Binnenstad - Horecavoorziening Hortuspark
Bestemmingsplan - gemeente Harderwijk
Onherroepelijk op 16-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanBinnenstad - Horecavoorziening Hortuspark van de gemeente Harderwijk;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0243.BP00057-0004met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingspercentage:
het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.10 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw of een aan de hoofdbebouwing aangebouwd gebouw (met inbegrip van een eventueel te bouwen kelder) dat een eenheid vormt en dienstbaar is aan een hoofdgebouw;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.12 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.13 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.14 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.15 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.18 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.19 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;
1.20 maatvoeringsvlak:
een als zodanig aangegeven vlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bouwperceel met het oog op een verschil in maatvoering;
1.21 peil:
- 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.22 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwondedelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarme gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmurgen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterren ter plaatse van het bouwwerk;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw;
2.6 wijze van meten:
Tenzij anders bepaald, worden de afstanden loodrecht gemeten.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, trapportalen en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen en hellingbanen de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. terrassen ten behoeve van horecadoeleinden;
- c. dagrecreatie;
- d. voetpaden;
- e. bermen en beplantingen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. waterlopen en waterpartijen;
3.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen, met dien verstande, dat:
- a. bouwwerken ten behoeve van de aangegeven nutsvoorzieningen uitsluitend ondergronds zijn toegestaan;
- b. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 8 m.
Artikel 4 Horeca
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven, uitsluitend in de categorie zoals aangegeven op de plankaart en in de bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten';
een en ander met de bijbehorende:
- b. tuinen en erven;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. speel- en groenvoorzieningen;
- e. verkeersvoorzieningen.
In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
4.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven bouwhoogte.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 8 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud en de bescherming van het cultuurhistorische karakter van de binnenstad nadere eisen stellen aan de plaatsing en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tevens erfafscheidingen zijn begrepen, waarbij afhankelijk van de situering en het doel van deze bouwwerken, een hoogtemaat tussen 0,2 m en 2 m als eis kan worden gesteld.
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 30 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:
- a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van de bodem;
- 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
- 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
- b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 30 m2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd;
- 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
- c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
- d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
- 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
- c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, bescherming, herstel en/of uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied van het beschermd stadsgezicht en de bebouwing daarin.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mogen, buiten de bebouwing die is toegestaan op grond van het bepaalde in de andere voor die gronden geldende bestemmingsregels, geen bouwwerken worden gebouwd.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud en de bescherming van het cultuurhistorische karakter van de binnenstad nadere eisen stellen aan de plaatsing en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tevens erfafscheidingen zijn begrepen, waarbij afhankelijk van de situering en het doel van deze bouwwerken, een hoogtemaat tussen 0,2 m en 2 m als eis kan worden gesteld.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti - Dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels in deze planregels ten aanzien van het veranderen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijkingsregel.
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanBinnenstad - Horecavoorziening Hortuspark.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 13 oktober 2011.
voorzitter,
griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 15 december 2005 is de Binnenstadsvisie Harderwijk vastgesteld. Hierin staat beschreven wat op korte en lange termijn mogelijk en wenselijk wordt geacht ter verbetering van de binnenstad. Hierin is onder andere de wens geuit om een voetgangersverbinding tussen de Markt en het Hortuspark te realiseren. Dit zal een bijzondere kwaliteit toevoegen aan de binnenstad, omdat er dan een verbinding wordt gelegd tussen twee verschillende werelden: de altijd levendige Markt en het verstilde Hortuspark. Daarnaast is het de wens om de verblijfsmogelijkheden in het Hortuspark te verbeteren door de aanleg van terrassen en/of theetuin.
Om de voetgangersverbinding te realiseren moet een passage worden gemaakt door het ondiepe en kleine horecapand aan de Markt 7. Deze passage gaat ten koste van het vloeroppervlak van het restaurant. Om dit verlies te compenseren is in het vigerende bestemmingplan Binnenstad de bouwmogelijkheid voor een serre van 5 meter diep en 10 meter lang (50 m²) tegen de oude Kloostermuur opgenomen.
Bij de nadere uitwerking van de bouwplannen is echter gebleken dat een serre tegen de oude kloostermuur niet uitvoerbaar is. Op de oude muur bevindt zich namelijk een beschermde muurbloem. De bouw van een serre tegen de muur zal het (potentiële) leefgebied van de plant beperken. Bovendien hebben de welstand en monumentencommissie bezwaren om tegen de oude kloostermuur te bouwen. Tot slot geeft de beoogde afmeting van 5 meter diep en 10 meter breed een niet-economische indeling van het restaurant.
Er is dan ook een nieuw ontwerp van de serre gemaakt die tegemoet komt aan de bezwaren. Het ontwerp is een vrijstaand paviljoen geworden met een verbindingssluis naar het restaurant aan de Markt 7. Dit plan past echter niet meer binnen het vigerende bestemmingsplan Binnenstad en maakt een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw van een horecavoorziening in het Hortuspark planologisch-juridisch mogelijk.
1.2 Doel
De doelstelling van het plan is uitsluitend om de uitvoering van een vrijstaand paviljoen in het Hortuspark mogelijk te maken. Het paviljoen is, exclusief de verbindingssluis, 50 m² groot en wordt dus niet groter dan de eerder beoogde serre, zoals die in het bestemmingsplan Binnenstad is opgenomen. Ook blijven alle overige bestaande rechten en plichten ingevolge dit bestemmingsplan in stand.
1.3 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ingeklemd tussen de achterzijde van de bebouwing van de percelen Markt 7 en 8 en Luttekepoortstraat 10A. Aan de zuidzijde ligt het openbaar toegankelijke Hortuspark. In onderstaande afbeelding is de exacte begrenzing van het plangebied opgenomen.
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in het bestemmingsplan Binnenstad. Dit bestemmingsplan is op 19 november 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Op 27 oktober 2010 heeft de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan inzake het ingediende beroep tegen het besluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan. Met deze uitspraak is het besluit tot vaststelling gedeeltelijk vernietigd. Dit betreft echter gronden die buiten het voorliggende plangebied vallen.
De gronden hebben de bestemming "Centrum horeca" met de aanduiding "categorie horeca B1-B1(1)" en "Groenvoorzieningen". De gronden met de bestemming "Centrum horeca" en de aanduiding "categorie horeca B1-B1(1)" mogen op de begane grond en de eerste verdieping gebruikt worden voor horecabedrijven in de categorie B1. Dit zijn bedrijven die hoofdzakelijk etenswaren bereiden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit de verstrekking van alcoholische en/of niet alcoholische dranken. De minimale goothoogte van het gebouw dient 3 meter te bedragen en de maximale goothoogte bedraagt 6 meter. De afdekking van het gebouw bestaat uit een kap met een dakhelling tussen de 45 º en 65 º.
