KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Wonen - Garageboxen
Artikel 10 Leiding - Riool
Artikel 11 Waarde - Archeologie 1
Artikel 12 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti - Dubbeltelbepaling
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Plangebied
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 De Ruimtelijke Structuur
2.3 De Aanwezige Functies
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Woonbeleid
3.4 Archeologie En Monumentenbeleid
3.5 Welstandsbeleid
3.6 Milieubeleid
3.7 Waterbeleid
3.8 Groenbeleid
3.9 Verkeers- En Vervoersbeleid
3.10 Economisch Beleid
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Milieu
4.2 Watertoets
4.3 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Uitgangspunten
5.3 Wonen
5.4 Werken
5.5 Voorzieningen En Detailhandel
5.6 Verkeer En Vervoer
5.7 Groen
5.8 Water
5.9 Archeologie
5.10 Ecologie
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Algemene Uitgangspunten
6.3 Bestemmingsbepalingen
6.4 Verantwoording Handboek Harderwijk
6.5 Handhaving
Hoofdstuk 7 Inspraak, Overleg En Zienswijzen
7.1 Consultatie Bewoners
7.2 Inspraak
7.3 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
7.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Bodemgegevens
Bijlage 2 Monumentenkaart
Bijlage 3 Consultatie Bewoners
Bijlage 4 Eindverslag Inspraak
Bijlage 5 Reacties Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 6 Commentaarnota Zienswijzen

Friesegracht 2011

Bestemmingsplan - gemeente Harderwijk

Onherroepelijk op 15-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan.

1.1 plan:

het bestemmingsplanFriesegracht 2011 van de gemeente Harderwijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0243.BP00033-0004met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.7 achtererf:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of het verlengde daarvan;

1.8 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting (van het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.12 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald waarmee rekening moet worden gehouden;

1.13 berging:

een gebouw, dienend als bergruimte bij woningen;

1.14 bestaand gebouw, bestaande woning:

een gebouw dat, een woning die, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaat, voorzover gerealiseerd in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en voorzover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, krachtens een voor dat tijdstip reeds verleende vergunning in uitvoering is of in uitvoering kan worden genomen, dan wel de vergunning nadien moest worden verleend wegens overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 3.8 lid 1 sub e van de Wet ruimtelijke ordening, in relatie met artikel 50, lid 2 sub b van de Woningwet;

1.15 bestaande oppervlakte, goothoogte, inhoud, afmetingen, aantal:

de oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afmetingen van een bestaand gebouw, bestaande woning; aantal bestaande gebouwen, bestaande woningen;

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Voor zover het bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning betreft, wordt voor de toepassing van dit begrip, in afwijking van het begrip hoofdgebouw, de bedrijfswoning aangemerkt als hoofdgebouw;

1.18 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw of een aan de hoofdbebouwing aangebouwd gebouw (met inbegrip van een eventueel te bouwen kelder) dat een eenheid vormt en dienstbaar is aan een hoofdgebouw;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwstrook:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen tussen de voorgevelbouwgrens en de scheidingslijn;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 carport:

een overkapping met maximaal twee, niet tot de constructie behorende, wanden die strekt tot beschutting van auto's;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gezamenlijk bruto vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.30 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;

1.31 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald die in acht moet worden genomen;

1.32 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sportieve en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.34 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven vlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bouwperceel met het oog op een verschil in maatvoering;

1.35 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.36 perifere detailhandel:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;

1.37 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 voorerf:

erf dat geen onderdeel is van het achtererf of zijerf;

1.39 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldig doorgetrokken lijn van het naar de weg gekeerde deel van het bouwvlak ter plaatse van de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel de ligging van de bouwvlakken op de verbeelding indien geen hoofdgebouw aanwezig is;

1.40 woning:

een voor bewoning bestemd gebouw, bestaand uit een complex van ruimten;

1.41 zijerf:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen naast de woning tussen de voorgevelbouwgrens en de daarachter gelegen grens van het vlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' of de verlengden daarvan tot aan de zijdelingse bouwperceelgrens.

Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwondedelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarme gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmurgen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterren ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, trapportalen en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 meter wordt overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen en hellingbanen de overschrijding niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.

2.6 wijze van meten:

Tenzij anders bepaald, worden de afstanden loodrecht gemeten.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, trapportalen en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen en hellingbanen de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en dienstverlening op de begane grond;
  2. b. wonen op de eerste en volgende verdiepingen;
  3. c. ondergrondse parkeergarages, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • seksinrichtingen;
  • inrichtingen met een bewaarplaats of een bewerkingsruimte voor verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit, al dan niet in combinatie met consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit.

Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen tot een maximum van 50 m² voor de aan huis verbonden werkactiviteit mag worden gebruikt.

3.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen.
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 8 m.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen.

In de bestemming zijn geen bedrijfswoningen begrepen.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - geen geluidsgevoelige functies' zijn geluidgevoelige functies, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder niet toegestaan.

4.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
    3. 3. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    4. 4. de goot- en bouwhoogten van bijgebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 meter en 5 meter;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 50 m².
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 8 meter.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. bermen en beplantingen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. waterlopen en waterpartijen;
  6. f. waterinfiltratie en waterberging;
  7. g. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen, met dien verstande, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de aangegeven volkstuinen niet meer dan 1 meter mag bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen van gebouwen, met dien verstande dat:

  • per vlak met de aanduiding 'volkstuin' ten hoogste één gebouw mag worden gebouwd;
  • de oppervlakte per gebouw maximaal 15 m2 bedraagt;
  • de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen en water;
  3. c. parkeervoorzieningen.

Onder de bestemming is detailhandel uitsluitend begrepen voorzover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de tot de bestemming behorende voorzieningen en daaraan ondergeschikt is.

In de bestemming zijn geen bedrijfswoningen begrepen.

6.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bebouwingspercentage bedraagt 100%, tenzij anders is aangegeven;
    3. 3. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen.
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 8 meter.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een overheersende stroomfunctie, meer in het bijzonder voor verkeer met een bovenwijkse functie en een wijkontsluitingsfunctie;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. voorzieningen voor het openbaar vervoer, parkeerplaatsen en andere verkeersvoorzieningen, waaronder begrepen afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, kunstwerken, haal- en brengstroken, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. waterlopen en waterpartijen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn bouwwerken toegelaten waarvan de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken rechtstreeks bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 10 meter mag bedragen.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  3. c. medische praktijkruimten, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  4. d. detailhandel op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  5. e. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  6. f. parkeerkelders en ondergronds parkeren;
  7. g. tuinen, erven en terreinen;
  8. h. openbare nutsvoorzieningen;
  9. i. groenvoorzieningen;
  10. j. waterlopen en waterpartijen;
  11. k. speelvoorzieningen;
  12. l. voet- en fietspaden;
  13. m. parkeerplaatsen;
  14. n. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'
  15. o. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
  16. p. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen, tot een maximum van 50 m² voor de aan huis verbonden werkactiviteit mag worden gebruikt.

In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.

8.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
    1. 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' mogen worden gebouwd;
    2. 2. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels:
      1. a. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal woningen;
      2. b. de goot- en bouwhoogten per onderdeel van het bouwperceel bedragen niet meer dan is aangegeven, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogten indien deze meer bedragen;
      3. c. het bebouwingspercentage van het achtererf mag niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het achtererf niet meer mag bedragen dan 50 m²;
      4. d. op het zijerf is de oprichting van een al dan niet aangebouwd gebouw toegestaan, mits:
        - de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
        - de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;
        - de afstand tot de voorgevelbouwgrens ten minste 1 meter bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
        - de afstand tot de zijdelingse perceelgrens , grenzend aan het openbaar toegankelijk terrein, ten minste 3 meter bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
    3. 3. in afwijking van het gestelde onder 1 is voor de voorgevelbouwgrens van een bestaande woning een erker toegestaan, met dien verstande dat deze:
      1. a. geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1,5 m;
      2. b. geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
      3. c. geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning waartoe zij behoort;
      4. d. niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg gelegen perceelgrens minder dan 2 m bedraagt;
  2. b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
    1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m³;
    2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter.
  3. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
    2. 2. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
    3. 3. vlaggenmasten geen grotere hoogte mogen hebben dan 8 m.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  1. a. de plaats van de gebouwen waarvan de maximaal toegestane bouwhoogte 3 meter bedraagt;
  2. b. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  3. c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 meter.

8.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 a, onder 2c voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte van het achtererf tot maximaal 75 m², mits:
    1. 1. het bebouwingspercentage van het betrokken achtererf niet meer bedraagt dan 50%;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      1. a. de gebruiksmogelijkheden en het rustige woongenot van aangrenzende gronden;
      2. b. het bebouwingsbeeld;
      3. c. de verkeersveiligheid.
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 a, onder 2d voor het aanhouden van een kleinere afstand tot de voorgevelbouwgrens dan 3 meter tot een minimale afstand van 1 meter, dan wel de bestaande, kleinere afstand, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      1. a. de gebruiksmogelijkheden en het rustige woongenot van aangrenzende gronden;
      2. b. het bebouwingsbeeld;
      3. c. de verkeersveiligheid.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.

Artikel 9 Wonen - Garageboxen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor autostallingen met de daarbij behorende gebouwen.

9.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter, tenzij anders is aangegeven.
  2. b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat deze niet zijn toegestaan.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het doen of laten gebruiken van gebouwen voor handelsdoeleinden en reparatiebedrijvigheid.

Artikel 10 Leiding - Riool

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een hoofdrioolleiding.

10.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  2. b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  3. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder a en lid 10.2 onder c en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de desbetreffende leidingbeheerder/eigenaar (gemeente en Waterschap Veluwe) is gebleken, dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,5 m;
    2. 2. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
    3. 3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
    4. 4. het aanbrengen van verharding.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien:
    1. 1. uit vooraf ingewonnen advies bij de desbetreffende leidingbeheerder/eigenaar (gemeente en Waterschap Veluwe) is gebleken, dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat;
    2. 2. door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan, door het stellen van voorwaarden, voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  3. c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
  4. d. Geen aanlegvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
    1. 1. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. 2. andere werken die op het moment van inwerkingtreden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde -Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 50 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 meter wordt uitgevoerd:

  1. a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van de bodem;
    2. 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
    5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    7. 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  2. b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 50 m2 en de activiteit op minder dan 0,3 meter diepte wordt uitgevoerd;
    2. 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    3. 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  3. c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  4. d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
    2. 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
      1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
      3. c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde -Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 1.000 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 meter wordt uitgevoerd:

  1. a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van de bodem;
    2. 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
    5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    7. 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  2. b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 1.000 m2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd;
    2. 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    3. 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  3. c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  4. d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
    2. 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
      1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
      3. c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti - Dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in deze planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m², een inhoud van ten hoogste 70 m³ en een hoogte van maximaal 5 meter, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, straatmeubilair, telefooncellen en kabelverdeelkasten;
  2. b. de bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken, met dien verstande dat balkons geen grotere diepte mogen hebben dan 1,50 meter;
  3. c. het bouwen van antennes waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 meter mag bedragen;
  4. d. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijkingsregel.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanFriesegracht 2011.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van....................

voorzitter,

griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Harderwijk werkt aan de actualisatie van haar bestemmingsplannen voor de verschillende woonwijken. Met deze actualisatie wordt het mogelijk de planologische voorschriften te uniformeren en bij de tijd te brengen. Hiermee wordt de lappendeken aan plannen en regelingen (veelal binnen dezelfde wijk) opgeruimd en ontstaat meer rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor de bewoners Harderwijk.

Ten behoeve van de actualisering is het 'Handboek actualisering bestemmingsplannen' (april 2004) opgesteld. Dit Handboek reikt een algemene plansystematiek aan, op basis waarvan de nieuwe bestemmingsplannen kunnen worden opgesteld. Na 'Stadsweiden', 'Stadsdennen', 'Frankrijk' en 'Tweelingstad-Slingerbos' is het bestemmingsplan 'Friesegracht 2011' het volgende plan binnen dit actualiseringsproces.

