Recreatieterreinen
Bestemmingsplan - Gemeente Ermelo
Vastgesteld op 04-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 Plan:
het bestemmingsplan Recreatieterreinenvan de gemeente Ermelo.
1.2 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0233.BPrecreatieterrein-0403 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 De plankaart:
de plankaart van het bestemmingsplan Recreatieterreinen, bestaande uit de kaarten deelplan 1 tot en met deelplan 44.
1.4 Aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 Ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.6 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 Bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage van de oppervlakte van het terrein binnen het bouwvlak dat mag worden bebouwd.
1.10 Bedrijfsgebouw:
gebouw dat dient voor de uitoefening voor dat betreffende bedrijf, waaronder niet wordt begrepen bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen, recreatiewoningen, stacaravans en trekkershutten.
1.11 Bedrijfsmatige exploitatie:
het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanente wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.
1.12 Bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie de huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.
1.13 Bestaande woning, gebouw, bouwperceel, oppervlakte, inhoud, goothoogte, hoogte en afstand:
woning, gebouw, bouwperceel, oppervlakte, inhoud, goothoogte, hoogte en afstand, zoals die/dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.14 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 Bijgebouw:
een, niet voor bewoning bestemd, op zichzelf staand (al dan niet vrijstaand) gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.17 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.18 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.19 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.20 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.22 Groenvoorzieningen:
Houtopstanden en ander opgaande beplantingen bestaande uit inheemse beplanting, niet zijnde grasveld of tuin, bedoeld voor de landschappelijke inpassing van recreatieterreinen.
1.23 Groepsaccommodatie:
een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf van een groep of groepen van personen die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke zalen en/of kamers.
1.24 Horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek.
1.25 Kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.26 Kavel:
gedeelte van het recreatieterrein ten behoeve van een enkel mobiel kampeermiddel, stacaravan, vakantiehuisje of trekkershut waarbij de gronden voor wegen, paden en groenafscheidingen niet worden meegerekend.
1.27 Ondersteunende horeca:
Van ondersteunende horeca is sprake wanneer men in een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft (kleine) eetwaren en/of alcoholische dranken kan consumeren en men daarvoor moet betalen.
1.28 Peil:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.29 Permanente bewoning:
bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.
1.30 Recreatiebedrijf:
een bedrijf waarbinnen een als zodanig bestemd terrein voor recreatieve doeleinden bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd.
1.31 Recreatiewoning:
een gebouw, dat bestemd is voor recreatief verblijf, niet zijnde permanente bewoning en dat gedurende het hele jaar wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.
1.32 Relatie:
een op de plankaart opgenomen lijn met de aanduiding 'relatie', die de verbinding aangeeft tussen 2 of meer, afzonderlijk begrensde, bestemmingsvlakken, waarmee wordt aangegeven dat de daardoor verbonden gebiedsdelen als één worden aangemerkt.
1.33 Stacaravan:
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, en derhalve zonder vaste fundering, mobiel en verplaatsbaar, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en/of nachtverblijf.
1.34 Trekkershut:
een gebouw van eenvoudige constructie, dat bestemd is voor kortdurend recreatief verblijf van passanten.
1.35 Uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.36 Uitsterfregeling:
regeling op publiek- en/of privaatrechtelijke grondslag, gericht op beëindiging van de permanente bewoning van recreatiewoningen, waarbij in bepaalde gevallen een persoonsgebonden (overgangs-) recht ten behoeve van de bewoner(s) wordt toegekend.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Voor zover het recreatiewoningen betreft met inbegrip van ondergrondse bebouwing, zoals kelders en/of souterrains.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een kavel:
het gedeelte van een recreatieterrein, gelegen binnen het bouwvlak, dat functioneel behoort bij een enkele recreatiewoning, stacaravan, trekkershut of mobiel kampeermiddel. Bij de oppervlakte van een kavel wordt de ondergrond van wegen, gemeenschappelijke paden en groenstroken rond de recreatieterreinen niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- recreatiebedrijven waar personen, die hun vaste verblijfplaats elders hebben, voor hun recreatie verblijf kunnen houden in recreatiewoningen, stacaravans, mobiele kampeermiddelen en trekkershutten en voor de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de op het recreatiebedrijf verblijf houdende personen;
met dien verstande dat de eis van wisselende verhuur van recreatiewoningen niet van toepassing is op recreatiewoningen die op het moment van het ter visie leggen van het bestemmingsplan niet wisselend worden verhuurd. In bijlagen bij de regels, behorende bij deze regels, is per bouwvlak behorende bij de recreatiebedrijven, het aantal recreatiewoningen waar geen wisselende verhuur plaatsvindt aangegeven. - ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning toegestaan.
- voor zover deze gronden buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken zijn gelegen, voor de instandhouding van de hierop voorkomende houtopstanden en de aanleg van groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in artikel artikel 3 lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd de volgende bij een recreatiebedrijf behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- bedrijfsgebouwen zoals:
- een kampwinkel/kiosk
- kantoor/receptie
- gebouwen voor ondersteunende horeca;
- gebouwen voor sanitaire voorzieningen;
- opslagruimte;
- overdekt zwembad;
- groepsaccommodatie;
- recreatieverblijven zoals:
- recreatiewoningen;
- stacaravans;
- trekkershutten;
- bedrijfswoning, alsmede de bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen;
- bouwwerken geen gebouw zijnde en andere werken, die functioneel bij de inrichting van een recreatiebedrijf behoren.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
- Per bouwvlak mag het totale aantal recreatiewoningen, stacaravans, standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen en trekkershutten ten hoogste zoveel bedragen dat de daarvoor vereiste terreinbehoefte, zoals op de plankaart is aangegeven, de oppervlakte van de gronden gelegen binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken, niet overschrijdt. In bijlagen bij de regelsachter deze regels is de oppervlakte per bouwvlak opgenomen.
De vereiste terreinbehoefte wordt berekend door het aantal kavels voor recreatiewoningen, stacaravans, mobiele kampeermiddelen en trekkershutten te vermenigvuldigen met de per categorie geldende terreinbehoefte. De per categorie geldende terreinbehoefte bedraagt:
Per: | Terreinbehoefte nadere aanduiding: Lage Dichtheid | Terreinbehoefte nadere aanduiding: Hoge Dichtheid |
Recreatiewoning | 667 m² (15 per ha) | 400 m² (25 per ha) |
Stacaravan | 400 m² (25 per ha) | 285 m² (35 per ha) |
Mobiel kampeermiddel en trekkershut | 286 m² (35 per ha) | 222 m² (45 per ha) |
- Kavels voor mobiele kampeermiddelen, speel- en sportvelden en -voorzieningen, verhardingen en/of halfverhardingen in de vorm van wegen, paden en terrassen mogen uitsluitend worden aangelegd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken.
- Het aantal parkeerplaatsen per recreatiebedrijf mag niet minder dan 1,3 voor elke recreatiewoning en stacaravan en 1 voor elke trekkershut en kavel voor een mobiel kampeermiddel bedragen.
- De gezamenlijke oppervlakte aan verharding en/of halfverharding mag niet meer bedragen dan 2.000 m2 per hectare.
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- recreatiebedrijven waar personen, die hun vaste verblijfplaats elders hebben, voor hun recreatie verblijf kunnen houden in recreatiewoningen, stacaravans, mobiele kampeermiddelen en trekkershutten en voor de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de op het recreatiebedrijf verblijf houdende personen;
met dien verstande dat de eis van wisselende verhuur van recreatiewoningen niet van toepassing is op recreatiewoningen die op het moment van het ter visie leggen van het bestemmingsplan niet wisselend worden verhuurd. In bijlagen bij de regels, behorende bij deze regels, is per bouwvlak behorende bij de recreatiebedrijven, het aantal recreatiewoningen waar geen wisselende verhuur plaatsvindt aangegeven; - ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is het gebruik van het bedrijfsgebouw voor horeca toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'erf' is een (bedrijfs)woning met bijgebouwen, niet zijnde recreatiewoningen, stacaravans of trekkershutten toegestaan;
- voor zover deze gronden buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken zijn gelegen, voor de instandhouding van de hierop voorkomende houtopstanden en de aanleg van groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in artikel artikel 4 lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd de volgende bij een recreatiebedrijf behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- bedrijfsgebouwen zoals:
- een kampwinkel/kiosk;
- kantoor/receptie;
- gebouwen voor ondersteunende horeca;
- gebouwen voor sanitaire voorzieningen;
- opslagruimte;
- overdekt zwembad;
- groepsaccommodatie;
- recreatieverblijven zoals:
- recreatiewoningen;
- stacaravans;
- trekkershutten;
- bedrijfswoning, alsmede de bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen;
- bouwwerken geen gebouw zijnde en andere werken, die functioneel bij de inrichting van een recreatiebedrijf behoren.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
- Per bouwvlak mag het totale aantal kavels voor recreatiewoningen, stacaravans, mobiele kampeermiddelen en trekkershutten ten hoogste zoveel bedragen dat de daarvoor vereiste terreinbehoefte, zoals op de plankaart is aangegeven, de oppervlakte van de gronden gelegen binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken, niet overschrijdt; met dien verstande dat het aantal recreatiewoningen niet meer mag bedragen dan het maximaal aantal recreatiewoningen zoals dat per bouwvlak op de plankaart is aangegeven.
In bijlagen bij de regelsachter deze regels is de oppervlakte per bouwvlak opgenomen.
De vereiste terreinbehoefte wordt berekend door het aantal kavels voor recreatiewoningen, stacaravans, mobiele kampeermiddelen en trekkershutten te vermenigvuldigen met de per categorie geldende terreinbehoefte. De per categorie geldende terreinbehoefte bedraagt:
Per: | Terreinbehoefte nadere aanduiding: Lage Dichtheid | Terreinbehoefte nadere aanduiding: Hoge Dichtheid |
Recreatiewoning | 667 m² (15 per ha) | 400 m² (25 per ha) |
Stacaravan | 400 m² (25 per ha) | 285 m² (35 per ha) |
Mobiel kampeermiddel en trekkershut | 286 m² (35 per ha) | 222 m² (45 per ha) |
- Voor kavels voor mobiele kampeermiddelen, speel- en sportvelden en -voorzieningen, verhardingen en/of halfverhardingen in de vorm van wegen, paden en terrassen gelden (tevens) de volgende regels:
- Kavels voor mobiele kampeermiddelen, speel- en sportvelden en -voorzieningen, verhardingen en/of halfverhardingen in de vorm van wegen, paden en terrassen mogen uitsluitend worden aangelegd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken, met uitzondering van hetgeen onder b sub 2 en 3 is gesteld.
- Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' mogen eveneens kavels voor mobiele kampeermiddelen, speel- en sportvelden en -voorzieningen worden aangelegd. Het aantal standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen, ter plaatse van deze aanduiding, mag niet meer dan 35 per hectare bedragen;
- in afwijking van hetgeen gesteld wordt onder lid b sub 1 van dit artikel, mogen op het perceel De Beek nr. 101, uitsluitend in de periode van 1 april tot en met 30 september van elk kalenderjaar mobiele kampeermiddelen aanwezig zijn.
- Het aantal parkeerplaatsen per recreatiebedrijf mag niet minder dan 1,3 voor elke recreatiewoning en stacaravan en 1 voor elke trekkershut en kavel voor een mobiel kampeermiddel bedragen.
- De gezamenlijke oppervlakte aan verharding en/of halfverharding niet mag meer bedragen dan 2.000 m2 per hectare.
- Per recreatieterrein zijn maximaal 2 inritten toegestaan, tenzij op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan meer inritten aanwezig zijn.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel artikel 4 lid 4 onder a voor de bouw van meer recreatiewoningen dan het benoemde maximaal aantal recreatiewoningen per terrein, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- het benoemde maximaal aantal recreatiewoningen per terrein kan enkel worden vergroot voor die terreinen die daartoe op de plankaart met de aanduiding 'wro-zone – ontheffingsgebied' zijn aangewezen, waarbij het totale aantal kavels op een recreatieterrein nooit de vereiste terreinbehoefte zoals opgenomen in artikel artikel 4 lid 4 mag overschrijden;
- voor het uit te breiden bedrijf dient ten tijde van toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid sprake te zijn van een bedrijfseconomisch dan wel markttechnische aanleiding voor uitbreiding en voorts dient er sprake te zijn van een duurzame bedrijfsvoering en inrichting die aantoonbaar bijdraagt aan de inpassing in de omringende natuur. Grootschalige herstructureringen dienen getoetst te worden aan de ontwikkelingsvisie voor het recreatiecluster.
- er vindt geen permanente bewoning plaats van recreatiewoningen en/of kampeermiddelen, behoudens in de gevallen dat zulks in het kader van een uitsterfregeling voorlopig wordt geaccepteerd;
- toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid mag alleen plaatsvinden indien en voor zover deze niet leidt tot onevenredige aantasting van de natuurwetenschappelijke / ecologische waarden.
- toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid mag alleen plaatsvinden indien en voor zover deze niet leidt tot onevenredige aantasting van archeologische waarden.
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig beperkt;
- in verband met het genoemde onder sub b van dit artikel dient vooraf aan het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid advies te worden ingewonnen bij de "Advies en Toetsingscommissie Groei en Krimp"; bij de adviesaanvraag wordt aan deze commissie een rapportage voorgelegd waarin wordt aangegeven in welke mate bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid wordt voldaan aan de onder de in sub b van dit artikel genoemde criteria.
Artikel 5 Leiding - Gas
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de bescherming van de in de strook gelegen leidingen;
- ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – gas', voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de bescherming van de op de strook lopende verbindingen;
- ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding', voor de aanleg en instandhouding van hoogspanningsverbindingen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding met een hoogte van niet meer dan 42 meter.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, indien daarvoor dieper dan 0,30 m, te rekenen vanaf het maaiveld, in de bodem zal worden geroerd en de oppervlakte van het nieuwe bouwwerk of de uitbreiding van het bestaande bouwwerk meer dan 100 m2 bedraagt.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Gebruiksverbod
Overeenkomstig hetgeen in artikel 7.10 Wro is geregeld, is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of voor een doel in strijd met de bestemming en de daarbij behorende regels.
9.2 Vormen van verboden gebruik
Een verboden gebruik als bedoeld in lid 1 is in ieder geval:
- het gebruik van de in het plan begrepen groepsaccommodatie, recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en mobiele kampeermiddelen voor permanente bewoning.
- het gebruik van gronden en de daarop geplaatste bouwwerken voor seks- en/of pornobedrijf.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Permanente bewoning
In uitzondering van artikel 9 lid 2 sub a is permanente bewoning van de recreatiewoning ter plaatse van de aanduing 'Permanente bewoning' wel toegestaan.
10.2 Bouwregels
In uitzondering van artikel artikel 3 lid 2.4 sub b en artikel artikel 4 lid 2.4 sub b mag ter plaatse van de aanduiding 'Permanente bewoning' de oppervlakte van de recreatiewoning maximaal 75m2 bedragen ongeacht de grootte van het perceel. toelichting [4]
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om op de plankaart de aanduiding 'wonen' op een bedrijfswoning op te nemen indien gebleken is dat bij het ter inzage leggen van het bestemmingsplan de bedrijfswoning al als een burgerwoning in gebruik is en voor de exploitatie van het recreatieterrein geen bedrijfswoning noodzakelijk is.
11.9 a Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard ten opzichte van een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Recreatieterreinen.
juli 2013.
Aldus vastgesteld door de raad bij raadsbesluit nr. 10021012 in de vergadering van 27 januari 2011 en raadsbesluit n. 13020472 in de vergadering van 4 juli 2013
Griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 23 november 2000 heeft de gemeenteraad van Ermelo het "Toeristisch Recreatief Beleidsplan" (TRB) vastgesteld. Het doel van dit plan is te komen tot een samenhangende strategische visie voor de ontwikkeling van recreatie en toerisme in Ermelo voor de komende 10 jaar, en het op basis hiervan definiëren van concrete projecten en acties. Het TRB beslaat het totale beleidsveld van de recreatie en toerisme, waar de verblijfsrecreatie een onderdeel van is. Voor wat betreft verblijfsrecreatie is in het TRB aangegeven dat de huidige bestemmingsregels ten aanzien van de maatvoering van vakantiewoningen en stacaravans het de ondernemers lastig maken om een kwalitatief goed product te bieden. Eén van de geformuleerde acties in het TRB is dan ook het aanpassen van de geldende bestemmingsplannen.
In 2003 is begonnen met het opstellen van een voorontwerpbestemmingsplan maar dit is destijds door beleidsontwikkelingen stil komen te liggen. Inmiddels is er duidelijkheid over het te volgen beleid en zijn er standaarden vastgesteld waaraan een digitaal bestemmingsplan moet voldoen. Deze standaarden hebben tot doel eenduidige bestemmingsplannen op te stellen die door verschillende instanties digitaal 'gelezen' kunnen worden. Het vastgestelde bestemmingsplan zal aan deze laatste normen voldoen.
De Provincie Gelderland heeft in 2006 de Streekplanuitwerking Groei en Krimp vastgesteld. Dit is een uitwerking van het Streekplan 2005. Het beleid gaat uit van een evenwicht tussen groei en krimp van recreatiebedrijven op de Veluwe. In de kwetsbare gebieden geldt dat wordt ingezet op minder hectares en minder recreatiewoningen en in de groeigebieden worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Een actueel bestemmingsplan is noodzakelijk om dit beleid uit te kunnen voeren. Op 26 april 2007 heeft de gemeenteraad ingestemd met het "groei- en krimpbeleid" van de Provincie en hiertoe zijn de gebiedsvisies van de 3 groeiclusters binnen de gemeente vastgesteld.
1.2 Doel
De doelstelling van dit bestemmingsplan is een kwaliteitsverbetering van de verblijfsrecreatie mogelijk te maken. Daarnaast zijn er twee subdoelstellingen geformuleerd:
- het aanpassen van het gemeentelijke beleid aan de laatste beleidsveranderingen en wetswijzigingen vanuit het Rijk en de Provincie Gelderland zodat er een actueel plan ontstaat;
- opstellen van heldere, toetsbare en handhaafbare regels die eenduidig zijn voor alle recreatieterreinen in Ermelo.
1.3 Plangebied
Het plangebied betreft alle bestemde recreatieterreinen die in de gemeente Ermelo liggen. In totaal gaat het om circa 100 recreatieterreinen. Op de overzichtskaart van dit bestemmingsplan zijn alle recreatieterreinen met een verwijzing naar het deelplankaartnummer nader aangegeven.
Er zijn verschillende vormen van verblijfsrecreatie. Dit bestemmingsplan ziet enkel op de terreinen waar intensieve verblijfsrecreatie plaatsvindt, zoals campings en bungalow- en stacaravanparken. De omvang van de terreinen varieert van kleine, eenvoudige campings tot grote complexen met veel voorzieningen. Het gaat om de verblijfsrecreatieve terreinen die nu ook al zo zijn bestemd.
Het plan ziet niet op extensieve verblijfsrecreatie zoals kamperen bij de boer. In dergelijke gevallen gaat het om recreatieve nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven. Hiervoor is een regeling opgenomen binnen de agrarische bestemming van zo´n perceel (binnen bestemmingsplan Agrarische Enclave, Buitengebied Midden-West en Horst Noord).
1.4 Vigerende Regelingen
De recreatieterreinen vallen binnen verschillende vigerende bestemmingsplannen. Het gaat met name om de volgende plannen: Agrarische Enclave 2003 (herziening 2007), Buitengebied 1983, De Driehoek 1978, Strand Horst 1991, Tonselse Veld 1975, Tonselse Veld 1987, en De Zanderij 1978.
1.5 Opbouw Van Het Plan
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, de regels en de plankaarten. In de regels zijn de bouw- en gebruiksbepalingen opgenomen. Op de plankaarten is te zien welke bestemmingen op welke percelen geldt. De toelichting is juridisch niet bindend, dat zijn de regels en de plankaarten wel. Voor een nadere omschrijving en toelichting van de regels en de plankaarten wordt verwezen naar Hoofdstuk 6.
De toelichting beschrijft de afwegingen en keuzes die gemaakt zijn om tot de regels en plankaarten te komen. In deze toelichting is voor de volgende opzet gekozen.
Hoofdstuk 1 geeft een algemene inleiding in het bestemmingsplan.
In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie omschreven.
In hoofdstuk 3 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste beleidsvisies van de verschillende overheden op het gebied van verblijfsrecreatie.
In hoofdstuk 4 worden de randvoorwaarden, onderzoeken en verantwoording behandeld.
Hoofdstuk 5 vormt de planbeschrijving.
In hoofdstuk 6 komen de juridische aspecten aan bod.
