanningslijnen (bron: http://geodata.rivm.nl/netkaart.html)

Gezondheid

Nieuwe situaties

In het zuidelijke deel van het plangebied bevindt zich de 150 kV-hoogspanningslijn en in het noordelijk deel de 50 kV-lijn. Er gelden geen wettelijke gezondheidsnormen voor elektromagnetische velden door hoogspanningslijnen. Wel is er een advies van het Mnisterie van I&M (2005 en 2008) om uit voorzorg te vermijden, dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in een gebied rondom bovengrondse hoogspanningslijnen waar het magnetisch veld sterker is dan 0,4 microTesla (de magneetveldzone). Dit geldt voor gevoelige bestemmingen, zijnde woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven. Locaties als sportvelden, speeltuinen en zwembaden zijn geen gevoelige bestemmingen. Uit een onderzoek van KEMA uit 2006 (kenmerk 4056172-TDC 06-55401A)(zie bijlage 2) volgt dat deze zone bij de 50 kV-lijn 25 meter aan weerszijde van de lijn ligt en bij de 150 kV-lijn op 60 meter aan weerszijden van de lijn. In de twee keer 60 meter zone aan de zuidzijde en de 2 keer 25 meter aan de noordkant zijn er geen nieuwe gevoelige bestemmingen direct toegestaan.

Bestaande situaties

Voor bestaande situaties kan het voorkomen dat de afstand tussen een bovengrondse hoogspanningslijn en een gevoelige bestemming (woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen) korter is dan de specifieke zone. In het advies van Ministerie I&M is opgenomen, dat er dan geen noodzaak is voor het nemen van maatregelen. Het Ministerie I&M advies is bewust beperkt tot nieuwe situaties rond bovengrondse hoogspanningslijnen, omdat de gezondheidseffecten onzeker zijn en omdat maatregelen in bestaande situaties maatschappelijk vaak grote gevolgen hebben (bijvoorbeeld verplaatsing van woningen).

In onderhavig plan ligt er binnen de 2 keer 60 meterzone van de 150 kV-lijn 1 gevoelige bestemming, i.c. de woning aan de Kalkoenweg 25. De scouting aan de Kalkoenweg is geen gevoelige bestemming en is tevens een bestaande situatie en vormt geen belemmering voor dit plan.

Ten aanzien van de 2 keer 25 meter zone van de noordelijk 50 kV-lijn geldt dat er 5 woningen (gedeeltelijk) binnen deze contouren gelegen zijn. Het betreft de woningen Fokko Kortlanglaan 188 en 174 en de woningen Harderwijkerweg 203A, 201A en 193. Omdat het om bestaande situaties gaat en het aantal feitelijk bestaande gevoelige objecten niet toeneemt is volgens de brieven van de staatssecretaris van 3 oktober 2005 en de minister van 4 november 2008 de situatie niet bezwaarlijk, zodat de gemeente deze situatie niet als een nieuwe situatie hoeft te beoordelen. De (gedeeltelijke) ligging van de objecten in de magneetveldzone is daarmee geen belemmering voor dit plan.

Zakelijk rechtstrook

Op basis van het privaatrecht is er aan weerszijden van een hoogspanningslijn in het algemeen sprake van een zogenaamde zakelijk rechtstrook, waarbinnen een recht van opstal geldt. Dit recht is meestal gevestigd door de beheerder van de hoogspanningslijn, het distributiebedrijf. Bij een zakelijk rechtstrook wijken de belangen van de eigenaar van het terrein voor het belang van de beheerder van de hoogspanningslijn. Naast het recht van opstal voor de elektriciteitsmast op het desbetreffende perceel geldt doorgaans, dat er een strook grond aan weerszijden van de lijn moet worden vrijgehouden van bebouwing: de zakelijk rechtstrook. Het recht van opstal bestaat onafhankelijk van de verplichtingen die voortvloeien uit de bouwverordening. De breedte van deze vrij te houden zakelijk rechtstrook is afhankelijk van de capaciteit en de uitvoering van de hoogspanningslijn. In het bestemmingsplan is bij de 150 kV-lijn een zakelijk rechtstrook van 2 keer 22,5 meter aangehouden en bij de 50 kV-lijn een zakelijk rechtstrook van 2 keer 17,5 meter.

Beide leidingen zijn op de verbeelding aangegeven en het bijbehorende zakelijk recht is via een dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding beschermd. Vanwege de magneetvelden zijn in de wijzigingsbevoegdheid regels opgenomen waarmee bij de wijziging van het plan rekening moet worden gehouden.

4.9 Historische Kwaliteit

4.9.1 Archeologie

Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering.

Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden. Dit was in de voorgaande periode reeds een gebruikelijke praktijk.

Door RAAP is voor de gehele gemeente een Archeologische verwachtingenkaart opgesteld, zie afbeelding 8. In het plangebied gelden diverse archeologische verwachtingen, te weten categorie 3, 5 en 7. Voor de gebieden met waarde is om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen een bestemming 'Waarde - Archeologie' passend bij de aanwezige waarden opgenomen. Onderstaand zijn per categorie de uitgangspunten van de bestemming 'Waarde Archeologie' opgenomen:

  • A. AWG categorie 3: bekende archeologische vindplaatsen (met rondom een attentiezone van 50 of 100 m). Streven naar behoud in huidige staat; inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m² én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm -Mv.
  • B. AV categorie 5: hoge archeologische verwachting. Streven naar behoud in huidige staat; inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m² én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm -Mv;
  • C. AV categorie 7: lage archeologische verwachting. Geen noodzaak tot streven naar behoud in huidige staat; inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 2.500 m² én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm -Mv;

Voor categorie 3 en 5 wordt in de bestemmingsplannen van Ermelo de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie H' opgenomen en voor categorie 7 is de bestemming 'Waarde - Archeologie L'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0010.jpg"

Afbeelding 8: Uitsnede archeologische verwachtingenkaart

Wanneer een ontwikkeling is voorzien, conform de mogelijkheden in het bestemmingsplan, in het deel van het plangebied met een archeologische verwachtingswaarde dient conform de opgenomen dubbelbestemmingen Waarde - Archeologisch H en L een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Archeologisch onderzoek

In opdracht van de gemeente heeft Synthegra een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (rapport: Bureauonderzoek Industrieterrein Veldzicht te Ermelo, gemeente Ermelo, d.d. 19-10-2012). Dit onderzoek is als bijlage 8 bijgevoegd. Omdat er voor het zuidelijke deel van het terrein geen bouwactiviteiten te verwachten zijn en omdat er geen open terreinen aanwezig zijn heeft het college van burgemeester en wethouders besloten het selectieadvies voor het zuidelijke deel niet over te nemen. Het selectiebesluit voor dit deel wordt omschreven als een bijstelling van de verwachtingswaarde naar laag en er wordt geen vervolgadvies gevraagd bij (bouw)ontwikkelingen. Voor het noordoostelijke deel wordt het selectieadvies van Synthegra wel overgenomen. Voor de gronden met een archeologische verwachting is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie L' opgenomen.

