Lorentz I en II 2013
Bestemmingsplan - gemeente Harderwijk
Vastgesteld op 13-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Bedrijventerrein Lorentz van de gemeente Harderwijk;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0243.BP00015-0004 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.6 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.10 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.11 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.12 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.13 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.14 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.15 brutovloeroppervlak
de totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen en dergelijke;
1.16 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.17 duurzaam beëindigd
een activiteit wordt meer dan 12 maanden niet meer uitgevoerd;
1.18 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.19 geluidsgevoelige objecten
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.20 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;
1.21 industriële kantoren
kantoren die onderdeel uitmaken van kennisintensieve technologische productiebedrijven, waarvoor de directe samenhang en wisselwerking tussen onderzoek en ontwikkeling van nieuwe producten en de productie en beproeving daarvan binnen één gebouwencomplex van essentieel belang is;
1.22 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
1.23 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van gas, water, elektra, telecommunicatie en riool;
1.24 ondergeschikte detailhandel
detailhandel vanuit tot de bestemming behorende bedrijven, waarbij de detailhandelsfunctie in ruimtelijk, functioneel en bedrijfseconomisch opzicht ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie en waarbij de goederen functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten;
1.25 peil
- 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.26 recreatief medegebruik
extensieve vormen van dagrecreatie waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.27 verkoopvloeroppervlak (VVO)
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare ruimte voor detailhandel, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;
1.28 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;
1.29 zelfstandig kantoor
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorend tot categorie 1 tot en met 5.3 welke zijn opgenomen in Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten;
- b. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, met dien verstande dat:
- 1. de detailhandel rechtstreeks verband houdt met of rechtstreeks voortvloeit uit een op grond van sub a toegestane hoofdactiviteit;
- 2. het verkoopvloeroppervlak van de ondergeschikte detailhandel niet meer mag bedragen dan 25% van het brutovloeroppervlak;
- 3. het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
- 4. de verkoop van voedings- en genotmiddelen, kleding en schoenen niet is toegestaan;
- 5. de detailhandel plaatsvindt op hetzelfde bouwperceel als het hoofdgebouw.
- c. industriële kantoren, met dien verstande dat het brutovloeroppervlak van industriele kantoren niet meer mag bedragen dan 70% van het totale brutovloeroppervlak per bedrijfsvestiging;
- d. ter plaatse van de aanduidingen zoals zijn weergegeven in onderstaande tabel is tevens detailhandel toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend de volgende detailhandelsvormen ter plaatse van de desbetreffende aanduidingen en uitsluitend op de met een X aangegeven verdiepingen zijn toegestaan:
Aanduiding | Detailhandelsvorm | Begane grond | Eerste verdieping |
Specifieke vorm van detailhandel - 1 | Auto-onderdelen en accessoires | X | - |
Specifieke vorm van detailhandel - 2 | Auto's, boten en caravans | X | - |
Specifieke vorm van detailhandel - 3 | Babyartikelen en kinderkamers | X | X |
Specifieke vorm van detailhandel - 4 | Keukens en sanitair (incl. wand- en vloertegels) | X | - |
Specifieke vorm van detailhandel - 5 | Meubels en artikelen voor woninginrichting | X | X |
Specifieke vorm van detailhandel - 6 | Sportartikelen en sportkleding | X | - |
Specifieke vorm van detailhandel - 7 | Supermarkt | X | - |
Specifieke vorm van detailhandel - 8 | Woningtextiel en vloerbedekking | X | - |
Specifieke vorm van detailhandel - 9 | Kachels en haarden | X | |
Specifieke vorm van detailhandel - 10 | Boten en scheepsbenodigdheden | X | - |
- 1. het verkoopvloeroppervlak ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van detailhandel - 3 niet meer mag bedragen dan 2.700 m2;
- 2. bijbehorende voorzieningen, zoals kantines, kantoren, toiletten en magazijn,tevens buiten het aanduidingsvlak zijn toegestaan;
- 3. indien het gebruik zoals bedoeld onder 1 t/m 3, gedurende minimaal één jaar is gestaakt, de gronden niet meer in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de detailhandel zoals is weergegeven onder 1, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor het gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2';
- 4. het bepaalde onder 4 is niet van oepassing op het perceel Lorentzstraat 1A/Marie Curiestraat 2B.
- e. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is tevens de verkoop van motorbrandstoffen met lpg toegestaan, met dien verstande dat tevens detailhandel tot een maximale verkoopvloeroppervlakte van 50 m2 is toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is tevens de verkoop van motorbrandstoffen zonder lpg toegestaan;
- g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is een zelfstandig kantoor toegestaan;
- h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één vrijstaande bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat indien het gebruik van de bedrijfswoning gedurende minimaal één jaar is gestaakt, het gebouw niet meer in gebruik mag worden genomen ten behoeve van een bedrijfswoning;
- i. uitsluitend op de navolgende adressen is één inpandige bedrijfswoning toegestaan:
- 1. Lorentzstraat 2b;
- 2. Fahrenheistraat 70;
- 3. Amperestraat 1;
- 4. Industrieweg 9;
- 5. Industrieweg 10;
- 6. Industrieweg 11;
- 7. Industrieweg 15.
met dien verstande dat indien het gebruik van de inpandige bedrijfswoning gedurende minimaal één jaar is gestaakt, het gebouw niet meer in gebruik mag worden genomen ten behoeve van een inpandige bedrijfswoning;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' is een vulpunt voor lpg toegestaan;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitgiftepunt voedselpakketten' is een op- en overslagmagazijn, een distributiecentrum en een uitgiftepunt voor het afhalen van voedselpakketten toegestaan;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw' zijn de gronden bestemd voor de volgende functies:
- 1. cafetaria, uitsluitend op de begane grond;
- 2. zelfstandige kantoren, uitsluitend op de verdiepingen,
en daarnaast voor:
- m. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en ontsluiting;
- n. erven en terreinen;
- o. groenvoorzieningen;
- p. parkeervoorzieningen.
Niet tot de bestemming wordt gerekend:
- het opslaan van goederen, waaronder tevens wordt begrepen de opslag in bovengrondse tanks en silo's, voor de voorgevel en het verlengde daarvan.
3.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
- 3. per bouwperceel mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 70%;
- 4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande afstand op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan indien deze minder bedraagt;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en ter plaatse van de in lid 3.1 sub i opgenomen inpandige bedrijfswoningen geldt de volgende regel:
- de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
- 2. de bouwhoogte van masten ten behoeve van bedrijfsbeveiliging mag niet meer bedragen dan 6 m;
- 3. de bouwhoogte van silo's en schoorstenen mag niet meer bedragen dan 20 m;
- 4. de bouwhoogte van windmolens mag niet meer bedragen dan 25 m;
- 5. de bouwhoogte van vrijstaande reclameborden, -masten en -zuilen mag niet meer bedragen dan 4 m;
- 6. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij de erf- en terreinafscheidingen zijn gelegen voor de voorgevel, dan bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m;
- 7. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 12 m.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
- 3. in afwijking van het bepaalde in sub 1 en 2 mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – transportsysteem’ de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het laden, lossen en verplaatsen van goederen niet meer dan 10 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte van vrijstaande reclameborden, -masten en -zuilen mag niet meer bedragen dan 4 m.
- d. In afwijking van het bepaalde in sub a, b en c zijn bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan buiten het bouwvlak zijn gebouwd, toegestaan, mits deze zijn gerealiseerd in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en voorzover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, krachtens een voor dat tijdstip reeds verleende vergunning in uitvoering is of in uitvoering kan worden genomen.
- e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 m.
- f. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muur' mag in afwijking van het bepaalde onder b en c de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 10 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 3.2 onder a.3 ten behoeve van het vergroten van het bebouwingspercentage tot 90%, mits wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein en laden en lossen plaatsvindt op eigen terrein;
- b. lid 3.2 onder a.4 ten behoeve van het bouwen in de zijdelingse persceelsgrens, mits positief advies is gegeven door de brandweer;
- c. lid 3.2. onder c.1 ten behoeve van het realiseren van erf- en terreinafscheidingen met een transparante uitvoering met een maximale bouwhoogte van 2,5 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van de gronden ten behoeve van het vestigen van bedrijven welke niet zijn genoemd in lid 3.1 onder a;
- b. het gebruik van een groter vloeroppervlak ten behoeve van detailhandel dan is aangegeven op de verbeelding danwel in de regels.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 3.4 onder a ten aanzien van het vestigen van bedrijven anders dan genoemd in lid 3.1 onder a indien deze bedrijven naar hun aard en hinder op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in lid 3.1 onder a;
- b. lid 3.4 onder b ten behoeve van het vergroten van het oppervlak zoals is weergegeven op de verbeelding ten behoeve van detailhandel, mits de vergroting niet meer bedraagt dan 10%, met een maximum van 50 m2.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:
- a. het verwijderen van de detailhandelsfunctie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1', dan wel het achtergevoegde cijfer dat ter plaatse van toepassing is, mits de detailhandelfunctie duurzaam beëindigd is. Het vorenstaande is niet van toepassing op het perceel Lorentzstraat 1a/Marie Curiestraat 2b;
- b. het verwijderen van de aanduiding 'kantoor', mits de kantoorfunctie duurzaam beëindigd is;
- c. het verwijderen van de aanduiding 'bedrijfswoning', mits de functie als bedrijfswoning duurzaam beëindigd is.
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorend tot categorie 1 tot en met 5.3 welke zijn opgenomen in Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten;
- b. kantoren;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn de volgende functies toegestaan:
- 1. Marie Curiestraat 6: Dagbesteding en werk voor mensen met een verstandelijke beperking
- 2. Marie Curiestraat 2/4: Postduivenvereniging
met dien verstande dat indien het gebruik als genoemd onder 1 en 2 gedurende minimaal één jaar is gestaakt, de gronden niet meer in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de maatschappelijke functies zoals bedoeld onder 1 en 2;
en daarnaast voor
- d. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en ontsluiting;
- e. erven en terreinen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
- 3. per bouwperceel mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 70%;
- 4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande afstand op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan indien deze minder bedraagt.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
- 2. de bouwhoogte van masten ten behoeve van bedrijfsbeveiliging mag niet meer bedragen dan 6 m;
- 3. de bouwhoogte van vrijstaande reclameborden, -masten en -zuilen mag niet meer bedragen dan 4 m;
- 4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij de erf- en terreinafscheidingen zijn gelegen voor de voorgevel, dan bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m;
- 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 12 m.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
- 3. de bouwhoogte van vrijstaande reclameborden, -masten en -zuilen mag niet meer bedragen dan 4 m.