Hoofdstuk 7 ziet op de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Algemeen
De gemeente Ermelo is met haar grote oppervlakte natuurgebied en ligging op de Veluwe een belangrijke toeristische trekker. In Ermelo zijn circa 100 verblijfsrecreatieterreinen aanwezig. Op deze terreinen bevinden zich vele recreatie-eenheden, bestaande uit recreatiewoningen, stacaravans en toeristische plaatsen. Voor het merendeel zijn de recreatieterreinen geconcentreerd in de omgeving Horsterweg/Oude Nijkerkerweg nabij de kern van Ermelo, aan de Drieërweg en in het Tonselse Veld. De terreinen zijn zeer verschillend van aard. Er komen eenvoudige en rustige campings voor, maar ook terreinen met veel voorzieningen. De huisjesterreinen bestaan vaak voor een groot deel uit zogenaamde tweede woningen. Een beperkt deel van de terreinen is voor de recreatieve verhuur beschikbaar. De gemeente voert actief handhavingsbeleid tegen permanente bewoning.
De kwaliteit van de recreatieterreinen verschilt sterk van moderne en verzorgde terreinen tot verouderde en soms verwaarloosde complexen. De inpassing in het landschap varieert per terrein. Bij sommige terreinen ontbreken afschermende groenstroken of worden uitheemse soorten gebruikt in de groenstrook of op het terrein. Andere terreinen zijn op een goede manier ingepast in het landschap.
Recreatie en toerisme zijn ook in economisch opzicht van betekenis voor Ermelo en de omgeving. De aanwezigheid van campings en bungalowparken leidt tot extra bezoekers en daarmee tot toename van de omzet voor detailhandel, horeca en voorzieningen. Mede door de aanwezigheid van de verblijfsrecreatie kent Ermelo daarom ook een gevarieerd aanbod in deze sectoren. In 2008 telde Ermelo 890 directe arbeidsplaatsen in de sector 'recreatie en toerisme', hetgeen neerkomt op circa 6,3% van de werkgelegenheid. Ermelo heeft toeristen en recreanten veel te bieden: natuur en landschap, een uitgebreid netwerk van recreatieve routes en de nabijheid van een gevarieerd aanbod van dagattracties maken de Veluwe een aantrekkelijke binnenlandse vakantiebestemming.
In de verblijfsrecreatieve sector speelt een aantal trends waar ook Ermelo mee te maken krijgt. De trends hangen samen met de veranderende doelgroepen en de consument die steeds meer eisen stelt. Een belangrijker wordende doelgroep is de actieve 55+er, die steeds vaker tijd en geld heeft om te recreëren. Daarnaast speelt de toenemende vraag naar meer ruimte en luxe: ruimere recreatiewoningen met meer en luxere voorzieningen, zoals een luxe keuken en badkamer. Ook bij de toeristische plaatsen wordt meer luxe en ruimte (privacy) gevraagd in de vorm van bijvoorbeeld luxe op de standplaats (nutsvoorzieningen en eigen sanitaire unit) en op het terrein zelf (sanitair, slechtweervoorzieningen, wellness-faciliteiten). Een aantal recreatieondernemers is bezig om de recreatieterreinen zo in te richten dat aan de hogere eisen van de consument tegemoet gekomen kan worden. In enkele gevallen zijn de resultaten hiervan al waarneembaar.
Consequenties
Door de belangrijke positie die de verblijfsrecreatiesector in Ermelo inneemt en de stijgende kwaliteitseisen van recreanten is er veel behoefte en belang bij de komst van een goede, heldere en eenduidige bestemmingsregeling voor verblijfsrecreatieterreinen. Met de planning en opzet van het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden.
2.2 Vigerende Regelingen
De recreatieterreinen vallen binnen verschillende bestemmingsplannen.
De recreatieterreinen in het westelijke gedeelte van Ermelo vallen binnen verschillende bestemmingsplannen, zoals Buitengebied 1983, het Tonselse Veld 1975, het Tonselse Veld 1987, Strand Horst, Horst-Noord, de Driehoek en verschillende partiële herzieningen. In 1989 is een wijziging in de regels voor wat betreft verblijfsrecreatie doorgevoerd voor al deze bestemmingsplannen. Op dat moment is er voor wat betreft verblijfsrecreatie uniformiteit in deze regels gekomen.
De bestaande recreatieterreinen in het oostelijke gedeelte van Ermelo vallen binnen het bestemmingsplan "Agrarische Enclave". In dit bestemmingsplan zijn de uitgangspunten van het Toeristisch Recreatief Beleidsplan verwerkt. Provincie Gelderland heeft goedkeuring onthouden aan enkele bepalingen in de regels. Inmiddels is hiervoor een reparatieplan vastgesteld (3 juli 2008) en in werking getreden.
Consequenties
De regels van de verschillende bestemmingsplannen vormen één van de uitgangspunten van het bestemmingsplan Recreatieterreinen. Door het vaststellen van dit bestemmingsplan zal voor alle verblijfsrecreatieve terreinen in Ermelo hetzelfde planologische regime gelden.
Hoofdstuk 3 Beleidskaders (Incl. Relevante Wet/regelgeving)
3.1 Inleiding
Bij het opstellen van een bestemmingsplan voor de recreatieterreinen van Ermelo is het beleid van (hogere) overheden van groot belang. Op zowel rijks-, provinciaal- als ook gemeentelijk niveau zijn richtinggevende regelingen en beleidsnota's opgesteld die de basis vormen voor dit bestemmingsplan. Het gemeentelijke bestemmingsplan vormt daarmee deels een lokale vertaling en detaillering van het provinciaal- en rijksbeleid. De gemeentelijke beleidsvisie, neergelegd in het Toeristisch Recreatief Beleidsplan en het provinciale Groei- en Krimpbeleid zijn voor de verblijfsrecreatie de belangrijkste uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende regelingen die van belang zijn voor de verblijfsrecreatie in Ermelo, zowel landelijke, provinciale alsook gemeentelijke wet- en regelgeving en beleid.
3.2 Rijksbeleid
Nota Ruimte
De Nota Ruimte (uit 2006) bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijke beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn.
De nota Ruimte stelt 'ruimte voor ontwikkeling' centraal en gaat uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Het accent verschuift van 'toelatingsplanologie' naar 'ontwikkelingsplanologie'. 'Ruimte voor ontwikkeling' betekent ook dat het rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en te ontwikkelen. Een aantal ruimtelijke structuren en netwerken dat in belangrijke mate ruimtelijk structurerend is voor Nederland als geheel, vormt samen de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Het Centraal Veluws Natuurmassief maakt onderdeel uit van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur en is aangewezen als een Nationaal Landschap.
Nationaal Landschap
Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. In samenhang hiermee zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen nationale landschappen is daarom 'behoud door ontwikkeling' het uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid. De landschappelijke kwaliteiten zijn medesturend voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling plaatsvindt. Uitgangspunt is dat de nationale landschappen zich sociaal-economisch voldoende moeten kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied moeten worden behouden of worden versterkt.
In algemene zin geldt dat binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt (het 'ja, mits'-regime). Binnen nationale landschappen is ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul). Provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid voor nationale landschappen, zoals een gedetailleerde begrenzing van de nationale landschappen. Deze begrenzing wordt opgenomen in de streekplannen waarin ook de kernkwaliteiten worden benoemd. Deze zijn leidend voor de ruimtelijke ontwikkeling.
De Veluwe is vanwege de volgende redenen aangewezen als een Nationaal Landschap:
De kernkwaliteiten:
- Schaalcontrast van zeer open naar besloten;
- Actieve stuifzanden;
- De grootte en aaneengeslotenheid van het bos.
Dit voor Noordwest-Europese begrippen, vrij grote en aaneengesloten glooiende boslandschap, wordt gekenmerkt door een variatie van zeer open actieve stuifzand- en heidegebieden en zeer besloten bossen. Deze gebieden herbergen hoge natuurwaarden waarin ook ruimte is voor grote grazers. Aan de westkant bestaat een fijnmazig patroon van essen en ontginningen. In het Nationaal Landschap ligt een reconstructieopgave in het kader van de Reconstructiewet concentratiegebieden. Op de Veluwe is extra aandacht nodig voor het uitplaatsen of een betere inpassing van de recreatiebedrijven.
Recreatie
In de nota Ruimte is een aparte paragraaf opgenomen over het toeristisch-recreatieve gebruik van de groene ruimte. Hierin is opgenomen dat het huidige aanbod van toeristisch-recreatieve voorzieningen onvoldoende voldoet, zowel kwalitatief als kwantitatief, aan de recreatiewensen van de samenleving. De samenstelling van de bevolking en het toenemende belang van vrijetijdsbesteding vragen om nieuwe vormen van openlucht- en verblijfsrecreatie en om aanpassing van het huidige toeristisch-recreatieve aanbod. De recreatiesector moet de ruimte krijgen om te kunnen anticiperen op de veranderende behoefte van de samenleving en om zich tot een economische drager van (delen) van het platteland te ontwikkelen. Daarmee is ook de vitaliteit van de meer landelijke gebieden van Nederland gebaat.
Daarnaast is in de nota Ruimte ook een aparte, zeer globale, paragraaf opgenomen over het ruimtelijke kader voor recreatiewoningen. Hierin is onder andere aangegeven dat de bouw van een nieuwe recreatiewoning op complexen van recreatiewoningen enkel mogelijk is, indien het recreatieve gebruik van deze recreatiewoningen door middel van een bedrijfsmatige exploitatie kan worden verzekerd.
Vervolgens wordt een definitie van bedrijfsmatige exploitatie gegeven, te weten: "onder bedrijfsmatige exploitatie wordt in dit kader verstaan het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt."
Consequenties
De aanwijzing van het Centraal Veluws Natuurmassief als Nationaal Landschap met de daaraan gekoppelde reconstructieopgave en het uitgangspunt dat de bouw van een nieuwe recreatiewoning op complexen van recreatiewoningen enkel mogelijk is indien het recreatieve gebruik van deze recreatiewoningen door middel van een bedrijfsmatige exploitatie kan worden verzekerd, vormen de belangrijkste beleidsuitgangspunten uit de Nota Ruimte. Deze uitgangspunten zijn door de Provincie Gelderland uitgewerkt in het Streekplan Gelderland 2005. Door middel van het Streekplan 2005 vindt de vertaalslag van het rijksbeleid plaats in het bestemmingsplan Recreatieterreinen van de gemeente Ermelo.
Wet op de Openluchtrecreatie
De Wet op de openluchtrecreatie (hierna te noemen WOR) is met ingang van 1 november 2005 gefaseerd ingetrokken. Tot 1 januari 2008 is het vergunningenstelsel voor de reguliere kampeerterreinen en het ontheffingen- en vrijstellingsregime van kracht gebleven (hoofdstuk 3 van de WOR). Dit betekent dat alle verleende vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen tot 1 januari 2008 van kracht zijn gebleven. De WOR bevatte regels over de ruimtelijke spreiding en de diversiteit van het kampeeraanbod, de regeling van de kampeerovereenkomst en voorschriften op het gebied van hygiëne, gezondheid en veiligheid. De intrekking van de WOR past binnen het streven van het kabinet om de bureaucratie en de regelzucht te verminderen. Terughoudendheid bij het stellen van regels ten aanzien van kampeerterreinen vormt dan ook het uitgangspunt voor gemeenten.
Eén van de gevolgen van de intrekking van de WOR is dat het stelsel van vergunningen en ontheffingen is komen te vervallen. In de gemeente Ermelo zijn in het verleden kampeervergunningen verleend aan alle recreatieondernemers, met uitzondering van terreinen waarop enkel recreatiewoningen voorkomen. Het bestemmingsplan is na de intrekking van de WOR het basisinstrument voor het regelen van kamperen op kampeerterreinen. In het bestemmingsplan kan de gemeente locaties aanwijzen waar kampeerterreinen zijn toegestaan en regels opnemen voor de inrichting en het gebruik van deze kampeerterreinen.
Een beperking van dit instrument is dat in een bestemmingsplan uitsluitend op grond van ruimtelijke motieven bestemmingen aan gebouwen en gronden mogen worden gegeven en gebruiksregels worden gesteld. Bepalingen in verband met de openbare orde, gezondheid en/of hygiëne mogen niet in een bestemmingsplan worden opgenomen. Op zichzelf hoeft dit geen probleem te zijn. Er zijn op kampeerterreinen ook andere (bestaande) regelingen van toepassing en de gemeente zal (meer) de nadruk kunnen leggen op zelfregulering en het leggen van verantwoordelijkheden bij de beheerders en gebruikers van kampeerterreinen. Deze eigen verantwoordelijkheid geldt ook voor zaken als de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing en inrichting van een terrein.
Consequenties
De reguliere kampeerterreinen zijn op dit moment al positief bestemd in de verschillende bestemmingsplannen. De ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing en inrichting van een terrein is geregeld in de vigerende bestemmingsplannen en in dit nieuwe bestemmingsplan door ruimte te maken voor landschappelijke inpassing (groenstroken) en het stellen van eisen aan de inrichting (grootte van de kavels, oppervlaktes verharding en dergelijke).
In de regels is tevens slechts geregeld wat strikt noodzakelijk is. Hiermee wordt invulling gegeven aan het kabinetsstandpunt om de bureaucratie en de regelzucht te verminderen. Hierdoor zijn de gevolgen van de intrekking van de WOR (het vervallen van de kampeervergunningen) voldoende geregeld.
3.3 Provinciaal Beleid
Het provinciale beleid is voornamelijk vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005 (29-6-2005). Inmiddels is er voor de verblijfsrecreatie een streekplanuitwerking vastgesteld (26 september 2006). In deze paragraaf wordt op de relevante onderdelen van deze plannen ingegaan.
Streekplan Gelderland 2005
Het Streekplan Gelderland 2005 bestaat voor een deel uit generiek beleid welke voor de hele provincie geldt, en voor een deel uit regiospecifiek beleid wat voor de betreffende regio geldt. In het generieke beleidsdeel staan de algemene uitgangspunten voor de recreatie verwoord. Hierin wordt ingegaan op de verschillende vormen van recreatie en toerisme. Omdat dit bestemmingsplan enkel ziet op terreinen met intensieve verblijfsrecreatie, wordt in deze toelichting enkel op dit onderdeel van het streekplan ingegaan.
Recreatiewoningen, stacaravans
In het Streekplan Gelderland 2005 is aangegeven dat terreinen met recreatiewoningen, gezien hun aard en functies, een aan de omgeving aangepast karakter moeten hebben. Om dit te waarborgen heeft de Provincie richtlijnen gesteld ten aanzien van oppervlakte en bouwvolume van recreatiewoningen. Er wordt een maximummaat toegestaan van 75 m² en 300 m³ (inclusief berging en kelder).
In het Streekplan is voor stacaravans het volgende opgenomen: Stacaravans die groter zijn dan 55 m² (inclusief bijgebouwen en overkappingen), ook wel chalets genoemd, worden voor wat betreft de handhaving beschouwd als zijnde recreatiewoningen.
Consequenties
De maatvoering vanuit het Streekplan is in het bestemmingsplan overgenomen:
- Maximummaat recreatiewoningen 75 m² en 300 m³
- Maximummaat stacaravans: 55 m²
Definitie bedrijfsmatig geëxploiteerd terrein
In het Streekplan is opgenomen dat uitbreidingen of nieuwvestiging van terreinen voor recreatiewoningen of stacaravans alleen kunnen worden toegestaan indien sprake is van een bedrijfsmatig geëxploiteerd terrein, vastgelegd in het bestemmingsplan.
De provincie hanteert de volgende definitie van een bedrijfsmatig geëxploiteerd terrein:
"het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden". Daarbij heeft de provincie nog opgemerkt dat voor recreatiewoningen als nadere eis geldt dat deze slechts mogen worden opgericht en gebruikt voor de verhuur ten behoeve van wisselend gebruik. Met deze eis beoogt de Provincie dat alle recreatiewoningen door middel van verhuur door steeds wisselende personen worden gebruikt en dus niet worden gebruikt als tweede woning. Tevens kan permanente bewoning zo worden voorkomen.
De Raad van State heeft inmiddels overwogen dat het opleggen van de eis van bedrijfsmatige exploitatie (incl. de eis van wisselende verhuur van recreatiewoningen) bij recreatieparken, waar tot op heden geen bedrijfsmatige exploitatie heeft plaatsgevonden in beginsel niet mogelijk is (uitspraken betreffende de bestemmingsplannen Buitengebied van Harderwijk en Epe). In geval een bestemmingsplan op dit moment geen nadere definiëring van bedrijfsmatige exploitatie bevat, is het opleggen van de nieuwe definitie volgens de Raad van State uit oogpunt van rechtszekerheid voor eigenaren van recreatiewoningen en exploitanten van verblijfsrecreatieterreinen onaanvaardbaar, tenzij aangetoond is dat in de komende planperiode de bedrijfsmatige opzet wordt doorgevoerd.
De uitspraak van de Raad van State heeft dus betrekking op bestaande complexen met recreatiewoningen die nu niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd en waarbij de eis van bedrijfsmatige exploitatie (incl. de wisselende verhuur van recreatiewoningen) niet of niet juist in de regels van het geldende bestemmingsplan is opgenomen. Uit deze uitspraken volgt dat voor recreatiewoningen die feitelijk niet worden verhuurd en waarvoor de eis tot verhuur ook niet goed in de regels is geregeld, de eis van bedrijfsmatige exploitatie niet kan worden gesteld.
Naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van State heeft de provincie zich beraden over de gevolgen voor hun beleidsuitvoering op dit punt. Bij brief van 7 november 2006 informeert de provincie de verschillende gemeenten hierover. In deze brief geeft de provincie aan dat zij in het kader van de planbegeleiding en –toetsing zich bij de uitspraak van de Raad van State zullen aansluiten. De provincie zal in die gevallen de eis van bedrijfsmatige exploitatie niet langer hanteren.
In de verschillende bestemmingsplannen in Ermelo is al langere tijd de eis van bedrijfsmatige exploitatie van de recreatieparken opgenomen. Echter, nergens is in deze bestemmingsplannen opgenomen dat de op het park aanwezige recreatiewoningen gebruikt moeten worden voor de wisselende verhuur. Een groot deel van de recreatiewoningen in Ermelo wordt al langere tijd gebruikt als tweede woning. Voor deze woningen kan, volgends de uitspraak van de Raad van State, de eis van wisselende verhuur niet opgelegd worden. Voor dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden om na te gaan welke recreatiewoningen nu al niet voor de wisselende verhuur worden gebruikt. Dit omdat voor deze recreatiewoningen de eis van wisselende verhuur niet kan worden opgenomen.
Consequenties
Voor de recreatieterreinen in de gemeente Ermelo is de eis van bedrijfsmatige exploitatie, zoals de provincie die in het Streekplan heeft verwoord, opgenomen. Echter voor recreatiewoningen die nu al feitelijk gebruikt worden voor eigen recreatief gebruik, is deze eis van wisselende verhuur niet opgenomen.
Gebruiksvoorwaarden verblijfsrecreatievoorzieningen
In het Streekplan is opgenomen dat onrechtmatig gebruik van recreatieverblijven ongewenst is. Het adequaat en eenduidig bestemmen van de functies kan onrechtmatig gebruik voorkomen. Ook de handhaving zal dan eenvoudiger zijn.
Ter uitwerking van de Nota Ruimte is in het Streekplan opgenomen dat indien handhaving van het recreatieve gebruik niet mogelijk is gebleken, volstaan moet worden met een persoonsgebonden gedoogbeschikking voor de hoofdgebruiker tot het moment dat de recreatiewoning wordt verlaten. Legalisatie – omzetting van recreatiewoningen naar reguliere woningen- is slechts mogelijk indien de woningen voldoen aan het Bouwbesluit (2003), ze buiten het groenblauwe raamwerk zijn gelegen, er wordt voldaan aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en milieueisen, en handhaven niet tot de mogelijkheden behoort. Inmiddels ligt er een ministerieel besluit over hoe een gemeente moet omgaan met verzoeken tot omzetting van de bestemming.
In 1996 heeft de gemeenteraad van Ermelo het handhavingsbeleid betreffende beëindiging van permanente bewoning van recreatieverblijven vastgesteld. Iedereen die zich na 14 maart 1996 (datum publicatie van het besluit) in een recreatieverblijf vestigt om daar te gaan wonen, wordt aangeschreven de permanente bewoning te beëindigen. Degenen die voor deze datum al permanent woonden in een recreatieverblijf konden toentertijd een persoonsgebonden gedoogbeschikking aanvragen.
Legalisatie naar reguliere woningen is niet aan de orde. De situaties waarbij al voor de peildatum sprake is van onrechtmatige bewoning voldoen niet aan de voorwaarden welke gesteld worden om in aanmerking te komen voor een bestemmingswijziging. Met name wordt niet voldaan aan de voorwaarden welke betrekking hebben op de situering van de recreatieparken (veelal ligging binnen kwetsbaar gebied) en de eisen van het Bouwbesluit.
Consequenties
De gemeente zet het huidige beleid betreffende handhaving voort en de verschillende recreatieterreinen zijn adequaat en eenduidig bestemd. Permanente bewoning is uitdrukkelijk niet toegestaan in het bestemmingsplan.
Groei- en krimp van verblijfsrecreatie op het Veluwemassief
Voor de mogelijke ontwikkelingen van verblijfsrecreatie op het Veluwemassief geldt een specifiek beleid, te weten het Groei- en Krimpbeleid. Dit beleid komt voort uit het plan Veluwe 2010 en het Reconstructieplan Veluwe. Hoofdlijn van dit beleid is enerzijds groei (ontwikkelingsmogelijkheden) toestaan aan recreatiebedrijven op vanuit natuuroverwegingen minder kwetsbare plekken en anderzijds krimp (saneren) van recreatiebedrijven, die vanuit natuuroverwegingen ongunstig zijn gelegen.