4.9.2 Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waardenkaart van de provincie biedt inzicht in de cultuurhistorische waarden van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0011.jpg"

Afbeelding 9: Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart

Uit de kaart volgt dat zich in het plangebied zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten bevinden. De Harderwijkerweg is aangewezen als cultuurhistorisch waardevol (Hanzeweg). Met voorliggend plan wordt deze waarde niet aangetast, enkel de bestaande situatie wordt vastgelegd (t.a.v. de Harderwijkerweg). Er zijn in het kader van dit plan geen aanpassingen aan de Harderwijkerweg voorzien.

4.10 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Inleiding

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.

Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein met een oppervlakte vanaf 75 ha is er een beoordelingsplicht. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2-'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.

De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling conserverende deel

Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. In dat kader geldt dat het plan grotendeels conserverend van aard is. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling omvat het conserverende deel. De toets gebeurt aan de hand van de volgende aspecten:

Bodem : De regeling, die nu is opgenomen is afgestemd op die van de vigerende plannen. Er zal dan ook geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Geluid : Het bestemmingsplan is grotendeel conserverend. In het plan wordt op het perceel Fokko Kortlanglaan 164 een nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Ten behoeve van dit perceel is akoestisch onderzoek gedaan. Daarnaast wordt een aantal wegen in het deelgebied Veldzicht Zuid verbreed in het kader van de herinrichting. De akoestische gevolgen daarvan zijn ook onderzocht. Voor de ontwikkeling van het werklandschap, dat via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk wordt gemaakt, is ook akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting vanwege weg- en spoorverkeer uitgevoerd door de Regio Noord-Veluwe. Tot slot krijgt een aantal woning de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen toegestaan'. Dit zijn bestaande noodwoningen die positief worden bestemd. Uit het akoestisch onderzoek (zie paragraaf 4.4 en bijlagen 5 en 6) volgt dat er geen belangrijke nadelige gevolgen zijn.

Milieuhinder: Een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Er is sprake van een bestaand bedrijventerrein zonder "grote lawaaimakers" en zonder risicobedrijven. Door een heldere inwaartse zonering wordt de milieusituatie voldoende beschermd.

Luchtkwaliteit : Onderhavig plan betreft een conserverend plan. Deze actualisering heeft geen effect op de optredende achtergrondconcentraties.

Ecologie : In paragraaf 4.3 wordt beschreven dat gezien het conserverend karakter van het bestemmingsplan de voorschriften uit de Flora- en faunawet niet worden overtreden. Hierbij zijn de noodzakelijke mitigerende maatregelen mogelijk binnen de betreffende bestemming. Ook geldt, dat in en direct grenzend aan het plangebied er geen Natura 2000 gebieden of Ecologisch hoofdstructuur zijn gelegen. Gezien het conserverende karakter van het plan worden er ook geen effecten verwacht op de in de omgeving gelegen Natura 2000-gebieden.

Externe veiligheid:

Zoals in paragraaf 4.7 is beschreven ondervindt het plan geen belemmeringen vanuit het aspect externe veiligheid. Ook biedt het plan geen mogelijkheid voor vesting van Bevi-bedrijven, zodat er voor wat dat aspect ook geen effecten zijn op de omgeving. In het kader van de wijzigingsbevoegdheid zijn regels gesteld ten aanzien van externe veiligheid.

De plaats van het plangebied (ligging ten opzichte van gevoelige gebieden)

Het plangebied ligt in een stedelijke omgeving met daaromheen met name wegen, wonen, spoor en bedrijven. Het plangebied ligt niet direct nabij beschermde natuurgebieden. De voorlopige conclusie op grond van bovenstaande is, dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht. Hierbij zijn de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn in acht genomen.

Conclusie

De conclusie is dat de voorgenomen ontwikkeling (een planologische actualisering van een bestaand bedrijventerrein) geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat ruimschoots wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Gezien de afwezigheid van de noodzaak tot nader onderzoek van de verschillende milieuaspecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid die middels dit bestemmingsplan vastgelegd wordt, maakt op een deel van het terrein de realisatie van een werklandschap mogelijk. Hierbij zijn functies als wonen en bedrijven in een groene setting mogelijk. Dat betekent, dat het bestemmingsplan een stedelijk ontwikkelingsproject mogelijk maakt, zoals dat is bedoeld in categorie D.11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Een stedelijk project valt onder een m.e.r-beoordelingsplichtig in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Ook kan de activiteit worden beschouwd als de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein. Met een oppervlakte vanaf 75 ha is er een beoordelingsplicht.

Aangezien de drempelwaarden niet worden overschreden geeft het Besluit milieueffectrapportage ook hier aanleiding om een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

De plaats van de uitbreiding (ligging ten opzichte van gevoelige gebieden)

Het plangebied waarvoor de wijzigingsbevoegdheid geldt ligt in een stedelijke omgeving met daaromheen met name wegen, wonen, spoor en bedrijven. Het plangebied ligt niet direct nabij beschermde natuurgebieden. De voorlopige conclusie op grond van bovenstaande paragrafen is, dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Hierbij zijn de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn in acht genomen. Daarbij geldt dat er in de wijzigingsregels in artikel 22 nadere wijzigingsregels zijn gesteld, die leiden tot een goede milieuhygienische inpassing van het op te stellen wijzigingsplan.

Conclusie

Uit de hierboven opgenomen paragrafen volgt dat er geen significante effecten optreden op het milieu. Een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

Uit de analyse van de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieuvoorwaarden (hoofdstuk 4) is een aantal wensbeelden en/of uitgangspunten afgeleid vanuit de verschillende (sectorale) aspecten. Deze zijn in dit hoofdstuk geformuleerd. Het uitgangspunt voor het voorliggend bestemmingsplan is de feitelijke bestaande situatie te bestemmen. Er worden in beginsel geen stedenbouwkundige of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die voorziet in de realisatie van een werklandschap voor de gronden tussen het bestaande bedrijventerrein Veldzicht en de Fokko Kortlanglaan.

5.1 Ruimtelijke Structuur

Het algemene ruimtelijke uitgangspunt is het behoud van de ruimtelijke karakteristiek van het bedrijventerrein. Deze ruimtelijke karakteristiek bestaat hoofdzakelijk uit het bebouwingspatroon, de groen- en waterstructuur en de verkeersstructuur. Aan de hand van deze aspecten en een aantal specifieke onderwerpen, worden hieronder de ruimtelijke uitgangspunten beschreven.