- d. In afwijking van het bepaalde in sub a, b en c zijn bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan buiten het bouwvlak zijn gebouwd, toegestaan, mits deze zijn gerealiseerd in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en voorzover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, krachtens een voor dat tijdstip reeds verleende vergunning in uitvoering is of in uitvoering kan worden genomen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 4.2 onder a.3 ten behoeve van het vergroten van het bebouwingspercentage tot 90%, mits wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein en laden en lossen plaatsvindt op eigen terrein;
- b. lid 4.2 onder a.4 ten behoeve van het bouwen in de zijdelingse perceelsgrens, mits positief advies is gegeven door de brandweer.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden ten behoeve van het vestigen van bedrijven welke niet zijn genoemd in lid 4.1 onder a.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde lid 4.4 ten aanzien van het vestigen van bedrijven anders dan genoemd in lid 4.1 onder a, indien deze bedrijven naar hun aard en hinder op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in lid 4.1 onder a.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:
- a. het verwijderen van de aanduiding 'maatschappelijk', mits de maatschappelijke functie duurzaam is beëindigd.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. bermen en beplantingen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
- f. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een overheersende stroomfunctie, meer in het bijzonder voor verkeer met een bovenwijkse functie en een wijkontsluitingsfunctie;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. voorzieningen voor het openbaar vervoer, parkeerplaatsen en andere verkeersvoorzieningen, waaronder begrepen afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, kunstwerken, haal- en brengstroken, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen
- f. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn bouwwerken toegelaten waarvan de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken rechtstreeks bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 10 m mag bedragen.
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishouding;
- b. waterberging;
- c. waterlopen en -partijen, waar onder mede zijn begrepen de voor het beheer en onderhoud noodzakelijke voorzieningen;
- d. verkeer over water, waaronder de beroepsvaart begrepen;
- e. voorzieningen ten behoeve van het aanleggen en geleiden van schepen.
7.2 Bouwregels
- a. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
Artikel 8 Leiding - Gas
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. hoofdgastransportleiding(en);
- b. belemmeringenstrook;
- c. veiligheidszone.
8.2 Bouwregels
- a. in afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
- b. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, voor zover de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en hierover vooraf advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
- 2. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
- 3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden en het egaliseren van gronden;
- 4. het aanbrengen van verharding;
- 5. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
- 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginningen, ophogen en aanleggen van drainage;
- 8. het permanent opslaan van goederen.
- b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan, door het stellen van voorwaarden, voldoende tegemoet kan worden gekomen. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in lid 8.4 onder a, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
- c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
- d. Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld onder a. is vereist voor:
- 1. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. andere werken die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. hoogspanningsverbinding(en);
- b. belemmeringenstrook;
- c. veiligheidszone.
9.2 Bouwregels
- a. in afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mag niet hoger worden gebouwd dan 3 m, tenzij ten behoeve van deze bestemming wordt gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming mag niet meer bedragen dan 40 m;
- c. de bestaande bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, ten behoeve van de andere bestemmingen is toegestaan.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de desbetreffende leidingbeheerder is gebleken, dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
Artikel 10 Leiding - Riool
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. hoofdrioolleiding(en);
- b. belemmeringenstrook;
- c. veiligheidszone.
10.2 Bouwregels
- a. in afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
- b. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de desbetreffende leidingbeheerder is gebleken, dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,5 m;
- 2. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
- 3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
- 4. het aanbrengen van verharding.
- b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan, door het stellen van voorwaarden, voldoende tegemoet kan worden gekomen.
- c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
- d. Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld onder a. is vereist voor:
- 1. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. andere werken die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
Artikel 11 Waarde - Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden met de bijbehorende voorzieningen;
- b. water;
- c. waterberging;
- d. waterhuishouding;
- e. recreatief medegebruik.
11.2 Bouwregels
Het bouwen van bouwwerken is niet toegestaan.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
- 2. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik
- 3. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 30 cm met een oppervlakte van ten minste 5 m2.
- b. Het in sub a opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
- c. De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden van de gronden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels in deze planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m², een inhoud van ten hoogste 70 m³ en een hoogte van maximaal 5 m, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, straatmeubilair, telefooncellen en kabelverdeelkasten;
- b. de bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken, met dien verstande dat balkons geen grotere diepte mogen hebben dan 1,50 m;
- c. het bouwen van antennes waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen;
- d. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijking bij een omgevingsvergunning.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' en 'Gemengd' te wijzigen ten behoeve van één facility center waarin een combinatie van minimaal drie van de volgende functies is toegestaan:
- 1. vergadercentrum met bijbehorende voorzieningen;
- 2. horeca zoals een broodjeszaak of lunchroom;
- 3. kantoor;
- 4. maatschappelijke voorzieningen;
- 5. detailhandel;
- 6. fitness.
- b. De in sub a genoemde wijziging word slechts toegepast indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. geen geluidsgevoelige functies worden toegestaan;
- 2. geen kinderdagverblijven worden gerealiseerd;
- 3. de maatvoering voldoet aan de bouwregels welke zijn gesteld in de te wijzigen bestemmingen;
- 4. het vloeroppervlak dient niet meer te bedragen dan 150 m2 per functie, met dien verstande dat het verkoopvloeroppervlak ten behoeve van de functie 'detailhandel' niet meer mag bedragen dan 50 m2.
Artikel 15 Overige Regels - Afstemmingsbepaling
De volgende bestemmingsplannen en de op dit bestemmingsplan betrekking hebbende herzieningen blijven, met inachtneming van het bepaalde in dit plan, van toepassing:
- NL.IMRO.0234.BP00032-0003 Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz
- NL.IMRO.0243.357- Geluidzone industrieterrein Haven en bedrijventerrein Lorentz c.a.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Lorentz.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Het Plan
Op het bedrijventerrein Lorentz is een groot aantal bestemmingsplannen vigerend, deels daterend van voor 1993. De plannen zijn verouderd en sluiten niet meer aan bij de huidige wensen voor ontwikkeling van het bedrijventerrein.
Een van de actiepunten uit het Masterplan Revitalisering bedrijventerrein Lorentz te Harderwijk (2006) is het opstellen van een integrale herziening van het bestemmingsplan. Inmiddels is ook de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Daardoor moet voor het hele grondgebied van de gemeente binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de nieuwe Wro een nieuw (digitaal)bestemmingsplan zijn vastgesteld. Met de digitalisering wordt de uitwisselbaarheid van plannen verbeterd en worden de raadpleegmogelijkheden, binnen de gemeente en voor de bewoners, sterk vergroot.
Om deze redenen heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk besloten tot een integrale herziening van het bestemmingsplan Lorentz.
1.2 Doelstelling Van Het Plan
Met het nieuwe bestemmingsplan wordt voorzien in een eenduidige regeling voor het hele
bedrijventerrein conform de Wro. Daarnaast maakt het nieuwe bestemmingsplan in ruimtelijke zin de uitvoering mogelijk van het beleid dat in het Masterplan Revitalisering bedrijventerrein Lorentz in hoofdlijnen is beschreven. Het plan dient meer ruimte te bieden voor intensiever gebruik van de kavels (bouwhoogte en bebouwingspercentage).
1.3 Het Plangebied
Het bestemmingsplan Lorentz wordt begrensd door de N302 en de Newtonweg. Voorts wordt het gebied in het noorden begrensd door het in ontwikkeling zijnde Waterfront Noord en in het noordoosten door het nieuwe regionale bedrijventerrein Lorentz-Oost.
1.4 Vigerende Plannen
In het plangebied zijn tot dusver de volgende (overkoepelende) bestemmingsplan van kracht:
Bestemmingsplan | Vastgesteld | Goedgekeurd |
Industriegebied Noord/Oost | 16 augustus 1973 | 30 september 1974 |
Gervenhorst Industrieterrein noord-oost | 20 januari 1977 | 14 september 1977 |
Lorentzstraat (Den Herder b.v.) | 21 april 1977 | 4 september 1977 |
Omgeving Lorentzhaven | 16 december 1982 | 27 juni 1983 |
Lorentzstraat | 17 november 1983 | 24 april 1984 |
Omgeving Stephensonstraat/ Marie Curiestraat | 11 februari 1988 | 14 april 1988 |
Lorentzhaven/ Kelvinstraat | 27 oktober 1988 | 2 februari 1989 |
Maars en omgeving | 16 november 1989 | 12 februari 1990 |
Keerlus Marie Curiestraat | 21 maart 1991 | 27 mei 1991 |
Vergroting werkgebied Lorentz 1990 | 16 mei 1991 | 13 december 1991 |
Lorentzstraat 36/38 en omgeving | 22 augustus 1991 | 4 november 1991 |
Reynolds | 23 januari 1992 | 14 mei 1992 |
Maars 1992 | 17 september 1992 | 7 januari 1993 |
Partiële wijziging van de voorschriften van diverse bestemmingsplannen gelegen binnen het industriegebied Noord-Oost | 21 maart 2002 | 27 mei 2002 |
Rotonde Lorentzstraat-Newtonweg | 20 september 2007 | 24 januari 2008 |
Flevoweg | 14 oktober 1976 | 4 mei 1977 |
Lorentz II - Nobelstraat | 11 februari 2010 | n.v.t. |
Geluidszone industrieterrein Haven en bedrijventerrein Lorentz c.a. | 20 november 2008 | n.v.t |
Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz | 7 april 2011 | n.v.t. |
Het bestemmingsplan voor de Geluidzone en het bestemmingsplan Toedeling geluidruimte blijven ook na vaststelling van dit bestemmingsplan van kracht.
1.5 Karakter En Inhoud Van Het Bestemmingsplan
In eerste instantie regelt het plan het bestaande gebruik door middel van bestemmingen die het huidige en/of gewenste gebruik bevestigen en op grond waarvan direct een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend. Waar nodig en gewenst zijn diverse flexibiliteitsinstrumenten, zoals afwijkingen bij een omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden, in het plan opgenomen.
De belangrijkste bestemming in het bestemmingsplan heeft betrekking op de bedrijfsfunctie. De regelgeving van deze functie bouwt voort op de vigerende regelgeving, maar speelt ook in op veranderingen in de maatschappij. Belangrijke elementen daarvan in het plan zijn:
- een heldere definiëring van bedrijven en een passende categorisering van deze activiteiten;
- het bieden van uitbreidingsruimte.