De gronden met de bestemming "Groenvoorzieningen" mogen worden gebruikt voor groenvoorzieningen en terrassen ten behoeve van horecadoeleinden en winkels. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd met een maximale bouwhoogte van 5 meter. Lichtmasten mogen een maximale bouwhoogte van 6 meter hebben.
Er is een specifieke regeling voor de plaatsing van parasols op terrassen opgenomen. Parasols mogen geen grotere hoogte dan 4 meter hebben en geen grotere diameter dan 4 meter. Daarnaast mag ten hoogste 25% van het terras worden bedekt met parasols.
1.5 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan Binnenstad - Horecavoorziening Hortuspark bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.0243.BP00057-0004);
- regels.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
1.6 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens beknopt ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. Een beschrijving van het bouwplan is opgenomen in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan de elementen, die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het plangebied. De juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling zijn opgenomen in hoofdstuk 6. De resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg zijn weergegeven in hoofdstuk 7 en sluiten deze toelichting af.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
In het plangebied is een monumentale oude kloostermuur aanwezig die vroeger deel heeft uitgemaakt van het Minderbroedersklooster. Nu is het de achtermuur van een restaurant aan de Markt 7. Het betreft één van de oudste stenen muren van de stad en dateert van vóór de grote stadsbrand in 1503. De muur is sterk verweerd en bovendien beschadigd doordat ze in de afgelopen jaren vrijwel volledig overgroeid is geraakt door Klimop. De stronken van de Klimop zijn echter inmiddels bij de grond afgekapt, evenals een appelboom die tegen de muur stond. Op de muur bevindt zich nog wel de ernstig bedreigde en zeldzame Muurbloem. Ter plaatse van het beoogde paviljoen is een tijdelijk terras aanwezig. De rest van de gronden zijn groen ingericht en grenzen aan het openbaar groen van het Hortuspark.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Harderwijk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de voor de ontwikkeling van het plangebied relevante beleid.
3.2 Streekplan Gelderland
Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005 en geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit plan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven, dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
Op de beleidskaart Ruimtelijke structuur (die deel uitmaakt van het Streekplan) is het gebied aangeduid als "Regionaal centrum (bebouwd gebied 2000)". Het provinciale beleid is dan ook de regionale centrumfunctie van Harderwijk voort te zetten en te versterken. Harderwijk kan zich profileren als een krachtige en aantrekkelijke stad op het gebied van wonen, werken en voorzieningen. Het Streekplan spreekt zich niet uit over kleinschalige ontwikkelingen zoals die door dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. De voorgenomen ontwikkeling past binnen een dynamische binnenstad zoals Harderwijk.
Het voorliggende bestemmingsplan is niet strijdig met het in het streekplan opgenomen provinciaal belang.
3.3 Structuurplan Harderwijk 2020
Het Structuurplan Harderwijk 2020 is op 15 juni 2006 vastgesteld door de gemeenteraad. Het structuurplan beschrijft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Harderwijk, Hierden en omgeving voor ongeveer de komende vijftien jaar. De kernboodschap uit de visie is "Niet per se groeien, kiezen voor kwaliteit". Kwaliteitsverbetering wordt een belangrijke drijfveer. Het gaat daarbij om verschillende kwaliteiten: milieukwaliteit, ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit.
Harderwijk heeft een historische binnenstad. Dat is voor de Harderwijkers zelf heel aantrekkelijk en is ook van belang voor de toeristische betekenis van Harderwijk. In 2005 is daarom gestart met een ‘kwaliteitsslag binnenstad’; het doel hiervan is onder meer om de aantrekkelijkheid en de historische sfeer van het centrum te versterken. Eind 2005 heeft de raad de Binnenstadsvisie vastgesteld. Belangrijke actiepunten voor de fysieke kwaliteitsslag zijn onder meer:
- de parkeerproblematiek oplossen;
- het historische karakter herstellen;
- gevelreclames terugdringen;
- winkelpuien herstellen;
- versterking van de woonfunctie;
- het aanbod en de diversiteit van de winkels vergroten;
- de routing in het winkelgebied verbeteren;
- Vuldersbrink en omgeving verbeteren.
Naast deze ruimtelijke doelstellingen worden nog diverse andere verbeteringen nagestreefd, zoals:
- evenementen in de binnenstad stimuleren en promoten;
- een integraal horecabeleid;
- het cultureel aanbod in de binnenstad versterken.
Met betrekking tot het bouwen in de historische binnenstad is vastgelegd dat de nieuwbouw moet passen in het historische karakter en dat het de harmonische stadsbeeld niet mag verstoren. De nieuwbouw zou wel herkenbaar moeten zijn als een latere toevoeging. Aangepast bouwen is niet synoniem met historiserend bouwen; ook eigentijdse architectuur van hoge kwaliteit kan een waardevolle toevoeging vormen aan het historische stadsbeeld.
Bouwplannen in de binnenstad moeten wel zeer zorgvuldig worden afgestemd op het karakter en de kwaliteiten van de oorspronkelijke bebouwing. Het inpassen van nieuwbouw begint met een grondige analyse van de kenmerken (bouwmassa's, parcellering, detaillering, materialen, kleuren, etc) van omliggende oorspronkelijke bebouwing. In beginsel moet het merendeel van die kenmerken in de nieuwbouw worden overgenomen. Op enkele aspecten van die kenmerken kan worden afgeweken om de toevoeging een herkenbare eigen (en eigentijdse) identiteit mee te geven. Inschakelen van een goede architect is beslist een voorwaarde, omdat het overnemen van het merendeel van de omgevingskenmerken zeker niet automatisch leidt tot een kwalitatief goed plan.
De voorgenomen ontwikkeling is niet strijdig met het structuurplan en zal zo zorgvuldig mogelijk worden ingepast in het Hortuspark.
3.4 Stadsvisie Harderwijk 2031
De gemeenteraad heeft op 10 juni 2010 de Stadsvisie Harderwijk 2031 vastgesteld. Met dit document, willen wij u deelgenoot maken van onze visie op de thema's woonklimaat, maatschappelijke voorzieningen, werken en bereikbaarheid. Vier belangrijke thema's als het gaat om het creëren van een stad waar het prettig wonen en werken is. Voor ons is deze 'Stadsvisie Harderwijk 2031' de komende jaren de leidraad die ons helpt om dit doel, dit collectieve belang voor inwoners en ondernemers te bereiken.
De Harderwijker gemeenteraad heeft op 15 juni 2006 het Structuurplan Harderwijk 2020 vastgesteld. In deze notitie lag de focus op de ruimtelijke ontwikkelingen. Maar er was behoefte aan een integrale visie die het ruimtelijk, economisch en sociaal beleid met elkaar verbindt. Er werd een kernteam opgericht met als doel het kiezen van een ontwikkelingsrichting op het gebied van voorzieningen, werkgelegenheid, woonklimaat en bereikbaarheid. Het Structuurplan Harderwijk 2020 heeft gediend als belangrijke basis. Meningen en ideeën van inwoners, ondernemers, experts en raadscommissies gaven verdere invulling aan het plan. Gekozen is voor het scenario "Verdiepen". Ontwikkeling is namelijk noodzakelijk om van Harderwijk een aantrekkelijke woon- en werkgemeente te maken.