Het Groei- en Krimpbeleid gaat uit van de volgende inhoudelijke hoofdlijnen:
- groei en krimp houden elkaar in evenwicht; het groei- en krimpscenario leidt per saldo tot 0-groei in hectares verblijfsrecreatie op het Veluwemassief;
- groei vindt plaats binnen de aangegeven zoekgebieden voor groeiclusters van bedrijven;
- voorwaarde is dat de betreffende uitbreiding of omzetting past in de ontwikkelingsvisie die voor het gehele zoekgebied is opgesteld;
- groei wordt ingezet voor toeristische verblijfsrecreatie, d.w.z. voor verblijfsrecreatie, waarbij sprake is van een toeristische verhuur van overnachtingeenheden (tenten, toer- en stacaravans, recreatiebungalows) onder een bedrijfsmatige exploitatie van de terreinen;
- groei wordt ingezet ten behoeve van kwaliteitsverbetering van de bedrijven; deze verbetering heeft zowel betrekking op de bedrijven zelf, als op de omgeving en de aanwezige natuur;
- terreinen, waar permanente bewoning plaatsvindt, worden uitgesloten van groei; dergelijke terreinen komen alleen nog in aanmerking voor mogelijke ontwikkelingskansen, wanneer gegarandeerd is, dat de permanente bewoning is beëindigd;
- krimp wordt in eerste instantie gezocht in de in het scenario aangegeven solitaire bedrijven;
- krimp vindt plaats hetzij via sanering van bedrijven, hetzij via uitplaatsing naar de aan de Veluwe grenzende gebieden. In beginsel vindt dit plaats op basis van vrijwilligheid en goed overleg met de betrokken ondernemers. In krimpgebied worden de planologische rest- en omwisselcapaciteiten gesaneerd;
- in het kader van het groei- en krimpscenario is sprake van een specifieke toepassing van het regime van bos- en natuurcompensatie. Daarbij vindt de fysieke bos en natuurcompensatie voor de groeiclusters plaats in de krimplocaties; hierbij wordt uitgegaan van 100% compensatie, in plaats van de gebruikelijke 120, 130 of 140%.
Per groeicluster is een ontwikkelingsvisie gemaakt. In deze visie is aangegeven welke ontwikkelingsrichtingen in het cluster worden nagestreefd en waar vanuit ruimtelijk ordeningsoptiek uitgebreid of geherstructureerd kan worden. Om Veluwebreed een zorgvuldige afweging mogelijk te maken heeft de provincie een streekplanuitwerking opgesteld als kader voor de gemeentelijke visies.

Figuur 1: Fragment van de overzichtskaart van de Veluwe waarop groei- en krimpgebieden staan weergegeven.
Bron: Streekplanuitwerking Groei- en Krimp
Buiten de groeiclusters is op het Veluwemassief sprake van het krimpgebied verblijfsrecreatie. Het beleid is hier primair gericht op ontwikkeling van natuur en landschap. Het beleid voor dit gebied is gericht op "krimp" dat wil zeggen: extensivering, sanering of eventueel verplaatsen van de aanwezige verblijfsrecreatie. Voor terreinen die niet gekrompen (kunnen) worden zijn er mogelijkheden voor optimalisatie van de ruimtelijke inrichting door middel van herstructurering. Ontwikkelingen gericht op uitbreiding in oppervlakte of omzetting naar recreatiewoningen zijn uitgesloten.
Consequenties
Voor de recreatieterreinen die in het groei- en krimpgebied vallen, worden alle rest- en omwisselcapaciteit van recreatiewoningen gesaneerd. Voor recreatieterreinen die in een groeicluster vallen, is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de herinrichting van de bestaande recreatieterreinen.
In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de streekplanuitwerking, de clustervisies en de gevolgen van dit beleid voor het bestemmingsplan Recreatieterreinen.
Uitwerking Streekplan Gelderland 2005 Groei- en Krimp
Binnen de Veluwe zijn verschillende groeiclusters aangewezen. In Ermelo liggen 3 groeiclusters, te weten Ermelo, Speuld en Garderen. De groeicluster Garderen valt voor een gedeelte op het grondgebied van Ermelo en voor het andere gedeelte op het grondgebied van de gemeente Barneveld. Gronden buiten de groeiclusters vallen binnen het krimpgebied (voor zover deze gronden zijn gelegen binnen het groei- en krimpgebied). Per groeicluster is een clustervisie opgesteld. Deze visie geeft duidelijkheid over de mogelijkheden voor uitbreiding van de verblijfsrecreatie in de aangewezen recreatieclusters en de meest geschikte vorm waarin dat zou kunnen. De voor Ermelo relevante clustervisies zijn op 26 april 2007 vastgesteld door de gemeenteraad.

Fragmenten van de groeicluster kaarten in Ermelo.
Bron Streekplanuitwer-king Groei- en Krimp
De clustervisies hebben tot doel om:
- vanuit de gevoeligheid van de natuur en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied aan te geven waar de ontwikkelingsruimte voor recreatieondernemers in de cluster Ermelo Zuidoost, Garderen en Speuld ligt;
- de ruimtelijke en economische ontwikkelingsrichting te schetsen die tot een kwaliteitsimpuls voor de recreatiesector en de natuur leidt;
- een handreiking aan te bieden voor ondernemers om met kansrijke uitbreidingsplannen te komen;
- een afwegingskader aan te reiken voor het beoordelen van plannen. De uitbreidingsplannen worden aan de ruimtelijke clustervisie getoetst.
De provincie Gelderland heeft de clustervisies vastgesteld als Streekplanuitwerking. De streekplanuitwerking moet ervoor zorgen dat de doelen van het project groei en krimp in de uitvoeringsfase daadwerkelijk kunnen worden bereikt en bewaakt. In de streekplanuitwerking worden de verschillende stappen en procedures beschreven die doorlopen moeten worden om te komen tot uitgifte van de groeiruimte. De streekplanuitwerking ziet voornamelijk op het realiseren van de groeiruimte, dus op mogelijkheden voor uitbreiding van de bestaande recreatieterreinen in de groeigebieden.
Consequenties
Zoals is aangegeven zijn in dit bestemmingsplan enkel de terreinen opgenomen die nu al de bestemming verblijfsrecreatie hebben. De groeiclusters omvatten een groter gebied dan enkel de positief bestemde terreinen. De clusters vormen een zoekgebied waarbinnen de bestaande recreatieterreinen, onder verschillende voorwaarden, kunnen uitbreiden. Om deze reden zijn de groeiclusters, als gebied, niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Eventuele medewerking aan uitbreidingsplannen van recreatieterreinen in de groeiclusters zullen in aparte bestemmingsplannen worden geregeld.
Planologische verankering Groei en Krimp
Door de provincie is een rapport opgesteld over de planologische verankering van het beleid. Dit rapport is een aanvulling op de ontwikkelingsvisies die in het kader van "Groei en Krimp" zijn opgesteld. De ontwikkelingsvisies geven de doelstellingen en de daarbij behorende strategie voor de verschillende gebieden. In het rapport wordt aangegeven op welke wijze gemeenten deze doelstellingen planologisch kunnen verankeren in een bestemmingsregeling. De modelvoorschriften die in het rapport worden gegeven sluiten aan op de beleidsmatige uitgangspunten van "Groei- en Krimp". In het rapport wordt aandacht besteed aan:
- de wijze waarop een bestemmingsplan kan worden vormgegeven dat volledig tegemoet komt aan de beleidsuitgangspunten van de ontwikkelingsvisies;
- de wijze waarop planologische restcapaciteit kan worden wegbestemd;
- de eventuele planschaderisico´s die voortvloeien uit het wegbestemmen van bouwmogelijkheden en het opleggen van de plicht tot verhuur aan permanent wisselende bewoners.
Consequenties
De modelvoorschriften uit het rapport planologische verankering groei en krimp vormen één van de uitgangspunten van de regels.
Overige Streekplanuitwerkingen
Naast de Groei- en Krimp uitwerking zijn er meer uitwerkingen van het Streekplan 2005. Hierbij moet gedacht worden aan de streekplanuitwerkingen Nationale Landschappen, Kernkwaliteiten Waardevolle Landschappen, Kernkwaliteiten en omgevingscondities van Gelderse Ecologische Hoofdstructuur.
Streekplanuitwerking Nationale Landschappen
De Provincie Gelderland heeft in de Streekplanuitwerking Nationale Landschappen het beleid uit de Nota Ruimte verder uitgewerkt. In deze Streekplanuitwerking zijn de gebieden concreet begrensd ten opzichte van de globale begrenzing uit de Nota Ruimte. In de Nationale Landschappen is het ruimtelijke beleid uit het streekplan van toepassing. De Nationale Landschappen vallen voor een groot deel samen met de waardevolle landschappen, waarin het 'ja, mits'-beleid geldt. Bovendien geldt dat in de EHS en waardevolle open gebieden binnen de waardevolle landschappen een 'nee, tenzij'-beleid geldt. Het 'ja, mits' en 'nee, tenzij'-beleid is uitgewerkt in de Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten EHS en Kernkwaliteiten waardevolle landschappen.
Consequenties
Aangezien het ruimtelijke beleid uit het Streekplan 2005 van toepassing is voor de Nationale Landschappen zijn de consequenties voor dit bestemmingsplan te vinden in het Streekplan 2005.
Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle Landschappen
In deze Streekplanuitwerking zijn de waardevolle landschappen begrensd en zijn afwegingsformules opgenomen. Per waardevol landschap zijn de kwaliteiten weergegeven.
Voor het omgaan met kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie in Waardevolle landschappen wordt een inhoudelijke uitwerking van de in het streekplan genoemde kernkwaliteiten gegeven. De kernkwaliteiten zijn per Waardevol landschap zowel in een korte tekst als op een kaart uitgewerkt. De kaart geeft deelgebieden weer waarbij is aangegeven welke kernkwaliteiten waar voorkomen. Dit maakt het mogelijk om selectiever om te gaan met de kernkwaliteiten dan met het streekplan zelf mogelijk is.
Bij de beantwoording van de vraag of door voorgenomen activiteiten in Waardevolle landschappen de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt, spelen niet alleen de aard, omvang en locatie van de activiteit een rol, maar ook de vorm die het krijgt, zoals plaatsing en vormgeving van gebouwen en aanleg van groenstructuren.
Tabel 1: Afwegingskader
Beleidscategorie | Afwegingsformule |
Waardevol landschap (geen EHS, geen waardevol open gebied). | Ja, mits de kernkwaliteiten worden behouden en versterkt. |
Waardevol landschap (samenvallend met EHS). | Nee, tenzij |
Waardevol open gebied (valt altijd binnen Waardevol Landschap). | Nee, voor nieuwe bouwlocaties, tenzij voor overige ruimtelijke ingrepen. |
Kernkwaliteiten in regionale context: het Veluwemassief
Het Veluwemassief vormt de grootschalige 'groene long' van Nederland. Dit grootschalige landschap bestaat uit uitgestrekte bossen, kleine oude dorpen en gehuchten, enclaves van heide en stuifzand, aardkundig en archeologisch interessante fenomenen en recreatieve bedrijven, vliegvelden en snelwegen. Het natuurlijke systeem is een belangrijke vormer van dit landschap en wordt als zodanig ook herkend: de eindeloze Veluwe waar bos groter is dan een krant, waar het zand kan stuiven en waar ontmoetingen met groot wild mogelijk zijn. Maar het gebied kent ook een rijke cultuurgeschiedenis: in prehistorie tot en met de vroege Middeleeuwen is het gebied relatief dicht bewoond geweest; de sporen daarvan zijn door het later slechts extensieve gebruik goed bewaard gebleven in landschap en ondergrond.
Meer centraal in het gebied en aan de zuidkant liggen uitgestrekte heidevelden. De oostelijke helft kent veel reliëf en bestaat vooral uit (oud) loofbos, landgoederen en aan de randen sprengen en recreatiebedrijven. De menselijke invloed en de toegankelijkheid zijn daar relatief gering. De westelijke helft is vlakker en kent meer afwisseling van heide, vennen, zandverstuivingen, naaldbos en recreatie(bedrijven). De toegankelijkheid is hier groter dan in de oostelijke helft. De randen van de Veluwe zijn vanuit de wijde omgeving over snelwegen goed bereikbaar en dus beleefbaar, maar in het natuurkerngebied zelf wordt de ontsluiting bewust afgebouwd (ontsnippering). Grootschalige verblijfsrecreatie vormt echter ook een bedreiging voor het landschap. Het Veluwemassief met uitzondering van de agrarische enclave Uddel-Elspeet is in zijn geheel een waardevol landschap
Inhoudelijke uitwerking kernkwaliteiten: Veluwemassief
De groene long van Nederland
- De betekenis van de Veluwe voor de verstedelijkende Nederlandse samenleving wordt steeds groter: het omringende stedelijke gebied groeit, de Randstad is eigenlijk al nabij, de stedelijke druk uit het westen is aan de Veluwe al voelbaar bij Nijkerk, Barneveld en Wageningen. Maar ook is, meer vanuit eigen dynamiek, de stedelijke druk groot en groeiend aan de zuidkant (Arnhem), de oostkant (Apeldoorn) en de noordkant (Zwolle). Als groene contramal en producent van schone lucht is het Veluwemassief steeds belangrijker.
- De Veluwe is veruit het grootste aaneengesloten groene gebied van Nederland waar voor mens en dier een zekere 'eindeloosheid' is te ervaren. Dat is een unieke kwaliteit.
- De identiteit van de groene long van het Veluwemassief wordt niet alleen bepaald door het 'groen' in de zin van natuur, maar ook door de unieke aardkundige kwaliteiten (reliëf en bodem) en de rijke cultuurhistorische kwaliteiten.
Stuwwal met grootschalige afwisseling van open heide, gesloten bos, uitgestrekt open stuifzand en vennen, agrarische enclaves.
- Deze afwisseling is in het westelijk deel sprekender dan in het oostelijk.
- Het westelijk deel kent meer open enclaves van heide, zand en landbouwgebied dan het oostelijk deel; dat laatste is een grootschalig besloten bosgebied.
- Behalve de interne afwisseling met de verschillen tussen oost en west is er sprake van een sterk contrast tussen de besloten randen van de Veluwe met de lager gelegen, en veelal intensiever bebouwde, omgeving.
Rijk aan aardkundige kwaliteiten (vooral het reliëf)
- Het Veluwemassief is een 'ijstijdrelict'. In de voorlaatste ijstijd is het reliëf in zijn hoofdvorm ontstaan door opstuwing van grotendeels zandige rivierafzettingen door het ijs. Daarna hebben smeltwater, bodemafschuiving, verstuiving en andere erosieverschijnselen het huidige reliëf doen ontstaan. De zandverstuivingen zijn het resultaat van menselijke invloed (overbegrazing, houtoogst, strooisel- en plaggenwinning). Het geheel van aardkundige kwaliteiten op deze schaal is internationaal zeer zeldzaam.
Afwezigheid van oppervlaktewater met uitzondering van de vennen en enkele beken
- Door de zandige ondergrond beperkt oppervlaktewater zich tot de enkele plaatsen waar een ondoorlaatbare ondergrond is: de vennen maar ook het dal van de Hierdense beek die als Staverdensche beek diep in het Veluwemassief begint.
- In noord-zuid richting loopt een waterscheiding onder het Veluwemassief. Het grondwater in het westelijk deel komt pas buiten het massief aan de oppervlakte in het Randmeergebied en de Gelderse Vallei; het grondwater in het oostelijke en zuidelijk deel wordt, deels nog op het massief, aangesneden door tal van sprengenbeken (zie nr. 25); hier komen ook veenachtige gebieden voor met zeer hoge waterstanden en kwel.
Weinig bebouwing
- Bebouwing op het massief zelf beperkt zich tot enkele oude landbouwenclaves, bebouwing samenhangend met de 'watereconomie' van de beken, 19e- en 20e-eeuwse landgoedbebouwing, 19e- en 20e-eeuwse bebouwing voor medische, zorg- en militaire instellingen. Tot deze bebouwing behoren grote bijzonderheden, zoals het jachtslot St. Hubertus op de Hoge Veluwe, Radio Kootwijk, het militaire complex op de Kop van Deelen en voormalige sanatoria.
- Veel van de meer recente bebouwing is bedoeld voor recreatie, vooral huisjesterreinen met bijbehorende voorzieningen.
- Aan de zuidrand ligt relatief veel bebouwing binnen de begrenzing met onder meer de kernen van Doorwerth en Heveadorp, landgoederen en militaire en instellingsbebouwing.
Karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle open essen op de flanken
- Dit betreft met name enkele complexen van oude bouwlanden ten noorden van Ede: de Doesburger Enk, Lunterense Eng, de Wekeromse Eng, en daarnaast de oude bouwlanden bij Harskamp en in de landgoedgordel tussen Velp en Dieren. Vele complexen van open oude bouwlanden liggen juist buiten de begrenzing van het Veluwemassief. De bouwlanden ten noorden van 't Hof te Dieren (deels oud open bouwland, deels voormalig bos) verdragen toevoeging van opgaande elementen in het kader van ecologische verbinding.
Een 'antropogene' leegte van nu met een schatkamer van cultuurwaarden van toen: landgoederen, grafheuvels, boerderijen et cetera
- De Veluwe is in de IJzertijd een kerngebied van bewoning geweest met omringende natte, onbewoonde gebieden. In de Middeleeuwen is dat omgedraaid. Van de prehistorische bewoning resteren grafheuvels en celtic fields. De ijzerwinning uit de tijd dat de Veluwe het eerste 'industriegebied' van de lage landen was heeft geleid tot ontbossing en relicten zoals houtskoolbrandplaatsen met rode zanden.
- 'Een deel van de kleine landbouwenclaves zijn zeer oude nederzettingen die teruggaan tot de Vroege Middeleeuwen of eerder; tot die stokoude nederzettingen behoren Vierhouten, Drie, Garderen/Houtdorp, Koudhoorn, Boesschoten, Hoog Soeren, De Ginkel en Gortel.
- Uit de tijd dat de Veluwe een zeer extensief gebruikt doorgangsgebied was, dateren de hessenwegen die overwegend in oost-west richting het massief doorkruisen.
- Tot de landgoederen behoren enkele zeer oude langs de Hierdensche beek: Staverden en Leuvenum. Andere landgoederen zijn als boslandgoederen gesticht nadat de heide functieloos was geworden en daarom bebost kon worden; in de meeste gevallen is een klein deel van het landgoed bijzonder verfraaid waar het landhuis staat. Een uitzonderlijk geval is de Hoge Veluwe dat door het echtpaar Kröller-Müller als een symbiose tussen natuur en kunst is bedoeld.
Rijke variatie aan (cultuurhistorisch bepaalde) soorten bos: van zeer oude loofboscomplexen tot
rechtlijnig verkaveld productiebos en recent ontwikkeld 'oerbos' met begrazers
- Zeer oude loofboscomplexen komen voor bij sommige van de oudere nederzettingen. Ze komen vooral voor op de Noord- en Oost-Veluwe en plaatselijk in de zuidrand. Voorbeelden zijn: Speulderbos, Sprielderbos, Putterbosch, Vierhouterbos, Gortelsche Bosch, Hoog Soerense bos, Vreebosch en Meerveldsche bosch. Verspreid komen hakhoutbossen voor met een hoge ouderdom.
- Deels oude, deels jongere landgoederen en buitenplaatsen aan de zuidrand.
- Landgoedbossen uit de 19e en 20e eeuw naar de inzichten van de particuliere eigenaren met veelal over kleine oppervlakten parkachtige structuren met bebouwing.
- Staats- en gemeentelijke bebossingen in rechtlijnige patronen.
- Rust, ruimte, donkerte.
Consequenties
Gemeenten dienen in hun Wro-plannen een expliciete verantwoording op te nemen van het omgaan met kernkwaliteiten. Het gaat hierbij om locatiekeuzen en ook om keuzen over inrichting van het plangebied: hoe zijn deze tot stand gekomen in relatie tot de kernkwaliteiten? Hierbij dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe het ontwerp tot stand is gekomen in relatie tot de omgeving van het plangebied, het plangebied zelf en karakter en omvang van de activiteit. Aangezien het om een overwegend consoliderend bestemmingsplan is een nadere verantwoording van de kernkwaliteiten niet noodzakelijk.
Bij afwijkingen, wijzigingen en herzieningen van dit bestemmingsplan dienen bovenstaande kernkwaliteiten van de waardevolle landschappen in ogenschouw genomen te worden. Aangezien het in dit bestemmingsplan om het bestemmen van bestaande recreatieterreinen gaat is een nadere verantwoording in dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van Gelderse Ecologische Hoofdstructuur
In het Streekplan Gelderland is aangegeven dat de natuurwaarden binnen de EHS worden beschermd door middel van het 'nee, tenzij'-principe. Dit houdt in dat een bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om zorgvuldige ruimtelijke afwegingen te kunnen maken, is het belangrijk om te weten wat de te beschermen wezenlijke kenmerken en waarden van een bepaald gebied zijn. In deze streekplanuitwerking worden deze kwaliteiten en waarden uitgewerkt.