5.1.1 Bebouwingspatroon

Het bestaande bebouwingspatroon van het plangebied wordt in het nieuwe bestemmingsplan gerespecteerd. De situering en vormgeving van de hoofdgebouwen wordt afgestemd op de geldende bestemmingsplanmogelijkheden. Het ruimtelijke kwaliteitsbeleid is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit. Hierdoor zijn beperkte uitbreidingen (in oppervlakte) van de hoofdgebouwen is in beginsel mogelijk.

5.1.2 Groenstructuur

Het structurele groen in het plangebied is als 'Groen' bestemd dan wel als 'Verkeer'. Binnen deze verkeersbestemming is herinrichting mogelijk. Het groen dat is opgenomen in de verkeersbestemming betreft groen van ondergeschikt belang.

5.1.3 Representatief karakter

Op het bedrijventerrein wordt ten zuiden van weg Middelerf en bij de ontsluiting van het terrein vanaf de Harderwijkerweg (Lokhorstweg) een representatief karakter nagestreefd. Dit karakter heeft betrekking op zowel de bebouwing als de bijbehorende voorzieningen en de openbare ruimte. Het representatieve karakter betreft in ieder geval de volgende punten:

Het representatieve karakter betreft in ieder geval de volgende punten:

  • de gevels van de gebouwen mogen geen gesloten karakter hebben; volledig blinde gevels moeten worden vermeden;
  • de onbebouwde gronden tussen de gebouwen en de weg mogen dienen voor parkeervoorzieningen, maar dan alleen voor personeels- en bezoekersparkeren en niet voor laad- en losvrachtwagens. (Dit komt er concreet op neer, dat vrachtwagens geparkeerd dienen te worden op het achterste gedeelte van het perceel. Indien deze vrachtwagens gesitueerd zouden worden op het voorste gedeelte van het terrein, dan wordt hierdoor enerzijds de bebouwing (deels) aan het oog onttrokken, terwijl anderzijds het beeld opgeroepen wordt van een traditioneel bedrijventerrein).
  • de onbebouwde gronden mogen niet voor buitenopslag worden gebruikt. (Juist buitenopslag is visueel erg storend, daarom wordt hiervoor het achterste gedeelte van het perceel aangewezen).
  • ter plaatse van de gevels van gebouwen aan de wegzijde mogen geen voorzieningen voor de aan- en afvoer van goederen worden gesitueerd, zoals laadperrons, hijswerktuigen, loods- en garagedeuren. Voor de representatieve uitstraling wordt gedacht aan kantoor- en kantinegedeelten van het bedrijf, ingangspartijen en uitstalruimten. (Voorzieningen voor de aan- en afvoer van goederen dragen zelden bij aan de gewenste verschijningsvorm van de bebouwing en roepen eigenlijk de sfeer op van min of meer traditioneel productieterrein, hetgeen hier niet de bedoeling is).

5.2 Functionele Structuur

Bedrijventerrein Veldzicht bestaat uit diverse typen bedrijven, die ieder een eigen functie en uitstraling hebben. De bedrijfsgebouwen bestaan uit een tot twee bouwlagen en zijn afgedekt met een hellend of een plat dak. In het gebied komen diverse woningen voor, voornamelijk gesitueerd aan de randen.

5.2.1 Bedrijven

Het beleid is gericht op het behoud van de bestaande bedrijven in het gebied alsmede op beperkte uitbreidingen. De huidige mogelijkheden van het reeds gevestigde bedrijfsleven is overgenomen en in beperkte mate verruimd middels ontheffingen.

5.2.2 Wonen

Binnen het plangebied bevindt zich een beperkt aantal woningen. Daarnaast is een aantal bedrijven voorzien van een bedrijfswoning. Het mogelijk maken van nieuwe (bedrijfs)woningen is onder andere op basis van het gemeentelijk en het provinciaal beleid niet wenselijk en derhalve niet toegestaan in onderhavig plan. Daarnaast is in het gebied op een aantal locaties sprake van noodwoningen. Dit betreft opstallen die worden bewoond en waarvan de bewoning al is begonnen voordat het geldende bestemmingsplan van kracht is geworden. Deze woningen zijn conform gemeentelijk beleid bestemd voor woningen met de aanduiding 'behoudend wonen'.

5.2.3 Seksinrichtingen

Vestiging van seksinrichtingen wordt binnen het plangebied uitgesloten. Momenteel zijn er geen seksinrichtingen gevestigd en deze zijn ook niet gewenst.

5.2.4 Verkeer en parkeren

Voor wat betreft bestaande verkeersstructuur is deze als zodanig bestemd in voorliggend bestemmingsplan. Binnen deze verkeersbestemming is de in 3.3.3 genoemde herinrichting mogelijk. Parkeren in het plangebied vindt zowel plaats op eigen terrein als op de openbare weg. Bij vestiging van nieuwe bedrijven of uitbreiding van bestaande bebouwing geldt dat er voldoende parkeervoorzieningen moeten zijn op eigen terrein. Hiervoor zijn parkeernormen opgenomen in de regels.

5.2.5 Detailhandel

Binnen het plangebied bevindt zich een beperkt aantal perifere detailhandelsbedrijven. Het mogelijk maken van "reguliere" detailhandel is onder andere op basis van het provinciaal beleid niet wenselijk en derhalve niet toegestaan in onderhavig plan, perifere detailhandel is direct toegestaan. Grootschalige detailhandel is op het terrein niet toegestaan, behalve bij de bestaande kampeerwinkel aan de Harderwijkerweg, waar hier toestemming voor is verleend. Hier staat het bestemmingsplan expliciet een kampeerwinkel toe.

5.2.6 Nieuwe bouwlocaties

Het bestemmingsplan is conserverend van karakter, wat inhoudt dat de bestaande, feitelijke situatie in het plan wordt vastgelegd. Uitzondering hierop vormen illegale situaties die ruimtelijk gezien niet gewenst zijn. Stedenbouwkundige of ruimtelijke initiatieven zijn niet mogelijk gemaakt behoudens in het gebied Groene Zoom. De voorgenomen herontwikkeling tot een werklandschap is mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. In een werklandschap wordt de werkfunctie gecombineerd met wonen, recreatie en natuur om een goede nieuwe balans te vinden, waarbij het landschap wordt versterkt. De bedrijvigheid beperkt zich tot de lichte vorm van bedrijfsactiviteiten, zodat de bestaande woningen gehandhaafd kunnen blijven.

Het zorginitiatief aan Fokko Kortlanglaan 164a is wel direct opgenomen in het bestemmingsplan. De effecten van dit initiatief worden onderzocht en opgenomen in de onderhavige toelichting.