De Stadsvisie beschrijft de visie op de toekomst aan de hand van vier thema’s:
- woonklimaat:
"Prettig wonen in bijzondere woonwijken voor alle doelgroepen"; - maatschappelijke voorzieningen:
"Harderwijk loopt voorop op het gebied van sport, cultuur, onderwijs, zorg en welzijn"; - werken:
"Een sterke economische structuur door een duidelijk economisch imago"; - bereikbaarheid:
"Goede bereikbaarheid voor alle vervoerssoorten met aandacht voor milieu en veiligheid".
De Stadsvisie Harderwijk 2031 geeft aan welke koers we willen varen. De volgende stap is het vertalen van deze stadsvisie in één integrale visie. Een visie waarin een duidelijke sociale, economische én ruimtelijke pijler herkenbaar is. Per onderwerp worden de ambities en beleidsdoelen beschreven zodat de vraag "wat willen we in de komende jaren bereiken" helder wordt beantwoord. In de uitvoeringsagenda die hieraan wordt gekoppeld, staan de maatregelen die het gemeentebestuur de komende jaren neemt om die gestelde doelen te bereiken.
Het voorliggende bestemmingsplan is niet strijdig met de in de stadsvisie opgenomen uitwerking van de vier thema's.
3.5 Milieubeleid
Het milieubeleid van de gemeente Harderwijk is verwoord in het Milieubeleidsplan 2009-2012 (vastgesteld door de gemeenteraad op 10 september 2009). Verschillende gebieden in Harderwijk worden ontwikkeld, gerevitaliseerd of zelfs getransformeerd. Door het relatief kleine oppervlak van de gemeente Harderwijk liggen milieugevoelige bestemmingen vaak in de directe nabijheid van milieubelastende bronnen. De leefbaarheid, veiligheid en de gezondheid van bewoners en gebruikers komt hierdoor regelmatig onder druk te staan. Om de leefbaarheid, gezondheid en de veiligheid van de inwoners van de gemeente te waarborgen en te verbeteren moeten knelpunten worden aangepakt.
Bovendien is het ook onze taak om toekomstige knelpunten te voorkomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is de milieukwaliteit vooraf niet altijd bekend binnen een gebied. Daarnaast ontstaat de visie vanuit milieuoogpunt vaak pas tijdens een ruimtelijk ontwikkelingstraject.
De ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden in dit postzegelplan dienen te worden getoetst op verschillende milieuaspecten, namelijk geluid, luchtkwaliteit, geur, bodem en externe veiligheid. Deze milieuaspecten worden beschreven in hoofdstuk 5.
3.6 Groenbeleid
In het Handboek Harderwijks Groen staat het Harderwijkse groenbeleid voor stad, landschap en bos in samenhang met elkaar beschreven. Dit beleidsplan is in december 2007 door de raad van de gemeente Harderwijk vastgesteld.
In het handboek worden acht thema’s uitgewerkt die de essentie van het groen in Harderwijk bepalen. Daarnaast worden de kwaliteiten per deelgebied (wijken en landschapstypen) in beeld gebracht en concrete voorstellen gedaan voor versterking van het groen.
Samenvattend kan gesteld worden dat het van belang is een groenstructuur te ontwikkelen die “typisch Harderwijks” is; dat juist die kwaliteiten worden ontwikkeld die specifiek voor Harderwijk zijn. Daarmee draagt de groenstructuur bij aan het versterken van de eigen identiteit van Harderwijk.
De groenstructuur zal robuust moeten zijn. Stad en landschap zijn volop in ontwikkeling en in een dergelijke dynamische omgeving is het van belang dat een groenstructuur voldoende weerstand kan bieden. Vanuit ruimtelijk en ook ecologisch oogpunt is het gewenst een samenhangende, stevige structuur te ontwikkelen.
Met betrekking tot bijzondere beeldbepalende historische elementen, zoals het Hortuspark, is verwoord dat er naar wordt gestreefd dat deze versterkt en herkenbaar worden gemaakt.
Het Hortuspark valt onder de deelgebiedsgroenstructuur. Versterking en instandhouding van deze structuur vormt het uitgangspunt en aantasting is ongewenst. Omdat de inrichting van het Hortuspark onvoldoende aansloot bij de historische betekenis van deze plek, wordt het park begin 2011 heringericht. Het park was namelijk een allegaartje van ideeën en functies waardoor de geschiedenis niet afleesbaar was in het ontwerp. De oorspronkelijke tuinfunctie van het Hortuspark wordt weer teruggebracht. Een stelsel van hagen verdeelt het park in kleinere ‘kamertjes’. Hierin is ruimte voor diverse functies zoals een fietsenstalling, speelplek etc. Daarnaast wordt het padenpatroon opgeschoond en worden de naargeestige achterkanten van sommige winkels door beplanting aangekleed. Een bijzonder ingreep vormt de reconstructie van de Sypelbeek.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de nieuwe herinrichting van het park. Het paviljoen krijgt haar plek in een eigen kamer.
3.7 Cultuurhistorie En Archeologiebeleid
Nota cultuurhistorie
In 2008 heeft de gemeente de nota Cultuurhistorie vastgesteld. Uitgangspunt in de nota is om de fysieke cultuurhistorie te behouden en te beschermen. Cultuurhistorische waardevolle panden zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijke monumenten. Deze worden sectoraal beschermd door de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening. Bijzonder Cultuurlandschap wordt beschermd bij bestemmingsplan.
Het plangebied bevat een deel van een beschermd rijksmonument, namelijk de oude voormalige kloostermuur. De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan dit monument.
Archeologienota
De gemeente Harderwijk heeft in 2008 ook de Archeologienota Harderwijk vastgesteld. Bij een hoge en middelmatige verwachtingswaarde moet bij planontwikkelingen rekening worden gehouden met archeologische belangen. De binnenstad heeft een zeer hoge archeologische verwachting.
Op grond van artikel 40 van de Monumentenwet 1988 kan bij bestemmingsplan worden bepaald, dat een aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit (bouwvergunning), of een aanlegactiviteit van werken geen bouwwerken zijnde (aanlegvergunning), een rapport over de archeologische waarden dient te overleggen. Aan de omgevingsvergunning kunnen indien nodig archeologische voorschriften worden verbonden Op grond van artikel 41a van de Monumentenwet 1988 geldt deze verplichting niet bij projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m². De gemeenteraad kan hiervan een afwijkende oppervlakte (zowel naar boven als naar beneden) vaststellen. In het vigerende bestemmingsplan Binnenstad is de oppervlakte op 30 m² vastgesteld.