Daarnaast is er een aantal kleinere nieuwe ruimtelijke mogelijkheden en ontwikkelingen die van belang zijn voor de toekomstige ontwikkeling van het bedrijventerrein en die in het plan een plek krijgen. Hier wordt in hoofdstuk 3 nader op ingegaan.
1.6 Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan Lorentz bestaat uit de volgende hoofdstukken:
- in hoofdstuk twee volgt kort het belangrijkste beleidskader voor het bedrijventerrein;
- in hoofdstuk drie wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. De historische ontwikkeling, de belangrijkste karakteristieken en de bestaande ruimtelijke situatie staan daarbij centraal;
- de uitvoeringsaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk vier;
- de juridische planopzet wordt behandeld in hoofdstuk vijf. Hierin worden de gewenste ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Daarmee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels;
- vervolgens komt in hoofdstuk zes de uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Hierbij wordt aandacht besteed aan zowel de economische als maatschappelijke uitvoerbaarheid. Onder het laatste vallen inspraak en overleg.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
Dit hoofdstuk omvat een beschrijving van relevante ruimtelijke beleidsdocumenten. Per document zijn de hoofdlijnen opgenomen voor zover van belang voor bedrijventerreinen in het algemeen of voor het plangebied Lorentz in het bijzonder. Relevant sectoraal beleid is zoveel mogelijk in hoofdstuk 3 planbeschrijving of hoofdstuk 4 uitvoerbaarheidaspecten opgenomen.
2.1 Rijksbeleid
Nota ruimte
Wat betreft verstedelijking wordt ingezet op bundeling en nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied. Nieuwe ontwikkelingen worden zoveel mogelijk aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Verder stimuleert het rijk herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen. De stedelijke ruimte dient zo optimaal mogelijk te worden benut.
2.2 Provinciaal Beleid
Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005), sinds 1 juli 2008 status van 'Structuurvisie' onder de Wro.
De provincie Gelderland wil er in voorzien dat voldoende ruimte wordt gereserveerd voor de toekomstige behoefte aan bedrijventerreinen, onder handhaving van de regionale spreiding over de verschillende delen van Gelderland per 1-1-2000. Kwantitatief leidt dit tot een indicatieve opgave van 1.270 ha netto bedrijventerrein voor de provincie Gelderland en 100 ha voor de regio Noord-Veluwe voor de periode 2005 tot 2015. De provincie zet in op kwalitatief hoogwaardig, op de vraag afgestemd aanbod, wat ook inhoudt dat moet worden bevorderd dat het juiste bedrijf zich vestigt op het juiste terrein. In dat verband is een zorgvuldige segmentering en uitgifte van terreinen van belang. De noodzaak tot uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen of de ontwikkeling van nieuwe moet worden bezien in relatie tot de mate waarin met inbreiding en/of herstructurering van bestaande terreinen ruimte voor bedrijvigheid kan worden gevonden. In verband met zorgvuldig ruimtegebruik is het hanteren van minimale maten (o.a. bouwhoogte en bebouwingspercentage) een instrument om met een beperkt ruimtebeslag veel functies te combineren. Het 'intensiveringpercentage' voor bedrijventerreinen wordt door de regio ingevuld in samenhang met de vaststelling van de zoekzones voor stedelijke functies.
Verordening Ruimte
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kunnen, indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen.
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Het plangebied is aangewezen als bestaand stedelijk gebied. Ten aanzien van de verstedelijking over het algemeen wordt aangegeven dat de provincie als uitgangspunt hanteert dat nieuwe verstedelijking bij voorkeur plaatsvindt binnen het bestaand bebouwd gebied en binnen de zoekzones voor wonen en werken. Deze verordening legt het hierboven beschreven beleid van bundeling en intensivering vast door te bevorderen dat de nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel binnen het bestaand bebouwd gebied en binnen de zoekzones wonen en werken plaatsvindt. Slechts een beperkt deel kan daarbuiten plaatsvinden.
Structuurvisie Bedrijventerreinen
De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties 2010 is vastgesteld door Provinciale Staten op 30 juni 2010. In de structuurvisie is het provinciaal belang vastgelegd op het gebied van de ontwikkeling van bedrijventerreinen en waar de provincie haar verantwoordelijkheid voor wil nemen. De provincie stelt voorop dat de verwezenlijking van het beleid in overleg en samen met de in regionaal verband samenwerkende gemeenten wordt vormgeven in het Economisch programmerings- en ontwikkelingsdocument (hierna: EPO's).
De opgave is het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling van de juiste kwaliteit op de juiste plek en het voorkomen van overschotten en leegstand. Dit betekent dat er maatwerk moet worden geleverd om terreinen met verschillende kwaliteiten te (her)ontwikkelen. Vooral in de herstructurering van bestaande terreinen moet kwaliteit prioriteit krijgen. Gevestigde bedrijven zijn gebaat bij een locatie met een goede bereikbaarheid en een goed perspectief tot bedrijfsontwikkeling. Een te snelle veroudering van terreinen heeft nadelige gevolgen voor de economische ontwikkeling van regio's en steden. Bedrijven lijden onnodig omzetverlies en mogelijk imagoschade en worden daardoor soms gedwongen te verhuizen naar locaties buiten de regio. Samen met lokale overheden en bedrijven ligt hierin een uitdaging om de kwaliteit van de bestaande terreinen op peil te houden en waarnodig te verbeteren. Zo blijven ook bestaande opgeknapte terreinen interessant voor bedrijven die zich in Gelderland willen vestigen en stedelijke ontwikkeling in het algemeen.
Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan (PVVP-2, 30 juni 2004)
De provincie Gelderland geeft in het PVVP-2 aan bij te dragen aan de ontwikkeling van een openbare overslagvoorziening op bedrijventerrein Lorentz. De locatie van deze voorziening houdt verband met de transitie van industrieterrein Haven tot Waterfront gebied.
Bedrijventerreinenvisie regio Noord-Veluwe 2005-2015 (Buck Consultants, 25 april 2005)
Eén van de speerpunten uit de regionale bedrijventerreinenvisie is 'onderhoud en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit'. De prioriteit ligt bij het revitaliseren van de grotere bedrijventerreinen in de regio, waaronder Lorentz in Harderwijk. Naar verwachting is op deze terreinen de grootste ruimtewinst te behalen (efficiënt omgaan met de beschikbare ruimte is een ander speerpunt van de nota).
2.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurplan Harderwijk 2020 (juni 2006)
Voor de functie werken is de opgave 'de beschikbare ruimte optimaal te benutten voor het bieden van meer uitgesproken, gedifferentieerde werkmilieus die bijdragen aan de economie in Harderwijk'. Omdat de aanleg van de drie nieuwe terreinen Lorentz Haven, Lorentz-Oost en Drielanden-Oost (voorlopig) de laatste mogelijkheid bieden voor grootschalige uitbreiding van bedrijventerreinen in Harderwijk, is het beleid er op gericht de ruimte op beschikbare terreinen zo effectief mogelijk te benutten en een duidelijk eigen profiel te geven (segmentering). Een selectief uitgiftebeleid zal worden gevoerd. Lorentz en Lorentz-Oost zijn in dit kader bedoeld voor de grotere en zwaardere bedrijven. Andere uitgangspunten uit het structuurplan die van belang zijn voor de revitalisering van Lorentz zijn:
- uitgaan van intensief ruimtegebruik op werklocaties;
- segmentering van bedrijventerreinen.
- bij gronduitgifte streven naar minimalisering van het ruimtebeslag.
- voldoende ruimte bieden voor niet-industriële werkgelegenheid, onder meer in sectoren dienstverlening en recreatie;
- meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit van werkgebieden; langs zichtbare randen hoge beeldkwaliteit realiseren;
- milieuhinder van bestaande en nieuwe bedrijvigheid tot een zo laag mogelijk niveau beperken;
- milieuhinderlijke bedrijfsactiviteiten weren uit de directe woonomgeving.
Masterplan Revitalisering bedrijventerrein Lorentz te Harderwijk (18 oktober 2006)
De totale vraag naar bedrijventerreinen in Harderwijk tot 2015 zal het aanbod van nieuwe bedrijventerreinen overstijgen. Bij de planvorming voor het Regionaal Bedrijventerrein Lorentz-Oost is bepaald dat een deel van dit tekort zal moeten worden opgelost door revitalisering van de al bestaande bedrijventerreinen. Revitalisering van bedrijventerreinen, een proces van intensiever en duurzamer grondgebruik, wordt steeds meer toegepast. Revitalisering gaat vaak samen met het invoeren van parkmanagement. Hiertoe is het Masterplan revitalisering Lorentz opgesteld, waarin vijf doelstelling worden genoemd:
- ruimte voor bedrijven;
- verbeteren milieukwaliteit;
- verbeteren ruimtelijke kwaliteit;
- verbeteren bereikbaarheid en verhelderen verkeersstructuur;
- organisatie en beheer.
Deze doelstelling zijn uitgewerkt in een actieprogramma, waarvan de integrale herziening van het bestemmingsplan Lorentz er één van is.
Stadsvisie 2031
De gemeenteraad heeft op 10 juni 2010 de Stadsvisie Harderwijk 2031 vastgesteld. Er wordt een visie gegeven op de thema's woonklimaat, maatschappelijke voorzieningen, werken en bereikbaarheid. Door de gemeenteraad is gekozen voor scenario 2 'Verdiepen'. In dit scenario gaat Harderwijk voor kansen. Harderwijk kiest hiervoor een aantal speerpunten die samenhangen met nieuwe grote ontwikkelingen. Hierdoor krijgt Harderwijk stedelijke allure. In dit scenario blijft Harderwijk zich ontwikkelen. De gemeente als geheel ondergaat hierdoor ingrijpende veranderingen. Harderwijk is in dit scenario in 2031 een ondernemende en open gemeente.
Welstandsbeleid
In de welstandsnota (april 2007) zijn criteria opgenomen voor aspecten als situering, vormgeving en materiaalgebruik. Voor Lorentz I, II en III is een beeldkwaliteitsplan (BKP) opgesteld. De voor het bestemmingsplan relevante aspecten komen terug in het hoofdstuk planbeschrijving. Voor de nog uit te geven kavels op Lorentz II zullen beeldkwaliteitscriteria als aanvulling op de welstandsnota afzonderlijk in procedure worden gebracht en vastgesteld. Deze beeldkwaliteitscriteria zijn opgenomen in Bijlage 6 van deze toelichting.