De actualisering van de bestemmingsplannen wordt tevens aangegrepen om de bestemmingsplannen te digitaliseren. Met de digitalisering worden de mogelijkheden voor burgers om de plannen te raadplegen verbeterd. Verder wordt hierdoor het uitwisselen van plannen binnen de gemeente en met andere overheden sterk vereenvoudigd.

Van het bestemmingsplan wordt een digitale kaart gemaakt. Het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) is hiervoor de standaard. Door deze kaart te koppelen aan de voorschriften, kan het bestemmingsplan, zowel (digitaal) aan de balie van de stadswinkel als via het internet, direct worden geraadpleegd.

1.2 Doel

Het belangrijkste doel van het op te stellen bestemmingsplan 'Friesegracht 2011' is het scheppen van een actueel, helder en toegankelijk ruimtelijk kader. Binnen dit kader is een balans gevonden tussen enerzijds het creëren van voldoende mogelijkheden voor de woonomgeving en openbare ruimte flexibel in te richten en anderzijds het bieden van voldoende rechtszekerheid ten behoeve van de handhaving van bestaande gebruik- en bouwrechten.

Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van karakter. Dat wil zeggen dat de planregeling vooral is gericht op het handhaven van de bestaande situatie.

Het bestemmingsplan 'Friesegracht 2011' vervangt bij inwerkingtreding de bestemmingsplannen: 'Friesegracht 1977', 'Friesegracht 7', 'Johanitterlaan/Tuinstraat', 'Kapittelstraat', 'Omgeving Johannniterlaan 12', 'Selhorstweg', 'Tuinstraat-Knijptang', 'Hogepad', 'Hoek Hierdenseweg-Selhorstweg', 'Bleekterrein', 'Hierdenseweg 2', 'Clarendallaan16', 'Frisialaan 19', 'Stationslaan 108a', 'Stationslaan 124' en 'Stationslaan 132'.

1.3 Plangebied

Op de overzichtskaart is het plangebied weergegeven. Het gebied van bestemmingsplan 'Friesegracht 2011' ligt tegen de rand van de binnenstad, aan de westzijde van Harderwijk. Het gebied wordt aan de westkant begrensd door de Stationslaan en de rand van de binnenstad, de oostkant door de Selhorstweg en de zuidoostkant door de Verkeersweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00033-0004_0001.jpg"

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan 'Friesegracht 2011' bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven. Achtereenvolgens komen de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuur en de aanwezige functies aan bod;
  • in hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van het beleidskader dat van belang is voor het functioneren en de ontwikkeling van het plangebied;
  • in hoofdstuk 4 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod; Aan de orde komen zaken als milieu, archeologie, water, verkeer, ecologie en economische uitvoerbaarheid;
  • in hoofdstuk 5 wordt de planopzet behandeld. Hierin wordt beschreven welke ruimtelijke visie de gemeente voorstaat met 'Friesegracht 2011' en hoe dat wordt vertaald in het bestemmingsplan. Hier wordt aangegeven hoe met bestaande situaties en nieuwe ontwikkelingen wordt omgegaan;
  • in hoofdstuk 6 worden kort de verschillende neergelegde bestemmingen en de juridische planopzet behandeld en wordt verantwoording gegeven van het gebruik van het van de standaarden voor bestemmingsplannen in Harderwijk;
  • de toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 7 waarin wordt ingegaan op het proces van inspraak en overleg in relatie tot dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Grofweg ligt de wijk Friesegracht tegen de rand van de binnenstad aan de westzijde van Harderwijk. De wijk wordt aan de westkant begrensd door de Stationslaan en de rand van de binnenstad, de oostkant door de Selhorstweg en de zuidoostkant door de Verkeersweg.

Langs de in- en uitvalswegen van de oude binnenstad zijn vooral in de eerste helft van de twintigste eeuw de eerste grote gebouwen verrezen die niet meer in de binnenstad pasten. Duidelijke voorbeelden daarvan zijn:

  • de gereformeerde kerk aan de Plantage;
  • de voormalige schoolgebouwen langs de Stationslaan;
  • de eerste kantorenzone aan de Johanniterlaan.

Friesegracht is, afgezien van de lintbebouwingen langs de diverse in- en uitvalswegen, tot in de jaren tachtig als tuinbouwgrond in gebruik gebleven. Daarmee vertoont de stedelijke ontwikkelingsgeschiedenis grote gelijkenis met de wijk Stadsdennen.

2.2 De Ruimtelijke Structuur

Doordat de delen van de wijk Friesegracht die in gebruik waren voor de tuinbouw pas begin jaren tachtig als inbreidingslocaties zijn aangewend, heeft de aandacht voor het behoud van de bestaande ruimtelijke elementen een belangrijk aandachtspunt in de planontwikkeling gevormd. Bewaarde elementen van het gebruik van deze gebieden voor tuinbouwgrond vormen de volkstuincomplexen gelegen in de groene corridor van binnenstad die via de Friesegracht naar het sportveldengebied Sypel (sportpark Parkweg)loopt.

De woonbuurt rond de Frisialaan heeft duidelijk kenmerken uit het gedachtengoed van de 'forumbeweging', wat zich kenmerkt door woonerven, grillige stratenpatronen en het ontbreken van een duidelijk onderscheid tussen voor- en achterkant van de woningen.

Binnen de wijk Friesegracht is de Selhorstweg, als nieuwe toegangsroute naar de binnenstad, naast de historische Stationslaan, een duidelijke ruimtelijke drager geworden in het stedelijke weefsel.

Bebouwingskarakteristiek

In de jaren zestig is met de woonbuurt rondom de Clarendallaan, direct ten oosten van de Stationslaan, een aanvang gemaakt. De daar gerealiseerde woningen zijn hoofdzakelijk vrijstaand of tweekapper op royale kavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00033-0004_0002.jpg"

De woonerven zijn bebouwd met woningen van een of twee bouwlagen met een kap. Rijtjeswoningen, geschakelde woningen en tweekappers leveren een gevarieerd bebouwingsbeeld op. Langs de Frisialaan, de Hierdenseweg en de Hogeweg / Kampweg zijn de bebouwingslinten nog duidelijk als zodanig herkenbaar. Aan het bebouwingsbeeld van deze linten is de ontstaansgeschiedenis van Harderwijk binnen de oorspronkelijke landschappelijke omgeving af te lezen.

Veranderingsprocessen

Door zijn ruime verkaveling, groene uitstraling en gunstige ligging ten opzichte van de binnenstad is de Friesegracht een zeer gewilde woonbuurt. Aanbouwen aan achtergevels, dakkapellen en dakopbouwen voegen zich, over het algemeen, binnen de bebouwingskarakteristiek. In de beginjaren van 2000 zijn de drie parkwoningen ontwikkeld aan het Hogepad.

2.3 De Aanwezige Functies

2.3.1 Inleiding

De wijk Friesegracht heeft vooral een woonfunctie. Verspreid door de wijk komen ook werklocaties, winkels en maatschappelijke voorzieningen voor. Op onderstaande functiekaart worden de voorkomende functies globaal aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00033-0004_0003.jpg"

2.3.2 Wonen

In het plangebied Friesegracht wonen ongeveer 1.400 mensen. In totaal staan er ca. 500 woningen. De wijk is opgebouwd uit 62% koopwoningen en 38% huurwoningen. Het percentage koopwoningen ligt hiermee hoger dan het gemiddelde percentage koopwoningen in Harderwijk (circa 58%). Het merendeel van de woningen betreft eengezinswoningen. Ten opzichte van overige wijken in Harderwijk zijn de leeftijdsgroepen 45 tot 65 jaar en 65 jaar en ouder sterker vertegenwoordigd. Ook kent de wijk een groot aandeel huishoudens zonder kinderen, waarbij - zoals uit voorgaande gegevens blijkt - het met name gaat om oudere huishoudens. Verhoudingsgewijs kent de wijk Friesegracht een groot aandeel (oudere) vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen. De gemiddelde WOZ-waarde van de in de wijk Friesegracht staande woningen is aanmerkelijk hoger dan het Harderwijker gemiddelde.

2.3.3 Voorzieningen en detailhandel

Langs de Stationslaan bevinden zich drie kerken, die ook nog als zodanig in gebruik zijn. Het zijn (van noord naar zuid) de Plantagekerk (op de hoek met de Friesegracht), de Nieuwe Kerk en de kerk op de hoek met de Verkeersweg. Aan de Houtkamp bevindt zich basisschool De Veste ende Stichting Welzijn Ouderen (SWO). Verspreid door de wijk bevinden zich enkele kantoren en praktijken, meestal in combinatie met een woning.

In het noorden van het plangebied bevinden bevindt zich een winkelcomplex. Dit winkecomplex wordt doorsneden door de Luttekepoortstraat en is een 'uitloper van het winkelgebied van de binnenstad. Hier is tevens een supermarkt gevestigd..

2.3.4 Werken

De werklocaties in het plangebied Friesegracht concentreren zich aan de Johanniterlaan. In dit deel bevinden zich diverse kantoren en dienstverlenende bedrijven, waaronder onder andere een kantoor van de ING Bank, Meerkanten en een vestiging van TNT-post. In het voormalige Groene Kruisgebouw aan de Frisialaan bevindt zich een centrum voor persoonlijke ontwikkeling.

2.3.5 Verkeer en vervoer

De wijk wordt verkeerskundig globaal begrensd door de Selhorstweg, de Luttekepoortstraat, de Vitringasingel, de Stationslaan en de Verkeersweg. De Stationslaan, de Selhorstweg en een deel van de Luttekepoortstraat vallen binnen dit bestemmingsplan, de andere straten niet.

2.3.6 Groen

Hoewel het plangebied direct grenst aan de binnenstad is het merendeel van de huizen relatief jong. Aan het begin van de 20ste eeuw bevonden zich op de vruchtbare gronden rondom de binnenstad vele kwekerijen. De eerste uitbreidingen van de stad aan het begin van de eeuw vonden daarom vooral nabij het station plaats. Geleidelijk aan raakte ook dit deelgebied bebouwd; in eerste instantie langs de Frisialaan. Pas in de jaren '80 zijn de woningen in het gebied tussen de Frisialaan en het Hogepad gebouwd.

Dwars door de het plangebied loopt een parkstrook. Dit park volgt de loop van de oude beek de Sypel. Aan de rand van het park ligt het Hogepad, deze vormt een belangrijke langzaamverkeersroute richting de binnenstad. Omdat het in de jaren '80 ontbrak aan financiële middelen om het gehele park aan te leggen werd een deel van het gebied ingericht als volkstuinencomplex.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00033-0004_0005.jpg"

Het park maakt deel uit van een groter groengebied de 'Groene Long', waartoe ook het Plantagepark en het Sypelgebied behoren. Diverse ruimtelijke ontwikkelingen rond 1995 waren aanleiding voor het opstellen van één integrale ontwikkelingsvisie voor de Groene Long. In het plan uit 1995 werd uitgegaan van het verplaatsen van de volkstuinen naar de Groene Zoom in Drielanden. Daarin werd gesproken over een termijn van 5 jaar. In de 15 jaar die inmiddels zijn verstreken, is er nog steeds geen zicht op verplaatsing.
De mogelijkheden daartoe ontbreken tot op heden zowel op ruimtelijk als op financieel gebied. Bovendien is de behoefte aan verplaatsing bij de huidige gebruikers van de volkstuinen in het park niet echt aanwezig. Deze volkstuinen voorzien op deze centraal gelegen plaats nog steeds in een grote behoefte, terwijl het karakter van de 'Groene' Long hierdoor niet echt wordt aangetast.

In 2007 is het park gerenoveerd. Ondanks het tijdelijke karakter van de aanwezigheid van de volkstuinen is de renovatie van het volkstuinencomplex meegenomen in de revisieplannen. Deze maatregelen hebben geleid tot een betere integratie van het volkstuinencomplex in het park. De volkstuinen vervullen een sociale en recreatieve functie en vormen een verwijzing naar de voormalige kwekerijen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de verschillende ruimtelijke beleidsvelden belicht. Het kan daarbij gaan om rijksbeleid, provinciaal en/of gemeentelijk beleid, maar ook om beleid van andere organisaties, zoals het waterschap.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Nota Ruimte voor ontwikkeling

In de Nota Ruimte staat het simpeler en sneller tot ontwikkeling en uitvoering brengen van ruimtelijke projecten centraal. Het Rijk houdt sterke bemoeienis met projecten en ontwikkelingen betreffende de ruimtelijke hoofdstructuur. Daarbuiten treedt het Rijk meer terughoudend en selectief op. Wel wordt een zekere te handhaven (ruimtelijke) basiskwaliteit omschreven. De verdere invulling ligt vooral bij provincies, regio's en gemeenten.