In dit plan wordt daarom een dubbelbestemming archeologische waarde opgenomen met bijbehorende bouwregels en een aanlegvergunningsstelsel voor werken geen bouwwerken zijnde, waarbij een ondergrens van 30 m² wordt gehanteerd.
3.8 Welstandsnota
De gemeente Harderwijk beschikt over een fraai erfgoed. De gemeente en haar burgers hechten daarom veel belang aan het behoud van de historische en de visuele waarden van het landschap en de kernen van Harderwijk en Hierden. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen in de bestaande beeldkwaliteit en bijdragen aan een verrijking van het culturele erfgoed.
Een bestemmingsplan is erg belangrijk voor het bouwrecht. Bouwvergunningen worden immers getoetst aan de regels uit het bestemmingsplan. Naast de bestemmingsplanbepalingen en de bouwtechniek is het uiterlijk van een bouwwerk erg belangrijk. Hiervoor is welstandsbeleid opgesteld.
Het voorliggende plangebied valt binnen de gebiedsuitwerking Binnenstad en het Hortuskwartier. Dit kwartier wordt omsloten door het kernwinkelgebied. Het bestaat uit een relatief open ruimte, waarin een stadspark en twee parkeerterreinen zijn gelegen. In deze ruimte zijn verder enkele belangrijke sociaal- culturele voorzieningen gelegen, zoals de bibliotheek, het Milieucentrum, de Catharinakapel en het Klooster.
In de Welstandsnota zijn richtlijnen voor bebouwing in de binnenstad opgenomen. Zo moet bijvoorbeeld nieuwe bebouwing in de binnenstad zich in maat, schaal en karakter goed voegen in het historische stadsbeeld. Het is daarbij niet vanzelfsprekend dat "historiserend" wordt gebouwd, het is zeker gewenst om ook hoogwaardige eigentijdse architectuur te realiseren die zich naadloos voegt in de schaal en sfeer van de historische bebouwing.
Met betrekking tot massa en vorm is bijvoorbeeld vastgelegd dat toevoegingen bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen, per pand ondergeschikt aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel blijven. Serres voor horecadoeleinden zijn in maatvoering en aansluiting afgestemd op de ondergevel en transparant uitgevoerd.
De voorgenomen ontwikkeling van het paviljoen wordt uitgevoerd binnen de in de welstandsnota opgenomen criteria.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Beschrijving Bouwplan
Door de aantrekkelijkheid en verblijfsmogelijkheden van het Hortuspark te vergroten en een voetgangersverbinding tussen de Markt en het Hortuspark te realiseren, kan er een bijzondere kwaliteit aan de binnenstad worden toegevoegd. Er wordt dan namelijk een verbinding gelegd tussen twee verschillende werelden: de altijd levendige Markt en het verstilde Hortuspark.
Om de voetgangersverbinding te realiseren moet een passage worden gemaakt door het ondiepe en kleine horecapand aan de Markt 7. Deze passage gaat ten koste van het vloeroppervlak van het restaurant. Om dit verlies aan vloeroppervlak te compenseren wordt er een paviljoen in het Hortuspark mogelijk gemaakt. Het realiseren van de passage is in het bestemmingsplan Binnenstad reeds opgenomen en planologisch-juridisch mogelijk gemaakt. Het valt dan ook eigenlijk buiten de beschrijving van het voorliggende bouwplan, maar schept wel het kader van de ontwikkeling.
Om het verlies aan vloeroppervlak tijdelijk te compenseren is er een terras gerealiseerd in het Hortuspark. Ter plaatse van dit tijdelijk terras wordt een paviljoen gerealiseerd met een transparant karakter. Het paviljoen bestaat uit één bouwlaag en heeft een oppervlakte van 50 m2. Het paviljoen wordt door middel van een transparante verbindingssluis verbonden met de huidige doorgang in de muur van het horecapand aan de Markt.
4.2 Herinrichting Hortuspark
Het Hortuspark is een groene oase, een aangename rustplek in de binnenstad. Toch functioneerde het park niet optimaal. Er werden diverse knelpunten ervaren:
- de toegangen zijn niet herkenbaar als toegang naar het park;
- er zijn weinig verblijfsmogelijkheden, zoals terrassen;
- de looproutes zijn niet duidelijk, ze worden ook gebruikt door fietsers;
- de ”wanden” van het park zijn onaantrekkelijk, veel lelijke achterkanten van winkels en woningen;
- de fietsenstalling voldoet niet, is teveel verscholen en is niet bewaakt;
- de sociale veiligheid kan beter;
- de ruimtelijke indeling kan beter; teveel losse elementen en te weinig samenhang.
Om de aantrekkelijkheid van het Hortuspark te vergroten is de gemeente Harderwijk samen met landschapsarchitect Hyco Verhaagen, op basis van de ideeën en wensen van onder andere publiek en middenstand, in 2008 met een inrichtingsplan aan de slag gegaan. In november 2010 is begonnen met de daadwerkelijke uitvoering van dit plan. Het realiseren van een paviljoen met terras past naadloos in dit herinrichtingsplan. Hierdoor worden de gewenste verblijfsmogelijkheden in het park vergroot. De locatie van het paviljoen is in rood in de afbeelding aangegeven.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Algemeen
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken.
5.2 Cultuurhistorie En Archeologie
Rijksmonument
De oude kloostermuur is aangewezen als beschermd rijksmonument. De bescherming van rijksmonumenten is afdoende geregeld in het kader van de Monumentenwet 1988. Het paviljoen staat los van de muur en de verbindingsluis sluit aan op de al gerealiseerde doorbraak. Omdat het paviljoen niet direct tegen de oude kloostermuur wordt gerealiseerd, heeft de monumentencommissie positief op het ontwerp geadviseerd .
Archeologie
In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
Omdat het paviljoen is gesitueerd op de locatie van het voormalige Minderbroederklooster is de kans dat er archeologische waarden verloren gaan erg groot. In het bestemmingsplan is dan ook een dubbelbestemming archeologische waarde opgenomen. Bij de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden gesteld:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
De fundering van het paviljoen zal zodanig worden ontworpen dat de archeologische resten zoveel mogelijk worden ontzien. Wanneer behoud in situ niet mogelijk is, wordt bij de vergunning een opgraving verplicht gesteld (behoud ex situ).
5.3 Watertoets
Het plangebied ligt in het Hortuspark in de binnenstad van Harderwijk en valt binnen bestaand stedelijk gebied. Het te bebouwen oppervlak is in totaal maximaal 64 m2 groot. Dit is de gezamenlijke oppervlakte van paviljoen (50 m2) en verbindingssluis met het pand Markt 7.