Fokko Kortlanglaan 164a

In de bestaande situatie is het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 164a in gebruik als een paardenhouderij, een gastoudergezin en een bewoning van een bijgebouw voor mantelzorg. Doordat het bedrijventerrein Veldzicht-Noord is gegroeid tot tegen de achterste perceelsgrens is de situatie vanuit de Wet milieubeheer veranderd. De bebouwde kom grens is door deze uitbreiding opgeschoven, waardoor de te hanteren minimale afstand van 50 meter tot een geurgevoelig object niet meer te realiseren is. De nieuwe geurgevoelige objecten, i.c. de bedrijfsgebouwen aan het Middelerf staan binnen de minimale afstand. Dit betekent dat door de groei van het bedrijventerrein het agrarisch bedrijf in zijn rechten wordt geschaad.

Gelet hierop is een herontwikkelingsplan opgesteld. Met dit herontwikkelingsplan wordt ingespeeld op de toekomstige ruimtelijke mogelijkheden binnen het werklandschap in de Groene Zoom. De herontwikkeling gaat uit van een verdere uitbreiding van de zorgverlening aan jongeren door middel van een logeerhuis en dagopvang voor diverse doelgroepen. De (zorg)paarden zijn een hulpmiddel in het zorgconcept om met de cliënten te kunnen werken. In totaal zullen er 10 paarden (5 hobby- en 5 zorgpaarden) op de locatie aanwezig blijven. In de huidige situatie zijn er maximaal 40 paarden aanwezig. Onderstaand is het schetsontwerp van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0012.jpg"

Ten aanzien van een goede ruimtelijke ordening worden momenteel diverse onderzoeken uitgevoerd. Zodra de resultaten van die onderzoeken bekend zijn, worden ze verwerkt in het bestemmingsplan.

5.3 Beeldkwaliteit

Voor het plangebied is tevens een beeldkwaliteitplan opgesteld. Deze zal gelijktijdig met het bestemmingsplan worden vastgesteld door de gemeenteraad. Het beeldkwaliteitplan is opgesteld in het kader van het herstructureringsprogramma Veldzicht-Zuid en heeft tot doel te komen tot een kwaliteitsverbetering van het bedrijventerrein. Dit beeldkwaliteitplan vervangt het welstandsbeleid ter plaatse.

Hoofdstuk 6 Retrospectieve Toets

Dit hoofdstuk omvat een retrospectieve toets die inzicht geeft in de overeenstemming en discrepanties tussen de vigerende bestemmingen, het huidige gebruik en dit bestemmingsplan.

Bedrijven

De belangrijkste bestemmingsplannen voor de gronden waar bedrijven zijn gevestigd zijn bestemmingsplan Veldzicht 1977 (groot deel Veldzicht-Zuid), bestemmingsplan bedrijventerrein Noord 1978 en Bestemmingsplan bedrijventerrein Veldzicht Noord 1995. Daarnaast gelden een groot aantal wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen.

Limitatieve lijst

De vigerende plannen, met uitzondering van het bestemmingsplan Noord 1978, staan in beginsel alleen bedrijven in de categorie 1 tot en met 3 toe, waarbij via een staat van bedrijfsactiviteiten is geregeld welke bedrijven wel en niet zijn toegestaan. Bedrijven die op de lijst niet zijn genoemd zijn niet direct toegestaan. De bedrijvenlijst werd dus beschouw als limitatief. Wel kan worden afgeweken van het bestemmingsplan, waarna bedrijven die niet zijn genoemd alsnog toestemming kunnen krijgen zich op het terrein te vestigen. Het bestemmingsplan Veldzicht Noord 1978 kent aan de bedrijven in het plangebied een bedrijfbestemming met een specifieke aanduiding toe, waardoor de bedrijven positief waren bestemd.

De regeling van deze plannen wordt in principe grotendeels gerespecteerd, maar aangepast aan de huidige inzichten. Ten eerste wordt er nu gebruik gemaakt van een bedrijvenlijst (staat van bedrijfsactiviteiten) uit 2009 (VNG, Bedrijven en Milieuzonering). Ten tweede geldt dat nu via de bestemmingsregels duidelijk wordt welke bedrijven en bedrijfsactiviteiten al dan niet gewenst zijn in plaats van een limitatieve bedrijvenlijst. De bedrijvenlijst geeft immers een indicatie van de inpassing van dat bedrijf in zijn omgeving. Sturing vindt plaats via de bestemmingsregels.

Toegestane bedrijven

De vigerende plannen wijken onderling in beperkte mate af van bedrijven die zijn toegestaan. Over het algemeen laten de vigerende bestemmingsplannen de volgende bedrijven toe: nijverheids-, ambachtelijke, handels- en dienstverlenende bedrijven. Dit wordt nu weer toegestaan. Volumineuze detailhandel is in de meeste plannen alleen via een wijzigingsbevoegdheid toegestaan (zonder duidelijke objectieve criteria) of alleen daar waar een specifieke aanduiding is opgenomen. In het vigerende plan wordt perifere detailhandel direct toegestaan. Hierbij geldt wel dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig moet zijn. Dit is in de regels vastgelegd.

De volgende bedrijven zijn expliciet niet toegestaan: (grootschalige) detailhandel, met uitzondering van detailhandel in ter plaatse geheel of gedeeltelijk gemaakte goederen en aanverwante artikelen en onder voorwaarden, grote lawaaimakers. Dit wordt overgenomen in het onderhavige plan. De kampeerwinkel (deels grootschalige detailhandel) aan de Harderwijkerweg wordt positief bestemd. Daarbij worden aanvullend zelfstandige kantoren, m.e.r.-(beoordelings)plichtige bedrijven, vuurwerkbedrijven, en Bevi-bedrijven uitgesloten. Wanneer de gemeente desondanks in de toekomst dit soort bedrijven op Veldzicht wil toestaan zal een aparte planologische procedure moeten worden gevolgd.

Bebouwingsregels

De bestaande bebouwingspercentages en bouwhoogtes worden in het nieuwe plan gerespecteerd. Dit geldt niet voor een klein gedeelte van het perceel Tolweg 13, waar nu een maximale bouwhoogte van 15 meter is toegestaan, terwijl op de rest van het perceel 10 meter het maximum is. Deze bouwhoogte is niet gebruikt. Hier wordt de maximale bouwhoogte weer in overeenstemming gebracht met de rest van het perceel en aangepast in 10 meter.

Bedrijfswoningen

De vigerende bestemmingsplannen staan bedrijfswoningen toe, met maximaal 1 bedrijfswoning per bedrijf. Via een vrijstelling (nu afwijking) was een tweede bedrijfswoning onder voorwaarden mogelijk. Vanwege provinciaal beleid zijn nieuwe bedrijfswoningen op bedrijventerreinen niet meer toegestaan. De bestaande bedrijfswoningen worden daarom positief bestemd, waarbij de vigerende bouwmogelijkheden zijn gerespecteerd.