Structuurplan Waterfront (14 oktober 2004)
De gemeente gaat de komende jaren - samen met andere partijen - aan de slag met de aanleg van een nieuw Waterfront in Harderwijk. Het huidige industrieterrein Haven is zwaar verouderd en zorgt voor diverse problemen (verslechterde leefbaarheid in omliggende woonwijken, dichtslibbende toegangswegen, laagwaardige ruimtelijke kwaliteit op een unieke locatie). Het oude industrieterrein Haven wordt na een grondige bodemsanering een hoogwaardig woongebied met een verscheidenheid aan woonmilieus in en aan het water. Deze ontwikkeling brengt met zich mee dat de bedrijven die op dit moment op het industrieterrein Haven zijn gevestigd verplaatst moeten worden. Ter compensatie van de transformatie van het Waterfront ontwikkelt de gemeente daarom 22 hectare bedrijventerrein in Lorentz Haven voor vestiging van watergebonden en watersportbedrijven.
De ontsluiting van Lorentzhaven West is nader uitgewerkt. De ontsluitingsroute bestaat uit een tweebaans verkeersweg die het westelijke deel van de uitbreiding van Lorentzhaven verbindt met de Marie Curiestraat ter plaatse van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Milieubeleidsplan Harderwijk 2009-2012
De gemeente Harderwijk streeft naar samenhang in het bestaande veelomvattende milieubeleid. Het milieubeleidsplan 2009-2012 maakt inzichtelijk waar Harderwijk voor staat, geeft richting aan het beleid voor de komende periode en vervult een aanjaagfunctie om verbeteringen te realiseren. Vanuit deze gedachte worden twee speerpunten benoemd waarbij rekening is gehouden met de landelijke beleidsontwikkeling: klimaatbeleid en een gebiedsgericht milieubeleid. Het zorgdragen voor een duurzame leefomgeving is het hoofddoel van dit milieubeleid. Onder een duurzame leefomgeving verstaan we het voorzien in onze behoeften, zonder de toekomstige generaties de mogelijkheden voor dezelfde behoeftes te ontnemen. Dit milieubeleidsplan geeft kaders voor beleid en laat de bevolking van Harderwijk en Hierden zien hoe de gemeente zich inzet om de lokale milieuproblemen op te lossen.
Duurzame bedrijvigheid
De bedrijvigheid in Nederland moet vergroenen en innoveren om toekomstbestendig te blijven. De belangstelling voor energiebesparing en het opwekken en inzetten van duurzame energie noemt toe. Bedrijven zoeken op verschillende vlakken samenwerking op het gebied van energiebesparing en de inzet van duurzame energie.
Vanuit het klimaatbeleid is een koers uitgezet om op termijn een klimaatneutrale gemeente te worden. Hierbij spelen bedrijven en industrie ook een belangrijke rol. Hierbij wordt ingezet op jaarlijks een 2% energiebesparing bij bedrijven. Daarnaast wil de gemeente de rol van stimuleren, motiveren en faciliteren op zich nemen om bedrijven over te laten gaan op het opwekken en benutten van duurzame energie.
Dit bestemmingsplan biedt door middel van de bedrijvenlijst en de bouwregels de mogelijkheden voor het vestigen van innovatieve bedrijfstakken en installaties voor het opwekken duurzame energie.
2.4 Conclusie
Het bieden van meer ruimte en revitalisering zijn belangrijke punten in het beleid op alle niveaus. Het bestemmingsplan is hiermee in overeenstemming.
In Hoofdstuk 3 is aangegeven wat de uitgangspunten voor het bestemmingsplan zijn.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie per functie en de ontwikkelingen uit het vigerende beleid beschreven.
3.1 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied is met netto 130 hectare het grootste bedrijventerrein binnen de gemeente. Er zijn momenteel circa 320 bedrijven gevestigd en er werken circa 6.000 mensen.
Bedrijventerrein Lorentz is vanaf de zestiger jaren in verschillende fases ontwikkeld. Ten zuiden van het plangebied bevinden zich de woonwijken Zeebuurt en Frankrijk. Aan de westkant grenst het plangebied aan het industriegebied Haven, wat in het kader van het project Waterfront een transformatie zal ondergaan. Aan de oostkant ligt het Regionaal bedrijventerrein Lorentz III en het buitengebied. Aan de noordkant is het Veluwemeer gelegen. Hier is de uitbreiding van bedrijventerrein Lorentz voorzien. Deze uitbreiding maakt onderdeel uit van het project Waterfront en dient ten behoeve van de uitplaatsing van bedrijven uit bedrijventerrein Haven.
Bebouwing
Grotere en kleinere bedrijfsgebouwen wisselen elkaar op Lorentz af. Op het noordoostelijk deel van het bedrijventerrein bevinden zich over het algemeen grotere bedrijfsgebouwen. Het bebouwingspercentage op het bedrijventerrein is redelijk hoog. Op het oudere gedeelte van Lorentz liggen enkele percelen braak door sloop. Aan de noordoostzijde, is een klein deel van de gronden nog in ontwikkeling. De bedrijfsgebouwen mogen in de vigerende regelingen over het algemeen niet hoger zijn dan 12 meter, met uitzondering van de noordzijde van de Nobelstraat. Hier is de maximale toegestane bouwhoogte 6 meter. Tevens geldt een maximaal bebouwingspercentage van 70%.
Beleid
Een van de doelstellingen uit het Masterplan Revitalisering Lorentz (2006) is het bieden van meer ruimte voor bedrijven. In de loop der jaren kan een bedrijf door groei of gewijzigde bedrijfsvoering behoefte hebben aan uitbreidingsruimte. Om te voorkomen dat de ondernemer kiest voor een nieuwe grotere locatie, moet de gemeente hem of haar de mogelijkheid kunnen bieden om uit te breiden.
Door meer mogelijkheden te bieden (splitsen van gebouwen, verandering van functies, slopen van oude gebouwen), ontstaan nieuwe bedrijfseconomische kansen. Ruimte bieden voor uitbreiding van bedrijven hoeft niet direct een grotere aanslag op de beschikbare ruimte (platte vierkante meters) te betekenen. De revitalisering moet namelijk ook gepaard gaan met een zorgvuldiger gebruik van de ruimte op het terrein. Op dit moment zijn er delen van het terrein waar de bebouwingsgraad kan worden vergroot door in meer bouwlagen en geschakeld te bouwen en verloren restruimten te benutten.
In het Beeldkwaliteitsplan worden naast maximale bouwhoogtes ook minimale bouwhoogtes genoemd. Dit betreft de primaire routes, de Lorentzstraat en de Daltonstraat. Hiervoor geldt een wenselijke minimale bouwhoogte van 10 meter.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan:
- verhogen van de maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage.
3.2 Functionele Structuur
Bedrijven
De bedrijven op Lorentz hebben een grote variatie in milieucategorieën, zoals op onderstaande kaart te zien is. Met name rond het havengebied komen hogere categorieën voor. Lorentz is bestemd voor industrie, bouw en installatiebedrijven, groothandel, transport en distributie. Lorentz is daarmee een gemengd bedrijventerrein. Het aantal bedrijven in de zakelijke dienstverlening stijgt, in de industrie blijft het aantal vestigingen ongeveer gelijk en in de reparatie en handel neemt het aantal licht af.
Beleid
Door bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 (volgens de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009) toe te staan, blijft Lorentz ruimte bieden aan bedrijven die door technologische ontwikkelingen/maatregelen in een lagere categorie vallen. Daarmee wordt voorkomen dat die bedrijven gedwongen moeten verhuizen. Tevens biedt deze toelating meer vestigingsmogelijkheden voor kleinere (startende) bedrijven.
Milieucategorieën, bron inventarisatie Lorentz (2009)
In dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in een inwaartse zonering. Inwaarts zoneren betekent dat aan de randen van het bedrijventerrein bedrijven uit de lichtere milieucategorieën gevestigd worden, de zwaardere milieucategorieën verder naar binnen. De reden om inwaarts te zoneren is de bescherming van omliggende woonwijken. Daarentegen heeft niet inwaarts zoneren de volgende redenen:
- meer flexibiliteit in vestigingsmogelijkheden, want er hoeft geen bedrijvenlijst te worden gehanteerd.
- bedrijven die investeren in maatregelen om de milieuhinder te beperken kunnen zich dichter bij woongebieden vestigen.
- Meer flexibiliteit voor bedrijven die door technologische ontwikkelingen/maatregelen in een andere categorie vallen.
- Voor het bedrijventerrein Lorentz is geluid het belangrijkste hinderaspect. Dit hinderaspect wordt voldoende gereguleerd door het bestemmingsplan "Geluidzone industrieterrein Haven en bedrijventerrein Lorentz c.a." en het bestemmingsplan "Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz".
Naastgelegen woningen worden altijd nog beschermd door de eisen uit milieuwetgeving. Om die reden is inwaarts zoneren geen noodzaak.
Detailhandel
In het plangebied komen op meerdere plekken grootschalige detailhandelsvestigingen voor, te midden van de industrie. Dit speelt met name in Lorentz 1. Er is wel een clustering van autobedrijven in de bocht van de Lorentzstraat en langs de Pascalstraat.
Naast het feit dat de detailhandel de schaarse ruimte voor industriële bedrijven inneemt is de verkeersaantrekkende werking (sommige detailhandelsactiviteiten liggen erg ongunstig, midden op het bedrijventerrein) problematisch. Daarnaast is er sprake van oneerlijke concurrentie ten opzichte van bestaande winkelgebieden. Om deze redenen is sinds de partiële wijziging van de voorschriften van de bestemmingsplannen in Lorentz, het niet (meer) mogelijk om detailhandel te vestigen. Een deel van de bedrijven is legaal en een deel valt onder het overgangsrecht op basis van de vigerende regelingen.