In het vigerend bestemmingsplan Binnenstad is de beoogde ontwikkeling al opgenomen. Echter de locatie van de bebouwing is enkele meters in zuidelijke richting opgeschoven, waardoor het niet meer in het opgenomen bouwvlak past. De in dit bestemmingsplan opgenomen waterparagraaf is op 1 juni 2007 goedgekeurd door het Waterschap Veluwe.
In deze waterparagraaf is verwoord dat in de Watertoets Voorontwerp Structuurplan Harderwijk 2020 voor de binnenstad afspraken zijn gemaakt tussen de waterbeheerders over welke wateraspecten relevant zijn. Als belangrijkste wateraspecten in de binnenstad worden genoemd:
- beleving
De beleving van water staat voor het meer zichtbaar maken van water in en rondom de binnenstad. Dit kan door het realiseren van nieuwe waterpartijen of door het verbeteren van het zicht op bestaande waterpartijen. In het voorliggende plangebied wordt geen water toegevoegd. Daarentegen wordt er door de herinrichting van het Hortuspark wel water in de directe omgeving toegevoegd. Hierdoor wordt de belevingswaarde van water verhoogd.
- wateroverlast
In de watertoets Voorontwerp Structuurplan Harderwijk 2020 staat vermeld dat de binnenstad voor een groot deel in de potentiële wateroverlastzone ligt. Aangezien de gehele binnenstad echter boven 2 m +NAP ligt blijkt dit echter niet het geval te zijn en is de potentiële wateroverlastzone in de binnenstad geen item (maaiveldbestand provincie Gelderland, 2007).
- afkoppelen van verhard oppervlak
In de huidige situatie ligt in de binnenstad van Harderwijk een gemengd rioolstelsel. Er is geen ruimte om bergings- en infiltratievoorzieningen aan te leggen in openbaar gebied. Om geen postzegeloplossingen te creëren, is er geen voornemen om particulier afkoppelen in de binnenstad te stimuleren.
De bestaande situatie wijzigt met betrekking tot het wateraspect niet. Het plan heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
5.4 Parkeren
In het plangebied wordt de bouw van een paviljoen met een horecafunctie mogelijk gemaakt. Dit paviljoen wordt, naast het vergroten van de verblijfsfunctie in het Hortuspark, vooral gebouwd ter compensatie van het verlies aan vloeroppervlak van de huidige horecagelegenheid aan de Markt 7. Door het realiseren van een passage tussen de Markt en het Hortuspark is er namelijk vloeroppervlak verloren gegaan.
Doordat er eigenlijk geen daadwerkelijke uitbreiding plaatsvindt van de oppervlakte aan horecagelegenheid, maar eerder een gedeeltelijke verplaatsing, zal de behoefte aan parkeergelegenheid ook niet noemenswaardig toenemen. Bovendien kunnen de bezoekers gebruik maken van de openbare parkeervoorzieningen in de directe omgeving van de binnenstad, zoals dat gebruikelijk is voor alle voorzieningen in de binnenstad. Er zullen geen specifieke parkeervoorzieningen voor het paviljoen worden gerealiseerd.
5.5 Milieu
5.5.1 Geluid
De Wet geluidhinder bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder. De Wet geluidhinder richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving. De Wet geluidhinder is vaak gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen met betrekking op geluidgevoelige bestemmingen moet worden voldaan aan de normen uit de Wet geluidhinder. Deze normen gelden voor bestaande en nieuwe situaties. Rond gezoneerde industrieterreinen, spoorwegen en wegen zijn in de Wet geluidhinder akoestische aandachtsgebieden vastgelegd, zogenaamde zones.
De Wet milieubeheer richt zich op bedrijven. In de Wet milieubeheer is geregeld onder welk vergunningenregime een bedrijf valt. Dit is nader uitgewerkt en geregeld in het Besluit algemene
regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Het besluit kent drie typen bedrijven: A, B en C.
Voor de binnenstad van Harderwijk is in 2003 door de gemeenteraad de geluidsnota binnenstad gemeente Harderwijk vastgesteld. In deze nota is de binnenstad opgedeeld in 2 gebieden met een eigen gebiedsgrenswaarde. Dit is het feitelijke plafond voor het gehele gebied. Door deze methode hoeft niet meer voor elke vergunning of handhavingzaak beoordeeld te worden welke normering moet worden gehanteerd. Ook zijn in de nota de normeringen opgenomen voor evenementen.
Met betrekking tot geluidhinder vanwege het paviljoen met bijbehorend terras naar de omgeving toe, moet opgemerkt worden dat de wijziging een beperkte verplaatsing van een bestaand terras betreft. De geluiduitstraling verandert hierdoor niet. De geluidvoorschriften uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer blijven ook in de nieuwe situatie van kracht. Deze bieden voldoende bescherming om de leefomgeving voor omliggende geluidgevoelige bestemmingen te beschermen.
5.5.2 Geur
Het uitgangspunt is dat de voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot geuroverlast bij milieugevoelige functies in de omgeving. Geurproblematiek is niet aan de orde binnen de plangrenzen.
Met betrekking tot geur zijn er geen belemmeringen ten aanzien van ontwikkelingen in het plangebied.
5.5.3 Luchtkwaliteit
Inleiding
In de Wet milieubeheer (Wm) zijn normen (grenswaarden en plandrempels) vastgesteld voor onder andere de concentraties zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (fijn stof (PM10)), koolmonoxide (CO) en benzeen (C6H6) in de lucht. Deze normen zijn gebaseerd op waarden die zijn opgenomen in de diverse richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.
Wet milieubeheer, hoofdstuk 5
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer wordt gestreefd naar meer flexibiliteit als het gaat om de koppeling van luchtkwaliteitseisen en ruimtelijke ontwikkelingen. Deze flexibiliteit is met name terug te vinden in een verdeling in projecten die wel of niet In Betekenende Mate (IBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Projecten die meer dan 3% bijdragen aan de luchtkwaliteit zijn opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) waarin afspraken staan over een pakket aan maatregelen.
Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen
In het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen is opgenomen dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen geen kwetsbare groepen binnen 300 meter van een rijksweg of 50 meter van een provinciale weg geplaatst mogen worden wanneer de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden overschreden. Tevens moet er terughoudend worden omgegaan wanneer de grenswaarden niet overschreden worden.
Harderwijk heeft dit besluit aangescherpt door binnen 50 meter van zowel provinciale als de rijksweg geen nieuwe scholen (basisonderwijs, voorgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen), kinderdagverblijven, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen te bouwen (ongeacht of de grenswaarden wel of niet worden overschreden). Voor de contour van 50 tot 300 meter van de rijksweg moeten er zwaarwegende financiële, landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige of vervoerskundige redenen zijn om deze functies binnen de contour te plaatsen.