Gedeputeerde Staten beschouwen een ruimtelijke ingreep waarvoor een bestemmingsplan moet worden aangepast als een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities wanneer deze kan leiden tot de volgende effecten:
- Een vermindering van areaal en kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen en gebieden die aangewezen voor nieuwe natuur en agrarische natuur.
- Een vermindering van de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones en tussen de verschillende leefgebieden in de overige delen van de EHS. In het bijzonder de vrije verplaatsing van herten en wilde zwijnen binnen het gehele bos- en natuurgebied van de Veluwe
- Een vermindering van de kwaliteit van het leefgebied van alle soorten waarvoor conform de Flora en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is en als zodanig worden genoemd in de AMvB Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora en Faunawet.
- Een vermindering van het areaal van de grote natuurlijke eenheden (aaneengeslotenheid).
- Een belemmering voor het verloop van natuurlijke processen in de grote eenheden.
- Een verstoring van de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van HEN-wateren.
- Een verandering van de grond- en oppervlaktewateromstandigheden (kwaliteit en kwantiteit) die de voor de natuurdoeltypen gewenste grond- en oppervlaktewater situatie (verder) aantast.
- Een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 decibel wordt overschreden).
Gedeputeerde Staten maken hierop een uitzondering voor ondergeschikte uitbreidingen van bestaande functies wanneer deze uitbreidingen een gering effect hebben op bovenstaande kernkwaliteiten en omgevingscondities. Voor onderstaande kernkwaliteiten geldt dat Gedeputeerde Staten het schaalniveau waarop een beoogde ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, zullen afwegen tegen de gevolgen voor de kernkwaliteiten. Op basis hiervan zullen Gedeputeerde Staten beoordelen of een aantasting als significant is te beschouwen.
Het gaat hierbij om de volgende kernkwaliteiten in de gehele EHS:
- De landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden op de Veluwe.
- Het grootschalige samenhangende bos- en natuurgebied waarbinnen uitwisseling van planten en dieren mogelijk is, waarbinnen natuurlijke processen zo veel mogelijk ongestoord verlopen, en waarbinnen het beheer optimaal is afgestemd op de gevarieerde natuurdoelstellingen. Hierbij is zowel ruimte voor grote eenheden natuur en natuurbos als voor meer 'beheerde' natuur: multifunctioneel bos, heide, vennen en stuifzanden en de daarbij behorende flora en fauna.
- De verbinding van de Veluwe met de IJsselvallei, Rijnuiterwaarden, Gelderse Vallei en Randmeerkust via de toekomstige poorten en robuuste verbindingen (Hattemer-, Wisselse, Beekberger-, Soerense, Haviker-, Renkumse, Voorthuizer- en Hierdense poort). Planten en dieren kunnen zich ongestoord verplaatsen binnen deze poorten. In de poorten kunnen de abiotische processen op de overgang van Veluwe en de lagere randgebieden zo veel mogelijk ongestoord verlopen.
- De landschappelijke, hydrologische en ecologische samenhang binnen het stroomgebied van de Hierdense Beek met infiltratie- en kwelgebieden, met moerassen, natte schraallanden, natte heide, bloemrijke graslanden, en kruidenrijke akkers en bossen.
- De verwevenheid en het samengaan van cultuurhistorie en natuur in onder andere landgoederen, sprengen, oude landbouwenclaves, grafheuvels en hakhoutbossen.
- De beken, sprengen en beekdalen op de flanken van de Veluwe met hun hydrologische en landschappelijke samenhang met hun omgeving.
Het gaat hierbij om de volgende kernkwaliteiten in de Randmeerkust:
- De droog-nat en voedselarm-rijk gradiënt vanaf de Veluwe tot aan de randmeren en het samenhangende systeem van infiltratie op de Veluwe en kwel in de overgangszone en de Randmeerkust, tussen Harderwijk en Elburg met de daarbij behorende hoge waarden van en potenties voor beken, kwelafhankelijke vegetaties (natte schrale graslanden) en weidevogels.
- De openheid en hoge waterstanden in Arkemheen, van de veen- en kleigebieden tussen Harderwijk en Elburg, in polder Oosterwolde en bij Dasselaar en de daarvan afhankelijke weidevogels.
- De relatie tussen de randmeren (slaapplaats) en open veen- en kleigebieden langs de randmeerkust (foerageergebied) voor ganzen, zwanen en eenden.
- De samenhang die de randmeerkust heeft met andere gebieden in de nationale natte as van water- en moerasgebieden met aan (riet)moeras gebonden soorten.
- De strandwallen langs de randmeren met de daarbij behorende droge (stroomdal)graslanden en struwelen.
- De (potentiële) uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren tussen de Veluwe en het Randmeer, in de nog weinig bebouwde delen van de Veluwerand, in het bijzonder de Hierdense poort.
Consequenties
Bij afwijkingen, wijzigingen en herzieningen van dit bestemmingsplan dienen bovenstaande kernkwaliteiten van de omgevingscondities van Gelderse Ecologische Hoofdstructuur in ogenschouw genomen te worden. Aangezien het in dit bestemmingsplan om het bestemmen van bestaande recreatieterreinen gaat is een nadere verantwoording in dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op 15 december 2010 heeft Provinciale staten van de Provincie gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Met deze ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
In hoofdstuk 6 van de Regels stelt de provincie regels met betrekking tot het onderwerp recreatieparken. Deze regels komen overeen met het beleid zoals eerder opgenomen in het Streekplan Gelderland en het Groei- en Krimpbeleid zoals reeds beschreven in deze paragraaf.
Nieuw in de ruimtelijke verordening Gelderland is dat er een ontheffingsbevoegdheid van Gedeputeerde Staten is opgenomen voor recreatiewoningen in recreatieparken met een grotere omvang dan 75m2 en geen grotere inhoud dan 300m3, indien wordt aangetoond dat er vanuit de toeristische markt aantoonbaar behoefte bestaat aan het realiseren van recreatiewoningen met grotere maatvoering op de betreffende locatie (artikel 8.7).
Een ontheffing als in artikel 8.7 van de provinciale verordening kan worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- het recreatiepark wordt bedrijfsmatig geëxploiteerd;
- een maximaal bebouwingsoppervlak van het totaal aantal recreatiewoningen wordt vermeld; en
- een concreet voorstel met betrekking tot de verdeling van de maatvoeringen van de recreatiewoningen wordt gedaan.
Een aanvraag om een ontheffing op grond van de verordening dient te worden ingediend door het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van het besluit waarvoor die ontheffing wordt aangevraagd. Dit betekent dat wanneer met de te verlenen ontheffing een bestemmingsplan of beheersverordening zal worden vastgesteld, het verzoek om ontheffing zal worden ingediend door de gemeenteraad. Wanneer ontheffing wordt verleend ten behoeve van een te verlenen omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3º, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, wordt de aanvraag ingediend door het op grond van de Wabo bevoegde gezag. Dit zal in de meeste gevallen het college van Burgemeester en Wethouders zijn.
De ontheffingsaanvraag dient vergezeld te gaan van een beschrijving van het project, een motivering en een kaart. In de motivering zal moeten worden ingegaan op de criteria die de verordening aan toepassing van de betreffende ontheffing stelt. De beschrijving van het project in samenhang met de kaart dient voor Gedeputeerde Staten voldoende duidelijk te zijn om op de aanvraag te beslissen. Vervolgens zal binnen maximaal 8 weken na ontvangst van de aanvraag worden besloten of ontheffing al dan niet wordt verleend. Op (het uitblijven van) een besluit op een ontheffingsaanvraag is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen van toepassing. Tegen een besluit op een ontheffingsaanvraag staat op grond van de Awb een normale bezwaar- en beroepsprocedure open.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Ook bij het gemeentelijke beleid staat de kwaliteitsverbetering in veel plannen centraal. Hierna wordt ingegaan op de voor dit bestemmingsplan relevante gemeentelijke plannen, waarbij uitgebreid wordt stilgestaan bij het Toeristisch Recreatief Beleidsplan als basis van dit bestemmingsplan.
Structuurvisie Ermelo 2015
De Structuurvisie (uit 1998) behelst de vertaling van de gemeentelijke ambities in een ruimtelijk-functioneel toekomstperspectief voor de periode tot 2015. Het vormt een kader dat ook voor de toeristisch-recreatieve mogelijkheden van belang is. De Structuurvisie is voornamelijk gericht op het westelijk deel van de gemeente. In de structuurvisie is opgenomen dat recreatie en toerisme van groot economisch belang zijn voor Ermelo. De vitaal-groene ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve sector houdt onder andere in:
- een verbetering van de kwaliteit van de verblijfsrecreatie (verbetering van de accommodaties, inrichting voor specifieke doelgroepen, vergroening) en eventueel ook (beperkte) capaciteitsuitbreiding;
- een vermindering van de druk op het Centraal Veluws Natuurmassief nagestreefd door afbouw van de daar aanwezige verblijfsrecreatie en het uitbreiden en vergroenen van de verblijfsrecreatie op het Tonselse Veld.
Als uitwerking van de structuurvisie zijn in het laatste hoofdstuk van deze visie verschillende vervolgacties geformuleerd. Voor wat betreft Toerisme en Recreatie is als algemeen programma de kwaliteitsverbetering in de (verblijfs)recreatie opgenomen. Als één van de acties is hieraan het opstellen van een beleidsplan toerisme en recreatie met criteria voor de toetsing van nieuwe ontwikkelingen in de toeristisch-recreatieve sector gekoppeld. Met het opstellen van het Toeristisch Recreatief Beleidsplan is deze actie nader uitgewerkt.
Consequenties
Het bestemmingsplan stelt regels voor bestaande terreinen en regelt geen uitbreidingen waardoor de druk op het Centraal Veluws Natuurmassief niet vergroot wordt met dit plan. Wel bieden de regels ruimte om de kwaliteit op de recreatieterreinen te verhogen.
Bijstelling structuurvisie Ermelo 2015
In de bijstelling van de structuurvisie (26-1-2006) is volstaan met enkele tactische aanpassingen, die ingegeven werden door voortschrijdend inzicht en het Streekplan Gelderland 2005. Voor wat betreft verblijfsrecreatie is de Structuurvisie Ermelo 2015 uit 1998 ongewijzigd van toepassing. Hierop hebben geen aanpassingen plaats gevonden.
Consequenties
Voor voorliggend bestemmingsplan heeft de bijstelling van de structuurvisie Ermelo 2015 als consequentie dat de uitgangspunten uit de structuurvisie Ermelo 2015 ongewijzigd van toepassing is.
Toeristisch Recreatief Beleidsplan
Het doel van het Toeristisch Recreatief Beleidsplan (november 2000) (hierna te noemen TRB) is te komen tot een samenhangende strategische visie voor de ontwikkeling van recreatie en toerisme in Ermelo voor de komende 10 jaar, en het op basis hiervan definiëren van concrete projecten en acties. Het TRB beslaat het totale beleidsveld van de recreatie en toerisme, waarvan de verblijfsrecreatie een onderdeel is. Voor wat betreft verblijfsrecreatie is het volgende in het TRB opgenomen.
Kwaliteitsverbetering (ruimere eenheden, hoger voorzieningenniveau) binnen het toeristisch-recreatieve bedrijfsleven, en met name bij de kampeer- en bungalowbedrijven, is een ontwikkeling die landelijk is ingezet. Het gemiddelde kwaliteitsniveau van de kampeer- en bungalowbedrijven in Ermelo loopt zeker niet voor op het landelijke niveau. Het is daarom zaak om in Ermelo spoedig een kwaliteitsslag te maken. In het TRB wordt zowel op nieuwvestiging c.q. uitbreiding van kampeer- en bungalowbedrijven ingegaan alsook op de kwaliteitsverbetering van bestaande bedrijven. Omdat dit bestemmingsplan niet voorziet in nieuwvestiging c.q. uitbreiding van kampeer- en bungalowbedrijven wordt hier verder enkel ingegaan op de richtlijnen die het TRB geeft voor bestaande bedrijven.
De bestaande bestemmingsregels maken het ondernemers lastig om een kwalitatief goed product te bieden. In het TRB wordt voorgesteld om op ruimere normen over te gaan. Deze ruimere normen zijn in tabel 2 opgenomen. Permanent bewoonde recreatieobjecten kunnen niet profiteren van de ruimere normen. Uitgangspunt van de regels voor dit nieuwe bestemmingsplan is dat de ruimere maatvoering slechts van toepassing is voor die recreatieobjecten die aantoonbaar niet permanent bewoond worden. De gemeente verleent geen medewerking aan het vergroten van permanent bewoonde objecten.
Tabel 2: Voorstel TRB voor nieuwe bestemmingsregels t.a.v. verblijfsrecreatieve voorzieningen
Recreatiewoningen | |
Minimum oppervlakte object: | 22 m². |
Maximum oppervlakte object: | 75 m²(incl. inpandige of vrijstaande berging, maximaal 6 m²). Alsmede 15 10-persoonsrecreatiewoningen met een maximum oppervlakte van 100 m². |
Minimum oppervlakte standplaats: | 200 m² voor recreatiewoningen tot 53 m², 250 m² voor recreatiewoningen van 53 tot 66 m² en 350 m² voor recreatiewoningen van 66 tot 75 m². 450 m² voor recreatiewoningen groter dan 75 m² Deze maten zijn steeds inclusief inpandige of vrijstaande berging van maximaal 6 m². Wegen, gemeenschappelijke paden en groenstroken worden niet bij de oppervlakte van een standplaats gerekend. |
Maximum inhoudsmaat: | 212 m³ voor recreatiewoningen tot 53 m², 264 m³ voor recreatiewoningen van 53 tot 66 m², 300 m³ voor recreatiewoningen van 66 tot 75 m² en 400 m³ voor recreatiewoningen tot 100 m². |
Dichtheid C.V.N. en Agr. Enclave: | Maximaal 15 recreatiewoningen per hectare zijn toegestaan. |
Dichtheid voor rest van Ermelo: | Maximaal 25 recreatiewoningen per hectare zijn toegestaan. |
Goot- en nokhoogte: | Maximum goothoogte 3,5 meter, maximum nokhoogte 4,5 m. |
Verdieping: | Een kelder onder het maaiveld is toegestaan tot maximaal 50% van de bebouwingsoppervlakte. Een tweede bouwlaag is niet toegestaan. De kelder telt mee bij de berekening van de inhoud. |
Stacaravans | |
Minimum oppervlakte object: | 18 m². |
Maximum oppervlakte object: | 60 m² (inclusief vrijstaande berging van maximaal 6 m²). |
Minimum oppervlakte standplaats: | 150 m² voor stacaravans tot 46 m², 200 m² voor stacaravans tot 60 m². Wegen, gemeenschappelijke paden en groenstroken worden niet bij de oppervlakte van een standplaats gerekend. |
Maximum breedte: | 4 meter. |
Dichtheid C.V.N. en Agr. Enclave: | Maximaal 25 stacaravans per hectare zijn toegestaan. |
Dichtheid voor rest van Ermelo: | Maximaal 35 stacaravans per hectare zijn toegestaan. |
Deze tabel is in 2000 in het TRB vastgesteld. Inmiddels is er nieuw provinciaal beleid vastgesteld, dit betekent dat de voorwaarden uit deze tabel niet één op één overgenomen kunnen worden in de regels.
In het TRB is, onder diverse voorwaarden, beleidsmatig ruimte gecreëerd voor de realisering van 10 persoonsvakantiewoningen (geschikt voor grote gezinnen, familiereünies e.d.) met een oppervlakte van maximaal 100 m2. In de regels van het bestemmingsplan Agrarische Enclave uit 2002 is deze mogelijkheid voor het eerst in de regels opgenomen. Gedeputeerde Staten heeft echter goedkeuring onthouden aan deze regels. De maximummaat van recreatiewoningen is in het Streekplan vastgelegd. De in het TRB opgenomen 100 m² voor een grotere recreatiewoning past niet binnen het provinciale beleid. Dit beleid is nog eens opnieuw vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Hierin is de maximale maat van een recreatiewoning gesteld op 75 m². Daarom is in dit bestemmingsplan de mogelijkheid van een 10-persoons recreatiewoning niet overgenomen.
In het TRB is als maximummaat voor stacaravans 60 m² opgenomen. Inmiddels heeft de Provincie Gelderland in het Streekplan Gelderland 2005 deze maximummaat vastgesteld op 55 m². Stacaravans met een grotere oppervlakte worden, volgens het Streekplan, aangemerkt als recreatiewoning. In de regels is de maximummaat voor stacaravans, zijnde 55 m², vanuit het Streekplan overgenomen.
Daarnaast is in het TRB een maximale breedtemaat van 4 meter voor stacaravans opgenomen. Vanuit de Recron en de VRE is verzocht de maximale breedtemaat los te laten. Door de veranderde inzichten bij chaletbouwers en de marktwerking is er behoefte aan meer mogelijkheden voor stacaravans.
In de regels zijn de kenmerken van een stacaravan duidelijk omschreven: vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, zonder vaste fundering, mobiel en verplaatsbaar. Indien de stacaravan voldoet aan deze kenmerken is het niet zo zeer van belang hoe breed de caravan is. Om deze reden is de breedtemaat van 4 meter niet in de regels overgenomen.
Consequenties
De maatvoeringen en normen uit het voorstel van het TRB zijn voor zover actueel en mogelijk overgenomen.
Permanente bewoning van recreatiewoningen met overgangsrecht.
Hoewel het provinciale en gemeentelijke beleid permanente bewoning van recreatiewoningen niet toestaat worden een aantal recreatiewoningen al geruime tijd bewoond onder het objectgebonden overgangsrecht. In eerste instantie zijn de betreffende recreatiewoningen opnieuw onder het overgangsrecht gebracht. Besloten is dat voor deze percelen een facetbestemmingsplan permanente bewoning zal worden opgesteld. Tegen deze wijze van bestemmen (onder het overgangsrecht brengen) is beroep aangetekend voor twee percelen: Kawoepersteeg 40-32 en 40-34. Deze percelen zijn daarom in dit bestemmingsplan gerepareerd. Beide percelen hebben nu een gebiedsaanduiding 'Permanente bewoning' gekregen, waarbij de oppervlakte van de recreatiewoning, ongeacht de grootte van het perceel maximaal 75m2 mag bedragen. Deze wijze van bestemmen wordt ook gehanteerd bij het facetbestemmingsplan recreatieterreinen .
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Algemeen
In dit bestemmingsplan wordt voornamelijkde bestaande situatie bestemd. Het bestemmingsplan heeft betrekking op bestaande recreatieterreinen en biedt daarbinnen de ruimte om op het terrein plaatsen voor kampeermiddelen, stacaravans en recreatiewoningen uit te wisselen. De hierna volgende aspecten (milieu, natuur etc.) worden beknopt besproken, omdat het bestemmingsplan alleen binnen de bestaande terreinen mogelijkheden biedt om via een flexibiliteitregeling te komen tot een andere inrichting van het terrein.
Er worden in dit bestemmingsplan geen mogelijkheden voor uitbreiding of nieuwvestiging gecreëerd. Wat in de vigerende regelingen al mogelijk is, wordt nu in principe weer bestemd, met inachtneming van een aantal beleidswijzigingen Deze uitzonderingen gelden met name voor de toegestane aantallen recreatiewoningen en de toegestane groottes van stacaravans en recreatiewoningen. In het gebied waar het "Krimp"-beleid geldt wordt enkel het nu aanwezige aantal recreatiewoningen bestemd. De ruimte die het geldende bestemmingsplan nu nog biedt voor nieuwbouw of omwisseling komt daarmee te vervallen. Aan de andere kant worden ruimere maten opgenomen voor stacaravans en recreatiewoningen, zodat grotere en/of kwalitatief betere recreatiewoningen en stacaravans kunnen worden geplaatst.
In de volgende paragrafen wordt kort een toelichting gegeven per beleidsveld.
4.2 Milieuhygiënische Aspecten
Dit bestemmingsplan regelt in principe alleen de bestaande recreatieterreinen. Omdat binnen deze terreinen wel ontwikkelingen mogelijk zijn, is een voorlopige toets aan de milieuvoorwaarden aan de orde. Hierna wordt op de relevante zaken ingegaan.
Geur
Een aantal van de recreatieterreinen ligt in de nabijheid van agrarische bedrijven, niet-agrarische bedrijven of bedrijventerreinen.
Ten aanzien van de stankcirkels rond agrarische bedrijven geldt de Wet Geurhinder en Veehouderij. Deze wet geeft aan welke stanknormen en afstanden tot gevoelige objecten (zoals woningen of recreatieterreinen) van toepassing zijn. Deze normen zijn onder meer afhankelijk van het soort en aantal dieren dat wordt gehouden, van het staltype en de windrichting). Voor niet-agrarische bedrijven en bedrijfsterreinen gelden normen op basis van de Wet milieubeheer of een daarmee samenhangende AMvB voor die bedrijfstak. In de vergunningen van de bedrijven zijn regels opgenomen ter voorkoming van overlast.