Woningen

De bestaande woningen in het plangebied krijgen net als in de vigerende bestemmingsplan de bestemming Wonen. Hierbij geldt dat op het perceel Harderwijkerweg 169 momenteel een orthodontiepraktijk is gevestigd. Deze krijgt een aanduiding waardoor deze praktijk is toegestaan. Het pand behoud tevens de woonbestemming.

Hoenderweg 2a

De noodwoning aan de Hoenderweg 2a (voormalig adres Prins Hendriklaan 26), Deze woning is gelegen achter een rij woningen aan de Hoenderweg en Prins Hendriklaan. Die woningen zijn mogelijk gemaakt met bestemmingsplan wijziging nummer 5 bestemmingsplan Veldzicht, vastgesteld 26 maart 1987. Ten tijde van de procedure voor dit bestemmingsplan is vastgesteld, dat de woning Hoenderweg 2/Prins Hendriklaan 26 bewoond is en onder het overgangsrecht valt. Deze woning is toen wederom onder het overgangsrecht gebracht en is nu gelegen in de bestemming 'Erven.

De noodwoning werd al voor het van kracht worden van het geldende bestemmingsplan bewoond, en wordt nog steeds bewoond. De noodwoning voldoet daardoor aan de definitie van noodwoning zoals gesteld in de concept “Beleidsnotitie noodwoningen 2013” (hierna te noemen: Beleidsnotitie noodwoningen, zie bijlage 1) van de gemeente Ermelo. Zodoende dient de noodwoning aan de hand van deze notitie beoordeeld te worden.

De woning heeft een eigen oprit en een eigen erf en tuin. De woning is gelegen achter de woningen aan de Prins Hendriklaan, Hoenderweg en de nieuw te bouwen woningen op het Trefpunt (Amaliahof). Vooral deze ligging achter woningen wordt stedenbouwkundig zeer ongunstig gevonden. Dit is de reden om de woningen behoudend te bestemmen.

Conclusie: Gelet op de uitgangspunten van de “Beleidsnotitie noodwoningen” vastgesteld door de Raad op de vergadering van 28 oktober 2004 dient deze opstal behoudend te worden bestemd.

Hoenderweg 6

Aan de Hoenderweg 6 bevind zich een noodwoning. De noodwoning wordt bewoond vanaf 1962. Deze woning is gelegen achter een rij woningen aan de Hoenderweg en Prins Hendriklaan. Deze woningen zijn mogelijk gemaakt met bestemmingsplan wijziging nummer 5 bestemmingsplan Veldzicht, vastgesteld 26 maart 1987.

Ten tijde van de procedure voor dat bestemmingsplan is vastgesteld, dat de woning Hoenderweg 6 bewoond is en onder het overgangsrecht valt. Deze woning is toen wederom onder het overgangsrecht gebracht en is gelegen in de bestemming 'Erven'.

De noodwoning werd al voor het van kracht worden van het geldende bestemmingsplan bewoond, en wordt nog steeds bewoond. De noodwoning voldoet daardoor aan de definitie van noodwoning, zoals gesteld in de “Beleidsnotitie noodwoningen” (zie bijlage 1) van de gemeente Ermelo. Zodoende dient de noodwoning aan de hand van deze notitie beoordeeld te worden.

De woning heeft een eigen oprit en een eigen erf en tuin. De woning is gelegen achter de woningen aan de Prins Hendriklaan, Hoenderweg en de nieuw te bouwen woningen op het Trefpunt (Amaliahof). Vooral deze ligging achter woningen wordt stedenbouwkundig zeer ongunstig gevonden. Dit is de reden om de woningen behoudend te bestemmen.

Conclusie: Gelet op de uitgangspunten van de “Beleidsnotitie noodwoningen” vastgesteld door de Raad op de vergadering van 28 oktober 2004 dient deze opstal behoudend te worden bestemd.

Fokko Kortlanglaan 162a

De woning Fokko Kortlanglaan 162a betreft een voormalig agrarische opstal. Deze is bewoond geraakt als noodwoning. De woning is vanaf 1972 onophoudelijk bewoond geweest.

De woning heeft een eigen erf en tuin en heeft een eigen oprit vanaf de Fokko Kortlanglaan. De woning ligt schuin achter/tussen de naastgelegen woningen aan de Fokko Kortlanglaan. De woning heeft geen relatie meer met het naastgelegen voormalig agrarische bedrijf.

Conclusie: Gelet op de uitgangspunten van de “Beleidsnotitie noodwoningen” (zie bijlage 1) vastgesteld door de Raad op de vergadering van 28 oktober 2004 is besloten om een woonbestemming met bouwvlak toe te kennen aan het perceel.

Fokko Kortlanglaan 188

De woning Fokko Kortlanglaan 188 betreft een tweetal voormalige agrarische opfokstallen welke bewoond zijn geraakt als noodwoning. Tussen 1995 en 1999 is dit object beoordeeld op het bestaan van objectgebonden overgangsrecht. Voor dit object is toen overgangsrecht aangetoond.

Volgens het GBA is de woning tot januari 2009 bewoond geweest. Vanaf deze datum heeft er niemand meer ingeschreven gestaan op dit adres. Het object wordt sindsdien gebruikt voor het huisvesten van arbeidsmigranten afkomstig uit midden- en oost Europa.

De woning heeft een eigen toegangsweg, erf en tuin.

De ligging van de woning onder de elektromagnetische zone van de ter plaatse aanwezige hoogspanningsmasten wordt planologisch als ongunstig gezien. Het Ministerie van I&M (toen nog Ministerie I&M) adviseert gemeenten per brief van 3 oktober 2005 om zo weinig mogelijk nieuwe situaties te creëren, waarbij kinderen langdurig in de nabijheid van hoogspanningslijnen verblijven. Een woning is in dat kader een gevoelige bestemming. Als nieuwe situatie wordt onder andere genoemd een situatie waarin aanpassingen worden gemaakt aan bestaande gevoelige bestemmingen in de nabijheid van hoogspanningslijnen en situaties waarin een niet-gevoelige bestemming in de nabijheid van hoogspanningslijnen zo wordt aangepast dat het een gevoelige bestemming wordt. ( bron: Kennisplatform Elektromagnetische velden).

Feitelijk is de noodwoning echter al jaren aanwezig op deze 'belaste plek'. Met het beperkt bestemmen van de woning wordt er geen feitelijke nieuwe (bouw)mogelijkheid gecreëerd.

Conclusie: Gelet op de uitgangspunten van de “Beleidsnotitie noodwoningen” (zie bijlage 1), vastgesteld door de Raad op de vergadering van 28 oktober 2004, is besloten om een behoudende woonbestemming toe te kennen aan het perceel.

Recreatiewoningen met overgangsrecht voor Permanente bewoning.