In het plangebied wordt geen gevoelige bestemming mogelijk gemaakt. Bovendien ligt in de directe nabijheid van het plangebied geen provinciale wegen of een rijksweg met bijbehorende contouren. De luchtkwaliteit zal dan ook niet "in betekenende mate" verslechteren.
Met betrekking tot luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen ten aanzien van ontwikkelingen in het plangebied.
5.5.4 Bodemkwaliteit
Inleiding
Bij bouwaanvragen vindt er een bodemtoets plaats die aangeeft of er milieuhygiënische bezwaren zijn tegen de voorgenomen bouw. Het bodemonderzoek wordt getoetst aan de geldende normen en er wordt gekeken of de milieuhygiënische bodemkwaliteit volstaat voor de voorgenomen bouwwerkzaamheden. In het Hortuspark zijn in het verleden een paar bodemonderzoeken uitgevoerd, het gehele Hortuspark is op de een of andere manier ooit onderzocht. Voor het voorliggende plangebied is nog een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1).
Uit deze onderzoeken blijkt dat de bodemgesteldheid geschikt is voor het huidige en toekomstige gebruik. Bij nieuwbouw moet wel aan de wettelijke normen worden voldaan. Er is echter een aantal opmerkingen te maken.
Lood
In de onderzoeken komt een aan puin relateerde verontreiniging met lood voor. Het betreft een ernstig geval van bodemverontreiniging (>25 m3). Er zijn op basis van Sanscrit geen onaanvaardbare humane, ecologische blootstellingrisico’s en onaanvaardbare verspreidingsrisico’s te verwachten.
Echter de gehele omvang van de verontreinigingsituatie (gehele Hortuspark) is nog niet geheel in kaart gebracht. Het gedeelte binnen het voorliggende plangebied is wel volledig in kaart gebracht.
Asbest
In het plangebied is in één boring op een diepte van 1,80 m -mv asbest aangetoond welke vermoedelijk van een asbestcement leiding is geweest. Op de asbestkansenkaart staat het Hortuspark aangemerkt als een kleine kans op asbest. Er moet bij werkzaamheden dus gelet worden op de mogelijke aanwezigheid van asbest.
Ontwikkeling
Gelet op de toekomstige inrichting alsmede het benodigd grondverzet zal een saneringsplan ingediend dienen te worden bij het bevoegd gezag. Gelet op het karakter van de sanering kan volstaan worden met het indienen van een BUS-melding conform het Besluit Uniforme Sanering.
Indien bij de nieuwbouw gronden moeten worden ontgraven moet rekening worden gehouden met het feit dat de vrijkomende grond niet schoon is en dat deze grond niet zonder meer elders kan worden toegepast.
5.5.5 Externe veiligheid
Inleiding
Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld ammoniak en LPG) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving omdat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten nodig zijn.
Externe veiligheid kent twee belangrijke toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering en zijn niet effectgericht. Dat betekent dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen merkbaar zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Bedrijven
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn risiconormen opgenomen voor bedrijven met gevaarlijke stoffen voor een aangewezen groep bedrijven. Deze risiconormen gelden zowel voor besluiten conform de Wet milieubeheer als de Wet ruimtelijke ordening. Bij het Bevi hoort de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), de Revi regelt de uitvoering van het Bevi.
In het Bevi zijn twee veiligheidsnormen voor de omgeving van risicobronnen opgenomen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico van 10-6 jaar (een kans van 1 op een miljoen per jaar) is voor kwetsbare objecten een grenswaarde en voor beperkt kwetsbare objecten een richtwaarde. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar een verantwoordingsplicht. Het Bevi is slechts van toepassing op specifiek in het besluit aangewezen categorieën van bedrijven.
In of nabij het plangebied liggen geen bedrijven die onder het Bevi vallen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen uit 2004 van toepassing. Het regime voor de toepassing
van de circulaire is vergelijkbaar met het Bevi. Dat geldt met name voor de normen voor het plaatsgebonden risico en de afweging van het groepsrisico (inclusief zelfredzaamheid en hulpverlening) en de lijst van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De circulaire is een voorbode van wettelijke risiconormering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De circulaire schrijft geen vaste veiligheidsafstanden voor. De afstanden zijn afhankelijk van de aard en hoeveelheid van de vervoerde gevaarlijke stoffen.
In Harderwijk liggen drie transportroutes waar gevaarlijke stoffen over worden vervoerd die risico's opleveren: de A28, de N302 en de spoorlijn. De overige wegen leveren geen relevante risico's op. De aard en hoeveelheid gevaarlijke stoffen die over de randmeren worden vervoerd leveren ook geen relevante risico's op voor Harderwijk.
In het plangebied of in de directe nabijheid daarvan liggen geen transportroutes met bijbehorend invloedsgebied.
Buisleidingen
Voor buisleidingen gelden twee circulaires: de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen uit 1984 en de Circulaire zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie uit 1991.
In de gemeente Harderwijk ligt een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie. De aardgasleidingen van de Nuon zijn geen hogedruk leidingen en voor externe veiligheid niet relevant. Transportleidingen voor brandbare vloeistoffen liggen niet in de gemeente Harderwijk.
De aardgastransportleiding heeft een bijbehorend invloedsgebied. Belangrijk hierbij is dat een invloedsgebied rond een hogedruk aardgastransportleiding geen formeel vastgestelde zone is, maar een regionaal afgesproken zone.
De hogedruk aardgastransportleiding met bijbehorend invloedsgebied van de Gasunie ligt niet in het plangebied of in de directe nabijheid daarvan.
5.5.6 Klimaat en energie
Om de klimaatverandering tegen te gaan heeft het Rijk ingezet op een energiebesparing van 2% per jaar. Daarnaast moet 20% van de gebruikte energie in 2020 duurzaam zijn en zal de uitstoot van broeikasgassen gereduceerd moeten zijn met 30% (ten opzichte van 1990). Om dit structureel te bereiken zetten gemeenten, provincies en Rijk zich in op verschillende vlakken.
De gemeente Harderwijk heeft zich aan deze doelstellingen gecommitteerd en heeft in het milieubeleidsplan beleidsdoelen opgenomen om de leefomgeving klimaatbestendig te maken. Met behulp van 6 thema's waaronder woningbouw moet een bijdrage geleverd worden. Om innovatie te stimuleren wordt landelijk de EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) voor nieuwe woningen aangescherpt. Anticiperend op het landelijk beleid zal binnen de gemeente Harderwijk de EPC ten
opzichte van het vigerende bouwbesluit met 10% verlaagd worden.
5.6 Flora En Fauna
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.
Soortbescherming
Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
Zorgplicht
De zorgplicht Flora- en faunawet is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien.