Omdat hier sprake is van een bestaande situatie (de campings en de bedrijven zijn al aanwezig) komen de milieuwetten en -normen pas in beeld bij bijvoorbeeld een uitbreiding of wijziging van één van beide functies. Bijvoorbeeld wanneer het agrarische bedrijf wil uitbreiden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is nog niet te zeggen of en waar een dergelijke situatie zich voor zal doen. Daarom kan worden volstaan met aan te geven dat het hier gaat om een bestaande situatie en een toets aan de geurnormen in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk is.
Hoewel het om het bestemmen gaat van bestaande situaties, verschuiven er toch enkele bouwvlakken van de recreatieterreinen. Hoewel dit kleine wijzigingen zijn is per geval onderzocht welke bebouwingsgrenzen in de richting van de veehouderijen verschuiven en of dit negatieve gevolgen met zich meebrengt. Voor het onderzoek zijn alle maatgevende agrarische bedrijven ingetekend zonder de daarbij behorende bijdrage aan de contour van de achtergrondbelasting. Uit deze toets blijkt dat de verschuivingen geen nadelige gevolgen met zich meebrengen ten aanzien van geur.
Conclusie
Omdat sprake is van bestaande situaties - de campings en bedrijven zijn er allemaal al - hoeft op dit moment geen nadere toets ten aanzien van geur- of milieuhinder te worden uitgevoerd. Pas bij concrete wijzigingen kan een dergelijke toets van toepassing zijn.
Geluid
Verkeer
In de Wet geluidhinder wordt aangegeven dat, ingeval van wegverkeerslawaai, de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing de 48 dB niet mag overschrijden. Beheerderswoningen zijn geluidsgevoelig, recreatieobjecten echter niet. Omdat het gaat om bestaande recreatieterreinen is op nagenoeg elk recreatieterrein al een beheerderswoning aanwezig. Een aantal recreatiegebieden bevinden zich binnen de invloedssfeer van het geluid van wegen.
Conclusie
Bij recreatiewoningen en parken hoeft voor recreatieobjecten geen rekening gehouden te worden met dit geluidsaspect. Omdat nog niet duidelijk is of en waar ontwikkelingen plaats zullen vinden met betrekking tot beheerderswoningen (afwijking voor een 2e beheerderswoning) kan hiervoor nog geen geluidstoets worden gedaan. Pas bij concrete bouwplannen kan deze toets worden uitgevoerd. Dan zal, indien noodzakelijk, akoestisch onderzoek moeten uitwijzen of de geluidzone nadere maatregelen of procedures noodzakelijk maakt.
Bedrijven
Met betrekking tot geluid en trillingen van bedrijven zijn recreatieterreinen niet zo zwaar beschermd. De geluidhinder die bedrijven kunnen veroorzaken op recreatieterreinen is gelimiteerd vanwege de geluidnormen die Ermelo aanhoudt.Dit zijn de streefwaarden in dB(A) op grond van de Circulaire Industrielawaai. In het buitengebied hebben deze geluidnormen een etmaalwaarde van 40 dB(A).
Conclusie
De recreatieterreinen die in de bebouwde kom liggen worden op dezelfde wijze beschermd als de woningen die eromheen staan, tenzij de recreatiewoning dichter bij een bedrijf liggen. Dit heeft echter niet tot gevolg dat zich onaanvaardbare geluidhinder zal voordoen. Daarnaast zijn nog enkele recreatieterreinen die bij een industrieterrein zijn gelegen. Dit zijn geen geluidsgezoneerde industrieterreinen. Op die terreinen wordt een etmaalwaarde van 50 dB(A) gehanteerd.
Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde, of
- aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
- het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
- infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- kantoorlocaties: 10.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Conclusie
Het bestemmingsplan bevat geen van deze ontwikkelingen. Door de ontwikkelingen, die het bestemmingsplan mogelijk maakt, zal de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" verslechteren. Het plan regelt tevens de bestaande situatie. Een kleine toename van de verkeersdruk kan ontstaan doordat omschakeling kan leiden tot seizoensverlenging. Deze toenames zullen niet dusdanig groot zijn dat een effect op de luchtkwaliteit valt te verwachten. Daarom hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan. Daarnaast liggen enkele recreatieterreinen binnen de invloedssfeer van de rijksweg A28. Bij recreatieobjecten hoeft echter geen rekening gehouden te worden met de aanwezige luchtkwaliteit.
Bodem
Ruimtelijke aspecten van de recreatieparken zijn niet direct van toepassing op bodem. Op recreatieparken is in het verleden vaak gebruik gemaakt van asbestmaterialen, die dan ook regelmatig in de bodem worden aangetroffen. Het bestemmingsplan gaat uit van het bestemmen van bestaande recreatieterreinen. Enkele recreatiegebieden liggen in asbestverdachte gebieden omdat op die plaatsen eendenhouderijen waren gevestigd. Dit betreft voornamelijk de gebieden aan de noordkant van Ermelo. Bij het uitbreiden of veranderen van recreatiewoningen zal het asbest daarom altijd aandacht behoeven.
Een deel van de recreatiegebieden valt onder het regime van de bodemkwaliteitskaart. Dit betekent dat binnen de grenzen die aangegeven zijn in de bodemkwaliteitskaart wellicht vrijstelling gegeven kan worden voor het uitvoeren van bodemonderzoek.
Conclusie
Het is niet nodig om in het kader van de bestemmingsplanprocedure nader onderzoek naar de bodemkwaliteit uit te voeren. Bij ontwikkelingen in het gebied wordt het aspect bodem weer belicht bij een aanvraag om bouwvergunning.
Externe veiligheid
De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" en het Besluit externe veiligheid inrichtingen vormen grotendeels het wettelijk kader voor het aspect externe veiligheid. Hierbij staat de verantwoording van het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico centraal. Het groepsrisico is afhankelijk van de kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen en de bevolkingsdichtheid in de omgeving. Ten aanzien van categoriale inrichtingen zoals lpg-stations moeten bepaalde veiligheidsafstanden tot (beperkt) kwetsbare bestemmingen (onder andere woningen) in acht worden genomen. Deze veiligheidsafstanden dienen ook te worden gerespecteerd in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van de risicobron. Voor de niet categoriale inrichtingen dient het risico te worden bepaald met een specifieke risicoanalyse. Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans dat per jaar een groep mensen, in minimaal een bepaalde omvang, slachtoffer wordt van een ongeval. Voor het bepalen van de mate van het gevaar en de routes van het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn risicoatlassen beschikbaar.
In de gemeente Ermelo is een aantal LPG-stations gevestigd . Aan de rand van de kern Ermelo ligt de Generaal Spoorkazerne met een munitieopslag. Er zijn een tweetal ammoniakkoelinstallaties binnen de gemeentegrenzen aanwezig. Daarnaast zijn de spoorlijn en de A28 aangegeven als transportassen waarover (met een zekere frequentie) vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook zijn enkele hogedruk aardgasleidingen aanwezig.
In een onderzoek van Tebodin b.v. van 15 mei 2008 zijn de gevaarsaspecten van deze risicobronnen onderzocht. Zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico van de risicobronnen is bepaald.
LPG-stations, munitieopslag, ammoniakkoelinstallaties.
In de gemeente bevinden zich een aantal inrichtingen en voorzieningen die een mogelijk gevaar kunnen opleveren. Al deze bedrijven zijn bestaande bedrijven, met een milieuvergunning. Er is dus sprake van een bestaande situatie. Pas bij wijzigingen moet worden bekeken of er een probleem ontstaat. Uit de inventarisatie van Tebodin blijkt dat binnen de risicocontouren van de LPG-tankstations en de ammoniakkoelinstallaties geen recreatiegebieden aanwezig zijn. Als zich op de recreatieterreinen in de buurt van de munitieopslag veranderingen gaan voordoen zal de externe veiligheid hier nog verder onderzocht moeten worden. Vooralsnog voorziet dit bestemmingsplan niet in veranderingen op deze terreinen.
Doorgaande wegen
Er liggen verschillende recreatieterreinen langs de doorgaande wegen waarover ook vervoer gevaarlijke stoffen plaatsvindt, zoals de Harderwijkerweg en de A28. Deze trajecten zijn opgenomen in de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen. Op basis van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de afstand waarbinnen een groepsrisicoberekening moet worden uitgevoerd gemaximaliseerd op 200 meter. Het bevoegd gezag kan wel overwegen om ook buiten de 200 meter maatregelen te nemen. Het betreft bestaande locaties.
Conclusie
Uit het onderzoek van Tebodin b.v. ligt de wettelijke norm voor het plaatsgebonden risico bij alle wegen op de weg zelf. De berekeningen tonen aan dat langs geen van de wegen de normering van het groepsrisico wordt overschreden en er zelfs geen aandachtspunten zijn.
Spoor
Het recreatieterrein aan de Watervalweg 136 ligt binnen 247 meter uit het spoor. De recreatieterreinen aan de Watervalweg 162/164 en binnen het oude bestemmingplan de Driehoek liggen gedeeltelijk binnen deze afstand. Voor deze terreinen geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor veiligheidsrisico´s met zich meebrengt. Dit heeft overigens alleen betrekking op het groepsrisico.
Conclusie
Uit het onderzoek van Tebodin b.v. ligt de wettelijke norm voor het plaatsgebonden risico bij het spoor op de spoorweg zelf. De berekeningen tonen aan dat langs de spoorlijn de normering van het groepsrisico niet wordt overschreden. Als zich echter binnen de afstand van 250 meter van de spoorlijn een (forse) toename van personen door een ontwikkeling gaat plaatsvinden, zal dit waarschijnlijk leiden tot toename van het groepsrisico en zal onderzoek moeten plaatsvinden. Dit bestemmingsplan voorziet niet in een toename van personen binnen de risicocontour van de spoorlijn.
Gasleidingen
Door de gemeente Ermelo lopen verschillende hogedrukaardgasleidingen. Deze lopen aan de oostkant van de dorpskern, langs en over een aantal recreatiegebieden.
Op basis van de nieuwe rekenmethode heeft de Gasunie eind 2008 en begin 2009 kwantitatieve risicoberekeningen (QRA) uitgevoerd. Uit deze analyse (QRA) wordt duidelijk op welke afstanden van de leidingen de risicocontouren liggen van zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. Deze afstanden zijn specifiek voor de aanwezige gasleidingen in Ermelo. Het onderzoek wijst uit dat de norm voor het plaatsgebonden risico op de gasleidingen ligt. Hiermee hoeft dus geen rekening te worden gehouden. Het groepsrisico is echter op verschillende plaatsen wel een aandachtspunt. Bij twee recreatiegebieden wordt de oriënterende waarde overschreden. Omdat het bestaande situaties betreft en het bestemmingsplan geen verdichting of uitbreiding van de aanwezigheid van het aantal personen voorziet is dit geen probleem. Enige uitbreiding waardoor toename van het groepsrisico op deze plaatsen verder zou toenemen, is echter niet mogelijk.
Daarnaast blijkt bij een aantal recreatieterreinen het groepsrisico benoembaar. Bij deze terreinen wordt de oriënterende waarde echter niet overschreden. Bij een eventuele verhoging van het aantal personen door een ontwikkeling zal echter wel beargumenteerd moeten worden waarom een stijging van dit groepsrisico aanvaardbaar zou zijn. De in het bestemmingsplan voorziene uitbreidingen met ongeveer 3 recreatiewoningen op een aantal terreinen zorgen voor een heel beperkte toename van het aantal personen. Op die parken en in de omgeving van die parken is de bevolkingsdichtheid zodanig hoog dat dit een niet significante verhoging van het aantal personen betreft. Dit heeft dan ook geen invloed op de hoogte van het groepsrisico.
Conclusie
Het plaatsgebonden risico als gevolg van de aardgasleidingen wordt nergens overschreden. Omdat het bestemmingsplan niet voorziet in een (significante) toename van het aantal personen op de recreatieterreinen waar het groepsrisico aanwezig is of de oriënterende waarde wordt overschreden, vormen de externe veiligheidscontouren van de gasleidingen geen belemmering voor het vaststellen van dit plan.
Hoogspanningsverbindingen
Op basis van informatie van NUON zijn de specifieke magneetveldzones berekend voor de hoogspanningslijnen op het grondgebied van de gemeente Ermelo (Specifieke magneetveldzone nabij hoogspanningslijnen in de gemeente Ermelo, KEMA januari 2006). Het betreft de spanvelden tussen de masten 4 tot en met 10 en de masten 17 tot en met 37 van de 50 kV-lijn Harderwijk-Nijkerk en de spanvelden tussen de masten 85 tot en met 106 van de 150 kV-Lijn Ede-Harderwijk.
50 kV-lijn
Uit de resultaten in combinatie met de afronding overeenkomstig de handreiking van RIVM blijkt dat de specifieke magneetveldzone voor de 50 kV-lijn op Ermelo´s grondgebied overal 25 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn bedraagt, behalve voor het circuit Oost in het spanveld tussen de masten 36 en 37. Voor dit spanveld bedraagt de specifieke magneetveldzone 20 meter.
150 kV-lijn
Voor de 150 kV-lijn geldt dat de specifieke magneetveldzone 60 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn bedraagt, behalve aan de zijde van circuit zwart in het spanveld tussen de masten 97 en 98, waar deze 55 meter bedraagt.
Conclusie
Onder hoogspanningstrajecten zijn ook recreatieobjecten gevestigd. Het is niet ondenkbaar dat langdurig verblijf binnen de invloedssfeer van een hoogspanningstraject gezondheidsschade kan veroorzaken. Het bestemmingsplan vergroot mogelijkheden voor dit verblijf ten opzichte van de geldende planologische mogelijkheden niet. Bestaand verblijf blijft hetzelfde. Verdere afweging hieromtrent is niet noodzakelijk.
4.3 Verkeer En Vervoer
De in dit bestemmingsplan bestemde recreatieterreinen zijn nu al bestaande recreatieterreinen, en zijn alle ontsloten door bestaande wegen, die de verkeersdrukte aankunnen. De grootste verkeersdrukte vindt plaats op de vertrek- en aankomstdagen rond het weekend. Omdat slechts de bestaande terreinen worden vastgelegd en er geen uitbreidingen mogelijk worden gemaakt zal de verkeersdruk naar alle redelijkheid niet toenemen. Mogelijk vindt er een lichte toename plaats van het aantal verkeersbewegingen wanneer terreinen omschakelen van een bedrijfsvoering met mobiele kampeermiddelen (exploitatie gebonden aan het zomerseizoen), naar een terrein met recreatiewoningen waar een jaarrondexploitatie mogelijk is.
In de regels zijn wel eisen gesteld voor het parkeren op het recreatieterrein. Deze eisen komen voort uit de parkeernota Ermelo 2004. Hierin is opgenomen dat het aantal parkeerplaatsen per recreatiewoning en stacaravan niet minder dan 1,3 mag bedragen en het aantal parkeerplaatsen per trekkershut en kavel voor mobiele kampeermiddelen niet minder dan 1 mag bedragen.
4.4 Groen
Op alle recreatieterrein zijn groenvoorzieningen aanwezig in de vorm van afschermende beplanting rondom het terrein of als afscheiding tussen de verschillende standplaatsen/kavels op het terrein. Eén van de mogelijkheden om de terreinen groen te houden is het voorkomen van aanleggen van grote oppervlaktes verharding in de vorm van bijvoorbeeld wegen, parkeerterreinen en andere verhardingen. Een waarborg om niet het hele recreatieterrein te kunnen verharden, is in de regels opgenomen eis dat de gezamenlijke oppervlakte van de verhardingen en/of halfverhardingen niet meer dan 2.000 m² per hectare mogen bedragen.
Om een recreatieterrein in te passen in het landschap is op de plankaart een bebouwingsvrije zone opgenomen. Deze zone is bestemd voor een groene afscherming en de landschappelijke inpassing van het terrein. In het Landschapsbeleidsplan en de Groenstructuurvisie van de gemeente is aangegeven dat voor de inpassing van recreatieterreinen wordt gestreefd naar een natuurlijke inrichting met inheemse beplanting.
De breedte van de bebouwingsvrije zone is afhankelijk van de functie van het naastgelegen/aangrenzende terrein. In het algemeen is deze zone 5 of 10 meter breed. De breedte bedraagt 5 meter als het recreatieterrein grenst aan een ander recreatieterrein of aan de bestemming bos. Grenst het recreatieterrein aan groen, openbare wegen, woonfuncties of andere functies, dan bedraagt de bebouwingsvrije zone 10 meter.
Op deze regel zijn enkele uitzonderingen gemaakt. Eén van de uitzonderingen die is gemaakt, is een grotere breedte van deze zone als het recreatieterrein grenst aan een doorgaande weg. De breedte van de zone is dan afhankelijk van de ligging van het recreatieterrein ten opzichte van de weg.
Op het adres Eendenparkweg 57 is eveneens een uitzondering gemaakt. De noordzijde van dit perceel grenst aan een pad. Het bouwvlak lag hier op 10 meter van de perceelsgrens. Buiten de bouwgrens staan nu een aantal stacaravans. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 10 oktober 2012 (201103386/1/R2) geoordeeld dat het besluit van de gemeente omtrent dit perceel niet zorgvuldig is genomen. Na onderzoek blijkt dat het onduidelijk is of de betreffende stacaravans met vergunning zijn gebouwd. Deze onduidelijkheid wordt nu in het voordeel van de eigenaar uitgelegd. In samenspraak met de eigenaar is de bouwvlakgrens hierom verplaatst naar 5 meter van de perceelsgrens.
In deze bebouwingsvrije zone mogen geen bouwwerken of andere bouwwerken worden opgericht. Daarnaast geldt er een aanlegvergunningomgevingsvergunningplicht voor het aanleggen van wegen of paden en overige verhardingen binnen deze bebouwingsvrije zone. Deze omgevingsvergunnig voor het uitvoeren van een werk of werkzaamhedenaanlegvergunning is opgenomen om bijvoorbeeld een terreinontsluiting aan te kunnen leggen.
4.5 Water
Het beleidskader waaruit de watertoets is voortgekomen, bestaat uit het Kabinetsstandpunt "Anders omgaan met water", de Nota Ruimte en de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. In deze waterparagraaf wordt aangegeven wat de watertoets is en wat dit voor gevolgen heeft voor dit bestemmingsplan. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid, zoals de vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw, De Nota Ruimte en het Provinciaal waterhuishoudingsplan. De watertoets geeft de inbreng van water een plaats in de procedures over ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt vanaf 14 februari 2001 toegepast op alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten tot wijziging van deze plannen. In de Vierde Nota Waterhuishouding is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Er wordt uitgegaan van het principe vasthouden-bergen-afvoeren voor het hemelwater. Afvalwater wordt geloosd op de riolering. Het waterschap Veluwe heeft in het kader van de watertoets ook een aantal beleidsdocumenten opgesteld.
Het bestemmingsplan recreatieterreinen is een conserverend bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan heeft slechts tot doel de bestaande planologische situatie actueel te bestemmen. Het bestemmingsplan recreatieterreinen voorziet in principe niet in ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de waterhuishouding. Wel moet bij nieuwbouw- of verbouwplannen (van bijvoorbeeld recreatiewoningen, plaatsen van nieuwe stacaravans, bouwen van centrale voorzieningen en dergelijke) rekening worden gehouden met de volgende punten (uitgaand van vasthouden-bergen-afvoeren).
- Hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering en geïnfiltreerd in de bodem. Als dit niet mogelijk is (slecht doorlatende bodemsoort, ligging in een laag gebied) wordt het water via bijvoorbeeld een wadi afgevoerd naar een waterberging op het terrein, zoals een vijver of een zwemplas. Is dit ook niet mogelijk dan wordt het water afgevoerd op een oppervlaktewater zoals een sloot.
- Afvalwater (van bijvoorbeeld sanitair) wordt geloosd op de riolering, met uitzondering van terreinen met een grijswatersysteem.
- Dakgoten, afvoerpijpen en dergelijke van nieuwe of te verbouwen gebouwen worden afgewerkt met niet-uitlogende materialen.
- Bouwvergunningaanvragen voor grotere nieuwbouw of verbouwplannen worden overlegd met het waterschap Veluwe. Waarschijnlijk kan meestal worden volstaan met de procedure voor een postzegelplan zoals het waterschap deze heeft vastgesteld.
- Halfverharding (zoals grasbetontegels) hebben de voorkeur boven verharding in de vorm van asfalt.
- Het waterschap kan desgewenst adviseren over de technische inrichtingsaspecten.
4.6 Ecologie
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober 2005 vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. In de Natuurbeschermingswet is de wijze van aanwijzing, instandhouding en bescherming van Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten wettelijk vastgelegd. De bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soorten- en gebiedsbescherming.
Gebiedsbescherming
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats, de habitats van soorten en de soorten zelf mogen niet worden aangetast. Ermelo wordt begrensd door en maakt deels deel uit van de Vogel- en Habitatrichtlijnengebieden de Veluwe (oosten en zuiden) en de Veluwerandmeren (westen). Naast de bescherming van het gebied zelf kennen deze beschermde gebieden ook een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die (net) buiten het beschermde gebied plaatsvinden ook moeten worden getoetst aan de instandhoudingdoelstellingen. Tevens dient rekening te worden gehouden met de wezenlijke waarden en kenmerken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Soortenbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.