Fokko Kortlanglaan 188-1

De woning Fokko Kortlanglaan 188-1 is een recreatiewoning met overgangsrecht. Tussen 1995 en 1999 is dit object beoordeeld op het bestaan van objectgebonden overgangsrecht. Voor dit object is toen overgangsrecht voor wonen aangetoond.

De woning is volgens het GBA tot november 2011 bewoond geweest. Vanaf deze datum heeft er niemand meer ingeschreven staan op dit adres. Indien een woning langer dan 1 jaar niet meer in gebruik geweest is vervalt het overgangsrecht van rechtswege.

Dit is hier niet het geval. De recreatiewoning wordt behoudend bestemd als recreatiewoning waarbij permanente bewoning is toegestaan.

Harderwijkerweg 201a

De noodwoning aan de Harderwijkerweg 201A is een recreatiewoning met overgangsrecht. De recreatiewoning is in eigendom en wordt bewoond. De woning is gelegen in de bestemming Agrarisch. De woning is tussen 1995 en 1999 beoordeeld op het bestaan van objectgebonden overgangsrecht. Dit is toen aangetoond.

De ligging van de woning onder de elektromagnetische zone van de ter plaatse aanwezige hoogspanningsmasten wordt planologisch als ongunstig gezien. Het Ministerie van I&M adviseert gemeenten per brief van 3 oktober 2005 om zo weinig mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen langdurig in de nabijheid van hoogspanningslijnen verblijven. Een woning is een gevoelige bestemming. Als nieuwe situatie wordt onder andere genoemd een situatie waarin aanpassingen worden gemaakt aan bestaande gevoelige bestemmingen in de nabijheid van hoogspanningslijnen en situaties waarin een niet-gevoelige bestemming in de nabijheid van hoogspanningslijnen zo wordt aangepast dat het een gevoelige bestemming wordt. (bron: Kennisplatform Elektromagnetische velden).

Feitelijk is de noodwoning al jaren aanwezig op deze 'belaste plek'. Met het beperkt bestemmen van de woning wordt er geen feitelijke nieuwe (bouw)mogelijkheid gecreëerd.

Conclusie: Gelet op de uitgangspunten van de “Beleidsnotitie noodwoningen” vastgesteld door de Raad op de vergadering van 28 oktober 2004 en het Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen van het Ministerie van I&M dient deze opstal behoudend te worden bestemd. In het kader van de vaststelling van dit bestemmingsplan is besloten voor dit perceel tevens een wijzigingsbevoegdheid op te nemen die de nieuwbouw van een woning mogelijk maakt buiten de elektromagnetische zone van de hoogspanningsmasten, mits onder meer de bestaande woning wordt gesloopt.

Harderwijkerweg 203-34

De noodwoning aan de Harderwijkerweg 203-34 is een recreatiewoning met overgangsrecht. De recreatiewoning wordt bewoond. De woning is gelegen in de bestemming Agrarisch. De woning is tussen 1995 en 1999 beoordeeld op het bestaan van objectgebonden overgangsrecht. Dit is toen aangetoond.

De woning is gelegen in de elektromagnetische zone (tot 0,4 Micro Tesla) van de daar gelegen hoogspanningsleidingen.

De ligging van de woning onder de elektromagnetische zone van de ter plaatse aanwezige hoogspanningsmasten wordt planologisch als ongunstig gezien. Het Ministerie van I&M adviseert gemeenten per brief van 3 oktober 2005 om zo weinig mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen langdurig in de nabijheid van hoogspanningslijnen verblijven. Een woning is een gevoelige bestemming. Als nieuwe situatie wordt onder andere genoemd een situatie waarin aanpassingen worden gemaakt aan bestaande gevoelige bestemmingen in de nabijheid van hoogspanningslijnen en situaties waarin een niet-gevoelige bestemming in de nabijheid van hoogspanningslijnen zo wordt aangepast dat het een gevoelige bestemming wordt. ( bron: Kennisplatform Elektromagnetische velden).

Feitelijk is de noodwoning echter al jaren aanwezig op deze 'belaste plek'. Ook zijn in de elektromagnetische zone een aantal (bestemde) woningen aanwezig. Met het beperkt bestemmen van de woningen worden er geen feitelijke nieuw (bouw)mogelijkheden gecreëerd.

Conclusie: Gelet op de uitgangspunten van de “Beleidsnotitie noodwoningen” vastgesteld door de Raad op de vergadering van 28 oktober 2004 en het Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen van I&M dient deze opstal behoudend te worden bestemd.

Recreatiewoningen

Harderwijkerweg 203-32, 203-57 en 203-67

Deze drie objecten vallen onder het overgangsrecht voor het gebruik als recreatiewoning. Deze woningen zijn in het bestemmingsplan Veldzicht Noord wegbestemd. De recreatiewoningen zijn onder het overgangsrecht altijd in gebruik gebleven als recreatiewoning. Het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van deze objecten is op basis van vaste jurisprudentie niet mogelijk. De recreatiewoningen krijgen daarom een behoudende recreatiebestemming.

Kampeerterreinen

Kampeerterreinen Harderwijkerweg 203- ongenummerd.

In het agrarische gebied achter 203 is een agrarisch terrein al sinds 1964 in gebruik als kampeerterrein. Dit terrein is in Veldzicht Noord als agrarisch bestemd. Het gebruik is echter nooit beëindigd. Op dit terrein is om deze reden overgangsrecht ontstaan. Het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van dit gebruik is op basis van vaste jurisprudentie niet meer mogelijk. De betreffende terreinen krijgen daarom binnen de bestemming 'Agrarisch' de aanduiding 'kampeerterrein'. De aanwezige stacaravans worden eveneens behoudend bestemd. Nieuwe stacaravans worden niet toegestaan.

Voormalige agrarische bedrijven / gronden

Fokko Kortlanglaan 162

De gronden langs de Fokko Kortlanglaan kenden overwegend een agrarische bestemming. Hierbij geldt dat de pluimveehouderij op nummer 162 niet meer aanwezig is. In de voormalige bedrijfsgebouwen vindt opslag plaats, waaronder caravans. Dit perceel krijgt een bedrijfsbestemming, waarbij de gronden / opstallen mogen worden gebruik voor inpandige opslag binnen de bebouwing. Daarnaast zijn bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 toegestaan.

Aangezien de agrarische activiteiten grotendeels (waar relevant) zijn beëindigd, zijn de vigerende vrijstellingsmogelijkheden ten aanzien het vergroten van het agrarisch bouwvlak, toevoegen bedrijfswoningen en vergroten van de toegestane hoogte van silo's niet overgenomen.

Fokko Kortlanglaan 174

Het voormalige agrarisch perceel met een bedrijfswoning krijgt conform de bestaande situatie een bedrijfsbestemming waar een hovenier is toegestaan. Daarnaast zijn bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 toegestaan. De bedrijfswoning blijft toegestaan.