Beleid
De detailhandelsvisie gaat uit van het beperken van de mogelijkheden voor detailhandel op Lorentz. In het kader van de revitalisering van het terrein is het beleid er op gericht de detailhandel zoveel mogelijk terug te dringen. Verplaatsing van de detailhandel is één van de opties. Het geheel verbieden van bestaande detailhandel is vanwege planschadeclaims onverstandig en in strijd met jurisprudentie op het gebied van overgangsrecht. Het is daarom van belang de bestaande vormen van detailhandel vast te leggen en geen nieuwvestiging van detailhandel toe te staan. Bestaande detailhandelsvestigingen worden daarom gelegaliseerd door middel van maatwerk. Dit betekent ook dat alleen de bestaande oppervlakte (verkoopvloeroppervlakte) wordt toegestaan.
Uitzondering hierop vormt de detailhandel in de zogenaamde ABC-goederen (auto's, boten en caravans). Aangezien de belangrijkste alternatieve locatie, bedrijvenpark De Tonsel, nagenoeg vol is, wordt ervoor gekozen bestaande vestigingen enige uitbreidingsmogelijkheden te bieden. Dit wordt bewerkstelligd door in die gevallen detailhandel op het hele perceel toe te staan. Nieuwvestiging voor ABC-goederen wordt niet toegestaan.
Uitbreidingsmogelijkheden voor overige detailhandel worden beperkt tot 10% met een maximum van 50 m². Voor detailhandelsbedrijven is het mogelijk te investeren (bouwen) op de beschikbare detailhandelslocaties, zolang de soort detailhandel gelijk blijft en de omvang van het verkoopvloeroppervlak niet groter wordt.
Op Lorentz wordt door enkele bedrijven direct aan de consument geleverd. Volgens de in Harderwijk gehanteerde definitie is dan sprake van detailhandel. Het is echter vaak een ondergeschikte nevenactiviteit die rechtstreeks voortvloeit en/of rechtstreeks verband houdt met de hoofdactiviteit. Wanneer de nevenactiviteit geen problemen oplevert voor ongewenste verkeersbewegingen en oneerlijke concurrentie met echte detailhandelslocaties, is het geen bezwaar deze ondergeschikte detailhandel toe te staan. Dit kan voldoende geregeld worden door de omvang van de detailhandelsactiviteit beperkt te houden. Om die reden wordt de nevenactiviteit gedefinieerd volgens de criteria:
- de verkoopruimte is niet groter dan 25% van het brutovloeroppervlak;
- de verkoopruimte is niet groter dan 50 m²;
- uitgesloten is de verkoop van voedings- en genotmiddelen, kleding en schoenen;
- de verkoopruimte en het hoofdgebouw van het bedrijf bevinden zich op hetzelfde perceel.
Binnen deze criteria is de vestiging van internetwinkels met afhaalbalie ook mogelijk, indien groothandel, op- en overslag en/of postorder de hoofdactiviteit is.
In de detailhandelsvisie wordt gesproken van een mogelijke ontwikkeling van de Marie Curiestraat tot een cluster voor kantoren en PDV. Door de ontwikkeling van de Harder als themacentrum voor wonen en vrije tijd en door de gewijzigde ontsluiting als gevolg van de reconstructie van de N302, is de ontwikkeling van de Marie Curiestraat als PDV-cluster niet meer aan de orde. Voor bouwmarkten en tuincentra is een beperkt aantal PDV-locaties elders binnen de gemeente aangewezen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- bestaande detailhandelsvestigingen worden via maatwerk geregeld;
- via een uitsterfregeling wordt voor de specifiek aangeduide detailhandelsbedrijven het mogelijk gemaakt dat indien het gebruik voor detailhandel gedurende minimaal één jaar is gestaakt, de gronden niet meer in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van detailhandel. Uitzondering hierop vormen de detailhandelsbedrijven van ABC-goederen.
- er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bij beëindiging de toegestane detailhandel te kunnen verwijderen;
- er komt een regeling voor ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit, gebaseerd op objectieve criteria.
Facility Centre
Een Facility Centre brengt zogenaamde gemaksdiensten (bijv. vergaderruimte, lunchroom, bedrijfsfysio) dichtbij de werkplek, wat de aantrekkelijkheid van het bedrijventerrein vergroot. Deze diensten mogen echter niet concurrerend zijn met vergelijkbare functies elders in Harderwijk. Omdat kinderopvang een kwetsbare functie is levert dit vanuit milieuwetgeving beperkingen op voor omliggende bedrijven. Dit staat de vestiging van kinderopvang in de weg. Toelating van een Facility Centre kan worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid voor het hele plangebied. Een verzoek voor een facilty centre zal getoetst worden aan de volgende criteria:
- Meervoudig en kleinschalig aanbod van gemaksfuncties voor werknemers op Lorentz;
- Geen aantrekkende werking vanuit de rest van Harderwijk;
- Mogelijke functies: Huur vergaderruimte, lunch, diner, kleine winkel, vergelijkbaar met een winkel bij een tankstation, arbo-arts, bedrijfsfysiotherapeut, bedrijfsfitness;
- Maximale oppervlakte per deelfunctie 150 m², met uitzondering van de winkelfunctie welke wordt beperkt tot 50 m²;
- Openingstijden aansluitend bij gangbare werktijden op Lorentz (7-19 uur).
Kantoren
In het plangebied komt op een aantal locaties zelfstandige kantoren voor. Dit betreft onder andere een tweetal locaties gelegen aan de N302.
Beleid
Zelfstandige kantoren zijn nu niet toegestaan om het bedrijventerrein volledig voor industrie, nijverheid en handel beschikbaar te houden. Vasthouden aan dit beleid gaat dus niet ten koste van industriële bedrijvigheid, logistiek en groothandel. Voortzetting van het niet toelaten van zelfstandige kantoren is in lijn met de Kantorennota en voorkomt onnodige blootstelling van personeel aan milieuoverlast als gevolg van geluid, geur en stof. Ook onderscheidt het bedrijventerrein zich zo van andere bedrijfslocaties (o.a. Deventerweg, Dichterskwartier, De Harder). Tevens ondersteunt dit beleid nieuwe ontwikkelingen, zoals Waterfront en Stationsgebied, locaties die geschikter zijn voor kantoorfuncties. Deze locaties passen in het kantorenbeleid, waarin clustering van kantoren prevaleert boven spreiding.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- bestaande kantoren worden specifiek bestemd., middels een wijzigingsbevoegdheid kan de aanduiding worden verwijderd.
Wonen
In het plangebied komt een aantal bedrijfswoningen voor. In het vigerende bestemmingsplan Industriegebied Noord-Oost was het mogelijk een dienstwoning op te richten. Op grond van de Wet Milieubeheer worden bedrijfswoningen beschouwd als gevoelige bestemmingen, die bescherming behoeven. In veel gevallen is deze bescherming gelijk aan die voor een reguliere woning. Hierdoor kan de oprichting van een bedrijfswoning problemen opleveren voor de uitoefening van de werkzaamheden en mogelijk in uitbreidingsplannen van een nabijgelegen bedrijf zonder woning. Door de partiële wijziging van de voorschriften van de bestemmingsplannen in Lorentz, is de mogelijkheid van (nieuw) vestiging van dienstwoningen komen te vervallen. In principe is het wenselijk dat woningen op termijn verdwijnen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- bedrijfswoningen worden specifiek aangeduid;
- er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding weg te halen.
Verkeer
Bedrijventerrein Lorentz is via de provinciale weg N302 verbonden met de A28 (Amersfoort-Zwolle) en wordt gestructureerd door twee (hoofd) ontsluitingswegen, de Lorentzstraat en de Daltonstraat. De overige wegen op het bedrijventerrein hebben een lokale ontsluitingsfunctie. De Daltonstraat is via de Newtonweg verbonden met de N302. De toegangen tot het bedrijventerrein via de Newtonweg, zijn vervangen door rotondes. De hoofdwegenstructuur op het terrein is ruim en overzichtelijk. Anders is dit voor de smalle secundaire wegen, die een stuk minder overzichtelijk zijn. Kerende vrachtwagens, laad- en losverkeer en geparkeerde auto's op straat zorgen hier voor problemen.
Parkeren
Er is op eigen terrein vaak te weinig ruimte voor personeel en bezoekers om te parkeren. Er wordt veel op de straat geparkeerd, terwijl dat voor grote delen van het terrein verboden is. Dit belemmert de doorstroming op de wegen op het bedrijventerrein en maakt in sommige gevallen de weg onoverzichtelijk, wat kan leiden tot gevaarlijke situaties.
De gemeente verplicht parkeren op eigen erf in het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan. Dit is afdwingbaar door het voorschrijven van parkeervoorzieningen op eigen erf in dit bestemmingsplan. Bij een bouwaanvraag moet worden aangetoond dat voldoende ruimte gereserveerd is om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien.
De gemeente is bezig met het herinrichten van de straatprofielen. Door de inritten te versmallen en de groenstroken te verbreden, worden de mogelijkheden voor parkeren, en dergelijke fysiek beperkt.
Het plan biedt mogelijkheden om een algemene (vrachtwagen)parkeerplaats aan te leggen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- regelen parkeervoorzieningen op eigen erf en laden en lossen.
Groen
De groenstructuur op Lorentz is langs de randen (Newtonweg, N302) goed ontwikkeld. Langs de Newtonweg vormt een begroeiing van bomen en bossages een duidelijke scheiding tussen het bedrijventerrein en de omgeving. De groenstructuur langs de N302 bestaat uit verspreide beplanting. Bij de kruising met de Lorentzstraat is sprake van een parkachtige setting. Op het bedrijventerrein zelf staan in de meeste straten verspreid bomen, de groenstructuur maakt hier een gefragmenteerde indruk.
In het GroenStructuurplan wordt voorgesteld een robuuste groenstructuur te ontwikkelen die passend is voor een industrielandschap en die in de beplantingskeuze verwijst naar de ligging aan het water. De uitbreiding van Lorentz aan zowel de noord- (haven) als de zuid-oostzijde (Lorentz-Oost) biedt de kans om de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein te verbeteren.
Aan de noord- en zuidoostzijde wordt het bedrijventerrein omgrensd door een groenzone, die de bestemming groen heeft gekregen.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheidsaspecten
4.1 Geluid
Industrielawaai
In de Wet geluidhinder is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde krachtens de Wet milieubeheer aangewezen inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidszone moet zijn vastgesteld. Met deze zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de lawaaimakers toe.