Natuurtoets
Dit bestemmingsplan ziet op het bestemmen van de geldende situaties zoals die in verschillende bestemmingsplannen zijn geregeld. Verschillende recreatieterreinen liggen binnen de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de Vogel- en Habitatrichtlijn gebieden. Zorgvuldigheid is hierbij van groot belang.
Bureau Waardenburg heeft daarom op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 een voortoets uitgevoerd naar de mogelijke effecten van de ingreep op de beschermde soorten en habitattypen in de Natura 2000 gebieden Veluwe en Veluwerandmeren. Daarnaast is door Bureau Waardenburg b.v. ook een globale toetsing aan de Flora- en faunawet en EHS-toetsing uitgevoerd.
In het rapport van 30 juli 2009, rapportnr. 09-076, Natuurtoets Bestemmingsplan Recreatieterreinen, Ermelo, Oriënterend onderzoek in het kader van de natuurwetgeving en EHS wordt verslag gedaan van de bevindingen. In overleg met de provincie Gelderland zijn de recreatieterreinen gevat in 20 clusters. Terreinbezoeken hebben plaatsgevonden op 25 en 26 februari 2009. Hierbij is een aantal locaties bezocht waarbij een relatief grote inbreiding mogelijk wordt gemaakt. Deze inbreidingen waren reeds al mogelijk conform het oude bestemmingsplan. Deze locaties zijn betreden en hebben korte interviews met de eigenaren plaatsgevonden. Verder is per overige cluster een globale inschatting gemaakt, hierbij zijn niet alle locaties betreden. Dit werd niet noodzakelijk geacht. In de meeste gevallen zijn geen wijzigingen in aantallen huisjes, stacaravans of mobiele plaatsen mogelijk gemaakt. Bureau Waardenburg b.v. komt in het rapport tot de volgende conclusies en aanbevelingen.
Natura 2000
Effecten en invloedssfeer
De clusters met recreatieterreinen liggen deels in het Natura 2000-gebied Veluwe. Op grond van dit feit is het in principe mogelijk dat locaties waar op grond van het huidige bestemmingsplan nog inbreiding mogelijk is, negatieve effecten op de natuur kunnen veroorzaken door verstoring in de gebruiks- en aanlegfase.
Er liggen geen clusters binnen het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren, voor dit gebied zijn alleen externe effecten beoordeeld. Hieronder worden de conclusies ten aanzien van instandhoudingsdoelen van de
Veluwe getrokken. Hierbij worden alleen de locaties waar inbreiding mogelijk is in beschouwing genomen.
Veluwe
Effecten habitattypen
In clusters L, M en N zijn inbreidingen mogelijk. Er zijn geen beschermde vegetatietypen aanwezig. Er zijn geen effecten te verwachten op beschermde vegetatietypen waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd.
Effecten soorten II HR
De recreatieterreinen binnen de Veluwe hebben geen functie voor gevlekte witsnuitlibel, beekprik, rivierdonderpad, kamsalamander, drijvende waterweegbree en meervleermuis. Vanuit de onderhavige locaties zijn geen effecten te verwachten op de instandhoudingsdoelstellingen voor deze soorten.
Op locaties waar oude eiken groeien en aanwezig is, bestaat de kans dat vliegend hert aanwezig is. Wanneer herinrichting op grond van het 'worst case' scenario geen verwijderen van rottend (ondergronds) eikenhout tot gevolg heeft, worden geen effecten verwacht op de populatie (en de instandhoudingsdoelstellingen) van vliegend hert.
Effecten op broedvogels
De meeste recreatieterreinen kunnen voor zwarte specht, wespendief en boomleeuwerik een (beperkte) foerageerfunctie vervullen. Als broedlocatie zijn de terreinen niet of nauwelijks geschikt. Inbreiding en/of herinrichting van terreinen binnen clusters L, M en N hebben naar verwachting geen effect op de populatiegrootte, noch op de kwaliteit van het foerageergebied binnen de clusters. Wanneer ten behoeve van
inbreiding bomen moeten verdwijnen, kan dit ten koste gaan van foerageermogelijkheden. Ten opzichte van de directe omgeving en de huidige mate van verstoringdruk op de onderhavige terreinen, zal dit geen grote gevolgen hebben voor lokaal verblijvende broedvogels. Er worden dan ook geen effecten verwacht op de
instandhoudingsdoelstellingen voor zwarte specht, wespendief en boomleeuwerik. Voor de overige soorten broedvogels waarvoor de Veluwe is aangewezen hebben de recreatieterreinen geen betekenis, effecten op instandhoudingsdoelstellingen worden niet verwacht.
Cumulatie
Er worden geen effecten verwacht op de Veluwe wanneer mitigerende maatregelen worden uitgevoerd. Cumulatie is derhalve uitgesloten.
Significantie van effecten
Er worden geen effecten verwacht op de Veluwe wanneer mitigerende maatregelen worden uitgevoerd. Significantie van effecten is derhalve uitgesloten.
Externe werking N2000 Veluwerandmeren
Effecten op habitattypen
Recreatiepark Aqua Horst grenst aan de Veluwerandmeren. Het lozen van verontreinigde stoffen in het oppervlaktewater is verboden. De beïnvloeding van de kwetsbare onderwatervegetaties via de waterkwaliteit is dan ook niet aan de orde.
Effecten op soorten Bijlage II HR
Meervleermuis is met name foeragerend bekend bij de Veluwerandmeren. De huisjes in cluster A vormen mogelijk geschikte verblijfplaatsen. De huisjes in cluster B zijn mogelijk ook geschikt. Meervleermuizen verblijven in principe graag in woonhuizen, deze zijn in de hele westelijke buitengebied aanwezig. De woningen in de clusters A en B hebben geen bijzondere aantrekkingskracht voor meervleermuis. Het is niet te verwachten dat op enige wijze effecten zullen optreden voor meervleermuis. Kleine modderkruiper heeft bij cluster A mogelijk bij de aanlegsteigers geschikt leefgebied. Er vindt geen ingreep in het water plaats, effecten op de populatie en kwaliteit van het leefgebied worden niet verwacht. De overige clusters hebben geen watergangen die in directe verbinding staan met de Veluwerandmeren.
Effecten op broedvogels
De clusters A en B hebben geen enkele betekenis voor roerdomp en grote karekiet. Effecten vanuit deze clusters op broedvogels zijn niet te verwachten.
Effecten op niet-broedvogels
Cluster A grenst aan de Veluwerandmeren. Het terrein 'Aquahorst' heeft op grond van het ontbreken van geschikt rust- en foerageerhabitat geen betekenis voor niet broedvogels. Bovendien gaat een jaarronde verstoringdruk uit van de pleziervaart. Er zijn geen inbreidingen binnen cluster A aan de orde, dus ook geen effecten te verwachten.
Significantie en cumulatie van effecten
Er worden geen effecten verwacht op de Veluwerandmeren. Significantie en cumulatie van effecten is derhalve uitgesloten.
Veluwe
Effecten op habitattypen
De locaties op indirecte wijze in theorie als zaadbron fungeren (positief effect). Voor de locaties buiten en grenzend aan de Veluwe is het niet aannemelijk dat negatieve beïnvloeding plaatsvindt op indirecte wijze (zoals via oppervlaktewater).
Effecten op soorten Bijlage II HR
Clusters kunnen deel uitmaken van leefgebieden van beschermde soorten waarvoor De Veluwe is aangewezen: meervleermuis (verblijfplaats, jachtbiotoop, overvliegen) en vliegend hert. Het is echter niet te verwachten dat inbreiding of herinrichting van deze recreatieterreinen voor meervleermuis negatieve effecten zal veroorzaken op de overwinteringsfunctie op de Veluwe. Ook worden geen effecten verwacht op
mogelijke verblijfplaatsen van vliegend hert: oude eikenopstanden zijn niet binnen deze terreinen aanwezig. Er zijn ook geen wateren, waardoor de clusters geen deel uitmaken van het leefgebied van gevlekte witsnuitlibel, beekprik, rivierdonderpad, kamsalamander en drijvende waterweegbree. Daarom worden ook geen indirecte effecten verwacht op deze soorten .
Effecten op broedvogels
Er worden geen broedparen zwarte specht en/of wespendief verwacht. Als foerageerlocatie kan het tijdens de rustige momenten van de dag onderdeel van het foerageerbiotoop vormen. De boomleeuwerik kan op geschikte locaties wel voorkomen in lage dichtheden, evenals foerageren in geschikte biotopen. Feitelijk zijn voor deze drie soorten alleen de locaties van belang die grenzen aan de Veluwe. Het belang is echter laag. De drie soorten zijn gebonden aan de bossen en (overgangen naar) heide, en veel minder aan het verstedelijkte tot open agrarisch gebied. Bij inbreiding van deze clusters worden daarom geen effecten verwacht op de instandhoudingsdoelstellingen.
Significante verstoring van deze soorten is daarom ook niet aan de orde. Voor de overige soorten broedvogels is geen geschikt biotoop aanwezig, instandhoudingsdoelstellingen worden in geen geval in gevaar gebracht.
(Algemene) instandhoudingsdoelen en kernopgaven
Er zijn voor de clusters geen negatieve effecten op de Veluwe en de Veluwerandmeren in het licht van de algemene instandhoudingsdoelen te verwachten, noch op de realisatie van de kernopgaven.
Vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.
Naar verwachting treden als gevolg van de recreatieve clusters geen negatieve effecten op ten aanzien van de Veluwerandmeren en de Veluwe. Een vergunning wordt niet noodzakelijk geacht. De beoordeling van de noodzaak voor een vergunning ligt echter bij het bevoegd gezag (Provincie Gelderland).
Flora- en faunawet
De meeste clusters van bestemmingsplan Recreatieterreinen vallen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied Midden West (BMW). Ten behoeve van het BMW is door Zoon (2007) een uitgebreid natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Locaties die buiten de reikwijdte (begrenzing van het BMW) vallen van Zoon (2007) betreffen de cluster in tabel 5.1. De toetsing van Bureau Waardenburg b.v. is op deze clusters toegespitst. De overige clusters liften mee op de teksten uit het natuurwaardenonderzoek van Zoon (2007). Bureau Waardenburg b.v. komt in het rapport tot de volgende conclusies en aanbevelingen.
Flora
Op grond van de beschikbare informatie is het voorkomen van strikt(er) beschermde plantensoorten binnen of nabij de diverse planlocaties uit het bestemmingsplan Recreatieterreinen niet aannemelijk. Verbodsbepalingen worden dan ook niet overtreden.
Vissen
Voorzover bekend worden middels het bestemmingsplan geen ontwikkelingen voorzien waarbij wateren worden aangetast. Het is dan ook niet aannemelijk dat voor beschermde soorten vissen verbodsbepalingen overtreden worden.
Amfibieën
Voorzover bekend worden middels het bestemmingsplan geen ontwikkelingen voorzien waarbij wateren die als voortplantingswater van strikt(er) beschermde soorten amfibieën in gebruik zijn, worden aangetast. Het is dan ook niet aannemelijk dat voor strikt(er) beschermde soorten amfibieën verbodsbepalingen overtreden worden.
Reptielen
Binnen clusters K, L, O en S bestaat een mogelijkheid tot inbreiding. Deze locaties bevinden zich in het leefgebied van diverse soorten reptielen. Afhankelijk van de voorziene ontwikkeling bestaat een kans dat verbodsbepalingen worden overtreden. Per locatie dient onderzocht te worden of het specifieke voortplantingslocaties betreft of leefgebied in brede zin. Een ontheffingsaanvraag ten aanzien van de Flora- en faunawet kan aan de orde zijn voor met name soorten als levenbarende hagedis,
hazelworm en zandhagedis.
Grondgebonden soorten zoogdieren
Binnen de gemeente Ermelo komen diverse soorten strikt(er) beschermde soorten zoogdieren voor: das, boommarter, wild zwijn, edelhert en eekhoorn Het is het niet aannemelijk dat verbodsbepalingen worden overtreden voor das. Wanneer niet kan worden voorkomen dat bomen met holten en/of eekhoornnesten moeten verdwijnen, kan een ontheffingsaanvraag aan de orde zijn voor boommarter en/of eekhoorn
(artikel 11 Flora- en faunawet). Ten aanzien van schuwe boommarter is de kans klein dat verbodsbepalingen worden overtreden. De gunstige staat van instandhouding is voor beide soorten niet in het geding. Voor wild zwijn en edelhert worden geen verbodsbepalingen overtreden.
Vleermuizen
Er komen verschillende soorten vleermuizen voor in gemeente Ermelo: meervleermuis, watervleermuis, laatvlieger, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, rosse vleermuis en baardvleermuis. De recreatieclusters kunnen met name een functie als foerageergebied vervullen, en mogelijk ook (in mindere mate) als verblijfplaats (zomer, winter) geschikt zijn. Wanneer niet kan worden voorkomen dat bomen met verblijfplaatsen van vleermuizen moeten verdwijnen, is een ontheffingsaanvraag
aan de orde. Indien sloop van gebouwen plaatsvindt die geschikt zijn als vleermuisverblijfplaats, dient nader onderzoek te worden uitgevoerd. Mogelijk is een ontheffingsaanvraag aan de orde.
Broedvogels
Vogelsoorten waarvan de verblijfplaats jaarrond beschermd is en waarvan bekend is dat deze binnen het plangebied voorkomen zijn onder andere bosuil, ransuil, steenuil, kerkuil, groene specht, zwarte specht, kleine bonte specht, grote bonte specht, raaf, zwarte kraai, gierzwaluw, boerenzwaluw, huiszwaluw, boomvalk, havik, buizerd, wespendief, sperwer en torenvalk. Op locaties waar niet voorkomen kan worden dat bomen worden gekapt waarin vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn van deze
vogelsoorten, zal ontheffing noodzakelijk zijn.
Ongewervelden
Er komen verschillende soorten beschermde ongewervelden voor in gemeente Ermelo. De kans op het overtreden van verbodsbepalingen voor vliegend hert is nihil in clusters in het westelijke buitengebied en relatief klein in de clusters in de rest van de gemeente. Alleen in gevallen waar rottend (ondergronds) eikenhout aanwezig is, bestaat deze kans. Voorzover bekend worden binnen de clusters geen ontwikkelingen voorzien waarbij wateren worden aangetast. Het is dan ook niet aannemelijk dat voor libellen
verbodsbepalingen overtreden worden. De gunstige staat van instandhouding is niet in het geding.
Binnen cluster O zijn nog inbreidingen mogelijk. Het is dan ook mogelijk dat voor het heideblauwtje verbodsbepalingen worden overtreden, hoewel de kans hierop niet groot is.
Mitigatie en ontheffingsaanvraag
Bij de uitvoering van ingrepen zoals het slopen van gebouwen, kappen van bomen en herinrichten van bosranden en heischrale graslanden, zal rekening moeten worden gehouden met beschermde soorten. Als de voorgenomen ingreep naar verwachting leidt tot het overtreden van verbodsbepalingen, zal de initiatiefnemer moeten (laten) nagegaan of een vrijstelling geldt of dat ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet moet worden verkregen.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de EHS geldt het nee, tenzij beginsel: ruimtelijke ontwikkelingen zijn niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of warden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang zijn, kunnen bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur alleen door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd, indien de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door compenserende maatregelen. Per saldo zal op planniveau of op gebiedniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Niet alle cluster van dit bestemmingsplan zijn binnen de EHS gesitueerd. Tabel 6.1 uit het rapport van Waardenburg b.v. geeft een overzicht van clusters binnen of buiten de EHS.
Bureau Waardenburg b.v. komt in het rapport van Waardenburg b.v. tot de volgende conclusies en aanbevelingen.
- De clusters A, L, M (deels), N, O (deels), P, T en U zijn gelegen binnen de begrenzing van de EHS.
- De clusters G, H, I, J, O (deels), Q, R, en S zijn gelegen grenzend aan begrenzing van de EHS.
- Effecten worden niet verwacht aangezien de inbreidingen (worst case scenario) niet van invloed zijn op de kernkwaliteiten van de Veluwe noch van de Veluwerandmeren.
De natuurtoets is aan de Provincie Gelderland voorgelegd. Ambtelijk heeft de provincie aangegeven dat zij enkele tekstuele opmerkingen op het rapport hebben. Deze zijn in het rapport aangepast en hebben verder geen gevolgen voor de uitkomsten van het onderzoek.
Daarnaast heeft de provincie bij één perceel, te weten Russulalaan 22, aangegeven dat zij van oordeel zijn dat er wel kans is op een negatief effect. Inmiddels zijn er in nauw overleg met de eigenaren van Russulalaan22 aanvullende natuuronderzoeken uitgevoerd. Hierbij stond de vraag centraal of woningbouw mogelijk is op dit perceel. De provincie Gelderland heeft in een vooroverleg laten weten in principe (onder voorwaarden) medewerking te willen verlenen aan woningbouw op dit perceel. De woningen dienen ruimtelijke kwaliteit in zich te hebben. Wel is vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig omdat het gaat om een minimale verslechtering maar dit is wel een permanente verslechtering. De provincie Gelderland verwacht dat deze vergunning zonder al te veel moeite afgegeven kan worden.
Omdat uit bovenstaande blijkt dat het niet wenselijk is dat het terrein weer in gebruik wordt genomen als recreatieterrein en de eigenaren ook de voorkeur hebben voor woningbouw op dit perceel, is dit perceel uit dit bestemmingsplan Recreatieterreinen gehaald. De eventuele woonbestemming zal dan geregeld worden met een separate ruimtelijke procedure.
4.7 Archeologie En Monumenten
Met de Wet op de archeologische monumentenzorg en de Monumentenwet is archeologie een verplicht en onlosmakelijk onderdeel van het ruimtelijk besluitvormingsproces.
De wet bepaalt dat archeologische waarden als onvervangbaar onderdeel van het lokale, regionale en (inter-) nationale culturele erfgoed bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen expliciet dienen te worden meegewogen en waar mogelijk ontzien. Wanneer bescherming en inpassing van waardevolle monumenten niet mogelijk blijken, zal de historische informatie door middel van verantwoord archeologisch onderzoek veilig moeten worden gesteld. Archeologische monumentenzorg dient in nauwe afstemming plaats te vinden met andere activiteiten en beslissingen op het gebied van ruimtelijke ordening.
Door de wetgeving is er sprake van decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden: gemeenten krijgen de verplichting hun verantwoordelijkheid voor het behoud van het archeologisch erfgoed te nemen.
In de gemeente Ermelo heeft bureau RAAP, ter ondersteuning van de ontwikkeling en de implementatie van het gemeentelijke archeologiebeleid, een beleidsnota archeologische monumentenzorg met daarbij een archeologische beleidskaart vervaardigd. Deze beleidsnota en beleidskaart zijn nu in ontwerp klaar, en worden binnenkort ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden.
Archeologische Monumentenkaart
In het plangebied komt een aantal bekende archeologische monumenten en/of terreinen van archeologische waarden voor. Deze staan aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart (AMK). Deze terreinen worden rechtstreeks beschermd door de monumentenwet. De AMK laat zien dat een aantal van de recreatieterreinen op de rand van een archeologisch monument ligt. Monumenten in de vorm van bebouwing komen niet voor.
Archeologische verwachtingswaarden
De door het Rijk opgestelde Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) geeft een overzicht van de verwachtingskansen voor archeologische vondsten. Op basis van bekende vondsten, geologische patronen en dergelijke kan een inschatting gemaakt worden van de kans op archeologische vondsten. De verwachtingswaarde varieert van zeer laag tot hoog. Volgens de IKAW heeft een groot deel van de gemeente een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit betekent dat de kans dat er archeologische vondsten gedaan worden groot is. In het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met deze verwachtingswaarde door middel van beschermende maatregelen. De IKAW is zeer globaal en is moeilijk tot een perceel te herleiden.
Zoals hiervoor is aangegeven, is door bureau RAAP inmiddels een ontwerp beleidsnota en ontwerp archeologische beleidskaart voor de gemeente Ermelo opgesteld. Een groot voordeel van een gemeentelijke archeologische beleidskaart is dat op perceelsniveau de waarde en/of de verwachtingswaarde herleid kan worden. Aan de hand van de archeologische beleidskaart is duidelijk te herleiden welke verwachtingswaarde op een perceel rust.
In het ontwerpbeleid wordt voorgesteld terreinen met een hoge, dan wel middelhoge (middelmatige) verwachtingswaarde te beschermen via het bestemmingsplan.
Vooruitlopend op de vaststelling van dit beleid, is in dit ontwerpbestemmingsplan Recreatieterreinen uitgegaan van het ontwerp van de archeologische beleidskaart voor de gemeente Ermelo.
In de regels is een dubbelbestemming opgenomen voor recreatieterreinen met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde. Bij deze dubbelbestemming zijn bouwregels en een omgevingsaanlegvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden opgenomen.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
In hoofdstuk 3 zijn de beleidsvisies en de randvoorwaarden die door de verschillende overheden in wetten en beleidsnota's zijn vastgelegd op een rij gezet. Daarbij zijn tevens de consequenties voor het bestemmingsplan aangegeven. In hoofdstuk 4 zijn vervolgens de randvoorwaarden vanuit verschillende gebieden aangegeven. Aan de hand van deze beleidsvisies en uitgangspunten wordt in dit hoofdstuk de planbeschrijving belicht.