Wat betreft verstedelijking wordt ingezet op bundeling en nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied. Nieuwe ontwikkelingen worden zoveel mogelijk aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Verder stimuleert het rijk herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen. De stedelijke ruimte dient zo optimaal mogelijk te worden benut. Verder dient rekening te worden gehouden met recreatieve waarden, het groen en het water. Regionale afstemming is noodzakelijk.

3.2.2 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 kiest voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water (groenblauw raamwerk', maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur. Voor Harderwijk betekent dit dat de regionale centrumfunctie wordt voortgezet en geïntensiveerd. Harderwijk kan zich profileren als een krachtige en aantrekkelijke stad op het gebied van wonen, werken en voorzieningen. Aandacht gaat daarbij uit naar binnenstedelijke transformatieprocessen en bereikbaarheid, gekoppeld aan de potenties van het knooppunt station Harderwijk, Waterfront en de opwaardering van de N302.

3.2.3 Structuurplan Harderwijk 2020

Op basis van een interactief Stadsforum is in 2003 de Stadsvisie Harderwijk 2020 opgesteld. Deze visie is door de gemeente vertaald in een ruimtelijk plan: Structuurplan Harderwijk 2020. Dit structuurplan geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van Harderwijk aan tot circa 2020 en is op 15 juni 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Hiermee vervangt het plan de Ontwikkelingsvisie Harderwijk uit 1998.

Centraal in het structuurplan staat dat Harderwijk een stad is met kwaliteiten. Harderwijk is prachtig gelegen, tussen de randmeren en de Veluwe en centraal in het land. De historische binnenstad is uitnodigend. Het Dolfinarium is een attractie van de eerste orde, maar voor een blijvende toeristische betekenis een te smalle basis. Ingezet wordt daarom op versterking van de kwaliteiten: het water, de Veluwe en de binnenstad.

3.2.4 Stadsvisie 2031

In 2010 is de Stadsvisie Harderwijk 2031 vastgesteld. De Stadsvisie Harderwijk 2031 is gemaakt om een ontwikkelingsrichting voor de stad te bepalen op het gebied van voorzieningen, werkgelegenheid, woonklimaat en bereikbaarheid. Hierbij moeten strategische keuzes worden gemaakt. De visie is integraal. Dit betekent dat er nadrukkelijk wordt gekeken naar de onderlinge samenhang tussen de ruimtelijke, sociale en economische beleidsvelden. De visie is een uitgangspunt voor de intensieve samenwerking tussen bestuur, bevolking, bedrijfsleven, instellingen, organisaties en andere overheidsinstanties.

3.3 Woonbeleid

3.3.1 Woonvisie Harderwijk 2010

Het woonbeleid van de gemeente Harderwijk is verwoord in de Woonvisie Harderwijk 2010 (vastgesteld door de gemeente in maart 2004). Het streven is erop gericht om op elke locatie van enige omvang de volgens de woonvisie gewenste woningdifferentiatie (verdeling huur/koop en naar prijsklassen) te realiseren. Bij inbreidingslocaties speelt daarnaast mee dat de woningbouw ook moet bijdragen aan een meer gevarieerd woningaanbod in de betreffende wijk. Zowel in de woonvisie als in het door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde collegeprogramma snoeien, bloeien en groeien worden voor de wijk Friesegracht geen woningbouw- c.q. herstructureringsplannen benoemd.

3.3.2 Masterplan Wonen, zorg en welzijn Harderwijk

Op 17 april 2008 heeft de gemeenteraad het 'Masterplan wonen, zorg en welzijn Harderwijk' vastgesteld. Het masterplan is opgebouwd uit twee delen. Het eerste deel bevat de gezamenlijke visie op de voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg en de afspraken die de spelers met elkaar aangaan. Het tweede deel heeft betrekking op het ontwikkelingsplan voor een termijn van een aantal jaren, waarin een vooruitblik wordt gegeven op het concrete voorzieningenaanbod.

Het masterplan geeft ook aan hoe de koppeling tussen wonen, zorg en welzijn ruimtelijk gestalte kan krijgen, namelijk via het zogenoemde STAGG 1 model en daaraan gekoppeld de woon-zorgzone. Het STAGG model gaat ervan uit dat op wijkniveau voldoende voorzieningen beschikbaar zijn voor de zorgvragers. De woon-zorgzone is een uitvloeisel van deze visie. Rondom wijksteunpunten zijn verschillende woon-zorgvoorzieningen gegroepeerd, van licht tot zwaar. In het wijksteunpunt zijn diensten beschikbaar, zowel haal- als brengdiensten.

Dit alles veronderstelt verder een voldoende aanbod aan geschikte woningen en woonvoorzieningen, de nabijheid van voorzieningen als winkels en een toegankelijke en veilige openbare ruimte. Op termijn zijn vijf wijksteunpunten voorzien in Harderwijk, waarbij het masterplan voor het centrum van de stad (Binnenstad, Waterfront, Zeebuurt en Friesegracht) uitgaat van één wijksteunpunt. Een wijksteunpunt is een uitvals- en ontmoetingsbasis voor zorg- en dienstverlening in de wijk voor mensen die ondersteuning nodig hebben. Deze wijksteunpunten zullen niet van de ene op de andere dag een feit zijn; het is een proces dat zich uitstrekt over minstens een decennium.

  1. 1. De Stichting Architectenonderzoek Gebouwen Gezondheidszorg

3.4 Archeologie En Monumentenbeleid

3.4.1 Nota Cultuurhistorie

In 2008 heeft de gemeente de nota Cultuurhistorie vastgesteld. Uitgangspunt in de nota is om de fysieke cultuurhistorie te behouden en te beschermen. Cultuurhistorische waardevolle panden zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijke monumenten. Deze worden sectoraal beschermd door de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke Monumentenverordening. Bijzonder cultuurlandschap wordt beschermd in de betreffende bestemmingsplannen.

3.4.2 Archeologienota

De gemeente Harderwijk heeft in 2008 ook de Archeologienota Harderwijk vastgesteld. Bij een hoge en middelmatige verwachtingswaarde moet bij planontwikkelingen rekening worden gehouden met archeologische belangen. Op de archeologische verwachtingskaart is de wijk Friesegracht aaageduidt met een middelmatige verwachting. In 2010 is de archeologische verwachtingskaart geactualiseerd (Raap rapport 2050). Hierin heeft de wijk Friesegracht twee verwachtingszones. Een archeologische waardevolle zone en zone met een middelhoge verwachting.

Op grond van artikel 40 van de Monumentenwet 1988 kan bij bestemmingsplan worden bepaald, dat een aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit (bouwvergunning) of een omgevingsvergunning voor het uivoeren van een werk (aanlegvergunning), een rapport over de archeologische waarden dient te overleggen. Aan de omgevingsvergunning kunnen indien nodig archeologische voorschiften worden verbonden. Op grond van artikel 41a van de Monumentenwet 1988 geldt deze verplichting niet bij projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m2 . De gemeenteraad kan een afwijkende oppervlakte (zowel naar boven als naar beneden) vaststellen.

In de archeologische verwachtingskaart wordt geadviseerd om voor een middelhoge verwachtingswaarde de oppervlakte te verruimen naar 1.000 m2 . Voor de archeologische waardevolle gebieden wordt geadviseerd om de oppervlakte te verkleinen naar 30 m2 . Sinds 1 oktober 2010 kan op grond van de Wabo in archeologische zones, op het achtererfgebied vergunningsvrij tot 50 m2 worden gebouwd. Daarom wordt geadviseerd om een grens van 50 m2 te hanteren.

3.5 Welstandsbeleid

In de welstandsnota van Harderwijk wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving. Binnen de welstandsnota wordt bij bouwkundige ingrepen onderscheid gemaakt naar verschillend type criteria: sneltoetscriteria, objectcriteria en gebiedsgerichte criteria.

3.5.1 Sneltoetscirteria

De kleine bouwactiviteiten, zoals het plaatsen van een dakkapel, het bouwen van een aan- of uitbouw of het plaatsen van een erfscheiding, zijn ofwel vergunningvrij of vallen binnen de sneltoetscriteria.

3.5.2 Objectcriteria

Deze criteria zijn objectief bepaalbaar en kenbaar. Bij grotere bouwingrepen wordt teruggevallen op de gebiedsgerichte criteria of er zullen aparte beeldkwaliteitplannen worden gemaakt, die door vaststelling door de raad, onderdeel worden van de Harderwijkse welstandsnota.

3.5.3 Gebiedsgerichte criteria

Friesegracht wordt van de oude binnenstad gescheiden door de dragers Vitringasingel en de Luttekepoortstaat. Los van het feit dat de wijk Friesegracht tegen de oude binnenstad ligt, staan er ook een paar monumenten in dit plangebied. Verder wordt de wijk Friesegracht ingeklemd door de dragers, Stationslaan, Verkeersweg en de Selhorstweg. Aan de buitenkant van dit plangebied gelden daarom zwaardere welstandseisen, terwijl aanpassingen en verbouwingen in de binnengebieden zich goed moeten voegen in de karakteristiek van de omgeving. Met de komst van de Wabo, per 1 oktober 2010, geldt voor een groot deel van de reguliere bouwactiviteiten geen preventieve welstandstoetsing meer. Dat betekent dat vooral in de binnengebieden zich ontwikkelingen kunnen voordoen die de uitstraling en ligging van bebouwing in relatie tot de omgeving negatief kunnen beïnvloeden.

3.6 Milieubeleid

Milieubeleidsplan 2009-2012

Het milieubeleid van de gemeente Harderwijk is verwoord in het Milieubeleidsplan 2009-2012 (vastgesteld door de gemeenteraad op 10 september 2009). Verschillende gebieden in Harderwijk worden ontwikkeld, gerevitaliseerd of zelfs getransformeerd. Door het relatief kleine oppervlak van de gemeente Harderwijk liggen milieugevoelige bestemmingen vaak in de directe nabijheid van milieubelastende bronnen. De leefbaarheid, veiligheid en de gezondheid van bewoners en gebruikers komt hierdoor regelmatig onder druk te staan. Om de leefbaarheid, gezondheid en de veiligheid van de inwoners van de gemeente te waarborgen en te verbeteren moeten knelpunten worden aangepakt. Bovendien is het ook onze taak om toekomstige knelpunten te voorkomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is de milieukwaliteit vooraf niet altijd bekend binnen een gebied. Daarnaast ontstaat de visie vanuit milieuoogpunt vaak pas tijdens een ruimtelijk ontwikkelingstraject.

De tendens in de milieuwetgeving is dat het aspect gezondheid steeds belangrijker wordt. Om de gezondheidseffecten van een ruimtelijke ontwikkeling inzichtelijk te maken kan een GezondheidsEffectScreening Stad & Milieu (GES) worden uitgevoerd. De GES is een instrument waarmee vooraf inzicht gekregen wordt in de verschillende factoren die van invloed zijn op de gezondheid van onder andere de (toekomstige) bewoners. Het geeft een goed beeld van de gezondheidskundige knelpunten en kansen bij stedebouwkundige, herstructurerings- of verkeersplannen. Per milieufactor komt er een uitspraak over de milieugezondheidskwaliteit (de GES-score). De GES kent 9 scores (0 t/m 8). De score kan uiteenlopen van zeer goed (score 0) tot zeer onvoldoende (score 8).

3.7 Waterbeleid

Het belang van water als ordenend principe binnen de ruimtelijke planvorming neemt snel toe. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten hebben in 2001 een startovereenkomst getekend met als doel de watersystemen op orde te krijgen en te houden. De startovereenkomst voorziet in de opstelling van regionale stroomgebiedsvisies waarin het toekomstige waterbeheer, in relatie tot de ruimtelijke ordening, wordt aangegeven.