Het plangebied maakt onderdeel uit van een gezoneerd bedrijventerrein. De geluidszone is vastgesteld in het Bestemmingsplan 'Geluidszone industrieterrein Haven en bedrijventerrein Lorentz' ca. vastgesteld op 20 november 2008. Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting door industrielawaai niet meer bedragen dan 50 dB (A) (de voorkeursgrenswaarde industrielawaai). Aan de zijde van de wijk Frankrijk/gebied Glindweg is de zone verruimd door het bestemmingsplan "Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz", welke is vastgesteld op 7 april 2011. Dit bestemmingsplan regelt tevens het beheer van de geluidruimte binnen de zone.
Medio 2009 is geconstateerd dat de geluidzone vol dreigt te raken. Als de zone vol zit, dan betekent dit dat elke verdere toename van de geluidbelasting op de zonegrens- hoe beperkt ook - verboden is. Dit volgt uit de Wgh en de jurisprudentie daaromtrent. Het bedrijf dat de zone vol maakt zet daarmee het bedrijventerrein op slot. Dit betekent dat er daarna geen enkele milieuvergunning meer kan worden verleend voor zover daarbij sprake is van een toename van de geluidemissie. Voor bedrijven op het gezoneerde industrieterrein ontstaat hierdoor een situatie waarbij:
- 1. een verdere ontwikkeling van bedrijven op Lorentz wordt geblokkeerd;
- 2. de verplaatsing ten behoeve van Waterfront van watergebonden bedrijvigheid van Haven naar de uitbreiding Lorentzhaven niet meer mogelijk is, met als gevolg dat de ontwikkeling van het gehele Waterfront ernstig wordt bemoeilijkt;
- 3. de uitgifte van de kavels op het deel Lorentz III dat tot het gezoneerde industrieterrein behoort niet meer mogelijk is.
Om deze reden is het bestemmingsplan Toedeling Geluidruimte bedrijventerrein Lorentz vastgesteld waarin de geluidruimte per kavel is vastgelegd. Dit bestemmingsplan beheert de zone en zorgt ervoor dat de geluidruimte van het bedrijventerrein evenredig wordt verdeeld over de bedrijven die geluidruimte nodig hebben.
Aanvragen voor omgevingsvergunningen worden mede getoetst aan de geluidszone en de geluidverkaveling.
4.2 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m³, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Binnen de vigerende bestemming kunnen op de huidige locaties reeds bedrijven worden gerealiseerd. Het toestaan van een grotere bouwhoogte en daarmee een groter bouwvolume kan leiden tot een zeer beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen. Het effect op de luchtkwaliteit zal echter zeer klein zijn.
De uitstoot van de bedrijven zelf en daarmee de mogelijke invloed op de luchtkwaliteit rondom omliggende kwetsbare objecten, is geregeld in de daarvoor geldende milieuvergunningen van de bedrijven.
4.3 Geur
Op het bedrijventerrein Lorentz komen een aantal bedrijven voor die volgens de milieuvergunning een geurcontour hebben.
4.4 Bodem
Het gebied is gelegen in de subzone arseen. Arseen is een stof die van nature voorkomt in gebieden waar veel ijzerroer in de grond zit. Uit onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de bodemkwaliteitskaart van Harderwijk, is gebleken dat de risico's voor de gevolgen voor de gezondheid van mensen en dieren uiterst klein zijn en dat de grond gewoon gebruikt kan worden. Bij hergebruik van grond buiten de subzone arseen gelden wel beperkingen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- in het kader van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient onderzoek gedaan te worden naar de bodemkwaliteit.
4.5 Externe Veiligheid
Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld ammoniak en LPG) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving omdat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten nodig zijn.
Externe veiligheid kent twee belangrijke toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering en zijn niet effectgericht. Dat betekent dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen merkbaar zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Wet- en regelgeving
Risicobron | Vigerende wet- en regelgeving |
N302 | circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen |
LPG-tankstation | Besluit externe veiligheid inrichtingen Regeling externe veiligheid inrichtingen |
aardgastransportleiding | Besluit externe veiligheid buisleidingen Regeling externe veiligheid buisleidingen |
Veiligheidsafstanden en veiligheidsnormen
Risicobron | Afstanden en normering | ||
Invloedsgebied groepsrisico | Plaatsgebonden risico | Afstanden | |
N302 | 200 meter | grenswaarde 10-6/jaar (1) | - |
LPG-tankstation | 150 meter | grenswaarde 10-6/jaar (1) | 45 meter (2) 25 meter 15 meter |
aardgastransportleiding: (4,5 inch/40 bar) | 70 meter (inventarisatieafstand) | grenswaarde 10-6/jaar (1) | 0 meter (3) |
(1) voor kwetsbare objecten geldt een grenswaarde, voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde (2) voor respectievelijk vulpunt, ondergronds reservoir en afleverzuil bij een doorzet < 1.000 m3/j (3) bron: http://nederland.risicokaart.nl/ |
Relevante risicoanalyses
Risicobron | Titel, datum, kenmerk |
N302 | Externe veiligheid N302 Harderwijk, 12 februari 2007, project 061009; Interimrapportage Inventarisatie risicobronnen gemeente Harderwijk, 07 september 2012, documentnummer 123418002 |
LPG-tankstation | Kwantitatieve risicoanalyse van LPG-tankstation Gulf Ampèrestraat te Harderwijk, 22 november 2012, projectnr. 256875 - 120883 - HD95 |
aardgastransportleiding | CAROLA berekeningen gemeente Harderwijk, 1 februari 2012, documentnummer 123418001 |
Beoordeling risico
In de directe omgeving van het plangebied liggen 2 risicobronnen: de N302 en een aardgastransportleiding. In het plangebied zelf liggen 3 risicobronnen: een LPG tankstation, dezelfde aardgastransportleiding en een verkooppunt voor consumentenvuurwerk.
Binnen het plangebied zijn meer risicobronnen aanwezig, bijvoorbeeld opslag van gevaarlijke stoffen en gassen waarop geen specifieke regelgeving voor externe veiligheid van toepassing is zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Deze bronnen worden verder niet beschouwd. Voor deze bronnen gelden geen wettelijk vastgestelde afstanden of grenswaarden waaraan getoetst moet worden. De risico's worden bij een vergunningaanvraag getoetst aan bijvoorbeeld het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en de van toepassing zijnde richtlijnen zoals de publicatiereeks gevaarlijke stoffen.
N302
Zowel in de risicoberekeningen van 2007 als de interimrapportage van 2012 is geconstateerd dat een contour van 10-6/j voor de grenswaarde van het plaatsgebonden risico niet aanwezig is. Het plaatsgebonden risico levert geen beperkingen op voor de uitvoering van het plan.
In 2007 is geconstateerd dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. De interimrapportage van 2012 geeft aan dat bij een dichtheid > 124 personen/ha (uitgaande van tweezijdige bebouwing op een afstand van 30 meter van de weg) het groepsrisico kleiner is dan 0,1 van de oriëntatiewaarde. In dat geval is het niet nodig om (aanvullende) berekeningen ui te voeren. De huidige dichtheid is veel kleiner dan 124 personen/ha: ongeveer 20 personen/ha op Lorentz I in 2012.
LPG-tankstation
Voor LPG-tankstations gelden, afhankelijk van de doorzet van LPG per jaar, vaste afstanden waarbij wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde. In de omgevingsvergunning voor het op Lorentz gevestigde LPG-tankstation is de doorzet begrenst op 1.000 m3/jaar. De afstanden waarbij wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde (nieuwe situatie) zijn 45 meter voor het vulpunt, 25 meter voor het reservoir en 15 meter voor het vulpunt. Binnen deze afstanden zijn geen kwetsbare en geprojecteerde kwetsbare objecten aanwezig. Het plan voldoet aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van 10-6/jaar.
Binnen de risicoafstanden van het vulpunt en het reservoir zijnwel (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde. Het plan voldoet niet aan de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico van 10-6/jaar. Het gaat om een bestaande stituatie waar het nieuwe plan niets aan wijzigt, het plan staat geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de afstanden voor de grenswaarde toe.
De grens- en richtwaarden leveren geen beperkingen op voor de uitvoering van het plan.
Uit de risicoberekeningen blijkt dat zowel met als zonder hittewerende coating van de LPG-tankauto de oriëntatiewaarde wordt overschreden als gerekend wordt met een standaard personendichtheid van 80 personen/ha. De huidige personendichtheid op Lorentz I is ongeveer 20 personen/ha op Lorentz I in 2012.
Aardgastransportleiding
In de risicoberekeningen van 2012 is geconstateerd dat een contour van 10-6/j voor de grenswaarde van het plaatsgebonden risico niet aanwezig is. Dezelfde berekeningen laten ook zien dat er geen sprake is van een significant groepsrisico. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico leveren geen beperkingen op voor de uitvoering van het plan.
Conclusie plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico levert geen beperkingen op voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Verantwoording groepsrisico
Aantal personen
Voor het aantal personen dat aanwezig is en op grond van het besluit te verwachten is, is het groepsrisico verantwoord in de rapportages over de risicoanalyses. Voor de N302 is het aantal personen door de gemeente geïnventariseerd. Voor het tankstation is gebruik gemaakt van de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico van het ministerie van VROM. Voor de buisleiding is gebruik gemaakt van het populatiebestand Groepsrisicoberekeningen van het ministerie van VROM.
Hoogte van het groepsrisico
Conform het Besluit externe veiligheid is in de risicoanalyses het groepsrisico en de bijdrage van het plan aan het groepsrisico vergeleken met de oriëntatiewaarde. Het berekende groepsrisico voor het LPG-tankstation overschrijdt de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico voor de N302 en de buisleiding overschrijdt de oriëntatiewaarde niet.
Maatregelen en zelfredzaamheid
Met maatregelen moet zoveel als mogelijk het groepsrisico worden verlaagd. Het bestemmingsplan Lorentz is overwegend een consoliderend plan. Een aantal functies die onder het overgangsrecht vallen, krijgen met het nieuwe plan een formele bestemming die overeenkomt met het huidige gebruik. Het feitelijke groepsrisico neemt hierdoor niet toe. Maatregelen om het groepsrisico te verlagen, zijn in een bestaande situatie moeilijk in te passen. De meest zinvolle maatregelen liggen op het vlak van zelfredzaamheid waarin het plan kan voorzien.
Het plan voorziet niet in functies die specifiek bedoeld zijn voor personen die niet zelfredzaam zijn, bijvoorbeeld de zorgsector, opvang voor minder validen en (basis)scholen, maar sluit voor deze groep ook niet alle mogelijkheden uit. Gezien de functie van het plangebied ligt een toekomstige vestiging van functies voor (grote) groepen minder zelfredzame personen niet voor de hand.