5.2 Uitgangspunten Planopzet
Bij het toekennen van bestemmingen aan de functies in het plangebied is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
- Vigerende rechten voor zover mogelijk handhaven;
- Regels mogen slechts worden voorgeschreven in verband met de bestemming en als dat uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is;
- Regels dienen niet meer te regelen dan, in verband met de bestemming, strikt noodzakelijk is;
- Gebodsbepalingen zijn niet geoorloofd; dit heeft te maken met de (overwegende) toelatingsplanologie die het Nederlandse stelsel kenmerkt;
- De bestemmingen dienen zodanig te worden geprojecteerd, dat duidelijk is waar gebouwd kan worden en welk gebruik hierbij is toegestaan;
- De regels moeten hanteerbaar en handhaafbaar zijn.
5.3 Nadere Planopzet
Dit bestemmingsplan bestaat uit plankaarten, regels en deze toelichting. In hoofdstuk 6 wordt dieper ingegaan op deze verschillende onderdelen en de juridische betekenis er van. Dit plan ziet enkel toe op de nu al als zodanig bestemde verblijfsrecreatieterreinen. Globaal gezien maakt het oostelijk deel van Ermelo (ten oosten van de kern Ermelo) onderdeel uit van het Groei- en Krimp gebied. De provincie Gelderland heeft in het Streekplan Gelderland 2005 een grens getrokken, gelijklopend met de Ecologische Hoofdstructuur. De recreatieterreinen die binnen de begrenzingen van dit gebied vallen maken dus onderdeel uit van het groei- en krimpgebied. De recreatieterreinen die ten westen van deze grens zijn gelegen, vallen buiten dit beleid.
Omdat er voor het groei- en krimpgebied veel specifieke regels gelden, is bij de bestemmingsbepaling gekozen om te werken met een nadere aanduiding, te weten 1 of 2. Dit onderscheid is aangebracht om de regels overzichtelijk te houden en duidelijk te maken welke recreatieterreinen binnen het groei- en krimpgebied vallen en welke niet. Recreatieterreinen met de nadere aanduiding "1" vallen buiten het groei- en krimpgebied en recreatieterreinen met de nadere aanduiding "2" vallen binnen het gebied van het groei- en krimpbeleid. In hoofdstuk 4 is aangegeven dat binnen de gemeente Ermelo 3 groeiclusters zijn vastgesteld. Binnen deze groeiclusters is het mogelijk dat recreatiebedrijven kunnen groeien. Dit is onder meer afhankelijk van de beschikbare groeiruimte als gevolg van beëindiging van recreatiebedrijven in het krimpgebied. De terreinen die in het krimpgebied liggen kunnen niet uitbreiden.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
In voorgaande hoofdstukken zijn een beschrijving van het plangebied en de voorgestane ontwikkelingen daarbinnen, alsmede een uiteenzetting van het van toepassing zijnde beleid aan de orde geweest. Wat in de voorgaande hoofdstukken is beschreven, krijgt zijn juridische vertaling in de regels. De bestemmingen regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is voor gekozen om de verblijfsrecreatieterreinen te bestemmen in een paraplubestemmingsplan. Dit is met name gedaan om een overzichtelijke eenduidige regeling op te stellen voor alle verblijfsrecreatieterreinen in Ermelo. Daarnaast is het mogelijk om bepaalde bepalingen meer specifiek af te stemmen op de recreatie. Een algemeen nadeel van een paraplubestemmingsplan is dat de samenhang met de directe omgeving minder snel zichtbaar is. Dit nadeel is in dit geval in zoverre beperkt omdat in dit bestemmingsplan enkel sprake is van bestaande positief bestemde recreatieterreinen. De afweging of het recreatieterrein in principe aanwezig kan zijn is gemaakt in eerdere bestemmingsplannen.
De plankaarten en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de plankaart zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De wijze van bestemmen is gebaseerd op de verplichting vanuit de Wro om bestemmingsplannen digitaal te maken en elektronisch beschikbaar te stellen. In de ministeriële "Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008" zijn de standaarden wettelijk verankerd. Deze digitale verplichting treedt in werking op 1 januari 2010. Het ontwerpbestemmingsplan Recreatieterreinen is opgesteld overeenkomstig deze eisen.
6.3 Nadere Toelichting Op De Plankaarten
Het bestemmingsplan bestaat uit 44 plankaarten, waarop circa 100 recreatieterreinen staan weergegeven. In enkele gevallen staan er meerdere terreinen op een plankaart weergegeven. Voorafgaand aan de plankaarten is een index opgenomen waarop de verschillende recreatieterreinen met adres staan vermeld, met een verwijzing naar de voor dat terrein betreffende plankaart. Op de afzonderlijke plankaarten staat weergegeven welke bestemming het terrein heeft. Daarnaast zijn de kaarten van een schaalaanduiding, noordpeil en de adressen van de recreatieterreinen voorzien.
De plankaarten zijn weergegeven op de topografische ondergrond waarop de bestaande bebouwing is aangegeven. Het is mogelijk dat de ondergrond niet exact hetzelfde is als de situatie ter plaatse. Wijzigingen door recente bouw of afbraak van gebouwen kunnen bijvoorbeeld leiden tot verschillen tussen plankaart en werkelijkheid. Aan de topografische ondergrond zijn geen rechten te ontlenen en geeft niet aan of de weergegeven bebouwing legaal aanwezig is. De topografische ondergrond is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de plankaarten.
Op de plankaart hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de regels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. De aanduidingen zijn onder te verdelen in gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.
Daarnaast zijn een aantal verklaringen van lijnen en symbolen in de legenda opgenomen om de bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen te kunnen lezen en te begrijpen.
6.4 Nadere Toelichting Op De Regels
In deze paragraaf worden de van het bestemmingsplan deeluitmakende regels - voor zover nodig - van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de plankaart gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Waar nodig is ook een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden of afwijking van de bouw- of gebruiksbepalingen opgenomen.
Bij de opzet van de regels is geprobeerd het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. Met de nieuwe regels is niet enkel de uniformiteit binnen de gemeente Ermelo verder voortgezet, maar zijn tevens voor een ieder duidelijke en overzichtelijke regels geformuleerd.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- Inleidende regels
- Bestemmingsregels
- Algemene regels
- Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Hoofdstuk I bevat de begripsbepaling en de wijze van meten.
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen.
Artikel 2 Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Dit geldt eveneens voor het bepalen van de oppervlakte van een kavel.
Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 worden specifieke regels gegeven voor de op de plankaart aangegeven bestemmingen en aanduidingen. De artikelen bestaan in elk geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond. De bestemming Recreatie betreft de enige bestemming van het plangebied. Het bestemmingsplan heeft namelijk slechts betrekking op de recreatieterreinen en de daarbij behorende bouwwerken. Er zijn echter wel dubbelbestemmingen opgenomen waarmee een specifiek belang wordt beschermd binnen de bestemming recreatie.
Recreatie – Verblijfsrecreatie
In de R.O. standaarden is de algemene bestemming voor recreatieterreinen opgenomen als "Recreatie – Verblijfsrecreatie". In dit bestemmingsplan is deze benaming overgenomen voor alle recreatieterreinen.
In dit bestemmingsplan zijn er 2 bestemmingen Recreatie – Verblijfsrecreatie. Achter de bestemmingsnaam staat de aanduiding "1"of "2".
Recreatieterreinen met de bestemmingsaanduiding "1"vallen buiten het groei- en krimpbeleid en voor deze recreatieterreinen gelden gedeeltelijke andere regels als voor de recreatieterreinen met de aanduiding "2", die binnen het groei- en krimpbeleid vallen.
Artikel 3 Recreatie – Verblijfsrecreatie - 1
Recreatieterreinen met de nadere aanduiding "1" vallen buiten het groei- en krimpgebied.
Recreatieterreinen met de nadere aanduiding “1” vallen buiten het groei- en krimpgebied.
Dit bestemmingsplan ziet op het bestemmen van de geldende situaties zoals die in verschillende bestemmingsplannen zijn geregeld. De plangrenzen en bouwvlakken zijn in principe volledig overgenomen van de geldende bestemmingsplankaarten. Slechts binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak mogen bouwwerken worden gebouwd. Een uitzondering hierop zijn bergingen bij recreatiewoningen die legaal (met vergunning of vergunningsvrij) zijn opgericht. Het is niet wenselijk dat bebouwing te dicht bij de openbare ruimten wordt gerealiseerd. Daarom is afhankelijk van de situatie een afstand aangehouden van het bouwvlak tot aan de randen van elk terrein.
De breedte van de bebouwingsvrije zone is afhankelijk van de functie van het naastgelegen/aangrenzende terrein. In het algemeen is deze zone 5 of 10 meter breed. De breedte bedraagt 5 meter als het recreatieterrein grenst aan een ander recreatieterrein of aan de bestemming bos. Grenst het recreatieterrein aan groen, openbare wegen, woonfuncties of andere functies, dan bedraagt de bebouwingsvrije zone 10 meter.
Op deze regel zijn enkele uitzonderingen gemaakt. Eén van de uitzonderingen die is gemaakt, is een grotere breedte van deze zone als het recreatieterrein grenst aan een doorgaande weg. De breedte van de zone is dan afhankelijk van de ligging van het recreatieterrein ten opzichte van de weg.
Per recreatiebedrijf mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 3,5% van de oppervlakte van de bij het recreatiebedrijf behorende bouwvlak. Indien binnen het recreatiebedrijf meerdere bouwvlakken aanwezig zijn, mogen de bedrijfsgebouwen die in de verschillende bouwvlakken gebouwd mogen worden, ook gezamenlijk binnen één van de bouwvlakken worden gebouwd.
Verder geldt dat de oppervlakte voor ondersteunende horeca niet meer mag bedragen dan 200 m2.
In de begripsbepaling is opgenomen wat verstaan wordt onder ondersteunende horeca, te weten: "Van ondersteunende horeca is sprake wanneer men in een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft, (kleine) eetwaren en/of dranken kan consumeren en men daarvoor moet betalen".
Uit deze definitie zijn de volgende criteria te herleiden:
- de horeca-activiteit mag uitsluitend in samenhang met en ondersteunend aan de hoofdactiviteit plaatsvinden;
- de openingstijden van de horeca-activiteiten zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
- de toegang tot de horeca-activiteit is dezelfde toegang van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang van het horecagedeelte;
- voor de horeca-activiteit mag geen reclame worden gemaakt (bijvoorbeeld in de media);
- de ondersteunende horecavoorziening dient tijdens de openingsuren van de hoofdactiviteit openbaar toegankelijk te zijn, verhuur aan derden tijdens en buiten de openingstijden voor al dan niet besloten feesten en partijen is niet toegestaan.
Het moet duidelijk zijn dat er sprake is van ondersteunende horeca en niet van een zelfstandige horecafunctie.
De goothoogte en bouwhoogte van alle bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 3,5 meter bedragen respectievelijk 6,5 meter. Wanneer de oppervlakte van de bij het recreatiebedrijf behorende in exploitatie zijnde gronden tenminste 5 ha bedraagt, kan ontheffing worden verleend tot een maximale oppervlakte van 400 m2 voor ondersteunende horeca (artikel artikel 3 lid 3.3). Voor het realiseren van een groepsaccommodatie kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen indien dit verantwoord en wenselijk is (artikel artikel 3 lid 3.5). Om ook bijzondere recreatiewoningen mogelijk te maken is in artikel artikel 3 lid 3.6 een ontheffing van de bouw- en goothoogte opgenomen. Het moet hier gaan om bijzondere architectuur die een toevoeging vormen voor het recreatiewoningenbestand van Ermelo.
Voor de recreatieterreinen, met deze bestemming, geldt dat de omwisselbaarheid tussen mobiel kampeermiddel, stacaravan en recreatiewoning net zoals in de vorige bestemmingsplannen nog steeds van toepassing is. Dit nieuwe bestemmingsplan is immers overwegend conserverend van aard. Ten opzichte hiervan is er dus geen wijziging. De plaatsen van recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten of kampeervelden zijn niet vastgelegd. Een kampeerterrein met stacaravans kan bijvoorbeeld heringericht worden tot een terrein met recreatiewoningen. Dit is niet zonder regels, aangezien het bestemmingsplan specifieke gebruiksregels bevat. Met deze gebruiksregels wordt onder meer bepaald dat er minder recreatiewoningen opgericht kunnen worden op een terrein dan dat er stacaravans geplaatst kunnen worden. Onderstaande tabel uit de regels geeft een overzicht van de terreinbehoefte per categorie. Elk recreatieterrein heeft of een aanduiding 'Lage Dichtheid' of een aanduiding 'Hoge Dichtheid'. Op de plankaarten valt af te lezen welke terreinen welke aanduidingen hebben.
Per: | Terreinbehoefte nadere aanduiding: Lage Dichtheid | Terreinbehoefte nadere aanduiding: Hoge Dichtheid |
Recreatiewoning | 667 m² (15 per ha) | 400 m² (25 per ha) |
Stacaravan | 400 m² (25 per ha) | 285 m² (35 per ha) |
Mobiel kampeermiddel en trekkershut | 286 m² (35 per ha) | 222 m² (45 per ha) |
Er kunnen dus niet evenveel recreatiewoningen worden gebouwd als dat er stacaravans op een terrein staan. Ook gelden er andere eisen ten aanzien van de grootte van de kavels per categorie. In bijlage I bij de regels staat de oppervlakte binnen de bouwgrens van dat terrein vermeld. Deze opgenomen oppervlakte is van belang voor de berekening van het aantal toegestane recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en/of kavels voor mobiele kampeermiddelen c.q. de berekening van de vereiste terreinbehoefte.
De gemeente hanteert in het bestemmingsplan een onderlinge afstand van 5 meter tussen recreatiewoningen en stacaravans onderling. Uit verschillende zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan kwam naar voren dat deze maatvoering te ruim gevonden werd. Na overleg met de stedenbouwkundige van de gemeente en de vakspecialist risicobeheersing van de brandweer is voor stacaravans in artikel 3.3.5 en 4.3.6 een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het bouwen van stacaravans op een onderlinge afstand van niet minder dan 3 meter, mits het terrein kan voldoen aan de handreiking Brandveiligheid Recreatieterreinen opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Hierin is opgenomen dat de afstanden tussen stacaravans onderling 3 meter kan zijn als deze zich in een brandcompartiment van maximaal 1.000 m2 bevinden. De afstand tussen de brandcompartimenten van 1.000 m2 dient dan minimaal 5 meter te zijn.
Stedenbouwkundig wordt het ten aanzien van recreatiewoningen wenselijk gevonden de afstand van 5 meter tussen de objecten te handhaven. Dit heeft te maken met de verschijningsvorm van een recreatiewoning die naar meerdere zijden 'open' is. Voor stacaravans is dit argument minder van toepassing omdat deze in tegenstelling tot een stacaravan een min of meer blinde zijde kent. Doordat in het bestemmingsplan is gekozen voor een dichtheid per hectare is landschappelijke inpassing (open vrijstaande verkaveling) van het terrein min of meer gewaarborgd. Het kan hierom geen kwaad de maximale afstanden tussen stacaravans te verkleinen naar maximaal 3 meter.
Zoals hiervoor is aangegeven is de gemeente opgedeeld in twee verschillende dichtheden, te weten Lage Dichtheid en Hoge Dichtheid. Deze dichtheden zeggen iets over het toegestane maximaal aantal recreatiewoningen, stacaravans en mobiele kampeermiddelen per hectare. Heel globaal heeft het westelijk buitengebeid de aanduiding Hoge Dichtheid. En het oostelijk gedeelte van Ermelo de aanduiding Lage Dichtheid. Op de plankaarten valt per perceel exact af te lezen welk terrein welke aanduiding heeft.
Uitzondering op bovenstaande indeling vormt het recreatiepark Sparrendal aan de Leuvenumseweg 120. Een onduidelijkheid in het voorgaande bestemmingsplan betreffende de dichtheid per bouwvlak of bestemmingsvlak is bij de uitwerking van dit plan ten gunste van de ontwikkelaar van het park uitgelegd. Om deze reden zijn op het park nu 47 recreatiewoningen binnen het bouwvlak aanwezig, wat overeenkomt met een hoge dichtheid. In eerste instantie was in lijn met de voorgenoemde geschiedenis een lage dichtheid in het bestemmingsplan toegekend terwijl er ook 47 recreatiewoningen waren toegestaan. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 10 oktober 2012 (201103386/1/R2) echter geoordeeld dat deze wijze van bestemmen innerlijk tegenstrijdig is en dat dit tot een rechtsonzekere situatie kan leiden. Dit perceel heeft daarom de aanduiding hoge dichtheid gekregen.
Dit onderscheid kent al een lange geschiedenis. In het verleden is dit onderscheid opgenomen omdat het westelijk buitengebied andere bebouwingskenmerken en mogelijkheden kent dan het oostelijke buitengebied, waar de recreatieterreinen veelal in de bossen zijn gesitueerd.
Zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouw zijnde, mogen enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd. Waarbij opgemerkt wordt dat op kavels behorende bij mobiele kampeermiddelen niet mag worden gebouwd. In aparte artikelen is aangegeven aan welke maatvoeringen de toegestane bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen, afzonderlijke recreatieverblijven en bijbehorende kavels en bouwwerken geen gebouw zijnde moeten voldoen. Voor sanitaire voorzieningen is zowel in artikel 3.3.3 en 4.3.4 een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om deze voorzieningen mogelijk te maken indien dit gewenst en verantwoord is, op gronden waar dit niet direct mogelijk is.
Er geldt een verplichting om de recreatiewoningen wisselend te verhuren. Hierbij geldt een uitzondering voor de recreatiewoningen die op het moment van het ter visie leggen van het bestemmingsplan niet wisselend worden verhuurd. Hiervoor is een inventarisatie gemaakt. Vanuit de inventarisatie is een lijst opgesteld waarop per recreatieterrein is aangegeven hoeveel woningen niet voor de wisselende verhuur worden gebruikt en waarvoor de verplichting om de recreatiewoningen wisselend te verhuren niet geldt. Deze lijst is weergegeven als bijlage 1 behorende bij de regels.
Op elk bouwvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders aangegeven. Er is een ontheffing opgenomen voor terreinen dit groter zijn dan 5 hectare exploiteerbaar gebied binnen het bouwvlak voor een tweede bedrijfswoning. Bij terreinen waar naast een bouwvlak een terrein met de functieaanduiding kampeerterrein (kt) aanwezig mogen de gronden binnen de aanduidingsgrens meegeteld worden in de berekening van de benodigde 5 hectare.
Er zijn ook bedrijven met minder dan 5 hectare exploiteerbare gronden binnen het bouwvlak die in de inspraak aangegeven hebben een dermate intensieve bedrijfsvoering te hebben waardoor een tweede bedrijfswoning zeer gewenst is. Het zelfde geldt voor zeer grote bedrijven met meer dan 20 hectare grond binnen het bouwvlak, die aangeven behoefte te hebben aan meer dan 2 bedrijfswoningen op het terrein. Voor deze situaties is in artikel 3.6 en 4.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Op enkele plankaarten is de functieaanduiding (w) wonen opgenomen. Burgerbewoning van de bedrijfswoning is in die gevallen toegestaan. Het gaat hier om situaties die vanuit het verleden gegroeid zijn en waar geen bedrijfswoning noodzakelijk is voor de exploitatie van het recreatieterrein.
Op het perceel Buitenbrinkweg 14 is nog een aanduiding [-sba-bbw] opgenomen. Deze aanduiding is een specifieke bouwaanduiding, waarbij bepaalde bebouwing wordt uitgesloten. In de regels is opgenomen dat binnen de begrenzing van deze aanduiding geen recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en bedrijfswoningen mogen worden opgericht. De specifieke bouwaanduiding betreft een milieucirkel, waarbij de afstand van 100 meter ten opzichte van het bouwvlak van de Buitenbrinkweg 22 bepalend is.
Indien er een ontheffing nodig is voor een activiteit of gebruik gemaakt wordt van een wijzigingsbevoegdheid zal te allen tijde voldaan moet worden aan de natuurwetgeving. Indien geen ontheffing op grond van de Flora- en faunawet of vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 verkregen kan worden, zal er ook geen ontheffing op basis van het bestemmingsplan worden verleend.
Artikel 4 Recreatie – Verblijfsrecreatie - 2
Recreatieterreinen met de nadere aanduiding "2" vallen binnen het gebied van het groei- en krimpbeleid. Binnen dit gebied zijn de voorwaarden vanuit het groei- en krimpbeleid in de regels verwerkt. Voor de bestemming Recreatie – Verblijfsrecreatie – 2 gelden grotendeels dezelfde regels als voor de bestemming Recreatie – Verblijfsrecreatie – 1. Er zijn echter een paar belangrijke verschillen die hier worden toegelicht. Voor het overige wordt verwezen naar de toelichting bij Artikel 3.