Waterbeleid 21ste eeuw

Met het Waterbeleid 21ste eeuw speelt het Rijk in op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21ste eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd.

Dit zijn de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms in een stroomgebied wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden, als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterplan Harderwijk 2006-2009

Het Waterplan Harderwijk is een gezamenlijk plan van de gemeente Harderwijk en het waterschap Veluwe. Met dit plan willen beide partijen samen met burgers, verenigingen en andere betrokkenen verder werken aan het verbeteren van het water in Harderwijk. De hoofddoelstelling van het Waterplan Harderwijk is: 'In beeld te brengen en uitvoeren van de benodigde maatregelen voor het realiseren en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond functionerend watersysteem met het oog op een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving'. In dit Waterplan is onder meer een Kansen- en knelpuntenkaart opgenomen en een Visiekaart. De wijk Friesegracht staat op de Kansen- en knelpuntenkaart als een gebied dat deels valt binnen de grondwaterfluctuatiezone. In dit gebied is extra aandacht nodig gezien de in de toekomst te verwachten hogere grondwaterstanden. Op de Visiekaart is voor de Friesegracht het herstel van de oude beekloop de Sypel aangegeven. De visie reikt tot 2050, dus speelt het mogelijk pas op de langere termijn. Verder geldt voor alle wijken met een gemengd rioolstelsel dat herstructureringsprojecten gecombineerd worden met het afkoppelen van hemelwater.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00033-0004_0006.png"

3.8 Groenbeleid

Hoofddoelstelling van beleid is de hoofdstructuur van stedelijk groen (de Groene Mal) in stand te houden en te versterken. Hier zal niet worden gebouwd en worden ontbrekende schakels hersteld. Voor het plangebied Friesegracht vormt het park een onderdeel van de Groene Long, waarbij het Plantage park, het park Friesegracht en het Sypelgebied een aaneengesloten groengebied vormen.

3.9 Verkeers- En Vervoersbeleid

Het gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan (9 december 2010) beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid in relatie tot de toekomst van Harderwijk. Met het thema Bereikbare stad in de Ontwikkelingsvisie Harderwijk wil de gemeente de ligging van Harderwijk benutten met goede aansluitingen op het externe systeem van autowegen, spoorlijnen en vaarwegen. Maatregelen hiertoe zijn het verbeteren van de infrastructuur (met woonkernen in de omgeving) en de aansluiting op interregionale vervoersassen. Het verbeteren van de infrastructuur zal nadrukkelijk een bijdrage leveren aan het lokale en regionale verkeers- en vervoersbeleid dat gericht is op beïnvloeding van de vervoersmiddelenkeuze richting openbaar vervoer en langzaam verkeer.

Enerzijds gaat het om de afstemming met andere beleidssectoren en anderzijds wordt invulling gegeven aan diverse onderliggende deelplannen, zoals de categorisering van wegen, verkeersveiligheid, openbaar vervoer en parkeren.

3.10 Economisch Beleid

Het economische beleid is gericht op het optimaal benutten van de beschikbare ruimte en het bieden van meer uitgesproken, gedifferentieerde werkmilieus. Verder wordt er ruimte geboden aan kleinschalige werkgelegenheid in de woonomgeving, waar dat kan (functiemenging). De milieuhinder van bestaande en nieuwe bedrijvigheid dient tot een zo laag mogelijk niveau te worden beperkt, terwijl milieuhinderlijke activiteiten dienen te worden geweerd uit de directe woonomgeving.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieu

4.1.1 Geluid

De voor 'geluidhinder wegverkeer' meest relevante wegen liggen om het plangebied van het bestemmingsplan Friesegracht. Om het plangebied liggen drie wegen waar een 50 km/uur-regime geldt en die een geluidsaandachtszone hebben. Het gaat om de Stationslaan, de Verkeersweg en de Selhorstweg. De aandachtszone is 200 meter. Bij ontwikkeling van geluidgevoelige bestemmingen binnen de aandachtszones moet zonder meer akoestisch onderzoek worden uitgevoerd.

In artikel 76 Wet geluidhinder staat omschreven dat bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan de waarden uit de Wet geluidhinder in acht genomen moeten worden. Voor wegverkeer is dit de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Hierbij geldt voor de 30 km/uur zones geen onderzoeksplicht ten aanzien van weglawaai. Voor spoorweglawaai is de voorkeursgrenswaarde 55 dB. Lid 4 van artikel 76 geeft echter aan dat dit niet van toepassing is, wanneer de wegen en woningen al aanwezig zijn.

In afbeelding 7 is de milieugezondheidskwaliteit in het plangebied, veroorzaakt door wegverkeerslawaai, weergegeven. In het plangebied wordt nergens aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00033-0004_0007.jpg"

Afbeelding 7: Milieugezondheidskwaliteit wegverkeerslawaai

De Bleek

De bewoners van de Bleek ondervinden geluidoverlast van wegverkeerslawaai. In het verleden is de snelheid verlaagd van 50 naar 30 km/uur. Dit heeft echter nog niet het gewenste resultaat opgeleverd. De omwonenden hebben aangegeven nog steeds veel overlast te ondervinden. In 2008 is onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting en de luchtkwaliteit ter plaatse. Hierin wordt geconstateerd dat geluidbelasting 63-65 dB is. De milieugezondheidskwaliteit voor geluid is onvoldoende (Ges-score 6).

Bij de ontwikkelingen in dit gebied moet met name langs de Selhorstweg worden voorkomen dat er canionvorming ontstaat. De bouw van aaneengesloten bebouwing langs de Selhorstweg moet worden voorkomen.

4.1.2 Luchtkwaliteit

Inleiding

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn normen (grenswaarden en plandrempels) vastgesteld voor onder andere de concentraties zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (fijn stof (PM10)), koolmonoxide (CO) en benzeen (C6H6) in de lucht. Deze normen zijn gebaseerd op waarden die zijn opgenomen in de diverse richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.

Wet milieubeheer, hoofdstuk 5

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer wordt gestreefd naar meer flexibiliteit als het gaat om de koppeling van luchtkwaliteitseisen en ruimtelijke ontwikkelingen. Deze flexibiliteit is met name terug te vinden in een verdeling in projecten die wel of niet In Betekenende Mate (IBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Projecten die meer dan 3% bijdragen aan de luchtkwaliteit zijn opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) waarin afspraken staan over een pakket aan maatregelen.

Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen

In het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen is opgenomen dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen geen kwetsbare groepen binnen 300 meter van een rijksweg of 50 meter van een provinciale weg geplaatst mogen worden wanneer de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden overschreden. Tevens moet er terughoudend worden omgegaan wanneer de grenswaarden niet overschreden worden.

Harderwijk heeft dit besluit aangescherpt door binnen 50 meter van zowel provinciale als de rijksweg geen nieuwe scholen (basisonderwijs, voorgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen), kinderdagverblijven, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen te bouwen (ongeacht of de grenswaarden wel of niet worden overschreden). Voor de contour van 50 tot 300 meter van de rijksweg moeten er zwaarwegende financiële, landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige of vervoerskundige redenen zijn om deze functies binnen de contour te plaatsen.

In het plangebied of in de directe nabijheid daarvan liggen geen provinciale wegen of een rijksweg met bijbehorende contouren.

De Bleek

In noorden van het plangebied ligt de Bleek. Dit terrein is in het begin van de 21ste eeuw bebouwd met hoogbouw aan beide zijden van de weg. Aangezien de verkeersdruk op deze weg aanzienlijk is en de gebouwen dicht op de weg geprojecteerd zijn blijven uitlaatgassen relatief lang hangen. Ondanks het feit dat er op de Bleek voldaan wordt aan de door de Wet luchtkwaliteit gestelde grenswaarden geven de bewoners aan dat zij 'overlast' ervaren van de luchtkwaliteit.

Geur

Geurproblematiek is niet aan de orde binnen de plangrenzen van Friesegracht.

4.1.3 Bodem

De Bodemgesteldheid in het plangebied Friesegracht is geschikt voor het huidige gebruik. Echter, door de aanwezigheid van verschillende bedrijven in het verleden zijn her en der (rest)verontreinigingen in zowel de grond als het grondwater aanwezig. Een volledige sanering van bestaande verontreinigingen is vaak met behoud van de bestaande bebouwing niet goed mogelijk en meestal ook niet nodig. Bij vernieuwing en nieuwbouw in de Friesegracht moet echter wel aan de wettelijke normen worden voldaan. Op deze locaties moet bij eventuele planvorming in de toekomst rekening worden gehouden met aanwezige bodemverontreiniging; indien noodzakelijk vindt er bodemsanering plaats teneinde aan de geldende normen te voldoen.

Een aantal onderzoeken binnen het plangebied Friesegracht zijn verouderd (ouder dan vijf jaar). In het geval van herontwikkeling/herinrichting/nieuwbouwprojecten is het dan noodzakelijk nieuw onderzoek te laten uitvoeren conform de NEN-5740. Voor grondverzet kan, naast een Ap-04- onderzoek conform het bouwstoffenbesluit, in overleg met het bevoegd gezag, gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart annex bodembeheerplan.

Een overzicht van de uitgevoerde onderzoeken en afgevulde HBO-tanks is opgenomen als Bijlage 1.

Bouwvergunningen in de Friesegracht

Indien bij nieuwbouw gronden moeten worden ontgraven moet rekening worden gehouden met het feit dat de vrijkomende grond niet schoon is en dat deze grond niet zonder meer elders kan worden toegepast.

Onttrekken grondwater

Er mag geen verontreinigd grondwater worden onttrokken zonder toestemming van de provincie Gelderland (uitgebreide procedure).

4.1.4 Externe veiligheid

Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld ammoniak en LPG) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving omdat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten nodig zijn.

Externe veiligheid kent twee belangrijke toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering en zijn niet effectgericht. Dat betekent dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen merkbaar zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Bedrijven

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn risiconormen opgenomen voor bedrijven met gevaarlijke stoffen voor een aangewezen groep bedrijven. Deze risiconormen gelden zowel voor besluiten conform de Wet milieubeheer als de Wet ruimtelijke ordening. Bij het Bevi hoort de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), de Revi regelt de uitvoering van het Bevi.

In het Bevi zijn twee veiligheidsnormen voor de omgeving van risicobronnen opgenomen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico van 10-6 jaar (een kans van 1 op een miljoen per jaar) is voor kwetsbare objecten een grenswaarde en voor beperkt kwetsbare objecten een richtwaarde. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar een verantwoordingsplicht.

Het Bevi is slechts van toepassing op specifiek in het besluit aangewezen categorieën van bedrijven. Aan de rand van het plangebied ligt een LPG-tankstation aan de Verkeersweg. Dit bedrijf valt onder het Bevi. Het invloedsgebied voor het groepsrisico ligt over het plangebied Friesegracht. Het plangebied ligt buiten de contour voor het plaatsgebonden risico van het LPG-tankstation. Daarentegen ligt de 150 meter contour (groepsrisico) wel over de Friesegracht. Er zijn geen gegevens bekend over het niveau van het groepsrisico. Er is tot nu geen risicoanalyse uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00033-0004_0008.png"

Afbeelding 8: invloedsgebied LPG tankstation

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen uit 2004 van toepassing. Het regime voor de toepassing van de circulaire is vergelijkbaar met het Bevi. Dat geldt met name voor de normen voor het plaatsgebonden risico en de afweging van het groepsrisico (inclusief zelfredzaamheid en hulpverlening) en de lijst van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De circulaire is een voorbode van wettelijke risiconormering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

De circulaire schrijft geen vaste veiligheidsafstanden voor. De afstanden zijn afhankelijk van de aard en hoeveelheid van de vervoerde gevaarlijke stoffen. In Harderwijk liggen drie transportroutes waar gevaarlijke stoffen over worden vervoerd die risico's opleveren: de A28, de N302 en de spoorlijn. De overige wegen leveren geen relevante risico's op. De aard en hoeveelheid gevaarlijke stoffen die over de randmeren worden vervoerd leveren ook geen relevante risico's op voor Harderwijk.

In het plangebied of in de directe nabijheid daarvan liggen geen transportroutes met bijbehorend invloedsgebied.