Hoogspanningsverbinding

In de vigerende bestemmingsplannen kennen de hoogspanningsverbindingen een belemmeringenstrook van 35 meter. Conform de huidige regelgeving is dit aangepast in twee keer 22,50 meter (zakelijk rechtstrook). Dit geldt voor beide hoogspanningslijnen.

Wegen

In de vigerende bestemmingsplannen was voor diverse wegen binnen het plangebied het profiel vastgelegd, waarbij ook de bermen waren aangegeven. In het onderhavige plan wordt aan het gehele wegprofiel de bestemming wegen gegeven, waarbij ook groenvoorzieningen zijn toegestaan. Op deze wijze kan de beoogde herstructurering van de wegen in het zuidelijk deel binnen de huidige ruimte plaatsvinden.

Hoofdstuk 7 Juridische Regeling

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten bebouwing. De verbeelding is samen met de regels het juridisch bindend kader van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.

In hoofdstuk 2 zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat er hoe er mag worden gebouwd. Ook dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelregel en de algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.

7.2 Artikelsgewijze Toelichting

In de volgende paragrafen is een toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemmingen.

7.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen nader omschreven die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de in de regels voorgeschreven maatvoeringen gemeten moeten worden.

7.2.2 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen een min of meer gelijke opbouw en bestaan in ieder geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Voor een aantal bestemmingen zijn daarbij specifieke gebruiksregels opgenomen en/of een afwijkingsbevoegdheid.

De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin de functies worden benoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). In een aantal gevallen is een specificering opgenomen van de toegestane functie, die correspondeert met een functieaanduiding op de verbeelding.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:

Artikel 3 Agrarisch

Deze gronden zijn bestemd voor de uitoefening van grondgebonden akkerbouw- en weidebouwbedrijven. De bestaande kwekerij is positief bestemd via een aanduiding die ter plaatse een kwekerij toestaat. Zoals in de retrospectieve toets is beschreven bevinden zich op deze gronden diverse gebouwen en functies die op een positieve wijze worden geregeld. Zo maakt de bestemming via aanduidingen een kampeerterrein, recreatiewoningen, een paardenstal en het hobbymatig houden van paarden mogelijk, waarbij tevens ter plaatse van een aanduiding een paardenstal is toegestaan.

Artikel 4 Bedrijf

Voor de verspreid liggende bedrijfspercelen aan de Fokko Kortlanglaan is de bestaande situatie bedrijfsvoering positief bestemd met een aanduiding. Binnen de bestemming mag ter plaatse van de aanduiding een bedrijfswoning worden gebouwd.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen. Binnen de bestemming zijn gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van die bestemming toegestaan.

Artikel 6 Bedrijventerrein

Het bedrijventerrein heeft de bestemming Bedrijventerrein gekregen. Op het terrein zijn bedrijven in de categorieën 1 t/m 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij recht toegestaan. Ook mag ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een woning worden gebouwd. Enkele bedrijven zijn specifiek aangeduid, omdat de betreffende activiteiten in een hogere milieucategorie vallen dan 3.2. Perifere detailhandel is op grond van deze bestemming direct toegestaan. Overige detailhandel, waaronder grootschalige detailhandel niet. De kampeerwinkel aan de Harderwijkerweg is positief bestemd. De bouwhoogte is geregeld via een aanduiding, net als het bebouwingspercentage.

Artikel 7 Bos

De gronden waarop bos aanwezig is zijn als zodanig bestemd. Behalve bos is extensieve recreatie toegestaan en paden. Ook is de bescherming van natuur- en landschapswaarden genoemd. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in het bouwvlak. In dat gebouw is opslag toegestaan ten behoeve van de scouting. Er is een stelsel van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden opgenomen ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden.

Artikel 8 Groen

De bestemming Groen is van toepassing op groenvoorzieningen in het plangebied en gericht op de bescherming van groene waarden. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Binnen de bestemming Groen is ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' een geluidwerende voorziening en/of een zichtwal toegestaan. Daar waar de aanduiding 'specifieke vorm van groen - brandgang' is opgenomen is geen bebouwing toegestaan.

Artikel 9 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk geldt voor één perceel ten zuiden van de Fokko Kortlanglaan. Deze gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, een logeerhuis en dagopvang van kinderen met onder meer de daarbij behorende paardenstal voor de stalling van maximaal 5 paarden, een paardenbak en parkeervoorzieningen.

Artikel 10 Recreatie

Deze gronden zijn bestemd voor dagrecreatie en daarbij behorende voorzieningen en de scouting. Gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd.

Artikel 11 Tuin

In het plangebied komt de bestemming Tuin voor in combinatie met de bestemming wonen en bedrijventerrein. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen maar wel kleine uitbouwen van het hoofdgebouw, in de vorm van erkers, mogelijk.

Artikel 12 Verkeer

De wegen in het plangebied zijn bestemd als Verkeer. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

De voor Verkeer – Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor de spoorweg. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

Artikel 14 Wonen

Het woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen gekregen. Binnen deze bestemming zijn alle grondgebonden woningen opgenomen. De gronden zijn in eerste instantie bestemd voor wonen in woonhuizen. Daarnaast is er ruimte voor een aan huis verbonden beroep dan wel voor een aan huis verbonden bedrijf dat is genoemd in de Lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is.

Woningen worden gebouwd binnen het bouwvlak als vrijstaand, behalve waar door middel van een aanduiding is aangegeven dat er twee-aaneen woningen zijn toegestaan. Voor de bijgebouwen geldt dat er een koppeling is tussen de omvang van het perceel en de oppervlakte van de bijgebouwen, waarbij geldt dat op grotere percelen meer m² bijgebouw zijn toegestaan.

Artikel 15 Leiding - Gas

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor een leiding ten behoeve van het transport van gas, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De voor Leiding - Hoogspanningverbinding zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor een hoogspanningsverbinding, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

Artikel 17 Waarde - Archeologie L

Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde zijn bestemd met de dubbelbestemming Waarde – Archeologie L. Bouwwerken en werkzaamheden die meer dan 30 cm diep worden uitgevoerd zijn niet direct toegelaten. Ook geldt een oppervlaktemaat van 2.500 m2. Bouwwerken en werkzaamheden kunnen eventueel wel worden toegelaten via een omgevingsvergunning waarbij in ieder geval een Inventariserend Archeologisch Onderzoek moet worden uitgevoerd.

7.2.3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de aanvullende, algemene regels opgenomen.

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de bepaling om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Het artikel is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en is daaruit overgenomen.