Ecologisch onderzoek
In 2004 heeft de KNNV afdeling Noord-West Veluwe op de muur de zeldzame Muurbloem (Erysimum cheiri) waargenomen. Het betreft een soort die op de Rode Lijst is opgenomen in de categorie ‘Ernstig Bedreigd’. Landelijk zijn nog slechts zes groeiplaatsen bekend die als wild te boek staan. De groeiplaats in Harderwijk wordt volgens het onderzoek door Te Linde & Van den Berg in 2010 naar muurplanten in Gelderland al in 1781 beschreven door De Gorter en heeft als zodanig ook historische waarde. Mogelijk heeft de vestiging op de kloostermuur een oorsprong in de historisch aanwezigheid van de Hortus Botanicus van de Universiteit van Harderwijk.
De soort is bovendien beschermd in de Flora- en Faunawet en is opgenomen in tabel 2. Activiteiten die schade aan deze soort kunnen toebrengen zijn daardoor niet toegestaan, of anders ontheffingsplichtig.
EcoGroen Advies heeft in augustus 2010 onderzoek uitgevoerd om inzichtelijk te krijgen hoeveel exemplaren van Muurbloem aanwezig zijn en op welke delen van de muur. Daarnaast is onderzocht hoe de voorgestelde ruimtelijke ontwikkelingen (restauratie, paviljoen met terras) moeten worden uitgevoerd om schade aan de soort te voorkomen. Tot slot richt het onderzoek zich behalve op de Muurbloem ook op eventueel andere aanwezige beschermde soorten, zoals andere flora en broedvogels.
Muurbloem
Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat op de oostzijde van de kloostermuur drie bloeiende exemplaren van de Muurbloem zijn aangetroffen. Andere beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen. Voorafgaand aan het veldonderzoek werd verwacht dat er meer en grotere groeiplaatsen van Muurbloem zouden worden aangetroffen, maar deze zijn reeds door de destijds woekerende klimop verdrongen.
In het onderzoek worden noodzakelijke maatregelen beschreven, zodat de restauratie van de muur en de aanleg van het paviljoen met terras kunnen worden uitgevoerd, zonder dat er schade aan Muurbloem optreed. Deze maatregelen zijn als volgt:
- klimop en strooisel verwijderen;
- rustperiode van de muur;
- speciale maatregelen met betrekking tot restauratie van de kloostermuur;
- voorwaarden met betrekking tot de aanleg van het terras;
- zaad verzamelen van de 3 resterende planten en terug planten op de muur.
Aangezien nog niet duidelijk is hoe de Muurbloem zich zal herstellen kan nog niet precies worden vastgesteld hoe de restauratie zal verlopen. Men is wettelijk verplicht om schade aan de Muurbloem door de restauratie te voorkomen. Mocht schade onvermijdelijk lijken, dan is een ontheffing van de Flora- en Faunawet noodzakelijk die vermoedelijk niet verleend zal worden. Er zal te zijner tijd een ecologisch werkprotocol opgesteld worden waarmee de restauratie zorgvuldig kan worden afgewikkeld.
Broedvogels
Tijdens de inspectie van de Klimop op de muur zijn enkele oude nesten van Merel aangetroffen. Er zijn geen bewoonde nesten aangetroffen, maar vestiging van nesten van onder andere Merel en Huismus in de periode na het veldonderzoek is niet uitgesloten. Door de klimop buiten het broedseizoen te verwijderen, wordt directe schade aan broedende vogels voorkomen.
Aangezien nesten van Huismus jaarrond beschermd zijn dienen er mitigerende maatregelen te worden genomen, in de vorm van het aanbieden van vervangende broedplaatsen.
Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar het onderzoek in bijlage 2.
5.7 Economische Uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.
De kosten voor de passage en de planontwikkeling worden door gemeente betaald. Hiervoor is door de gemeenteraad budget vrijgemaakt. Het paviljoen zelf wordt door de eigenaar van Markt 7 gerealiseerd en bekostigd. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening is ten aanzien van dit bestemmingsplan niet van toepassing. De gemeenteraad zal dan ook geen exploitatieplan vaststellen.
Met betrekking tot de mogelijkheid van planschade kan geconcludeerd worden dat er geen planschade is. De gronden waarop het paviljoen wordt gerealiseerd zijn nu in gemeentelijk eigendom en zullen verkocht worden aan de eigenaar van het pand Markt 7.
Bovendien is de mogelijkheid voor het realiseren van een serre in het Hortuspark al opgenomen in het bestemmingsplan Binnenstad. De destijds beoogde oppervlakte van 50 m2 blijft gelijk en de maximale bouwhoogte wordt zelfs lager, namelijk maximaal 4 meter. Alleen de locatie wijzigt iets ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Doordat het paviljoen niet meer direct tegen de monumentale kloostermuur wordt gebouwd, wordt er geen afbreuk gedaan aan dit rijksmonument en de op deze muur aanwezige zeldzame Muurbloem.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In dit onderdeel van de toelichting wordt aangegeven hoe de voorgenomen ontwikkeling is vertaald naar een planologisch-juridische regeling. Er is gekozen voor een zogenaamd gedetailleerd bestemmingsplan. Dit betekent dat de te bestemmen functies expliciet worden aangegeven. Dit bestemmingsplan geeft de planologisch-juridische randvoorwaarden voor het realiseren van het paviljoen en het gebruik van aansluitende gronden.
Op de verbeelding worden bestemmingen aangegeven. In de regels wordt per bestemming aangegeven hoe de gronden mogen worden gebruikt en hoe de gronden mogen worden bebouwd. Voor de wijze van bestemmen is aangesloten bij het bestemmingsplan Binnenstad en bij de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2010-04. Ook wordt in dit plan aangesloten bij de meest recente uitgave Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen, kortweg SVBP (2008).
6.2 Artikelsgewijze Toelichting
De regels in dit bestemmingsplan zijn samengesteld vanuit diverse bronnen. Als vertrekpunt is de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2011-06 gehanteerd. Voor de inhoud van de horecabestemming is aangesloten bij het bestemmingsplan Binnenstad.
Horeca (artikel 3)
De gronden hebben de bestemming 'Horeca' gekregen. De gronden met deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden voor horecabedrijven in de categorie B1. Dit zijn bedrijven die hoofdzakelijk etenswaren bereiden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit de verstrekking van alcoholische en/of niet alcoholische dranken. De maximale bouwhoogte van het paviljoen mag niet meer bedragen dan 4 meter.
Groen (artikel 4)
Deze bestemming regelt het gebruik van de gronden die direct aansluiten aan het paviljoen. In het bestemmingsplan Binnenstad was aansluitend aan de muur nog een bouwvlak voor een serre opgenomen. Omdat dit bouwvlak nu komt te vervallen is ter plaatse de bestemming 'Groen' opgenomen. Het artikel maakt een breed gebruik van de bestemming 'Groen' mogelijk. Binnen deze bestemming mogen in principe alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van 4 meter worden gebouwd. (Voor de uitzonderingen zie de algemene afwijkingsregels.)