Buisleidingen

Voor buisleidingen gelden twee circulaires: 'Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' uit 1984 en de 'Circulaire zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie' uit 1991.

In de gemeente Harderwijk ligt een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie. De aardgasleidingen van de Nuon zijn geen hogedruk leidingen en voor externe veiligheid niet relevant. Transportleidingen voor brandbare vloeistoffen liggen niet in de gemeente Harderwijk. Wel ligt er een aardgastransportleiding, met bijbehorend invloedsgebied, van de Gasunie in Harderwijk. Belangrijk hierbij is dat een invloedsgebied rond een hogedruk aardgastransportleiding geen formeel vastgestelde zone is, maar een regionaal afgesproken zone.

De hogedruk aardgastransportleiding met bijbehorend invloedsgebied van de Gasunie ligt niet in het plangebied of in de directe nabijheid daarvan.

4.1.5 Klimaat en energie

Om de klimaatverandering tegen te gaan heeft het Rijk ingezet op een energiebesparing van 2% per jaar. Daarnaast moet 20% van de gebruikte energie in 2020 duurzaam zijn en zal de uitstoot van broeikasgassen gereduceerd moeten zijn met 30% (ten opzichte van 1990). Om dit structureel te bereiken zetten gemeenten, provincies en Rijk zich in op verschillende vlakken.

De gemeente Harderwijk heeft zich aan deze doelstellingen gecommitteerd en heeft in het milieubeleidsplan beleidsdoelen opgenomen om de leefomgeving klimaatbestendig te maken. Met behulp van 6 thema's waaronder woningbouw moet een bijdrage geleverd worden. Om innovatie te stimuleren wordt landelijk de EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) voor nieuwe woningen aangescherpt. Anticiperend op het landelijk beleid zal binnen de gemeente Harderwijk de EPC ten opzichte van het vigerende bouwbesluit met 10% verlaagd worden.

Op het gebied van duurzaamheid valt heel veel te winnen binnen de Friesegracht. De wijk bestaat voornamelijk uit oudere woningen.

4.2 Watertoets

Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21ste eeuw' is een watertoets verplicht gesteld bij de ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Hetgaat daarbij onder meer om aspecten als:

  • voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer);
  • voorkomen van wateroverlast en afwenteling van wateroverschotten op anderen;
  • voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond);
  • het garanderen van de veiligheid (overstroming);
  • het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden.

De watertoets is niet alleen een toets, maar is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen en besluiten. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat op een of andere wijze effect kan hebben op het watersysteem (oppervlaktewater, grondwater of waterkeringen) is verantwoordelijk voor het opnemen van een waterparagraaf in het betreffende plan. In de waterparagraaf dient de initiatiefnemer het wateradvies van de waterbeheerder(s) op te nemen, de afwijkingen hiervan te motiveren (afwegen) en eventuele compenserende of mitigerende maatregelen voor te stellen. In overleg met Waterschap Veluwe zijn de volgende thema's als relevant benoemd voor dit bestemmingsplan.

  • afkoppelen;
  • voorkomen van grondwateroverlast;
  • beleving.

Afkoppelen

De gemeente Harderwijk zal in de wijk Friesegracht verhard oppervlak afkoppelen van het gemengde stelsel waar dat haalbaar is. In de praktijk betekent dat: bij grootschalige ingrepen in het openbaar gebied zoals rioolvervanging, herstructurering en vervanging van wegen. Hierbij wordt het afgekoppelde hemelwater geborgen en geïnfiltreerd in (een combinatie van) IT-riolen en wadi's. Hiervoor geldt een bergingsnorm van 10 mm. Daarboven worden neerslagoverschotten waar mogelijk afgevoerd naar oppervlaktewater; in de toekomst kan hier ook de Sypel voor worden gebruikt. Daarbij geldt als norm dat de watergang niet overstroomt bij een bui die één keer per honderd jaar kan voorkomen. Mogelijk kan in de toekomst ook overtollig hemelwater worden afgevoerd naar het oppervlaktewaterstelsel in de wijk Friesegracht. Hemelwateroverschotten die niet via het oppervlaktewaterstelsel kunnen worden afgevoerd, worden afgevoerd via het gemengde rioolstelsel.

Voorkomen van grondwateroverlast

Het zuidelijk deel van het de wijk Friesegracht ligt in de grondwaterfluctuatiezone. De verwachte grondwaterstijging kan in dit gebied tot overlast leiden. Om dit te voorkomen, zal in de toekomst, waar nodig, overtollig grondwater worden afgevangen en afgevoerd naar het oppervlaktewaterstelsel in het plangebied Friesegracht. Om de stijging van het grondwater te kunnen monitoren is in 2009 een grondwatermeetnet opgezet.

Beleving

Om de beleving van water te vergroten, kan de oude beekloop Sypel bovengronds worden gehaald. Bij de inrichting wordt rekening gehouden met het feit dat deze niet permanent watervoerend zal zijn. Indien mogelijk, wordt de watergang benut voor het opvangen van afgekoppeld hemelwater. Wadi's worden gerealiseerd in openbaar gebied. Dit vergroot het besef van hoe de gemeente Harderwijk in stedelijk gebied omgaat met water.

Deze wateraspecten zijn uitgewerkt in het concept watertoetsdocument dat is voorgelegd aan het Waterschap Veluwe. Het waterschap heeft vervolgens in een formeel wateradvies aangegeven dat zij geen opmerkingen heeft.

4.2.1 Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015

In dit plan heeft het waterschap leidende principes geformuleerd voor het waterbeheer.

Dit zijn:

watersysteembenadering:

  • per stroomgebied zal het waterschap aangeven welke mogelijkheden het watersysteem biedt aan diverse gebruiksvormen en wat de gevolgen zijn, indien voor een bepaalde vorm wordt gekozen;

waterketenbenadering:

  • een optimale dimensionering van het geheel van rioleringssysteem, afvalwatertransportsysteem en zuiveringsinstallatie wordt nagestreefd, uitgaande van een brongerichte benadering (zoveel mogelijk water in het systeem houden); in bebouwd gebied komen watersysteem- en waterketenbenadering bij elkaar;

veiligheid:

  • bescherming tegen hoog water en beperken van wateroverlast;

water als mede ordenend principe in de ruimtelijke ordening:

  • studie naar geschikte en minder geschikte locaties voor verschillende vormen van grondgebruik;

geen afwenteling:

  • vasthouden, bergen en dan pas lozen van regenwater;
  • schoon houden (van regenwater, grondwater en oppervlaktewater) in plaats van achteraf zuiveren;
  • een optimale verdeling van water, maar niet tegen elke prijs;

ecologisch gezonde wateren (natte) landnatuur; ook in de stad:

  • de omstandigheden voor plant en dier zijn zodanig dat ze er zich kunnen handhaven, of na verstoring opnieuw kunnen vestigen; in stedelijke gebieden worden de watergangen, waar mogelijk, op een aantrekkelijke wijze ingericht en het beheer en onderhoud wordt mede afgestemd op de aanwezige natuurwaarden.

4.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Friesegracht 2011 is in hoofdzaak een beherend plan met weinig of geen nieuwe ontwikkelingen. De ontwikkelingen die er zijn, betreffen voornamelijk particuliere ontwikkelingen, waarin de kosten anderszins verzekerd zijn. Gezien het bovenstaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de planopzet beschreven voor de belangrijkste beleidsvelden. De beschrijving van de huidige situatie heeft al plaatsgevonden in hoofdstuk twee. Na eerst de uitgangspunten van het plan te vermelden wordt in dit hoofdstuk, voor zover daar sprake van is, stilgestaan bij een aantal nieuwe ontwikkelingen en/of ervaren knelpunten. Vervolgens wordt beschreven op welke wijze daarmee in dit bestemmingsplan wordt omgegaan. Dit kan door middel van kleinschalige oplossingen binnen de bestemming (beheersmaatregelen) of door de introductie van nieuwe of gewijzigde bestemmingen voor meer ingrijpende veranderingen.

5.2 Uitgangspunten

Uitgangspunt van het onderhavige bestemmingsplan is het consolideren van de bestaande situatie. Dit betekent dat de bestaande ruimtelijke opzet gehandhaafd zal blijven. Op een enkele locatie worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Verder bestaan de ontwikkelingen waarin het plan voorziet, voornamelijk uit functieverruimingen zoals voor de kantoorgebouwen aan de Johanniterlaan (toevoegen maatschappelijke functies) en het in het plan opnemen van met vrijstelling vergunde activiteiten en bouwwerken (veelal praktijkruimten). Met dit nieuwe bestemmingsplan ontstaat nu voor elke bewoner in de wijk een gelijke bestemmingsplanregeling die in lijn zijn met de bestemmingsplanregelingen voor wijken die recent geactualiseerd zijn zoals Frankrijk, Stadsdennen en Tweelingstad-Slingerbos. Verder wordt rekening gehouden met de maatschappelijke ontwikkelingen in de loop der jaren. Dit uit zich in het plan, door rekening te houden met de behoefte aan meer woonruimte, de behoefte aan parkeerplaatsen en flexibelere gebruiksmogelijkheden van de woning.

5.3 Wonen

5.3.1 Ontwikkelingen

Woningwijzigingen

De wijk Friesegracht is in hoofdzaak een woonwijk. In de loop van de tijd zijn er bij de gemeente diverse verzoeken binnengekomen om woningen op enigerlei wijze te veranderen en/of te vergroten. Te denken valt aan dakkapellen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Al dan niet met vrijstelling zijn veel van deze verzoeken ingewilligd. Deze verzoeken geven een belangrijke indicatie van de woonwensen in de wijk. Er bestaat behoefte aan meer woonruimte en woonkwaliteit.

Ontwikkelingen
De ontwikkelingen hebben zich de afgelopen jaren beperkt tot het bebouwen van het voormalig parkeerterrein, gelegen op de hoek van de Luttekepoortstraat en De Bleek, bestaande uit winkelruimten met daaronder een parkeerkelder en daarboven appartementen. Ook aan de overzijde (Luttekepoortstraat) zijn winkelruimten met daarboven appartementen gerealiseerd. Tenslotte zijn aan het Hogepad drie nieuwbouwwoningen gerealiseerd.

5.3.2 Beheersmaatregelen

Voor wat betreft aspecten op ruimtelijk gebied van de bebouwing in het algemeen en woongebouwen in het bijzonder, wordt in dit bestemmingsplan een aantal dingen geregeld. Het gaat daarbij vooral om de volgende zaken:
- de grootte van het bouwvlak;
- de grootte en de plaatsing van bijgebouwen;
- de nok- en goothoogte.

Een belangrijke aanleiding voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is het verkrijgen van gelijke mogelijkheden voor woningwijzigingen voor iedereen. In veel gevallen gaat het ook om ruimere mogelijkheden. De belangrijkste wijzigingen betreffen uitbreidingen van de woning. Deze uitbreidingen kunnen aan de voor-, achter- en zijgevel plaatsvinden.

Algemeen uitgangspunt is dat bij woningwijzigingen geen verschil wordt gemaakt tussen huur- en koopwoningen, ook al zullen wijzigingen bij huurwoningen minder vaak voorkomen. Er is gestreefd naar een eenduidige bebouwingsregeling voor het gehele plangebied. De zij- en achtergevel zijn de minst zichtbare gevels van een woning. Aan de achtergevel wordt een uitbreiding toegestaan over de volle breedte van de achtergevel. De diepte van de aan- of uitbouw aan de achtergevel is vrij, maar in totaal mag het bebouwde oppervlak op het achtererf niet meer bedragen dan 50 m². De uitbreiding aan de zijgevel moet 3 meter uit de voorgevelrooilijn blijven en 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens.