Voor alle risicobronnen biedt de bestaande infrastructuur voldoende mogelijkheden om te vluchten.
Beheersbaarheid en bestrijdbaarheid
Voor de hulpverleningsdiensten is het bedrijventerrein goed bereikbaar en er is voldoende ruimte voor het opstellen van hulpverleningsvoertuigen. Ook de mogelijkheden voor waterwinning zijn in ruime mate aanwezig.
Milieubeleid/externe veiligheidsbeleid
Het plan, met name de wijzigingen ten opzichte van het hiervoor geldende plan, voldoet aan de uitgangspunten van het Milieubeleidsplan Harderwijk 2009-2012 die zijn opgenomen in het deel Bronnen (D aardgastransportleiding, E Lorentz) voor zover van toepassing op dit plan.
4.6 Archeologie
Beleidskader
De gemeenteraad van Harderwijk heeft op 15 november 2001 de Startnotitie Archeologiebeleid vastgesteld. Bewust is toen gekozen voor een startnotitie, omdat de wijze van implementatie van het Verdrag van Valletta (Malta) in de Nederlandse wetgeving nog niet bekend was. Inmiddels is de Wet op de archeologische monumentenzorg -waarbij genoemd verdrag is geïmplementeerd- per 1 september 2007 in werking getreden. Dit was ook het geschikte moment om als Harderwijk een archeologienota het licht te laten zien. De Archeologienota Harderwijk is op 17 april 2008 door de gemeenteraad vastgesteld.
De Wet op de archeologische monumentenzorg regelt - voor zover in het kader van het bestemmingsplan van belang - het volgende:
- a. de verplichting bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten (artikel 38a);
- b. de mogelijkheid in het belang van de archeologische monumentenzorg in een bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden verplicht te stellen (artikel 39, lid 1), de mogelijkheid daarbij te bepalen dat de aanvrager van deze vergunning een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld (artikel 39, lid 2) en de mogelijkheid aan deze vergunning in elk geval voorschriften te verbinden in het belang van de archeologie (artikel 39, lid 3);
- c. de mogelijkheid in een bestemmingsplan te bepalen dat een aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld (artikel 40, lid 1) en de mogelijkheid aan deze vergunning in elk geval voorschriften te verbinden in het belang van de archeologie (artikel 40, lid 2);
- d. de mogelijkheid de aanvrager van een afwijking bij een omgevingsvergunning (artikel 3.6, lid 1, sub c, 3.22 of 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening) of een omgevingsvergunning voor het slopten te verplichten een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld (artikel 41, lid 1) en de mogelijkheid aan deze vergunning in elk geval voorschriften te verbinden in het belang van de archeologie (artikel 41, lid 2);
- e. als het gaat om projecten van minder dan 100 m² is het gestelde onder b tot en met d niet van toepassing. De gemeenteraad kan een afwijkende oppervlakte vaststellen.
De gemeentelijke archeologienota (2008) bepaalt dat er moet worden gezorgd voor een consistent archeologiebeleid. Daartoe is de nota voorzien van geactualiseerde archeologische kaarten (december 2006) die bij beleidsinvulling en -uitvoering het uitgangspunt vormen. Deze kaarten zijn het eindproduct van archeologisch bureauonderzoek en komen in de plaats van de IKAW. Hierop is de archeologische verwachting voor het grondgebied van Harderwijk (laag, middelmatig en/of hoog), de kwetsbaarheid en het voorgestane beleid af te lezen; bij gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde is behoud in de huidige staat in zijn algemeenheid niet vereist; bij gebieden met een middelmatige en/of hoge archeologische verwachtingswaarde gelden specifieke voorwaarden met de bedoeling de archeologische belangen zeker te stellen.
In de Archeologienota Harderwijk (2008) zijn vervolgens onder meer de volgende speerpunten voor het nieuwe archeologiebeleid verwoord:
- het actualiseren van bestaande bestemmingsplannen op het gebied van de archeologie en deze actualisatie meenemen bij de reguliere herziening van bestemmingsplannen;
- bij het opmaken van een bestemmingsplan voor nieuwe ontwikkelingen in gebieden met een (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde vroegtijdig rekening houden met archeologie middels de gebruikelijke onderzoeken met als doel zoveel als mogelijk rekening te houden met de archeologische belangen (zoveel mogelijk behoud in situ) en het zo nodig creëren van win-winsituaties;
- onderzoek naar het verfijnen en/of formuleren van het gemeentelijk archeologisch afwegingskader op de onderdelen richtlijnen en normering voor beheer, behoud en (noodzaak, omvang en soort) onderzoek, archeologische monumentenzorgagenda (voor beheer, behoud en onderzoek) en archeologische randvoorwaarden en criteria bij ruimtelijke ontwerpopgaven, met speciale aandacht voor:
- het vaststellen van gevallen waarin kan worden afgezien van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van daartoe strekkende verplichtingen;
- het naar boven of beneden bijstellen van de minimale wettelijke oppervlakte (kleiner dan 100 m²) waarbij archeologisch onderzoek bij omgevingsvergunningen niet behoeft te worden uitgevoerd.
Uitsnede archeologienota 2008
Het bestemmingsplangebied bedrijventerrein Lorentz wordt bodemkundig aangeduid als kalkloze zandgrond. Het grove zand is hier tijdens en na de laatste ijstijd met het smeltende sneeuwwater van de Veluwe afgezet. Door de wind zijn enige dekzandruggen opgeblazen. Met name dekzandruggen boden in de prehistorie de toenmalige bewoners van het natte gebied droge voeten. Archeologische waarden zijn op dit soort verhogingen in het landschap te verwachten. Ook in latere tijden worden deze verhogingen opgezocht en worden akkers aangelegd. Omdat de archeologische waarden zich hier direct onder het maaiveld bevinden, zijn deze eventueel aanwezige waarden door ploegen verstoord. Indien er menselijke activiteiten of bewoning heeft plaats gevonden in de prehistorie vindt men vaak vuurstenen voorwerpen op de akker. Vuursteen was in de prehistorie de steensoort waarvan men voorwerpen (pijlpunten, mesjes etc) maakte. Lokaal zijn dunne klei- en veenlagen te verwachten. Deze hebben te maken met overstromingen (klei) en met een langdurige vochtige context (veenvorming).
Bij de recente aanleg van bedrijventerrein Lorentz hebben veel activiteiten plaats gevonden waarbij de bodem geroerd is. Voor de bouw is vervolgens zand opgebracht tot wel een dikte van 1,8 meter. Milieuboringen die in augustus 2009 door Vink milieutechnisch adviesbureau gezet zijn, tonen aan dat aan de Leeuwenhoekstraat dit opgebrachte pakket zand ingeklonken is en nog maar 1,5 meter dik is. De resultaten van deze boringen geven geen aanleiding te vermoeden dat een archeologische vondstlaag aanwezig is.
Een verkennend archeologisch onderzoek in 2002 en een waarderend archeologisch booronderzoek in 2003 hebben plaatsgevonden in 2002 binnen het plangebied Lorentz-oost (RAAP-notitie 243 en RAAP-notitie notitienummer april 2003). Dit plangebied grenst zuidelijk aan het bestemmingsplangebied Bedrijventerrein Lorentz. De resultaten van dit booronderzoek geven aan dat binnen het gebied geen archeologische waarden te verwachten zijn. Omdat het onderzoek grenst aan het onderhavige bestemmingsplan wordt gemakshalve aangenomen dat de resultaten voor het grootste deel ook te vertalen zijn naar dit plangebied.
De huidige bebouwing, infrastructuur, de aanwezigheid van kabels en leidingen en het voor de bouw opspuiten met zand doet veronderstellen dat de ondergrond danig geroerd is. De resultaten van een archeologisch booronderzoek in het aangrenzende plangebied Lorentz-oost geven geen aanleiding om archeologische waarden in het bestemmingsplangebeid bedrijventerrein Lorentz te verwachten..
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- Gezien het voorgaande worden er geen regels verbonden aan toekomstige, bodemroerende activiteiten binnen het plangebied ten aanzien van archeologische waarden.
4.7 Waterparagraaf
Inleiding
Door de gemeente Harderwijk, het Waterschap Veluwe, de provincie Gelderland en Rijkswaterstaat zijn afspraken gemaakt over hoe zal worden omgegaan met water bij de verschillende ruimtelijke ontwikkelingen die tot 2020 plaatsvinden in Harderwijk. In dit kader heeft drie keer overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Harderwijk en de waterbeheerders. Deze afspraken zijn vastgelegd in de watertoets die is uitgevoerd voor het Voorontwerp Structuurplan Harderwijk 2020 (Watertoets Voorontwerp Structuurplan Harderwijk, Tauw, 2005). Voor de waterparagraaf in het Bestemmingsplan Lorentz is op dd overleg geweest tussen de gemeente Harderwijk en Waterschap Veluwe.
Harderwijk is van oorsprong direct gelegen aan het water. Sinds de komst van de Afsluitdijk is de stad zich meer gaan ontwikkelen als recreatief centrum. Er komt geen open water voor binnen het plangebied en is grotendeels verhard.
Wateroverlast
In het waterplan10 valt het plangebied deels onder de potentiële wateroverlastzone en deels onder de grondwaterfluctuatiezone. Dit is het gebied waarvoor extra aandacht nodig is, omdat de in de toekomst te verwachten hogere grondwaterstanden voor problemen kunnen zorgen. Naar verwachting zijn ook maatregelen nodig. De provincie houdt rekening met een stijging van het grondwater met 80 cm in 2050.
Een te grote stijging van het waterpeil in de Randmeren heeft invloed op veiligheid in de gemeente Harderwijk, vooral voor de lager gelegen delen. Omdat nog niet bekend is of en hoe groot de totale stijging zal zijn kan echter nog niet bepaald worden welke delen van Harderwijk 'veilig' zijn en welke delen niet. In de Wet op de waterkeringen is door het Rijk vastgesteld dat gronden die direct door de Noordzee bedreigd worden een beschermingsniveau van
2 m+NAP moeten hebben en gronden zonder een directe hoogwaterkerende omstandigheden een beschermingsniveau van 1 m+NAP. De laagste delen van industrieterrein Lorentz liggen echter op 1,60 m+NAP. Langs de oever van het Wolderwijd en het Veluwemeer ligt vanouds geen waterkering.