Er is geen specifieke regeling voor de plaatsing van parasols op terrassen opgenomen, zoals in het bestemmingsplan Binnenstad wel is gedaan. De reden hiervoor is dat we de plaatsing van terrassen bij de tegen de monumentale kloostermuur gelegen groenbestemming in dit bestemmingsplan niet wenselijk vinden. Op de gronden ten zuiden van het paviljoen mogen parasols conform de vigerende regeling worden gerealiseerd. Deze gronden vallen namelijk buiten het voorliggende plangebied. Dit houdt in dat parasols geen grotere hoogte en/of grotere diameter dan 4 meter mogen hebben. Daarnaast mag ten hoogste 25% van het terras worden bedekt met parasols.
Waarde - Archeologie (artikel 5)
Voor de bescherming van mogelijk archeologische waarden in het plangebied is deze dubbelbestemming opgenomen. Het betreft de gebieden die op de Archeologische Verwachtingskaart en aangeduid zijn als archeologisch waardevol gebied. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij gebieden groter dan 30 m².
Waarde - Cultuurhistorie (artikel 6)
Omdat het plangebied ligt binnen het Beschermd Stadsgezicht van Harderwijk hebben de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen. De gronden zijn naast respectievelijk de bestemmingen 'Horeca' en 'Groen' tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van het cultuurhistorische karakter van de binnenstad. Op of in deze gronden mogen, buiten de bebouwing die is toegestaan binnen deze bestemmingen, geen bouwwerken worden gebouwd.
Anti-dubbeltelregel (artikel 7)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van bebouwing te voorkomen. Dit zou zich kunnen voordoen wanneer een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van het maximale bebouwingspercentage was betrokken opnieuw bij zo'n berekening, maar nu ten behoeve van een ander bouwperceel, wordt betrokken.
Algemene afwijkingsregels (artikel 8)
Op basis van artikel 3.6 Wro is aan burgemeester en wethouders een ontheffingsbevoegdheid toegekend voor een aantal met name genoemde vrijstellingen.
Wanneer de verbeelding licht afwijkt van de werkelijke afmetingen in het terrein kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het plan. De regeling geeft de voorwaarden aan waaronder een dergelijke ontheffing kan worden verleend.
Ook afwijkingen (maximaal 10%) van de in de planregels opgenomen of op de verbeelding aangegeven afmetingen kunnen met behulp van deze algemene ontheffingregel mogelijk worden gemaakt. Deze ontheffing geldt niet voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen.
Overgangs- en slotregels (artikelen 9 en 10)
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een algemeen geldende regeling opgesteld, die in elk bestemmingsplan moet worden opgenomen. Gekozen is voor een regeling in een aantal standaardbepalingen. De eerste standaardbepaling heeft betrekking op het overgangsrecht ten aanzien van bouwmogelijkheden, de tweede op het overgangsrecht ten aanzien van (andere) gebruiksmogelijkheden van de grond (gebruik in enge zin). Deze onderscheiding is klassiek binnen het ruimtelijk bestuursrecht. Gekozen is voor een zo min mogelijk uiteenlopende aanpak van beide onderdelen van het overgangsrecht in bestemmingsplannen, ten aanzien van de peildatum. Dat is het tijdstip dat als ijkpunt wordt aangehouden bij de vaststelling van de feitelijke en juridische situatie waarvan zal worden uitgegaan bij het vaststellen van de uit het overgangsrecht ten aanzien daarvan voortvloeiende rechten en verplichtingen. In beide artikelen is als peildatum gekozen voor het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarvoor het overgangsrecht geldt. Voor een verdere interpretatie van het overgangsrecht wordt verwezen naar de Memorie van toelichting bij het Bro.
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
7.1 Inspraak
Hoofdregel uit de Inspraakverordening Harderwijk 2007 is dat elk bestuursorgaan over zijn eigen bevoegdheden besluit of al of niet inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid. Dit betekent dat ook ten aanzien van een bestemmingsplan een besluit moet worden genomen over het al of niet toepassen van inspraak. In een aantal gevallen hoeft geen inspraak plaats te vinden, bijvoorbeeld over bestemmingsplannen die betrekking hebben op een zeer beperkt grondgebied (de zogenaamde postzegelplannetjes). Het onderhavige bestemmingsplan is aan te merken als een postzegelplan.
7.2 Vooroverleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Tegelijkertijd is het bestemmingsplan voorgelegd aan andere relevante instanties. De resultaten hiervan worden in deze paragraaf weergegeven.
Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de volgende instanties:
- VROM-Inspectie;
- Provinciaal Bestuur Gelderland;
- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
- Waterschap Veluwe;
- Kamer van Koophandel en Fabrieken;
- Bedrijvenkring Harderwijk;
- Oudheidkundige Vereniging Herderewich;
- Bond Heemschut;
- Belangenvereniging bewoners Binnenstad;
- Winkeliersvereniging Binnenstad;
- Ondernemersvereniging Binnenstad;
- Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Harderwijk;
- Gemeentelijke Monumentencommissie;
- Commandant Brandweer;
- Politie District Noord-West Veluwe.
Er zijn reacties ontvangen van de VROM-Inspectie en Waterschap Veluwe. Zij gaven allebei aan geen op- en/of aanmerkingen te hebben op het bestemmingsplan. Deze reacties zijn voor kennisgeving aangenomen. Het bestemmingsplan is dan ook niet gewijzigd. Van de overige aangeschreven instanties is geen reactie ontvangen.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
A Logiesverstrekking
A1 Pension/stadslogement
Hoofdzakelijk: gelegenheid tot overnachting.
Nevenactiviteit: bereiding van etenswaren voor consumptie ter plaatse en verstrekking van alcoholische en/of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, uitsluitend ten behoeve van gasten die ter plaatse overnachten.
A2 Hotel
Hoofdzakelijk: gelegenheid tot overnachting.
Nevenactiviteit: bereiding van etenswaren voor consumptie ter plaatse en verstrekking van alcoholische en/of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, ten behoeve van gasten die ter plaatse overnachten alsmede ten behoeve van bezoekend publiek.
B Horeca, uitgezonderd logiesverstrekking
Categorie 1
Hoofdzakelijk: bereiding etenswaren voor consumptie ter plaatse.
Nevenactiviteit: verstrekking van alcoholische en/of niet-alcoholische dranken.
Categorie 2
hoofdzakelijk: bereiding van etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse en dan of niet in combinatie met categorie 1-activiteiten.
Nevenactiviteit: verstrekking van zwak- en/of niet-alcoholische dranken.
Categorie 3
Hoofdzakelijk: verstrekking van alcoholische en/of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en al dan niet in combinatie met categorie 2-activiteiten.
Nevenactiviteit: verstrekking van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
Categorie 4
Hoofdzakelijk: verstrekking van alcoholische en/of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse in combinatie met het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen en al dan niet in combinatie met categorie 3-activiteiten.