Het hoofdgebouw is op de plankaart aangegeven door een afzonderlijk maatvoeringsvlak. Waar in stedenbouwkundige en architectonische zin ruimte is voor een vergroting van het hoofdgebouw, is het maatvoeringsvlak meer naar achteren gelegd. Dit geeft de mogelijkheid het hoofdgebouw over de volle hoogte te vergroten. In het algemeen wordt terughoudend omgegaan met uitbreidingen aan de voorkant ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. Aan de voorgevel is een erker toegestaan, mits de bouwdiepte niet meer bedraagt dan 1,5 meter, de goothoogte lager is dan 3 meter en de breedte niet meer dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning bedraagt. Vrijstaande bijgebouwen kunnen op het zij- of achtererf worden gebouwd, mits het bebouwde oppervlak van het achtererf de 50 m² niet overschrijdt (inclusief aan- en uitbouwen). Voor het zijerf gelden de regels, zoals vermeld bij aan- of uitbouwen.

5.3.3 Nieuwe ontwikkelingen

Binnen het plangebied Friesegracht zijn op dit moment geen (woning)bouwplannen in ontwikkeling. Ook worden voor de komende jaren geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen verwacht. Mocht hiervan alsnog sprake zijn, dan zal voor een dergelijke ontwikkeling een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure worden gevolgd.

5.4 Werken

5.4.1 Ontwikkelingen

Beroepen aan huis

In de maatschappij is een trend waarneembaar in het starten van eigen ondernemingen aan huis. Woonwijken kunnen zo een belangrijke broedplaats worden voor startende bedrijvigheid. Hoewel (nog) gering in aantal, gaan ook steeds meer mensen thuiswerken. Deze ontwikkelingen stellen nadere eisen aan de woning. De beschikbare ruimte, de lichtinval en de inrichtingsmogelijkheden gaan een belangrijke rol spelen. Niet alleen heeft het werken aan huis gevolgen voor de woning, maar ook voor de woonomgeving. Binnen een woonwijk worden deze gevolgen al gauw gezien als overlast, zoals het aantrekken van extra verkeer en het ontstaan van geluidsoverlast. Aan de andere kant kunnen met wonen verenigbare functies een bijdrage leveren aan de levendigheid en de sociale controle in een wijk.

Kantoren Johanniterlaan

De kantoren aan de Johanniterlaan kennen een verscheidenheid aan gebruikers. De instelling voor geestelijke gezondheidszorg Meerkanten is met meerdere activiteiten aanwezig en er bevindt zich ook een chiropractor. Deze ontwikkelingen staan op gespannen voet met de geldende kantoorbestemming. Dit zijn ontwikkelingen die de gemeente mogelijk wil maken. Om dit gebruik op een juiste manier te regelen en dit gebied meer gebruiksmogelijkheden te bieden zal dit gebied worden bestemd als 'Gemengd'. Dit betekent in dit bestemmingsplan dat naast kantoren ook maatschappelijke voorzieningen worden toegestaan. Dit betekent een uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. Bij gewijzigde vaststelling is hierin de nuance aangebracht dat geluidgevoelige functies, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, niet zijn toegestaan. Dit betreffen onder andere scholen, medische kinderdagverblijven en sociaal-medische voorzieningen waarbij sprake is van langdurig verblijf van patiënten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00033-0004_0009.jpg"

5.5 Voorzieningen En Detailhandel

5.5.1 Stichting Welzijn Ouderen (SWO)

De activititeiten van de SWO zullen worden verplaatst naar de wijk Zeebuurt. De vrijgekomen ruimte van de SWO aan de Houtkamp zal een nadere invulling krijgen. De activiteiten van De Veste zullen worden geconcentreerd aan de Houtkamp. Deze concentratie van De Veste op deze locatie is reeds op grond van het huidige bestemmingsplan mogelijk en dat zal in het voorliggende bestemmingsplan niet anders worden. Uit een globale verkenning is gebleken dat de locatie geen uitbreiding van bouwmogelijkheden ten opzichte van het huidige bestemmingsplan verdraagt.

5.5.2 Albert Heijn

Op dit moment worden de mogelijkheden verkend om de supermarkt Albert Heijn aan de Selhorstweg uit te breiden. Deze ontwikkeling is nog in een pril stadium en de haalbaarheid van de plannen moet nog onderzocht worden. Mocht het tot een nieuwe ontwikkeling komen, dan zal hiervoor te zijner tijd een aparte bestemmingsplanprocedure gevoerd worden.

5.6 Verkeer En Vervoer

Het autobezit is vanaf de jaren zeventig verder toegenomen. De parkeernormen van nu liggen hoger dan die tijdens de bouw van de wijk Friesegracht. In de straat Friesegracht hebben niet alle bewoners de mogelijkheid om op eigen terrein te parkeren. Verder is langsparkeren vaak mogelijk. Er is een parkeerschijfzone ingesteld op de straat Friesegracht om langparkeerders die de binnenstad bezoeken of in de binnenstad werken, te weren. De bewoners die geen parkeergelegenheid op eigen terrein hebben, parkeren met een ontheffing op straat. De Luttekepoortstraat wordt aangesloten op de nieuwe Vitringasingel; dit staat beschreven in het bestemmingsplan ‘parkeergarage Houtwal’.

5.7 Groen

5.7.1 Ontwikkelingen

Het groen in de wijk Friesegracht bestaat vooral uit kleinschalig groen. Het park Friesegracht voorziet in de behoefte aan een groen uitloopgebied in de directe nabijheid van de wijk.

Het park kan winnen aan kwaliteit en aan het versterken van sociale functies indien de volkstuinen een definitieve status krijgen. Door het wegvallen van de onzekerheid over het voortbestaan van de volkstuinen groeit bij de vereniging de bereidheid om investeringen te doen in de kwaliteit en het aanzien van het complex.

5.7.2 Beheersmaatregelen

Het structurele groen in de wijk wordt ook als zodanig bestemd en daarmee beschermd. Hier kunnen geen wegen en parkeerplaatsen worden aangelegd. Het kleinschaligere groen in de woonbuurten zelf valt onder de bestemming 'Wonen'. In deze bestemming is het groen dus inwisselbaar voor andere functies, zoals parkeren, speelplaatsen, verkeer of tuin/erf van een woning. Deze flexibiliteit in de bestemming maakt het bijvoorbeeld ook mogelijk om openbaar groen te verkopen aan bewoners. De voorwaarden hiervoor dienen door de gemeente in een beleidsnota te worden verwoord. Een wijziging van groen in een andere functie zal uiteraard gepaard dienen te gaan in overleg met de bewoners. Dit gaat onder de verantwoordelijkheid van het betreffende beleid (bijvoorbeeld verkeer). Overigens is het omgekeerde ook mogelijk: parkeerplaatsen die worden omgezet in groen of speelvoorzieningen. Al naar gelang de behoefte aan speelvoorzieningen in een woonbuurt is het mogelijk om binnen de bestemming 'Wonen' speelvoorzieningen aan te leggen. Voorwaarde hiervoor is dat het met de bewoners wordt gecommuniceerd. In de bestemming 'Groen' is de aanleg van speelvoorzieningen ook mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00033-0004_0010.jpg"

5.8 Water

5.8.1 Algemeen

Het plangebied ligt tegen de buitenrand aan ten zuiden van de historisch binnenstad en valt binnen bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 23 ha groot. Het betreft een bestaande wijk met voornamelijk woonerven (70%), bedrijven/winkels (15%) en park met volkstuinen (15%). Het bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.

De bodem is zandig en, uitgaande van ervaringsgegevens, goed doorlatend. Er zijn enkele bodem- en grondwaterverontreinigingen in het plangebied bekend.(Zie Bijlage 1)

5.8.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewaterstructuur aanwezig. Op historische kaarten uit 1570 is de oude beekloop 'de Sypel' als zijtak van de Hierdensche beek, aangegeven. Deze beek liep langs de Graaf Ottolaan door het plangebied heen tot in de binnenstad (Hortuspark). Op een kaart uit 1900 eindigt deze beek ergens halverwege het huidige Hortuspark. De beek is door de jaren heen gedempt c.q. vervangen door een rioolbuis. Het is een lang gekoesterde wens om deze oude waterloop weer terug te brengen in het stadsbeeld.

Het park 'Friesegracht' ligt tussen twee stedelijke waterlichamen die buiten het plangebied liggen. Ten noorden van het park loopt de 'Friesegracht' waar het plangebied haar naam aan ontleent. De grens van het plangebied ligt op de insteek van het talud langs de parallelweg 'Friesegracht'. Ten zuiden van het park, aan de overzijde van de Verkeersweg, begint de watergang 'De Couperussingel'.

De Couperussingel is oorspronkelijk mede aangelegd als opvang voor riooloverstorten. Door aanpassingen in de jaren negentig aan het gemeentelijk rioolstelsel is de frequentie van overstorten sterk teruggebracht van een aantal keren per jaar naar 1 maal per 5 jaar. De grondwaterstanden rondom deze singel zijn momenteel zodanig dat het streefpeil van een deel van de singel hoger ligt dan het gemiddelde grondwaterpeil in het omliggende gebied. Het streefpeil wordt kunstmatig op peil gehouden door water uit de Friesegracht naar de Couperussingel te pompen. Parallel aan het Hogepad (door het parkje 'Friesegracht') ligt een persleiding waarmee suppletiewater van de Friesegracht naar de Couperussingel wordt gepompt. Waterschap Veluwe is beheerder van de stadwateren alsmede het gemaal en de persleiding.

Naar aanleiding van dit plan zal geen extra permanent oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater (op termijn incidenteel bij zeer hoge grondwaterstanden of extreem weer).

Door bij eventuele grootschalige herinrichtingen of nieuwbouw de afkoppelbeslisboom toe te passen, geen uitlogende bouwmaterialen toe te passen en de zogenaamde DOB-methode toe te passen met betrekking tot chemische bestrijdingsmiddelen heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de oppervlaktewaterkwaliteit.

Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

5.8.3 Grondwater

Het grondwaterpeil ligt tussen de 130 en 200 cm onder maaiveld. De grondwaterstanden liggen over het algemeen diep genoeg onder maaiveld om nu en in de toekomst geen overlast te veroorzaken. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Het plangebied ligt aan de zuidzijde deels in de grondwaterfluctuatiezone zoals de provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Dit is een zone waarvan de drooglegging door grondwaterstijgingen op langere termijn kritisch kan worden. De aanwezigheid van de Couperussingel ten zuidoosten van het plangebied heeft hier echter een grondwaterregulerende invloed.

Hoger gelegen stadswijken Stadsdennen en Tweelingstad liggen ook in deze zone. Hier is nu nog geen sprake van grondwateroverlast, maar de verwachting is dat dit in de toekomst wel het geval zal zijn als er geen maatregelen worden getroffen. Dit betekent dat op de langere termijn de grondwaterstanden rondom de Couperussingel hoger komen te liggen dan het streefpeil waardoor deze singel niet meer kunstmatig op peil gehouden hoeft te worden en in natte perioden zelfs ingezet kan worden om overtollig grondwater en afgekoppeld hemelwater onder vrij verval af te voeren. Overtollig water dient bij voorkeur via het stedelijk oppervlaktewatersysteem afgevoerd te worden naar het Randmeer. Randvoorwaarde hierbij is dat landelijk afvoernorm niet overschreden mag worden.

Om toekomstige maatregelen voor aanpassing van het stedelijk watersysteem ruimtelijk mogelijk te maken wordt een strook door het park als 'groen' bestemd en zal op termijn worden ingericht als een zaksloot of wadi-achtige terreinverlaging. Op langere termijn kan middels overloopvoorzieningen aan de zuid- en noordzijde van het park periodiek overtollig water uit het eigen plangebied en de hoger gelegen wijken via deze weg worden geborgen c.q. afgevoerd. Vooralsnog zal er geen sprake zijn van permanent watervoerende elementen. Het profiel en tracé is nog niet nauwkeurig bekend, maar zal op basis van praktische inpasbaarheid in de omgeving en logische waterhuiskundige randvoorwaarden nader bepaald worden. De groenzone met een toekomstig incidentele waterfunctie blijft in beheer van de gemeente.

Door genoemde maatregelen zal grondwateroverlast op termijn beheersbaar blijven en grondwater niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld.

5.8.4 Hemelwater

Bij eventuele grootschalige herinrichting of nieuwbouw zal hemelwater binnen het plangebied worden geïnfiltreerd of via een retentie vertraagd worden afgevoerd naar een watergang. Door het toepassen van de afkoppelbeslisboom wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigt. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.