Waterberging
Het waterschap heeft aangegeven dat met de huidige en de nieuw aan te leggen watergangen en vijvers in de gemeente Harderwijk reeds voldoende capaciteit voor waterberging aanwezig is in het stedelijk gebied (bron Structuurplan Harderwijk). Dit betreft een voorlopige toetsing. Op het vlak van waterberging is dus geen sprake van een stedelijke wateropgave tot 2015 (zie kader).
Riolering
Hemelwater en afvalwater wordt in Lorentz 1 en 2 afgevoerd via een gemengd stelsel. In Lorentz 3 wordt dit afgevoerd via een verbeterd gescheiden stelsel. Er is geen ruimte om bergings- en infiltratievoorzieningen aan te leggen in openbaar gebied.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het in stand houden en versterken van de bestaande ruimtelijke structuur. Voor het watersysteem op het bedrijventerrein zijn geen wijzigingen beoogd.
4.8 Natuur
De natuurwaarden worden op twee wijzen beschermd: middels de soortenbescherming (Flora- en faunawet) en middels de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet).
Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te verwijderen of te beschadigen, beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen of opzettelijk te verontrusten en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen. Voor de uitvoering van alle ruimtelijke plannen moet worden onderzocht welke natuurwaarden aanwezig zijn en of verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden overtreden.
De beschermde gebieden bestaan uit de Ecologische Hoofdstructuur, de Natura 2000-gebieden (de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden) en beschermde Natuurmonumenten, voorheen de Staatsnatuurmonumenten en beschermde Natuurmonumenten. In de omgeving van het plangebied zijn de Veluwerandmeren aangewezen als Natura 2000-gebied.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- Er hoeft geen flora- en faunaonderzoek te worden verricht, aangezien in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen.
4.9 Kabels En Leidingen
Door het plangebied loopt een hoogspanningslijn. Rondom de hoogspanninglijn is in het bestemmingsplan vanwege het zakelijk recht een bebouwingsvrije zone opgenomen van 70 m.
4.10 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan. De ontwikkelingen betreffen enkele nieuw uit te geven kavels en de vergroting van de bouwmogelijkheden op het perceel. De ontwikkelingen die er zijn, betreffen ontwikkelingen die worden gerealiseerd door de aanwezige bedrijven en waarin de gemeente Harderwijk geen financieel risico loopt.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Lorentz van de gemeente Harderwijk voldoet aan de vereisten die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan het bestemmingsplan stelt. Daarnaast is het bestemmingsplan opgesteld conform de Regeling Standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, 30 oktober 2008).
5.2 Toelichting Op De Regels
Het hoofdstuk 'Inleidende regels' omvat de artikelen met betrekking tot de 'Begrippen' en de 'Wijze van meten'. In artikel 1 'Begrippen' worden begrippen uit de planregels verklaard. In artikel 2 'Wijze van meten' wordt beschreven hoe de maatvoering (bijvoorbeeld de goothoogte en de bouwhoogte) moet worden gemeten.
In de bestemmingsregels worden de regels voor de verschillende bestemmingen beschreven. In het plan komen de volgende bestemmingen voor:
- Bedrijf
- Gemengd
- Groen
- Verkeer
- Water
- Waarde - Natuur
- Leiding - Hoogspanningsverbinding
De bestemming Bedrijf omvat de meeste gronden van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Lorentz. Binnen deze bestemming zijn bedrijven behorend tot categorie 3 tot en met 5 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Deze lijst is samengesteld op basis van de publicatie Bedrijven en milieuzonering, uitgegeven door de VNG. Daarnaast zijn ook bepaalde typen bedrijven behorend tot categorie 1 en 2 toegestaan. Dit betreft veelal type bedrijven die reeds aanwezig zijn en passend zijn op het bedrijventerrein. Niet toegestaan zijn bedrijven van agrarische aard, kantoren, detailhandel en leisure.
Door middel van aanduidingen zijn bestaande detailhandel, kantoren en bedrijfswoningen toegestaan binnen het bestemmingsplan. Voor detailhandel geldt dat alleen de nu aanwezige detailhandel is toegestaan.
De aanduidingen 'bedrijfswoning' en ' specifieke vorm van detailhandel - 1' (respectievelijk -2,-3 etc.) gelden alleen zolang de gronden ook daadwerkelijk als zodanig in gebruik zijn. Via een uitsterfregeling wordt voor de specifiek aangeduide detailhandelsbedrijven het mogelijk gemaakt dat indien het gebruik voor detailhandel gedurende minimaal één jaar is gestaakt, de gronden niet meer in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van detailhandel. Uitzondering hierop vormen de detailhandelsbedrijven van ABC-goederen.
Indien het gebruik van deze gronden overeenkomstig de aanduiding duurzaam beëindigd is, mag de betreffende aanduiding worden verwijderd. Het begrip 'duurzaam beëindigd' betekent dat de functie gedurende een jaar niet meer wordt uitgevoerd en dat er ook geen doorstart zal plaatsvinden. Op het perceel vindt geen activiteit meer plaats met betrekking tot de functie en er zal ook geen activiteit meer plaatsvinden. Maar een functie is niet duurzaam beëindigd als er geen activiteit meer wordt uitgevoerd doordat het gebouw verbouwd wordt. In dat geval vindt er namelijk nog een doorstart plaats.
Binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitgiftepunt voedselpakketten' is een op- en overslagmagazijn, een distributiecentrum en een uitgiftepunt voor het afhalen van voedselpakketten toegestaan. Hiermee wordt de met vrijstelling gerealiseerde voedselbank in het bestemmingsplan geregeld. Hier is geen detailhandel toegestaan, maar uitsluitend een uitgiftepunt van voedselpakketten. De functie kent geen winstoogmerk en dient een maatschappelijk doel
De aanduidingen 'bedrijfswoning', 'specifieke vorm van detailhandel' en 'kantoor' kunnen ook via een wijzigingsbevoegdheid worden verwijderd van de verbeelding. Ook hiervoor geldt dat dit alleen kan wanneer de betreffende functie duurzaam is beëindigd.
Naast het gebruik zijn ook regels omtrent het bouwen opgenomen in de bestemming Bedrijf. Zo is onder andere bepaald dat gebouwen alleen binnen het bouwvlak zijn toegestaan en dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 70% mag bedragen.
Langs de N302 liggen gronden met de bestemming Gemengd. Op deze gronden zijn verschillende functies aanwezig zoals kantoren, bedrijven, onderwijs en verenigingsleven. De functies onderwijs en verenigingsleven zijn binnen deze bestemming aangeduid met de aanduiding maatschappelijk.
Het water in het plangebied is zodanig bestemd.
In het bestemmingsplan is ook een tweetal dubbelbestemmingen opgenomen, te weten Leiding - Hoogspanningsverbinding en Waarde - Natuur. Ten behoeve van de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is geregeld dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m. Voor onderliggende enkelbestemmingen, zoals bijvoorbeeld de bestemming Bedrijf, is geregeld dat ter plaatse van deze dubbelbestemming de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m.
Het water en groen aan de noordoostzijde van het bedrijventerrein heeft de dubbelbestemming Waarde - Natuur gekregen vanwege de ligging in Natura 2000 gebied. Deze natuurlijk waarden worden beschermd door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
In het hoofdstuk 'Algemene regels' worden algemene regels voor het gehele bestemmingsplan opgenomen. Dit zijn onder andere de anti - dubbeltelbepaling en algemene procedureregels. Daarnaast zijn algemene afwijkingsregels opgenomen welke regelen dat burgemeester en wethouders een afwijking bij een omgevingsvergunning kunnen verlenen van de regels voor bijvoorbeeld het overschrijden van bebouwingsgrenzen. Ook zijn algemene wijzigingsregels opgenomen ten behoeve van een facility center. Het facility center omvat onder andere een vergadercentrum, horecagelegenheden zoals een lunchroom en broodjeszaak en kantoorgelegenheden.
Daarnaast is de afstemmingsbepaling van belang. Hiermee is vastgelegd dat de bestemmingsplannen Geluidzone industrieterrein en Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz eveneens van kracht blijven.
Het hoofdstuk 'Overgangs- en slotregels' bevat het overgangsrecht welke verplicht is gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening. Tot slot is de slotregel opgenomen.
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is een conserverend plan, waarvoor uitsluitend kosten in verband met het opstellen van het plan zijn gemaakt. Deze kosten worden gedekt uit de algemene middelen.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In de gemeente Harderwijk is een gemeentelijke inspraakverordening van kracht, die bepaalt op welke wijze inwoners en andere belanghebbenden betrokken worden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Deze verordening is onder meer van toepassing op de voorbereiding van ruimtelijke plannen. Op grond van deze verordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen ten behoeve van de inspraak. Het eindverslag inspraak is 25-09-2012 vastgesteld door het college van B&W en besproken in de commissie Ruimte van 25-10-2012. Het eindverslag is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
In het kader van artikel 3.1.1. Bro is het voorontwerpbestemmingsplan verzonden aan de overheden en instanties. Een overzicht van de ingekomen 3.1.1.-reacties en de beantwoording daarvan is opgenomen in Bijlage 4.
Het ontwerpbestemmingsplan "Bedrijventerrein Lorentz" heeft met ingang van 3 januari 2013 gedurende zes weken voor iedereen ter inzage gelegen. Hierop zijn tien zienswijzen naar voren gedracht. De samenvatting en beantwoording van deze zienswijzen zijn opgenomen in Bijlage 7. De ambtshalve aanpassingen zijn opgenomen in Bijlage 8.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Notitie Beleidskeuzen Bestemmingsplan Lorentz
Bijlage 1 Notitie beleidskeuzen bestemmingsplan Lorentz
Bijlage 2 Detailhandel Op Bedrijventerrein Lorentz Raadsbesluit
Bijlage 2 Detailhandel op bedrijventerrein Lorentz Raadsbesluit
Bijlage 3 Eindverslag Inspraak
Bijlage 3 Eindverslag inspraak
Bijlage 4 Reacties 3.1.1.-overleg
Bijlage 4 Reacties 3.1.1.-overleg
Bijlage 5 Qra Tankstation
Bijlage 6 Beeldkwaliteitscriteria Nobelstraat E.o.
Bijlage 6 Beeldkwaliteitscriteria Nobelstraat e.o.
Bijlage 7 Commentaarnota Zienswijzen
Bijlage 7 Commentaarnota zienswijzen