Artikel 19 Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Zo is bijvoorbeeld geregeld dat bestaande, afwijkende maten, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving (Wabo) tot stand zijn gekomen, als maximaal toelaatbaar worden geacht. Hiermee wordt voorkomen dat afwijkende doch legaal tot stand gekomen situaties in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan.
Artikel 20 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het bevoegd gezag kan hierbij tevens nadere eisen stellen. De belangen van waaruit die eisen worden gesteld, zijn ook nader opgesomd in dit artikel.

Artikel 21 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is ten eerste geregeld dat gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen als strijdig gebruik wordt gezien. Daarnaast is in dit artikel geregeld dat bij nieuw- of verbouw of wijziging van het gebruik voldaan moet worden aan de parkeernormen die als bijlage zijn opgenomen.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsmogelijkheid en een specifieke wijzigingsmogelijkheid voor de Groene Zoom opgenomen ten behoeve van de realisatie van een werklandschap. Daarnaast is een specifieke wijzigingsmogelijkheid opgenomen voor de realisatie (onder voorwaarden) van een nieuwe woning aan de Harderwijkerweg 201A.

Artikel 23 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure opgenomen die gevolgd moeten worden bij het stellen van nadere eisen.

7.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht
De tekst uit dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen. Het betreft een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het bestemmingsplan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Artikel 25 Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Uitvoeringsaspecten

8.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van karakter, waarbij de bestaande, feitelijke situatie wordt vastgelegd, met uitzondering van illegale situaties die vanuit ruimtelijk oogpunt niet gewenst zijn. De aanwezige ruimtelijke en functionele kwaliteit zal behouden blijven. De Wro maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer deze planologisch mogelijk worden gemaakt in een bestemmingsplan en een wijziging van een bestemmingsplan. Bij ministeriële regeling is vastgesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van een ontwikkeling als hiervoor bedoeld, maar slechts sprake is van een onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan, deze dan niet vallen onder de exploitatiewetgeving.

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een conserverend plan waarbinnen de bebouwing reeds aanwezig is. De ontwikkeling van het werklandschap is geregeld via een wijzigingsbevoegdheid. Een exploitatieplan wordt indien nodig opgesteld in het kader van het wijzigingsplan.

Het initiatief op het perceel Fokko Kortlanglaan 164 wordt geregeld via een anterieure overeenkomst.

Op basis van het bovenstaande is er voor bestemmingsplan "Veldzicht 2012" geen aanleiding tot kostenverhaal middels een exploitatieplan. Gelet op het vorenstaande is er dan ook geen verplichting om tegelijkertijd met het bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Hoofdstuk 9 Overleg En Inspraak

Op 17 september 2009 heeft de gemeenteraad de notitie ‘R.O. instrumenten, Bevoegdheden c.q. rol van de gemeenteraad’ vastgesteld. Deze notitie heeft tot doel de rol en de bevoegdheid van de gemeenteraad bij de verschillende R.O. instrumenten in beeld te brengen en duidelijk te maken op welk moment de gemeenteraad kaders mee kan geven bij het toepassen van de verschillende ruimtelijke ordenings-instrumenten.

De notitie gaat voor Ermelo uit van een tweedeling in bestemmingsplanprocedures voor ontwikkelingen of verzoeken. De eerste groep ziet op ontwikkelingen of verzoeken met een beperkt karakter die zich in het algemeen afspelen op perceelsniveau en waarbij geen strijd is met het ruimtelijke beleid. De tweede groep ziet op bestemmingsplannen voor grotere gebieden waarvoor een actualiseringsopgave geldt, voor urgente en belangrijke ontwikkelingen die niet passen binnen het geldende planologische regime en grootschalige nieuwe ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan "Veldzicht 2012" valt in de tweede groep. Op grond van de notitie is wel inspraak gevoerd op dit bestemmingsplan en is het plan toegezonden aan de diverse overlegpartners (zie onderstaand).

9.1 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijke vooroverleg ter advisering voorgelegd aan een aantal vooroverlegpartners. Er zijn 4 vooroverlegreacties ontvangen. De reacties zijn samengevat en voorzien van beantwoording in de Nota van inspraak, vooroverleg en ambtshalve wijzigingen 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein Veldzicht 2012', die als bijlage 11 is bijgevoegd.

9.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 27 september 2012 tot en met 7 november 2012. Binnen deze termijn zijn 14 inspraakreacties ontvangen. Deze reacties zijn binnen de termijn ingediend en voorzien van alle benodigde gegevens en zijn derhalve ontvankelijk. De reacties zijn samengevat en voorzien van beantwoording in de Nota van inspraak, vooroverleg en ambtshalve wijzigingen 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein Veldzicht 2012', die als bijlage 11 is bijgevoegd.

De gemeente heeft tijdens de inspraakprocedure op 9 oktober 2012 een inloopavond georganiseerd. Deze vond plaats van 19:00 tot 22:00 in “de Dialoog” in Ermelo.

9.3 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Veldzicht 2012 heeft van 14 maart 2013 tot en met 24 april 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon iedereen een zienswijze kenbaar maken op dit plan.

Van deze gelegenheid hebben 7 personen gebruik gemaakt. In de Zienswijzennota bestemmingsplan bedrijventerrein Veldzicht 2012 (nr. 13018007) zijn deze zienswijzen samengevat en voorzien van een beoordeling, met daarbij (in voorkomende gevallen) de voorgestelde wijzigingen. De zienswijzennota is als bijlage 12 bijgevoegd.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging

Bijlage 3 Lijst Van Niet Publieksgerichte Bedrijfsmatige Bedrijven Aan Huis

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0013.png"

Bijlage 4 Parkeernormen

Bijlage 4 Parkeernormen

Bijlage 1 Beleidsnotitie Noodwoningen 2013

Bijlage 1 Beleidsnotitie noodwoningen 2013

Bijlage 2 Rapport Kema Hoogspanningslijnen

Bijlage 2 Rapport Kema Hoogspanningslijnen

Bijlage 3 Natuurtoets Herziening Bestemmingsplan Veldzicht Ermelo

Bijlage 3 Natuurtoets herziening bestemmingsplan Veldzicht Ermelo

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek - Bijlage

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek - bijlage

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Fokko Kortlanglaan 164

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek Fokko Kortlanglaan 164

Bijlage 7 Bodemonderzoek Fokko Kortlanglaan 190

Bijlage 7 Bodemonderzoek Fokko Kortlanglaan 190

Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 8 Archeologisch onderzoek

Bijlage 9 Externe Veiligheid Gasleiding

Bijlage 9 Externe veiligheid gasleiding

Bijlage 10 Externe Veiligheid Vervoer Gevaarlijke Stoffen

Bijlage 10 Externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen

Bijlage 11 Nota Van Inspraak, Vooroverleg En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 11 Nota van inspraak, vooroverleg en ambtshalve wijzigingen

Bijlage 12 Zienswijzennota

Bijlage 12 Zienswijzennota