5.8.5 Natuur

Binnen en nabij het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.

5.8.6 Droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA)

Het huidige rioleringstelsel is van het gemengde type zonder overstorten in het plangebied.

Het hemelwater binnen het plangebied wordt grotendeels afgevoerd naar deze riolering. Bij eventuele grootschalige herinrichting en/of particuliere nieuwbouw zal de beslisboom hemelwaterafvoer gehanteerd worden. Met uitzondering van het deelgebied dat in de grondwaterfluctuatiezone is gelegen zal, bij eventuele nieuwe ontwikkelingen, hemelwater binnen het plangebied worden geïnfiltreerd met overstortvoorziening naar watergangen.

Door toepassen van de afkoppel-beslisboom wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt.

Door het plangebied loopt een belangrijke transportriool. Vanwege het risico op milieuschade, gelden voor ontwikkelingen nabij deze transportleiding nadere eisen en randvoorwaarden.

5.8.7 Wateroverlast

Het maaiveld in het plangebied ligt boven de +2 mNAP waarmee ook op lange termijn de veiligheid tegen overstroming vanuit oppervlaktewater is gegarandeerd.

5.8.8 Procedures

Doordat dit plan een consoliderende actualisatie betreft van een bestemmingsplan uit 1977 dat bovendien buiten Keurzones valt, geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft, er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaat worden op oppervlaktewater, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft is, met Waterschap Veluwe, overeengekomen dat voor de watertoets volstaan kan worden met een melding en een waterparagraaf volgens 'standaard wateradvies'.

Het plan is ook voor vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) aan het Waterschap aangeboden (zie paragraaf Reacties artikel 3.1.1 Bro).

Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.

5.9 Archeologie

5.9.1 Archeologie en monumenten

In de wijk Friesegracht was in de late Middeleeuwen sprake van bebouwing. Het in 1181 gestichte Utrechtse kapittel van St. Marie bezat een groot domeinhof in dit gebied, de hof Selhorst. Het kapittel van St. Marie was de belangrijkste grootgrondbezitter in de omgeving van Harderwijk. De hof Selhorst vormde destijds het middelpunt van dit goederenbezit. Op het terrein van de hof Selhorst stond een kerk, de Sint Nicolaaskerk, die lange tijd als parochiekerk van Harderwijk dienst deed. In 1415 raakte de toren van de Sint Nicolaaskerk als gevolg van noodweer zwaar beschadigd, zodat besloten werd deze af te breken en het materiaal te gebruiken voor de in aanbouw zijnde Onze Lieve Vrouwkerk in de stad Harderwijk. De locatie van de hof Selhorst en de bijbehorende kerk is tegenwoordig niet meer bekend. Op basis van historische bronnen is duidelijk dat deze zich niet ver buiten de nederzetting Harderwijk, in het gebied ten oosten van de Lutteke en Grote Poort, moet hebben bevonden.

Ook ontwikkelde zich buiten de huidige binnenstad hoven, ofwel tuinen die door de stadsbewoners werden gebruikt. Uit historische bronnen blijkt dat de ontwikkeling van het tuinencomplex al in de 15eeeuw op gang was gekomen. Binnen de stadstuinen zijn zeer waarschijnlijk ook de huisplaatsen van voormalige boerderijen te vinden. Op de kaart van Jacob van Deventer uit 1560 is het gebied 'De Tuinen' duidelijk waarneembaar.

5.9.2 Stadsbeek

In de middeleeuwen stroomde een beek door de wijk Friesegracht. De beek werd vermoedelijk in de 14e eeuw verlegd. Het tracé lag vanaf die tijd langs het huidige Hogepad en Provenierslaan. Deze gegraven wetering werd aangeduid als Zijp of Sypel. De natuurlijke, meer oostelijke gelegen, beekloop werd afgedamd en verzandde.

5.9.3 Historische wegenpatroon

Het oude stratenpatroon zoals afgebeeld op de kaart van Jacob van Deventer uit 1560 zijn nu nog gedeeltelijk aanwezig en te herkennen. De Provenierslaan en het Hogepad was de weg naar het melatenhuis. Verder zijn de Stationslaan, Frisialaan, Elleboogsteeg, Knijptang, Luttekepoortstraat en Tuinstraat van oorsprong Middeleeuws.

Door de grootschalige nieuwbouw vanaf de jaren tachtig zijn veel archeologische vindplaatsen in het gebied verstoord. Bebouwing van voor deze periode werd over het algemeen minder diep en zwaar gefundeerd, waardoor de verstoring minder is. Ook op onbebouwde terreinen als achtererven en de openbare ruimte is de kans op archeologie nog steeds erg groot.

Het relevante archeologie en monumentenbeleid is beschreven in paragraaf 3.4. Voor het gebied 'De Tuinen' en een bufferzone rond de binnenstad worden bodemingrepen met een omvang groter dan 50 m2 en dieper dan 0,3 meter belast met een onderzoeksplicht. Voor het gebied met een middelmatige verwachting is bij bodemingrepen groter dan 1000 m2 en dieper dan 0,3 meter met een onderzoeksplicht belast. Dit gebeurt door het opleggen van een dubbelbestemming 'waarde - archeologie' met bijbehorende bouwregels en de verplichting te beschikken over een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk.

5.9.4 Monumenten.

In het plangebied bevinden zich twee beschermde rijksmonumenten, namelijk de Plantagekerk aan de Stationslaan 136 en Huize Frisia aan de Friesegracht 75. Daarnaast zijn er 20 gemeentelijke monumenten. Dit zijn:

  • Friesegracht 31, 35 en 37, 59 t/m 73 (oneven)
  • Frisialaan 11(tuinkoepel), 18, 21, 57 en 59.
  • Stationslaan 34, 122, 126, 132 en 134.

Deze monumenten worden sectoraal beschermd op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijk monumentverordening. Alle monumenten staan aangegeven op een Monumentenkaartdie als Bijlage 2 bij de toelichting is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00033-0004_0011.jpg"

5.10 Ecologie

Op grond van de Flora- en faunawet is het kort gezegd verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijke te verontrusten, nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Het onderhavige bestemmingsplan heeft nauwelijks een ontwikkelend karakter. Waar sprake is van nieuwe ontwikkelingen dient vooraf getoetst te worden aan het gestelde in de Flora- en faunawet.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen op welke wijze de functies in het plangebied worden beheerd en eventueel worden ontwikkeld. Daarbij is het beleid zoveel mogelijk vertaald naar uitgangspunten voor de bestemmingsplanopzet. Voor zover deze vertaling van de uitgangspunten in de juridische regeling nog toelichting behoeft, wordt dit vermeld in dit hoofdstuk.

6.1.1 Uitgangspunten

Van groot belang is dat het bestemmingsplan en de verbeelding goed (af-)leesbaar is voor zowel de bewoners als de gemeente zelf. Dit is des te belangrijker, nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar worden gesteld. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder al teveel afwijkingsprocedures.

Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie. Voorkomen moet worden dat te gedetailleerd wordt bestemd, waar dat niet nodig is. Een zekere mate van globaliteit voorkomt afwijkingsprocedures, maar mag niet leiden tot een zodanig vaag plan, dat interpretatieverschillen ontstaan. In feite betekent dit een keuze voor een bestemmingsplan volgens het mengkraanmodel, waarin de bestemmingen globaal zijn omschreven, maar de bouwvlakken vrij gedetailleerd zijn neergelegd.

6.1.2 Juridische regeling

Het is zaak om voor de bestaande en de toekomstige bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen, die zoveel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient flexibel en doelmatig te zijn en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

Dit betekent dat in principe aan de gebruiker van gronden en opstallen zoveel mogelijk vrijheden worden gegeven. Deze zijn als recht in het plan geformuleerd. Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht meer beperkte mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan ruimere mogelijkheden in de vorm van binnenplans afwijken van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning.

6.1.3 Afwijken van de regels

In een bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen inzake afwijking van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning. Deze afwijkingen van de regels zijn bedoeld om de nodige flexibiliteit in het plan te brengen, zodat kan worden gereageerd op onvoorziene omstandigheden. Het gaat daarbij om relatief kleinschalige ruimtelijke ingrepen. Bij grotere ingrepen ligt het voor de hand een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, of tot een planherziening te komen. Algemene regels voor afwijken in het plan betreffen:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken in het openbaar gebied. Deze mogen een hoogte hebben van maximaal 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 25 m². Het betreft bouwwerken ten dienste van het openbaar nut;
  2. b. bouw van erkers, balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken aan de voorgevel. Met een diepte van maximaal 1,50 meter;
  3. c. bouwen van antennes, met een bouwhoogte van maximaal 25 meter;
  4. d. de maatvoering. De maatvoering van bouwwerken mag afwijken met ten hoogste 10%.

6.1.4 Verbeelding

De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de regels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding, als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden, of als andere ontwikkelingen worden gepland.

6.2 Algemene Uitgangspunten

Voor het bestemmingsplan 'Friesegracht 2011' worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • de bestaande situatie is een belangrijk referentiepunt in de planvoorschriften. Dit betreft zowel het aantal aanwezige gebouwen als de bestaande inhoud en maten van deze gebouwen;
  • er is sprake van meer en minder gedetailleerde bestemmingen. Binnen de bestemmingen is in de bestemmingsomschrijving aangegeven, welk gebruik binnen de desbetreffende bestemming is toegestaan. Binnen de bestemming Wonen worden bijvoorbeeld zowel de eengezinswoningen als de meergezinswoningen begrepen en vallen ook tuinen, verhardingen en erftoegangswegen onder de woonbestemming;
  • om de globaliteit van de bestemmingen niet ten koste te laten gaan van de ruimtelijke kwaliteit en de rechtszekerheid, is gebruik gemaakt van bouwvlakken.

6.3 Bestemmingsbepalingen

In de regels is het beschreven beleid vertaald in de bestemmingsbepalingen. De volgende bestemmingen worden in het plan onderscheiden:

  • Detailhandel;
  • Gemengd;
  • Groen;
  • Maatschappelijk;
  • Verkeer;
  • Wonen;
  • Wonen - Garageboxen;
  • Leiding - Riool
  • Waarde – Archeologie 1;
  • Waarde – Archeologie 2.

Bij elk van deze bestemmingen zal in deze paragraaf een korte toelichting worden gegeven omtrent doel en inhoud.

6.3.1 Detailhandel

Deze bestemming geldt specifiek voor de twee complexen ten noorden en ten zuiden van de Luttekepoortstraat. Binnen deze bestemming zijn detailhandel en dienstverlening toegestaan. Tevens wordt ruimte geboden voor woonfuncties op de eerste en volgende verdiepingen van de aanwezige bebouwing.

6.3.2 Gemengd

Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn zowel kantoren als maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Binnen de bestemming 'Gemengd' vallen de gebouwencomplexen ten noorden en ten zuiden van de Johanniterlaan.

6.3.3 Groen

Structurele groenvoorzieningen worden apart onderscheiden, om daarmee voor de wijk belangwekkende groene ruimten aan te wijzen en te behouden. Binnen de bestemming ‘Groen’ is het niet mogelijk om wegen en parkeerplaatsen te realiseren. Wel is het plaatsen van voorzieningen, ter ondersteuning van en passend in de groene ruimte of aan het water, mogelijk. Ook wandel- en fietspaden passen binnen deze bestemming.

In dit bestemmingsplan is het park langs het Hogepad als zodanig bestemd. Ook de daar aanwezige volkstuinen zijn met een nadere aanduiding binnen deze bestemming mogelijk gemaakt. Binnen de bestemming is de mogelijkheid opgenomen om bij omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan voor het bouwen van maximaal twee schuilgelegenheden.

6.3.4 Maatschappelijk

Binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ vallen de voorzieningen die een functie hebben voor de wijk en voor de gehele gemeente, zoals basisscholen, religieuze bouwwerken en welzijnszorg. Onder deze bestemming vallen ook een bepaalde vormen van zorg in combinatie met wonen.

6.3.5 Verkeer

Hierin vallen de wegen met een doorstroomfunctie voor de gehele stad. Binnen het plangebied gaat het dan om de Selhorstweg/Bleek en de Luttekepoortstraat. De verkeersfunctie gaat binnen deze bestemming voor de verblijfsfunctie.