Het aantal recreatiewoningen is voor de recreatieterreinen met deze bestemming vastgelegd, waarbij het niet toegestaan is extra recreatiewoningen toe te voegen. Er is wel een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het toevoegen van extra recreatiewoningen. Deze ontheffing is slechts mogelijk voor de recreatieterreinen die in een groeicluster liggen. Deze groeicluster is op de plankaart aangeduid als wro-zone - ontheffingsgebied. Het verlenen van ontheffing is niet zonder meer toegestaan, maar onder diverse voorwaarden. Zo moet onder andere onderzoek gedaan worden naar de gevolgen voor natuur en milieu, moet sprake zijn van een bedrijfseconomisch dan wel markttechnische aanleiding voor uitbreiding en moet sprake zijn van een duurzame bedrijfsvoering en inrichting die aantoonbaar bijdraagt aan de inpassing in de omringende natuur. Dit is geregeld in artikel 4.5.
Binnen deze bestemming komen verschillende functieaanduidingen voor, te weten (w) wonen, (h) horeca en (kt) kampeerterrein.
Op enkele plankaarten is de functieaanduiding (w) wonen opgenomen. Burgerbewoning van de bedrijfswoning is in die gevallen toegestaan. Het gaat hier om situaties die vanuit het verleden gegroeid zijn en waar geen bedrijfswoning noodzakelijk is voor de exploitatie van het recreatieterrein.
Op 1 perceel aan de Eendenparkweg 37a is de functieaanduiding (e) erf opgenomen. Op dit perceel bevinden zich nu 3 stacaravans. Het perceel hoort bij een bedrijfswoning waar burgerbewoning is toegestaan. De stacaravans worden niet verhuurd en worden eveneens niet bedrijfsmatig geëxploiteerd. De eigenaar heeft deze grond gekocht als tuin bij zijn woning. Tegen de bestemming is beroep aangetekend bij de Raad van State.
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 10 oktober 2012 (201103386/1/R2) geoordeeld dat de bestemming op dit perceel onduidelijk is. Zijn hier nu wel of geen recreatiewoningen toegestaan. Om duidelijkheid te scheppen is dit perceel aangeduid als erf waar slechts een (bedrijfs)woning met bijbehorende gebouwen tot een oppervlakte van 150 m2 is toegestaan. Recreatiewoningen, stacaravans en trekkershutten zijn niet meer toegestaan.
Bij twee recreatieterreinen is de aanduiding (h) horeca, op een bedrijfsgebouw opgenomen.
Zoals bij artikel 3 is toegelicht kan op elk recreatieterrein het bedrijfsgebouw gebruikt worden voor ondersteunende horeca. Bij twee recreatieterreinen, te weten De Driehoek (Drieërweg) en De Pelikaan (Russulalaan), is al langere tijd en met medeweten van de gemeente, geen sprake meer van ondersteunende horeca. Op dit moment worden de zalen bij de twee recreatiebedrijven ook gebruikt voor zalenverhuur voor feestjes en partijen. Voor deze twee recreatieterreinen is een uitzondering gemaakt voor het gebruik van deze bedrijfsgebouwen.
De betreffende bedrijfsgebouwen hebben de aanduiding (h) horeca gekregen, waardoor het mogelijk is deze gebouwen te gebruiken voor zowel de recreatieve bestemming alsook voor zelfstandige horeca. In de regels is opgenomen welke categorie horeca mogelijk is.
Deze twee aanduidingen zijn een expliciete uitzondering. Het is niet wenselijk dat op alle recreatieterreinen zelfstandige horeca gaat plaatsvinden en zalenverhuur mogelijk wordt. Op dat moment ontstaat een wildgroei aan zelfstandige horeca. Aangezien er sprake is van een uit het verleden gegroeide situatie, met medeweten van de gemeente, is voor deze uitzonderingssituatie gekozen.
Daarnaast is de functieaanduiding (kt) kampeerterrein op enkele terreinen opgenomen. Deze aanduiding ligt buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. Standaard is bepaald dat kavels voor mobiele kampeermiddelen uitsluitend aangelegd mogen worden binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. Op gronden met de functieaanduiding (kt) kampeerterrein mogen door deze regeling ook kavels voor mobiele kampeermiddelen, speel- en sportvelden en voorzieningen worden aangelegd.
Artikel 5 en 6 Dubbelbestemmingen Leiding
In het plangebied komen een tweetal bijzondere voorzieningen voor. Dit zijn gasleidingen en hoogspanningsverbindingen. Door het leggen van de dubbelbestemming Leiding – Gas en Leiding - Hoogspanningsverbinding op de gronden en de daarbij behorende zones wordt een specifiek belang beschermd naast de eigenlijke bestemming.
Artikel 7 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie
Het bestemmingsplan bevat een afzonderlijke bestemmingsregeling ten behoeve van de bescherming van gronden met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde. Bij deze dubbelbestemming zijn bouwregels en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden opgenomen
Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat algemene regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken. De redactie van de anti-dubbeltelbepaling is standaard voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze tekst is dan ook overgenomen.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Voor de redactie van de gebruiksbepaling is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming bepalend. In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan het gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Het feit dat een bijzondere gebruiksbepaling is opgenomen, betekent niet dat met behulp van een a contrario redenering ander gebruik toelaatbaar moet worden geacht. Het gebruik zal steeds moeten worden getoetst aan de doeleindenomschrijving in samenhang met de plankaart en de bouwregels. Algemene gebruiksregels staan expliciet opgenomen in de Wro (artikel 7.10 Wro). Er is voor gekozen om deze bepaling tevens expliciet over te nemen in het bestemmingsplan om hierop de nadruk te leggen.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Deze bepaling is opgenomen om recreatiewoningen met overgangsrecht voor permanente bewoning te regelen in het plan. Voor deze recreatiewoningen is de gebiedsaanduiding 'permanente bewoning' opgenomen tevens zijn bouwregels opgenomen.
Artikel 11 Algemene ontheffingsregels
Elke bestemming en dubbelbestemming kent een ontheffingsmogelijkheid op basis van artikel 3.6, lid 1 onder c Wro, de zogenaamde binnenplanse ontheffing. In deze bepalingen zijn aan het bevoegd gezag een afwijkingsbevoegdheid toegekend voor een aantal met name genoemde ontheffingen die specifiek op de bestemmingen en dubbelbestemmingen betrekking hebben. Daarnaast zijn in artikel 10 algemene ontheffingsregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Het gaat hier om ontheffingen:
- Ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes. Expliciet is uitgesloten dat deze ontheffingsmogelijkheid niet gebruikt mag worden voor verkooppunten voor motorbrandstoffen.
- Voor grens of richting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bestemming- en aanduidinggrenzen en grenzen van bouwpercelen. Dit indien en voor zover
- Ten behoeve van het bouwen van communicatiemasten tot een hoogte van 25 meter.
Het verlenen van ontheffing mag geen automatisme zijn. Het bevoegd gezag zullen het verlenen van ontheffing moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht. Het is eveneens niet standaard dat wanneer het bevoegd gezag besluiten af te wijken, dit automatisch voor de maximale maten die genoemd staan in dit artikel is. Per geval moet beoordeeld worden welke maten verantwoord en wenselijk zijn.
Bewust is er voor gekozen om geen afwijkingsbevoegdheid op te nemen voor kleine afwijkingen van de in de regels opgenomen afmetingen (in veel bestemmingsplannen de 10% regeling). De maximale wenselijke en verantwoorde maten zijn in de regels opgenomen en dienen als absolute grenzen.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Op basis van dit artikel juncto artikel 3.6, lid 1 onder a Wro kan het bestemmingsplan gewijzigd worden door het bevoegd gezag om het gebruik van een bedrijfswoning als burgerwoning toe te staan. Dit is alleen mogelijk indien gebleken is dat bij het ter inzage leggen van het bestemmingsplan de bedrijfswoning al voor burgerbewoning in gebruik is en voor de exploitatie van het recreatieterrein geen bedrijfswoning noodzakelijk is. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een recreatieterrein beheerd wordt door een vereniging van eigenaren en het park in het verleden geëxploiteerd is vanuit een naastgelegen bedrijfswoning waarvan de feitelijke situatie dus veranderd is. Uitdrukkelijk is dit niet standaard mogelijk, maar dient een integrale afweging gemaakt te worden of het wenselijk en verantwoord is om een aanduiding op de aanwezige bedrijfswoning op te nemen. Bij deze afweging wordt in ieder geval betrokken of een bedrijfswoning noodzakelijk is voor een terrein en of het hier gaat om vanuit het verleden gegroeide situaties.
Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de slotregel.
Artikel 13 Overgangsrecht
Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig zijn, in uitvoering zijn of mogen worden gebouwd krachtens een op dat moment reeds aangevraagde bouwvergunning mogen in beginsel gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Als gevolg van de jurisprudentie wordt het in reeksen gedeeltelijk vernieuwen aangemerkt als volledig vernieuwen. Dit is niet toegestaan. Verder is van belang, dat bouwwerken die in strijd met het voorgaande bestemmingsplan zijn gebouwd (daaronder ook begrepen de overgangsbepalingen), met andere woorden de "illegale" bouwwerken, niet onder het overgangsrecht vallen. Een aantal recreatiewoningen zijn geheel of gedeeltelijk gesitueerd buiten de bouwvlakken. Voor zover deze woningen legaal aanwezig zijn vallen deze dus onder het overgangsrecht. Ze kunnen dus wel worden vernieuwd of veranderd maar er kunnen geen nieuwe recreatiewoningen op deze locaties worden gebouwd. De recreatiewoningen dienen immers binnen de bouwvlakken te worden gebouwd. Het gaat hier dus om een uitsterfregeling.
Daarnaast is het gebruiksovergangsrecht opgenomen. Bestaand gebruik mag in beginsel worden gehandhaafd. Ook hier is een uitsluitingsclausule opgenomen voor gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Dit om te voorkomen dat ''illegaal'' gebruik onder het overgangsrecht komt te vallen. De redactie van het overgangsrecht bouwwerken en overgangsrecht gebruik is standaard voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze tekst is dan ook overgenomen.
Daarnaast is nog een hardheidsclausule opgenomen waarmee het bevoegd gezag van het overgangsrecht ontheffing kunnen verlenen indien toepassing van het overgangsrecht als onbillijk wordt beoordeeld.
Artikel 14 Slotregel
Hiermee wordt bepaald hoe het plan op een formele manier aangehaald dient te worden. Bijvoorbeeld op welke manier in stukken naar dit plan gerefereerd dient te worden.
Hoofdstuk 7 Uitvoering
7.1 Inspraak En Overleg
Op 5 november 2008 is in de Staatscourant alsook in het Ermelo's Weekblad gepubliceerd dat een bestemmingsplan voor de recreatieterreinen wordt voorbereid. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 6 november tot en met 17 december 2009 ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. In totaal zijn er 59 zienswijzen ontvangen.
Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan voor vooroverleg aan verschillende overheids- en andere overleginstanties toegestuurd. Van de mogelijkheid om te reageren hebben verschillende instanties gebruik gemaakt.
Alle vooroverlegreacties en zienswijzen zijn samengevat en van commentaar voorzien in de "Reactienota, voorontwerpbestemmingsplan Recreactieterreinen". Deze nota is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. De reacties zijn, waar nodig, verwerkt in het bestemmingsplan.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan ziet enkel toe op bestaande recreatieterreinen die allen reeds vervat zijn in planologische regelingen. Met dit bestemmingsplan worden in vergelijking met de oude bestemmingsplannen geen directe extra bouwmogelijkheden geboden voor de uitbreiding van de recreatieterreinen. Slechts de regels zijn iets verruimd zoals de maximum oppervlakte van een recreatiewoning, stacaravan en trekkershut.
Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
In het voorliggende plan is er op basis van het Bro echter geen sprake van een bouwplan. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling niet van toepassing.
Voor wat betreft de doorvertaling van het Provinciale beleid (wisselende verhuur recreatiewoningen, saneren restcapaciteit en omwisselcapaciteit van recreatiewoningen binnen Groei- en krimpgebied) is een onderzoek verricht naar de gevolgen hiervan en de mogelijkheid tot schadeclaims. De verwachting is dat eventuele claims die ingediend worden, niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Het bestemmingsplan wordt dan ook economisch uitvoerbaar geacht.
7.3 Handhaving
Het beleid dient zodanig te zijn dat handhaving mogelijk is. Bij het opstellen van de regels is hiermee rekening gehouden: er zijn enkel toetsbare criteria opgesteld.
In Ermelo is aandacht voor de handhaving van bestemmingsregels op recreatieterreinen. Ook het tegengaan van permanente bewoning op recreatieterreinen heeft de nodige bestuurlijke als ook ambtelijke aandacht. De gemeente erkent dat de handhaving van bestemmingsregels op recreatieterreinen complex is. Gezien de inspanningen die op dit moment worden verricht op het gebied van handhaving is de gemeente van mening dat voldoende aandacht aan dit aspect wordt gegeven.
januari 2011.
Hoofdstuk 1 Recreatiebedrijven
onderstaande tabel is per recreatiebedrijf aangegeven:
- het adres;
- de tenaamstelling;
- het nummer van de deelplankaart;
- de oppervlakte binnen het bouwvlak;
- het aantal recreatiewoningen die niet in gebruik zijn voor de wisselende verhuur.
Adres recreatiebedrijf | Naam recreatiebedrijf | Deelplan | Oppervlakte bouwvlak (ha) | Aantal recreatiewoningen geen wisselende verhuur |
De Beek 101 | De Beek | 1 | Nvt | - |
Buitenbrinkweg 14 | De Doppenberg | 2 | 6,99 | 140 |
Bulderweg 3 | Telgt | 3 | 0,67 | 12 |
Drieërweg 63 | De Merel | 4 | 0,33 | - |
Drieërweg 100 | Kriemelkuil | 4 | 3,6 | 42 |
Drieërweg 104 | De Kriemelberg | 4 | 6,49 | 13 |
Drieërweg 119 | Fijn-Oord | 5 | 3,01 | 1 |
Drieërweg 124 | De Driehoek | 6 | 4,7 | 29 |
Drieërweg 125 | De Paalberg | 7 | 28,13 | 58 |
Drieërweg 130 | De Toverberg | 8 | 9,1 | 88 |
Eendenparkweg 9 | De Vuurdoorn | 9 | 1,25 | 31 |
Eendenparkweg 13 | De Zonnehof | 9 | 1,84 | 48 |
Eendenparkweg 33 | Meidoorn | 10 | 1,12 | 10 |
Eendenparkweg 35 | Veluwerijck | 10 | 0,97 | 24 |
Eendenparkweg 37 | Horloo | 10 | 1,23 | 34 |
Eendenparkweg 41 / 43 | 11 | 1,68 | 9 | |
Eendenparkweg 45A | De Witte Burchten | 11 | 2,87 | 70 |
Eendenparkweg 47 | Erwolebo | 11 | 1,65 | 33 |
Eendenparkweg 49 | 12 | 0,54 | - | |
Eendenparkweg 51 | De Groenling | 12 | 1,13 | 25 |
Eendenparkweg 53 | Terra Nova | 12 | 0,97 | - |
Eendenparkweg 55 | 12 | 0,62 | 15 | |
Eendenparkweg 57 | Bosuil | 12 | 2,34 | 63 |
Fazantlaan 4 | De Haeghehorst | 13 | 7,11 | 26 |
Fazantlaan 17 | Welgelegen | 13 | 0,58 | 13 |
Garderenseweg 170 | 't Binnenveld | 14 | 0,46 | 6 |
Garderenseweg 281 | De Bosrand | 14 | 1,24 | - |
Garderenseweg 368 | De Bosakker | 14 | 1,59 | 5 |
Garderenseweg 419 | Kastelenhof | 15 | 4,6 | - |
Garderenseweg 429 | Bospark De Verscholen Parel | 16 | 0,37 | 9 |
Gentenerf 7 | 17 | 0,64 | - | |
Gentenerf 9 | Het Nijeveld | 17 | 1,58 | 39 |
Gentenerf 10-12 | Strokelbosch | 17 | 2,05 | 55 |
Gentenerf 11 | Van Genthof | 17 | 1,73 | 48 |
Gentenerf 14 | Het Veluws Hofje | 17 | 0,46 | 11 |
Harderwijkerweg 224 | 18 | 0,62 | - | |
Harderwijkerweg 226 | 18 | 0,37 | 3 | |
Harderwijkerweg 246 | Klavertje Vier | 18 | 0,66 | 1 |
Harderwijkerweg 248 | De Konijnenberg | 18 | 2,7 | - |
Haspel 17 | 't Hogeveld | 19 | 5,05 | 100 |
Haspel 23 | Ganzenhof | 19 | 0,76 | 12 |
Haspel 27 | De Eekhoorn | 20 | 0,95 | 15 |
Haspel 29 | Sunny Hill | 20 | 0,54 | 7 |
Haspel 31 | De Goudiep | 20 | 0,72 | 21 |
Haspel 33A | De Haspel | 20 | 1,31 | 32 |
Haspel 35 | Bosgenoegen | 20 | 3,66 | 3 |
Haspel 93 | De Ploeg | 21 | 1,66 | 43 |
Haspel 97 | Jacarja | 21 | 2,02 | 24 |
Horster-Engweg 17 | De Horsterhoeve | 22 | 7,92 | 23 |
Horster-Engweg 21 | 't Oude Nest | 22 | 0,63 | 14 |
Horsterweg 143 | Oase | 23 | 0,39 | 14 |
Horsterweg 147 | Timar Imor | 23 | 1,7 | 33 |
Horsterweg 155 | De Heuvels | 23 | 0,16 | 2 |
Horsterweg 165 | Alco | 23 | 1,29 | 23 |
Horsterweg 179 | Dennenoord | 23 | 0,89 | - |
Julianalaan 123 | Het Zomernest | 24 | 0,26 | 12 |
Kawoepersteeg 5 | De Duiventil | 25 | 0,25 | 13 |
Kawoepersteeg 26 | ´t Loo | 26 | 1,03 | 21 |
Kawoepersteeg 30A | Klein Veluwe | 26 | 0,55 | 10 |
Kawoeperstereg 40 | De Veluwe | 26 | 2,17 | 54 |
Fokko Kortlanglaan 101 | De Hanenburg | 27 | 7,3 | 42 |
Fokko Kortlanglaan 124 | Tonselse Noord-Westhoek | 27 | 0,19 | 13 |
Fokko Kortlanglaan 126 | 27 | 0,25 | 4 | |
Fokko Kortlanglaan 132 | De Loohof | 27 | 1,35 | 33 |
Leuvenumseweg 120 | Sparrendal | 28 | 1,93 | 47 |
Leuvenumseweg 130 | Marbacka | 28 | 0,59 | 7 |
Looweg 10 | Sneeuwwitje | 29 | 1,49 | 30 |
Looweg 15 | Coenravi | 29 | 0,7 | 10 |
Looweg 16 | 29 | 0,46 | 4 | |
Kawoepersteeg 16 | ||||
Morieljelaan 19 | Het Vossehol | 30 | 4,7 | - |
Oude Nijkerkerweg 79 | Horsterland | 31 | 1,84 | 47 |
Oude Nijkerkerweg 109 | De Kollebaan | 32 | 2,17 | 38 |
Oude Nijkerkerweg 111 | Voor Anker | 32 | 2,52 | 70 |
Oude Nijkerkerweg 129 | Bos en Weide | 32 | 1,4 | 72 |
Oude Nijkerkerweg 135 | De Boskant | 32 | ||
Oude Telgterweg 213 | De Ruige Hoek | 33 | 0,19 | - |
Palmbosweg 12 | Aqua Horst | 34 | 3,68 | 92 |
Rodeschuurderwegje 9 - 11 | Beukenhorst | 35 | 1,22 | 18 |
Russulalaan 36 | De Pelikaan | 36 | 1,14 | - |
Russulalaan 44 | De Bloemgaard | 36 | 0,35 | 5 |
Russulalaan 52 | De Kleine Kriemelkuil | 36 | 0,76 | - |
Schoolweg 125 | In de Rimboe | 37 | 9,06 | 14 |
Sprielderweg 207 | SPB-Camping Drie | 38 | nvt | - |
Strokel 5 | 't Jagershof | 39 | 0,89 | 17 |
Strokel 23 | De Strokel | 40 | 3,52 | 42 |
Strokel 30 | 't Anker | 40 | 1,02 | 15 |
Strokel 31 | Boshuis | 40 | 0,63 | 20 |
Strokel 35a | 40 | 0,57 | 5 | |
Tonnenberg 45 | Heidepark Speuld | 41 | 4,18 | 88 |
Tonnenberg 51 | De Tonnenberg | 41 | 2,76 | 6 |
Tonnenberg 53 | ´t Keteltje | 42 | 3,9 | 9 |
Watervalweg 110 | Brem en Den | 43 | 0,82 | 7 |
Watervalweg 136 | 43 | 0,36 | - | |
Watervalweg 162 | De Breehorst | 43 | 0,83 | 5 |
Zeeweg 9 | Dennenhorst | 44 | 2,03 | 42 |
Zeeweg 23 | Oud Duin Ermelo | 44 | 0,77 | 18 |