6.3.6 Wonen

Binnen deze bestemming vormt wonen de hoofdfunctie. Er is geen onderscheid gemaakt tussen tuin- en erfgedeelte. Alleen de woning zelf en eventuele bijgebouwen aan de voorzijde zijn door middel van het bouwvlak en verschillende maatvoeringsvlakken geduid. De goot- en bouwhoogte zijn zoveel mogelijk aangegeven in de verbeelding. Aan uitbreidingen van de woning is over het algemeen meer ruimte gegeven in het plan, met name aan de achtergevel.

Er worden regels gesteld ten aanzien van gebruik en bebouwing. Er wordt ruimte gegeven aan het uitoefenen van met wonen verenigbare functies in de woning. Bijzonder gebruik is incidenteel middels een aanduiding mogelijk gemaakt, zoals praktijkruimte of kantoor.

Onder de bestemming ‘Wonen’ valt ook het openbare verblijfsgebied rondom de woningen. Het verblijfskarakter in deze gebieden staat voorop. De doeleinden binnen deze bestemming zijn onderling uitwisselbaar, zodat in de toekomst, op een flexibele wijze, tot de meest wenselijke inrichting van het openbare verblijfsgebied kan worden gekomen.

6.3.7 Wonen - Garageboxen

De in de wijk voorkomende garageboxen zijn apart bestemd. Het gaat dan om garageboxen die niet op een woonperceel staan.

6.3.8 Leiding - Riool

Voor de bescherming van hoofdleidingen van het riool is een dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming geldt een beperking ten aanzien van het bouwen.

6.3.9 Waarde - Archeologie 1

Voor de bescherming van mogelijk archeologische waarden in het plangebied is deze dubbelbestemming opgenomen. Het betreft de gebieden die op de Archeologische Verwachtingskaart aangeduid zijn als archeologisch waardevol gebied. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij gebieden groter dan 50 m².

6.3.10 Waarde - Archeologie 2

Ter bescherming van de gebieden met een middelhoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische waarden is een tweede dubbelbestemming opgenomen. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij gebieden groter dan 1.000 m².

6.4 Verantwoording Handboek Harderwijk

De regels van het voorontwerp van dit bestemmingsplan zijn opgesteld aan de hand van de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2010-03.

Aan de bestemming 'Groen' zijn ten opzichte van de standaardregels regels toegevoegd in verband met het bestemmen van de volkstuinen in het parkgebied langs het Hogepad. Daar waar volkstuinen zijn toegestaan is de nadere aanduiding 'volkstuin' opgenomen, binnen deze aanduiding is het gebruik als volkstuinen toegestaan. Binnen dit gebied mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht tot een hoogte van 1 meter. Het volkstuinencomplex bestaat uit twee gebieden. Per gebied kan er van de bouwregels worden afgeweken voor het toestaan van een gebouwtje van lichte constructie met een oppervalkte van maximaal 15 m2 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m.

Vanwege het ontbreken van dergelijke regels in het handboek zijn de volgende bestemmingen en regels toegevoegd:

  • Leiding - Riool (dubbelbestemming, artikel 10);
  • Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming, artikel 11);
  • Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming, artikel 12).

De regels van het ontwerp van dit bestemmingsplan zijn aangepast op de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2011-06. De wijzigingen betreft:

  • het toevoegen van de begrippen 'aan- of uitbouw', 'bijbehorend bouwwerk', 'hoofdgebouw', 'voorerf' en 'voorgevelrooilijn';
  • het vervangen van de begrippen 'achtererf', 'bijgebouw', 'zijerf';
  • het laten vervallen van het begrip 'voorgevelbouwgrens'.

Hiermee samenhangend zijn de bouwregels voor wonen aangepast met betrekking tot hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. De bouwregels voor de bestemming 'Wonen' zijn hierdoor verder verduidelijkt en sluiten beter aan op de Wabo.

Een afzonderlijke regeling voor carports is komen te vervallen, omdat daar sinds de komst van de Wabo geen noodzaak meer voor is. Ook is een regeling opgenomen voor erfafscheidingen, wet tot nu toe ontbrak in het handboek. Ten slotte is de maatvoering voor vlaggenmasten generiek verhoogd van 6 naar 8 meter.

6.5 Handhaving

Met het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving vereist, dat er daarna, ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht.

In het collegeprogramma van het college van burgemeester en wethouders 2002-2006 wordt vermeld, dat er een nota integrale handhaving wordt opgesteld, waarin programmatisch handhaven centraal zal staan, met nadrukkelijk aandacht voor de personele capaciteit. Met deze uitspraak is een proces op gang gezet om de handhaving binnen de gemeente Harderwijk te verbeteren. Dit heeft in 2005 geleid tot een gemeentelijke Nota integrale handhaving, die de instemming heeft van het college van burgemeester en wethouders.

In de nota wordt gewerkt met zes handhavingsthema's; een van deze thema's is 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening'. Eveneens is voor alle handhavingsthema's een meerjaren handhavingsprogramma opgesteld. In het handhavingsprogramma 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening' wordt per taak de huidige kwaliteit beschreven en vervolgens de ambitie vastgelegd met de benodigde actie en de eventuele extra benodigde capaciteit en dekking.

Zo wordt geconstateerd dat verouderde bestemmingsplannen de handhaving bemoeilijken, hetgeen de ambitie oplevert te komen tot goede, handhaafbare actuele bestemmingsplannen, inclusief voorschriften. Het thans voorliggende bestemmingsplan is daarvan een sprekend voorbeeld. Ook op het gebied van toezicht op de naleving van de regelgeving, worden duidelijke ambities neergezet.

Zo zal ten aanzien van de controles op bouwen zonder vergunning of strijdig gebruik worden gewerkt met duidelijke, door het bestuur vastgestelde, kaders en prioritering en zal er sprake zijn van inbedding van structurele gebiedscontroles op illegale activiteiten. In dit kader is in 2008 het handhavingsbeleid bouwregelgeving door de raad vastgesteld. In dit beleid is opgenomen dat gronden en opstallen gebruikt moeten worden volgens de bestemming zoals die daaraan in het bestemmingsplan is gegeven. Is er sprake van strijdig gebruik dan is het aan de gemeente om het illegale gebruik op te sporen en zonodig handhavend op te treden volgens de prioritering in dit beleid.

Hoofdstuk 7 Inspraak, Overleg En Zienswijzen

7.1 Consultatie Bewoners

Voorafgaand aan het opstellen van een voorontwerp-bestemmingsplan is in de wijk Friesegracht huis-aan-huis een brief verspreid. In deze brief werd gevraagd om ideeën, suggesties en wensen kenbaar te maken, zodat daar bij het opstellen van het voorontwerp rekening mee gehouden kon worden. Dit heeft circa 15 reacties opgeleverd. Veel van deze reacties hebben betrekking op de inrichting van het openbaar gebied en op verkeersaspecten. Deze zaken houden geen rechtstreeks verband met een bestemmingsplanregeling. Deze reacties zijn beantwoord maar komen verder niet terug in het bestemmingsplan. Bijna 20 opmerkingen houden in meer of mindere mate verband met het bestemmingsplan. Waar mogelijk is dit meegenomen in het voorontwerp. Waar dit niet mogelijk is, is aangegeven waarom. Deze reacties zijn beantwoord in een apart reactiedocument, die als Bijlage 3 is opgenomen bij deze toelichting.

7.2 Inspraak

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Friesegracht heeft van 23 december 2010 tot en met 2 februari 2011 ter inzage gelegen in het kader van inspraak. Tijdens deze termijn zijn vier inspraakreacties ingediend. In het Eindverslag inspraak zijn de inspraakreacties samengevat en van een antwoord voorzien. Dit document is als Bijlage 4 opgenomen bij deze toelichting. De reacties geven geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. Voor de inhoud van de inspraakreacties en de beantwoording daarvan wordt vewezen naar de bijlage.

7.3 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1 Bro wordt bij een bestemmingsplan vooroverleg gepleegd met de betrokken overheden. Daarnaast is het in Harderwijk te doen gebruikelijk vooroverleg te voeren met andere betrokken partijen en instanties. Er zijn reacties ontvangen van de provincie Gelderland, Vitens Gelderland, Waterschap Veluwe, de Vrouwen Advies Commissie (VAC) en de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland, cluster Veluwe West (VNOG). Van de overige aangeschreven instanties is geen reactie ontvangen. De reacties hebben niet geleid tot wijzigingen in het bestemmingsplan. In het document "Reacties artikel 3.1.1 Bro" zijn alle aangeschreven instanties opgenomen. De ontvangen reacties zijn samengevat en van commentaar voorzien. Dit document is als Bijlage 5 bij deze toelichting toegevoegd.

7.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 7 april 2011 gedurende zes weken voor iedereen ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn kon een ieder schriftelijk zienswijzen kenbaar maken bij de gemeenteraad. Er zijn twee zienswijzen ingediend. Een samenvatting van de zienswijzen en de beantwoording daarvan is gegeven in de Commentaarnota zienswijzen welke als Bijlage 6 is opgenomen bij deze toelichting. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op één punt aangepast. Voor de voormalige pastorie bij de Plantagekerk (Stationslaan 134) is op de verbeelding de aanduiding 'maatschappelijk' toegevoegd. In de regels is toegevoegd dat ter plaatse van deze aanduiding 'maatschappelijke voorzieningen' zijn toegestaan.

Bijlage 1 Bodemgegevens

Uit de bodemanalyse voor het plangebied Friesegracht is het volgende naar voren gekomen:

  1. 1. Uit de asbestkansenkaart blijkt dat er een kleine kans is op de aanwezigheid van asbest in de bodem. Echter van de volkstuinen in het plangebied is wel bekend dat asbestplaten als erfafscheiding worden gebruikt en er asbestgolfplaten op de schuurtjes liggen. In dit gedeelte van de Friesegracht zou daarom wel degelijk sprake kunnen zijn van een grote kans op asbest in de bodem.
  2. 2. De Friesegracht ligt binnen bodembeheerszone D, licht verontreinigd, van de bodemkwaliteitskaart.
  3. 3. In het verleden hebben zich veel bedrijven in het noordelijke deel van het plangebied gevestigd die invloed hebben gehad op de bodemkwaliteit, namelijk; tankstations, een brandstoffengroothandel, een zuivel- en papierwarenfabriek, twee timmerwerkplaatsen en visrokerijen. Dit heeft als gevolg dat uit bodemonderzoeken blijkt dat er verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en minerale olie worden aangetroffen. Tevens is er op enkele locaties sterk verhoogde gehalten aan lood in grond aangetoond en arseen, koper en zink in het grondwater, 95% van de lood- en zinkgehalten is matig tot sterk verhoogd.
  4. 4. In het zuiden van het plangebied heeft nog een ketel- en radiatorenfabriek gestaan. Verder blijkt uit de historische gegevens ook dat er behoorlijk veel ondergrondse HBO-tanks in gebruik zijn geweest. Een deel van deze ondergrondse tanks is in de jaren '80 en '90 gesaneerd, maar is waarschijnlijk nog wel aanwezig, omdat een tanksanering destijds voornamelijk bestond uit reinigen en afvullen met zand.
  5. 5. In de omgeving van de Houtwal zijn enkele grondwaterverontreinigingen met minerale olie en aromaten geconstateerd. Ten noordwesten en ten oosten van de Houtwal bevinden zich twee pluimen van mobiele grondwaterverontreinigingen met VOCl, afkomstig van de Jac. Perkstraat en de Hoogstraat, welke door grondwateronttrekking kunnen worden beïnvloed.

Bijlage 2 Monumentenkaart

Bijlage 2 Monumentenkaart

Bijlage 3 Consultatie Bewoners

Bijlage 3 Consultatie bewoners

Bijlage 4 Eindverslag Inspraak

Bijlage 4 Eindverslag inspraak

Bijlage 5 Reacties Artikel 3.1.1 Bro

Bijlage 5 Reacties artikel 3.1.1 Bro

Bijlage 6 Commentaarnota Zienswijzen

Bijlage 6 Commentaarnota zienswijzen